VERSLAG over de mededeling van de Commissie over het programma "Schone lucht voor Europa" (CAFE): Naar een thematische strategie voor de luchtkwaliteit
(COM(2001) 245 – C5‑0598/2001 – 2001/2249(COS))

25 februari 2002

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid
Rapporteur: Jim Fitzsimons

Procedure : 2001/2249(COS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A5-0055/2002
Ingediende teksten :
A5-0055/2002
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

PROCEDUREVERLOOP

Bij schrijven van 4 mei 2001 deed de Commissie haar mededeling over het programma "Schone lucht voor Europa" (CAFE): Naar een thematische strategie voor de luchtkwaliteit (COM(2001) 245 – 2001/2249(COS)) toekomen aan het Parlement.

Op 28 november 2001 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de verwijzing van deze mededeling naar de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid als commissie ten principale en naar de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie en de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme als medeadviserende commissies (C5‑0598/2001).

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid benoemde reeds op haar vergadering van 11 juli 2001 Jim Fitzsimons tot rapporteur.

De commissie behandelde de mededeling van de Commissie en het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 22 januari 2002 en 20 februari 2002.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met algemene stemmen haar goedkeuring aan de ontwerpresolutie.

Bij de stemming waren aanwezig: Caroline F. Jackson, voorzitter; Mauro Nobilia, Alexander de Roo en Anneli Hulthén, ondervoorzitters; Jim Fitzsimons, rapporteur; Jean-Louis Bernié, Hans Blokland, David Robert Bowe, John Bowis, Chris Davies, Avril Doyle, Anne Ferreira, Karl-Heinz Florenz, Cristina García-Orcoyen Tormo, Laura González Álvarez, Françoise Grossetête, Jutta D. Haug (verving Dorette Corbey), Marie Anne Isler Béguin, Karin Jöns (verving Bernd Lange), Eija-Riitta Anneli Korhola, Paul A.A.J.G. Lannoye (verving Hiltrud Breyer), Torben Lund, Jules Maaten, Minerva Melpomeni Malliori, Jorge Moreira da Silva, Rosemarie Müller, Giuseppe Nisticò, Ria G.H.C. Oomen-Ruijten, Neil Parish (verving Per-Arne Arvidsson), Marit Paulsen, Encarnación Redondo Jiménez (verving María del Pilar Ayuso González), Dagmar Roth-Behrendt, Guido Sacconi, Karin Scheele, Inger Schörling, María Sornosa Martínez, Catherine Stihler, Astrid Thors, Antonios Trakatellis, Kathleen Van Brempt en Phillip Whitehead.

Het advies van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme is bij dit verslag gevoegd. De Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie heeft op 18 december 2001 besloten geen advies uit te brengen.

Het verslag werd ingediend op 25 februari 2002.

De termijn voor de indiening van amendementen wordt bekendgemaakt in de ontwerpagenda voor de vergaderperiode waarin het verslag wordt behandeld.

ONTWERPRESOLUTIE

Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie over het programma "Schone lucht voor Europa" (CAFE): Naar een thematische strategie voor de luchtkwaliteit (COM(2001) 245 – C5‑0598/2001 – 2001/2249(COS))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie (COM(2001) 245 – C5‑0598/2001)[1],

–   gelet op artikel 175 van het Verdrag,

–   gelet op het zesde milieuactieprogramma,

–   gelet op richtlijn 96/62/EG inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit[2],

–   gelet op richtlijn 94/66/EG inzake beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties[3],

–   gelet op richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NEP)[4],

–   gelet op richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC)[5],

–   gelet op richtlijn 99/13/EG inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties[6],

–   gelet op richtlijn 96/62/EG inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit[7],

–   gelet op artikel 47, lid 1 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme (A5‑0055/2002),

A.   overwegende dat in het zesde milieuactieprogramma is bepaald dat thematische strategieën op milieugebied moeten worden ontwikkeld, en overwegende dat het CAFE (Schone lucht voor Europa)-programma de eerste van deze strategieën is,

B.   overwegende dat de algemene doelstelling van het CAFE-programma de uitwerking is van een geïntegreerd strategisch beleid op lange termijn ter bestrijding van luchtvervuiling en ter bescherming van de volksgezondheid en het milieu,

C.   overwegende dat de bestrijding van luchtvervuiling een van de belangrijkste pijlers van een duurzaam ontwikkelingsbeleid is, en dat de doelstelling van een duurzame ontwikkeling niet kan worden verwezenlijkt zonder een werkelijk geïntegreerd beleid ter bestrijding van luchtvervuiling,

D.   overwegende dat in het vijfde milieuactieprogramma wordt opgemerkt dat eenieder doeltreffend moet worden beschermd tegen erkende gezondheidsrisico's die verband houden met luchtvervuiling,

E.   overwegende dat in artikel 11, lid 2 van besluit nr. 2179/98/EG van het Europees Parlement en de Raad wordt opgemerkt dat bijzondere aandacht zal worden besteed aan de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een strategie met het doel ervoor te zorgen dat voor de blootstelling aan verzurende, eutrofiërende en fotochemische luchtverontreinigende stoffen de kritische belasting niet wordt overschreden,

F.   overwegende dat het Europees Parlement bij talloze gelegenheden heeft beklemtoond dat kritische cijfers en grensniveaus met betrekking tot vervuiling door verzuring, eutrofiëring en fotochemische luchtverontreinigende stoffen na het jaar 2020 niet moeten worden overschreden,

G.   gelet op de vooruitgang die in een aantal sectoren en voor bepaalde verontreinigende stoffen is geboekt met betrekking tot de bestrijding van luchtvervuiling in het kader van de programma's Auto-Olie I en II, en wel dankzij technische en niet-technische maatregelen,

H.   gelet op het werk dat nog moet worden verzet in alle verontreinigende sectoren en voor de belangrijkste verontreinigende stoffen, met inbegrip van CO2 waarvan de uitstoot naar verwachting tot in 2005 zal blijven toenemen,

I.   overwegende dat bepaalde verontreinigende stoffen niet voorkomen in voorstellen voor reglementering,

J.   overwegende dat onder andere ozon aan de grond en zwevende deeltjes een ernstig risico voor de volksgezondheid in Europa vormen, met name voor kwetsbare bevolkingsgroepen,

K.   overwegende dat de communautaire wetgeving ter bestrijding van luchtvervuiling is gebaseerd op verschillende structuren en methodologieën, terwijl een coherent kader noodzakelijk is,

L.   overwegende dat de beoordeling en de herziening van een groot aantal van deze communautaire wetsteksten voor 2004 op het programma staan,

1.   verwelkomt het voorstel van de Commissie om een groot deel van haar maatregelen ter bestrijding van luchtvervuiling onder te brengen in één thematische strategie, die voor de Gemeenschap een nuttig instrument zal vormen ter verwezenlijking van haar langetermijndoelstelling om kritische cijfers en grenzen voor de vier luchtverontreinigende stoffen die vallen onder de richtlijn betreffende nationale emissieplafonds en de secundaire luchtverontreinigende stoffen die uit deze vier verontreinigende stoffen ontstaan niet te overschrijden;

2.   beschouwt de CAFE-strategie als een stimulans voor een integrale benadering van de communautaire milieuwetgeving, maar benadrukt dat het algemene karakter geen belemmering mag zijn voor de invoering of herziening van meer specifieke maatregelen; verzoekt de Commissie regelmatig Raad en Parlement hierover te informeren; is van mening dat de algemene aanpak niet mag leiden tot een vertraging of verwaarlozing van de evaluatie en eventuele herziening van de bestaande luchtkwaliteitrichtlijnen en de nationale emissieplafonds;

3.   stelt vast dat verschillende communautaire wetsteksten op het gebied van de bestrijding van luchtvervuiling in 2004 moeten worden herzien; verwacht van de Commissie dat zij een beoordeling van de vigerende wetgeving en vervolgens voorstellen tot herziening voorlegt, opdat de herziene teksten zo spoedig mogelijk in werking kunnen treden;

4.   is van mening dat het CAFE-programma de haalbaarheid van maatregelen kan aantonen en kan uitwijzen welk soort maatregelen noodzakelijk zijn om de langetermijndoelstelling van de Gemeenschap met betrekking tot luchtvervuiling te verwezenlijken;

5.   wijst met nadruk op de urgentie van deze maatregel en op de noodzaak dat de voorstellen voor maatregelen in het kader van CAFE volgens het beoogde tijdschema worden ingediend, d.w.z. uiterlijk eind 2004;

6.   verwacht, gezien de aanzienlijke werkzaamheden die nog moeten worden verricht met betrekking tot de bestrijding van luchtvervuiling, van de Commissie dat zij nieuwe actiemaatregelen voorstelt voor alle sectoren en verontreinigde stoffen die al dan niet het voorwerp vormen van een reglementering;

7.   wenst dat de reeds verrichte of nog te verrichten beoordeling van chemische stoffen in aanmerking wordt genomen bij de ontwikkeling van de wetgeving betreffende luchtverontreinigende stoffen;

8.   is van mening dat het beslist noodzakelijk is dat er concrete voorstellen worden gedaan betreffende de koppeling van het nieuwe programma en de tot dusverre bestaande maatregelen betreffende de kwaliteit van de lucht;

9.   beklemtoont dat een belangrijke taak van het CAFE-programma moet zijn dat geharmoniseerde rapportagevereisten voor de emissieinventarissen van de lidstaten worden vastgesteld teneinde de vergelijkbaarheid van de gegevens te bevorderen;

10.   wijst op het structurele verband tussen op verschillende beleidsgebieden genomen maatregelen die verband houden met de luchtkwaliteit, met name het nauwe verband tussen luchtkwaliteit en maatregelen op het gebied van klimaatverandering; dringt er derhalve bij de Commissie op aan om haar inspanningen op deze twee gebieden te coördineren;

11.   is het met de Commissie eens dat CAFE een krachtige stimulans moet vormen voor de ontwikkeling van sectoriële, bronspecifieke maatregelen ter vermindering van emissies en dat daarom doeltreffende structurele verbanden moeten worden gelegd tussen CAFE en de sectoriële strategieën, omdat zulks van wezenlijk belang is om te verzekeren dat de noodzakelijke maatregelen (technisch of niet-technisch) worden genomen en dat de in het kader van CAFE en op andere beleidsterreinen toegepaste scenario's consistent zijn;

12.   neemt in dit verband nota van de voorstellen van de Commissie betreffende het Europees programma inzake klimaatsverandering en het systeem voor de handel in emissierechten; verwacht, gezien het huidige niveau van de luchtvervuiling in Europa en de rol die de Europese Unie heeft gespeeld bij het bereiken van een akkoord tijdens de laatste conferentie van de partijen bij het protocol van Kyoto in Bonn, dat het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk ambitieuze en evenwichtige wetsteksten betreffende deze twee voorstellen vaststellen, opdat de Europese Unie de vooraanstaande rol op zich neemt die zij zichzelf in de strijd tegen klimaatsverandering heeft toebedacht;

13.   deelt het standpunt van de Commissie dat bestaande concentraties van zwevende deeltjes en ozon aan de grond een ernstige bedreiging vormen voor het milieu, het architectonisch erfgoed en de volksgezondheid, met name in de grote steden en voor kwetsbare bevolkingsgroepen; dringt er derhalve bij de Commissie op aan onmiddellijk beleidsmaatregelen voor te stellen die tot doel hebben de emissies van ozonprecursoren, zwevende deeltjes en hun precursoren, met name die welke niet vallen onder richtlijn 2001/81/EG te verminderen;

14.   houdt vast aan haar streven naar een duurzaam vervoersbeleid en verzoekt de Commissie daarom, in het kader van CAFE, de afspraken die met de automobielindustrie met betrekking tot emissienormen zijn gemaakt, ook voor de binnenvaart en het spoorvervoer in te voeren; pleit voor een actieve opstelling van de Commissie en de lidstaten in de relevante internationale fora om ook voor het luchtverkeer emissienormen vast te stellen in overleg met de luchtvaartindustrie; is van mening dat aan de internationale luchtvaart dezelfde eisen moeten worden gesteld als aan andere industriële en transportsectoren;

15.   is van mening dat duurzaam vervoer niet bereikt kan worden middels het doorvoeren van enkel technische maatregelen; wijst op de noodzaak van een gedragswijziging van consument en producent; onderkent de urgentie van de verdere ontwikkeling van alternatieve brandstoffen en vervoerswijzen om aan een dergelijke gedragsverandering bij te dragen; verzoekt de Commissie dit onderzoek in het kader van CAFE te stimuleren;

16.   wijst met nadruk op het belang van het leggen van een nauwer verband tussen onderzoek en beleidsvorming; is echter van mening dat wetenschappelijke onzekerheden niet moeten worden gebruikt als excuus voor het niet nemen van maatregelen tegen emissies die waarschijnlijk schadelijke gevolgen op lange termijn hebben;

17.   is van oordeel dat het noodzakelijk is dat een controlesysteem wordt ingesteld met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van het programma;

18.   beveelt de Commissie aan de kandidaatlanden volledig bij het CAFE-programma te betrekken en ziet deze deelneming als een voorwaarde voor een soepele opneming van de communautaire wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit in de wetgeving van de kandidaatlanden; stelt vast dat in het kader van de ISPA-2000-begroting voor het jaar 2000 geen enkel krediet is uitgetrokken voor luchtvervuiling; verzoekt de Commissie en de kandidaatlanden derhalve projecten op het gebied van de bestrijding van luchtvervuiling te bevorderen, opdat de kandidaatlanden het hunne kunnen doen in de strijd tegen luchtvervuiling en voor het programma "Schone lucht voor Europa";

19.   wijst er met nadruk op dat het, om de politieke geloofwaardigheid verder te verbeteren, van belang is breed overleg te doen plaatsvinden met relevante partijen die belangen hebben bij het proces dat leidt tot nieuwe beleidsvoorstellen;

20.   stelt vast dat er ten aanzien van zowel beleid als geografische aspecten sprake is van een steeds grotere overlapping tussen het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (CLRTAP) en het beleid van de Gemeenschap inzake de kwaliteit van de lucht; deelt derhalve het standpunt van de Commissie dat een betere samenwerking met CLRTAP van wezenlijk belang is om CAFE een werkelijke bijdrage aan de beleidsvorming te laten leveren en verspilling van middelen tegen te gaan;

21.   deelt het standpunt van de Commissie met betrekking tot de noodzaak om de transparantie te vergroten en het beleid van de Gemeenschap dichter bij de burgers te brengen; beklemtoont derhalve dat regelmatige en zorgvuldige informatie over de vooruitgang en de prioriteiten van het milieubeleid van wezenlijk belang is ter vergroting van het vertrouwen en de betrokkenheid van het publiek, alsmede om het publiek de mogelijkheid te geven invloed uit te oefenen op het namens hen gevoerde beleid;

22.   verzoekt de Commissie duidelijke en transparante regels voor de rol van belangengroepen op te stellen; alle betrokkenen moeten zonder onderscheid en met name met inachtneming van de verschillende financiële mogelijkheden kunnen deelnemen;

23.   spreekt enige zorg uit met betrekking tot de financiering van het CAFE-programma, vooral met betrekking tot de financiering die nodig is ter verzekering van de deelneming en de actieve betrokkenheid van kandidaatlanden en NGO's in het programma en zijn werkgroepen;

24.   verzoekt de Commissie een voortdurende informatie van het Europees Parlement met betrekking tot de ontwikkelingen te waarborgen, bijvoorbeeld door middel van halfjaarlijkse voortgangsverslagen, regelmatig plaatsvindende workshops, e.d.;

25.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.

  • [1] PB C nog niet gepubliceerd.
  • [2] PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55-63.
  • [3] PB L 337 van 24.12.1994, blz. 83-85.
  • [4] PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22-30.
  • [5] PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26-40.
  • [6] PB L 85 van 29.3.1999, blz. 1-22.
  • [7] PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.

TOELICHTING

De Commissie stelt voor al haar maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit onder te brengen in één strategie - het programma Schone lucht voor Europa (CAFE). Het gaat hierbij om een beoordeling van de tenuitvoerlegging van de richtlijnen op het gebied van de luchtkwaliteit, verbetering van de controle op de luchtkwaliteit en informatie van het publiek, alsmede prioriteiten voor verdere maatregelen en de controle op "hotspots" waar de emissieniveaus met name hoog zijn.

Het CAFE-programma is tevens de eerste van de thematische strategieën zoals die zijn vermeld in het zesde milieuactieprogramma.

Volgens de Commissie moet het CAFE-programma uitgroeien tot een permanent, cyclisch programma met 2004 als eerste belangrijke horizon, omdat een groot aantal belangrijke richtlijnen op het gebied van de luchtkwaliteit, zoals de zogenaamde dochterrichtlijn inzake luchtkwaliteit en de richtlijnen inzake grote stookinstallaties en NEP, dit jaar moeten worden herzien. De specifieke doelstellingen van het programma zullen de volgende zijn:

1.   het uitwerken, verzamelen en valideren van wetenschappelijke informatie betreffende de kwaliteit van de buitenlucht, prognoses inzake emissies en luchtkwaliteit en kosten/batenstudies,

2.   medewerking verlenen aan de uitvoering van de bestaande wetgeving en de doeltreffendheid daarvan onder de loep nemen, met name als het gaat om de dochterrichtlijnen inzake luchtkwaliteit, het besluit inzake de uitwisseling van informatie en nationale emissieplafonds (NEP's),

3.   erop toezien dat de maatregelen die noodzakelijk zijn om de gewenste luchtkwaliteit en de ten doel gestelde depositieniveaus op voordelige wijze te bereiken, worden genomen op het juiste niveau via de ontwikkeling van doeltreffende structurele verbindingen tussen de desbetreffende beleidsgebieden,

4.   het periodiek bepalen van een algemene geïntegreerde strategie tot vaststelling van passende luchtkwaliteitsdoelstellingen voor de toekomst en economisch verantwoorde maatregelen om deze doelstellingen te bereiken,

5.   verspreiden van de technische en de beleidsinformatie die voortkomt uit de uitvoering van het programma op grote schaal.

In het kader van het CAFE-programma zal vooral aandacht worden geschonken aan zwevende deeltjes en ozon aan de grond, omdat algemeen wordt aangenomen dat deze vervuilende stoffen duidelijk negatieve effecten hebben voor de volksgezondheid, en belangrijke inspanningen noodzakelijk zijn om aanvaardbare niveaus te verwezenlijken. Andere problemen in verband met luchtvervuiling, zoals verzuring, eutrofiëring en schade aan gebouwen moeten ook in het kader van CAFE worden behandeld. Ook zal worden toegezien op ontwikkelingen met betrekking tot vervuilende stoffen die nog niet gereguleerd zijn, zoals bepaalde zware metalen.

De algehele coördinatie van het programma zal worden verzorgd door DG Milieu. Externe groepen zullen worden ingesteld om adviezen in te winnen en kennis te nemen van de standpunten van politieke belanghebbenden, de technische werkzaamheden binnen CAFE te coördineren en technische bijdragen te verkrijgen van nationale deskundigen en belanghebbenden. Bij deze externe groepen gaat het om:

-   een CAFE-stuurgroep, die de Commissie zal adviseren met betrekking tot de strategische richting die het programma moet inslaan. Deze groep zal worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en kandidaat-landen, het Europees Parlement, belanghebbenden en relevante internationale organisaties,

-   een technische analysegroep (TAG), die zorg zal dragen voor de coördinatie van de technische analysewerkzaamheden die in het kader van CAFE worden verricht. In deze groep komen vertegenwoordigers van de Commissie, het Europees Milieuagentschap en de Wereldgezondheidsorganisatie,

-   structurele werkgroepen en ad hoc-werkgroepen zullen ook worden ingesteld teneinde onderzoeksgegevens en technische analyses te verzamelen en te evalueren.

ADVIES VAN DE COMMISSIE REGIONAAL BELEID, VERVOER EN TOERISME

15 januari 2002

aan de Commissie milieu, volksgezondheid en consumentenbeleid

inzake het programma "Schone lucht voor Europa" (CAFE): Naar een thematische strategie voor de luchtkwaliteit

(COM(2001) 245 – C5‑0589/2001 – 2001/2249(COS))

Rapporteur voor advies: Rijk van Dam

PROCEDUREVERLOOP

De Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme benoemde op haar vergadering van 11 september 2001 Rijk van Dam tot rapporteur voor advies.

De commissie behandelde het ontwerpadvies op haar vergaderingen van 21 november en 19 december 2001.

Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met 29 stemmen voor en 14 tegen bij 1 onthouding haar goedkeuring aan de hierna volgende conclusies.

Bij de stemming waren aanwezig: Konstantinos Hatzidakis (voorzitter), Emmanouil Mastorakis en Helmuth Markov (ondervoorzitters), Rijk van Dam (rapporteur voor advies en ondervoorzitter), Pedro Aparicio Sánchez (verving Carmen Cerdeira Morterero), Sir Robert Atkins, Emmanouil Bakopoulos, Rolf Berend, Theodorus J.J. Bouwman, Philip Charles Bradbourn, Felipe Camisón Asensio, Luigi Cocilovo (verving Giorgio Lisi), Garrelt Duin, Giovanni Claudio Fava, Markus Ferber (verving Ingo Schmitt), Mathieu J.H. Grosch, Ewa Hedkvist Petersen, Mary Honeyball, Juan de Dios Izquierdo Collado, Georg Jarzembowski, Elisabeth Jeggle (verving Karla M.H. Peijs), Dieter-Lebrecht Koch, Brigitte Langenhagen (verving Reinhard Rack), Sérgio Marques, Linda McAvan (verving Mark Francis Watts), Erik Meijer, Francesco Musotto, Camilo Nogueira Román, Juan Ojeda Sanz, Josu Ortuondo Larrea, Wilhelm Ernst Piecyk, Samuli Pohjamo, Alonso José Puerta, Marieke Sanders-ten Holte, Gilles Savary, Elisabeth Schroedter (verving Reinhold Messner), Brian Simpson, Dirk Sterckx, Ulrich Stockmann, Margie Sudre, Ari Vatanen, Adriaan Vermeer (verving Isidoro Sánchez García overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), Demetrio Volcic en Brigitte Wenzel-Perillo (verving Carlos Ripoll i Martínez Bedoya).

BEKNOPTE MOTIVERING

De Commissie constateert in haar Mededeling (COM(2001) 245.def) dat ondanks de verbeterde luchtkwaliteit - mede dankzij de Auto-Olie I en II programma's - nog een forse inspanning noodzakelijk is om het probleem van zwevende deeltjes en ozon te lijf te gaan. Zwevende (stof)deeltjes, die bijvoorbeeld bij verbranding vrijkomen, hebben ook in zeer kleine concentraties gevolgen voor de ademhaling. Ook ozon, veroorzaakt door een reactie van vervuilende stoffen bij zonlicht, is schadelijk voor de ademhaling en tast de natuurlijke afweer, de vegetatie, bossen en gebouwen aan.

De Commissie is voornemens om binnen het kader van het zesde milieuactieprogramma[1] een meer integraal beleid te gaan voeren om het probleem van de luchtverontreiniging aan te pakken. Het Clean Air For Europe (CAFE)-programma voorziet hiertoe in technische analyse en beleidsontwikkeling en moet uiterlijk in 2004 leiden tot een thematische strategie, bestaande uit:

1.   Technische analyse en wetenschappelijke inhoud

Dit betreft het uitwerken, verzamelen en valideren van wetenschappelijke informatie op basis waarvan luchtkwaliteitsdrempels en streefcijfers bepaald kunnen worden.

2.   Uitvoering en herziening

Hoe doeltreffend is de bestaande regelgeving? De voor 2003 en 2004 geplande herziening van een aantal luchtkwaliteits-richtlijnen[2] en de richtlijn nationale emissieplafonds zal integraal deel uitmaken van het CAFE-programma.

3.   Verbinding met sectorale en bronspecifieke strategieën

Algemene luchtkwaliteitseisen (bijvoorbeeld nationale emissieplafonds voor NOx), moeten gesteld worden in nauwe samenhang met sectorale maatregelen en bronspecifieke maatregelen.

4.   Strategie-ontwikkeling

Voorop staat dat duidelijke mijlpalen en resultaten zichtbaar moeten zijn.

5.   Verspreiding van resultaten en betrekken van belanghebbenden

Regelmatige en precieze informatie over het Gemeenschapsbeleid is van essentieel belang om het vertrouwen van het publiek te doen toenemen.

6.   Samenwerking met derde landen

Gezien de naderende uitbreiding van de EU moet CAFE van meet af aan de kandidaatlanden in zijn geografische toepassingsgebied opnemen.

Groepen in de samenleving die kwetsbaar zijn voor luchtvervuiling, b.v. kinderen en mensen met hartziekten, verdienen extra aandacht in het kader van het CAFE-programma.

Analyse

De Mededeling van de Commissie biedt het perspectief dat nu nog gescheiden wetgeving als een geïntegreerd geheel kan worden behandeld en toegepast. Dat is positief te waarderen.

Desondanks wil uw rapporteur een aantal kanttekeningen bij het voorliggende document plaatsen.

De opzet van de strategie is zeer algemeen en valt derhalve moeilijk te beoordelen. Ook de voortgang van de beschreven stadia is complex en op dit moment moeilijk te doorzien. Om de nadere uitwerking en voortgang op een juiste manier te kunnen beoordelen zal daarom regelmatig aan Raad en Parlement moeten worden gerapporteerd. Overigens moet ervoor worden gewaakt dat pogingen om te komen tot een 'alles omvattende strategie' leiden tot een vertraging of verwaarlozing van de evaluatie en eventuele herziening van de bestaande luchtkwaliteitrichtlijnen en nationale emissieplafonds.

Belangrijk is dat wordt erkend dat de betrokkenheid van belanghebbenden essentieel is voor het welslagen van CAFE. Niet slechts de industrie maar ook organen als het Parlement en NGO's dienen op een evenwichtige wijze te worden betrokken bij de uitwerking. Daarnaast zal in de toekomstige plannen en programma’s een aantal componenten moeten worden opgenomen om de realisatie van een duurzaam vervoersysteem te stimuleren.

In de evaluaties van de programma's Auto-Olie I&II zijn twee belangrijke conclusies naar voren gekomen. De eerste conclusie was dat het vaststellen van brandstofkwaliteiteisen en emissienormen voor verbrandingsmotoren (al dan niet vrijwillig) een zeer positief effect op het terugdringen van de uitstoot van motorvoertuigen hebben gehad. Om die reden lijkt het zinvol de afspraken over emissienormen die met de auto-industrie zijn gemaakt ook voor de overige sectoren in te voeren. Voor het vervoer door de lucht zal dit in internationaal verband moeten gebeuren. De tweede conclusie was dat duurzaam vervoer niet alleen te bereiken is door het treffen van technische maatregelen. Minstens zo belangrijk is de bewustmaking en beïnvloeding van het gedrag van consumenten en producenten.

Gedragsverandering van consumenten en producenten kan op verschillende manieren bereikt worden. Consumenten dienen bewust gemaakt te worden van het feit dat vervoer niet op zich staat maar het gevolg is van een consumentenvraag naar goederen en mobiliteit. Hierbij kan de consument gewezen worden op alternatieven: producten waar minder vervoer voor nodig is, minder vervuilende brandstof of openbaar vervoer. Wetenschappelijk onderzoek naar externe kosten en alternatieve brandstoffen kan hierbij ondersteunen.

Producenten moeten gestimuleerd worden om hun productie- en logistieke processen zo in te richten dat minder vervoer noodzakelijk is (transportpreventie). Overheden kunnen bijdragen aan transportpreventie door een slimme ruimtelijke ordening die geen onnodige vervoersstromen genereert.

CONCLUSIES

De Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieu, volksgezondheid en consumentenbeleid de volgende punten in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.   beschouwt de CAFE-strategie als een stimulans voor een integrale benadering van de communautaire milieuwetgeving, maar benadrukt dat het algemene karakter geen belemmering mag zijn voor de invoering of herziening van meer specifieke maatregelen; verzoekt de Commissie regelmatig Raad en Parlement hierover te informeren; is van mening dat de algemene aanpak niet mag leiden tot een vertraging of verwaarlozing van de evaluatie en eventuele herziening van de bestaande luchtkwaliteitrichtlijnen zoals de nationale emissieplafonds;

2.   is ingenomen met de erkenning dat de betrokkenheid van belanghebbenden essentieel is voor het welslagen van CAFE; meent dat een evenwichtige groep van belanghebbenden moet worden samengesteld;

3.   houdt vast aan haar streven naar een duurzaam vervoersbeleid en verzoekt de Commissie daarom, in het kader van CAFE, de afspraken die met de automobielindustrie met betrekking tot emissienormen zijn gemaakt, ook voor de binnenvaart en het spoorvervoer in te voeren; pleit voor een actieve opstelling van de Commissie en de lidstaten in de relevante internationale fora om ook voor het luchtverkeer emissienormen vast te stellen in overleg met de luchtvaartindustrie; is van mening dat aan de internationale luchtvaart dezelfde eisen moeten worden gesteld als aan andere industriële en transportsectoren;

4.   is van mening dat duurzaam vervoer niet bereikt kan worden middels het doorvoeren van enkel technische maatregelen; wijst op de noodzaak van een gedragswijziging van consument en producent; onderkent de urgentie van de verdere ontwikkeling van alternatieve brandstoffen en vervoerswijzen om aan een dergelijke gedragsverandering bij te dragen; verzoekt de Commissie dit onderzoek in het kader van CAFE te stimuleren;

5.   verzoekt de Commissie bewustmakingscampagnes en benchmarking-acties over niet-gemotoriseerde mobiliteit en gemeenschappelijk vervoer in stedelijke of door verkeersopstoppingen getroffen gebieden te bevorderen;

6.   onderschrijft nogmaals het principe dat elke transportgebruiker de door hem gegenereerde kosten moet vergoeden (‘de gebruiker betaalt’); verzoekt de Commissie, in het kader van CAFE, de verzameling en verwerking van wetenschappelijke gegevens ter ondersteuning van de berekening van de externe (milieu)kosten van de verschillende vervoersvormen te stimuleren;

7.   beklemtoont dat ook planologische beslissingen aanzienlijke consequenties voor vervoersstromen kunnen hebben; verzoekt de lidstaten, parallel aan de uitvoering van de CAFÉ-strategie, bij hun planologische afwegingen, waar het zowel wonen als werken betreft, het vervoersgenererend effect mee te wegen.

  • [1] COM(2001) 31.
  • [2] Richtlijnen 88/609/EEG, 1999/30/EG en 2000/69/EG.