Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/2003(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0249/2018

Ingediende teksten :

A8-0249/2018

Debatten :

PV 10/09/2018 - 28
CRE 10/09/2018 - 28

Stemmingen :

PV 11/09/2018 - 6.16
CRE 11/09/2018 - 6.16
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P8_TA(2018)0333

Aangenomen teksten
PDF 199kWORD 75k
Dinsdag 11 september 2018 - Straatsburg
Transparant en verantwoord beheer van natuurlijke hulpbronnen in ontwikkelingslanden: bossen
P8_TA(2018)0333A8-0249/2018

Resolutie van het Europees Parlement van 11 september 2018 over transparant en verantwoord beheer van natuurlijke hulpbronnen in ontwikkelingslanden: bossen (2018/2003(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien het actieplan voor wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Forest Law Enforcement, Governance and Trade, Flegt) (september 2001) en de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met derde landen,

–  gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 208,

–  gezien Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen(1) (de EU-houtverordening),

–  gezien het partnerschap van Busan voor doeltreffende ontwikkelingssamenwerking van 2011,

–  gezien de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG's) 2015-2030 van de Verenigde Naties,

–  gezien de Overeenkomst van Parijs die is bereikt in het kader van de 21e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP 21),

–  gezien het eindverslag over het onderzoek van de Europese Commissie, getiteld "The impact of EU consumption on deforestation: Comprehensive analysis of the impact of EU consumption on deforestation" (2013),

–  gezien het ontwerp van de haalbaarheidsstudie over mogelijkheden om meer EU-maatregelen tegen ontbossing te nemen, die is verricht in opdracht van het directoraat-generaal Milieu van de Europese Commissie (2017),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2008 getiteld "De uitdagingen van ontbossing en aantasting van bossen aangaan om de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit aan te pakken" (COM(2008)0645),

–  gezien het Consumer Goods Forum van 2010, een mondiaal industrienetwerk van detailhandelaren, fabrikanten en dienstverleners, dat als doelstelling heeft aangenomen in de toeleveringsketens van zijn lidmaatschap ontbossing volledig tot staan te brengen tegen 2020,

–  gezien de uitdaging van Bonn van 2011, een mondiale inspanning om tegen 2020 150 miljoen hectare ontbost en aangetast land te herstellen en tegen 2030 350 miljoen hectare,

–  gezien de Tropical Forest Alliance 2020,

–  gezien de Verklaring van New York over bossen en de actieagenda van 2014,

–  gezien de conclusies van de Raad van 2016 over wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw,

–  gezien de verklaring van Amsterdam "Towards Eliminating Deforestation from Agricultural Commodity Chains with European Countries" van december 2015,

–  gezien de EU-strategie "Handel voor iedereen" (2015),

–  gezien het VN-programma over de reductie van broeikasgasemissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie (REDD+),

–  gezien het strategisch plan voor bossen van de Verenigde Naties (UN Strategic Plan for Forests, UNSPF) 2017-2030, waarin zes mondiale bosdoelstellingen en 26 geassocieerde doelstellingen die tegen 2030 moeten worden bereikt, worden vastgesteld,

–  gezien het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, dat op 17 juni 1994 werd aangenomen,

–  gezien de ontwikkeling van nationale duurzame grondstoffenplatforms door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (United Nations Development Programme, UNDP),

–  gezien het Bilaterale Coördinatiemechanisme inzake wetshandhaving en governance in de bosbouw (BCM-Fleg) met China (2009),

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 1966,

–  gezien het Amerikaans Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens van 1969,

–  gezien het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren van 1987,

–  gezien het Verdrag nr. 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) van 1989 betreffende inheemse en in stamverband levende volken,

–  gezien de verklaring van de VN van 2007 over de rechten van inheemse volkeren,

–  gezien de vrijwillige richtsnoeren van 2012 voor verantwoord beheer van bodemgebruik (Voluntary Guidelines on the Governance of Tenuren, VGGT) van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (Food and Agriculture Organisation, FAO),

–  gezien de beginselen van de FAO van 2014 inzake verantwoord investeren in de landbouw en voedselsystemen,

–  gezien het meest recente verslag over de grenzen van de mogelijkheden van onze planeet ("Planetary Boundaries"),

–  gezien de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, CITES) van 1973,

–  gezien het Verdrag inzake biologische diversiteit van 1992, en het daaraan verbonden Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid van 2000 en het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik van 2010,

–  gezien het eindverslag van de deskundigengroep op hoog niveau over duurzame financiering,

–  gezien de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten, die in 2011 zijn goedgekeurd door de VN-Mensenrechtenraad, en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, die in 2011 zijn bijgewerkt,

–  gezien zijn resolutie van 4 april 2017 over palmolie en de ontbossing van regenwouden(2),

–  gezien zijn resolutie van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen(3),

–  gezien de verklaring van de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld over de rol van de EU in de bescherming van de bossen van april 2018,

–  gezien het wereldwijde programma van het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding (United Nations Office on Drugs and Crime, UNODC) ter bestrijding van misdaden tegen de fauna en de bossen,

–  gezien zijn resolutie van 12 september 2017 over de gevolgen van de internationale handel en het handelsbeleid van de EU voor mondiale waardeketens(4),

–  gezien artikel 52 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie internationale handel (A8-0249/2018),

A.  overwegende dat biologisch diverse bossen aanzienlijk bijdragen tot matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering en het behoud van de biodiversiteit;

B.  overwegende dat 300 miljoen mensen in bossen wonen en dat 1,6 miljard mensen voor hun levensonderhoud rechtstreeks van bossen afhankelijk zijn, waaronder meer dan tweeduizend inheemse groepen; overwegende dat bossen een cruciale rol spelen in de ontwikkeling van de lokale economie; overwegende dat naar schatting 80 % van alle landfauna in bossen leven en daarom een essentieel reservoir van biodiversiteit vormen; overwegende dat volgens de FAO jaarlijks ongeveer 13 miljoen hectare bos verloren gaat;

C.  overwegende dat ontbossing en aantasting van bossen voornamelijk plaatsvindt op het zuidelijk halfrond en in tropische bossen;

D.  overwegende dat bossen bodemdegradatie en woestijnvorming tegengaan en aldus het risico van overstromingen, aardverschuivingen en droogte beperken;

E.  overwegende dat bossen cruciaal zijn voor duurzame landbouw en voedselzekerheid en voeding bevorderen;

F.  overwegende dat bossen ook essentiële ecosysteemdiensten leveren die duurzame landbouw ondersteunen door waterstromen te regelen, de bodem te stabiliseren, de bodemvruchtbaarheid in stand te houden, het klimaat te regelen en te voorzien in een leefbare habitat voor wilde bestuivers en vijanden van landbouwplagen;

G.  overwegende dat bosproducten goed zijn voor 1 % van het wereldwijde bbp;

H.  overwegende dat het herstel van bossen deel uitmaakt van cruciale strategieën voor de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 graden; overwegende dat alle regeringen hun verantwoordelijkheid en maatregelen moeten nemen om de kosten van de uitstoot van broeikasgassen in hun eigen land terug te dringen;

I.  overwegende dat de ontbossing en bosdegradatie de op één na belangrijkste menselijke oorzaak is van koolstofuitstoot en goed is voor bijna 20 % van de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd;

J.  overwegende dat brandstof op basis van hout nog steeds het belangrijkste houtproduct is in ontwikkelingslanden en de belangrijkste energiebron in tal van Afrikaanse en Aziatische landen; overwegende dat in Afrika bezuiden de Sahara vier van de vijf mensen nog steeds hout gebruiken om te koken;

K.  overwegende dat oerbossen een rijke biodiversiteit hebben en 30 tot 70 % meer koolstof opslaan dan gekapte of aangetaste bossen;

L.  overwegende dat duidelijke, consistente en geactualiseerde informatie over het bosareaal cruciaal is voor effectieve controle en wetshandhaving;

M.  overwegende dat de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake Flegt waardevol zijn gebleken om te helpen de governance in de bosbouw te verbeteren, maar dat zij nog steeds veel tekortkomingen hebben;

N.  overwegende dat de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake Flegt gericht zijn op industriële houtkap, terwijl het overgrote deel van illegale houtkap afkomstig is van kleinschalige exploitatie en hout van boerderijen;

O.  overwegende dat de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake Flegt een te enge definitie van "wettigheid" hanteren, waardoor soms cruciale kwesties ten aanzien van grondbezit en rechten van de lokale bevolking aan de kant worden geschoven;

P.  overwegende dat de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake Flegt, REDD+ en certificering afzonderlijke initiatieven zijn gebleven, die nader gecoördineerd moeten worden;

Q.  overwegende dat de tenuitvoerlegging van Flegt-doelstellingen sterkt afhangt van grote producerende, verwerkende en handelslanden, zoals China, Rusland, India, Zuid-Korea en Japan, en hun verbintenis om illegale houtkap en handel in illegale houtproducten te bestrijden, en overwegende dat bilaterale politieke dialoog met deze partners tot dusver beperkte resultaten heeft opgeleverd;

R.  overwegende dat de EU-houtverordening (EUTR) beoogt te waarborgen dat illegaal hout niet op de Europese markt terechtkomt; overwegende dat een herziening van de EU-houtverordening in 2016 concludeerde dat de tenuitvoerlegging en de handhaving van de verordening onvolledig was; overwegende dat begin dit jaar een openbare raadpleging plaatsvond voor een eventuele herziening van het toepassingsgebied van de verordening;

S.  overwegende dat zones van beschermde gebieden centraal moeten staan in elke strategische benadering voor natuurbehoud; overwegende dat zij moeten fungeren als beveiligde en inclusieve kernen voor economische ontwikkeling, die zijn gestoeld op duurzame landbouw, energie, cultuur en toerisme, en de ontwikkeling van een goede governance moeten aanzwengelen;

T.  overwegende dat publiek-private partnerschappen (PPP's) een belangrijke rol spelen in de duurzame ontwikkeling van parken in Afrika bezuiden de Sahara, met inachtneming van de eerbiediging van de rechten van bosgemeenschappen;

U.  overwegende dat corruptie en zwakke instellingen grote belemmeringen vormen voor de bescherming en het behoud van bossen; overwegende dat in het gezamenlijk verslag van het Milieuprogramma van de VN (UN Environment Programme, UNEP) en Interpol(5) criminaliteit op bosbouwgebied als een van de vijf belangrijkste uitdagingen voor de verwezenlijking van de SDG's wordt geïdentificeerd en erin wordt vermeld dat illegale houtkap 15 tot 30 % van de wereldwijde legale houthandel vertegenwoordigt; overwegende dat volgens de Wereldbank betrokken landen jaarlijks zo'n 15 miljard USD verliezen aan illegale houtkap en -handel;

V.  overwegende dat criminaliteit op bosbouwgebied verschillende vormen kan aannemen: illegale exploitatie van hoogwaardige bedreigde houtsoorten (opgenomen op de CITES-lijst), illegale houtkap voor bouwmateriaal en meubilair; het illegaal kappen en "witwassen" van hout via dekmantelbedrijven op het gebied van plantage en landbouw voor de levering van pulp voor de papierindustrie en aanwending van de grotendeels ongereguleerde handel in brandstoffen op basis van hout en houtskool om illegale kap binnen en buiten beschermde gebieden te verhullen;

W.  overwegende dat verstedelijking, wanbeleid, grootschalige ontbossing voor landbouw-, mijnbouw- en infrastructuurontwikkeling tot ernstige mensenrechtenschendingen leidt met verwoestende gevolgen voor gemeenschappen die in de bossen leven en lokale gemeenschappen, zoals landroof, gedwongen uitzettingen, intimidatie door de politie, willekeurige arrestatie alsmede strafbaarstelling van gemeenschapsleiders, mensenrechtenverdedigers en -activisten;

X.  overwegende dat in de Agenda 2030 van de VN de stopzetting en omkering van de ontbossing en bosdegradatie tegen 2020 als doel wordt gesteld; overwegende dat de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering aan deze verbintenis herinnert en dat hiermee niet mag worden getalmd;

Y.  overwegende dat duurzameontwikkelingsdoelstelling nr. 15 wijst op de noodzaak van goed bosbeheer, terwijl bossen een rol kunnen spelen bij het helpen verwezenlijken van tal van andere SDG's;

Z.  overwegende dat REDD+ in tal van ontwikkelingslanden milieu- en sociale voordelen heeft opgeleverd, van behoud van biodiversiteit tot plattelandsontwikkeling en de verbetering van het bosbeheer; overwegende echter dat er kritiek op is geuit omdat het gemeenschappen die in de bossen leven, onder druk zou zetten;

AA.  overwegende dat er steeds meer bewijs is dat het garanderen van landrechten voor plaatselijke gemeenschappen tot minder ontbossing en meer duurzaam bosbeheer leidt;

AB.  overwegende dat landbouw verantwoordelijk is voor 80 % van de ontbossing wereldwijd; overwegende dat met name de veehouderij en grote industriële plantages voor soja- en palmolieteelt belangrijke factoren zijn die tot ontbossing leiden, vooral in tropische landen, vanwege de toenemende vraag naar deze producten in ontwikkelde landen en opkomende economieën en de uitbreiding van de industriële landbouw wereldwijd; overwegende dat uit een onderzoek van de Commissie in 2013 bleek dat de EU-27 de grootste netto-importeur wereldwijd was van goederen waarvan voor de productie ontbossing is vereist (tussen 1990 en 2008); overwegende dat de EU derhalve een cruciale rol speelt in de bestrijding van ontbossing en bosdegradatie, met name door te ageren op haar vraag en op haar zorgvuldigheidseisen in verband met landbouwproducten;

AC.  overwegende dat de uitbreiding van de sojateelt geleid heeft tot sociale en milieuproblemen, zoals bodemerosie, afnemende watervoorraden, pesticidenverontreiniging en gedwongen verplaatsing van de bevolking; overwegende dat inheemse gemeenschappen een van de meest getroffen groepen zijn;

AD.  overwegende dat de uitbreiding van palmolieplantages heeft geleid tot grootschalige verwoesting van bossen en sociale conflicten die plantagebedrijven tegenover inheemse groepen en lokale gemeenschappen stellen;

AE.  overwegende dat de particuliere sector zich de voorbije jaren steeds meer inzet voor de bescherming van bossen en overwegende dat meer dan 400 bedrijven ernaar streven ontbossing uit hun producten en toeleveringsketens te elimineren in het kader van de Verklaring van New York over bossen, met bijzondere nadruk op goederen zoals palmolie, soja, rundvlees en hout; overwegende dat op landbouwproducten gerichte overheidsmaatregelen echter relatief zeldzaam zijn;

1.  herinnert eraan dat in de Agenda 2030 wordt erkend dat biologisch diverse bossen een cruciale rol spelen bij duurzame ontwikkeling en voor de Overeenkomst van Parijs; herinnert eraan dat duurzaam en inclusief beheer van bossen en verantwoordelijk gebruik van bosproducten qua prijs het meest efficiënte en meest concurrerende systeem voor afvang en opslag van natuurlijke koolstof vormen;

2.  vraagt de EU de integratie van bos- en landbeheerdoelstellingen in de nationaal vastgestelde bijdragen van bosrijke ontwikkelingslanden te steunen;

3.  herinnert eraan dat alle partijen bij de Overeenkomst van Parijs verplicht zijn actie te ondernemen met het oog op het behoud en de uitbreiding van koolstofputten, waaronder bossen;

4.  wijst erop dat ten minste 30 % van alle mitigatiemaatregelen die nodig zijn om de opwarming van de aarde tot 1,5°C te beperken, bereikt kunnen worden door een halt toe te roepen aan ontbossing en de aantasting van bossen, en door bossen de kans te geven zich te herstellen(6);

5.  wijst erop dat ontbossing verantwoordelijk is voor 11 % van de door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen, hetgeen meer is dan alle personenauto's bij elkaar;

6.  bevestigt dat het type bosbeheer relevant is voor de koolstofbalans in de tropen, zoals onderstreept in recente papers(7), waarin erop is gewezen dat het waarschijnlijk is dat de subtielere vormen van aantasting van bossen en niet alleen de grootschalige ontbossing, zoals eerder werd aangenomen, een zeer belangrijke bron van koolstofemissie zijn en meer dan de helft van de koolstofemissies veroorzaken;

7.  wijst erop dat herbebossing, herstel van thans aangetaste bossen en het meer bedekken met bomen van landbouwgronden via agrobosbouw de enig beschikbare bronnen zijn van negatieve emissie die grote mogelijkheden bieden om bij te dragen tot het halen van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs;

8.  herinnert aan de Bonn Challenge(8), die tot doel heeft om vóór 2030 350 miljoen hectare aangetast bos en ontboste grond te herstellen, hetgeen circa 170 miljard USD netto voordeel per jaar kan opbrengen dankzij bescherming van stroomgebieden, hogere oogstopbrengsten en meer bosproducten, en jaarlijks wel 1,7 gigaton koolstofdioxide kan vastleggen;

9.  verzoekt de Commissie de internationale toezeggingen van de EU na te komen, onder meer de toezeggingen in het kader van de COP 21, het VN-Bossenforum (UNFF), het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit (UNCBD), de Verklaring van New York inzake bossen en duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 15, met name doelstelling 15.2, die tot doel heeft om overal ter wereld en vóór 2020 het duurzaam beheer van alle typen bossen te bevorderen, ontbossing een halt toe te roepen, aangetaste bossen te herstellen, en bebossing en herbebossing aanzienlijk op te voeren;

10.  herinnert er specifiek aan dat de Unie zich heeft verbonden aan de Aichidoelstellingen van het Verdrag inzake biodiversiteit, op grond waarvan vóór 2020 17 % van alle habitats in stand gehouden moet worden, 15 % van de aangetaste ecosystemen hersteld moet worden en het verlies van bossen teruggebracht moet worden tot bijna nul, of ten minste gehalveerd moet worden;

11.  merkt op dat de luchtvaartsector sterk steunt op koolstofcompensatie, waaronder op het gebied van bossen; benadrukt echter dat boskoolstofcompensatie op ernstige kritiek stuit, aangezien deze moeilijk te meten is en onmogelijk te garanderen is; is van mening dat de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (International Civil Aviation Organisation, ICAO) boskoolstofcompensatie moet uitsluiten van de koolstofcompensatie- en -verminderingsregeling voor de internationale luchtvaart (CORSIA);

12.  onderstreept dat de drijvende krachten achter ontbossing de bosbouwsector op zich te buiten gaan en verband houden met allerlei vraagstukken, zoals grondbezit, de bescherming van de rechten van inheemse volkeren, landbouwbeleid en klimaatverandering; verzoekt de Commissie haar inspanningen op te schroeven voor de volledige en doeltreffende tenuitvoerlegging van het Flegt-actieplan en ontbossing op een alomvattende wijze aan te pakken door middel van een samenhangend beleidskader, d.i. door te zorgen voor een doeltreffende erkenning en eerbiediging van landeigendomsrechten van gemeenschappen die van de bossen afhangen, in het bijzonder bij EU-ontwikkelingsfinanciering, alsook tijdens het screeningsproces van de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake Flegt, en wel op zo'n manier dat lokale bosgemeenschappen kunnen blijven bestaan en het behoud van ecosystemen wordt gegarandeerd;

13.  verzoekt de Commissie om de twee jaar een verslag op te stellen over de vorderingen van het Flegt-actieplan; wijst erop dat hierin een beoordeling van de uitvoering van VPA's, geplande termijnen, ondervonden problemen en getroffen of geplande maatregelen moeten worden opgenomen;

14.  stelt vast dat de uitvoering van VPA's meer kans van slagen heeft, indien hierin gerichtere steun wordt overwogen voor kwetsbare groepen die betrokken zijn bij het beheer van houtreserves (kleine boeren, micro-, kleine en middelgrote bedrijven (mkmo's) en onafhankelijke marktdeelnemers in de "informele" sector); onderstreept dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat bij de certificeringsprocessen de belangen worden gerespecteerd van de kwetsbaardere groepen die bij het bosbeheer betrokken zijn;

15.  onderstreept het belang van de bestrijding van de illegale handel in tropisch hout; stelt aan de Commissie voor dat bij toekomstige onderhandelingen over Flegt-uitvoervergunningen voor houtproducten die aan de wettelijke eisen voldoen en die naar de EU worden uitgevoerd, rekening wordt gehouden met de ervaringen met het Indonesische systeem dat sedert november 2016 in werking is; verzoekt de Commissie een onafhankelijke effectbeoordeling te verrichten van het Indonesische systeem ter waarborging van de wettigheid van hout en houtproducten die binnen een passende termijn moet worden gepresenteerd;

16.  verzoekt de Commissie en de lidstaten het risico van hout uit conflictgebieden aan te pakken om ervoor te zorgen dat het via het VPA-proces als illegaal wordt gedefinieerd; is van mening dat de definitie van "wettigheid" van het systeem ter waarborging van de wettigheid van hout en houtproducten (TLAS) moet worden uitgebreid middels de opname van mensenrechten, in het bijzonder landrechten voor gemeenschappen, in alle VPA's;

17.  verzoekt de Commissie en de lidstaten gebruik te maken van de voorgestelde "gestructureerde Flegt-dialoog" om een adequate beoordeling van het risico van corruptie in de bosbouwsector te verrichten en maatregelen te ontwikkelen ter versterking van participatie, transparantie, verantwoordingsplicht en integriteit, als de elementen van een anticorruptiestrategie;

18.  verzoekt de EU een groen houtaankoopbeleid te ontwikkelen ter ondersteuning van de bescherming en het herstel van bosecosystemen over de hele wereld;

19.  stelt bezorgd vast dat de bosbouwsector uiterst gevoelig is voor slecht bestuur, waaronder corruptie, fraude en georganiseerde misdaad, die ook nog wordt gekenmerkt door een aanzienlijke mate van straffeloosheid; betreurt dat zelfs in landen die over goede boswetgeving beschikken de tenuitvoerlegging ervan ondermaats is;

20.  onderkent dat criminaliteit op bosbouwgebied, zoals illegale houtkap, naar schatting in 2014 wereldwijd 30 tot 100 miljard USD opbracht en in 2016 zelfs 50 tot 152 miljard USD, waarmee illegale houtkap binnen de milieucriminaliteit als het lucratiefst geldt; merkt op dat illegale houtkap een belangrijke rol speelt bij de financiering van de georganiseerde misdaad en dat regeringen, bevolkingen en lokale gemeenschappen door deze vorm van criminaliteit dus inkomsten mislopen en sterk verarmen(9);

21.  is verontrust over het feit dat mensenrechtenschendingen, landroof en de inname van inheems land zijn toegenomen, als gevolg van de uitbreiding van infrastructuur, monocultuuraanplantingen voor voedsel, brandstof en vezels, houtkap en acties voor uitstootbeperking, zoals biobrandstoffen, aardgas of grootschalige ontwikkelingen van waterkracht;

22.  merkt bezorgd op dat ongeveer 300 000 bosbewoners (ook "pygmeeën" of "Batwa" genoemd) in het regenwoud van Centraal-Afrika te maken hebben met ongekende druk op hun land, bosbestanden en samenlevingen, omdat bossen worden gekapt, vrijgemaakt voor landbouwdoeleinden of veranderd in exclusieve wildbeschermingsgebieden;

23.  dringt er bij de Commissie met klem op aan gevolg te geven aan de verzoeken in de resolutie van het Parlement van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen(10), ook met betrekking tot ondernemingen die in deze sector actief zijn; dringt er bij de Commissie met name op aan de in de bovengenoemde resolutie gevraagde maatregelen ten uitvoer te leggen om de verantwoordelijken te identificeren en te bestraffen wanneer deze activiteiten direct of indirect te wijten zijn aan multinationale ondernemingen die actief zijn in het rechtsgebied van een lidstaat;

24.  benadrukt dat illegale houtkap tot derving van belastinginkomsten voor ontwikkelingslanden leidt; betreurt in het bijzonder dat offshore belastingparadijzen en belastingontwijkingsconstructies worden gebruikt om brievenbusfirma's en dochterondernemingen van grote houtpap-, houtkap- en mijnbedrijven die aan ontbossing gelinkt worden, te financieren, zoals wordt bevestigd in de Panama en Paradise Papers, in een context waarin de effecten van een niet-gereguleerde financiële globalisering negatieve gevolgen kunnen hebben voor het behoud van bossen en milieuduurzaamheid; dringt er bij de EU nogmaals op aan blijk te geven van een sterke politieke wil en vastberadenheid om belastingontwijking en -ontduiking binnen en buiten haar grenzen tegen te gaan;

25.  is ingenomen met het verschijnen van de lang verwachte haalbaarheidsstudie over mogelijkheden om meer EU-maatregelen tegen ontbossing(11) te nemen, die is verricht in opdracht van het directoraat-generaal Milieu van de Commissie; stelt vast dat deze studie vooral is gericht op zeven voor bossen risicovolle goederen, te weten palmolie, soja, rubber, rundvlees, maïs, cacao en koffie, en dat hierin wordt erkend dat de EU duidelijk deel uitmaakt van het probleem van wereldwijde ontbossing;

26.  dringt er bij de Commissie op aan onmiddellijk een diepgaande effectbeoordeling en echte raadpleging van belanghebbenden, waaronder in het bijzonder met lokale inwoners en vrouwen, op te starten om een ambitieus EU-actieplan inzake ontbossing en aantasting van bossen op te stellen, met daarin concrete en coherente regelgevende maatregelen, met inbegrip van een monitoringmechanisme, om ervoor te zorgen dat geen van de toeleveringsketens of financiële transacties die verbonden zijn met de EU, resulteren in ontbossing, aantasting van bossen of schendingen van de mensenrechten; vraagt dat dit actieplan verbeterde financiële en technische steun aan producerende landen bevordert met als specifiek doel bossen en cruciale ecosystemen te beschermen, te behouden en te herstellen en de bestaansmiddelen van gemeenschappen die van het bos afhankelijk zijn, te verhogen;

27.  herinnert eraan dat inheemse vrouwen en boerinnen een centrale rol spelen in de bescherming van bosecosystemen; wijst echter bezorgd op het ontbreken van integratie en zelfbeschikking van vrouwen in het proces voor beheer van natuurlijke hulpbronnen; betreurt het gebrek aan bosbouwonderwijs: is van mening dat gendergelijkheid in het bosbouwonderwijs essentieel is voor het duurzaam beheer van bossen, wat in het EU-actieplan moet worden getoond;

28.  neemt ter kennis dat de openbare raadpleging over de producten die vallen onder de houtverordening is geopend; is van mening dat de mogelijkheid om in de vragenlijst een optie te kiezen voor het beperken van de werkingssfeer van de verordening niet gerechtvaardigd is, omdat de illegale handel al floreert binnen de huidige werkingssfeer van de verordening; merkt voorts op dat de European Confederation of the Woodworking Industries een positief standpunt inneemt ten aanzien van uitbreiding van de werkingssfeer van de houtverordening, zodat alle houtproducten onder deze verordening komen te vallen;

29.  stelt vast dat het onmogelijk was om bij de herziening van de EU-houtverordening (SWD(2016)0034) in 2016 te beoordelen of de door de lidstaten vastgestelde sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, aangezien het aantal sancties dat tot dusver is toegepast zeer gering was; plaatst kanttekeningen bij de toepassing door sommige lidstaten van het criterium voor sancties, te weten "de nationale economische omstandigheden", gezien het internationale aspect van dit delict, dat de eerste plaats inneemt onder de milieudelicten ter wereld;

30.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om de EU-houtverordening volledig toe te passen en op te leggen, en ervoor te zorgen dat onder de EU-houtverordening alle producten vallen die van hout worden of kunnen worden gemaakt en die hout bevatten of kunnen bevatten; onderstreept de verplichting tot het uitvoeren van adequate en effectieve controles, ook van complexe toeleveringsketens en de invoer uit verwerkende landen, en dringt aan op strengere en afschrikkender sancties voor alle economische spelers, aangezien het hierbij gaat om een internationaal delict dat onder de milieudelicten de grootste winsten oplevert;

31.  wijst op de onthulling dat uitvoervergunningen in het kader van de wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (Flegt) het mogelijk maken illegaal gekapt hout te mengen met legaal hout en dat dergelijk hout mogelijk naar de EU geëxporteerd kan worden als zijnde in overeenstemming met de EU-houtverordening(12);

32.  verzoekt de Commissie de richtsnoeren bij de EU-houtverordening te actualiseren waarbij zij conflicthout aan de orde stelt en aanbevelingen doet voor gedetailleerdere risicobeperkende maatregelen ter versterking van de handhaving, met inbegrip van meer zorgvuldigheidseisen aan marktdeelnemers die importeren uit door conflicten getroffen gebieden of risicogebieden, anticorruptievoorwaarden in contracten met leveranciers, de tenuitvoerlegging van anticorruptieprocedures, gecontroleerde financiële overzichten, en op corruptiebestrijding gerichte audits;

Governance van bos en land

33.  erkent het belangrijke werk dat wordt verricht in het kader van de Economische Commissie van de VN voor Europa (VN-ECE) en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) ten aanzien van het duurzame bosbeheer in de wereld, dat een sleutelrol vervult in de duurzame handel in houtproducten;

34.  doet een beroep op de EU om sterkere en efficiënte partnerschappen op te zetten met de grote houtverbruikende landen en internationale belanghebbenden, zoals de VN, met name de FAO, het Centre for International Forestry Research (CIFOR) en het programma voor bosbouw van de Wereldbank (PROFOR), met het oog op een doeltreffendere wereldwijde vermindering van de handel in illegaal gekapt hout en een beter algemeen bosbeheer;

35.  benadrukt dat secundaire bossen, die zich voornamelijk langs natuurlijke weg ontwikkelen nadat de primaire bossen sterk verstoord zijn door mens of natuur, naast primaire bossen cruciale ecosysteemdiensten leveren, de lokale bevolking bestaansmiddelen bieden, en een bron van hout zijn; is van mening dat, aangezien het voortbestaan van secundaire bossen ook gevaar loopt door illegale houtkap, elke maatregel met het oog op de transparantie en verantwoordingsplicht van bosbeheer niet alleen op primaire bossen moet zijn gericht, maar ook op secundaire bossen;

36.  benadrukt de noodzaak participatief bosbeheer vanuit de gemeenschap aan te moedigen door de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de planning en tenuitvoerlegging van bosbeheerbeleid en -projecten te vergroten, middels sensibilisering en door ervoor te zorgen dat lokale gemeenschappen de voordelen van bosbestanden delen;

37.  stelt met bezorgdheid vast dat onzekere landrechten voor plaatselijke gemeenschappen die in de bossen leven, een belangrijke belemmering voor de bestrijding van ontbossing vormen;

38.  wijst andermaal op het feit dat een verantwoord beheer van het bodemgebruik en bossen van essentieel belang is voor sociale stabiliteit, het duurzame gebruik van het milieu en verantwoorde investeringen ten behoeve van de duurzame ontwikkeling;

39.  wijst op het bestaan van modellen voor gemeenschappelijke bosbouw en/of collectief gewoonterechtelijk grondbezit die een aantal voordelen(13) met zich meebrengen, waaronder een toename van bosgebied en beschikbare watervoorraden, een vermindering van illegale houtkap door het stellen van duidelijke regels over de toegang tot hout, en een robuust systeem van toezicht op bossen; stelt voor meer onderzoek en ondersteuning te bieden met het oog op de ontwikkeling van wettelijke kaders voor gemeenschappelijk bosbeheer;

40.  dringt er bij partnerlanden op aan de rechten van lokale gemeenschappen die van de bossen afhangen, en van inheemse volkeren, met name inheemse vrouwen, op eigendom en beheer van hun land en natuurlijke rijkdommen, zoals neergelegd in de diverse internationale mensenrechteninstrumenten, zoals het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volkeren en in Verdrag nr. 169 van de IAO, te erkennen en te beschermen; verzoekt de EU om partnerlanden bij deze inspanningen te ondersteunen, alsook bij het scrupuleus toepassen van het beginsel van vrije, voorafgaande en weloverwogen toestemming bij de grootschalige aankoop van land;

41.  hekelt de kleiner wordende ruimte voor en de toenemende schendingen van de vrijheid van meningsuiting van het maatschappelijk middenveld en de gemeenschappen op het gebied van governance in de bosbouw;

42.  verzoekt de Commissie de vrijwillige richtsnoeren van de FAO voor verantwoord beheer van bodemgebruik bindend te maken voor het plan voor externe investeringen; benadrukt dat voor de naleving van deze VGGT effectief onafhankelijk toezicht en handhaving noodzakelijk is, met inbegrip van passende geschillenbeslechting en klachtenmechanismen; dringt erop aan dat normen over grondbezit in de opzet van projecten, het toezicht en de jaarlijkse verslaggeving worden opgenomen en bindend worden voor al het met officiële ontwikkelingshulp (official development assistance, ODA) gefinancierde externe optreden van de EU;

43.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om onmiddellijk een doeltreffend administratief klachtenmechanisme vast te stellen voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen en andere negatieve gevolgen van de met ODA gefinancierde activiteiten en op die manier onderzoeks- en verzoeningsprocessen op te starten; meent dat dit mechanisme standaardprocedures moet hanteren en administratief van aard moet zijn zodat het de gerechtelijke mechanismen aanvult, en dat de EU-delegaties kunnen optreden als contactpunt;

44.  vraagt de EU een regel aan te nemen over de verplichte openbaarmaking van informatie over ontbossing die financiële investeringen in verband met de productie of verwerking van voor bossen risicovolle goederen bewijst;

45.  herinnert eraan dat het verslag van de Commissie over de werking van Richtlijn 2013/50/EU (de transparantierichtlijn), op grond waarvan beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde bedrijven die actief zijn in de winningsindustrieën waarbij primaire (natuurlijke en seminatuurlijke) bossen worden gekapt, verplicht zijn betalingen aan regeringen openbaar te maken, op 27 november 2018 bij het Parlement en de Raad moet zijn ingediend; merkt voorts op dat bij dit verslag een wetgevingsvoorstel gevoegd moet worden; verzoekt de Commissie, in het licht van een mogelijke herziening, in overweging te nemen of deze verplichting uitgebreid moet worden naar andere sectoren die actief zijn in de bosbouw, en naar andere bossen dan primaire bossen;

46.  betreurt dat gebrekkige lokale participatie en overeenkomsten met gemeenschappen die van het bos afhankelijk zijn op het gebied van zones voor landgebruik en toewijzing van concessies in tal van landen veelvuldig voorkomen; is van mening dat de systemen ter waarborging van de wettigheid van hout en houtproducten (Timber Legality Assurance System, TLAS) procedurele waarborgen moeten bevatten die de positie van gemeenschappen versterken, teneinde de kans op corrupte of ongelijke toewijzing of overdracht van land te beperken;

47.  benadrukt dat transparantie van gegevens, beter in kaart brengen, onafhankelijke monitoring, auditinginstrumenten en delen van informatie essentieel zijn ter verbetering van governance, internationale samenwerking en ter facilitering van de naleving van vastleggingen voor 0 ontbossing; verzoekt de EU de financiële en technische steun aan partnerlanden op te schroeven om hen te helpen de nodige expertise te ontwikkelen ter verbetering van structuren en verantwoordingsplicht inzake lokaal bosbeheer;

Verantwoordelijke toeleveringsketens en financiering

48.  stelt vast dat de invoer van hout en houtproducten aan de EU-grenzen grondiger moet worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat ingevoerde producten inderdaad voldoen aan de criteria die voor invoer in de EU vereist zijn;

49.  merkt op dat meer dan de helft van de goederen die worden geproduceerd voor en uitgevoerd naar de wereldmarkt, voortkomen uit illegale ontbossing; wijst erop dat van de landbouwgerelateerde goederen die een risico vormen voor bossen naar schatting 65 % van de Braziliaanse rundvleesuitvoer, 9 % van de Argentijnse rundvleesuitvoer, 41 % van de Braziliaanse soja-uitvoer, 5 % van de Argentijnse soja-uitvoer en 30 % van de Paraguayaanse soja-uitvoer waarschijnlijk verband houden met illegale ontbossing; wijst er voorts op dat EU-producenten grote hoeveelheden voeder en eiwitten uit ontwikkelingslanden invoeren(14);

50.  wijst op de essentiële rol van de particuliere sector in het verwezenlijken van internationale streefdoelen op bosbouwgebied, waaronder het herstel van bossen; benadrukt echter dat moet worden gegarandeerd dat toeleveringsketens en financiële stromen alleen legale, duurzame productie zonder ontbossing steunen en niet leiden tot schendingen van de mensenrechten;

51.  is ingenomen met het feit dat grote actoren uit de particuliere sector (zeer dikwijls uit de EU) hebben toegezegd ontbossing uit hun toeleveringsketens en investeringen te elimineren; merkt evenwel op dat de EU de uitdaging moet aangaan en de inspanningen van de particuliere sector moet versterken, en met beleid en passende maatregelen een gemeenschappelijk uitgangspunt en een gelijk speelveld voor alle bedrijven moet creëren; is van mening dat hierop veel meer toezeggingen zullen volgen, dat vertrouwen wordt gewekt en dat bedrijven beter ter verantwoording geroepen kunnen worden naar aanleiding van hun toezeggingen;

52.  herinnert eraan dat de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten van de VN moeten worden geëerbiedigd; steunt de lopende onderhandelingen om een bindend VN-instrument inzake transnationale bedrijven en andere ondernemingen met betrekking tot de mensenrechten in het leven te roepen en onderstreept dat het belangrijk het is dat de EU actief bij dit proces betrokken is;

53.  moedigt bedrijven aan actie te ondernemen om corruptie in hun handelspraktijken te voorkomen, met name ten aanzien van de toewijzing van landrechten, en hun externe controlesystemen inzake arbeidsnormen uit te breiden tot verdergaande aan ontbossing gerelateerde verbintenissen;

54.  vraagt de EU verplichte eisen voor de financiële sector in te voeren om grondige due diligence uit te voeren bij de beoordeling van de financiële en niet-financiële ecologische, sociale en bestuurlijke risico's; verzoekt ook om openbaarmaking van het due-diligenceproces, ten minste middels de jaarlijkse verslaggeving van investeerders;

55.  vraagt de EU mondiale ontbossing aan te pakken door de Europese handel in en consumptie van voor bossen risicovolle grondstoffen, zoals soja, palmolie, eucalyptus, rundvlees, leder en cacao, te reguleren, op basis van de lering uit het Flegt-actieplan, de houtverordening, de verordening betreffende conflictmineralen, de richtlijn inzake niet-financiële verslaglegging, wetgeving inzake illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij en andere EU-initiatieven om toeleveringsketens te reglementeren;

56.  is van oordeel dat dit wetgevend kader:

   (a) verplichte criteria voor duurzame producten zonder ontbossing moet vaststellen;
   (b) verplichte zorgvuldigheidseisen moet opleggen aan zowel toeleveranciers als verwerkende bedrijven in toeleveringsketens van voor bossen risicovolle grondstoffen;
   (c) traceerbaarheid van grondstoffen en transparantie doorheen de toeleveringsketen moet opleggen;
   (d) moet vereisen dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderzoek doen naar EU-onderdanen en in de EU gevestigde bedrijven die profiteren van illegale herbestemming van land in producerende landen en hen vervolgen;
   (e) in overeenstemming moet zijn met internationaal recht inzake mensenrechten, de gebruikelijke rechten zoals uiteengezet in de VGGT eerbiedigen en de vrije, voorafgaande en weloverwogen toestemming van alle potentieel getroffen gemeenschappen doorheen de hele levenscyclus van het product garanderen;

57.  verzoekt de EU erop toe te zien dat de genomen maatregelen en het regelgevingskader geen onnodige lasten voor kleine en middelgrote producenten opleveren, of hen de toegang tot markten en de internationale handel bemoeilijken;

58.  verzoekt de EU ook een soortgelijk en bindend regelgevingskader op internationaal niveau te bevorderen en diplomatie inzake bosbouw in haar klimaatbeleid op te nemen, teneinde landen die aanzienlijke hoeveelheden tropisch hout verwerken en/of invoeren, zoals China en Vietnam, aan te moedigen effectieve wetgeving vast te stellen tot uitbanning van de invoer van illegaal gekapt hout en tot aanmoediging van marktdeelnemers om zorgvuldigheidsvereisten in acht te nemen (vergelijkbaar met de EU-houtverordening); roept hiertoe de Commissie op te zorgen voor meer transparantie in de besprekingen en acties uit hoofde van het bilaterale coöperatiemechanisme inzake wetshandhaving en governance in de bosbouw (BCM-Fleg) met China;

59.  betreurt de betwisting door de regering van de Democratische Republiek Congo (DRC) van het moratorium op de toekenning van nieuwe exploitatievergunningen voor tropische bossen van de DRC aan twee Chinese ondernemingen; roept op tot de instandhouding van dit moratorium zolang bosbouwers, de regering en de lokale gemeenschappen die van bossen afhankelijk zijn, er niet in slagen overeenstemming te bereiken over protocollen voor een bevredigend milieu- en samenlevingsbeheer;

60.  vraagt de EU om bij de hervorming van het GLB randvoorwaarden (cross-compliancecriteria) voor diervoeder vast te stellen teneinde ervoor te zorgen dat overheidssubsidies alleen worden toegekend voor duurzame levensmiddelen zonder ontbossing, de invoer van eiwitrijke gewassen afkomstig uit door ontbossing getroffen gebieden te verminderen, terwijl de EU-productie van eiwithoudende gewassen wordt gediversifieerd en verbeterd, zodat de invoer van voor bossen risicovolle goederen (bv. soja, mais) wordt uitgesloten van rechtstreekse dan wel onrechtstreekse steun in het kader van het nieuwe EU-voedsel- en landbouwbeleid;

61.  onderstreept dat het toekomstige GLB moet worden afgestemd op de internationale verbintenissen van de EU, waaronder het programma voor duurzame ontwikkeling voor 2030 en de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering;

62.  roept op dat de indicatoren van de SDG's worden gebruikt om de externe effecten van het GLB te evalueren, zoals voorgesteld door de OESO;

63.  brengt in herinnering dat Maleisië en Indonesië met een geschatte 85-90 % van de wereldproductie de belangrijkste palmolieproducenten zijn en dat de stijgende vraag naar deze grondstof tot ontbossing leidt, het landgebruik onder druk zet en aanzienlijke gevolgen heeft voor de lokale gemeenschappen, de volksgezondheid en de klimaatverandering; dringt in dit verband erop aan de onderhandelingen voor handelsovereenkomsten met Indonesië en Maleisië te gebruiken om de situatie ter plaatse te verbeteren;

64.  ziet in dat de bestaande certificeringsregelingen voor palmolie weliswaar een positief effect hebben, maar stelt met spijt vast dat Rondetafelconferentie over duurzame palmolie (Round Table on Sustainable Palm Oil, RSPO), Indonesische Duurzame Palmolie (Indonesian Sustainable Palm Oil, ISPO), Maleisië Duurzame Palmolie (Malaysia Sustainable Palm Oil, MSPO) en alle andere belangrijke erkende certificeringsregelingen er niet in slagen hun leden daadwerkelijk te verbieden om regenwoud of veengronden te converteren naar palmplantages; is daarom van mening dat deze belangrijkste certificeringsregelingen ontoereikend zijn om de broeikasgassen die worden uitgestoten bij de aanleg en exploitatie van de plantages daadwerkelijk te beperken, waardoor zij massale bos- en veenbranden niet hebben kunnen voorkomen; verzoekt de Commissie te zorgen voor onafhankelijke controles en onafhankelijk toezicht op deze certificeringsregelingen, teneinde te waarborgen dat de palmolie die op de EU-markt wordt gebracht, voldoet aan alle noodzakelijke normen en duurzaam is; merkt op dat met betrekking tot de kwestie van duurzaamheid in de palmoliesector vrijwillige maatregelen en beleidslijnen alleen niet volstaan, maar dat er voor palmoliebedrijven ook bindende regels en een verplichte certificeringsregeling moeten gelden;

65.  benadrukt dat de betrouwbaarheid van vrijwillige certificeringsregelingen, middels etikettering, moet worden verbeterd om ervoor te zorgen dat alleen palmolie zonder ontbossing, aantasting van bossen, illegale toe-eigening van land en andere mensenrechtenschendingen op de EU-markt terechtkomt, in overeenstemming met de resolutie van het Parlement van 25 oktober 2016 over strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven voor ernstige schendingen van de mensenrechten in derde landen(15), en dat regelingen zoals de Rondetafelconferentie over duurzame palmolie (Round Table on Sustainable Palm Oil, RSPO) alle eindgebruik van palmolie omvatten; onderstreept bovendien de noodzaak consumenten meer te informeren over de nadelige gevolgen van de productie van niet-duurzame palmolie voor het milieu, met als uiteindelijke doel te komen tot een aanzienlijke daling van de consumptie van palmolie;

66.  verzoekt de Commissie en alle lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, met klem zich in te zetten voor de totstandbrenging van een verbintenis voor de hele EU om uiterlijk in 2020 uitsluitend nog gecertificeerd duurzame palmolie in te kopen, onder meer door de Verklaring van Amsterdam "Towards Eliminating Deforestation from Agricultural Commodity Chains with European Countries" te ondertekenen, alsmede voor de totstandbrenging van een engagement van de sector, onder meer door de Verklaring van Amsterdam "In Support of a Fully Sustainable Palm Oil Supply Chain by 2020" te ondertekenen en toe te passen;

Beleidscoherentie voor ontwikkeling

67.  herinnert eraan dat SDG's alleen kunnen worden bereikt als toeleveringsketens duurzaam worden en synergieën worden gecreëerd tussen het beleid; is verontrust over het feit dat de grote afhankelijkheid van de EU van de invoer van diervoeder in de vorm van sojabonen tot ontbossing in het buitenland leidt; is ongerust over het milieueffect van de toenemende invoer van biomassa en de groeiende vraag naar hout in Europa, met name om de EU-streefdoelen inzake hernieuwbare energie te verwezenlijken; verzoekt de EU te voldoen aan het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling dat voortvloeit uit artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien het een fundamenteel aspect vormt van de bijdrage van de EU aan de tenuitvoerlegging van Agenda 2030, de Klimaatovereenkomst van Parijs en de Europese consensus inzake ontwikkeling; vraagt de Eu daarom te zorgen voor samenhang tussen haar ontwikkelings-, handels-, landbouw- en klimaatbeleidslijnen;

68.  verzoekt de Commissie haar inspanningen op het gebied van de bestrijding van illegale houtkap te stroomlijnen en beter te coördineren in het kader van de verschillende beleidsmaatregelen van de EU en de betrokken diensten; verzoekt de Commissie bij toekomstige bilaterale of multilaterale handelsovereenkomsten te onderhandelen over invoernormen voor hout, teneinde de dankzij het Flegt-actieplan met de houtproducerende landen geboekte resultaten niet te ondermijnen;

69.  herinnert eraan dat 80 % van de bossen van oudsher tot het land en de grondgebieden van inheemse volkeren en lokale gemeenschappen behoren; stelt met bezorgdheid vast dat de speciale rapporteur van de VN voor de rechten van inheemse volken heeft verklaard steeds meer klachten te ontvangen over situaties waarin projecten ter beperking van klimaatverandering negatieve gevolgen hebben gehad voor de rechten van inheemse volken, met name projecten op het gebied van hernieuwbare energie zoals de productie van biobrandstoffen en de bouw van hydro-elektrische dammen; benadrukt dat de landrechten van de inheemse bevolkingsgroepen die in de wouden leven, waaronder gewoonterechten, moeten worden gegarandeerd; wijst erop dat op resultaten gebaseerde betalingen en REDD+ een kans vormen ter bevordering van bosbeheer, landrechten en bestaansmiddelen;

70.  wijst uitdrukkelijk op de vitale rol van inheemse volkeren voor het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen en het behoud van de biodiversiteit; brengt in herinnering dat het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering (UNFCCC) de verdragsluitende staten verzoekt de kennis en rechten van inheemse volkeren te eerbiedigen als waarborg voor de tenuitvoerlegging van REDD+; dringt er bij de partnerlanden op aan maatregelen te treffen om de inheemse volkeren daadwerkelijk te betrekken bij maatregelen inzake de aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering;

71.  verzoekt de EU en haar lidstaten synergieën tussen de vrijwillige partnerschapsovereenkomsten inzake Flegt en REDD+ te bevorderen;

72.  uit zijn grote bezorgdheid over de uitbreiding van grootschalig industrieel gebruik van bossen voor energie door middel van monocultuur, waardoor het mondiale verlies van biodiversiteit en de achteruitgang van ecosysteemdiensten versnellen;

73.  herinnert eraan dat het EU-beleid inzake biobrandstoffen in overeenstemming moet zijn met de SDG's en het beginsel van beleidscoherentie; herhaalt dat de EU alle beleidsprikkels voor agrobrandstoffen uiterlijk tegen 2030 moet afschaffen;

74.  betreurt dat de lopende herziening van de richtlijn hernieuwbare energie (RED II) geen socialeduurzaamheidscriteria en andere gevolgen van indirecte veranderingen in landgebruik met inachtneming van risico's van landroof omvat; herinnert eraan dat de richtlijn in overeenstemming moet zijn met internationale normen voor landrechten, d.w.z. IAO-Verdrag nr. 169 en de vrijwillige richtsnoeren betreffende grondbezit en beginselen inzake verantwoord investeren in de landbouw en voedselsystemen van de FAO; benadrukt ook de noodzaak van de invoering van strengere criteria inzake door bossen geproduceerde biomassa om te voorkomen dat de bevordering van bio-energie tot ontbossing in het buitenland leidt;

75.  merkt op dat vaststaat en onomstreden is dat het veranderen van tropisch regenwoud in landbouwgrond, plantages en andere vormen van bodemgebruik leidt tot een groot verlies van soorten, met name soorten die alleen in de regenwouden voorkomen; benadrukt dat natuurlijke, biologisch diverse bossen moeten worden hersteld als middel om klimaatverandering te bestrijden en om biodiversiteit te beschermen, in overeenstemming met de doelstellingen van Agenda 2030, in het bijzonder doelstelling 15; is van mening dat programma's voor het herstel van bossen lokale landrechten moeten erkennen, inclusief en toegesneden moeten zijn op lokale omstandigheden en op de natuur gebaseerde oplossingen moeten bevorderen zoals herstel van boslandschappen om landgebruik in evenwicht te brengen, waaronder beschermde gebieden, boslandbouw, duurzame landbouwsystemen, kleinschalige plantages en menselijke nederzettingen; verzoekt de Commissie en de lidstaten te waarborgen dat de impact van de consumptie van de EU op ontbossing in het buitenland wordt aangepakt in het kader van de doelstellingen van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020;

76.  verzoekt de EU om steun voor initiatieven waarmee bosrijke ontwikkelingslanden een tegenwicht willen bieden aan de ongebreidelde uitbreiding van land- en mijnbouwactiviteiten, die een negatieve weerslag hebben gehad op het bosbeheer en de bestaansmiddelen en culturele integriteit van inheemse volkeren, en die de sociale stabiliteit en de voedselsoevereiniteit van boeren nadelig beïnvloeden;

77.  erkent dat waardeketens voor duurzaam hout, afkomstig uit duurzaam beheerde bossen, inclusief duurzame bosplantages en familiebedrijven, belangrijke bijdragen kunnen leveren aan de verwezenlijking van SDG's en verbintenissen inzake klimaatverandering; benadrukt dat in een context waarin aantasting of verstoring van bossen goed is voor 68,9 % van de totale koolstofverliezen in tropische ecosystemen(16), overheidsfinanciering, inclusief klimaat- en ontwikkelingsfinanciering, niet mag worden aangewend ter ondersteuning van de uitbreiding van landbouw, industriële houtkap, mijnbouw, winning van hulpbronnen of ontwikkeling van infrastructuur in intacte bosgebieden, terwijl financiering uit openbare middelen meer in het algemeen moet worden onderworpen aan robuuste duurzaamheidscriteria; vraagt de EU en de lidstaten donorbeleid in dit opzicht te coördineren(17);

78.  is van oordeel dat de inspanningen om de ontbossing te stoppen ook hulp en steun moeten omvatten voor het doeltreffendste gebruik van bestaand bouwland dat moet worden toegepast in combinatie met een slimmedorpenbenadering; wijst erop dat agro-ecologische praktijken grote mogelijkheden bieden voor het maximaliseren van ecosysteemfuncties en veerkracht door middel van gemengde technieken van aanplant, boslandbouw en permacultuur die ook van belang zijn voor gewassen, zoals palmolie, cacao en rubber, die tevens extra voordelen kunnen opleveren op sociaal gebied en op het gebied van diversificatie van de productie en productiviteit, zonder over te gaan op verdere conversie van bossen;

Criminaliteit op bosbouwgebied

79.  wijst erop dat illegale houtkap en illegale handel in hout volgens UNEP en Interpol een van de vijf belangrijkste sectoren van milieucriminaliteit zijn; wijst erop dat hierbij steeds meer grensoverschrijdende georganiseerde criminele groepen betrokken zijn;

80.  benadrukt dat de strijd tegen de illegale internationale handel gecoördineerde, inclusieve acties vereist om een halt toe te roepen aan de vernietiging, ontbossing, illegale houtkap, fraude, moorden en de vraag naar bosproducten en wilde dieren;

81.  onderstreept dat criminaliteit op bosbouwgebied, van het ongereglementeerd of illegaal verbranden van houtskool tot grootschalige bedrijfsdelicten op het gebied van hout, papier en pulp, een aanzienlijke impact heeft op wereldwijde emissies, waterreserves, woestijnvorming en regenpatronen;

82.  merkt bezorgd op dat, volgens UNEP-Interpol, wetgeving om milieucriminaliteit aan te pakken in tal van landen ontoereikend wordt geacht, met name vanwege een gebrek aan expertise en personeel, lage boetes of de afwezigheid van strafrechtelijke sancties enz. die belemmeringen vormen voor de effectieve strijd tegen deze criminaliteit;

83.  wijst op het belang van de invoering, in producerende landen, van daadwerkelijk afschrikkende en doeltreffende sancties om illegale houtkap en -handel te bestrijden;

84.  vraagt de Commissie het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/99/EG inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht(18) uit te breiden door er illegale houtkap in op te nemen;

85.  moedigt de EU aan steun te verlenen om het toezicht op ontbossing en illegale activiteiten te vergroten;

86.  onderstreept dat de onderliggende oorzaken van milieucriminaliteit, zoals armoede, corruptie en wanbeheer, op een holistische en geïntegreerde manier moeten worden aangepakt door grensoverschrijdende financiële samenwerking aan te moedigen en door alle gepaste instrumenten voor de bestrijding van de internationale georganiseerde criminaliteit in te zetten, met inbegrip van beslaglegging en confiscatie van uit deze activiteiten afkomstige goederen en van de bestrijding van het witwassen van geld;

87.  benadrukt dat nationale rechtskaders moeten worden versterkt, de totstandbrenging van nationale netwerken voor de toepassing van de wet moet worden ondersteund en de uitvoering en handhaving van internationaal recht dat van belang is voor de bevordering van transparant en verantwoordingsplichtig bosbeheer naar een hoger niveau moeten worden gebracht, onder meer via de uitwisseling van beste praktijken, strenge openbaarmaking van informatie, sterke effectbeoordelingen, monitoring- en verslagleggingssystemen van de duurzaamheid, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak boswachters te beschermen; verzoekt om verbeterde samenwerking tussen sectoren en tussen instanties op zowel nationaal als internationaal niveau, met name met Interpol en UNODC, met inbegrip van het delen van informatie en justitiële samenwerking en de uitbreiding van de jurisdictie van het Internationaal Strafhof (International Criminal Court, ICC) naar milieucriminaliteit;

88.  herinnert eraan dat betere toegang tot douanegegevens over invoer die de EU binnenkomt de transparantie en controleerbaarheid van mondiale waardeketens zou doen toenemen; verzoekt de Commissie de vereisten inzake douanegegevens uit te breiden en de exporteur en de fabrikant als verplichte elementen in de douanegegevens op te nemen en zo de transparantie en de traceerbaarheid van mondiale waardeketens te verbeteren;

Handelsvraagstukken

89.  benadrukt dat de handelsbesprekingen van de Unie moeten stroken met haar toezeggingen om maatregelen te nemen met het oog op terugdringing van ontbossing en aantasting van bossen, en op vergroting van de koolstofvoorraden in bossen in ontwikkelingslanden;

90.  onderstreept de noodzaak om de regelingen voor de preventie, controle en verificatie van de gevolgen van de bilaterale en multilaterale vrijhandels- en investeringsovereenkomsten van de EU voor het milieu en de mensenrechten uit te breiden en te versterken, mede via verifieerbare indicatoren en onafhankelijke gemeenschapsgerichte controle- en verslagleggingsinitiatieven;

91.  verzoekt de EU in haar hoofdstukken inzake handel en duurzame ontwikkeling altijd bindende en afdwingbare bepalingen op te nemen om een halt toe te roepen aan illegale houtkap, ontbossing, aantasting van de bossen en landroof en andere schendingen van de mensenrechten die onder passende en effectieve mechanismen voor geschillenbeslechting vallen, en te overwegen om, naast diverse andere handhavingsmethoden, een op sancties gebaseerd mechanisme en bepalingen ter waarborging van het recht op eigendom, voorafgaande raadpleging en geïnformeerde toestemming in te voeren; verzoekt de Commissie om dergelijke bepalingen op te nemen in reeds gesloten vrijhandelsovereenkomsten middels de herzieningsclausule, met name de toezegging om de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering doeltreffend toe te passen; onderstreept hoe belangrijk het is deze bepalingen te controleren en dat het noodzakelijk is onmiddellijk een begin te maken met raadplegingsprocessen op regeringsniveau wanneer handelspartners deze regels niet naleven, en de bestaande handhavingsmechanismen, zoals de mechanismen voor geschillenbeslechting, te starten die zijn vastgelegd in de hoofdstukken inzake handel en duurzame ontwikkeling;

92.  verzoekt de Commissie ambitieuze, voor bossen specifieke bepalingen in alle handels- en investeringsovereenkomsten van de EU op te nemen; benadrukt dat deze bepalingen bindend moeten zijn en moeten kunnen worden afgedwongen door middel van doeltreffende monitoring- en sanctiemechanismen die individuele personen en gemeenschappen, zij het in dan wel buiten de EU, in staat stellen verhaal te halen;

93.  onderstreept dat corruptie in verband met de illegale houtkap moet worden aangepakt in het kader van het handelsbeleid van de EU; dringt er bij de Commissie op aan in haar vrijhandelsovereenkomsten met illegale houtkap verband houdende bepalingen inzake corruptiebestrijding op te nemen die afdwingbaar zijn en effectief en volledig moeten worden toegepast;

94.  dringt er bij de Commissie op aan illegale bosbouwpraktijken, zoals te lage prijzen van hout in concessies, het kappen van beschermde bomen door commerciële bedrijven, het grensoverschrijdend smokkelen van houtproducten, de illegale houtkap en het verwerken van bosgrondstoffen zonder vergunning op te nemen in afdwingbare bepalingen inzake corruptiebestrijding van vrijhandelsovereenkomsten;

95.  constateert dat de SAP-verordening nog steeds een beperkte reikwijdte heeft voor de bescherming en het verantwoord beheer van bosreserves; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat voor de bossen relevante overeenkomsten die onder de SAP- en SAP+-regelingen vallen, naar behoren worden gecontroleerd, mede door maatschappelijke organisaties, om te waarborgen dat de bossen in de partnerlanden worden beschermd, inclusief het mogelijke opzetten van een klachtenmechanismen om te waarborgen dat klachten van belanghebbende partijen naar behoren in aanmerking worden genomen; onderstreept dat in het kader van dit mechanisme vooral rekening moet worden gehouden met de rechten van inheemse volkeren, gemeenschappen die van de bossen afhangen en de rechten die zijn toegekend in het kader van IAO-Verdrag nr. 169 betreffende inheemse en in stamverband levende volkeren, indien van toepassing

96.  wijst andermaal op het belang van een adequate toegang tot de rechter, rechtsmiddelen en doeltreffende bescherming voor klokkenluiders in landen die natuurlijke hulpbronnen uitvoeren teneinde de doeltreffendheid van wetgeving en initiatieven te waarborgen;

o
o   o

97.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23.
(2) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0098.
(3) PB C 215 van 19.6.2018, blz. 125.
(4) Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0330.
(5) Nellemann, C. (hoofdredacteur); Henriksen, R., Kreilhuber, A., Stewart, D., Kotsovou, M., Raxter, P., Mrema, E., en Barrat, S. (red.). "The Rise of Environmental Crime – A Growing Threat to Natural Resources, Peace, Development and Security, A UNEP-INTERPOL Rapid Response Assessment", United Nations Environment Programme and RHIPTO Rapid Response, Norwegian Center for Global Analyses, www.rhipto.org, 2016.
(6) Goodman, R.C. en Herold, M., "Why Maintaining Tropical Forests is Essential and Urgent for Maintaining a Stable Climate", Working Paper 385, Centre for Global Development, Washington DC, 2014; McKinsey & Company, "Pathways to a low-carbon economy" (2009); McKinsey & Company, "Pathways to a low-carbon economy: Version 2 of the Global Greenhouse Gas Abatement Cost Curve" (2013).
(7) Baccini, A. et al., "Tropical forests are a net carbon source based on aboveground measurements of gain and loss", Science, vol. 358, nummer 6360, 2017, blz. 230-234.
(8) zie https://www.iucn.org/theme/forests/our-work/forest-landscape-restoration/bonn-challenge
(9) Nellemann, C. (hoofdredacteur); Henriksen, R., Kreilhuber, A., Stewart, D., Kotsovou, M., Raxter, P., Mrema, E., en Barrat, S. (red.). "The Rise of Environmental Crime – A Growing Threat to Natural Resources, Peace, Development and Security, A UNEP-INTERPOL Rapid Response Assessment", United Nations Environment Programme and RHIPTO Rapid Response, Norwegian Center for Global Analyses, www.rhipto.org, 2016.
(10) PB C 215 van 19.6.2018, blz. 125.
(11) http://ec.europa.eu/environment/forests/pdf/feasibility_study_deforestation_kh0418199enn_main_report.pdf
(12) In het rapport "Permitting Crime" van 2014 van het Environmental Investigation Agency (EIA) en het Indonesische Forest Monitoring Network (Jaringan Pemantau Independen Kehutanan/JPIK) wordt geconcludeerd dat bepaalde TLAS-gecertificeerde bedrijven betrokken zijn bij "het witwassen van hout", waarbij zij illegaal verkregen hout vermengen met legaal hout. Dit hout kan thans naar de EU worden geëxporteerd als Flegt-gecertificeerd hout. Zie: http://www.wri.org/blog/2018/01/indonesia-has-carrot-end-illegal-logging-now-it-needs-stick; voornaamste bron: https://eia-international.org/wp-content/uploads/Permitting-Crime.pdf
(13) ClientEarth geeft een voorbeeld uit Nepal, zie https://www.clientearth.org/what-can-we-learn-from-community-forests-in-nepal/
(14) Forest Trends Report Series: Consumer Goods and Deforestation: An Analysis of the Extent and Nature of Illegality in Forest Conversion for Agriculture and Timber Plantations, 2014.
(15) PB C 215 van 19.6.2018, blz. 125.
(16) Baccini, A. et al., "Tropical forests are a net carbon source based on aboveground measurements of gain and loss", Science, vol. 358, nummer 6360, 2017, blz. 230-234. http://science.sciencemag.org/content/early/2017/09/27/science.aam5962
(17) Baccini, A. et al., op. cit.
(18) PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28.

Laatst bijgewerkt op: 17 september 2019Juridische mededeling - Privacybeleid