Dialoog met kerken, religieuze verenigingen en gemeenschappen en levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties
 

In het huidige diverse Europa leveren allerlei kerken, godsdiensten en levensbeschouwelijke organisaties een belangrijke bijdrage aan de samenleving. De instellingen van de Europese Unie hechten veel waarde aan een open dialoog met deze religieuze en niet-confessionele organisaties en het Europees Parlement betrekt ze op actieve wijze bij het EU-beleid.

Achtergrond

Met artikel 17 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), ingevoerd bij het Verdrag van Lissabon, werd voor de eerste keer voorzien in een wettelijke basis voor een open, transparante en regelmatige dialoog tussen de EU-instellingen en kerken, religieuze verenigingen en levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties. Het luidt als volgt:

  1. "De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
  2. De Unie eerbiedigt tevens de status die de levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben.
  3. De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage."

In de eerste twee leden van dit artikel is bepaald dat kerken en religieuze verenigingen of gemeenschappen een bijzondere status hebben, die beschermd moet worden volgens het nationaal recht, en dat levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties een vergelijkbare status hebben; in het derde lid worden de EU-instellingen opgeroepen tot een open, transparante en regelmatige dialoog met deze kerken en organisaties.

Om uitvoering te geven aan de Verdragsbepalingen wijst de voorzitter van het Europees Parlement een ondervoorzitter aan die verantwoordelijk is voor het voeren van de dialoog.