Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2013/2147(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0125/2014

Ingediende teksten :

A7-0125/2014

Debatten :

PV 10/03/2014 - 21
CRE 10/03/2014 - 21

Stemmingen :

PV 11/03/2014 - 9.29
CRE 11/03/2014 - 9.29
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0207

Aangenomen teksten
PDF 162kWORD 83k
Dinsdag 11 maart 2014 - Straatsburg
Saoedi-Arabië
P7_TA(2014)0207A7-0125/2014

Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2014 over Saoedi-Arabië, zijn betrekkingen met de EU en zijn rol in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (2013/2147(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de samenwerkingsovereenkomst van 25 februari 1989 tussen de Europese Unie en de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC),

–  gezien zijn resolutie van 13 juli 1990 over het belang van het te sluiten vrijhandelsakkoord tussen de EEG en de Samenwerkingsraad van de Golf(1),

–  gezien zijn resolutie van 18 januari 1996 over Saoedi-Arabië(2),

–  gezien de economische overeenkomst tussen de staten van de GCC, die op 31 december 2001 te Masqat (Oman) is goedgekeurd, en de Doha-verklaring van de GCC van 21 december 2002 voor de Doha-ronde over de start van de douane-unie voor de Samenwerkingsraad van de Arabische Golfstaten,

–  gezien de ratificatie door Saoedi-Arabië van het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen in oktober 2004, en met name artikel 7 inzake het politieke en openbare leven,

–  gezien zijn resolutie van 10 maart 2005 over Saoedi-Arabië(3),

–  gezien zijn resolutie van 6 juli 2006 over de vrijheid van meningsuiting op het internet(4),

–  gezien zijn resolutie van 10 mei 2007 over de hervormingen in de Arabische wereld: welke strategie voor de Europese Unie?(5),

–  gezien zijn resolutie van 13 december 2007 over de vrouwenrechten in Saoedi-Arabië(6),

–  gezien het verslag over de toepassing van de Europese veiligheidsstrategie - "Veiligheid in een veranderende wereld", dat in december 2008 door de Raad werd goedgekeurd,

–  gezien het gezamenlijk communiqué van de 19e Gezamenlijke Raad en ministeriële bijeenkomst EU‑GCC van 29 april 2009 in Masqat,

–  gezien het gezamenlijk actieprogramma (2010‑2013) voor de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsovereenkomst EU‑GCC van 1989,

–  gezien zijn resolutie van 20 mei 2010 over de Unie voor het Middellandse Zeegebied(7),

–  gezien het gezamenlijk communiqué van de 20e Gezamenlijke Raad en ministeriële bijeenkomst van 14 juni 2010 in Luxemburg,

–  gezien zijn resolutie van 24 maart 2011 over de betrekkingen van de Europese Unie met de Samenwerkingsraad van de Golf(8),

–  gezien zijn resolutie van 7 april 2011 over de situatie in Syrië, Bahrein en Jemen(9),

–  gezien zijn resolutie van 7 juli 2011 over de situatie in Syrië, Jemen en Bahrein in de context van de situatie in de Arabische wereld en Noord-Afrika(10),

–  gezien zijn resolutie van 15 september 2011 over de situatie in Syrië(11),

–  gezien zijn resolutie van 27 oktober 2011 over Bahrein(12),

–  gezien zijn resoluties over de jaarlijkse bijeenkomsten van de VN‑Commissie voor de mensenrechten in Genève (2000‑2012),

–  gezien het bezoek dat de voorzitter van de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement namens voorzitter Martin Schulz op 24‑25 november 2013 aan Saoedi‑Arabië heeft gebracht,

–  gezien zijn jaarverslagen over de mensenrechten,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7‑0125/2014),

A.  overwegende dat het Koninkrijk Saoedi‑Arabië (KSA) een invloedrijke politieke, economische en religieuze speler is in het Midden-Oosten en de islamitische wereld en tevens 's werelds grootste producent van aardolie en een oprichtend en toonaangevend lid van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) en de G20‑groep is; overwegende dat het KSA een belangrijke partner van de EU is;

B.  overwegende dat de EU met 15 % van de totale handel de belangrijkste handelspartner van het KSA is en dat het KSA de elfde handelspartner van de EU is; overwegende dat een groot aantal EU-ondernemingen investeert in de Saoedische economie, met name in de nationale olie-industrie, en dat het KSA een belangrijke uitvoermarkt is voor industriegoederen uit de EU op terreinen als defensie, vervoer en de automobiel-, de medische en de chemische industrie;

C.  overwegende dat de invoer van goederen uit het KSA naar de EU en de uitvoer van goederen van de EU naar het KSA tussen 2010 en 2012 aanzienlijk zijn toegenomen;

D.  overwegende dat de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de GCC, die twintig jaar geleden zijn geopend, nog steeds niet zijn afgerond;

E.  overwegende dat de EU en het KSA gemeenschappelijke uitdagingen met wereldwijde oorzaken en gevolgen het hoofd moeten bieden, zoals een snel veranderende economie, migratie, energiezekerheid, internationaal terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens en de aantasting van het milieu;

F.  overwegende dat de veranderende politieke en strategische context in het Midden-Oosten en Noord-Afrika tot een herbeoordeling van de betrekkingen tussen de EU en het KSA noopt;

G.  overwegende dat het KSA een absolute monarchie met erfopvolging is zonder verkozen parlement; overwegende dat de troonsopvolging een uitdaging zal blijken; overwegende dat het KSA 28 miljoen inwoners telt, waarvan 9 miljoen buitenlanders en 10 miljoen jongeren onder de 18 jaar; overwegende dat er sinds 2001 in het KSA bescheiden en geleidelijke hervormingen zijn doorgevoerd, maar dat deze niet geïnstitutionaliseerd zijn en dus eenvoudig ongedaan kunnen worden gemaakt; overwegende dat de mensenrechtensituatie in het land zeer slecht blijft, en dat er een enorme kloof gaapt tussen de internationale verplichtingen van het land en de uitvoering daarvan;

H.  overwegende dat de eerste gemeenteraadsverkiezingen in het KSA, die in 2005 werden gehouden, de eerste verkiezingen in de geschiedenis van het land waren; overwegende dat in 2015 slechts de helft van de gemeenteraadsleden zal worden verkozen en de andere helft nog steeds door de koning zal worden benoemd;

I.  overwegende dat dit jaar pas voor het eerst dertig vrouwen zijn benoemd in de raadgevende Sjoera-raad en dat vrouwen pas in 2015 voor het eerst mogen stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen;

J.  overwegende dat het verslag van de Wereldbank "Women, Business and the Law 2014: Removing Restrictions to Enhance Gender Equality"(13) Saoedi-Arabië aanduidt als het land waar de wetgeving het economisch potentieel van vrouwen het meest beperkt;

K.  overwegende dat het KSA het enige land ter wereld is waar vrouwen geen auto mogen besturen, dat deze gewoonte – ofschoon er geen officiële wet bestaat die het vrouwen verbiedt te rijden – bij een ministerieel besluit in 1990 is geformaliseerd en dat vrouwen die een poging ondernemen om te rijden, worden gearresteerd;

L.  overwegende dat het KSA in de genderongelijkheidsindex van 2012 (GII) van het UNDP op plaats 145 staat op een totaal van 148 landen, waardoor het KSA behoort tot de landen waar de ongelijkheid het grootst is; overwegende dat de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen in het KSA volgens het Global Gender Gap Report van 2012 van het Economisch Wereldforum tot de laagste ter wereld behoort (plaats 133 van 135 landen);

M.  overwegende dat in het KSA nog steeds de doodstraf wordt toegepast voor een veelvoud van delicten en dat in 2013 ten minste 24 mensen zijn terechtgesteld; overwegende dat in 2011 ten minste 80 mensen en in 2012 een vergelijkbaar aantal mensen zijn terechtgesteld, meer dan driemaal het aantal executies voor 2010, met inbegrip van minderjarigen en buitenlanders; overwegende dat het KSA een van de weinige landen is waar nog steeds openbare terechtstellingen plaatsvinden; overwegende dat, volgens berichten, in het KSA vrouwen door steniging ter dood zijn gebracht hetgeen in strijd is met de normen van de VN-Commissie voor de positie van vrouwen, die deze praktijk als een barbaarse vorm van foltering heeft veroordeeld;

N.  overwegende dat het KSA stringente en ingrijpende maatregelen heeft genomen en opgelegd ter bestrijding van het terrorisme en financiële activiteiten die verband houden met terrorisme; overwegende dat het KSA tegelijkertijd een leidende rol speelt bij de wereldwijde verbreiding en bevordering van een bijzonder strikte salafistische/wahabitische interpretatie van de islam; overwegende dat uit de meest extreme uitingen van het salafisme/wahabisme terroristische organisaties als al-Qaeda zijn ontsproten en dat zij een bedreiging vormen voor de veiligheid in de wereld, ook in het KSA zelf; overwegende dat het KSA een systeem heeft ontwikkeld om financiële transacties te controleren om ervoor te zorgen dat er geen middelen worden doorgesluisd naar terroristische organisaties, een systeem dat verder moet worden versterkt;

O.  overwegende dat mensenrechtendeskundigen van de VN lang bestaande zorgen hebben geuit over de te brede maatregelen inzake terrorismebestrijding, die gepaard gaan met geheime detentie, waarbij ook vreedzame dissidenten in hechtenis zijn genomen en in de gevangenis zijn beland op grond van beschuldigingen van terrorisme; overwegende dat internationale mensenrechtenorganisaties er bij koning Abdoellah op hebben aangedrongen de antiterrorismewet die de ministerraad op 16 december 2013 heeft vastgesteld, af te wijzen vanwege de te brede omschrijving van terrorisme die de vrijheid van meningsuiting op onbillijke wijze beperkt door alle kritiek op de Saoedische regering of samenleving in potentie strafbaar te stellen;

P.  overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de pers- en de mediavrijheid, zowel online als offline, cruciale voorwaarden en katalysatoren zijn voor democratisering en hervorming en essentiële aspecten van de controle op de macht zijn;

Q.  overwegende dat het KSA een levendige gemeenschap van onlineactivisten en het grootste aantal Twittergebruikers van het Midden-Oosten heeft;

R.  overwegende dat het werk van mensenrechtenorganisaties in het KSA aanzienlijk wordt beperkt, zoals ook is gebleken uit de weigering van de autoriteiten om het Adala Centrum voor de Mensenrechten of de Unie voor de Mensenrechten te registreren; overwegende dat liefdadigheidsorganisaties nog steeds de enige soort organisaties uit het maatschappelijk middenveld zijn die in het koninkrijk zijn toegelaten;

S.  overwegende dat het KSA daadwerkelijke vrijheid van religie moet waarborgen, met name wat betreft openbare beoefening en religieuze minderheden in het verlengde van een belangrijke rol die KSA speelt als hoeder van de twee heilige moskeeën van de islam in Mekka en Medina;

T.  overwegende dat het KSA zich schuldig blijft maken aan wijdverspreide schendingen van de fundamentele mensenrechten, ofschoon het land voor de VN-Raad voor de mensenrechten heeft verklaard de talrijke aanbevelingen van de universele periodieke evaluatie van 2009 te aanvaarden; overwegende dat deze aanbevelingen een hervorming inhouden van het strafrechtsysteem, dat in strijd is met de meest elementaire internationale normen en waarbinnen gedetineerden stelselmatig te maken krijgen met inbreuken op de eerlijke procesgang, omdat er geen geschreven wetboek van strafrecht bestaat waarin de strafbare feiten duidelijk worden omschreven en omdat rechters besluiten mogen nemen op basis van hun eigen interpretatie van het islamitisch recht en de profetische tradities; overwegende dat de huidige minister van Justitie heeft aangegeven voornemens te zijn de sharia te codificeren en richtsnoeren voor de strafoplegging op te stellen;

U.  overwegende dat koning Abdoellah in 2007 een aantal geleidelijke justitiële hervormingen initieerde, toen hij het plan voor een nieuw rechtsstelsel goedkeurde, waaronder begrepen de oprichting van een hooggerechtshof en van speciale handels-, arbeids- en administratieve rechtbanken;

V.  overwegende dat meer dan een miljoen Ethiopiërs, Bengalezen, Indiërs, Filipijnen, Pakistanen en Jemenieten in de afgelopen maanden naar huis zijn gestuurd nadat er een hervorming van het arbeidsrecht was doorgevoerd om het grote aantal arbeidsmigranten te verminderen en zodoende de werkloosheid onder Saoedische burgers te bestrijden; overwegende dat de versnelde terugkeer van grote aantallen migranten de vaak arme en kwetsbare landen van herkomst buitensporig belast;

W.  overwegende dat de Algemene Vergadering van de VN het KSA op 12 november 2013 voor een periode van drie jaar, ingaande op 1 januari 2014, verkoos tot lid van de Raad voor de mensenrechten;

X.  overwegende dat de opening van een dialoog tussen het KSA en de EU over mensenrechten een zeer goede gelegenheid kan bieden om het onderlinge begrip te vergroten en verdere hervormingen in het land te bevorderen;

1.  erkent de onderlinge afhankelijkheid van de EU en het KSA ten aanzien van de stabiliteit in de regio, de betrekkingen met de wereld van de islam, het lot van de landen die na de Arabische Lente een overgang doormaken, het Israëlisch-Palestijnse vredesproces, de oorlog in Syrië, het verbeteren van de betrekkingen met Iran, de strijd tegen het terrorisme, de stabiliteit van de mondiale financiële en oliemarkten, de handel, investeringen en mondiale governancekwesties, met name via de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en het kader van de G20; onderstreept dat de geopolitieke situatie van het KSA en de andere GCC-lidstaten deze landen in het middelpunt plaatst van veiligheidsproblemen met regionale en wereldwijde implicaties;

2.  deelt de zorgen die het KSA heeft geuit, maar dringt er bij de regering op aan actief en constructief samen te werken met de internationale gemeenschap; is in dit verband met name ingenomen met de overeenkomst tussen de Verenigde Staten en Rusland om Syrië te ontdoen van chemische wapens en een militaire confrontatie te vermijden;

3.  verzoekt het KSA eveneens de onlangs gesloten voorlopige overeenkomst tussen de E3+3 en Iran actief te steunen en bij te dragen tot een diplomatieke oplossing voor de lopende nucleaire vraagstukken door in de komende zes maanden een uitgebreidere overeenkomst te sluiten in het belang van de vrede en de veiligheid van de hele regio;

4.  onderstreept het Europese belang bij een vreedzame en ordelijke evolutie en een politiek hervormingsproces in het KSA als essentiële factor voor duurzame vrede, stabiliteit en ontwikkeling in de regio;

5.  verzoekt de Saoedische autoriteiten om een mensenrechtendialoog met de EU aan te gaan, om zo beter te begrijpen en te achterhalen welke veranderingen nodig zijn;

6.  verzoekt de Saoedische autoriteiten het werk van mensenrechtenorganisaties mogelijk te maken door de registratie van hun vergunning te vergemakkelijken; betreurt de intimidatie van mensenrechtenactivisten en het feit dat zij zonder aanklacht gevangen worden gezet;

7.  verzoekt de Saoedische autoriteiten de nationale mensenrechtenorganisatie toestemming te geven om onafhankelijk te opereren en te voldoen aan de VN-normen voor nationale mensenrechtenorganisaties (de beginselen van Parijs);

8.  herinnert eraan dat de mensenrechtensituatie in het KSA werd beoordeeld in het kader van de universele periodieke evaluatie (UPR) van de VN-Raad voor de Mensenrechten in februari 2009 en dat de Saoedische autoriteiten een aanzienlijk aantal aanbevelingen die tijdens de evaluatie door de EU-lidstaten werden voorgesteld, formeel hebben aanvaard, waaronder de aanbevelingen om het systeem van mannelijke voogden af te schaffen en om de toepassing van de doodstraf en van lijfstraffen in te perken; verwacht verdere merkbare vorderingen bij de tenuitvoerlegging van deze aanbevelingen en dringt er bij het KSA op aan om een constructieve benadering te hanteren van de aanbevelingen die worden voorgesteld in de lopende universele periodieke evaluatie van 2013;

9.  is ernstig bezorgd over het feit dat schendingen van de mensenrechten, zoals willekeurige arrestaties en detentie, foltering, reisverboden, gerechtelijke intimidatie en oneerlijke processen, nog steeds wijdverbreid zijn; is met name bezorgd dat vermeende maatregelen inzake terrorismebestrijding steeds meer worden gebruikt als instrument om verdedigers van de mensenrechten te arresteren, en dat de straffeloosheid voor schendingen van de mensenrechten naar verluidt toeneemt; verzoekt de regering van het KSA dringend uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de universele periodieke evaluatie van 2009, onder meer door de hervorming van het rechtsstelsel voort te zetten en te intensiveren;

10.  is ingenomen met de betrokkenheid van het KSA bij het VN-mensenrechtensysteem, via de Raad voor de mensenrechten en de universele verdragen inzake de mensenrechten die het KSA tot op heden heeft geratificeerd; roept het KSA evenwel op de andere belangrijke mensenrechtenverdragen en ‑overeenkomsten van de VN te ondertekenen en te ratificeren, zoals het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en het Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle werkende migranten en hun gezinsleden;

11.  is van mening dat het lidmaatschap van de VN-Raad voor de mensenrechten wereldwijd de verwachting schept dat de mensenrechten en de democratie goed worden geëerbiedigd en doet een beroep op het KSA om de hervormingsinspanningen op te schroeven; verwacht van leden van de VN-Raad voor de mensenrechten dat zij volledige medewerking verlenen aan de bijzondere procedures en de speciale rapporteurs van de VN niet hinderen wanneer zij een bezoek afleggen, en met name dat zij akkoord gaan met het bezoek van de speciale rapporteur van de VN voor foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling;

12.  merkt op dat het KSA naar verluidt het hoogste percentage Twittergebruikers ter wereld heeft hetgeen wijst op de grote rol van de sociale netwerken op het internet in het land en op het toenemende gebruik van het internet en sociale netwerken door vrouwen; verzoekt de Saoedische autoriteiten om onafhankelijke pers en media toe te staan en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering voor alle inwoners van het KSA te waarborgen; betreurt de onderdrukking van vreedzaam protesterende activisten en demonstranten; benadrukt dat op een vreedzame manier ijveren voor basisrechten in de wetgeving of het maken van kritische opmerkingen in de sociale media uitingen zijn van een essentieel recht, zoals het Parlement ook al heeft benadrukt in zijn verslag over digitale vrijheid; benadrukt dat pers- en mediavrijheid, zowel online als offline, essentieel zijn voor een vrije samenleving en cruciale aspecten zijn van de controle op de macht;

13.  verzoekt de Saoedische regering uitvoering te geven aan zijn verplichtingen uit hoofde van verschillende mensenrechteninstrumenten, met inbegrip van het Arabisch Handvest inzake de rechten van de mens, het Verdrag inzake de rechten van het kind, het Verdrag tegen foltering en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen;

14.  verzoekt het KSA het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof te ondertekenen en te ratificeren;

15.  verzoekt de Saoedische autoriteiten hun op de sharia gebaseerde strafrechtstelsel en de rechten van gevangenen te verbeteren om te voldoen aan de internationale normen inzake arrestatieprocedures, detentie en strafprocessen;

16.  verzoekt de Saoedische autoriteiten om de gewetensgevangenen vrij te laten, de gerechtelijke en buitengerechtelijke intimidatie van verdedigers van de mensenrechten te beëindigen en de tenuitvoerlegging van de nieuwe wetgeving betreffende NGO's te bespoedigen om ervoor te zorgen dat zij geregistreerd worden en hun activiteiten vrijelijk en legaal kunnen uitvoeren;

17.  verzoekt de EDEO groepen uit het maatschappelijk middenveld die bijdragen tot de verbetering van de mensenrechten en de democratie in het KSA, actief te ondersteunen; verzoekt de EU-delegatie in Riyad een actieve mensenrechtenagenda na te streven door rechtszaken te volgen als waarnemers en door gevangenisbezoeken af te leggen;

18.  dringt andermaal aan op de wereldwijde afschaffing van foltering, lijfstraffen en de doodstraf en verzoekt om een onmiddellijk moratorium op de uitvoering van doodstraffen in het KSA; betreurt dat het KSA de doodstraf blijft toepassen voor een hele reeks misdrijven; verzoekt de Saoedische autoriteiten eveneens het rechtswezen te hervormen om alle lijfstraffen af te schaffen; is in dit verband verheugd over het feit dat het KSA onlangs wetgeving heeft uitgevaardigd die huiselijk geweld strafbaar stelt;

19.  betreurt het feit dat de Sri Lankaanse huishoudelijke hulp Rizana Nafeek afgelopen januari is onthoofd wegens een misdrijf dat zij naar verluidt als kind had begaan, aangezien het hier gaat om een duidelijke inbreuk op het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat de doodstraf verbiedt voor personen die ten tijde van het misdrijf jonger dan achttien jaar waren;

20.  verzoekt de Saoedische autoriteiten ervoor te zorgen dat alle beschuldigingen van foltering en andere vormen van mishandeling grondig en onpartijdig worden onderzocht, dat alle vermeende daders worden vervolgd en dat verklaringen die mogelijk onder foltering zijn afgedwongen, niet worden gebruikt als bewijsmiddel in strafprocedures;

21.  betreurt het feit dat bekentenissen vaak onder dwang of foltering worden verkregen, ondanks de ratificatie van het Internationaal Verdrag tegen foltering; dringt er bij de Saoedische autoriteiten op aan foltering volledig uit te bannen uit het Saoedische rechtsstelsel en gevangeniswezen;

22.  is zeer ontsteld over het feit dat het KSA tot de landen behoort die nog steeds publieke executies, amputaties en geseling toepassen; verzoekt de Saoedische autoriteiten wetgeving aan te nemen die deze praktijken uitbant, welke een ernstige inbreuk vormen op een aantal internationale mensenrechteninstrumenten waarbij het KSA partij is;

23.  betreurt het feit dat de Saoedische autoriteiten de speciale rapporteur van de VN voor foltering en de speciale rapporteur van de VN voor de situatie van verdedigers van de mensenrechten niet hebben uitgenodigd, ondanks de aanbeveling die het VN-Bureau van de hoge commissaris voor mensenrechten aan alle staten heeft gedaan om speciale rapporteurs van de VN officieel uit te nodigen;

24.  doet een beroep op de Saoedische autoriteiten om de openbare belijdenis van elke godsdienst te eerbiedigen; is ingenomen met de oprichting van het Internationale koning Abdoellah Ibn Abdoel Aziz-centrum voor de interreligieuze en interculturele dialoog (KAICIID) in Wenen, dat de dialoog tussen aanhangers van verschillende religies en culturen in de wereld tracht te bevorderen; spoort de autoriteiten ertoe aan om gematigdheid en verdraagzaamheid ten opzichte van de religieuze diversiteit op alle niveaus van het onderwijsstelsel te stimuleren, ook in religieuze scholen, evenals in het openbaar discours van functionarissen en ambtenaren;

25.  wijst erop dat de grondrechten van alle religieuze minderheden moeten worden geëerbiedigd; verzoekt de autoriteiten om meer inspanningen te leveren om de verdraagzaamheid tussen en de co‑existentie van alle religieuze groepen te waarborgen; vraagt hen met klem om het onderwijsstelsel te blijven herzien om aan mogelijke discriminerende verwijzingen naar aanhangers van andere godsdiensten of overtuigingen een einde te maken;

26.  verzoekt de Saoedische autoriteiten een minimale huwbare leeftijd vast te stellen en stappen te ondernemen om kindhuwelijken uit te bannen overeenkomstig het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, die beide door het KSA zijn geratificeerd;

27.  neemt kennis van de benoeming door de koning van de eerste vrouwen in de Raadgevende vergadering (Sjoera-raad) van het KSA in 2013, waarmee vrouwen nu 30 van de 150 zetels hebben, en ziet uit naar de verdere ontwikkeling van de contacten en institutionele betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Sjoera-raad; verwacht dat de verklaring van de koning dat vrouwen zullen mogen stemmen en zich kandidaat zullen mogen stellen bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen in 2015, en dat zij vervolgens zullen mogen stemmen en zich kandidaat zullen mogen stellen bij alle andere verkiezingen, wordt uitgevoerd;

28.  dringt er bij de Saoedische autoriteiten op aan het systeem van mannelijke voogden af te schaffen en waarschuwt voor het feit dat de op 26 augustus 2013 aangenomen wet ter bescherming van vrouwen tegen huiselijk geweld slechts naar behoren ten uitvoer kan worden gelegd indien het Saoedische systeem van mannelijke voogden wordt afgeschaft, aangezien dit systeem het voor vrouwen onmogelijk maakt om gevallen van huiselijk geweld of seksueel misbruik te melden; dringt er bij de Saoedische autoriteiten op aan om tevens alle beperkingen van de rechten van vrouwen, hun recht op vrij verkeer, hun gezondheid, hun onderwijsmogelijkheden, hun huwelijkskeuze, hun arbeidskansen, hun rechtspersoonlijkheid en hun vertegenwoordiging in gerechtelijke procedures en alle vormen van discriminatie tegen vrouwen in het familierecht en in het openbare en privéleven weg te nemen ten einde hun deelname aan het economische, sociale, culturele en politieke leven te bevorderen; is ingenomen met de wereldwijde campagne ter ondersteuning van de opheffing van het verbod op vrouwen achter het stuur; verzoekt de autoriteiten niet langer druk uit te oefenen op degenen die opkomen voor het recht van vrouwen om een auto te besturen; herinnert de Saoedische regering aan haar toezeggingen in het kader van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het Verdrag inzake de rechten van het kind, alsook aan haar toezeggingen in het kader van Resolutie 53/144 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties betreffende de goedkeuring van de Verklaring over mensenrechtenverdedigers; benadrukt dat het nodig is bewustwordingscampagnes te bevorderen en ook op mannen te richten, zodat ook zij zich bewust worden van de rechten van vrouwen en van de algehele effecten van het niet-eerbiedigen van deze rechten op de maatschappij; beklemtoont dat deze informatie ook geïsoleerde en plattelandsgebieden moet bereiken;

29.  verwelkomt de recente wetgeving die het Saoedische meisjes in privéscholen toestaat sport te beoefenen, maar betreurt het dat meisjes in openbare scholen hiervan zijn uitgesloten; is tevens ingenomen met het grote aantal vrouwelijke afgestudeerden, dat tegenwoordig hoger ligt dan het aantal mannelijke afgestudeerden, en spoort de regering aan haar inspanningen te intensiveren om de opleiding van vrouwen te bevorderen; onderstreept echter dat 57 % van de afgestudeerden aan de universiteiten in het land vrouwen zijn, maar dat slechts 18 % van de Saoedische vrouwen boven de 15 jaar een baan hebben, een van de laagste percentages in de wereld; roept derhalve de Saoedische regering op het onderwijs voor vrouwen te herzien en te hervormen teneinde hun deelname aan de economie te verhogen, meer aandacht te creëren voor het stimuleren van ondernemersvaardigheden en genderspecifieke uitdagingen in de regelgeving aan te pakken om vrouwen gemakkelijker toegang te bieden tot de overheidsdiensten die vergunningen voor bedrijven afleveren; is ingenomen met het onderwijsprogramma dat in samenwerking met de nationale organisatie voor gemeenschappelijke opleiding is ingevoerd en dat erop gericht is meisjes voor te bereiden op de arbeidsmarkt; onderstreept de inspanningen van de Saoedische autoriteiten om de positie van meisjes in het onderwijs te verbeteren en om hun kansen in nieuwe, doorgaans mannelijke sectoren te vergroten;

30.  moedigt de inspanningen van het KSA aan om de deelname van vrouwen aan het hoger onderwijs te bevorderen, die leiden tot nieuwe onderwijstrends in het koninkrijk; merkt op dat in 2011 473 725 vrouwen zich hebben ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs, tegenover 429 842 mannen, terwijl dat aantal in 1961 slechts vier vrouwen bedroeg, en dat het aantal vrouwen dat aan deze instellingen afstudeerde 59 948 bedroeg, tegenover 55 842 mannen; merkt tevens op dat het percentage vrouwelijke studenten op alle onderwijsniveaus van 33 % in 1974-75 is gestegen tot 81 % in 2013; is ingenomen met het internationale beurzenprogramma waardoor het aantal studentes met een beurs in het buitenland uitkwam op 24 581;

31.  is ingenomen met de eerste vergunningen die zijn afgegeven aan vrouwelijke advocaten, maar betreurt het feit dat het rechtsstelsel in handen is van mannelijke rechters met een religieuze achtergrond; neemt nota van de geleidelijke codificatie van de sharia en dringt erop aan om deze te bespoedigen, aangezien het gebrek aan codificatie en de traditie van gerechtelijke precedenten vaak leidt tot grote onzekerheid over het toepassingsgebied en de inhoud van de wetten van het land en tot gerechtelijke dwalingen; acht het van cruciaal belang dat de onafhankelijkheid van de rechters wordt gewaarborgd en dat rechters een passende juridische opleiding krijgen;

32.  is verheugd dat het KSA vier VN-verdragen inzake de mensenrechten heeft geratificeerd, te weten het in 2000 geratificeerde Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (1997), het Verdrag inzake de rechten van het kind (1996) en het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (1997);

33.  onderstreept het belang van het open debat onder islamitische vrouwelijke intellectuelen om religieuze teksten te interpreteren vanuit het oogpunt van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid;

34.  onderstreept dat alle onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met de EU waarin Saoedi-Arabië betrokken is, in de eerste plaats moeten voorzien in strenge voorschriften voor om de bescherming van vrouwen en meisjes te waarborgen;

35.  is verheugd over de beslissing die het ministerie van Arbeid onlangs heeft genomen om de aanwerving van vrouwen in diverse privésectoren te versnellen, die ertoe geleid heeft dat het aantal in de privésector werkzame vrouwen van 55 600 in 2010 is gestegen naar ongeveer 100 000 in 2011 en 215 840 eind 2012; is verheugd over het besluit van het ministerie van Arbeid, in samenwerking met het Fonds voor de ontwikkeling van het menselijk potentieel, om programma's ter bevordering van de werkgelegenheid van vrouwen op te zetten;

36.  verzoekt de autoriteiten om de arbeidsomstandigheden en de behandeling van migrantenwerknemers te verbeteren en om daarbij bijzondere aandacht te schenken aan de situatie van vrouwen die als huishoudhulp werken, die een hoog risico lopen op seksueel geweld en vaak in omstandigheden werken die feitelijk neerkomen op slavernij; spoort de Saoedische regering ertoe aan de hervormingen van de arbeidswetgeving voort te zetten en met name om het kafala-systeem (sponsorsysteem) volledig af te schaffen, en is ingenomen met de recente oproep van de nationale vereniging voor de mensenrechten aan de regering om in plaats daarvan buitenlandse werknemers te werven via een bureau van het ministerie van Arbeid; is ingenomen met de recente inspanningen om nationale arbeidswetgeving in te voeren om te voorzien in een gestandaardiseerde bescherming van huispersoneel en om ervoor te zorgen dat werkgevers die zich schuldig maken aan seksueel, fysiek of arbeidsrechtelijk misbruik vervolgd worden;

37.  verzoekt de Saoedische autoriteiten om een einde te maken aan de recente gewelddadige aanvallen tegen arbeidsmigranten en om de duizenden gearresteerden vrij te laten die worden vastgehouden in provisorische voorzieningen, waar ze het naar verluidt moeten stellen zonder passend onderdak en medische verzorging; dringt er bij de landen van herkomst op aan samen te werken met de Saoedische autoriteiten om de terugkeer van de arbeiders zo humaan mogelijk te laten verlopen; betreurt het feit dat de uitvoering van de arbeidswetgeving vaak niet in overeenstemming is met de internationale normen en dat er ongerechtvaardigd geweld wordt gebruikt tegen illegale migranten, zoals bij het hardhandige optreden in november 2013 waarbij drie Ethiopiërs werden gedood, 33 000 mensen werden aangehouden en ongeveer 200 000 illegale migranten werden gedeporteerd;

38.  is ingenomen met de ratificatie door het KSA van enkele belangrijke IAO-Verdragen, te weten Verdrag nr. 182 betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid; juicht toe dat het KSA is toegetreden tot het Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel (Protocol van Palermo); verwacht dat er juridische en politieke hervormingen worden doorgevoerd om uitvoering te geven aan deze internationale verdragen;

39.  neemt nota van het feit dat het KSA onlangs een tijdelijke zetel in de VN-Veiligheidsraad heeft geweigerd;

40.  is van mening dat de oplossing voor de escalerende veiligheidsproblemen in de regio te vinden is in de oprichting van een gemeenschappelijk veiligheidskader, waarvan geen enkel land wordt uitgesloten en waarin de legitieme veiligheidsbelangen van alle landen in aanmerking worden genomen;

41.  onderstreept het cruciale belang van de samenwerking tussen de EU en het KSA bij de bestrijding van terrorisme en gewelddadig extremisme, en onderstreept dat deze samenwerking alleen maar effect kan sorteren wanneer de grondrechten en vrijheden van de burger worden gerespecteerd; doet een beroep op de Saoedische autoriteiten om beter toezicht te houden op de financiering van radicale militante groepen in het buitenland door Saoedische burgers en liefdadigheidsorganisaties; is ingenomen met de bijdrageovereenkomst over de oprichting van het VN‑Centrum voor terrorismebestrijding, die op 19 september 2011 ondertekend werd door de Verenigde Naties en het KSA, en met het besluit van het KSA om het centrum drie jaar te financieren;

42.  is bezorgd over het feit dat sommige burgers en instellingen van het KSA financiële en politieke steun verlenen aan bepaalde religieuze en politieke groepen, met name in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Azië en vooral Zuid-Azië (Pakistan en Afghanistan), Tsjetsjenië en Dagestan kan leiden tot een versterking van de fundamentalistische en obscurantistische krachten die de inspanningen om democratische bestuur te bevorderen ondermijnen en gekant zijn tegen de deelname van vrouwen aan het openbare leven;

43.  verzoekt de autoriteiten van het KSA om samen met de EU en op internationaal niveau actie te ondernemen om de salafistische bewegingen een halt toe te roepen die de staatsondermijnende activiteiten van de militaire rebellen in Mali ondersteunen en zo de hele regio destabiliseren;

44.  benadrukt dat het KSA een belangrijk lid is van de groep "Vrienden van Syrië"; verzoekt het KSA om bij te dragen tot een vreedzame, inclusieve oplossing voor het conflict in Syrië, met name door de gesprekken van Genève II te ondersteunen zonder voorafgaande voorwaarden; dringt tevens aan op meer actieve steun en de levering van alle mogelijke humanitaire bijstand aan de Syrische bevolking die door Syrische burgeroorlog is getroffen; verzoekt het KSA zijn financiële, militaire en politieke steun voor Syrische extremistische groepen te beëindigen en om andere landen aan te sporen hetzelfde te doen;

45.  herhaalt zijn oproep aan het KSA om een constructieve bijdrage te leveren en te bemiddelen in het belang van vreedzame hervormingen en een nationale dialoog in Bahrein;

46.  verzoekt de autoriteiten van het KSA om een vreedzame dialoog aan te gaan met Iran over de bilaterale betrekkingen en de toekomst van de regio; is voorts ingenomen met de verklaring van de Saoedische regering van 24 november 2013 over het resultaat van de overeenkomst van Genève met Iran;

47.  verzoekt de EU en het KSA doeltreffend samen te werken met het oog op een rechtvaardige en duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict;

48.  dringt er bij de EU-instellingen op aan hun aanwezigheid in de regio te vergroten en hun werkrelaties met het KSA te versterken door de middelen voor de delegatie in Riyad te verhogen en door regelmatige bezoeken van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het KSA te plannen;

49.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid / vicevoorzitter van de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de secretaris-generaal van de VN, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten, Z.K.H. Abdoellah Ibn Abdoel Aziz, de regering van het Koninkrijk Saoedi-Arabië en de secretaris-generaal van het Centrum voor de nationale dialoog in Saoedi-Arabië.

(1) PB C 231 van 17.9.1990, blz. 216.
(2) PB C 32 van 5.2.1996, blz. 98.
(3) PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 281.
(4) PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 879.
(5) PB C 76 E van 27.3.2008, blz. 100.
(6) PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 529.
(7) PB C 161 E van 31.5.2011, blz. 126.
(8) PB C 247 E van 17.8.2012, blz. 1.
(9) PB C 296 E van 2.10.2012, blz. 81.
(10) PB C 33 E van 5.2.2013, blz. 158.
(11) PB C 51 E van 22.2.2013, blz. 118.
(12) PB C 131 E van 8.5.2013, blz. 125.
(13) http://wbl.worldbank.org/~/media/FPDKM/WBL/Documents/Reports/2014/Women-Business-and-the-Law-2014-Key-Findings.pdf

Juridische mededeling - Privacybeleid