Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2011/2100(IMM)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0151/2012

Ingediende teksten :

A7-0151/2012

Debatten :

Stemmingen :

PV 10/05/2012 - 12.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0151

Aangenomen teksten
PDF 110kWORD 34k
Donderdag 10 mei 2012 - Brussel
Verzoek om verdediging van de parlementaire immuniteit van de heer Corneliu Vadim Tudor
P7_TA(2012)0151A7-0151/2012

Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verzoek om verdediging van de immuniteit en de voorrechten van Corneliu Vadim Tudor (2011/2100(IMM))

Het Europees Parlement,

–  gezien het verzoek van Corneliu Vadim Tudor van 14 april 2011 om verdediging van zijn immuniteit in het kader van een bij de openbaar aanklager van het Hooggerechtshof van cassatie en justitie van Roemenië aanhangig gemaakte procedure, waarvan op 9 mei 2011 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,

–  gezien het feit dat het Corneliu Vadim Tudor twee keer in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,

–  gezien de artikelen 8 en 9 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en gezien artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,

–  gezien de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 1964, 10 juli 1986, 15 en 21 oktober 2008, 19 maart 2010 en 6 september 2011(1),

–  gezien artikel 72 van de Roemeense grondwet,

–  gezien de brief van de ambassadeur van Roemenië aan de Europese Unie van 7 oktober 2011,

–  gezien artikel 6, lid 3, en artikel 7 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A7-0151/2012),

A.  overwegende dat Corneliu Vadim Tudor, lid van het Europees Parlement, heeft verzocht om verdediging van zijn parlementaire immuniteit in verband met de bij het Hooggerechtshof van cassatie en justitie van Roemenië lopende procedure;

B.  overwegende dat het verzoek van de heer Tudor betrekking heeft op een strafrechtelijke procedure waarin hij ervan wordt beschuldigd bij de ontruiming van het pand van de Partij Groot-Roemenië in Boekarest op 4 januari 2011 een gerechtsdeurwaarder en enkele politieagenten te hebben bedreigd, geweld jegens hen te hebben gebruikt, hen te hebben beledigd en zich aldus tegen de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing te hebben verzet;

C.  overwegende dat Corneliu Vadim Tudor in deze strafrechtelijke procedure wordt beschuldigd van niet-naleving van een rechterlijke beslissing en gedrag dat strijdig is met de goede zeden en bedreiging van de openbare orde en veiligheid;

D.  overwegende dat overeenkomstig artikel 8 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie tegen de leden van het Europees Parlement geen onderzoek kan worden ingesteld en zij evenmin kunnen worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht, en overwegende dat de leden overeenkomstig artikel 9 van dit Protocol op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten die aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun staat worden verleend;

E.  overwegende dat de heer Tudor in zijn brief verwijst naar beide artikelen 8 en 9 van het Protocol (oude artikelen 9 en 10); overwegende dat artikel 9 in het licht van artikel 72 van de Roemeense grondwet niet relevant is en dat zijn verzoek derhalve moet worden geacht louter gebaseerd te zijn op artikel 8;

F.  overwegende dat de voorzitter van de Commissie juridische zaken de Roemeense autoriteiten in een brief d.d. 8 juni 2011 heeft verzocht nadere details te verstrekken over de tegen de heer Tudor ingeleide procedure;

G.  overwegende dat de Roemeense autoriteiten in hun brief d.d. 7 oktober 2011 het volgende hebben verklaard: „Aangezien de heer Tudor niet van zijn vrijheid is beroofd, niet is aangehouden en niet aan doorzoeking is onderworpen, is toestemming van het Europees Parlement niet vereist. De bewuste feiten houden geen verband met de mening of stem die hij bij uitoefening van zijn ambt heeft uitgebracht, en er is evenmin sprake geweest van vrijheidsbeneming, aanhouding of doorzoeking. Daarom is geen verzoek ingediend om opheffing van de immuniteit van de heer Tudor”;

H.  overwegende dat de ontruiming van het pand van de Partij Groot-Roemenië en de omstandigheden die zich daarbij hebben voorgedaan inderdaad respectievelijk civiele en strafrechtelijke zaken zijn die niet rechtstreeks en duidelijk verband houden met de wijze waarop de heer Tudor zijn functie als lid van het Europees Parlement uitoefent;

I.  overwegende dat de heer Tudor geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om zijn verzoek tot verdediging van zijn immuniteit toe te lichten aan de bevoegde commissie, in het bijzonder in het licht van de brief van de Roemeense autoriteiten;

1.  besluit de immuniteit en de voorrechten van Corneliu Vadim Tudor niet te verdedigen;

2.  verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteit van Roemenië, alsmede aan Corneliu Vadim Tudor.

(1) Zaak 101/63 Wagner/Fohrmann en Krier, Jurispr. 1964, blz. 195, zaak 149/85 Wybot/Faure e.a., Jurispr.1986, blz. 2391, zaak T-345/05 Mote/Parlement, Jurispr. 2008, blz. II-2849, gevoegde zaken C-200/07 en C-201/07 Marra/De Gregorio en Clemente, Jurispr. 2008, blz. I-7929, zaak T-42/06 Gollnisch/Parlement, Jurispr. 2010, blz. II-1135 en zaak C-163/10 Patriciello (nog niet gepubliceerd in Jurisprudentie).

Juridische mededeling - Privacybeleid