Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen van de Europese Unie (2011/2232(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien het verslag van 14 november 2011 van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de follow-up van de kwijting voor het begrotingsjaar 2009 (COM(2011)0736) en de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2011)1350 en SEC(2011)1351),
– gezien de mededeling van 11 maart 2008 van de Commissie getiteld „Europese agentschappen – Verdere ontwikkelingen”, COM(2008)0135),
– gezien zijn resolutie van 10 mei 2011 over de kwijting 2009: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen van de EU(1),
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(2),
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, als bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 96,
– gezien speciaal verslag nr. 5/2008 van de Rekenkamer getiteld „Agentschappen van de Europese Unie: resultaten bereiken”,
– gezien de specifieke jaarverslagen(4) van de Rekenkamer over de jaarrekeningen van de gedecentraliseerde agentschappen voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien zijn studie „Opportunity and feasibility of establishing common support services for EU agencies” over de mogelijkheid en haalbaarheid van het opzetten van gemeenschappelijke ondersteunende diensten voor EU-agentschappen, die is uitgebracht op 7 april 2009,
– gezien zijn resolutie van 15 september 2011 over de inspanningen van de EU ter bestrijding van corruptie(5), zijn verklaring van 18 mei 2010 over de inspanningen van de Unie ter bestrijding van corruptie(6), en de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over corruptiebestrijding in de EU (COM(2011)0308),
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0103/2012),
A. overwegende dat deze resolutie voor elk orgaan in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 de horizontale op- en aanmerkingen bevat die zijn vervat in de kwijtingsbesluiten volgens artikel 96 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 en artikel 3 van bijlage VI bij zijn Reglement;
B. overwegende dat het aantal agentschappen het afgelopen decennium sterk is toegenomen, van 3 in 2000 tot 24 in 2010;
C. overwegende dat de besluiten over de oprichting en toewijzing van agentschappen die in de afgelopen jaren door de Raad zijn genomen tot hoge uitgaven en ondoelmatig functioneren van de betrokken agentschappen hebben geleid, aangezien zij niet zijn gebaseerd op overwegingen van doelmatigheid, hetgeen onder meer tot afgelegen en hogekostenplaatsen heeft geleid;
D. overwegende dat de begroting van de gedecentraliseerde agentschappen tussen 2007 en 2010 aanzienlijk is gestegen van EUR 1 055 000 000 (voor 21 agentschappen) tot EUR 1 658 000 000 (voor 24 agentschappen);
E. overwegende dat de bijdragen van de Unie aan de gedecentraliseerde agentschappen voor het begrotingsjaar 2010 meer dan EUR 620 000 000 bedroegen;
F. overwegende dat het Parlement, de Raad en de Commissie na de goedkeuring van de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie van 11 maart 2008 het project tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de agentschappen opnieuw hebben gelanceerd en in 2009 een interinstitutionele werkgroep voor de agentschappen hebben ingesteld;
G. overwegende dat deze interinstitutionele werkgroep op 13 december 2011 voor de zevende maal bijeen is gekomen op politiek niveau, waarbij de volgende punten zijn besproken: de criteria voor de oprichting van nieuwe agentschappen, de keuze van de zetel van de agentschappen en de overeenstemming hierover, de samenstelling van besturen, de benoemingsprocedure voor directeuren, de beoordeling en de prestaties, het meerjarig programma en de administratieve ondersteuning;
H. overwegende dat het speciaal verslag van de Rekenkamer over het vaststellen van kostenbenchmarks voor de agentschappen van de Europese Unie vóór eind 2011 zou verschijnen; voorts overwegende dat de Rekenkamer het Parlement bij schrijven van 15 februari 2012 een synthesedocument heeft doen toekomen met uittreksels van de gegevens voor de periode van 2008 tot en met 2010 betreffende de governancekosten, het financieel beheer en de operationele doelmatigheid van de agentschappen; overwegende dat de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit per brief van 18 april 2012 heeft laten weten dat ze niet voornemens is het speciaal verslag over het vaststellen van kostenbenchmarks voor de agentschappen van de Europese Unie op te stellen;
I.GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN FINANCIEEL BEHEER Beheer van begrotingsmiddelen (waaronder overdrachten en annuleringen)
1. verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie per agentschap over de totale jaarlijkse financiering uit de algemene begroting van de Unie te verstrekken; benadrukt dat het document de volgende informatie dient te bevatten:
–
de oorspronkelijke in de begroting voor het agentschap opgenomen bijdrage van de Unie,
–
het van de terugvordering van overschotten afkomstige bedrag,
–
de totale bijdrage van de Unie voor het agentschap,
–
het bedrag van de bijdrage van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA);
verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te verstrekken over, indien van toepassing, het niveau van door de agentschappen gegenereerde inkomsten en het niveau van de bijdragen van lidstaten en derden;
2. verzoekt de Commissie de in paragraaf 1 genoemde informatie voor het begrotingsjaar 2010 op vergelijkbare en transparante wijze ook voor de voorgaande begrotingsjaren te verstrekken ten einde het Parlement en het publiek in de gelegenheid te stellen de bijdrage van de Unie aan elk agentschap voor die periode te vergelijken; is van oordeel dat een en ander zal bijdragen tot duidelijkheid, transparantie en publieke controle op de besteding van EU-gelden;
3. dringt er bij de Commissie op aan om een einde te maken aan de stijgingen van de begrotingen van de agentschappen en zelfs een verlaging van de bijdrage van de Unie aan hun begrotingen in overweging te nemen; dringt er voorts bij de agentschappen op aan om hun exploitatie- en overheadkosten terug te dringen, onder andere door agentschappen met vergelijkbare of elkaar overlappende taken of met meerdere vestigingsplaatsen samen te voegen, en mechanismen in te stellen om de besteding van iedere euro zichtbaar en controleerbaar te maken en om aanzienlijk op EU-middelen te besparen;
4. dringt erop aan dat alle agentschappen gewijzigde begrotingen, overschrijvingen en overdrachten in hun verslag over de definitieve jaarrekening en in hun jaarverslag over het begrotings- en financieel beheer stelselmatig motiveren;
5. merkt op dat een aantal agentschappen problemen heeft met het tijdig uitgeven van hun begroting en dat middelen worden vastgelegd voor projecten die geen verband houden met het begrotingsjaar; is bezorgd over het feit dat aanzienlijke bedragen van de begroting aan het einde van het begrotingsjaar worden toegewezen; ziet dit als een mogelijk teken dat geldmiddelen van de Unie in sommige gevallen onnodig worden aangewend; verzoekt de Rekenkamer en in het bijzonder de agentschappen zelf om aanvullende informatie en verantwoording in de gevallen van CEDEFOP, CPVO, EFSA, EMSA, ENISA, ERA, Eurojust en FRA die meer dan 25% van hun begroting in de laatste twee maanden van 2010 hebben besteed, alsook in de gevallen van CEPOL, CPVO, Frontex en wederom EMSA, die continu hoge percentages van overdrachten vertonen die moeten worden geannuleerd;
6. is bezorgd over het feit dat in de gevallen van ECHA, ENISA, ERA, EUROFOUND, FRA, CEPOL, EU-OSHA, EFSA, Eurojust, ECDC, Frontex en BHIM de verhouding van de overlopende posten ten opzichte van overdrachten in 2010 lager was dan 50%; dringt aan op aanvullende informatie en verantwoording van de bovengenoemde agentschappen, aangezien dit betekent dat meer dan de helft van hun overdrachten verband houdt met activiteiten die in het volgende jaar worden ondernomen, hetgeen, indien niet gerechtvaardigd, in strijd zou zijn met het jaarperiodiciteitsbeginsel;
7. wijst erop dat meerdere agentschappen in het begrotingsjaar 2010 veel operationele kredieten hebben overgedragen of geannuleerd, hetgeen de Rekenkamer in haar verslagen over de jaarrekeningen voor het begrotingsjaar 2010 niet significant of ongegrond achtte; wenst dan ook van de Rekenkamer te vernemen welke criteria zij hanteert om te beoordelen wat significante of ongegronde overdrachten zijn;
8. wijst erop dat een hoog niveau van overdrachten en annuleringen in het algemeen aangeeft dat een agentschap niet met een grote verhoging van zijn begroting kan omgaan; wenst dat de absorptiecapaciteit en de voor de uitvoering van nieuwe taken benodigde tijd een grotere rol spelen bij begrotingsbesluiten; dringt aan op verlaging van het jaarlijkse budget voor het agentschap in kwestie, indien geen structurele actie wordt ondernomen om dit probleem aan te pakken;
9. dringt bij de agentschappen aan op verbetering van het beheer van hun vastleggingen alsook van de interne planning en de algemene prognoses van hun inkomsten ten einde hun overdrachts- en annuleringspercentages en hun uitgaven te optimaliseren; herinnert de agentschappen eraan dat ze hun programmering en bewakingssysteem moeten verfijnen en eerder in het kalenderjaar aanbestedingen op gang moeten brengen ten einde de overdracht van kredieten te beperken; verzoekt de Commissie voorts daartoe richtsnoeren te verstrekken en hierop strikt toezicht te houden;
10. beseft evenwel dat sommige agentschappen, zoals EMA, als gevolg van hun financiële opzet vrijwel ieder begrotingsjaar eindigen met een grote hoeveelheid overdrachten; verzoekt deze agentschappen om een solide mechanisme in te stellen waarmee zij het geraamde aantal overdrachten tijdig kunnen vaststellen; is van oordeel dat een dergelijk mechanisme van essentieel belang is om te beoordelen of het aantal overdrachten aan het einde van het jaar gerechtvaardigd is en of de agentschappen in staat zijn hun begroting naar behoren te beheren;
11. is zich bewust van het feit dat bepaalde agentschappen die werkzaam zijn op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie operationele agentschappen zijn en dat de uitvoering van hun begroting afhankelijk kan zijn van externe factoren;
12. is verheugd over het voornemen van CEDEFOP om zijn overdrachten verder terug te dringen middels controle met behulp van gestandaardiseerde sjablonen voor de uitvoering van de begroting (vastleggingen, betalingen) en de voortgang van de aanbestedingen; beschouwt deze maatregel als een praktijk die door de andere agentschappen moet worden nagevolgd;
13. wijst erop dat, alvorens tot uitbesteding of fusie wordt overgegaan, eerst een grondige kosten-batenanalyse moet plaatsvinden om te bezien of de administratieve kosten kunnen worden teruggedrongen bij bijvoorbeeld de budgettaire planning of het personeelsbeheer; verwijst in dit verband naar de studie „Opportunity and Feasibility of Establishing Common Support Services for EU Agencies” (Mogelijkheid en haalbaarheid voor het opzetten van gemeenschappelijke ondersteunende diensten voor Europese agentschappen), die het Parlement al in 2009 heeft laten uitvoeren;
14. herinnert eraan dat de begroting van de agentschappen evenwichtig moet zijn; benadrukt dat sommige agentschappen met hun activiteiten winst maken, hetgeen soms tot een overschot leidt; is van oordeel dat, voor de agentschappen die volledig worden bekostigd uit de begroting van de Europese Unie, het in jaar n ontstane overschot in jaar n+1 zonder meer in mindering moet worden gebracht op de steun van de Unie;
15. verzoekt de agentschappen om hun interne administratieve procedures te onderzoeken ten einde de administratieve lasten te verminderen; wijst er met name op dat de aanbestedings- en aanwervingsprocedures misschien nog aanzienlijk kunnen worden ingekort;
16. dringt er bij de agentschappen op aan om bij de planning van hun toekomstige middelen hun eigen administratieve kosten te vergelijken met die van de andere agentschappen en rekening te houden met de vergelijkende tabel voor rangen van administratief personeel bij toekomstige benoemingen op dergelijke posten;
17. is voorts van mening dat klanten van deels zichzelf financierende agentschappen de kosten van de door de agentschappen aan hen geleverde diensten, waaronder de pro rata werkgeverspensioenbijdrage, volledig dienen te betalen; verzoekt de Commissie om, in verband met de vraag wat te doen in geval van een mogelijk tekort ten opzichte van eerdere prognoses van de premieopbrengsten van de klanten en de noodzaak om de beschikbaarheid van de nodige middelen voor agentschappen te garanderen, onderzoek te doen naar de noodzaak en de mogelijke modaliteiten van het creëren van een beperkt afgeschermd en op transparante wijze beheerd reservefonds;
18. verzoekt alle relevante begrotingsinstanties om hun taken in het kader van de begrotingsprocedure naar behoren uit te voeren en hun verzoeken met betrekking tot de begrotingen van de agentschappen (d.w.z. oorspronkelijke aanvraag, verhogingen, verlagingen) naar behoren te motiveren en in de toekomst zorgvuldiger te werk te gaan bij besluiten over verhogingen van de begroting van een agentschap in het licht van de voor de uitvoering van de nieuwe activiteiten benodigde tijd; is van oordeel dat de begrotingen van de agentschappen gebaseerd moeten zijn op hun echte reële behoeften; verzoekt de Commissie en alle belanghebbende partijen die bij de begrotingsprocedure betrokken zijn om zo spoedig mogelijk over te gaan tot uitvoering van de aanbeveling van de Rekenkamer voor een op nulgroei gebaseerd begrotingsbeleid voor agentschappen bij het opstellen van de begrotingen voor de agentschappen, hetgeen betekent dat de begroting van elk agentschap wordt opgesteld zonder verwijzing naar bedragen in het verleden en dat deze wordt bepaald door de afzonderlijke behoeften van elk agentschap;
19. dringt er bij de agentschappen op aan het aantal te late betalingen middels corrigerende maatregelen tot een minimum te beperken; maakt zich met name zorgen over het feit dat vertragingen in de betaling het risico vergroten dat rente en heffingen moeten worden betaald in verband met te late betalingen waarvoor in de begroting geen kredieten zijn voorzien;
20. verzoekt de agentschappen voorts om accuraat en volledig verslag uit te brengen over uitzonderingen overeenkomstig de interne controlenorm N. 16;
Tekortkomingen in aanbestedingsprocedures
21. wijst op de tekortkomingen in aanbestedingsprocedures; roept de agentschappen ertoe op de doelmatigheid van hun interne controlesysteem te verbeteren om hardnekkige fouten die de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen van de agentschappen in gevaar brengen, te voorkomen of op te sporen;
22. dringt er bijgevolg bij de agentschappen op aan om hun aanbestedingsprocedures en met name hun goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen in het kader van het financieringsbesluit en het werkprogramma te verbeteren; wijst er bijvoorbeeld op dat door het ontbreken van gegevens waarop het financieringsbesluit van EMSA over geplande operationele aanbestedingen berust, de geldigheid van het besluit van het agentschap in gevaar komt;
23. verzoekt de agentschappen om in hun jaarlijkse werkprogramma's (AWP) duidelijke informatie op te nemen over het begrote totaalbedrag voor opdrachten en het indicatieve aantal en type voorziene opdrachten; is bezorgd over het feit dat in de jaarlijkse werkprogramma's van de agentschappen vaak niet alle in het Financieel Reglement en de uitvoeringsbepalingen ervan bedoelde informatie expliciet wordt vermeld; wijst erop dat deze tekortkomingen zich met name voordoen bij EMSA en ERA;
24. verzoekt de agentschappen te zorgen voor tijdige en correcte verslaglegging en ervoor te zorgen dat de uitzonderingen in hun jaarlijkse activiteitenverslagen (AAR) volledig worden vermeld; is van oordeel dat de agentschappen met behulp van uitvoerige controlelijsten en „routing slips” de taken van iedere personeelsfunctie duidelijk moeten kunnen omschrijven en moeten kunnen zorgen voor een adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden;
25. dringt er bovendien bij de agentschappen op aan om ervoor te zorgen dat de onderhandelingsprocedure, die volgens nauwkeurig vastgelegde voorwaarden dient te worden toegepast, tijdig en naar behoren wordt gerapporteerd aan de raad van bestuur, zodat deze volledig op de hoogte is van de stand van zaken rond deze procedures;
26. verzoekt de agentschappen voorts om controles achteraf te ontwikkelen en daarover verslag uit te brengen om te zorgen voor een adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden; steunt in dit verband de initiatieven gericht op de ontwikkeling van een centrale en gecoördineerde capaciteit op intern directoraatsniveau van ieder agentschap om het risico op niet-efficiënt gebruik van middelen en ongecoördineerde bewaking van opdrachten te verkleinen;
27. verwelkomt het initiatief van de EFSA om een praktische handleiding voor aanbestedingen op te stellen met een nauwkeurige omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden voor iedere fase van het proces die regelmatig wordt bijgewerkt; beschouwt deze maatregel als een praktijk die door de andere agentschappen zou moeten worden nagevolgd;
28. is verheugd over het feit dat de Rekenkamer met redelijke zekerheid heeft kunnen vaststellen dat de jaarrekeningen van alle agentschappen die werkzaam zijn op het gebied van vrijheid, veiligheid en justitie voor het begrotingsjaar 2010 op alle essentiële punten betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; wijst erop dat de kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting van deze agentschappen ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op hun prestaties gedurende het gehele jaar;
II.GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN PRESTATIES
Meerjarig programma (MP)
29. dringt er bij de agentschappen op aan meerjarige strategische programma's en richtsnoeren op te stellen, die afgestemd zijn op de specifieke kenmerken van hun activiteiten; hecht er belang aan dat een dergelijke meerjarige planning van activiteiten (doelstellingen en de manieren om deze te bereiken) wordt gekoppeld aan een meerjarige planning van (met name begrotings- en personele) middelen en dat deze duidelijk wordt vertaald in het AWP; verzoekt de agentschappen voorts om het Parlement in dit verband te raadplegen;
30. moedigt de agentschappen aan om een meerjarig IT-strategieplan op te stellen ter ondersteuning van hun operationele activiteiten;
Jaarlijks werkprogramma (AWP)
31. is van mening dat het interne proces van de agentschappen ter ondersteuning van de totstandkoming van hun AWP van grote invloed is op de betrouwbaarheid van de informatie die het agentschap aan zijn belanghebbenden en aan de kwijtingsautoriteit verstrekt; dringt er derhalve bij de agentschappen op aan om te zorgen voor samenhang in hun planning, adequate procedures en richtsnoeren, en voldoende documentatie ter ondersteuning van het AWP ten einde informatie over alle uit te voeren activiteiten en over de per activiteit geplande middelen te kunnen verstrekken;
32. acht het dringend noodzakelijk dat de voor de agentschappen verantwoordelijke commissies de AWP's van deze agentschappen zo nauwgezet mogelijk controleren en erop toezien dat zij aan de actuele situatie en de politieke prioriteiten beantwoorden;
33. verwacht in dit verband dat de agentschappen bij het opstellen van hun AWP nauwer met de Commissie samenwerken;
34. pleit voor nauwe samenwerking tussen de agentschappen ten einde tot een efficiënte coördinatie van hun AWP te komen;
35. dringt er met name bij de agentschappen op aan dat zij actie ondernemen om ervoor te zorgen dat hun AWP volledig genoeg is en alle benodigde informatie bevat (d.w.z. informatie over alle door het agentschap uitgevoerde activiteiten en over de per activiteit geplande middelen) en dat zij daarnaast gedetailleerde gegevens en ramingen opnemen voor de kredieten die naar het volgende jaar worden overgedragen;
36. moedigt de agentschappen met het oog hierop aan om hun AWP te baseren op een sjabloon om vergelijkingen eenvoudiger te maken; verzoekt de Commissie in dit verband om richtsnoeren voor dit sjabloon op te stellen;
37. is bezorgd over het feit dat het oprichtingsbesluit van bepaalde agentschappen (bijvoorbeeld EUROJUST) niet voorziet in de toekenning van verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en aanneming van het AWP; is van oordeel dat dit kan leiden tot verwarring en gebrek aan eigenaarschap ten aanzien van de voorbereiding en aanneming van het AWP; ziet uit naar het voorstel van de Commissie tot wijziging van de rechtsgrondslag;
Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)
38. dringt er bij de agentschappen op aan de structuur van hun AAR's te standaardiseren overeenkomstig het model dat de directoraten-generaal (DG's) van de Commissie hanteren en dienovereenkomstig gedetailleerde en volledige informatie te verstrekken over: de uitvoering van hun AWP, begroting en personeelsbeleidsplan, indicatoren voor het begrotingsbeheer zoals uitgaven aan het einde van het jaar (d.w.z. de begrotingsvastleggingen die het agentschap in de laatste drie maanden van het jaar heeft gedaan), beheer en interne controlesystemen, bevindingen inzake interne/externe controles, de follow-up van de controleaanbevelingen, de kwijtingsaanbeveling en de betrouwbaarheidsverklaring van de uitvoerend directeur; verzoekt de agentschappen voorts om in hun AAR informatie op te nemen die afkomstig is van de financiële staten en van het verslag over het begrotings- en financieel beheer dat in het kader van de kwijtingsprocedure is voorzien, met inachtneming van de termijnen voor de voorbereiding van de geconsolideerde jaarrekening van de Unie;
39. wenst dat de structuur van het AAR van ieder agentschap een aantal gemeenschappelijke onderdelen bevat op basis van beste praktijken bij de agentschappen ten einde vergelijkingen gemakkelijker te maken; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan om in samenwerking met de agentschappen een indicatieve sjabloon uit te werken;
40. verzoekt de directeuren van de agentschappen voorts om hun AAR voor het jaar n en de beoordeling van de raden van bestuur uiterlijk 1 juli van het jaar n+1 aan de Rekenkamer, het Parlement, de Raad en de Commissie toe te zenden;
41. juicht het toe dat het EU-OSHA in zijn AAR voor 2010 uitgebreide gegevens heeft opgenomen waarin het ene jaar met het andere wordt vergeleken zodat de kwijtingsautoriteit in staat is de prestaties van het agentschap effectiever te beoordelen; is van oordeel dat deze praktijk door de andere agentschappen moet worden nagevolgd;
42. verzoekt de agentschappen voorts om zich verdere inspanningen te getroosten om ervoor te zorgen dat hun AAR een effectieve weergave is van hun AWP; benadrukt dat dit een cruciaal onderdeel is om de activiteiten en de uitkomsten van de agentschappen, afgezet tegen de bijdrage van de Europese Unie, naar behoren te kunnen beoordelen en aldus hun prestaties te kunnen vaststellen; prijst in dit verband met name de AAR's en AWP's van ECHA, EMSA en EUROPOL; wijst er echter op dat sommige agentschappen (zoals EMCCDA en GSA) in dit opzicht tekortkomingen vertoonden en dat hun planningscapaciteiten voor activiteiten (ABB) niet zodanig op de organisatiestructuur van hun agentschap waren afgestemd dat controle op de uitvoering van de begroting mogelijk was;
43. is verheugd over het initiatief van CEDEFOP om Gantt-diagrammen voor de belangrijkste operationele activiteiten in zijn AAR voor 2010 beschikbaar te stellen; herinnert de agentschappen eraan dat deze diagrammen bondig weergeven hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en aansporen tot een meer resultaatgerichte benadering; verzoekt het agentschappen om in de programmering van elk van hun operationele activiteiten een Gannt-diagram op te nemen;
Evaluatie van de agentschappen
44. verzoekt de agentschappen om in opdracht van de Commissie, het Europees Parlement en/of de Europese Rekenkamer een tweejaarlijkse algemene evaluatie van hun activiteiten en prestaties uit te voeren en te presenteren en het verslag op hun internetsite te publiceren; verzoekt de agentschappen voorts een routekaart op te stellen met een follow-upactieplan op basis van de conclusies van die evaluaties en jaarlijks verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;
Verslag overeenkomstig artikel 96
45. herinnert eraan dat de agentschappen overeenkomstig artikel 96, lid 2, van de financiële kaderregeling wordt verzocht om bij de kwijtingsautoriteit een verslag in te dienen over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de opmerkingen en aanbevelingen van de kwijtingsautoriteit in haar vorige kwijtingsverslagen;
46. betreurt dat de informatie die de agentschappen in de verslagen als bedoeld in artikel 96 hebben opgenomen, van de agentschappen zelf afkomstig is en dat de juistheid van hun verklaringen derhalve niet volledig kan worden gegarandeerd; verzoekt de interinstitutionele werkgroep voor de agentschappen derhalve te overwegen een bepaling over de totstandkoming en uitvoering van een controlemechanisme op te nemen met betrekking tot de informatie die de agentschappen verstrekken in het verslag als bedoeld in artikel 96, om de kwijtingsautoriteit zekerheid te kunnen bieden over de geldigheid van de ontvangen informatie en om een grondige follow-up van de opmerkingen en aanbevelingen van het Parlement in zijn vorige kwijtingsresoluties mogelijk te maken;
Tabel bij de jaarverslagen aan de Rekenkamer
47. is verheugd over het feit dat de agentschappen in een tabel bij de specifieke jaarverslagen 2010 aan de Rekenkamer een vergelijkend overzicht hebben opgenomen van de in 2009 en 2010 bereikte resultaten, zodat de kwijtingsautoriteit de prestaties van de agentschappen beter van jaar tot jaar kan beoordelen; wijst erop dat dit door de kwijtingsautoriteit sinds de kwijtingsprocedure 2008 van de agentschappen wordt verlangd;
Rol van coördinator van het netwerk van agentschappen
48. feliciteert het ECHA met zijn doeltreffende inspanningen als coördinator van het netwerk van de agentschappen gedurende de kwijtingsprocedure 2010; is van oordeel dat deze praktijk door het groeiend aantal gemeenschappelijke ondernemingen moet worden nagevolgd;
III.GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN TRANSPARANTIE
Internetsite van de agentschappen
49. dringt er bij de agentschappen op aan om via hun internetsites de nodige informatie te verstrekken om te zorgen voor transparantie, met name financiële transparantie; dringt er in het bijzonder bij de agentschappen op aan om op hun internetsite de volgende gegevens beschikbaar te stellen: de lijst met opdrachten die de afgelopen drie jaar zijn toegekend, de lijst met de leden van hun raden van bestuur met de opgave van hun belangen, en een lijst met alle ondernemingen die bij PPP-opdrachten betrokken zijn of die andere commerciële banden hebben met agentschappen; verzoekt de Commissie zich te blijven inspannen om deze informatie volledig toegankelijk te maken en deze in haar systeem voor financiële transparantie te integreren;
Betrekkingen met belanghebbenden
50. roept de agentschappen op om ervoor te zorgen dat ze hun taken in coördinatie met de verschillende belanghebbenden uitoefenen;
51. dringt er bij de agentschappen op aan om de betrokkenheid van de Europese instellingen, en met name het Parlement, in hun jaarlijkse planning te vergroten;
Belangenconflicten
52. roept de agentschappen ertoe op om doelmatige procedures vast te stellen ten einde aantijgingen met betrekking tot bestaande belangenconflicten binnen de agentschappen en/of de raad van bestuur, met name bij EASA, EEA en EFSA terdege aan te pakken;
53. is verheugd over het initiatief van sommige agentschappen, zoals het Europees Bureau voor visserijcontrole, waarvan de dienst Interne audit een interne opleiding heeft ontwikkeld en de nodige cursussen over ethiek en integriteit bij het agentschap heeft verzorgd; is met name verheugd over het feit dat de opleiding verplicht is voor alle medewerkers, zodat zij zich bewust worden van ethische en organisatorische waarden, in het bijzonder ethisch gedrag, het voorkomen van belangenconflicten, fraudepreventie en het melden van onregelmatigheden;
54. verzoekt de agentschappen om hun controlesystemen zorgvuldig te archiveren en te evalueren om belangenconflicten tussen hun personeel en deskundigen die bij hun agentschap werkzaam zijn, te voorkomen; roept de raden van bestuur van de agentschappen voorts op om de strengst mogelijke regels en controlemechanismen voor hun leden vast te stellen en toe te passen ten einde ervoor te zorgen dat ze volledig onafhankelijk van persoonlijke belangen handelen; herinnert er nogmaals aan dat aantijgingen in verband met belangenconflicten de reputatie van een agentschap schaden en een negatieve weerslag hebben op de reputatie van de Unie;
55. herinnert eraan dat de Europese Ombudsman kritiek had op de EFSA vanwege de manier waarop zij mogelijke belangenconflicten en „draaideurgevallen” beoordeelde; verzoekt andere agentschappen om efficiënte procedures in te stellen ter opsporing en voorkoming van belangenconflicten; is van oordeel dat de „afkoelingsperiode” voor personen die als directeur van een agentschap werkzaam zijn geweest of die binnen het agentschap een verantwoordelijke functie hebben bekleed nader moet worden omschreven;
56. verzoekt de agentschappen dan ook om de bevoegde commissies alsook de Commissie begrotingscontrole van het Parlement een uitgebreid overzicht te geven van de procedures, criteria en de controlemechanismen die worden gehanteerd om „draaideurgevallen” en belangenconflicten te voorkomen; dringt er bij de agentschappen op aan om, in gevallen waarin zij met de nationale tegenhangers samenwerken, deze gedeelde rol te verduidelijken om in geval van belangenconflicten hiaten in de verantwoordelijkheid te voorkomen;
57. herhaalt voorts zijn verzoek aan de Commissie om uiterlijk eind 2012 informatie te verstrekken over het bestaan en de toepassing van regelgeving en voorschriften inzake de afkoelingsperioden en soortgelijke gevallen bij alle agentschappen;
58. is verheugd over het voornemen van de Rekenkamer om een alomvattende analyse uit te voeren van de beleidsaanpak van de agentschappen en de concrete praktijk voor het beheer van situaties waarin sprake is van belangenconflicten ten einde belangenconflicten te voorkomen met inachtneming van de definitie van de OESO en daaraan gerelateerde regelgeving;
59. herinnert eraan dat het Parlement in voornoemde resolutie van 15 september 2011 over de inspanningen van de EU ter bestrijding van corruptie de Commissie en de EU-agentschappen onder meer heeft verzocht om voor meer transparantie te zorgen door opstelling van gedragscodes of verbetering van reeds bestaande codes, met een minimum aan duidelijke regels voor wat betreft belangenverstrengeling;
60. herinnert eraan dat belangenconflicten leiden tot corruptie, fraude, wanbeheer van fondsen en personeel, en bevoorrechting en een negatief effect hebben op de onpartijdigheid van de besluiten en de kwaliteit van het werk en het vertrouwen van de EU-burgers in de instellingen van de Unie, waaronder de agentschappen, ondermijnt;
Aanwerving van directeuren voor de agentschappen
61. verzoekt de Interinstitutionele Werkgroep (IWG) om zich te buigen over de modaliteiten voor de benoeming van directeuren voor de agentschappen ten einde tot een open, transparante en betrouwbare aanwervingsprocedure te komen; doet in dit verband een beroep op de IWG om in haar gezamenlijke verklaring op te nemen dat de voor de functie van directeur van een agentschap geselecteerde kandidaten worden onderworpen aan een openbaar sollicitatiegesprek in de parlementaire commissies;
62. wijst erop dat voor de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (agentschappen die in 2010 zijn opgericht en in 2011 operationeel zijn geworden) de uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van toezichthouders, doch niet voordat de benoeming door het Parlement als kwijtingsautoriteit is bevestigd; onderstreept dat deze procedure de regel zou moeten zijn bij de benoeming van de uitvoerend directeuren van alle agentschappen;
Fraudepreventie
63. verzoekt de agentschappen actiever te zijn op het gebied van de fraudepreventie en om adequaat en regelmatig over deze activiteiten te communiceren; benadrukt dat de rol van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) voor wat betreft de agentschappen moet worden geformaliseerd en versterkt, en zichtbaarder moet worden;
Waarschuwingssysteem
64. is van oordeel dat de Commissie, wanneer zij ernstige redenen heeft om aan te nemen dat een agentschap op het punt staat om besluiten te nemen of activiteiten te ondernemen die mogelijk niet in overeenstemming zijn met het mandaat van het agentschap, in strijd zijn met EU-wetgeving of duidelijk in strijd zijn met de beleidsdoelstelling van de Unie, de plicht heeft het Parlement en de Raad hierover onverwijld te informeren ten einde deze in de gelegenheid te stellen passende stappen te ondernemen;
IV.GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN PERSONELE MIDDELEN
Aanwervingsprocedures
65. dringt er bij de agentschappen op aan om de noodzakelijke maatregelen te treffen om de rechtmatigheid, transparantie en objectiviteit van hun aanwervingsprocedures te verhogen; constateert opnieuw dat er bij verschillende agentschappen tekortkomingen in de procedures voor de personeelsselectie zijn, die de transparantie van deze procedures in gevaar kunnen brengen en/of afbreuk kunnen doen aan het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van de geschiktheidscriteria; neemt met name ter kennis dat de Rekenkamer herhaaldelijk heeft gewezen op de volgende tekortkomingen:
–
het ontbreken van bewijs dat de selectiecriteria en de drempelwaarden waaraan kandidaten moeten voldoen om te worden uitgenodigd voor schriftelijke tests en gesprekken, zijn vastgesteld voordat de beoordelingsprocedure begint,
ongelijke behandeling van interne en externe kandidaten in het kader van de aanwervingsprocedures,
–
beperkte concurrentie;
is van oordeel dat deze tekortkomingen ten koste gaan van het vermogen van de agentschappen om te reageren op mogelijke beschuldigingen van willekeur bij de aanwerving van personeel en passende besluiten te nemen om een en ander aan te pakken;
66. is verheugd dat het CEDEFOP in 2010 het initiatief heeft genomen voor een online-aanwervingsinstrument, RECON - Recruitment Online, dat het Centrum in staat stelt de snelheid, efficiëntie en transparantie van zijn aanwervingsprocedures te vergroten; roept alle agentschappen op deze procedure na te volgen;
67. is van oordeel dat werknemers, inclusief directeuren, jaarlijks tussen de agentschappen moeten roteren; verzoekt de Commissie het Parlement een overzicht te geven van alle personeelsleden, met name directeuren en personen met leidinggevende functies, die vanaf 2008 van agentschap zijn gewisseld of van een EU-instelling naar een andere zijn gegaan;
68. verzoekt de Commissie het Parlement een uitgebreid overzicht te verstrekken met de criteria die worden gehanteerd om de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en de juiste kwalificaties van het aangeworven personeel te garanderen, inclusief de criteria om belangenconflicten te beëindigen of te voorkomen alsook om afschrikkende sancties te nemen in geval van vastgestelde onregelmatigheden;
69. betreurt dat sommige agentschappen in 2010 nog steeds een hoog vacaturepercentage hadden; roept deze agentschappen op alle nodige stappen te ondernemen om te voorkomen dat deze situatie zich weer voordoet;
Aan interim-personeel toegewezen gevoelige taken
70. doet nogmaals een beroep op de agentschappen om ervoor te zorgen dat gevoelige taken niet aan interim-personeel worden toegewezen; betreurt dat agentschappen in sommige gevallen zulke personeelsleden in dienst hebben genomen om gevoelige taken uit te voeren of hun toegang hebben gegeven tot gevoelige informatie; wijst op de potentiële veiligheidsrisico's, wanneer tijdelijk personeel toegang heeft tot gevoelige informatie en niet op de hoogte is van de juiste procedures of van eventuele belangenconflicten;
Flexibele werktijden – vrije dagen
71. dringt er bij alle agentschappen op aan de betreffende kwijtingsautoriteit mede te delen hoeveel verlofdagen er in het kader van de flexibelewerktijdenregeling („Flexitime”) en de overwerkcompensatie voor de respectieve rangen in 2010 zijn toegekend;
V.UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN HET INTERNE CONTROLESYSTEEM
72. spoort de agentschappen ertoe aan om hun interne controlesystemen verder te verbeteren teneinde de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring van hun directeur te onderbouwen; benadrukt daarnaast hoe belangrijk het voor een agentschap is om daadwerkelijk een risicobeheerfunctie in te stellen voor het registreren van risico's en het maken van plannen ter voorkoming van risico's;
Dienst Interne audit (IAS)
73. wijst erop dat de agentschappen uit hoofde van de vigerende wetgeving niet per se verplicht zijn om de verslagen van de IAS ter beschikking te stellen van de Commissie begrotingscontrole; beschouwt het als een tekortkoming in de wetgeving; is van oordeel dat de verslagen van de interne controleur aan de leden van de Commissie begrotingscontrole ter beschikking moeten worden gesteld, eventueel met beperkte toegang; dringt er bij de medewetgevers op aan om tijdens de lopende onderhandelingen het Financieel Reglement in die zin te wijzigen dat de interne controleur verplicht wordt om zijn verslagen via het secretariaat van de Commissie begrotingscontrole aan de kwijtingsautoriteit toe te zenden;
74. is van oordeel dat de taak van de IAS als interne controleur van de gedecentraliseerde agentschappen van cruciaal belang is; benadrukt in het bijzonder dat de IAS onafhankelijke adviezen uitbrengt omtrent de kwaliteit van beheer- en controlesystemen en aanbevelingen formuleert ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een gezond financieel beheer door de agentschappen;
75. verzoekt de raden van bestuur van de agentschappen dan ook terdege rekening te houden met de aanbevelingen van de IAS teneinde de vastgestelde tekortkomingen op korte termijn te verhelpen, en afwijzingen en vertragingen bij de uitvoering van de aanbevelingen van de IAS tegenover de kwijtingsautoriteit te motiveren;
VI.UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN HET EXTERNE CONTROLESYSTEEM
Controles van de Rekenkamer op de agentschappen
76. wijst erop dat zowel de IAS als de Rekenkamer de agentschappen aanbevelen om iets aan hun tekortkomingen te doen; verwelkomt de inspanningen van beide controle-instanties om de agentschappen te voorzien van bruikbare adviezen om hun tekortkomingen aan te pakken; herinnert de agentschappen er nadrukkelijk aan dat zij de aanbevelingen serieus dienen te nemen en de noodzakelijke maatregelen moeten treffen om hun tekortkomingen te verhelpen; wenst dat de IAS de begrotingsautoriteit informeert over tekortkomingen in de verslagen die door de directeuren van de agentschappen zijn opgesteld overeenkomstig artikel 72, lid 5, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 en de aan de agentschappen gedane aanbevelingen openbaar maakt ten einde het openbare karakter en aldus de effectiviteit van de audittaken te waarborgen;
77. merkt op dat de Rekenkamer in 2010 32 openbare documenten inzake de agentschappen heeft uitgebracht die allemaal in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd en beschikbaar zijn op de internetsites van zowel de Rekenkamer als de Commissie begrotingscontrole; spoort de Rekenkamer er dan ook toe aan om haar auditfunctie voor de agentschappen op onpartijdige wijze te blijven uitoefenen en haar bevindingen en aanbevelingen op te nemen in haar openbare jaarverslagen of speciale verslagen ten einde de begrotingsautoriteit in de gelegenheid te stellen haar kwijtingsfunctie ten volle uit te oefenen en de burgers van de Unie op de hoogte te houden;
78. merkt op dat de Rekenkamer als onderdeel van haar jaarlijkse audits van de agentschappen de aanbestedingsprocedures controleert; steunt de Rekenkamer in haar rol van externe controleur ten einde ervoor te zorgen dat zij alles in het werk stelt om zo volledig mogelijke informatie over aanbestedingsprocedures te krijgen om vast te kunnen stellen dat de agentschappen bij de voorbereidings-, publicatie-, evaluatie- en contractbeheersfase van aanbestedingen het beginsel van maximale en open concurrentie en het beginsel van „waar voor je geld” volledig naleven alsook om de daadwerkelijke omzet van de door ieder agentschap gecontracteerde ondernemingen te controleren ten einde te garanderen dat de omzet niet gerelateerd is aan wijzigingen in de officiële naam van de contractanten;
79. verzoekt de Rekenkamer om, naarmate de relevante gegevens in de loop van het auditproces beschikbaar komen, te voorzien in een openbare gegevensbank met onder meer de volgende informatie in gemakkelijk toegankelijke bestandsformaten (bijv. Excel-bestanden en/of CSV-bestanden):
–
begrotingsvastleggingen die in de laatste drie maanden van het jaar zijn gedaan,
–
kredieten die zijn overgedragen in verband met de begroting van de agentschappen,
–
verschil tussen de geschatte (ex-ante) en feitelijke (ex-post) overgedragen kredieten van de agentschappen,
–
gemiddeld liquiditeitenbezit per maand,
–
geannuleerde kredieten in verband met het gemiddelde liquiditeitenbezit gedurende het jaar,
–
rentebaten in verhouding tot het gemiddelde liquiditeitenbezit van de agentschappen,
–
gemiddeld liquiditeitenbezit in verhouding tot de gemiddelde uitgaven per dag,
–
unieke gebruikers op de internetsite van agentschappen en door de agentschappen uitgebrachte publicaties/persberichten in verband met aan public relations toegewezen middelen;
dringt er bijgevolg bij de agentschappen op aan om de Rekenkamer tijdig van de nodige gegevens en ramingen te voorzien;
80. verzoekt de Rekenkamer om een vrij toegankelijke en transparante rangschikkingsprocedure voor agentschappen op te stellen door gebruik te maken van belangrijke indicatoren op het gebied van goed financieel en begrotingsbeheer, lage governancekosten en efficiënte operationele doelmatigheid, en om de onderliggende gegevens in gemakkelijk toegankelijke bestandsformaten (bijv. Excel-bestanden en/of CSV-bestanden) beschikbaar te stellen;
Verslagen van de Rekenkamer over de jaarrekening
81. herinnert eraan dat de kwijtingsautoriteit bij de vorige kwijtingen van de agentschappen de Rekenkamer heeft verzocht nadere informatie te verstrekken over:
–
de efficiëntie van de interne controlesystemen van ieder agentschap,
–
de mogelijke belangenconflicten binnen de agentschappen,
–
een beoordeling van het AAR van elk agentschap,
–
de prestaties van het agentschap;
82. is verheugd dat de Rekenkamer bij haar evaluatie van de AAR's van de agentschappen een specifieke tabel heeft gevoegd met een vergelijking tussen de activiteiten in 2009 en 2010 en het publiek aldus informatie verstrekt met betrekking tot deze activiteiten;
83. herinnert eraan dat de Rekenkamer als een externe, onafhankelijke controleautoriteit optreedt om recht te doen aan de Europese burgers die wensen te weten hoe hun geld wordt besteed en hoe de agentschappen worden beheerd; wijst er in dit verband op dat de agentschappen het openbaar belang dienen en rekenschap dienen af te leggen aan de burgers wier belangen zij moeten dienen; verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit zo volledig mogelijk informatie te verstrekken over de follow-up van eerdere controles alsook over onregelmatigheden die de Rekenkamer niet belangrijk genoeg acht voor vermelding teneinde de kwijtingsautoriteit te steunen bij haar taak als controleorgaan van de agentschappen;
Twee speciale verslagen van de Rekenkamer: het ene gepland maar niet verschenen, het andere te verwachten in de loop van 2012
84. is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer, ondanks de in haar AWP van 2011 verstrekte informatie en de aanhoudende verzoeken van het Parlement, het speciaal verslag over kostenbenchmarks voor de agentschappen niet heeft uitgebracht; erkent de inspanningen van de Rekenkamer om het Parlement te voorzien van informatie over kostenbenchmarks voor de agentschappen; is evenwel verbaasd over het feit dat de Voorzitter van de Rekenkamer op 15 februari 2012 een brief met bijlage heeft gestuurd aan de Voorzitter van het Parlement heeft gestuurd waarin in wezen staat dat de bijlage (i) niet het speciaal verslag is over kostenbenchmarks voor de agentschappen, (ii) een niet-openbaar karakter heeft en (iii) deze voor de kwijting 2011 kan worden gebruikt, alhoewel de gegevens in de bijlage betrekking hebben op de jaren 2008-2010; betreurt dat de Rekenkamer niet voornemens is het speciaal verslag over kostenbenchmarks voor de agentschappen op te stellen, zoals aangegeven in de brief van de Rekenkamer van 18 april 2012 aan de kwijtingsautoriteit;
85. wijst erop dat de Rekenkamer uiterlijk eind juni 2012 een speciaal verslag over belangenconflictbeheersing bij de agentschappen van de Unie zal publiceren; is, in het licht van de gevallen van belangenconflicten die zich herhaaldelijk bij verschillende agentschappen schijnen voor te doen, verheugd over dit besluit en dringt er bij de Rekenkamer op aan om haar inspanningen op te voeren ten einde dit speciaal verslag binnen de gestelde termijn uit te brengen;
Externalisering van de controles van de Rekenkamer op de agentschappen
86. is van oordeel dat, mochten controleurs uit de particuliere sector bij de externe controle van de rekeningen van de agentschappen worden betrokken, de selectie en benoeming van de particuliere controleurs dient te geschieden overeenkomstig de vigerende regelgeving, waaronder die betreffende transparantie van overheidsopdrachten, en dat passende controlemechanismen moeten worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat werkzaamheden in verband met de wettigheid en regelmatigheid van ontvangsten en uitgaven en de betrouwbaarheid van de rekeningen van de agentschappen overeenkomstig de vereiste normen worden uitgevoerd; is eveneens van oordeel dat aspecten van zulke uitbestede externe controles, met inbegrip van de gerapporteerde controlebevindingen, volledig moeten blijven vallen onder de verantwoordelijkheid van de Rekenkamer, die alle vereiste administratieve en aanbestedingsprocedures zal moeten beheren en uit haar eigen begroting zal moeten financieren, zonder aanspraak te kunnen maken op een aanvullende begroting, aangezien deze taak onder de bevoegdheid van de Rekenkamer valt; is voorts van oordeel dat de huidige crisis geen ruimte biedt voor aanvullende begrotingen voor de uitvoering van taken die onder de bevoegdheid vallen van één EU-instelling, in voorkomend geval de Rekenkamer;
87. dringt er bij de Rekenkamer op aan om bij het geven van opdrachten voor een onafhankelijke controle van de agentschappen belangenconflicten te voorkomen;
88. is voorts van mening dat in geval van uitbesteding het verslag van de onafhankelijke controleurs door zowel de onafhankelijke controleurs als de Rekenkamer onmiddellijk openbaar moet worden gemaakt; verlangt daartoe van de Rekenkamer dat zij ervan afziet vertrouwelijkheidsbedingen op te nemen in het contract met de uiteindelijke onafhankelijke contractant in verband met de publicatie van de verslagen zoals zij door de onafhankelijke controleur zijn opgesteld; is van oordeel dat de Rekenkamer tegelijkertijd de verantwoordelijkheid voor deze onafhankelijke controle dient te aanvaarden en dienovereenkomstig dient te handelen;
VII.BESTUUR VAN DE AGENTSCHAPPEN
Raad van bestuur
89. merkt op dat de grote omvang van de raden van bestuur van bepaalde agentschappen en de aard en omvang van het personeelsverloop kunnen leiden tot een inefficiënt besluitvormingsorgaan; roept de IWG voor de agentschappen dan ook op deze kwestie aan te pakken en voorts de aard van de status van hun leden, de reikwijdte van de bevoegdheden en belangenconflictkwesties opnieuw te evalueren; stelt daarnaast voor om de mogelijkheid van een fusie van raden van bestuur van agentschappen die op aanverwante terreinen werkzaam zijn, in overweging te nemen ten einde vergaderkosten te beperken;
90. wijst op de verantwoordelijkheid van de raden van bestuur op het vlak van het beheer van en het toezicht op de agentschappen; is van oordeel dat bepaalde beslissingen van de raad van bestuur, zoals het verwerpen van een of meerdere aanbevelingen van de interne controleur zonder geldige redenen, negatieve gevolgen kunnen hebben voor het beheer van het agentschap; wenst dat de positie van de Commissie in de raden van bestuur van de agentschappen opnieuw wordt bekeken ten einde haar stemrecht te verlenen en haar de mogelijkheid te bieden een blokkerende minderheid te vormen bij beslissingen over het begrotings-, financieel en administratief beheer; verzoekt de Commissie voorts om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van door de raden van bestuur genomen beslissingen die tegen het beginsel van goed begrotings- en financieel beheer van agentschappen of tegen het Financieel Reglement indruisen;
91. is verheugd over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de suggesties van de Rekenkamer voor invoering van nauwlettender toezicht en controle op kredietoverschijvingen, en verwacht dat ook in de toekomst nauwlettende controle zal worden uitgeoefend op de begrotingen van de agentschappen; is van oordeel dat de problemen rond activiteitengerelateerde budgettering ontstaan doordat de uitgaven voor personeelskosten, administratieve kosten en operationele kosten in de praktijk moeilijk te scheiden zijn, wanneer het werkgebied zaken omvat als informatie, adviesverlening en vertrouwenwekkende maatregelen;
92. verzoekt de agentschappen in hun activiteitenverslagen hun personeelsaantallen, waaronder ook arbeidscontractanten, op een meer transparante wijze aan te geven; ziet uit naar het akkoord van de IWG voor de agentschappen, dat een belangrijke bijdrage zal leveren aan de budgettering en werking van de agentschappen;
93. stelt met bezorgdheid vast dat bij acht agentschappen, te weten CEPOL, ECHA, EFSA, EMCDDA, EMSA, ETF, FRA en FRONTEX, de kosten van de raad van bestuur in 2010 per vergadering en per lid gemiddeld tussen EUR 1.017 en EUR 6.175 bedroegen; is van oordeel dat deze kosten buitensporig zijn en drastisch dienen te worden verlaagd;
Administratieve ondersteuning
94. doet voorts een beroep op de agentschappen om de volgende opties in overweging te nemen, wanneer zij zich buigen over de mogelijkheden om de administratieve ondersteuning zo efficiënt mogelijk te laten functioneren:
–
een fusie van kleinere agentschappen om kosten te besparen en overlappende doelstellingen weg te nemen en/of te voorkomen, en verdere uitgaven uit de begroting van de Unie te voorkomen,
–
gezamenlijke gebruikmaking van diensten door meerdere agentschappen, ofwel volgens het criterium van de nabijheid van de locaties ofwel volgens beleidsgebied; prijst in dit verband het initiatief van EMSA-CFCA om de interne controlefunctie te delen; ziet dit evenwel als een begin dat een vervolg moet krijgen in de vorm van herstructurering en fusies, ook met betrekking tot de agentschappen;
95. verzoekt de Commissie en/of Rekenkamer om een evaluatie van alle agentschappen uit te voeren ter opsporing en analysering van:
–
de potentiële synergieën alsook gevallen van onnodige of overlappende activiteiten van agentschappen,
–
onnodig hoge overheadkosten als gevolg van de vestigingsplaats,
en een alomvattende kosten/batenanalyse en effectbeoordeling te maken van de fusie of sluiting van sommige agentschappen, wanneer de toegevoegde waarde of doeltreffendheid van het agentschap niet voldoende is, en het Parlement hierover tijdig vóór de kwijting 2011 te informeren;
96. dringt er bij de Commissie en de Raad op aan om rekening te houden met de werkelijke behoeften van ieder agentschap en de noodzaak om in deze tijd van financiële en economische crisis geld van de EU-belastingbetalers te besparen, en geen rekening te houden met de wensen van sommige lidstaten om een agentschap in hun land te hebben, als het openbaar belang van de Unie daarbij niet gediend is;
Disciplinaire procedure
97. herinnert er nogmaals aan dat het Parlement, sinds zijn kwijtingsresolutie voor 2006, een beroep op de agentschappen heeft gedaan om een gemeenschappelijke tuchtraad in overweging te nemen die op onpartijdige wijze disciplinaire sancties tot en met uitsluiting kan opleggen; constateert dat er nog steeds moeilijkheden zijn bij de verwezenlijking van dit project; verzoekt het voor de coördinatie van het netwerk van agentschappen verantwoordelijke agentschap om een netwerk van personeelsleden in de vereiste rang in het leven te roepen om als onpartijdige leden in de tuchtraad zitting te nemen;
VIII.BESCHOUWING OVER DE AGENTSCHAPPEN: EEN GEMEENSCHAPPELIJKE AANPAK
98. is verheugd over de voortdurende inspanning van de IWG voor de agentschappen, die tot taak heeft de rol en de positie van de gedecentraliseerde agentschappen in het institutionele bestel van de Unie, de oprichting, de structuur en werking ervan, en aangelegenheden in verband met financiering, begroting, controle en beheer tegen het licht te houden; verzoekt de IWG om met een ontwerpvoorstel voor een gezamenlijk akkoord tussen het Parlement, de Raad en de Commissie over de agentschappen te komen;
99. verzoekt de Commissie opties uit te werken voor de organisatie en uitvoering van een professioneel beheer van de kasmiddelen van de agentschappen;
100. verzoekt de IWG na te gaan waar sprake is van dubbel werk en overlappende activiteiten binnen bestaande agentschappen en of sommige agentschappen zouden kunnen worden samengevoegd;
101. is van oordeel dat de agentschappen, net als de samenwerking tussen het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité, baat zouden kunnen hebben bij gezamenlijke administratieve diensten; verzoekt de IWG met klem zich te buigen over de kwestie van de geografische spreiding van de agentschappen, die hun kosten aanzienlijk verhoogt en samenwerking moeilijk maakt; is van oordeel dat de agentschappen, wanneer zij op een klein aantal locaties zouden worden gegroepeerd, overhead- en beheerkosten zouden kunnen delen, met name voor wat betreft IT, personeel en financiële administratie;
102. concludeert tot slot dat met name in deze tijd van crisis de feitelijke toegevoegde waarde van de agentschappen serieus en snel moet worden geanalyseerd om niet-verplichte en niet absoluut noodzakelijke uitgaven te voorkomen teneinde tegemoet te komen aan de meest noodzakelijke behoeften van de Unie en aan de behoeften en bezorgdheden van de burgers en hun behoefte aan vertrouwen in onze instellingen; benadrukt dat de Unie en haar lidstaten van de EU-burgers geen bezuinigingen kunnen verlangen zonder zelf te besparen; roept op tot redelijkheid bij grotere bezuinigingen door de organen van de Unie - inclusief de agentschappen - en dat geldt ook voor haar burgers, de belastingbetalers, die bijdragen aan de begroting van de Unie;
o o o
103. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de agentschappen waarop deze kwijtingsprocedure van toepassing is, alsmede aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.