Begroting: hoe besteedt het Europees Parlement de middelen waar het elk jaar over beschikt?
De jaarlijkse begroting stelt het Parlement in staat de werkzaamheden van zijn leden te ondersteunen en te werken in 24 verschillende talen. De administratieve uitgaven van de EU maken in totaal 1,2 % uit van de totale begroting van de EU. Van die administratieve uitgaven gaat een vijfde naar het Europees Parlement. Het overgrote deel van de EU-middelen wordt rechtstreeks in de lidstaten geïnvesteerd.
Hoe wordt de begroting vastgesteld?
De procedure voor het vaststellen van de begroting van het Parlement begint normaal gesproken in februari. De secretaris-generaal van het Parlement dient een voorstel in, waarin de prioriteiten en de benodigde financiën voor het daaropvolgende jaar worden uiteengezet. Het Bureau, dat bestaat uit de Voorzitter en de 14 vicevoorzitters, stelt op basis van dat voorstel de voorlopige ontwerpraming van de begroting op en dient deze raming in bij de Begrotingscommissie.
Een van de leden van de Begrotingscommissie wordt aangewezen als rapporteur voor de begroting en heeft tot taak een verslag op te stellen met daarin de prioriteiten van het Parlement en voorstellen over de hoeveelheid geld die daaraan besteed moet worden. De Begrotingscommissie stemt eerst over dit verslag, waarna er in de plenaire vergadering over wordt gestemd door alle leden van het Parlement. Dit gebeurt meestal in april. Deze raming wordt dan verwerkt in de ontwerpbegroting van de hele EU voor het daaropvolgende jaar. De leden van het Parlement stellen wijzigingen op de begroting voor, en tijdens een plenaire vergadering, uiterlijk in december, wordt de begroting door het Parlement vastgesteld.