Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2512(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0017/2012

Debatten :

Stemmingen :

PV 02/02/2012 - 12.8
CRE 02/02/2012 - 12.8

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0024

Aangenomen teksten
PDF 124kWORD 42k
Donderdag 2 februari 2012 - Brussel
Iran en zijn nucleaire programma
P7_TA(2012)0024RC-B7-0017/2012

Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012 over Iran en zijn nucleaire programma

Het Europees Parlement,

–  gezien zijn eerdere resoluties over Iran,

–  gezien de verklaring van 22 januari 2011 van de hoge vertegenwoordiger van de EU namens de E3+3-landen naar aanleiding van de besprekingen met Iran in Istanbul op 21 en 22 januari 2011,

–  gezien de brief van 21 oktober 2011 van de hoge vertegenwoordiger van de EU aan Saeed Jalili, secretaris van de Hoge Raad voor de nationale veiligheid van de Islamitische Republiek Iran,

–  gezien het rapport van de directeur-generaal van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) van 8 november 2011 over de tenuitvoerlegging van de waarborgovereenkomst van het NPV en de desbetreffende bepalingen van de resoluties van de VN-Veiligheidsraad in de Islamitische Republiek Iran,

–  gezien de resolutie van de raad van bestuur van het IAEA van 18 november 2011,

–  gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de EU van 18 november 2011 over de resolutie van de raad van bestuur van het IAEA,

–  gezien de verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de EU van 29 november 2011 over de bestorming en plundering van de Britse ambassade te Teheran,

–  gezien de conclusies van de Europese Raad van 9 december 2011,

–  gezien de conclusies van de Raad van 14 november 2011, 1 december 2011 en 23 januari 2012 over Iran,

–  gezien de toezeggingen van Iran in het kader van het Verdrag ter voorkoming van de verspreiding van kernwapens (non-proliferatieverdrag, NPV), en gezien het feit dat alle landen die partij zijn bij het NPV al hun verplichtingen volledig moeten nakomen, maar ook het recht hebben om overeenkomstig artikel I en II van het NPV voor vreedzame doeleinden en zonder discriminatie onderzoek te doen naar kernenergie en kernenergie te produceren en te gebruiken,

–  gezien de aanbeveling van zijn Commissie buitenlandse zaken aan de Raad betreffende een consistent beleid ten aanzien van regimes waartegen de EU restrictieve maatregelen hanteert, wanneer hun leiders binnen de grenzen van de EU gebruik maken van hun persoonlijke en commerciële belangen,

–  gezien artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Iran met de ratificatie van het NPV het bezit van kernwapens heeft afgezworen en wettelijk verplicht is om al zijn nucleaire activiteiten en kernmateriaal te melden bij en onder toezicht te stellen van het IAEA;

B.  overwegende dat Iran nog altijd moet voldoen aan zijn verplichtingen in het kader van alle desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, waarvan resolutie 1929 (2010) de meest recente is, en aan alle eisen van de raad van bestuur van het IAEA, die neerkomen op onbeperkte en onvoorwaardelijke toegang van het agentschap tot alle locaties, al het materiaal, alle mensen en documenten, zodat het Iraanse kernprogramma werkelijk kan worden gecontroleerd en het IAEA zijn rol als nucleaire toezichthouder kan vervullen;

C.   overwegende dat in het IAEA-rapport van november 2011 „ernstige bezorgdheid wordt geuit ten aanzien van de mogelijke militaire dimensies van het kernprogramma van Iran”, aangezien „bepaalde activiteiten” die „van belang zijn voor de ontwikkeling van een nucleair explosief” „wellicht nog worden voortgezet”;

D.  overwegende dat de Iraanse vicepresident, Reza Rahimi, op 27 december 2011 heeft gedreigd de Straat van Hormuz met militaire middelen af te sluiten als er sancties worden uitgevaardigd tegen de olie-export van Iran; overwegende dat er in antwoord op deze dreiging extra Europese en Amerikaanse marine-eenheden zijn ingezet, en de strijdkrachten overal in de regio in hoge staat van paraatheid zijn gebracht;

E.  overwegende dat Iran heimelijk een verrijkingsinstallatie in Fordow nabij Qom heeft gebouwd en dit pas lang na het begin van de bouw bij de IAEA heeft gemeld, waarmee het zijn verplichtingen uit hoofde van het NPV niet is nagekomen; overwegende dat een dergelijke heimelijke aanpak het vertrouwen in de Iraanse garanties over het louter civiele karakter van zijn kernprogramma verder ondermijnt;

F.  overwegende dat de Turkse minister van Buitenlandse Zaken, Ahmet Davutoğlu, op 5 januari 2012 een uitnodiging van de hoge vertegenwoordiger van de EU om de nucleaire gesprekken met de E3+3 te hervatten, aan Iran heeft overgebracht; overwegende dat de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, Ali Akbar Salehi, tijdens het bezoek van de Turkse minister van Buitenlandse Zaken heeft verklaard dat Iran bereid is de gesprekken te hervatten;

G.  overwegende dat de EU-ministers van Buitenlandse Zaken hebben besloten tot bijkomende restrictieve maatregelen tegen Iran in de energiesector, inclusief een gefaseerd embargo op de invoer van Iraanse aardolie in de EU, in de financiële sector, onder meer tegen de Centrale Bank van Iran, en in de vervoerssector, alsook tot verdere uitvoerbeperkingen, met name wat betreft goud en gevoelige goederen en technologie voor tweeërlei gebruik, en tot toevoeging van verdere personen en entiteiten op de EU-lijst, waaronder verscheidene die onder zeggenschap van het Korps van de Islamitische Revolutionaire Garde (IRGC) staan;

H.   overwegende dat de Raad nogmaals heeft bevestigd zich in te zetten voor een diplomatieke oplossing van het Iraanse nucleaire probleem overeenkomstig de tweesporenaanpak;

I.   overwegende dat de Raad opnieuw heeft bevestigd dat de EU blijft streven naar een alomvattende regeling op lange termijn die internationaal vertrouwen wekt in het uitsluitend vreedzame karakter van het nucleaire programma van Iran en tegelijk het legitieme recht van Iran op vreedzaam gebruik van kernenergie overeenkomstig het NPV eerbiedigt;

1.  herhaalt dat het proliferatiegevaar in verband met het Iraanse nucleaire programma nog steeds een bron is van grote bezorgdheid voor de EU, en is diep verontrust over de volgens het IAEA-verslag plausibele informatie die „erop wijst dat Iran activiteiten heeft ontplooid die van belang zijn voor de ontwikkeling van een nucleair explosief”;

2.  betreurt ten zeerste de opvoering van de verrijkingsactiviteiten van Iran in weerwil van zes resoluties van de VN-Veiligheidsraad en elf resoluties van de raad van bestuur van het IAEA, hetgeen blijkt uit de onlangs begonnen werkzaamheden in verband met uraniumverrijking tot 20% in de ondergrondse faciliteit in Fordow nabij Qom;

3.  herhaalt zijn verzoek aan Iran om de ontwikkeling van verrijkingstechnologie stop te zetten die veel verder gaat dan wat nodig is om de brandstofvoorziening voor civiele doeleinden te waarborgen en de internationale bezorgdheid over clandestiene militaire bedoelingen negeert;

4.  onderschrijft de door de Raad aangenomen bijkomende restrictieve maatregelen tegen Iran in zowel de energie- als de financiële sector, alsook de extra sancties tegen personen en entiteiten, waaronder verscheidene die onder zeggenschap van het Korps van de Islamitische Revolutionaire Garde (IRGC) staan; erkent dat sancties en diplomatieke maatregelen kunnen helpen om de Iraanse regering de VN-resoluties te doen aanvaarden en eerbiedigen en zo een verdere escalatie te voorkomen; merkt op dat de sancties geen doel op zich zijn en dat de sancties van de EU tegen Iran tot dusverre het beoogde doel niet hebben bereikt;

5.   herhaalt het standpunt dat de EU al lang inneemt, namelijk dat de openstaande kwesties met betrekking tot het Iraanse kernprogramma vreedzaam moeten worden opgelost en dat er geen militaire oplossing voor het conflict bestaat;

6.  wijst erop dat het embargo op de uitvoer van Iraanse aardolie naar de EU gefaseerd zal gelden, en dat reeds afgesloten contracten nog tot 1 juli 2012 kunnen worden nagekomen; vraagt de Raad te beslissen over de maatregelen die nodig zijn om de consequenties van het embargo voor de verschillende lidstaten op te vangen;

7.  dringt erop aan alleen sancties of restrictieve maatregelen toe te passen die gericht zijn op en in verhouding staan tot het nagestreefde doel, en tot doel hebben pressie uit te oefenen hoofdzakelijk op de verantwoordelijke kopstukken van repressieve of misdadige regimes en de verantwoordelijke niet-gouvernementele actoren van mislukte staten, en daarbij de negatieve gevolgen voor de burgerbevolking, met name de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, zoveel mogelijk te beperken;

8.  steunt de Raad in zijn streven naar een diplomatieke oplossing voor de Iraanse nucleaire kwestie volgens de tweesporenbenadering, en de doelstelling van de EU om tot een alomvattende regeling te komen voor de lange termijn; roept de Iraanse autoriteiten op positief te reageren op het aanbod van inhoudelijke onderhandelingen, zoals vervat in de brief van de hoge vertegenwoordiger van de EU van 21 oktober 2011, door duidelijke bereidheid te tonen om vertrouwenwekkende maatregelen te entameren en - zonder voorwaarden vooraf - zinvolle gesprekken te beginnen om de bestaande zorgen omtrent de nucleaire kwestie serieus te bespreken;

9.  dringt er bij de Iraanse autoriteiten nogmaals op aan de verplichtingen van Iran in het kader van het NPV na te komen; dringt er bij de regering en het parlement van Iran op aan het Aanvullend Protocol te ratificeren en ten uitvoer te leggen en de bepalingen van de alomvattende waarborgovereenkomst (Comprehensive Safeguard Agreement) volledig te implementeren;

10.  juicht het toe dat Iran ermee heeft ingestemd een hoge IAEA-delegatie voor inspecties onder leiding van plaatsvervangend directeur-generaal Herman Nackaerts van 29 tot 31 januari 2012 te ontvangen;

11.  dringt er met klem op aan dat Iran ten volle met het IAEA samenwerkt bij alle openstaande kwesties, met name waar deze aanleiding geven tot bezorgdheid over de mogelijke militaire dimensies van het Iraanse kernprogramma, onder meer door onverwijld volledige en onvoorwaardelijke toegang te verlenen tot alle locaties, uitrusting, personen en documenten waarom het IAEA verzoekt, en geen bezwaar maakt tegen de benoeming van inspecteurs; benadrukt dat het belangrijk is te waarborgen dat het IAEA over alle nodige middelen en het gezag beschikt om zijn werkzaamheden in Iran te verrichten;

12.  ondersteunt de inspanningen van het IAEA om toezicht te houden op het Iraanse nucleaire programma om de internationale gemeenschap een nauwkeurig beeld van de situatie te geven;

13.  onderkent dat de dialoog en de samenwerking met Turkije een belangrijke rol kunnen spelen bij het bereiken van een regeling;

14.  spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de Iraanse dreiging met afsluiting van de Straat van Hormuz; dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan van een blokkade van de Straat van Hormuz af te zien; meent dat een dergelijke stap zou kunnen leiden tot een regionaal conflict en vergeldingsmaatregelen van de internationale gemeenschap zou kunnen uitlokken;

15.  betreurt de permanente weigering van China en Rusland in de VN-Veiligheidsraad om sancties tegen Iran te steunen; doet een beroep op Rusland om zijn hulp voor de nucleaire ontwikkeling in Iran te staken zolang Iran niet volledig aan zijn verplichtingen krachtens de desbetreffende VN-resoluties voldoet;

16.  spreekt zijn scherpe veroordeling uit over de bestorming van de Britse ambassade in Teheran op 29 november 2011; roept de Iraanse regering op zijn internationale verplichtingen, waaronder het verdrag van Wenen, na te leven en buitenlandse diplomaten en ambassades te beschermen;

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van Turkije, de regering en het parlement van de Volksrepubliek China, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de directeur-generaal van het IAEA, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en het kabinet van de hoogste leider en de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran.

Juridische mededeling - Privacybeleid