AANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade
(10933/5/2003 – C5‑0445/2003 – 2002/0021(COD))
5 december 2003 - ***II
Commissie juridische zaken en interne markt
Rapporteur: Toine Manders
PROCEDUREVERLOOP
Op 14 mei 2003 bepaalde het Parlement in eerste lezing zijn standpunt inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (COM(2002) 17 – 2002/0021(COD)).
Op 24 september 2003 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de ontvangst van het gemeenschappelijk standpunt en verwees hij dit document naar de Commissie juridische zaken en interne markt (10933/5/2003 – C5‑0445/2003).
De commissie benoemde reeds op haar vergadering van 29 februari 2000 de heer Toine Manders tot rapporteur.
Zij behandelde het gemeenschappelijk standpunt en de ontwerpaanbeveling voor de tweede lezing op haar vergaderingen van 1 oktober, 6 oktober, 6 november, 26 november en 2 december 2003.
Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met 16 stemmen voor en 11 tegen bij 1 onthouding haar goedkeuring aan de ontwerpwetgevingsresolutie.
Bij de stemming waren aanwezig: Willi Rothley (waarnemend voorzitter), Ioannis Koukiadis and Bill Miller (ondervoorzitter), Toine Manders (rapporteur), Uma Maija Aaltonen, Paolo Bartolozzi, Maria Berger, Ward Beysen, Raina A. Mercedes Echerer, Christos Folias, Janelly Fourtou, Marie-Françoise Garaud, Evelyne Gebhardt, Fiorella Ghilardotti, José María Gil-Robles Gil-Delgado, Alfred Gomolka, Malcolm Harbour, Lord Inglewood, Hans Karlsson (verving Carlos Candal), Sir Neil MacCormick, Xaver Mayer, Manuel Medina Ortega, Angelika Niebler (verving Klaus-Heiner Lehne), Marcelino Oreja Arburúa (verving Rainer Wieland), José Ribeiro e Castro (verving Brian Crowley overeenkomstig artikel 153, lid 2, van het Reglement), Anne-Marie Schaffner, Jürgen Schröder, The Earl of Stockton, Marianne L.P. Thyssen, Ian Twinn (verving Joachim Wuermeling) en Stefano Zappalà.
De aanbeveling voor de tweede lezing werd ingediend op 5 december 2003.
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade
(10933/5/2003 – C5‑0445/2003 – 2002/0021(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (10933/5/2003 – C5‑0445/2003),
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[1] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2002) 17)[2],
– gelet op artikel 251, lid 2, van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 80 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie juridische zaken en interne markt (A5‑0461/2003),
1. wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Overweging 6 | |
(6) Bij de omschrijving van beschermde soorten en natuurlijke habitats kunnen ook soorten en habitats die uit hoofde van nationale natuurbehoudwetgeving worden beschermd, in aanmerking worden genomen. Wel moet rekening worden gehouden met specifieke situaties ten aanzien waarvan in de communautaire of gelijkwaardige nationale wetgeving bepaalde afwijkingen zijn opgenomen van de mate van bescherming die het milieu wordt geboden. |
(6) Bij de omschrijving van beschermde soorten en natuurlijke habitats kunnen ook soorten en habitats die uit hoofde van nationale natuurbehoudwetgeving worden beschermd, in aanmerking worden genomen. Wel moet rekening worden gehouden met specifieke situaties ten aanzien waarvan in de communautaire of gelijkwaardige nationale wetgeving bepaalde afwijkingen zijn opgenomen van de mate van bescherming die het milieu wordt geboden, bijvoorbeeld bij het in acht nemen van goede land- of bosbouwpraktijken. |
Motivering Goede land- en bosbouwpraktijken zijn algemeen erkende normen voor een solide, behoorlijke bedrijfsvoering in harmonie met de natuur, zodat, wanneer deze normen worden nageleefd, een afwijking kan worden toegestaan. | |
Amendement 2 Overweging 14 bis (nieuw) | |
(14 bis) Teneinde diffuse verontreiniging te compenseren, dient de Commissie praktijken en initiatieven in de lidstaten gericht op het planten van nieuwe vegetatie aan te moedigen. | |
Motivering Dit voorstel zal het milieu rechtstreeks ten goede komen. Diffuse verontreiniging valt alleen onder deze richtlijn als er een duidelijk causaal verband bestaat tussen vervuiler en schade. In de praktijk is dit verband zeer moeilijk aan te tonen. Ter compensatie van diffuse verontreiniging die niet onder deze richtlijn valt, dient de Commissie praktijken en initiatieven aan te moedigen waarmee wordt beoogd binnen of buiten de EU nieuwe vegetatie aan te planten. Dit moet worden gezien in de context van de toegenomen beleidsaandacht voor duurzame ontwikkeling en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Tot slot zal deze maatregel bijdragen tot het halen van de Kyoto-doelstellingen. Mogelijke maatregelen op dit gebied zijn invoering van een Europese "boomplantdag" en instelling van een "groentoeslag" op alle intercontinentale vluchten vanuit de EU. De "groentoeslag" moet alleen worden geheven op tickets voor intercontinentale vluchten, omdat kerosine niet of nauwelijks belast wordt. De toeslag moet gelden voor de passagiers op alle vluchten vanuit de EU, zodat niet alleen de Europese luchtvaartmaatschappijen de toeslag aan hun klanten moeten doorgeven. | |
Amendement 3 Overweging 14 ter (nieuw) | |
(14 ter) Goede praktijken in de land- en bosbouw moeten onder de uitzonderingen worden opgenomen. | |
Motivering Wederopneming van amendement 13 uit eerste lezing. | |
Amendement 4 Overweging 18 | |
(18) Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, dient een exploitant die milieuschade veroorzaakt of een onmiddellijk gevaar doet ontstaan dat zich dergelijke schade voordoet, in beginsel de kosten van de noodzakelijke preventie- of herstelmaatregelen te dragen. In gevallen waarin een bevoegde instantie zelf of via een derde maatregelen treft in de plaats van een exploitant, dient die instantie ervoor te zorgen dat de door haar gemaakte kosten op de exploitant worden verhaald. Voorts is het passend dat de exploitanten in laatste instantie de kosten van de evaluatie van milieuschade en, in voorkomend geval, van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar van het ontstaan van dergelijke schade dragen. |
(18) Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, dient een exploitant die milieuschade veroorzaakt of een onmiddellijk gevaar doet ontstaan dat zich dergelijke schade voordoet, in beginsel de kosten van de noodzakelijke preventie- of herstelmaatregelen te dragen, indien de bevoegde instantie een duidelijk oorzakelijk verband kan aantonen tussen de handelingen of nalatigheid van de exploitant en de milieuschade of het onmiddellijke gevaar voor dergelijke schade voordoet. In gevallen waarin een bevoegde instantie zelf of via een derde maatregelen treft in de plaats van een exploitant, dient die instantie ervoor te zorgen dat de door haar gemaakte kosten op de exploitant worden verhaald. Voorts is het passend dat de exploitanten in laatste instantie de kosten van de evaluatie van milieuschade en, in voorkomend geval, van de evaluatie van het onmiddellijk gevaar van het ontstaan van dergelijke schade dragen. |
Motivering Dit amendement grijpt terug op amendement 35 dat het Parlement in eerste lezing heeft aangenomen. Gezien de gevolgen die het optreden van de instantie kan hebben, is het absoluut noodzakelijk dat er een duidelijk oorzakelijk verband wordt aangetoond tussen de handelingen of nalatigheid van de exploitant en de milieuschade of het onmiddellijke gevaar voor dergelijke schade. | |
Amendement 5 Overweging 20 | |
(20) Een producent is niet verplicht de kosten van uit hoofde van deze richtlijn genomen preventieve of herstelmaatregelen te dragen in situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft. De lidstaten kunnen toestaan dat exploitanten die geen fout hebben begaan of niet nalatig zijn geweest de kosten van herstelmaatregelen niet hoeven te dragen in situaties waarin de betrokken schade het gevolg is van emissies of gebeurtenissen die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de potentiële schadelijkheid niet bekend kon zijn toen die gebeurtenis of emissie plaatsvond. |
(20) Een producent is niet verplicht de kosten van uit hoofde van deze richtlijn genomen preventieve of herstelmaatregelen te dragen in situaties waarin de betrokken schade of het onmiddellijk gevaar daarvoor het gevolg is van bepaalde gebeurtenissen waarop de exploitant geen vat heeft. De lidstaten staan toe dat exploitanten die geen fout hebben begaan of niet nalatig zijn geweest de kosten van herstelmaatregelen niet hoeven te dragen in situaties waarin de betrokken schade het gevolg is van emissies of gebeurtenissen die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de potentiële schadelijkheid niet bekend kon zijn toen die gebeurtenis of emissie plaatsvond. Ingeval een lidstaat niet toestaat dat exploitanten de kosten van herstelmaatregelen in bovenstaande omstandigheden niet behoeven te dragen, worden dergelijke situaties door de bevoegde instanties, het toetsende gerecht of tribunaal bij het vaststelling van de mate van verantwoordelijkheid en door een exploitant te betalen schadevergoedingsbedrag in verband met de aansprakelijkheid beschouwd als verzachtende omstandigheden. |
Motivering In het belang van uniforme randvoorwaarden in de Europese Unie dienen er in alle lidstaten vergelijkbare regelingen voor de exploitanten te gelden, want alleen op deze wijze kan een zekere mate van harmonisering worden bereikt. Daarom moeten alle lidstaten toestaan dat exploitanten de kosten van herstelmaatregelen niet behoeven te dragen wanneer de schade het gevolg is van emissies of gebeurtenissen die uitdrukkelijk waren toegestaan of waarvan de potentiële schadelijkheid niet bekend kon zijn toen de gebeurtenis of emissie plaatsvond. | |
Amendement 6 Artikel 2, punt 3, letters a) en b) | |
3. "beschermde soorten en natuurlijke habitats": |
3. "beschermde soorten en natuurlijke habitats": |
a) de soorten genoemd in bijlage I of bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 79/409/EEG, of in de bijlagen II en IV van Richtlijn 92/43/EEG; |
a) de soorten genoemd in bijlage I of bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 79/409/EEG, of in de bijlagen II en IV van Richtlijn 92/43/EEG; de verplichting herstelmaatregelen te nemen ten aanzien van deze soorten blijft beperkt tot de in het kader van Natura 2000 aangewezen beschermde gebieden; |
b) de habitats van de soorten genoemd in bijlage I of bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 79/409/EEG of genoemd in bijlage II van Richtlijn 92/43/EEG, de natuurlijke habitats genoemd in bijlage I van Richtlijn 92/43/EEG en de voortplantings- of rustplaatsen genoemd in bijlage IV van Richtlijn 92/43/EEG; en |
b) de habitats van de soorten genoemd in bijlage I of bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 79/409/EEG of genoemd in bijlage II van Richtlijn 92/43/EEG, de natuurlijke habitats genoemd in bijlage I van Richtlijn 92/43/EEG en de voortplantings- of rustplaatsen genoemd in bijlage IV van Richtlijn 92/43/EEG; de verplichting herstelmaatregelen te nemen ten aanzien van deze habitats blijft beperkt tot de in het kader van Natura 2000 aangewezen beschermde gebieden; en |
Motivering Met dit amendement wordt duidelijk gemaakt dat er op grond van deze richtlijn alleen sprake kan zijn van aansprakelijkheid voor in de EU-wetgeving vermelde soorten en habitats wanneer het gaat om schade in beschermde gebieden die in het kader van Natura 2000 zijn aangewezen. Dat zorgt voor meer duidelijkheid en voorspelbaarheid van de aansprakelijkheid. Dit laat letter c) van dit punt, waarin wordt bepaald dat de lidstaten op grond van nationale wettelijke voorschriften bepaalde habitats en soorten onder het toepassingsgebied van de richtlijn kunnen brengen, onverlet. | |
Amendement 7 Artikel 2, punt 11 | |
11) "herstelmaatregelen ": maatregel of combinatie van maatregelen, met inbegrip van inperkende of tussentijdse maatregelen, gericht op herstel, rehabilitatie of vervanging van de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties, of op het verschaffen van een gelijkwaardig alternatief voor rijkdommen of functies, als bedoeld in bijlage II; |
11) "herstelmaatregelen ": maatregel of combinatie van maatregelen, met inbegrip van inperkende of tussentijdse maatregelen, gericht op herstel, rehabilitatie of vervanging van de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties, als bedoeld in bijlage II; |
Motivering Doel van de richtlijn is het herstel van milieuschade, d.w.z. in de eerste plaats het herstellen van de toestand voordat de schade plaatsvond. Vaak zal een volledig herstel van de oude toestand niet mogelijk zijn. Het concept van compensatoir herstel of het compenseren van een tijdelijk verlies van natuurlijke rijkdommen, dat hier onder verwijzing naar bijlage II wordt bedoeld, is niet gericht op herstel van het milieu, maar kent vooral de kenmerken van een stelsel van boetes of strafrechtelijke schadevergoeding, hetgeen niets meer te maken heeft met de doelstellingen van de richtlijn. Het leidt met name tot grote problemen met financiële waardebepaling, waardoor de praktische toepasbaarheid van de nieuwe bepalingen ernstig bemoeilijkt wordt en met name problemen in verband met de verzekerbaarheid veroorzaakt. | |
Amendement 8 Artikel 2, punt 14 | |
14) "referentietoestand": de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties zich ten tijde van de schade zouden hebben bevonden indien zich geen milieuschade had voorgedaan, gereconstrueerd aan de hand van de beste beschikbare informatie; |
14) "referentietoestand": de randvoorwaarden voor het herstel van de toestand waarin de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties zich ten tijde van de schade zouden hebben bevonden indien zich geen milieuschade had voorgedaan, gereconstrueerd aan de hand van de beste beschikbare informatie; |
Motivering Met het creëren van de randvoorwaarden voor herstel van de referentietoestand heeft de veroorzaker van de schade al het mogelijke gedaan om de schade ongedaan te maken. Het kan echter nog vele jaren duren voordat de referentietoestand daadwerkelijk is bereikt, maar dan zou de vervuiler van zijn milieuaansprakelijkheid ontslagen moeten zijn. | |
Amendement 9 Artikel 4, lid 1 | |
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade ten gevolge van: |
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op milieuschade of een onmiddellijke dreiging van dergelijke schade ten gevolge van: |
a) een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog of oproer; |
a) een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, oproer of terroristische handelingen; |
b) een natuurverschijnsel dat uitzonderlijk, onontkoombaar en onafwendbaar is. |
b) een natuurverschijnsel dat uitzonderlijk, onontkoombaar en onafwendbaar is; |
c) een emissie of een gebeurtenis die is toegestaan krachtens de toepasselijke wet- en regelgeving of uit hoofde van de vergunning of toestemming die aan de exploitant is verleend; | |
d) emissies of activiteiten die niet als schadelijk werden beschouwd overeenkomstig de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat de emissie of de activiteit plaatsvond;. | |
e) activiteiten in overeenstemming met goede praktijken in de land- en bosbouw | |
2. Het bepaalde in lid 1, onder c) en d), is niet van toepassing wanneer de exploitant nalatig is geweest. | |
Motivering Het is van essentieel belang dat de twee uitzonderingen die oorspronkelijk in artikel 9 van het Commissievoorstel stonden, te weten stelselmatige uitsluiting van aansprakelijkheid als de exploitant zich heeft gehouden aan de bepalingen in zijn bedrijfsvergunning, zonder omkering van de bewijslast, en rechtvaardiging door de stand van de kennis, worden gehandhaafd. Een bedrijfsvergunning moet de exploitant rechtszekerheid bieden. De bepaling in het gemeenschappelijk standpunt zou erop neerkomen dat deze rechtszekerheid op elk moment in twijfel kan worden getrokken. Dat zou betekenen dat door overheden afgegeven vergunningen geen enkele juridisch waarde zouden hebben, hetgeen niet aanvaardbaar is. Voorts is amendement 91, dat in eerste lezing in de plenaire vergadering werd aangenomen en waarmee het beginsel van verzachtende omstandigheden werd ingevoerd (d.w.z. middelen voor de beschuldigde exploitant om de kosten van de preventie- en herstelmaatregelen niet te hoeven dragen) niet aanvaardbaar, omdat het neerkomt op aansprakelijkheid van exploitanten. Gedeeltelijke wederopneming van de amendementen 38, 86 en 103 uit eerste lezing. | |
Amendement 10 Artikel 5, lid 3, letter d) | |
d) zelf de nodige preventieve maatregelen nemen. |
d) zelf de nodige preventieve maatregelen nemen wanneer spoedmaatregelen vereist zijn vanwege een dreigend gevaar voor milieuschade en de exploitant niet heeft ingegrepen. |
Motivering Dit amendement is gebaseerd op het door het Europees Parlement in eerste lezing aangenomen amendement nr. 100. Gewaarborgd moet worden dat de preventieve maatregelen worden genomen in nauw overleg met de exploitant. | |
Amendement 11 Artikel 5, lid 4 | |
4. De bevoegde instantie eist dat de preventieve maatregelen door de exploitant worden genomen. Indien een exploitant niet de verplichtingen nakomt waarin lid 1 of lid 3, onder b of c, voorziet, niet kan worden geïdentificeerd, of uit hoofde van deze richtlijn niet verplicht is de kosten te dragen, kan de bevoegde instantie zelf deze maatregelen nemen. |
4. De bevoegde instantie zorgt ervoor dat de preventieve maatregelen door de exploitant worden genomen. Indien een exploitant niet de verplichtingen nakomt waarin lid 1 of lid 3, onder b of c, voorziet, niet kan worden geïdentificeerd, of uit hoofde van deze richtlijn niet verplicht is de kosten te dragen, neemt de bevoegde instantie zelf de preventieve maatregelen wanneer de kosten van deze maatregelen niet onevenredig zijn aan de te behalen milieuvoordelen en er sprake is van een dreigend gevaar voor ernstige schade. |
Motivering Met dit amendement wordt beoogd een compromis te bereiken tussen de bezorgdheden van het Parlement na de afzwakking van de subsidiaire aansprakelijkheid van staten in het gemeenschappelijk standpunt en de huiver van de Raad voor volledige aansprakelijkheid met betrekking tot de kosten in verband met preventieve maatregelen. | |
Amendement 12 Artikel 6, lid 2, letter e) | |
e) zelf de nodige herstelmaatregelen treffen. |
e) zelf bij wijze van laatste redmiddel de nodige herstelmaatregelen treffen. |
Motivering Dit amendement is gebaseerd op het door het Parlement in eerste lezing aangenomen amendement nr. 101. Gewaarborgd moet worden dat de herstelmaatregelen worden genomen in nauw overleg met de exploitant. | |
Amendement 13 Artikel 6, lid 3 | |
3. De bevoegde instantie eist dat de herstelmaatregelen door de exploitant worden genomen. Indien de exploitant niet de verplichtingen nakomt waarin lid 1 of lid 2, onder b, c of d, voorziet, niet kan worden geïdentificeerd, of uit hoofde van deze richtlijn niet verplicht is de kosten te dragen, kan de bevoegde instantie zelf deze maatregelen nemen. |
3. De bevoegde instantie zorgt ervoor dat de herstelmaatregelen door de exploitant worden genomen. Indien de exploitant niet de verplichtingen nakomt waarin lid 1 of lid 2, onder b, c of d, voorziet, niet kan worden geïdentificeerd, of uit hoofde van deze richtlijn niet verplicht is de kosten te dragen, neemt de bevoegde instantie zelf de herstelmaatregelen wanneer de kosten van deze maatregelen niet onevenredig zijn aan de te behalen milieuvoordelen en er sprake is van ernstige schade in overeenstemming met Bijlage II. |
Motivering Met dit amendement wordt beoogd een compromis te bereiken tussen de bezorgdheden van het Parlement na de afzwakking van de subsidiaire aansprakelijkheid van staten in het gemeenschappelijk standpunt en de huiver van de Raad voor volledige aansprakelijkheid met betrekking tot de kosten in verband met herstelmaatregelen. | |
Amendement 14 Artikel 8, lid 2, alinea 1 | |
2. Onverminderd de leden 3 en 4 verhaalt de bevoegde instantie de kosten die zij in samenhang met het nemen van preventieve maatregelen of herstelmaatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft gemaakt op de exploitant die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt, onder andere door middel van een zakelijke zekerheid of andere geschikte waarborgen. |
2. Onverminderd het bepaalde in lid 3 verhaalt de bevoegde instantie de kosten die zij in samenhang met het nemen van preventieve maatregelen of herstelmaatregelen uit hoofde van deze richtlijn heeft gemaakt op de exploitant die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt, indien zij een duidelijk oorzakelijk verband kan aantonen tussen de handelingen of nalatigheid van de exploitant en de milieuschade of het onmiddellijke gevaar voor schade. |
Motivering Doel van dit amendement is schrapping van de verwijzing naar eventuele zekerheden of andere geschikte waarborgen die door de lidstaat aan de exploitant zouden kunnen worden opgelegd. Deze bepaling is namelijk in strijd met de bepalingen in artikel 14, die reeds voorzien in financiële mechanismen ten behoeve van de exploitanten en niet van de bevoegde instantie. De tekst aan het eind van de alinea dient ter versterking van de noodzaak van een oorzakelijk verband en is gebaseerd op amendement nr. 35 dat door de plenaire vergadering is aangenomen en door de Commissie werd gesteund, maar niet is overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt. | |
Amendement 15 Artikel 8, lid 2 bis (nieuw) | |
2 bis. Bij het toerekenen van de kosten voor de preventieve en herstelmaatregelen overweegt en onderzoekt de bevoegde instantie eerst de mogelijkheid een regeling te treffen met de geïdentificeerde vervuiler(s) over het bedrag van de financiële compensatie met betrekking tot de aansprakelijkheid van de vervuiler(s). | |
Motivering Teneinde de preventieve werking van deze richtlijn te versterken, dienen dure en tijdrovende juridische procedures te worden vermeden. Geschillen komen alleen ten goede aan advocaten en dragen niet bij tot een doeltreffende schadepreventieregeling. Door het bedrag van de financiële schadevergoeding te regelen, komt er sneller geld voor herstelmaatregelen beschikbaar dan bij langdurige gerechtelijke procedures en zo kan verdere schade worden voorkomen. | |
Amendement 16 Artikel 8, leden 3 en 4 | |
3. Een exploitant is niet verplicht de kosten te dragen van de preventieve maatregelen of herstelmaatregelen die uit hoofde van deze richtlijn worden genomen, indien hij kan bewijzen dat de milieuschade of de onmiddellijke dreiging dat dergelijke schade ontstaat, |
3. Een exploitant is niet verplicht de kosten te dragen van de preventieve maatregelen of herstelmaatregelen die uit hoofde van deze richtlijn worden genomen, indien hij kan bewijzen dat de milieuschade of de onmiddellijke dreiging dat dergelijke schade ontstaat, |
a) veroorzaakt is door een derde ondanks het feit dat er passende veiligheidsmaatregelen waren getroffen; of |
a) veroorzaakt is door een derde ondanks het feit dat er passende veiligheidsmaatregelen waren getroffen; of |
b) het gevolg is van de opvolging van een dwingende opdracht of instructie van een overheidsinstantie, tenzij het een opdracht of instructie betreft naar aanleiding van een emissie of incident, veroorzaakt door activiteiten van de exploitant zelf. |
b) het gevolg is van de opvolging van een dwingende opdracht, een bevel of een andere juridisch bindende maatregel van een overheidsinstantie. |
In dergelijke gevallen stellen de lidstaten passende maatregelen vast om de exploitant in staat te stellen de gemaakte kosten terugbetaald te krijgen. |
Schrappen |
c) veroorzaakt is door een emissie of gebeurtenis die uitdrukkelijk is toegestaan op grond van, en geheel in overeenstemming is met de voorwaarden van, een vergunning die is verleend bij of krachtens de toepasselijke nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke uitvoering geven aan de in bijlage III genoemde wettelijke maatregelen van de Gemeenschap, als toegepast op de datum van de emissie of gebeurtenis; | |
d) veroorzaakt is door emissies of activiteiten of alle manieren waarop een product tijdens een activiteit wordt gebruikt waarvan de exploitant kan bewijzen dat die op grond van de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat zij plaatsvonden, niet als schadelijk werden beschouwd. Het bepaalde in lid 3, letters c) en d) is niet van toepassing indien de exploitant in een fout heeft begaan of nalatig is geweest. | |
4. De lidstaten kunnen bepalen dat de exploitant niet de kosten behoeft te dragen van de herstelmaatregelen die uit hoofde van deze richtlijn worden genomen, indien hij bewijst dat hij niet in gebreke of nalatig is geweest en de milieuschade is veroorzaakt door: |
Schrappen |
a) een emissie of gebeurtenis die uitdrukkelijk is toegestaan op grond van, en geheel in overeenstemming is met de voorwaarden van, een vergunning die is verleend bij of krachtens de toepasselijke nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke uitvoering geven aan de in bijlage III genoemde wettelijke maatregelen van de Gemeenschap, als toegepast op de datum van de emissie of gebeurtenis; | |
b) emissies of activiteiten of alle manieren waarop een product tijdens een activiteit wordt gebruikt waarvan de exploitant kan bewijzen dat die op grond van de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat zij plaatsvonden, niet als schadelijk werden beschouwd. | |
Motivering Exploitanten die niet aansprakelijk kunnen worden gehouden, dienen niet verplicht te worden preventieve en herstelmaatregelen te treffen of de kosten van dergelijke maatregelen te dragen. Uitzonderingen op grond van vergunningen of de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis zouden op één lijn moeten worden gesteld met de gevallen van schade veroorzaakt door derden of schade die het gevolg is van de naleving van een dwingende opdracht of instructie van een overheidsinstantie. De tekst van het gemeenschappelijk standpunt dreigt het huidige vergunningensysteem en de ontwikkeling van adequate instrumenten voor financiële zekerheid te ondermijnen. Het afzwakken van de uitzonderingen die oorspronkelijk door de Commissie waren vastgesteld tot kostenverlagende factoren, zal leiden tot een onacceptabel element van onzekerheid met betrekking tot kosten die verband houden met de productie-activiteiten (hetgeen zijn weerslag zal hebben op de financiële positie van de exploitant), terwijl de ruime beslissingsmarge die de Raad aan de lidstaten overlaat, ernstige gevolgen zal hebben voor de goede werking van de interne markt. Deze bepalingen moeten dan ook binnen de EU worden geharmoniseerd. De verwijzing naar een emissie moet worden geschrapt, aangezien dergelijke emissies volgens de nieuwe bepalingen van artikel 4, lid 1, letter c), geacht worden emissies te zijn die zijn toegestaan volgens de voorschriften van de exploitatievergunning. Dit amendement heeft ten doel de in het voorstel van de Commissie vervatte bepaling opnieuw op te nemen. | |
Amendement 17 Artikel 9 | |
Deze richtlijn laat de nationale bepalingen betreffende de toerekening van de kosten in door meer partijen veroorzaakte schadegevallen onverlet, in het bijzonder die met betrekking tot de verdeling van de aansprakelijkheid tussen de producent en de gebruiker van een product. |
Wanneer de bevoegde instantie met een voldoende graad van waarschijnlijkheid aannemelijk kan maken dat één en hetzelfde schadegeval is veroorzaakt door de handelingen of de nalatigheid van meerdere exploitanten, bepaalt de bevoegde instantie op een billijke en redelijke basis het aandeel van de kosten dat door iedere exploitant moet worden gedragen in overeenstemming met de feitelijke en rechtstreekse aansprakelijkheid van elk van de exploitanten voor de veroorzaakte schade. |
Motivering Teneinde concurrentieverstoring tussen de lidstaten te voorkomen, dienen de regels voor de aansprakelijkheid in essentie in de hele EU uniform te zijn. De keuze tussen proportionele/hoofdelijke aansprakelijkheid overlaten aan de lidstaten zou leiden tot grote verschillen tussen nationale wetgevingen. Dit zou kunnen leiden tot concurrentieverstoringen op de interne markt. Proportionele aansprakelijkheid verdient de voorkeur om redenen van redelijkheid en billijkheid. Een vervuiler moet aansprakelijk zijn voor het deel van de schade dat hij toebrengt, niet voor de gehele schade. Bovendien is het nagenoeg onmogelijk om, bij een omgekeerde bewijslast, aan te tonen dat een andere vervuiler aansprakelijk is voor een deel van de schade. Ten slotte zijn er ook verzekeringstechnische redenen aan te voeren. Deskundigen zijn van mening dat de verzekeringspremies onevenredig zouden stijgen als de aansprakelijkheid niet op proportionaliteit zou worden gebaseerd. | |
Amendement 18 Artikel 10 | |
De bevoegde instantie is gerechtigd tegen de exploitant of, indien van toepassing, een derde die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt, de procedure in te leiden voor het verhalen van de kosten met betrekking tot alle uit hoofde van deze richtlijn genomen maatregelen voordat een periode van vijf jaar verstreken is, te rekenen vanaf de datum waarop de maatregelen geheel zijn voltooid of de datum waarop de aansprakelijke exploitant of derde is geïdentificeerd, indien die datum later is. |
De bevoegde instantie is gerechtigd tegen de exploitant of, indien van toepassing, een derde die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt, de procedure in te leiden voor het verhalen van de kosten met betrekking tot alle uit hoofde van deze richtlijn genomen maatregelen voordat een periode van drie jaar verstreken is, te rekenen vanaf de datum waarop de maatregelen geheel zijn voltooid of de datum waarop de aansprakelijke exploitant of derde is geïdentificeerd, indien die datum later is. |
Motivering Een snelle inleiding van een procedure voor het verhalen van de kosten is in het belang van de belastingbetaler. Dit is ook in overeenstemming met het beginsel dat de vervuiler betaalt. ER is geen enkele reden waarom de bevoegde instanties 5 jaar de tijd zouden moeten nemen. | |
Amendement 19 Artikel 11, lid 1 | |
1. De lidstaten wijzen een bevoegde instantie of bevoegde instanties aan die verantwoordelijk is/zijn voor de uitvoering van de taken waarin deze richtlijn voorziet. |
1. De lidstaten wijzen de bevoegde gerechtelijke of bestuurlijke instantie of instanties aan die verantwoordelijk is/zijn voor de uitvoering van de taken waarin deze richtlijn voorziet. |
Motivering De aanwijzing van de bevoegde instantie(s) in alle lidstaten dient plaats te vinden binnen hetzelfde kader en op basis van gelijksoortige richtsnoeren, teneinde concurrentieverstoringen te voorkomen en gebruikmaking van rechtsmiddelen te vergemakkelijken. | |
Amendement 20 Artikel 12, lid 5 | |
5. De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 en 4 niet toe te passen op gevallen van onmiddellijke dreiging van schade. |
Schrappen |
Motivering Alleen het bestaan van een onmiddellijk gevaar voor milieuschade betekent nog niet dat gekwalificeerde partijen niet het recht moeten krijgen om een bevoegde instantie te verzoeken maatregelen te nemen of dat een bevoegde instantie niet verplicht zou moeten zijn om de gekwalificeerde partij in kennis te stellen van de maatregelen die zij naar aanleiding van een dergelijk verzoek heeft genomen. Juist in gevallen waarin sprake is van een onmiddellijk gevaar voor milieuschade, bestaat de grootste kans dat getroffen personen/gekwalificeerde partijen gebruikmaken van hun rechten. | |
Amendement 21 Artikel 14, lid 1 | |
1. De lidstaten nemen maatregelen om de geëigende economische en financiële actoren aan te moedigen financiële-zekerheidsinstrumenten en -markten te ontwikkelen, met inbegrip van financiële mechanismen voor gevallen van insolventie, opdat de exploitanten gebruik kunnen maken van financiële garanties om hun verantwoordelijkheden krachtens deze richtlijn na te komen. |
1. De lidstaten nemen maatregelen om de geëigende economische en financiële actoren aan te moedigen financiële-zekerheidsinstrumenten en -markten te ontwikkelen, opdat de exploitanten gebruik kunnen maken van financiële garanties om hun verantwoordelijkheden krachtens deze richtlijn na te komen. |
Motivering De ontwikkeling van betrouwbare systemen voor financiële zekerheden moet niet worden bemoeilijkt door het meeverzekeren van het insolventierisico van een exploitant. Dat zou de berekening van de verzekeringspremies nog moeilijker maken, waardoor zij zeker hoger zouden uitvallen dan wenselijk is. | |
Amendement 22 Artikel 14, lid 2 | |
2. Vóór ............ *[3] dient de Commissie een verslag in over de doeltreffendheid van de richtlijn wat betreft het feitelijke herstel van milieuschade alsmede over de beschikbaarheid tegen redelijke kosten en onder voorwaarden van verzekering en andere typen financiële zekerheden inzake de onder bijlage III van deze richtlijn vallende activiteiten. In het licht van het verslag, kan de Commissie voorstellen doen tot invoering van een verplichte financiële zekerheid. ____________
|
2. De Commissie legt binnen vijf (5) jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn het Parlement en de Raad een verslag voor over de bovengenoemde maatregelen die door de lidstaten zijn genomen. Indien er geen passende instrumenten of markten voor verzekeringen of andere vormen van financiële zekerheid zijn ontstaan, komt de Commissie in het kader van haar verslag met voorstellen voor een geharmoniseerde verplichte financiële zekerheid voor verplichte financiële zekerheden voor schade aan wateren en bodemschade op basis van geleidelijke invoering. Na een evaluatieperiode van twee jaar kan deze bepaling worden uitgebreid tot herstel van schade aan soorten en natuurlijke habitats. 2 bis. Er kan per geval en per site een plafond voor de financiële zekerheid worden vastgesteld, dat wordt bepaald aan de hand van een glijdende schaal die wordt vastgesteld door de lidstaten, die daarbij in het bijzonder rekening houden met de risico's van de uitgevoerde activiteiten en de jaarlijkse omzet. 2 ter. De lidstaten kunnen besluiten deze bepaling niet toe te passen op activiteiten met een laag risico en zij kunnen drempels vaststellen met betrekking tot verzekeringsvereisten krachtens deze bepalingen. |
Motivering Opneming van de amendement 5 op ontwerpverslag PE 332.617 en amendement 62 op document PE 336.617/10-92. | |
Amendement 23 Artikel 16, lid 2 | |
2. Deze richtlijn belet niet dat de lidstaten passende bepalingen vaststellen, zoals een verbod op dubbele schadevergoeding, met betrekking tot situaties waarin de mogelijkheid bestaat dat de schade twee keer wordt verhaald omdat tegelijk actie wordt ondernomen door een bevoegde instantie uit hoofde van deze richtlijn en door een persoon van wie de eigendommen schade hebben opgelopen. |
2. De lidstaten stellen passende bepalingen vast, zoals een verbod op dubbele schadevergoeding met betrekking tot situaties waarin de schade twee keer wordt verhaald omdat tegelijk actie wordt ondernomen door een bevoegde instantie uit hoofde van deze richtlijn en door een persoon van wie de eigendommen schade hebben opgelopen. |
Motivering Dit amendement sluit aan bij het door het Parlement in eerste lezing aangenomen amendement 53, dat veel duidelijker is geformuleerd dan het voorstel van de Raad. In ieder geval moet worden voorkomen dat dezelfde schade twee keer wordt verhaald. | |
Amendement 24 Artikel 17, streepje 3 | |
- schade, indien het meer dan 30 jaar geleden is dat de emissie, de gebeurtenis of het incident die/dat tot schade heeft geleid, heeft plaatsgevonden. |
- schade, indien het meer dan 10 jaar geleden is dat de emissie, de gebeurtenis of het incident die/dat tot schade heeft geleid, heeft plaatsgevonden. |
Amendement 25 Artikel 18, lid 1 | |
1. De lidstaten brengen uiterlijk op .......... * verslag uit aan de Commissie over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring. De verslagen bevatten de in bijlage VI genoemde informatie en gegevens.
|
1. De lidstaten brengen uiterlijk op .......... * verslag uit aan de Commissie over de bij de toepassing van deze richtlijn opgedane ervaring. De verslagen bevatten de in bijlage VI genoemde informatie en gegevens.
|
Motivering Als gevolg van het complexe karakter van de materie en de uiteenlopende culturen in de lidstaten zal er een grote diversiteit aan interpretaties ontstaan. Het is daarom dienstig de werking van de richtlijn na vijf jaar te evalueren en op basis van de beste praktijken daarna verder te harmoniseren. De periode voorafgaand aan de evaluatie die in het gemeenschappelijk standpunt wordt genoemd, is te lang. Negen jaar na de implementatie van de richtlijn zullen de aansprakelijkheidsregelingen in de lidstaten in hoge mate uitgekristalliseerd zijn, hetgeen verdere harmonisatie belemmert. Om de hierboven genoemde redenen krijgt de Commissie de opdracht om binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn te komen met voorstellen, op basis van de beste praktijken, voor het vaststellen van Europese normen voor definities, voor herstel- en berekeningsmethodes en voor het beheerssysteem voor milieurisicobeoordelingen (ERAM). Voorts dient zij een overzicht voor te leggen van de ervaring die is opgedaan met betrekking tot financiële zekerheden. | |
Amendement 26 Artikel 18, lid 2 | |
2. Op basis daarvan dient de Commissie vóór ........... ** een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, eventueel vergezeld van passende wijzigingsvoorstellen. |
2. Op basis daarvan dient de Commissie vóór ........... ** een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, eventueel vergezeld van passende wijzigingsvoorstellen, waaronder: a) een duidelijke Europese norm voor definities; b) schoonmaak- en berekeningsmethodes; c) een onderzoek naar de haalbaarheid van de invoering van een beheerssysteem voor milieurisicobeoordelingen (ERAM) of andere soortgelijke systemen, zoals IPPC, EMAS of ISO, met het oog op een effectievere voorkoming van milieuschade. |
|
|
Motivering Als gevolg van het complexe karakter van de materie en de uiteenlopende culturen in de lidstaten zal er een grote diversiteit aan interpretaties ontstaan. Het is daarom dienstig de werking van de richtlijn na zes jaar te evalueren en op basis van de beste praktijken daarna verder te harmoniseren. De periode voorafgaand aan de evaluatie die in het gemeenschappelijk standpunt wordt genoemd, is te lang. Tien jaar na de implementatie van de richtlijn zullen de aansprakelijkheidsregelingen in de lidstaten in hoge mate uitgekristalliseerd zijn, hetgeen verdere harmonisatie belemmert. Om de hierboven genoemde redenen krijgt de Commissie de opdracht om binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn te komen met voorstellen, op basis van de beste praktijken, voor het vaststellen van Europese normen voor definities, voor herstel- en berekeningsmethodes en het beheerssysteem voor milieurisicobeoordelingen (ERAM). Voorts dient zij een overzicht voor te leggen van de ervaring die is opgedaan met betrekking tot financiële zekerheden. | |
Amendement 27 Artikel 18, lid 3, letter a) | |
a) de toepassing van artikel 4, leden 2 en 4, wat betreft de uitsluiting van verontreinigingen die vallen onder de internationale instrumenten in de bijlagen IV en V van de werkingssfeer van deze richtlijn, met name in het licht van de ervaringen in het kader van relevante internationale fora en overeenkomsten, zoals de IMO en Euratom, alsmede de mate waarin deze instrumenten in werking getreden zijn en/of door de lidstaten uitgevoerd en/of gewijzigd zijn en rekening houdend met alle relevante gevallen van milieuschade als gevolg van dergelijke activiteiten en met de getroffen herstelmaatregelen; |
a) de toepassing van artikel 4, leden 2 en 4, wat betreft de uitsluiting van verontreinigingen die vallen onder de internationale instrumenten in de bijlagen IV en V van de werkingssfeer van deze richtlijn, met name in het licht van de ervaringen in het kader van relevante internationale fora en overeenkomsten, zoals de IMO en Euratom, alsmede de mate waarin deze instrumenten in werking getreden zijn en/of door de lidstaten uitgevoerd en/of gewijzigd zijn, rekening houdend met alle relevante gevallen van milieuschade als gevolg van dergelijke activiteiten en met de getroffen herstelmaatregelen, en met inachtneming van de verhouding tussen de aansprakelijkheid van reders en de bijdragen van olieafnemers; |
Motivering Uit het in 2003 ingestelde aanvullend fonds zal aanvullende schadevergoeding ter beschikking worden gesteld van de slachtoffers van olievervuiling afkomstig van olietankers, tot een maximum van 750 miljoen SDR (Bijzondere Trekkingsrechten). Dit fonds moet worden gefinancierd door olieafnemers in de deelnemende landen. Daardoor wordt de aansprakelijkheid van reders de facto minder dan voorheen het geval was. De thans bestaande verhouding tussen de aansprakelijkheid van reders en de bijdrage van olieafnemers wordt daardoor helemaal op de kop gezet, omdat de bijdrage van reders in het fonds onevenredig laag is. Om de verantwoordelijkheid te verschuiven naar de reders, moet de toewijzing van financiële compensatie met betrekking tot de aansprakelijkheid een evenwichtiger karakter krijgen. Een herziening van de ontwikkelingen dienaangaande is derhalve wenselijk, teneinde te waarborgen dat de verantwoordelijkheid op een eerlijke en evenredige manier wordt verdeeld over reders en olieafnemers. | |
Amendement 28 Artikel 18, lid 3, letter d bis (nieuw) | |
(d bis) de beschikbaarheid tegen redelijke kosten en voorwaarden van financiële-zekerheidsinstrumenten in verband met milieuschade. | |
Motivering Als gevolg van het complexe karakter van de materie en de uiteenlopende culturen in de lidstaten zal er een grote diversiteit aan interpretaties ontstaan. Het is daarom dienstig de werking van de richtlijn na zes jaar te evalueren en op basis van de beste praktijken daarna verder te harmoniseren. De periode voorafgaand aan de evaluatie die in het gemeenschappelijk standpunt wordt genoemd, is te lang. Tien jaar na de implementatie van de richtlijn zullen de aansprakelijkheidsregelingen in de lidstaten in hoge mate uitgekristalliseerd zijn, hetgeen verdere harmonisatie belemmert. Om de hierboven genoemde redenen krijgt de Commissie de opdracht om binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn te komen met voorstellen, op basis van de beste praktijken, voor het vaststellen van Europese normen voor definities, voor herstel- en berekeningsmethodes en het beheerssysteem voor milieurisicobeoordelingen (ERAM). Voorts dient zij een overzicht voor te leggen van de ervaring die is opgedaan met betrekking tot financiële zekerheden. | |
Amendement 29 Bijlage II, alinea 1 | |
Deze bijlage voorziet in een gemeenschappelijk kader dat moet worden gevolgd om de meest geschikte maatregelen te kiezen voor het herstel van milieuschade. |
Deze bijlage voorziet in gemeenschappelijke richtsnoeren die dienen te worden gevolgd om de meest geschikte maatregelen te kiezen voor het herstel van milieuschade. |
Motivering Bij het herstel van milieuschade moeten de bevoegde instanties flexibel kunnen optreden. De aanduiding "richtsnoeren" is daarmee meer in overeenstemming dan het begrip "kader". | |
Amendement 30 Bijlage II, punt 1, letter a) | |
a) "primair" herstel: herstelmaatregelen waardoor aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties tot de referentietoestand worden teruggebracht; |
a) "primair" herstel: herstelmaatregelen waarmee de randvoorwaarden worden gecreëerd op basis waarvan aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties tot de referentietoestand worden teruggebracht; |
Motivering Met het creëren van de randvoorwaarden voor het herstel van de referentietoestand heeft de veroorzaker al het mogelijke gedaan om de schade te herstellen. Het feitelijk bereiken van de referentietoestand kan echter nog vele jaren op zich laten wachten, en in die tussenliggende periode moet de veroorzaker zijn verlost van zijn aansprakelijkheid voor milieuschade. | |
Amendement 31 Bijlage II, punt 1, letter c) | |
c) "compenserend" herstel: maatregelen ter compensatie van tussentijdse verliezen van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties die zich voordoen tussen het tijdstip waarop de schade ontstaat en het tijdstip waarop het primair herstel zijn volledige uitwerking heeft bereikt; |
Schrappen |
Motivering Doel van de richtlijn is het herstel van milieuschade, d.w.z. in de eerste plaats het herstellen van de toestand voordat de schade plaatsvond. Vaak zal een volledig herstel van de oude toestand niet mogelijk zijn. Het concept van compensatoir herstel of het compenseren van een tijdelijk verlies van natuurlijke rijkdommen, dat hier onder verwijzing naar bijlage II wordt bedoeld, is niet gericht op herstel van het milieu, maar kent vooral de kenmerken van een stelsel van boetes of strafrechtelijke schadevergoeding, hetgeen niets meer te maken heeft met de doelstellingen van de richtlijn. Het leidt met name tot grote problemen met financiële waardebepaling, waardoor de praktische toepasbaarheid van de nieuwe bepalingen ernstig bemoeilijkt wordt en met name problemen in verband met de verzekerbaarheid veroorzaakt. | |
Amendement 32 Bijlage II, punt 1, letter d) | |
d) "tussentijdse verliezen": verliezen die het gevolg zijn van het feit dat de aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of functies van natuurlijke rijkdommen hun ecologische functies niet kunnen vervullen of geen functies kunnen vervullen voor andere natuurlijke rijkdommen of het publiek totdat de primaire of complementaire maatregelen hun uitwerking hebben bereikt. Dit bestaat niet uit financiële compensatie voor het publiek. |
Schrappen |
Indien primair herstel het milieu niet in zijn referentietoestand herstelt, dan vindt complementair herstel plaats. Daarnaast vindt compenserend herstel plaats om tussentijdse verliezen te compenseren. |
Indien primair herstel het milieu niet in zijn referentietoestand herstelt, dan vindt complementair herstel plaats. |
Herstel van milieuschade aan wateren, beschermde soorten en natuurlijke habitats houdt ook in dat elk aanmerkelijk risico dat de menselijke gezondheid negatieve effecten ondervindt, wordt weggenomen. |
Herstel van milieuschade aan wateren, beschermde soorten en natuurlijke habitats houdt ook in dat elk aanmerkelijk risico dat de menselijke gezondheid negatieve effecten ondervindt, wordt weggenomen. |
Motivering Zie motivering bij amendement 31. | |
Amendement 33 Bijlage II, punt 1.1.3 | |
1.1.3. Compenserende herstelmaatregelen worden genomen om tussentijds verlies van de natuurlijke rijkdommen en ecosysteemfuncties te compenseren in afwachting van regeneratie. Deze compensatie houdt in dat op de aangetaste locatie of op een alternatieve locatie aan beschermde natuurlijke habitats en soorten of wateren aanvullende verbeteringen worden aangebracht. Dit bestaat niet uit financiële compensatie voor het publiek. |
Schrappen |
Motivering Zie motivering bij amendement 31. | |
Amendement 34 Bijlage II, punt 1.2.2 | |
Vaststelling van complementaire en compenserende herstelmaatregelen |
Vaststelling van complementaire herstelmaatregelen |
1.2. 2 Bij de bepaling van de omvang van complementaire en compenserende herstelmaatregelen wordt eerst een aanpak overwogen die berust op equivalentie van de rijkdommen of functies. In een dergelijke aanpak worden eerst maatregelen overwogen die leiden tot natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties van dezelfde soort, kwaliteit en kwantiteit als die welke zijn aangetast. Indien dit niet mogelijk is, wordt in alternatieve natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties voorzien. Een verminderde kwaliteit kan bijvoorbeeld worden gecompenseerd door meer herstelmaatregelen. |
1.2. 2 Bij de bepaling van de omvang van complementaire herstelmaatregelen wordt eerst een aanpak overwogen die berust op equivalentie van de rijkdommen of functies. In een dergelijke aanpak worden eerst maatregelen overwogen die leiden tot natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties van dezelfde soort, kwaliteit en kwantiteit als die welke zijn aangetast. Indien dit niet mogelijk is, wordt in alternatieve natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties voorzien. Een verminderde kwaliteit kan bijvoorbeeld worden gecompenseerd door meer herstelmaatregelen. |
Motivering Zie motivering bij amendement 31. | |
Amendement 35 Bijlage II, punt 1.2.3 | |
1.2. 3 Wanneer deze eerste keuze op basis van equivalentie van de natuurlijke rijkdommen of functies niet mogelijk blijkt, worden alternatieve waardebepalingstechnieken gebruikt. De bevoegde instantie kan de methode, bijvoorbeeld geldelijke waardebepaling, opleggen, teneinde de omvang van de vereiste aanvullende en compenserende herstelmaatregelen vast te stellen. Indien een waardebepaling van de verloren gegane rijkdommen en/of functies mogelijk is, maar een waardebepaling van de vervangende natuurlijke rijkdommen en/of functies niet haalbaar is binnen een redelijke termijn of tegen redelijke kosten, kan de bevoegde instantie kiezen voor herstelmaatregelen waarvan de kosten overeenstemmen met de geraamde geldelijke waarde van de verloren gegane natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties. |
Schrappen |
Motivering Het systeem van het compenserend herstel en het concept van vergoeding voor het tijdelijke verlies van natuurlijke hulpbronnen zou een soort boetesysteem doen ontstaan. De vervuiler wordt verplicht tot meer dan herstel. Dit zou met name de procedures voor het herstel van het milieu aanzienlijk bemoeilijken (probleem van de bepaling van de financiële waarde van het niet beschikbaar zijn van natuurlijke hulpbronnen). | |
Amendement 36 Bijlage II, punt 1.3.2. | |
1.3.2. Bij de evaluatie van de verschillende herstelopties kan voor primaire herstelmaatregelen worden gekozen die de aangetaste wateren, beschermde soorten of natuurlijke habitats niet volledig terugbrengen tot hun referentietoestand of die de referentietoestand minder snel herstellen. Een dergelijke beslissing mag uitsluitend worden genomen, wanneer de natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties die het voorwerp zijn van deze beslissing, worden gecompenseerd door de complementaire of compenserende maatregelen te versterken en zo een soortgelijk niveau van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties te scheppen als oorspronkelijk bestond. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien elders met minder kosten in equivalente natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties kan worden voorzien. Deze complementaire herstelmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de regels van punt 1.2.2. |
1.3.2. Bij de evaluatie van de verschillende herstelopties kan voor primaire herstelmaatregelen worden gekozen die de aangetaste wateren, beschermde soorten of natuurlijke habitats niet volledig terugbrengen tot hun referentietoestand of die de referentietoestand minder snel herstellen. Een dergelijke beslissing mag uitsluitend worden genomen, wanneer de natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties die het voorwerp zijn van deze beslissing, worden gecompenseerd door de complementaire maatregelen te versterken en zo een soortgelijk niveau van natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties te scheppen als oorspronkelijk bestond. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien elders met minder kosten in equivalente natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties kan worden voorzien. Deze complementaire herstelmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de regels van punt 1.2.2. |
Motivering Zie motivering bij amendement 31. | |
Amendement 37 Bijlage III, punt 7, inleidende formule | |
7. De fabricage, het gebruik, de opslag, de verwerking, de storting, de emissie in het milieu en het vervoer op het terrein van de onderneming, van: |
7. De fabricage, het gebruik, de opslag, de verwerking, de storting, de emissie in het milieu en het vervoer, van: |
Motivering Vanwege de wijziging van de structuur van deze bijlage worden nu in paragraaf 7 van Bijlage III nu verschillende communautaire richtlijnen onder één punt genoemd, die in het voorstel van Commissie afzonderlijk werden vermeld. Daarom is de beperking tot uitsluitend vervoer "op het terrein van de onderneming" een nieuwe beperking van de toepassing van de richtlijn in vergelijking met het voorstel van Commissie (met name met betrekking tot de maatregelen in verband met biociden en plantbeschermingsmiddelen). | |
Amendement 38 Bijlage III, punt 10 | |
10. Het ingeperkt gebruik, met inbegrip van vervoer, van genetisch gemodificeerde micro-organismen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro‑organismen. |
10. Het ingeperkt gebruik, met inbegrip van vervoer, van genetisch gemodificeerde micro-organismen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro‑organismen, voor zover zulk gebruik niet is geklassificeerd als activiteit zonder - of met verwaarloosbaar - risico. |
Motivering Verduidelijking met het oog op de richtlijn inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro‑organismen (90/219/EEG). Het zou tegenstrijdig zijn wanneer de daarin genoemde activiteiten per definitie geacht worden veilig te zijn, maar tegelijkertijd wel zouden vallen onder het nieuwe EU-recht inzake aansprakelijkheid voor schade. | |
Amendement 39 Bijlage III, punt 11 | |
11. Elke doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, daaronder begrepen het vervoer en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad. |
11. Elke doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, daaronder begrepen het vervoer en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, tenzij de genetisch gemodificeerde organismen milieuveilig zijn bevonden. |
Motivering Alleen als deze zinsnede, die de formulering in richtlijn 2001/18/EG volgt, wordt toegevoegd, is de voorgestelde richtlijn verenigbaar met de bestaande regelgeving en vallen ook mogelijk gevaarlijke genetisch gemodificeerde organismen daaronder. | |
Amendement 40 Bijlage VI, punt 5 bis (nieuw) | |
(5 bis) resultaten met betrekking tot de bevordering van en de ervaringen met de implementatie van financiële-zekerheidsinstrumenten die worden gebruikt ten behoeve van deze richtlijn. | |
Motivering De Commissie dient van de lidstaten relevante informatie te ontvangen om adequaat te kunnen rapporteren over de situatie met betrekking tot de financiële zekerheden in de lidstaten. |
TOELICHTING
Hoewel uw rapporteur van mening is dat het gemeenschappelijk standpunt een stap in de goede richting is, moeten op sommige punten nog verbeteringen worden aangebracht om tegemoet te komen aan de eerder geuite bezwaren. Om dezelfde reden dient aan andere punten niet te worden getornd.
1. Toepassingsgebied
Het toepassingsgebied van de richtlijn zoals voorgesteld in het gemeenschappelijk standpunt is in overeenstemming met het toepassingsgebied zoals voorgesteld door de Commissie. Uw rapporteur is geen voorstander van een onmiddellijke uitbreiding van het toepassingsgebied, daar een beperkt toepassingsgebied de ontwikkeling van financiële-zekerheidsinstrumenten op de korte termijn ten goede komt. Bovendien moeten de lidstaten in de gelegenheid worden gesteld om ervaring op te doen op dit nieuwe wetgevingsterrein. De herzieningsclausule in het gemeenschappelijk standpunt biedt voldoende mogelijkheden voor uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn naar andere beroepsactiviteiten dan de momenteel onder de richtlijn vallende.
2. Internationale verdragen en conventies
Met betrekking tot de verhouding tussen internationale verdragen en conventies en de onderhavige richtlijn heeft de Raad amendementen van het Parlement overgenomen waarin wordt gesteld dat de richtlijn van toepassing is in gevallen waarin lidstaten bepaalde internationale verdragen en conventies nog niet hebben geratificeerd. Aan het verzoek van het Parlement om een onderzoek van de Commissie naar de kloof tussen de toepasselijke internationale verdragen en de Gemeenschapswetgeving is voldaan in de clausule van de Raad betreffende verslaglegging en evaluatie, waarin is vastgelegd dat evaluatieverslagen eventueel vergezeld kunnen gaan van passende wijzigingsvoorstellen (art. 18, lid 2). Gezien het bovenstaande is uw rapporteur van mening dat dit artikel van het gemeenschappelijk standpunt geen wijziging behoeft.
3. Subsidiaire aansprakelijkheid van de staat
Uw rapporteur betreurt de ondermijning in het gemeenschappelijk standpunt van de bepalingen inzake de subsidiaire aansprakelijkheid van de staat met betrekking tot de kosten van preventieve en herstelmaatregelen (artikelen 5 en 6). De opneming van het hulpwerkwoord "kan" betekent een aanzienlijke verzwakking van het Commissievoorstel en de tekst van het Parlement na eerste lezing, en vormt een bedreiging voor een effectieve regeling voor preventie en herstel van milieuschade. Milieuschade moet in alle gevallen worden hersteld. Teneinde daarvoor te zorgen, moet de veiligheidsnetfunctie van de overheid worden gehandhaafd. In veel lidstaten is de overheid nu reeds verplicht zorg te dragen voor het behoud van gebieden die in Gemeenschapswetgeving, bijvoorbeeld de vogel- en de habitatrichtlijn, zijn aangewezen.
4. Toerekening van de kosten in door meer partijen veroorzaakte schadegevallen
Teneinde concurrentieverstoring tussen de lidstaten te voorkomen, dienen de aansprakelijkheidsregels in essentie in de gehele Unie gelijk te zijn. De lidstaten de keuze geven tussen proportionele of hoofdelijke aansprakelijkheid leidt tot grote verschillen tussen de nationale wetgevingen. Dit kan de vrije concurrentie op de interne markt schaden. Aansprakelijkheid op basis van proportionaliteit verdient om redenen van billijkheid en redelijkheid de voorkeur. Een vervuiler dient alleen aansprakelijk gesteld te worden voor het deel van de schade dat door hem is veroorzaakt, en niet voor de gehele schade. Bovendien is het vrijwel onmogelijk om, bij een omgekeerde bewijslast, aan te tonen dat een andere vervuiler aansprakelijk is voor een deel van de schade. Tot slot zijn er ook technische redenen in verband met verzekering. Deskundigen zijn van mening dat de verzekeringspremies onevenredig zouden stijgen als de aansprakelijkheid niet op basis van proportionaliteit zou worden vastgesteld.
5. Verzachtende factoren
De richtlijn wordt ondergraven door te verwijzen naar nationale bepalingen in de lidstaten waar het gaat om de toepassing van verweermiddelen. Het EP heeft een verzachtende werking toegekend aan vergunningen en de stand van de techniek. De formulering in het gemeenschappelijk standpunt kan worden gezien als een aanzienlijke verzwakking, die leidt tot rechtsonzekerheid en een caleidoscoop van aansprakelijkheidsregelingen in de EU, daar op dit essentiële onderdeel in het gemeenschappelijk standpunt het subsidiariteitsbeginsel van toepassing is. Het harmoniserende karakter van de richtlijn zal worden ondermijnd, omdat sommige lidstaten een verweermiddel invoeren en andere niet. Dit komt het milieu noch de sector ten goede. Daarnaast kan de formulering in het gemeenschappelijk standpunt schadelijk zijn voor de ontwikkeling van passende financiële-zekerheidsinstrumenten, die een hoeksteen vormen voor effectieve milieuschadepreventie. Voor alle lidstaten bindende bepalingen zouden derhalve passender zijn. Gezien de brede politieke steun voor het idee van verzachtende factoren tijdens de eerste lezing in het Parlement, herintroduceert uw rapporteur de bepaling inzake verzachtende factoren, die des te dwingender is met het oog op de waarborging van gelijke voorwaarden. Een emissie of gebeurtenis en de te voorziene gevolgen ervan die specifiek en expliciet zijn toegestaan in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving of in de aan de exploitant verleende vergunning of toestemming, wordt bij aansprakelijkheid beschouwd als een factor voor de verzachting van de financiële schadevergoeding. De verzachtingsschaal kan glijdend zijn en lopen van 0 tot 100%, waarbij 100% verzachting neerkomt op volledige vrijwaring. Goede land- en bosbouwpraktijken worden in het algemeen erkend als milieuvriendelijke activiteiten en kunnen worden beschouwd als 100% verzachting.
6. Financiële zekerheid
De sleutelkwestie is de noodzakelijkheid en de wenselijkheid van de opneming in deze richtlijn van het verplichtingselement met betrekking tot de financiële zekerheid. Uw rapporteur is ervan overtuigd dat verplichte financiële zekerheid bijdraagt tot de preventieve werking van deze richtlijn. Onmiddellijke invoering van een verplichte regeling is echter niet wenselijk, noch haalbaar. De voorwaarden waaronder aansprakelijkheid voor milieuschade kan worden verzekerd, moeten worden vastgelegd in de richtlijn. In de huidige vorm van de richtlijn zijn deze criteria onvoldoende uitgewerkt. Het gebrek aan ervaring met milieuschade-aansprakelijkheid in de lidstaten is een ander argument om niet onmiddellijk een verplichting ten aanzien van de financiële zekerheid in te voeren. De invoering van een stelsel van verplichte verzekering dient geleidelijk te gebeuren. In enkele lidstaten is reeds ervaring opgedaan met verzekeringsstelsels voor milieuschade aan wateren en bodemschade. Dit soort schade is kwantificeerbaar, terwijl schade aan soorten en natuurlijke habitats tot dusver nog niet gekwantificeerd kan worden.
7. ERAM
Vanuit het oogpunt van de verlenende instantie is een vergunning pas een daadwerkelijke en volledige vrijwaring als zij uitgaat van de hoogste graad van risico waarmee de exploitant bij de uitoefening van zijn activiteiten kan worden geconfronteerd. Vergunningen die door lokale autoriteiten worden verleend zullen derhalve extreem gedetailleerd, overregulerend en nauw begrensd zijn, daar de aansprakelijkheid in het geval van een onmiddellijke dreiging of een ongeluk overgaat op deze autoriteiten. De risicograad waarop de regels van de vergunning zijn gebaseerd weerspiegelt niet altijd de werkelijke huidige risicograad van de activiteiten van de exploitant. Dit leidt vervolgens tot buitenproportionele administratieve lasten voor exploitanten. Een gedifferentieerd aansprakelijkheidsstelsel is derhalve billijker.
In dit stelsel kunnen exploitanten kiezen voor een aansprakelijkheidsniveau op basis van een glijdende schaal die loopt van sterk gereguleerd met strenge vergunningen - hetgeen gepaard gaat met frequente en intensieve controle door de overheid - enerzijds, of een minder strikt, open vergunningenstelsel - dat is toegesneden op de werkelijke huidige risicograad van de activiteiten van de exploitant - anderzijds. Bij eerstgenoemde optie ligt de volledige verantwoordelijkheid bij de vergunningverlener, in de meeste gevallen is dit de overheid. Bij de tweede optie verschuift de verantwoordelijkheid voor toezicht en controle op de milieuprestaties naar de exploitanten. In dat geval kan het lokale vergunningenstelsel worden vervangen door een Europees equivalent.
Gedacht wordt aan de invoering van een erkend Europees beheerssysteem voor milieurisicobeoordelingen (ERAM) met professionele vereisten en audit-standaarden vergelijkbaar met financiële audits door bedrijfsaccountants. Dit systeem kan worden gebaseerd op de beste praktijken in de huidige systemen. Er worden dus geen nieuwe systemen opgezet. De invoering van een in Europa geaccepteerd en erkend systeem waarop wordt toegezien door gecertificeerde controleurs zou de administratieve druk op de exploitanten verlichten. De resultaten van de risico-analyses dienen in een openbaar register te worden gepubliceerd. De overheid kan steekproeven uitvoeren. Vanwege het openbare karakter van het systeem hebben ook belangengroepen toegang tot de milieuprestaties van bedrijven. Via deze verhoging van de transparantie wordt duidelijk welke bedrijven goed of slecht presteren op milieugebied. De overheid kan haar inspanningen vervolgens richten op een kleine minderheid van exploitanten die slecht presteren. Een ERAM-certificering kan worden beschouwd als bewijs van een hoog technologisch niveau, hetgeen meer inhoudt dan dat alleen wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving. Het ERAM-systeem maakt de inspanningen van bedrijven met betrekking tot een verantwoord milieubeleid effectiever. Vanwege de grotere autonomie en flexibiliteit van de bedrijven kan bovendien hun administratieve druk afnemen.
Het ERAM-systeem dient een Europees risicobeoordelingssysteem te zijn, dat in overeenstemming is met bijvoorbeeld ISO 14015 of 19001. Het ERAM-systeem is gebaseerd op vrijwilligheid, maar eenmaal aangesloten zijn de bepalingen bindend. Een prikkel en een beloning voor het toepassen van het ERAM-systeem is dat alleen gebruikers van het ERAM-systeem gebruik kunnen maken van de stand van de techniek als verweermiddel. Als het niet mogelijk is een dergelijk systeem op een redelijke manier op te zetten, in het bijzonder voor boeren en het MKB, zou de stand van de techniek als volledige vrijwaring kunnen worden beschouwd.
Aan dit systeem zou een stelsel van verplichte financiële zekerheid kunnen worden gekoppeld. Hierdoor ontstaat een preventiesysteem met drie controlelagen. De eerste laag is de gecertificeerde controleur, de tweede wordt gevormd door de steekproeven van de overheid, en de derde is de verzekeringsmaatschappij.
Tot besluit, een uniform kader voor een Europees systeem voor milieurisicobeoordelingen zal duidelijkheid scheppen en bijdragen tot het voorkomen van milieuschade. Momenteel bevatten de verschillende EU-richtlijnen een breed spectrum aan instrumenten die door de lidstaten worden gebruikt om milieuschade op steeds efficiëntere wijze te voorkomen. Bekende richtlijnen zijn de Seveso II-, de IPPC- en de EMAS-richtlijn. Een aantal van deze instrumenten is dwingend, andere worden gebruikt op basis van vrijwilligheid. Een aantal van deze richtlijnen zorgt voor een aanzienlijke (administratieve) druk op nationale en lokale autoriteiten en het bedrijfsleven. De indruk blijft bestaan dat deze caleidoscoop van systemen tot dusver niet effectief heeft bijgedragen tot milieuschadepreventie.
De invoering van het hierboven genoemde pakket zal echter een beduidende bijdrage leveren tot voorkoming van milieuschade, terwijl tegelijkertijd de (financiële) schade voor de overheid wordt verkleind. Uw rapporteur stelt voor een amendement in te dienen waarin de Commissie wordt verzocht een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar de invoering van het ERAM-systeem.