VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs

3.2.2005 - (COM(2003)0621 – C5‑0610/2003 – 2003/0252(COD)) - ***I

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Mathieu Grosch


Procedure : 2003/0252(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0016/2005
Ingediende teksten :
A6-0016/2005
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs

(COM(2003) 621 – C5‑0610/2003 – 2003/0252(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003)0621)[1],

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5‑0610/2003),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6‑0016/2005),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 3

(3) De bevoegdheid tot het opleggen van nationale bepalingen inzake de geldigheidsduur waarin Richtlijn 91/439/EEG voorziet, heeft tot gevolg dat verschillende voorschriften van verschillende lidstaten naast elkaar bestaan en dat in de lidstaten meer dan 80 verschillende rechtsgeldige rijbewijsmodellen in omloop zijn. Dit doet doorzichtigheidsproblemen ontstaan voor de burger, de politie en de overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de rijbewijzen en leidt tot vervalsingen van documenten die soms verscheidene decennia oud zijn. Om deze redenen dienen de voorschriften betreffende de geldigheidsduur van rijbewijzen die vanaf de toepassing van deze richtlijn worden afgegeven of verlengd, te worden geharmoniseerd.

(3) De bevoegdheid tot het opleggen van nationale bepalingen inzake de geldigheidsduur waarin Richtlijn 91/439/EEG voorziet, heeft tot gevolg dat verschillende voorschriften van verschillende lidstaten naast elkaar bestaan en dat in de lidstaten meer dan 110 verschillende rechtsgeldige rijbewijsmodellen in omloop zijn. Dit doet doorzichtigheidsproblemen ontstaan voor de burger, de politie en de overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de rijbewijzen en leidt tot vervalsingen van documenten die soms verscheidene decennia oud zijn.

Motivering

Door de uitbreiding van de EU is het aantal modellen nog groter geworden. Zie ook de motivering bij het amendement op artikel 3, lid 2 ter (nieuw).

Amendement 2

Overweging 3 bis (nieuw)

 

(3 bis) In alle landen moeten de oude rijbewijzen worden ingewisseld, om te vermijden dat er alleen maar een Europees rijbewijsmodel bijkomt in plaats van dat er één enkel Europees model wordt ingevoerd. Voor de oude papieren rijbewijsmodellen geldt voor het inwisselen een termijn van 10 jaar, voor de oude rijbewijsmodellen van het plastic "creditcard"-type een termijn van 20 jaar.

Motivering

Zie de motivering bij de amendementen op artikel 3, lid 2 ter (nieuw).

Amendement 3

Overweging 3 ter (nieuw)

 

(3 ter) Bestaande rechten die aan de rijbewijzen voor de verschillende categorieën verbonden zijn, worden door deze inwisseling niet beperkt.

Motivering

Zie de motivering bij de amendementen op artikel 3, lid 2 ter (nieuw).

Amendement 4

Overweging 5

(5) De lidstaten kunnen medische onderzoeken opleggen teneinde de naleving te waarborgen van de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig. Ingeval een onderzoek wordt opgelegd, dient, ter wille van de doorzichtigheid, deze periodiciteit samen te vallen met de verlenging van het rijbewijs en wordt deze dus bepaald door de geldigheidsduur van het rijbewijs.

(5) De lidstaten kunnen medische onderzoeken opleggen teneinde de naleving te waarborgen van de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig. Zo zouden o.a. ogentests vanaf de leeftijd van 45 jaar tot een grotere verkeersveiligheid kunnen leiden. Ingeval een onderzoek wordt opgelegd, dient, ter wille van de doorzichtigheid, deze periodiciteit samen te vallen met de verlenging van het rijbewijs en wordt deze dus bepaald door de geldigheidsduur van het rijbewijs.

Amendement 5

Overweging 7

(7) Met betrekking tot de minimumleeftijden is het nodig het beginsel van geleidelijke toegang tot de categorieën verder te versterken. Voor de verschillende categorieën van tweewielige voertuigen en voor de verschillende categorieën van voertuigen bestemd voor het vervoer van personen of goederen is het passend meer variatie te brengen in de regels voor de toegang tot de rijbewijscategorieën. Categorie B1 moet facultatief blijven, met, teneinde de mogelijkheid te behouden tot invoering in de toekomst van een geleidelijke toegang tot deze categorie, een mogelijkheid tot afwijking voor de minimumleeftijd.

(7) Met betrekking tot de minimumleeftijden is het nodig het beginsel van geleidelijke toegang tot de categorieën verder te versterken. Voor de verschillende categorieën van tweewielige en driewielige voertuigen en voor de verschillende categorieën van voertuigen bestemd voor het vervoer van personen of goederen is het passend meer variatie te brengen in de regels voor de toegang tot de rijbewijscategorieën. Categorie B1 moet facultatief blijven, met, teneinde de mogelijkheid te behouden tot invoering in de toekomst van een geleidelijke toegang tot deze categorie, een mogelijkheid tot afwijking voor de minimumleeftijd.

Amendement 6

Overweging 8 bis (nieuw)

 

(8 bis) De lidstaten dienen de mogelijkheid te hebben de minimumleeftijd voor de categorieën auto's en motorrijwielen te wijzigen, om de verkeersveiligheid respectievelijk de mobiliteit te vergroten. Bij de categorieën motorrijwielen moet echter het beginsel van gefaseerde toegang blijven bestaan. Er dient zorgvuldig te worden nagegaan of het principe van gefaseerde toegang in de toekomst niet ook moet gaan gelden voor personenauto's.

Motivering

Zie de motivering bij de amendementen op artikel 7, lid 2.

Amendement 7

Overweging 13

(13) Het is passend dat de lidstaten, om redenen die verband houden met de veiligheid van het wegverkeer of met het wegverkeer, hun nationale bepalingen die betrekking hebben op de intrekking, schorsing en nietigverklaring van het rijbewijs, kunnen toepassen op iedere houder van een rijbewijs die zijn gewone verblijfplaats op hun grondgebied heeft verworven.

(13) Het is passend dat de lidstaten er, voorzover mogelijk, toe worden verplicht, om redenen die verband houden met de veiligheid van het wegverkeer of met het wegverkeer, hun nationale bepalingen die betrekking hebben op de intrekking, schorsing, beperking en nietigverklaring van het rijbewijs, toe te passen op iedere houder van een rijbewijs die zijn gewone verblijfplaats op hun grondgebied heeft verworven.

Motivering

Zie de motivering bij de amendementen op artikel 12, lid 4.

Amendement 8

Overweging 15 bis (nieuw)

 

(15 bis) De lidstaten mogen aanvullende informatie op de microchip opslaan, voorzover dit het eigenlijke gebruik daarvan niet nadelig beïnvloedt. Daarnaast moet de gegevensbescherming gewaarborgd blijven.

Motivering

Zie de motivering bij de amendementen op artikel 1, lid 3.

Amendement 9

Overweging 16

(16) Teneinde de kennis en kunde van de examinatoren te verbeteren, een objectievere beoordeling van kandidaten voor een rijbewijs mogelijk te maken, tot een grotere harmonisering van de rijexamens te komen en het algemene beginsel van wederzijdse erkenning van rijbewijzen te versterken, dienen minimumnormen betreffende de toegang tot het beroep van examinator te worden vastgesteld.

(16) Teneinde de kennis en kunde van de examinatoren te verbeteren, een objectievere beoordeling van kandidaten voor een rijbewijs mogelijk te maken, tot een grotere harmonisering van de rijexamens te komen en het algemene beginsel van wederzijdse erkenning van rijbewijzen te versterken, dienen minimumnormen betreffende de toegang tot het beroep van examinator en continue bijscholing te worden vastgesteld.

Motivering

Zie de motivering bij de amendementen op artikel 11.

Amendement 10

Artikel 1, lid 2

2. Zodra de technische specificaties overeenkomstig de in artikel 10 bedoelde procedure door de Commissie zijn vastgesteld, hebben de lidstaten het recht de rijbewijzen die zij afgeven te voorzien van een microchip. De Commissie ziet erop toe dat de technische specificaties betreffende de in het rijbewijs in te bouwen microchip een EG-goedkeuring vereisen die slechts kan worden toegekend wanneer is aangetoond dat deze microchip bestand is tegen pogingen tot manipulatie of verandering van de gegevens. De microchip bevat enkel de gegevens van het rijbewijs en mag geen andere functies hebben dan die welke daarmee rechtstreeks verband houden.

2. Zodra de technische specificaties overeenkomstig de in artikel 10 bedoelde procedure door de Commissie zijn vastgesteld, hebben de lidstaten het recht de rijbewijzen die zij afgeven te voorzien van een microchip. De Commissie ziet erop toe dat de technische specificaties betreffende de in het rijbewijs in te bouwen microchip een EG-goedkeuring vereisen die slechts kan worden toegekend wanneer is aangetoond dat deze microchip bestand is tegen pogingen tot manipulatie of verandering van de gegevens.

Motivering

Zie de motivering bij de amendementen op artikel 1, lid 2 bis.

Amendement 11

Artikel 1, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. De microchip bevat de in bijlage I vermelde geharmoniseerde informatie op het rijbewijs.

 

De lidstaten mogen, na raadpleging van de Commissie, aanvullende informatie op de microchip opslaan, voorzover dit niet leidt tot nadelige beïnvloeding van de toepassing van deze richtlijn en de toepasselijke voorschriften inzake gegevensbescherming niet worden overtreden.

 

De Commissie kan bijlage I overeenkomstig de procedure van artikel 9 aanpassen, om de toekomstige interoperabiliteit te waarborgen.

Motivering

Voorzover dit de eigenlijke functie van het rijbewijs en de microchip, alsook de interoperabiliteit niet beïnvloedt, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben aanvullende informatie op de microchip op te slaan. Hierbij moet rekening worden gehouden met de toepasselijke gegevensbeschermingsbepalingen.

Amendement 12

Artikel 3, lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis. Het materiaal dat overeenkomstig bijlage I voor het rijbewijs wordt gebruikt, moet middels specificaties, die door de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 10 worden vastgesteld, tegen vervalsing worden beschermd. De lidstaten mogen aanvullende veiligheidskenmerken invoeren.

Motivering

Bescherming tegen vervalsing is één van de hoofddoelstellingen van de richtlijn. Derhalve moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben aanvullende veiligheidskenmerken in te voeren.

Amendement 13

Artikel 3, lid 2 ter (nieuw)

 

2 ter. Uiterlijk tien jaar na het begin van toepassing van deze richtlijn worden alle rijbewijzen die noch met bijlage I van deze richtlijn, noch met bijlage I bis van Richtlijn 91/439/EEG, die door Richtlijn 96/47/EG werd ingevoegd, in overeenstemming zijn, vervangen door het model in bijlage I van deze richtlijn.

 

Uiterlijk 20 jaar het begin van toepassing van deze richtlijn worden alle rijbewijzen die niet met bijlage I van deze richtlijn in overeenstemming zijn, vervangen door het model in bijlage I.

 

Een voor het begin van toepassing van deze richtlijn afgegeven rijbewijs voor een bepaalde categorie kan niet op grond van de bepalingen van deze richtlijn ingetrokken of op enigerlei wijze beperkt worden.

Motivering

De richtlijn beoogt het grote aantal verschillende rijbewijsmodellen te vervangen door één uniform 'format'. Vandaar dat bestaande rijbewijsmodellen die niet aan deze richtlijn voldoen worden vervangen, aangezien anders slechts een bijkomend Europees model wordt ingevoerd.

Deze inwisseling maakt daarnaast een inventarisatie van de bestaande rijbewijzen in de lidstaten mogelijk. Vervalste of dubbel afgegeven rijbewijzen worden uit de omloop genomen. Dit is van groot belang voor het Europees rijbewijsnetwerk, dat zo met opgeschoonde en geactualiseerde bestanden zijn werkzaamheden kan beginnen en het rijbewijstoerisme beter kan bestrijden.

Gezien de administratieve belasting moeten voor de inwisseling termijnen worden vastgesteld. Deze regeling biedt de lidstaten tien jaar, te rekenen vanaf het begin van toepassing van de richtlijn, voor het inwisselen van alle papieren modellen tegen het nieuwe model. Uiterlijk nog eens tien jaar later moeten ook alle bestaande plasticmodellen tegen het nieuwe model zijn ingewisseld.

De omwisseling van de oude rijbewijzen mag evenwel in geen geval leiden tot verlies of beperking van verworven rechten die aan de rijbewijzen voor de verschillende categorieën voertuigen verbonden zijn.

Amendement 14

Artikel 4, lid 1, categorie AM, streepje 1 bis (nieuw)

 

- lichte gemotoriseerde vierwielers met een lege massa van ten hoogste 350 kg, hieronder niet begrepen de massa van de accu's in elektrische voertuigen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 45 kilometer per uur en met een cilinderinhoud van ten hoogste 50 kubieke centimeter indien het een motor met ontstekingsregeling betreft, of een nettomaximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het andere verbrandingsmotoren betreft, of een nominaal continu maximumvermogen van ten hoogste 4 kW indien het een elektrische motor betreft;

Motivering

Het lijkt gepast dat de bestuurders van dergelijke lichte motorvoertuigen ook ten minste moeten slagen voor een theoretisch examen.

Amendement 15

Artikel 4, lid 1, categorie A1, streepje 1 bis (nieuw)

 

- gemotoriseerde driewielers met een vermogen van ten hoogste 15 kW;

Motivering

Gemotoriseerde driewielers moeten, overeenkomstig hun vermogen, in categorie A worden ingedeeld.

Amendement 16

Artikel 4, lid 1, categorie A2, streepje 1 bis (nieuw)

 

- gemotoriseerde driewielers met een vermogen van ten hoogste 35kW;

Motivering

Gemotoriseerde driewielers moeten, overeenkomstig hun vermogen, in categorie A worden ingedeeld.

Amendement 17

Artikel 4, lid 1, categorie A, streepje 1 bis (nieuw)

 

- gemotoriseerde driewielers met een vermogen van meer dan 35kW;

Motivering

Gemotoriseerde driewielers moeten, overeenkomstig hun vermogen, in categorie A worden ingedeeld.

Amendement 18

Artikel 4, lid 1, categorie B1

- gemotoriseerde drie- en vierwielers;

- gemotoriseerde driewielers met een vermogen van ten hoogste 15 kW en gemotoriseerde vierwielers die niet onder de lichte gemotoriseerde vierwielers van categorie AM, tweede streepje vallen, met een lege massa van ten hoogste 400 kg (550 kg bij voertuigen voor het vervoer van goederen), hieronder niet begrepen de massa van de accu's in elektrische voertuigen, met een nuttig vermogen van ten hoogste 15 kW en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van 80 kilometer per uur;

Motivering

Een gemotoriseerde driewieler met een vermogen van minder van 15 kW moet kunnen worden bestuurd door zowel de houder van een A1-rijbewijs (zie amendement 14) als de houder van een B1-rijbewijs. Dan zouden ook in lidstaten die de facultatieve categorie B1 niet invoeren, zulke voertuigen vanaf de leeftijd van 16 jaar kunnen worden bestuurd. (Zie ook amendement 14 over categorie AM, tweede streepje)

Amendement 19

Artikel 4, lid 1, categorie B

- motorvoertuigen met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 3 500 kg en waarin ten hoogste acht personen worden vervoerd, de bestuurder niet meegerekend. Aan de motorvoertuigen van deze categorie kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 750 kg;

1. motorvoertuigen

- met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 3.500 kg;

- ontworpen en gebouwd voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder niet meegerekend;

- onverminderd de bepalingen betreffende de goedkeuring van de betrokken voertuigen, kan aan deze motorvoertuigen een aanhangwagen worden gekoppeld, voorzover het maximaal toegestane gewicht van dit samenstel van voertuigen 3.500 kg niet overschrijdt;

 

- indien de bestuurder een bestuurdersopleiding zoals bedoeld in bijlage VI bis heeft gevolgd, kan, onverminderd de bepalingen betreffende de goedkeuring van de betrokken voertuigen, aan deze motorvoertuigen een aanhangwagen worden gekoppeld, voorzover het maximaal toegestane gewicht van dit samenstel van voertuigen 4.250 kg niet overschrijdt en het samenstel niet voor commerciële doeleinden wordt gebruikt;

De bijkomende bestuurdersopleiding is niet verplicht indien het gewicht van de aanhangwagen 750 kg niet overschrijdt.

 

- indien de bestuurder een bestuurdersopleiding zoals bedoeld in bijlage VI ter heeft gevolgd, bedraagt het maximaal toegestane gewicht van het motorvoertuig 4.250 kg, voorzover het een kampeerwagen betreft zoals bedoeld in bijlage II, deel A, punt 5, lid 1 van Richtlijn 2001/116/EG, het nuttig laadvermogen ten hoogste 1.000 kg bedraagt en het voertuig niet voor commerciële doeleinden wordt gebruikt;

 

2. gemotoriseerde driewielers met een vermogen van ten hoogste 35 kW;

 

3. gemotoriseerde driewielers met een vermogen van meer dan 35 kW, voorzover de houder van dit rijbewijs ten minste 21 jaar oud is;

Motivering

Het voorstel van de Commissie is wat aanhangers betreft te restrictief en zou de bestaande situatie, bijv. met betrekking tot de sport- en campingsector, te sterk beïnvloeden. Houders van een rijbewijs voor categorie B wordt het mogelijk gemaakt een samenstel van voertuigen of een kampeerwagen met een gewicht van ten hoogste 4.250 kg te besturen. Er wordt streng op toegezien dat deze mogelijkheid niet voor commerciële doeleinden wordt gebruikt, omdat anders sprake zou kunnen zijn van oneerlijke concurrentie met beroepschauffeurs van categorie C1 en C. De formulering 'voor het vervoer van' wordt verduidelijkt.

Gemotoriseerde driewielers moeten bovendien kunnen worden bestuurd door houders van een rijbewijs van categorie B, rekening houdende met het beginsel van gefaseerde toegang.

Amendement 20

Artikel 4, lid 1, categorie B + E

- samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie B en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg;

- onverminderd de bepalingen betreffende de goedkeuring van de betrokken voertuigen, samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie B en een aanhangwagen of oplegger, waarbij de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen of oplegger ten hoogste 3.500 kg bedraagt;

Motivering

De houders van een rijbewijs voor voertuigen van categorie B moeten ook opleggers mogen trekken. De maximaal toegestane massa van de aanhanger moet evenwel beperkt worden, en wel tot 3.500 kg.

Amendement 21

Artikel 4, lid 1, categorie C1

- voor goederenvervoer bestemde motorvoertuigen met een maximaal toegestane massa van meer dan 3 500 kg en ten hoogste 6000 kg en waarin, de bestuurder niet meegerekend, niet meer dan acht personen worden vervoerd. Aan de motorvoertuigen die met een rijbewijs van categorie C1 mogen worden bestuurd kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 750 kg;

- motorvoertuigen van een andere categorie dan D1 of D met een maximaal toegestane massa van meer dan 3 500 kg en ten hoogste 7.500 kg en ontworpen en gebouwd voor het vervoer van niet meer dan acht personen, de bestuurder niet meegerekend. Aan de motorvoertuigen die met een rijbewijs van categorie C1 mogen worden bestuurd kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 750 kg;

Motivering

Er moet alleen een onderscheid worden gemaakt tussen het personenvervoer (categorie D1 en D) en elk ander vervoer. Het is niet gepast de toegestane massa voor voertuigen van categorie C1 terug te brengen van 7.500 kg nu naar 6.000 kg. De formulering 'voor het vervoer van' wordt verduidelijkt.

Amendement 22

Artikel 4, lid 1, categorie C1 + E

- samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie C1 en een aanhangwagen of oplegger met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg, mits de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel ten hoogste 12 000 kg bedraagt en de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen of oplegger de ledige massa van het trekkende voertuig niet overschrijdt;

- onverminderd de bepalingen betreffende de goedkeuring van de betrokken voertuigen, samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie C1 en een aanhangwagen of oplegger met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg, mits de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel 12 000 kg niet overschrijdt;

 

- onverminderd de bepalingen betreffende de goedkeuring van de betrokken voertuigen, samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie B en een aanhanger of oplegger met een maximaal toegestane massa van meer dan 3.500 kg, voorzover de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel 12.000 kg niet overschrijdt;

Motivering

De verwijzing naar de bepalingen betreffende de goedkeuring vervangt die naar de bepalingen betreffende de verhouding tussen het trekkend voertuig en de aanhanger. De houders van een rijbewijs voor voertuigen van categorie C1 moeten de mogelijkheid krijgen een samenstel te besturen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie B en een aanhanger van meer dan 3.500 kg, dat niet onder B + E valt.

Amendement 23

Artikel 4, lid 1, categorie C

- voor goederenvervoer bestemde  motorvoertuigen, met een maximaal toegestane massa van meer dan 3 500 kg en waarin, de bestuurder niet meegerekend, niet meer dan acht personen worden vervoerd. Aan de motorvoertuigen die met een rijbewijs van categorie C mogen worden bestuurd kan een aanhangwagen worden gekoppeld waarvan de maximaal toegestane massa niet meer dan 750 kg bedraagt;

- motorvoertuigen van een andere categorie dan D1 of D, met een maximaal toegestane massa van meer dan 3 500 kg en ontworpen en gebouwd voor het vervoer van niet meer dan acht personen, de bestuurder niet meegerekend. Aan de motorvoertuigen die met een rijbewijs van categorie C mogen worden bestuurd kan een aanhangwagen worden gekoppeld waarvan de maximaal toegestane massa niet meer dan 750 kg bedraagt;

Motivering

Er moet alleen een onderscheid worden gemaakt tussen het personenvervoer (categorie D1 en D) en elk ander vervoer. De formulering 'voor het vervoer van' wordt verduidelijkt.

Amendement 24

Artikel 4, lid 1, categorie C + E

- samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie C en een aanhangwagen of oplegger met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg;

- onverminderd de bepalingen betreffende de goedkeuring van de betrokken voertuigen, samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie C en een aanhangwagen of oplegger met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg;

Motivering

Aanvullende verwijzing naar de bepalingen betreffende de goedkeuring.

Amendement 25

Artikel 4, lid 1, categorie D1

- motorvoertuigen bestemd voor personenvervoer, waarin, de bestuurder niet meegerekend, niet meer dan zestien personen worden vervoerd en met een maximumlengte van zeven meter. Aan motorvoertuigen die met een rijbewijs van categorie D1 mogen worden bestuurd, kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 750 kg;

- motorvoertuigen ontworpen en gebouwd voor het vervoer van niet meer dan zestien personen, de bestuurder niet meegerekend, en met een maximumlengte van acht meter. Aan motorvoertuigen die met een rijbewijs van categorie D1 mogen worden bestuurd, kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 750 kg;

Motivering

Verduidelijking van de motorvoertuigen die onder categorie D1 zijn toegelaten.

Amendement 26

Artikel 4, lid 1, categorie D1 + E

- samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie D1 en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg, mits de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel ten hoogste 12.000 kg bedraagt en de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen de ledige massa van het trekkende voertuig niet overschrijdt;

- onverminderd de bepalingen betreffende de goedkeuring van de betrokken voertuigen, samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie D1 en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg, mits de maximaal toegestane massa van het aldus gevormde samenstel 12.000 kg niet overschrijdt;

Motivering

De verwijzing naar de bepalingen betreffende de goedkeuring vervangt die naar de bepalingen betreffende de verhouding tussen het trekkend voertuig en de aanhanger.

Amendement 27

Artikel 4, lid 1, categorie D

- motorvoertuigen bestemd voor personenvervoer, waarin, de bestuurder niet meegerekend, niet meer dan acht personen worden vervoerd. Aan de motorvoertuigen die met een rijbewijs van categorie D mogen worden bestuurd kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 750 kg;

- motorvoertuigen ontworpen en gebouwd voor het vervoer van niet meer dan acht personen, de bestuurder niet meegerekend. Aan de motorvoertuigen die met een rijbewijs van categorie D mogen worden bestuurd kan een aanhangwagen worden gekoppeld met een maximaal toegestane massa van ten hoogste 750 kg;

Motivering

Verduidelijking van de motorvoertuigen die onder categorie D zijn toegelaten.

Amendement 28

Artikel 4, lid 1, categorie D + E

- samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie D en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg.

- onverminderd de bepalingen betreffende de goedkeuring van de betrokken voertuigen, samenstellen van voertuigen bestaande uit een trekkend voertuig van categorie D en een aanhangwagen met een maximaal toegestane massa van meer dan 750 kg. De aanhangwagens mogen - met uitzondering van stadslijndiensten - niet worden gebruikt voor het vervoer van personen.

Motivering

Aanvullende verwijzing naar de bepalingen betreffende de goedkeuring. Met name in het kader van lijndiensten worden uiterst geslaagde proefprojecten uitgevoerd met aanhangers die bestemd zijn voor het vervoer van personen.

Amendement 29

Artikel 4, lid 2, letter b)

b) «bromfiets», geen lichte vierwielers noch rijwielen met trapondersteuning;

b) "bromfiets", geen rijwielen met trapondersteuning;

Motivering

Zie ook de motivering bij het amendement op artikel 4, lid 1, categorie AM.

Amendement 30

Artikel 4, lid 2, letter d)

d) «vierwieler», een ander voertuig dan een lichte vierwieler met een lege massa van ten hoogste 400 kg (550 kg voor voertuigen die bestemd zijn voor goederenvervoer), hieronder niet begrepen de massa van de accu's in elektrische voertuigen, en met een nettomaximumvermogen van ten hoogste 15 kW ;

Schrappen

Motivering

Opname van de definitie in artikel 4, lid 1, categorie B1, omwille van grotere duidelijkheid.

Amendement 31

Artikel 4, lid 3

3. Categorie B1 is facultatief.

3. Categorie B1 is facultatief. In de lidstaten die deze categorie rijbewijzen niet invoeren, is het rijbewijs van categorie B voor het besturen van een desbetreffend voertuig verplicht.

Motivering

Noodzakelijke toevoeging ter verduidelijking van deze mogelijke situatie.

Amendement 32

Artikel 6, lid 1, letter a)

a) het rijbewijs voor de categorieën C en D kan slechts worden afgegeven aan bestuurders die reeds bevoegd zijn voor categorie B;

a) het rijbewijs voor de categorieën C1, C, D1 en D kan slechts worden afgegeven aan bestuurders die reeds bevoegd zijn voor categorie B;

Motivering

De nieuwe categorieën C1 en D1 moeten ook in deze regeling worden opgenomen.

Amendement 33

Artikel 6, lid 1, letter b)

b) het rijbewijs voor de categorieën B + E, C + E en D + E kan slechts worden afgegeven aan bestuurders die reeds bevoegd zijn voor respectievelijk categorie B, C of D.

b) het rijbewijs voor de categorieën B + E, C1 + E, C + E, D1 + E en D + E kan slechts worden afgegeven aan bestuurders die reeds bevoegd zijn voor respectievelijk categorie B, C1, C, D1 of D.

Motivering

De nieuwe categorieën C1 en D1 moeten ook in deze regeling worden opgenomen.

Amendement 34

Artikel 6, lid 2, letter a)

a) het rijbewijs voor de categorieën C + E of D + E is ook geldig voor het besturen van samenstellen van categorie B + E;

a) het rijbewijs voor de categorieën C1 + E, C + E, D1 + E of D + E is ook geldig voor het besturen van samenstellen van categorie B + E;

Motivering

De nieuwe categorieën C1 en D1 moeten ook in deze regeling worden opgenomen.

Amendement 35

Artikel 6, lid 2, letter c)

c) het rijbewijs voor de categorie C1 of C1+E is ook geldig voor het besturen van voertuigen van respectievelijk categorie D1 of D1+E indien de houder ervan de minimumleeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

c) het rijbewijs voor de categorieën A, B, C of D is ook geldig voor respectievelijk categorie A1 en A2, B1, C1 of D1;

Voor de categorie A2 afgegeven rijbewijzen zijn ook geldig voor de categorie A1.

 

Voor de categorieën C + E en D + E afgegeven rijbewijzen zijn ook geldig voor samenstellen van voertuigen van de categorieën C1+E, respectievelijk D1+E;

Motivering

Omdat de maximaal toegestane massa voor rijbewijzen van categorie C1 naar 7.500 kg is opgetrokken, moet de gelijkwaardigheid van D1 en C1 worden geschrapt, aangezien het om in potentie verschillende voertuigtypen gaat. Bij de invoering van de categorieën A1, A2, B1, C1 en D1 moet deze gelijkwaardigheid echter wel mogelijk zijn.

Amendement 36

Artikel 6, lid 2, letter d)

d) het rijbewijs voor de categorie D1 of D1+E is ook geldig voor het besturen van voertuigen van respectievelijk categorie C1 of C1+E.

d) de rijbewijzen voor alle categorieën zijn ook geldig voor voertuigen van categorie AM. Voor rijbewijzen die op hun grondgebied zijn afgegeven, kunnen de lidstaten de gelijkwaardigheid voor categorie AM evenwel beperken tot de categorieën A1, A2 en A, wanneer zij een praktische opleiding inzake rijvaardigheid en rijgedrag verplicht stellen voor de afgifte van een rijbewijs voor voertuigen van categorie AM.

Motivering

Omdat de maximaal toegestane massa voor categorie C1 op 7.500 kg wordt vastgesteld, moet de gelijkwaardigheid van C1 en D1 worden geschrapt, aangezien het om in potentie verschillende voertuigtypen gaat.

Voor de afgifte van elk rijbewijs geldt de voorwaarde dat de aanvrager voor een theorie-examen moet zijn geslaagd. Wanneer het slagen voor een dergelijk examen de enige voorwaarde voor de afgifte van een rijbewijs voor voertuigen van categorie AM is, moet ook elk rijbewijs voor categorie AM geldig zijn. Wanneer lidstaten voor de afgifte van een rijbewijs voor categorie AM evenwel eisen dat de aanvrager een praktische opleiding inzake rijvaardigheid en rijgedrag heeft gevolgd - zoals mogelijk is krachtens artikel 8, lid 1, onder b -geldt deze gelijkwaardigheid uitsluitend voor die rijbewijzen voor de afgifte waarvan praktijkervaring met gemotoriseerde tweewielers nodig is (A1, A2 en A).

Amendement 37

Artikel 6, lid 3, letter a)

a) een rijbewijs van categorie A of A1, voor gemotoriseerde drie- en vierwielers;

schrappen

Motivering

Komt te vervallen wegens amendementen 13 tot 17 en de amendementen op artikel 4, lid 1, categorie B1 en B.

Amendement 38

Artikel 6, lid 3, letter b), alinea 1 bis (nieuw))

 

Omdat deze bepaling alleen op het desbetreffende grondgebied van toepassing is, vermelden de lidstaten niet op het rijbewijs dat de houder ervan het recht heeft deze voertuigen te besturen.

Motivering

De gelijkwaardigheid die in deze bepaling wordt voorzien en door de lidstaten kan worden ingevoerd, geldt uitsluitend op het desbetreffende grondgebied. Om misverstanden bij het overschrijden van grenzen te vermijden, moeten de aldus bij wijze van aanvulling toegestane categorieën niet op het rijbewijs worden vermeld.

Amendement 39

Artikel 6, lid 4, letter b bis) (nieuw)

 

b bis) voertuigen met een maximaal toegestane massa van meer dan 3.500 kg, door bestuurders van ten minste 21 jaar die sedert ten minste twee jaar houder zijn van een rijbewijs van categorie B, op voorwaarde dat de voertuigen meer dan 25 jaar oud zijn, op correcte, milieuvriendelijke en historisch verantwoorde wijze worden onderhouden en voor niet-commerciële doeleinden worden gebruikt.

Motivering

Historische bussen en vrachtwagens worden voor niet-commerciële doeleinden en slechts zelden gebruikt. Zij worden voorzichtig en veilig bestuurd - een gevolg van de tijd en toewijding die de eigenaren in hun instandhouding hebben geïnvesteerd. De richtlijn dient duidelijk te maken dat de lidstaten houders van rijbewijzen van categorie B mogen toestaan dergelijke historische bussen en vrachtwagens te besturen.

Amendement 40

Artikel 7, lid 1, letter c), streepjes

- categorie A, mits de kandidaat ten minste drie jaar ervaring heeft opgedaan op een motorrijwiel met rijbewijs A2 en met goed gevolg een specifiek praktisch examen heeft afgelegd voor categorie A, zoals bepaald in artikel 8, lid 1, onder d);

- categorie A, mits de kandidaat ten minste drie jaar ervaring heeft opgedaan op een motorrijwiel met rijbewijs A2;

- voor de categorieën C, C+E, D1 en D1+E, onverminderd de bepalingen die voor het besturen van deze voertuigen zijn vastgesteld bij Richtlijn 2003/59/EG;

- voor de categorieën C, C+E, D1 en D1+E, onverminderd de bepalingen die voor het besturen van deze voertuigen zijn vastgesteld bij Richtlijn 2003/59/EG;

 

- voor de categorieën D en D+E, onverminderd de bepalingen die voor het besturen van deze voertuigen zijn vastgesteld bij Richtlijn 2003/59/EG;

Motivering

Het besturen van voertuigen van categorie D en D+E is ook op jongere leeftijd zonder risico mogelijk.

Drie jaar rijervaring met een motorrijwiel van categorie A2 is voldoende bewijs, zodat een extern praktisch examen overbodig is.

De ervaring in Duitsland (studie van de "Bundesanstalt für Straßenwesen) leert dat een examen om toegang te krijgen tot de open categorie A, geen voordelen op het gebied van veiligheid oplevert. De kosten van een extra examen vallen dus niet te rechtvaardigen.

Amendement 41

Artikel 7, lid 2, alinea 1

De lidstaten kunnen van de voor de categorieën A, B en B + E vastgestelde minimumleeftijd afwijken en het desbetreffende rijbewijs afgeven vanaf 17 jaar. Zij kunnen van de voor categorie B1 vastgestelde minimumleeftijd afwijken en het desbetreffende rijbewijs enkel vanaf 18 jaar afgeven. De lidstaten kunnen weigeren een rijbewijs van de categorieën B en B1 waarvan de houder nog geen 18 jaar oud is, als een op hun grondgebied geldig rijbewijs te erkennen.

De lidstaten kunnen van de voor de categorieën B en B + E vastgestelde minimumleeftijd afwijken en het desbetreffende rijbewijs afgeven vanaf 17 jaar. Zij kunnen van de voor categorie B1 vastgestelde minimumleeftijd afwijken en het desbetreffende rijbewijs enkel vanaf 18 jaar afgeven. De lidstaten kunnen weigeren een rijbewijs van de categorieën B en B1 waarvan de houder nog geen 18 jaar oud is, als een op hun grondgebied geldig rijbewijs te erkennen.

Motivering

Zie de motivering bij de amendementen op artikel 7, lid 2.

Amendement 42

Artikel 7, lid 2, alinea 2 bis (nieuw)

 

De lidstaten mogen de minimumleeftijd voor de categorieën A1, A2 en A verhogen, op voorwaarde dat

 

- tussen de minimumleeftijd voor categorie A1 en de minimumleeftijd voor categorie A2 ten minste twee jaar zit;

 

- vóór de afgifte van het rijbewijs voor categorie A hetzij drie jaar rijervaring met een motorrijwiel van categorie A2 is opgedaan, hetzij de minimumleeftijd voor categorie A zonder rijervaring op een motorrijwiel van categorie A2 ten minste zes jaar hoger ligt dan die voor categorie A2.

 

De minimumleeftijd voor categorie A zonder rijervaring op een motorrijwiel van categorie A2 bedraagt ten hoogste 26 jaar.

 

De lidstaten die de minimumleeftijd voor de categorieën A1, A2 of A verhoogd hebben, erkennen de rijbewijzen van andere lidstaten.

Motivering

De gefaseerde toegang tot de diverse categorieën voor motorrijwielen is van cruciaal belang voor het verbeteren van de verkeersveiligheid van deze verkeersdeelnemers. De lidstaten hebben de mogelijkheid, gekoppeld aan een aantal beperkingen, om de minimumleeftijd van één van deze categorieën te verhogen, maar ze moeten het beginsel van gefaseerde toegang handhaven.

Amendement 43

Artikel 7, lid 2, alinea 2 bis (nieuw)

 

De lidstaten kunnen de minimumleeftijd voor de afgifte van rijbewijzen voor voertuigen van categorie D1 tot 18 jaar verlagen voor voertuigen die bij ongevallen of voor evacuaties worden gebruikt.

Motivering

Dit beoogt de bepalingen van de rijbewijzenrichtlijn nauwkeurig te laten aansluiten bij die van de onlangs goedgekeurde richtlijn 2003/59/EG (opleiding en nascholing van bestuurders van voor goederen- en personenvervoer bestemde voertuigen), zodat tot een consistente benadering wordt gekomen voor bestuurders van ziekenauto's en voertuigen van andere hulpdiensten.

Amendement 44

Artikel 8, lid 1, letter b), alinea 1 bis (nieuw)

 

Voor gemotoriseerde drie- en vierwielers van deze categorie kunnen de lidstaten een aparte opleiding inzake rijvaardigheden en rijgedrag voorschrijven. Voor het differentiëren tussen de voertuigen in categorie AM kan op het rijbewijs een nationale code worden vermeld;

Motivering

Een bijkomende praktische rijopleiding moet volstaan.

Amendement 45

Artikel 8, lid 1, letter c)

c) een aanvrager van een rijbewijs van categorie A2 die ten minste twee jaar ervaring heeft opgedaan op een motorrijwiel met rijbewijs A1 moet enkel slagen voor een examen inzake rijvaardigheid en rijgedrag;

c) een aanvrager van een rijbewijs van categorie A2 die ten minste twee jaar ervaring heeft opgedaan op een motorrijwiel met rijbewijs A1 moet enkel deelnemen aan een bestuurdersopleiding als bedoeld in bijlage VI quater;

Motivering

Gelet op het beginsel van gefaseerde toegang mag van een bestuurder niet worden geëist dat hij zich met het oog op de overgang van categorie A1 naar A2 opnieuw onderwerpt aan een examen inzake rijvaardigheid en rijgedrag. Een opleiding die is toegesneden op deze overgang lijkt zinvoller.

Amendement 46

Artikel 8, lid 1, letter d)

d) een aanvrager van een rijbewijs van categorie A die minstens drie jaar ervaring heeft opgedaan op een motorrijwiel met rijbewijs A2 moet enkel slagen voor een examen inzake rijvaardigheid en rijgedrag; dit examen kan worden beperkt tot het onderdeel rijden in het verkeer waarbij specifiek de klemtoon wordt gelegd op rijden op wegen buiten de bebouwde kom.

d) een aanvrager van een rijbewijs van categorie A die minstens drie jaar ervaring heeft opgedaan op een motorrijwiel met rijbewijs A2 moet enkel deelnemen aan een bestuurdersopleiding als bedoeld in bijlage VI quater; een aanvrager van een rijbewijs van categorie A die minstens drie jaar ervaring heeft opgedaan op een motorrijwiel met rijbewijs A2 en twee jaar ervaring heeft opgedaan op een motorrijwiel met rijbewijs A1, hoeft geen verder examen af te leggen.

Motivering

Gelet op het beginsel van gefaseerde toegang is in dit geval een aanvullend examen niet meer nodig.

Amendement 47

Artikel 8, lid 1, letter d bis) (nieuw)

 

d bis) een aanvrager van een rijbewijs van categorie A1, A2 of A die al in het bezit is van een rijbewijs van categorie AM, A1 of A2, moet enkel slagen voor een examen inzake rijvaardigheid en rijgedrag;

Motivering

Omdat er in deze gevallen van kan worden uitgegaan dat de kandidaat is geslaagd voor een theorie-examen, is een aanvullend examen onnodig.

Amendement 48

Artikel 8, lid 2, alinea 1

[ in te voegen datum : de bij artikel 17, lid 2, vastgestelde datum] hebben de door de lidstaten voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, B1 en B+E afgegeven rijbewijzen een administratieve geldigheidsduur van tien jaar. Rijbewijzen van deze categorieën die worden afgegeven aan bestuurders die de leeftijd bereikt hebben van vijfenzestig jaar zijn vijf jaar geldig. De lidstaten kunnen de geldigheidsduur van het eerste rijbewijs dat wordt afgegeven aan beginnende bestuurders voor de categorieën A en B beperken tot drie jaar teneinde op deze bestuurders specifieke maatregelen te kunnen toepassen die beogen hun verkeersveiligheid te verbeteren.

[ in te voegen datum : de bij artikel 17, lid 2, vastgestelde datum] hebben de door de lidstaten voor de categorieën AM, A1, A2, A, B, B1 en B+E afgegeven rijbewijzen een administratieve geldigheidsduur van tien jaar. De lidstaten kunnen de geldigheidsduur van het eerste rijbewijs dat wordt afgegeven aan beginnende bestuurders voor de categorieën A en B beperken tot drie jaar teneinde op deze bestuurders specifieke maatregelen te kunnen toepassen die beogen hun verkeersveiligheid te verbeteren.

Motivering

Een algemene beperking van de geldigheidsduur voor personen ouder van 65 jaar lijkt niet gerechtvaardigd.

Amendement 49

Artikel 8, lid 2, alinea 2

Vanaf [in te voegen datum : de bij artikel 17, lid 2, vastgestelde datum ] zijn de door de lidstaten voor de categorieën C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1, D1+E afgegeven rijbewijzen vijf jaar geldig. Rijbewijzen van deze zelfde categorieën zijn één jaar geldig wanneer zij worden afgegeven aan bestuurders die de leeftijd bereikt hebben van vijfenzestig jaar.

Vanaf [in te voegen datum : de bij artikel 17, lid 2, vastgestelde datum ] zijn de door de lidstaten voor de categorieën C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1, D1+E afgegeven rijbewijzen vijf jaar geldig. De lidstaten kunnen de geldigheidsduur van het eerste rijbewijs dat wordt afgegeven aan beginnende bestuurders voor de categorieën C en D, tot drie jaar beperken, teneinde bijzondere maatregelen te kunnen nemen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid van deze bestuurders.

Motivering

Een algemene beperking van de geldigheidsduur voor personen ouder van 65 jaar lijkt niet gerechtvaardigd. Voor de categorieën C en D moeten de lidstaten, net als bij de categorieën A en B, de mogelijkheid hebben een kortere geldigheidsduur vast te stellen voor beginnende bestuurders, teneinde bijzondere verkeersveiligheidsmaatregelen te kunnen nemen.

Amendement 50

Artikel 8, lid 2, alinea 3 bis (nieuw)

 

De aanwezigheid van een microchip zoals bedoeld in artikel 1 is geen voorwaarde voor de geldigheid van een rijbewijs. Verlies, onleesbaarheid of andere vormen van beschadiging van de microchip zijn niet van invloed op de geldigheid van het document.

Amendement 51

Artikel 8, lid 3, letter a)

a) een controle of voldaan is aan de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig zoals beschreven in bijlage III voor de rijbewijzen van de categorieën C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1, D1+E;

a) het duurzaam voldoen aan de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig zoals beschreven in bijlage III voor de rijbewijzen van de categorieën C, C+E, C1, C1+E, D, D+E, D1, D1+E;

Motivering

Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat de minimumnormen een permanent karakter hebben.

Amendement 52

Artikel 8, lid 3, alinea 2 bis (nieuw)

 

De lidstaten mogen de in lid 2 vastgestelde geldigheidsduur van rijbewijzen in afzonderlijke gevallen bij alle categorieën beperken, indien zij frequentere medische onderzoeken of andere maatregelen, zoals beperkingen naar aanleiding van verkeersovertredingen, noodzakelijk achten.

Motivering

In onderbouwde afzonderlijke gevallen, zoals bijv. bepaalde ziekten, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben de geldigheidsduur van het rijbewijs te beperken.

Amendement 53

Artikel 8, lid 3, alinea 2 ter (nieuw)

 

De lidstaten kunnen systemen voor de berekening van verkeersovertredingen ('puntenstelsels') vaststellen die tot gevolg hebben dat de in lid 2 vastgestelde geldigheidsduur van rijbewijzen van elke categorie wordt beperkt. Deze systemen moeten doelmatig, afschrikwekkend en evenredig zijn en variëren naar gelang het beroep of de categorie van de bestuurder.

Motivering

Beroepschauffeurs moeten passende bescherming genieten. Het kan door omstandigheden gebeuren dat een beroepschauffeur zijn rijbewijs verliest door overtredingen die hij als particuliere bestuurder heeft begaan. Dit zou directe gevolgen voor zijn arbeidssituatie hebben en zou kunnen leiden tot het verlies van zijn baan.

Amendement 54

Artikel 8, lid 5

5. Eenieder kan slechts houder zijn van één enkel rijbewijs. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om zich ervan te vergewissen dat een aanvrager van een eerste rijbewijs of van een verlenging van een rijbewijs niet reeds houder is van een geldig rijbewijs of een door de autoriteiten van een andere lidstaat opgeschort rijbewijs. Zij gaan eveneens na of door de autoriteiten van een lidstaat met betrekking tot de aanvrager geen beslissing houdende een verbod van afgifte van het rijbewijs is uitgesproken.

5. a) Eenieder kan slechts houder zijn van één enkel rijbewijs.

b) De lidstaten weigeren een rijbewijs af te geven aan een aanvrager die houder is van een geldig rijbewijs afgegeven door de autoriteiten van een andere lidstaat. Een lidstaat kan ook weigeren een rijbewijs af te geven aan een aanvrager tegen wie in een andere lidstaat een van de in artikel 12, lid 2 bedoelde maatregelen is getroffen.

c) De lidstaten nemen stappen ter uitvoering van het in letter b) bepaalde:

 

- de noodzakelijke stappen met betrekking tot de afgifte, vervanging of verlenging van een rijbewijs zijn het bij andere lidstaten natrekken of er redelijke gronden zijn te vermoeden dat de aanvrager reeds houder van een rijbewijs is;

 

- de noodzakelijke stappen met betrekking tot de inwisseling van een rijbewijs afgegeven door een andere lidstaat zijn het bij de lidstaat die het rijbewijs heeft afgegeven natrekken of tegen de aanvrager een van de in artikel 12, lid 2 bedoelde maatregelen is getroffen.

 

d) Om gemakkelijker de internationale controles ter ondersteuning van het in letter b) bepaalde te kunnen uitvoeren, ontwerpt, organiseert en beheert de Commissie samen met de lidstaten een netwerk voor de internationale uitwisseling van rijbewijsgegevens tussen alle lidstaten.

Motivering

Net als in het tekstvoorstel van de Commissie bepaalt dit amendement dat niemand meer dan één rijbewijs mag hebben, ook niet wanneer deze door dezelfde lidstaat zijn afgegeven.

Artikel 8, lid 5, letter b) en letter c), voorzien in een harde verplichting (die wel evenredig is aan het probleem) voor de lidstaten om navraag te doen bij andere lidstaten.

Artikel 8, lid 5, letter d) voorziet in een passende verplichting voor de Commissie om de noodzakelijke stappen te nemen om de internationale controles met betrekking tot rijbewijzen te vergemakkelijken.

Amendement 55

Artikel 9

De noodzakelijke wijzigingen om de bijlagen I tot en met IV aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, worden aangenomen volgens de in artikel 10 bedoelde procedure.

De noodzakelijke wijzigingen om de bijlagen I tot en met IV, VI bis, VI ter en VI quater aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, worden aangenomen volgens de in artikel 10 bedoelde procedure.

Amendement 56

Artikel 11

Vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn moeten de examinatoren voor het rijbewijs voldoen aan de minimumnormen van bijlage IV. Examinatoren voor het rijbewijs die hun functie uitoefenen vóór [ in te voegen datum : de bij artikel 17, lid 2, vastgestelde datum] dienen niet te beschikken over de in punt 2 van de genoemde bijlage bedoelde basisbekwaamheid.

Vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn moeten de examinatoren voor het rijbewijs voldoen aan de minimumnormen van bijlage IV. Examinatoren voor het rijbewijs die hun functie uitoefenen vóór [ in te voegen datum : de bij artikel 17, lid 2, vastgestelde datum] zijn alleen onderworpen aan de bepalingen inzake kwaliteitsborging en regelmatige bijscholingsmaatregelen.

Motivering

Het belangrijkst is de bepaling dat reeds actieve examinatoren continu aan bijscholing moeten doen.

Amendement 57

Artikel 12, lid 4

4. Een lidstaat kan, wanneer op zijn grondgebied tegen een persoon een van de in lid 2 bedoelde maatregelen is getroffen, weigeren de geldigheid van een door een andere lidstaat aan deze persoon verstrekt rijbewijs te erkennen.

4. Een lidstaat weigert, wanneer op zijn grondgebied tegen een persoon een van de in lid 2 bedoelde maatregelen is getroffen, de geldigheid van een door een andere lidstaat aan deze persoon verstrekt rijbewijs te erkennen.

 

Een lidstaat weigert een rijbewijs af te geven aan een aanvrager wiens rijbevoegdheid in een andere lidstaat beperkt, geschorst of ingetrokken is.

Een lidstaat kan eveneens weigeren een rijbewijs af te geven aan een aanvrager tegen wie in een andere lidstaat een dergelijke maatregel is getroffen.

Een lidstaat kan eveneens weigeren een rijbewijs af te geven aan een aanvrager wiens rijbewijs in een andere lidstaat nietig is verklaard.

 

Een lidstaat kan eveneens weigeren de geldigheid te erkennen van een rijbewijs dat door een andere lidstaat is afgegeven aan een persoon die op het tijdstip van afgifte zijn woonplaats niet had in de lidstaat van afgifte.

Motivering

Het rijbewijstoerisme moet zo veel mogelijk worden verhinderd. Wanneer het rijbewijs van een persoon in een bepaalde lidstaat beperkt, ingetrokken, geschorst of nietig is verklaard, mag de lidstaat een rijbewijs dat in een andere lidstaat aan dezelfde persoon wordt afgegeven, niet erkennen.

De lidstaten mogen bovendien geen rijbewijs afgeven aan personen van wie het rijbewijs in een andere lidstaat beperkt, geschorst of ingetrokken is (eenieder kan slechts houder zijn van één enkel rijbewijs (artikel 8, lid 5)). In het geval van nietigverklaring van een rijbewijs in een lidstaat, kan een andere lidstaat de afgifte van een rijbewijs weigeren.

Er zijn op internet al veel aanbieders die voorstellen dat personen wie in een lidstaat de rijbevoegdheid is ontzegd (bijv. wegens rijden onder invloed van alcohol of drugs), een schijnwoonplaats in het buitenland kiezen en daar een rijbewijs halen, om zo de voorwaarden voor het terugkrijgen van het rijbewijs te omzeilen. Daardoor wordt niet alleen de verkeersveiligheid ernstig geschaad, maar worden ook de concurrentieverhoudingen tussen rijscholen aanzienlijk verstoord.

Amendement 58

Artikel 15

De Raad beoordeelt uiterlijk op [ in te voegen datum : 5 jaar na de bij artikel 17, lid 2, vastgestelde datum ] de communautaire bepalingen betreffende de in artikel 4 bedoelde categorieën en de in artikel 7 vastgestelde minimumleeftijden, en de weerslag ervan op de verkeersveiligheid, alsmede een mogelijke invoering van een geleidelijke toegang tot categorie B, waaronder begrepen categorie B1.

De Commissie beoordeelt uiterlijk op [ in te voegen datum : 5 jaar na de bij artikel 17, lid 2, vastgestelde datum ] de communautaire bepalingen betreffende de in artikel 4 bedoelde categorieën en de in artikel 7 vastgestelde minimumleeftijden, en de weerslag ervan op de verkeersveiligheid, alsmede een mogelijke invoering van een geleidelijke toegang tot categorie B, waaronder begrepen categorie B1.

Motivering

De Commissie lijkt beter in staat een dergelijke beoordeling te verrichten.

Amendement 59

Artikel 16

De lidstaten verlenen elkaar bijstand bij de toepassing van deze richtlijn en wisselen informatie uit over de rijbewijzen die zij hebben afgegeven, ingewisseld of vervangen.

De lidstaten verlenen elkaar bijstand bij de toepassing van deze richtlijn en wisselen informatie uit over de rijbewijzen die zij hebben afgegeven, ingewisseld of vervangen. Ze maken gebruik van het voor dit doel opgerichte rijbewijsnetwerk, zodra dit operationeel is.

Motivering

Het Europees rijbewijsnetwerk is van essentiële waarde voor het voorkomen van rijbewijstoerisme. De lidstaten moeten het netwerk zodra het operationeel is, gebruiken.

Amendement 60

Artikel 17, lid 4 bis (nieuw)

 

4 bis. Artikel 2, lid 4 van Richtlijn 91/439/EEG, zoals gewijzigd door Richtlijn 96/47/EG, wordt op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn ingetrokken.

Motivering

Absoluut noodzakelijke aanpassing, omdat de genoemde richtlijn het gebruik van geïnformatiseerde elektronische voorzieningen verbiedt.

Amendement 61

Bijlage I, punt 1, alinea 1 bis (nieuw)

 

De kaart bestaat uit polycarbonaat.

Amendement 62

Bijlage I, punt 1 bis (nieuw)

 

1 bis. Fysieke veiligheid van rijbewijzen

 

De fysieke veiligheid van rijbewijzen wordt bedreigd door:

 

- de vervaardiging van valse kaarten: het vervaardigen van een nieuwe kaart die sterke gelijkenis vertoont met het document, hetzij door deze geheel zelf te vervaardigen of door een authentiek document te kopiëren;

 

- materiële wijziging: het veranderen van een eigenschap van een authentiek document, bijvoorbeeld door bepaalde op het document gedrukte gegevens te wijzigen.

 

De totale veiligheid is afhankelijk van het systeem als geheel, dat uit de volgende afzonderlijke elementen bestaat:

aanvraagprocedure, overdracht van gegevens, basismateriaal van de kaart ("support"), druktechniek, minimumaantal veiligheidskenmerken en personalisering.

 

a) Het voor het rijbewijs gebruikte basismateriaal ("support") wordt beveiligd tegen vervalsing door middel van de volgende technieken (verplichte veiligheidskenmerken):

 

- basismateriaal ("support") van de kaart zonder optisch bleekmiddel;

 

- veiligheidsondergrondpatroon, dat door de toepassing van irisdruk met meerkleuren-veiligheidsinkt en positieve/ negatieve guilloche-bedrukking tegen vervalsing door middel van scannen, drukken of kopiëren is beveiligd. Het patroon mag niet uit de primaire kleuren (CMYK) zijn samengesteld. Er moet sprake zijn van een complexe patroonopbouw in ten minste twee speciale kleuren en microschrift;

 

- optisch variabele componenten, met een passende bescherming tegen kopiëren en manipulatie van de foto;

 

- lasergravure;

 

- bij de foto moeten de veiligheidsondergrond en de foto elkaar ten minste aan de rand van de foto overlappen (verlopend patroon);

 

b) Daarnaast moet het basismateriaal ("support") van het rijbewijs door middel van ten minste drie van de volgende technieken aanvullend tegen vervalsing zijn beveiligd (aanvullende veiligheidskenmerken):

 

- inkt met kijkhoekafhankelijke kleuren;

 

- inkt met temperatuurafhankelijke kleuren;

 

- speciale hologrammen;

 

- variabele laserbeelden;

 

- zichtbare en transparante fluorescerende UV-inkt;

 

- irisdruk;

 

- digitaal watermerk in de ondergrond;

 

- IR-pigmenten of fosforescerende pigmenten;

 

- voelbare kenmerken, symbolen of patronen.

 

Het staat de lidstaten vrij aanvullende veiligheidskenmerken in te voeren. Als basis verdienen de met een asterisk gemerkte technieken de voorkeur, aangezien zij de handhavingsinstanties in staat stellen zonder bijzondere hulpmiddelen na te gaan of een kaart authentiek is.

Amendement 63

Bijlage I, punt 2, alinea 2, letter c), tabel

c) B     België

 

DK     Denemarken

D        Duitsland

 

GR      Griekenland

E         Spanje

F         Frankrijk

IRL     Ierland

I          Italië

 

 

 

L         Luxemburg

 

 

NL      Nederland

A        Oostenrijk

 

P         Portugal

 

 

FIN     Finland

S         Zweden

UK     Verenigd Koninkrijk

c) B     België

CZ      Tsjechische Republiek

DK     Denemarken

D        Duitsland

EST    Estland

GR      Griekenland

E         Spanje

F         Frankrijk

IRL     Ierland

I          Italië

CY      Cyprus

LV      Letland

LT      Litouwen

L         Luxemburg

H        Hongarije

M        Malta

NL      Nederland

A        Oostenrijk

PL      Polen

P         Portugal

SLO   Slovenië

SK      Slowakije

FIN     Finland

S         Zweden

UK     Verenigd Koninkrijk

Motivering

In verband met de uitbreiding.

Amendement 64

Bijlage I, punt 2, alinea 2, letter e)

de vermelding «Model van de Europese Gemeenschappen» in de taal/talen van de lidstaat die het rijbewijs afgeeft en de vermelding «rijbewijs» in de overige talen van de Gemeenschap, gedrukt in roze letters en op een zodanige wijze dat deze de achtergrond van het rijbewijs vormen:

 

Permiso de Conducción

 

Kørekort

Führerschein

 

Άδεια Οδήγησης

Driving Licence

Ajokortti

Permis de Conduire

Ceadúas Tiomána

Patente di guida

 

 

 

 

Rijbewijs

 

Carta de Condução

 

 

Körkort;

de vermelding «Model van de Europese Gemeenschappen» in de taal/talen van de lidstaat die het rijbewijs afgeeft en de vermelding «rijbewijs» in de overige talen van de Gemeenschap, gedrukt in roze letters en op een zodanige wijze dat deze de achtergrond van het rijbewijs vormen:

 

Permiso de Conducción

Řidičský průkaz 

Kørekort

Führerschein

Juhiluba

Άδεια Οδήγησης

Driving Licence

Ajokortti

Permis de Conduire

Ceadúas Tiomána

Patente di guida

Vadītāja apliecība

Vairuotojo pažymėjimas

Vezetői engedély

Liċenzja tas-Sewqan

Rijbewijs

Prawo Jazdy

Carta de Condução

Vodičský preukaz

Vozniško dovoljenje

Körkort;

Motivering

In verband met de uitbreiding.

Amendement 65

Bijlage I, punt 2, letter a), code 95 bis (nieuw)

 

95 bis. bestuurder die een opleiding, als bedoeld in bijlage VI bis, heeft gevolgd en op grond daarvan gerechtigd is een voertuig van categorie B met een aanhangwagen, waarvan de totale massa tussen 3.500 kg en 4.250 kg ligt, voor niet commerciële doeleinden te besturen.

Motivering

Zie motivering bij het amendement op artikel 4, lid 1, categorie B.

Amendement 66

Bijlage I, alinea 2, letter a), code 95 ter (nieuw)

 

95 ter. bestuurder die een opleiding, als bedoeld in bijlage VI ter, heeft gevolgd en op grond daarvan gerechtigd is een kampeerwagen, zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, deel 5, lid 1 van Richtlijn 2001/116/EG, , waarvan de totale massa tussen 3.500 kg en 4.250 kg ligt en het nuttig laadvermogen maximaal 1.000 kg bedraagt, voor niet commerciële doeleinden te besturen.

Motivering

Zie motivering bij het amendement op artikel 4, lid 1, categorie B.

Amendement 67

Bijlage I, lid 2, blz. 2, letter a), punt 14 bis (nieuw)

 

14 bis. Medische gegevens voor noodgevallen moeten in deze ruimte (nr. 14) worden vermeld.

Amendement 68

Bijlage I, punt 2, letter b), alinea 2

Indien een lidstaat deze vermeldingen in een andere nationale taal dan een van de volgende talen (Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Italiaans, Nederlands, Portugees, Spaans, Zweeds) wenst te stellen, moet hij het rijbewijs opstellen in twee talen waaronder een van de bovengenoemde talen, onverminderd de overige bepalingen van deze bijlage.

Indien een lidstaat deze vermeldingen in een andere nationale taal dan een van de volgende talen (Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch, Zweeds) wenst te stellen, moet hij het rijbewijs opstellen in twee talen waaronder een van de bovengenoemde talen, onverminderd de overige bepalingen van deze bijlage.

Motivering

Door de uitbreiding noodzakelijk geworden aanpassing.

Amendement 69

Bijlage II, hoofdstuk I, inleidende formule

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om zich ervan te vergewissen dat de toekomstige bestuurders voldoen aan de eisen inzake kennis, rijvaardigheid en rijgedrag voor het besturen van een motorvoertuig. Het daartoe ingestelde examen behelst:

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie)

Amendement 70

Bijlage II, hoofdstuk I, letter A), punt 1, alinea 2

Indien de kandidaat houder is van een rijbewijs voor een andere categorie waarvoor met goed gevolg een theoretisch examen is afgelegd, kan vrijstelling worden verleend van de bepalingen in punt 2 tot en met 4 van deze bijlage die deze rijbewijzen gemeen hebben.

Indien de kandidaat houder is van een rijbewijs voor een andere categorie waarvoor met goed gevolg een theoretisch examen is afgelegd, kan vrijstelling worden verleend van de bepalingen in punt 2 tot en met 4 van deze bijlage die deze rijbewijzen gemeen hebben met dien verstande dat nog steeds examen moet worden afgelegd.

Motivering

Het moet duidelijk zijn dat alleen voor een deel van het programma vrijstelling kan worden gegeven, maar niet voor het hele examen.

Amendement 71

Bijlage II, hoofdstuk I, letter A), punt 2.1.4, streepje 1

– specifieke risico's in verband met de onervarenheid van medeweggebruikers en de deelneming aan het verkeer van de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers en passagiers die in hun mobiliteit beperkt zijn;

– specifieke risico's in verband met de onervarenheid van medeweggebruikers en de deelneming aan het verkeer van de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, motorrijders en passagiers die in hun mobiliteit beperkt zijn;

Motivering

Uit statistieken blijkt dat automobilisten twee derden van de ongevallen veroorzaken waarbij motorrijders betrokken zijn. Uit de cijfers blijkt eveneens dat automobilisten die ervaring hebben als motorrijder minder vaak verantwoordelijk zijn voor ongelukken tussen auto's en motorfietsen. Daarom zou een eis ten aanzien van bewustwording van motorvoertuigen op twee wielen in het kader van de verstrekking van rijbewijzen voor andere categorieën voertuigen bijdragen tot een aanzienlijke verlaging van het aantal ongelukken dat geen verband houdt met rijbewijzen voor motorfietsen.

Amendement 72

Bijlage II, titel I, letter A, punt 3, titel

Specifieke voorschriften voor de categorieën A en A1

Specifieke voorschriften voor de categorieën A, A2 en A1

Motivering

Door de invoering van categorie A2 noodzakelijk geworden aanpassing.

Amendement 73

Bijlage II, hoofdstuk I, letter B), punt 5.1, alinea 2 bis (nieuw)

 

Indien de kandidaat vervolgens slaagt voor een rijvaardigheidsexamen waarin de nadruk uitsluitend ligt op de bediening van de schakeling van een handgeschakeld voertuig, wordt deze vermelding verwijderd.

Motivering

Hoewel er verschillen zijn in de bediening van automatische en handgeschakelde voertuigen mag de latere rijbevoegdheid voor handgeschakelde voertuigen niet de tijd en kosten vergen van een volledig rijexamen; het volstaat dat wordt vastgesteld dat de kandidaat in staat is veilig een handschakeling te bedienen.

Amendement 74

Bijlage II, hoofdstuk I, letter B), punt 5.2, alinea 1

De voertuigen die gebruikt worden voor het examen inzake de rijvaardigheid en het rijgedrag moeten voldoen aan de volgende minimumnormen. De lidstaten kunnen daaraan strengere eisen stellen of andere normen toevoegen.

De voertuigen die gebruikt worden voor het examen inzake de rijvaardigheid en het rijgedrag moeten voldoen aan de volgende minimumnormen.

Motivering

De specificering van de examenvoertuigen op basis van vermogen in plaats van cilinderinhoud minimaliseert de kosten voor ombouw voor opleidingsdoeleinden en zal bijdragen tot het betaalbaar houden van de rijopleiding.

Daarnaast ben ik van mening dat er een speciaal argument is voor motorfietsen met automatische schakeling, in het bijzonder scooters. Wanneer van scootergebruikers wordt verlangd dat zijn examen afleggen op een motorfiets met een cilinderinhoud van meer dan 375cc, zal dat velen van deze gebruikers van dit typische woon-werkvervoermiddel afschrikken.

Amendement 75

Bijlage II, titel I, letter B, punt 6, titel

Rijvaardigheid en rijgedrag met betrekking tot de categorieën A en A1

Rijvaardigheid en rijgedrag met betrekking tot de categorieën A, A2 en A1

Motivering

Door de invoering van categorie A2 noodzakelijk geworden aanpassing.

Amendement 76

Bijlage II, titel I, letter B, punt 6.2

Bijzondere verrichtingen in verband met de verkeersveiligheid

(Niet van toepassing op de Nederlandse versie.)

Amendement 77

Bijlage II, titel I, letter B, punt 10

De duur van het examen en de af te leggen afstand moeten voldoende zijn voor de in deel B van deze bijlage genoemde beoordeling van de rijvaardigheid en het rijgedrag. Het examen met betrekking tot het rijgedrag mag voor de categorieën A, A1, B, B1 en B+E nooit minder dan 25 minuten en voor de overige categorieën nooit minder dan 45 minuten duren. Niet inbegrepen zijn de kennismaking met de kandidaat, het rijklaar maken van het voertuig, de technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid, de bijzondere verrichtingen en de bekendmaking van de uitslag van het praktische examen.

De duur van het examen en de af te leggen afstand moeten voldoende zijn voor de in deel B van deze bijlage genoemde beoordeling van de rijvaardigheid en het rijgedrag. Het examen met betrekking tot het rijgedrag mag voor de categorieën A, A2, A1, B, B1 en B+E nooit minder dan 25 minuten en voor de overige categorieën nooit minder dan 45 minuten duren. Niet inbegrepen zijn de kennismaking met de kandidaat, het rijklaar maken van het voertuig, de technische controle van het voertuig in verband met de verkeersveiligheid, de bijzondere verrichtingen en de bekendmaking van de uitslag van het praktische examen.

Motivering

Door de invoering van categorie A2 noodzakelijk geworden aanpassing.

Amendement 78

Bijlage III, punt 1.1

Bestuurders van voertuigen van de categorieën A, A1, B, B1 en B + E,

Bestuurders van voertuigen van de categorieën AM, A, A1, A2, B, B1 en B + E,

Motivering

Door de invoering van de categorieën AM en A2 noodzakelijk geworden aanpassing.

Amendement 79

Bijlage III, punt 4

De aanvragers moeten een medisch onderzoek ondergaan vóór de eerste afgifte van een rijbewijs; vervolgens dienen de bestuurders de periodieke onderzoeken te ondergaan bij elke verlenging van het rijbewijs.

De aanvragers moeten een medisch onderzoek ondergaan vóór de eerste afgifte van een rijbewijs; vervolgens dienen de bestuurders overeenkomstig de nationale voorschriften van de lidstaat waar hun gewone verblijfplaats is, de periodieke onderzoeken te ondergaan bij elke verlenging van het rijbewijs.

Amendement 80

Bijlage III, Hart- en vaatziekten, punt 9.3

9.3 Of een rijbewijs mag worden afgegeven of verlengd indien de aanvrager of bestuurder een te hoge of te lage bloeddruk heeft, wordt beoordeeld aan de hand van de andere gegevens van het onderzoek, de eventueel daarmee verband houdende complicaties en het gevaar dat deze voor de verkeersveiligheid kan opleveren.

schrappen

Motivering

Overbodig.

Amendement 81

Bijlage III, Diabetes mellitus, punt 10

10. Het rijbewijs mag worden afgegeven of verlengd indien de aanvrager of bestuurder aan diabetes mellitus lijdt, onder voorbehoud van een officieel medisch advies en een geregelde specifieke medische controle.

10. Het rijbewijs mag worden afgegeven of verlengd indien de aanvrager of bestuurder aan diabetes mellitus lijdt, op voorwaarde dat de bestuurder niet met insuline moet worden behandeld of, indien dit wel het geval is (type 1), onder voorbehoud van een medische toestemming.

Motivering

Wanneer een bestuurder niet met insuline moet worden behandeld, is er geen reden voor geregelde specifieke medische controles, behalve wanneer zijn status zich wijzigt. Indien de bestuurder wel met insuline moet worden behandeld, is een medische toestemming vereist.

Amendement 82

Bijlage III, Diabetes mellitus, punt 10.1

Rijbewijzen mogen niet worden afgegeven of verlengd indien de tot deze groep behorende aanvrager of bestuurder aan diabetes mellitus lijdt die met insuline moet worden behandeld, tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen, op grond van een officieel medisch advies en onder voorbehoud van een geregelde medische controle.

Rijbewijzen mogen worden afgegeven of verlengd indien de tot deze groep behorende aanvrager of bestuurder aan diabetes mellitus lijdt die met insuline moet worden behandeld, op grond van een officieel medisch advies. De bestuurder stelt de betreffende nationale autoriteiten in kennis van elke wijziging in zijn gezondheidstoestand.

Motivering

Bestuurders van groep 2 moeten ook in andere dan zeer uitzonderlijke omstandigheden een voertuigen kunnen besturen. 'Niet' schrappen opdat ze een voertuig kunnen besturen op grond van een officieel medisch advies. Regelmatige medische onderzoeken zijn bureaucratisch, duur en onnodig. De bestuurders van deze groep moeten hun nationale medische autoriteiten wel in kennis stellen van elke belangrijke wijziging in hun gezondheidstoestand.

Amendement 83

Bijlage IV

1. Algemene voorwaarden

Minimumeisen die gelden voor personen die praktische rijexamens afnemen

1.1. Een examinator voor het rijbewijs van categorie B:

1. Vereiste bekwaamheid van de examinator

a) moet sedert ten minste vijf jaar houder zijn van een rijbewijs van categorie B;

1.1. Een persoon die bevoegd is in een voertuig de praktische rijprestaties van een kandidaat te beoordelen, moet ten aanzien van de in de punten 1.2 tot 1.6 genoemde onderwerpen beschikken over de vereiste kennis en vaardigheden en over het vereiste begrip.

b) moet de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt;

1.2. De examinator moet een zodanige bekwaamheid bezitten dat hij de rijprestatie van een kandidaat kan beoordelen die een rijbewijs wil verwerven voor de categorie waarvoor het rijexamen plaatsvindt.

c) moet de basisbekwaamheid hebben behaald waarin punt 2 voorziet en vervolgens elk jaar de bijscholing volgen waarin punt 3 voorziet.

1.3. Kennis en begrip met betrekking tot rijden en beoordeling:

1.2. Een examinator voor het rijbewijs van de overige categorieën:

- theorie van het rijgedrag;

a) moet houder zijn van een rijbewijs van de betrokken categorie;

- het onderkennen van gevaren en het vermijden van ongevallen;

b) moet de basisbekwaamheid hebben behaald waarin punt 2 voorziet en vervolgens elk jaar de bijscholing volgen waarin punt 3 voorziet;

- kennis van de lijst van eisen die gelden voor het rijexamen;

c) moet examinator voor het rijbewijs van categorie B zijn geweest en die taak gedurende ten minste drie jaar hebben uitgeoefend; Deze duur kan worden beperkt tot één jaar indien de examinator kan aantonen dat hij beschikt over een rijervaring van vijf jaar in de betrokken categorie.

- eisen die gelden voor het rijexamen;

2. Inhoud van de basisbekwaamheid van de examinatoren voor het rijbewijs:

- relevante voorschriften voor het wegverkeer, inclusief de relevante communautaire en nationale rechtsvoorschriften en interpretatierichtsnoeren;

2.1. Een grondige kennis van alle in deze richtlijn en met name in bijlage II ervan bedoelde punten. Bovendien moet de basisbekwaamheid de volgende aspecten omvatten:

- theorie en praktijk van de beoordeling;

2.1.1. Rijden:

- defensief rijden.

a) gedrag in het verkeer,

1.4. Oordeelsvermogen:

b) rekening houden met het verkeer op de weg,

- het vermogen de prestatie van de kandidaat in haar geheel nauwkeurig waar te nemen, te controleren en te beoordelen, in het bijzonder

c) waarnemingstechniek,

* het correct en volledig onderkennen van gevaarlijke situaties;

d) controle over het voertuig,

* het nauwkeurig bepalen van de oorzaak en de te verwachten gevolgen van dergelijke situaties;

e) rekening houden met de verschillende weersomstandigheden en de staat van het wegdek,

* geschiktheidsniveau en onderkennen van fouten;

f) rekening houden met de belangen van de andere weggebruikers en anticipatie van situaties,

* uniformiteit en samenhang van de beoordeling;

g) zuinig en milieuvriendelijk rijgedrag.

- het zich snel eigen maken van informatie en het onderscheiden van de kernpunten;

2.1.2. Kennis

- anticiperend optreden, herkennen van potentiële problemen en ontwikkelen van de nodige tegenstrategieën;

a) grondige kennis van het verkeersreglement,

- tijdige en constructieve reacties.

b) didactische en pedagogische vaardigheden.

1.5. Persoonlijke rijvaardigheid

2.2. Met het oog op de basisbekwaamheid leggen de lidstaten minstens een theoretisch en een praktisch examen op betreffende alle onder deze richtlijn vallende onderwerpen, met name betreffende de in punt 2.1. opgesomde onderwerpen, die nodig zijn om de kennis, de rijvaardigheid en het rijgedrag te toetsen die vereist zijn om examinator voor het rijbewijs van de betrokken categorie te worden. Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan de bekwaamheid om een voertuig van die categorie te besturen.

Een persoon die bevoegd is een praktisch examen voor een rijbewijscategorie af te nemen, moet in staat zijn voertuigen van de betrokken categorie met een gelijkblijvend grote rijvaardigheid te besturen.

De examinatoren voor het rijbewijs van categorie A zijn ook gerechtigd de categorieën AM, A1 en A2 te examineren.

1.6. Kwaliteit van de dienstverlening:

- bepalen en duidelijk maken waarop de klant zich bij het examen moet instellen;

De examinatoren voor het rijbewijs van categorie C zijn ook gerechtigd de categorieën C1, D en D1 te examineren.

- duidelijk communiceren, waarbij inhoud, stijl en woordkeuze moeten aansluiten bij de doelgroep en op vragen van de klanten moet worden ingegaan;

De examinatoren voor het rijbewijs van categorie C+E zijn ook gerechtigd de categorieën C1+E, D+E, D1+E te examineren.

 

3. Bijscholing

- heldere feedback over de uitslag van het examen;

De bijscholing heeft betrekking op dezelfde onderwerpen als de basisbekwaamheid. De theoretische opleiding dient meer bepaald aspecten zoals wijzigingen in de wetgeving en didactische en sociale vaardigheden te omvatten. De praktische opleiding moet toelaten de vaardigheid voor het besturen van een voertuig van de betrokken categorie en de persoonlijke kennis ter zake op een zeer hoog niveau te handhaven. Een periode van toezicht van minimaal één dag per jaar moet de nodige gegevens verstrekken om de bijscholing op de persoonlijke behoeften van de examinator af te stemmen. De jaarlijkse minimumduur van de bijscholing bedraagt:

 

Theoretische opleiding (alle categorieën):

- niet-discriminerende en respectvolle omgang met alle klanten.

2 dagen

1.7. Kennis van voertuigtechniek en ‑fysica:

Praktische opleiding:

- kennis van voertuigtechniek, bijv. ten aanzien van stuurinrichting, banden, remmen, verlichting, met name bij motorfietsen en vrachtwagens;

Categorie B: 1 dag

- vastzetten van de lading;

Categorie B+E: 1 dag

- kennis van voertuigfysica, bijv. snelheid, wrijving, dynamiek, energie.

Categorie A: 3 dagen

1.8. Zuinig en milieuvriendelijk rijgedrag.

Categorie C: 3 dagen

2. Algemene voorwaarden

Categorie C+E: 3 dagen

2.1. Een examinator voor het rijbewijs van categorie B

De bijscholing voor categorie A geldt ook voor de categorieën AM, A1 en A2. De bijscholing voor categorie C geldt ook voor de categorieën C1, D en D1. De bijscholing voor de categorie C+E geldt ook voor de categorieën C1+E, D+E, D1+E.

a) moet sedert ten minste drie jaar houder zijn van een rijbewijs van categorie B;

b) moet de leeftijd van 23 jaar hebben bereikt;

c) moet de basisbekwaamheid hebben behaald waarin punt 3 voorziet en vervolgens aan de kwaliteitsborging en de regelmatige bijscholing overeenkomstig punt 4 hebben deelgenomen;

 

d) moet een beroepsopleiding met een getuigschrift van niveau 3, als bedoeld in Besluit 85/368/EEG van de Raad van 16 juli 1985, hebben afgesloten;

 

e) mag niet gelijktijdig beroepsmatig als rij-instructeur bij een rijschool werkzaam zijn.

 

2.2. Een examinator voor het rijbewijs van de overige categorieën:

 

a) moet houder zijn van een rijbewijs van de betrokken categorie;

 

b) moet de basisbekwaamheid hebben behaald waarin punt 3 voorziet en vervolgens aan de kwaliteitsborging en de regelmatige bijscholing overeenkomstig punt 4 hebben deelgenomen;

 

c) moet gedurende ten minste drie jaar examinator voor het rijbewijs van categorie B zijn geweest; deze duur kan worden beperkt tot één jaar indien de examinator kan aantonen

 

- dat hij beschikt over een rijervaring van ten minste vijf jaar in de betrokken categorie, of

 

- dat hij theoretisch en praktisch beschikt over rijervaring van een hoger niveau dan voor het verkrijgen van een rijbewijs vereist is, waardoor de betrokken eis komt te vervallen;

 

d) moet een beroepsopleiding met een getuigschrift van niveau 3, als bedoeld in Besluit 85/368/EEG van de Raad van 16 juli 1985, hebben afgesloten;

 

e) mag niet gelijktijdig beroepsmatig als rij-instructeur bij een rijschool werkzaam zijn.

 

2.3. Gelijkwaardigheid

 

2.3.1. De lidstaten kunnen een examinator toestaan examens voor de categorieën AM, A1, A2 en A af te nemen, indien hij voor één van deze categorieën de basisbekwaamheid, als bedoeld in punt 3, heeft verworven.

 

2.3.2. De lidstaten kunnen een examinator toestaan examens voor de categorieën C1, C, D1 en D af te nemen, indien hij voor één van deze categorieën de basisbekwaamheid, als bedoeld in punt 3, heeft verworven.

 

2.3.3. De lidstaten kunnen een examinator toestaan examens voor de categorieën BE, C1E, CE, D1E en DE af te nemen, indien hij voor één van deze categorieën de basisbekwaamheid, als bedoeld in punt 3, heeft verworven.

 

3. Basisbekwaamheid

 

3.1. Basisopleiding

 

3.1.1. Alvorens aan een persoon toestemming wordt verleend tot het afnemen van rijexamens, moet deze overeenkomstig de eventueel door de betrokken lidstaat gestelde eisen met goed gevolg een opleidingsprogramma hebben afgesloten om de in punt 1 omschreven bekwaamheid te verwerven.

 

3.1.2. De lidstaten moeten bepalen of de inhoud van een bepaald opleidingsprogramma gericht is op het verkrijgen van een vergunning voor het afnemen van rijexamens voor één of meer categorieën.

 

3.2. Examens

 

3.2.1. Alvorens aan een persoon toestemming wordt verleend tot het afnemen van rijexamens, moet deze aantonen ten aanzien van alle in punt 1 vermelde onderwerpen over voldoende kennis, begrip, vaardigheden en geschiktheid te beschikken.

 

3.2.2. De lidstaten stellen een examenprocedure vast waarmee op pedagogisch verantwoorde wijze wordt getoetst of betrokkene beschikt over de bekwaamheid, als bedoeld in punt 1 en met name in punt 1.4. Deze examenprocedure moet zowel een theoretisch als een praktisch onderdeel omvatten. Computergesteunde beoordelingsmethoden zijn in voorkomend geval toegestaan. De bijzonderheden inzake type en duur van de afzonderlijke toetsen en de beoordelingen in het kader van het examen vallen onder de discretionaire bevoegdheid van de betrokken lidstaat.

 

3.2.3. De lidstaten moeten bepalen of de inhoud van een bepaald examen gericht is op het verkrijgen van een vergunning voor het afnemen van rijexamens voor één of meer categorieën.

 

4. Kwaliteitsborging en regelmatige bijscholing

 

4.1. Kwaliteitsborging

 

4.1.1. De lidstaten moeten beschikken over regelingen inzake kwaliteitsborging waarmee handhaving van de aan examinatoren gestelde eisen wordt gegarandeerd.

 

4.1.2. De regelingen inzake kwaliteitsborging dienen het volgende te omvatten: toezicht op de examinator bij zijn werkzaamheden, zijn bijscholing en hernieuwde vergunningverlening, continue ontwikkeling van zijn beroepsloopbaan en regelmatige controle op de resultaten van de door hem afgenomen rijexamens.

 

4.1.3. De lidstaten moeten er in het kader van de in punt 4.1.2. genoemde regelingen inzake kwaliteitsborging voor zorgen dat elke examinator aan jaarlijks toezicht wordt onderworpen. Voorts moeten de lidstaten ervoor zorgen dat elke examinator eenmaal in de vijf jaar gedurende in totaal minstens een halve dag bij het afnemen van rijexamens wordt gevolgd, zodat verscheidene rijexamens kunnen worden waargenomen. Aan de met het toezicht belaste persoon moet door de betrokken lidstaat een vergunning voor dit doel zijn verleend.

 

4.1.4. Indien een examinator gerechtigd is tot het afnemen van rijexamens voor verscheidene categorieën, kunnen de lidstaten bepalen dat met het toezicht op rijexamens voor één categorie is voldaan aan het vereiste van toezicht met betrekking tot verscheidene categorieën.

 

4.1.5. Het afnemen van rijexamens moet door een door de betrokken lidstaat gemachtigde instantie worden gevolgd en gecontroleerd om een correcte en uniforme beoordeling te waarborgen.

 

4.2. Regelmatige bijscholing

 

4.2.1. De lidstaten zorgen ervoor dat examinatoren zich met het oog op het behoud van hun vergunning, ongeacht het aantal categorieën waarvoor die vergunning geldt:

 

- regelmatig gedurende in totaal ten minste vier dagen in een periode van twee jaar laten bijscholen om

 

● de nodige kennis en examenvaardigheden op peil te houden en op te frissen;

 

● nieuwe vaardigheden te ontwikkelen die voor de uitoefening van het beroep noodzakelijk zijn geworden;

 

● ervoor te zorgen dat de examinatoren de examens aan de hand van eerlijke, uniforme eisen blijven afnemen;

 

- regelmatig gedurende in totaal ten minste vijf dagen in een periode van vijf jaar laten bijscholen om

 

● de vereiste praktische rijvaardigheid te ontwikkelen en in stand te houden.

 

4.2.2. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat examinatoren bij wie met behulp van het geldende kwaliteitsborgingsstelsel ernstige tekortkomingen zijn vastgesteld, onverwijld een speciale bijscholing ondergaan.

 

4.2.3. De regelmatige bijscholing kan worden verzorgd in de vorm van besprekingen, onderwijs en traditionele of computergesteunde overdracht, en dit individueel of groepsgewijs. Indien de lidstaten dit nodig achten, kunnen daarbij nieuwe eisen worden vastgesteld.

 

4.2.4. Indien een examinator gerechtigd is tot het afnemen van rijexamens voor verscheidene categorieën, kunnen de lidstaten bepalen dat met bijscholing van de examinator voor één categorie is voldaan aan het vereiste van bijscholing met betrekking tot verscheidene categorieën, mits aan de in punt 4.2.5. gestelde eisen is voldaan.

 

4.2.5. Indien een examinator in een periode van 24 maanden geen rijexamens voor een categorie heeft afgenomen, moet hij zich aan een herkeuring onderwerpen voordat hem wordt toegestaan verdere rijexamens voor deze categorie af te nemen. De herkeuring kan plaatsvinden in het kader van de in punt 4.2.1. gestelde eis.

 

5. Verworven rechten

 

5.1. De lidstaten kunnen personen die onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze bepalingen gerechtigd waren tot het afnemen van rijexamens, toestaan rijexamens te blijven afnemen, ook al is hun geen vergunning verleend overeenkomstig de algemene voorwaarden in punt 2 of de procedure voor de basisbekwaamheid, als bedoeld in punt 3.

 

5.2. De betrokken examinatoren vallen echter onder de bepalingen inzake regelmatig toezicht en de regelingen voor kwaliteitsborging, als bedoeld in punt 4.

Motivering

Een geharmoniseerde opleiding en bijscholing van examinatoren is een belangrijk onderdeel bij het verbeteren van de wederzijdse erkenning en bij de totstandbrenging van vergelijkbare examens en examenresultaten. In de tekst zijn de basisideeën uit het voorstel van de Commissie verder uitgewerkt.

Amendement 84

Bijlage VI bis (nieuw)

Bijlage VI bis

Opleiding van bestuurders

 

1. Wie gebruikmaakt van een voertuig van categorie B met een aanhangwagen, waarvan de totale massa tussen 3.500 kg en 4.250 kg ligt, moet deelnemen aan een opleiding voor bestuurders.

 

2. Deze opleiding moet worden verzorgd door een opleidingsinstantie die officieel erkend is en gecontroleerd wordt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de bestuurder zijn gewone verblijfplaats heeft. De lidstaat regelt de nadere bijzonderheden.

 

3. Inhoud van de opleiding:

 

- eendaags (minimaal 7 uur)

 

- theoriegedeelte en voornamelijk praktijkgedeelte en slotgesprek

 

- rijdynamiek en veiligheidscriteria, trekkend voertuig en aanhanger, correct laden en veiligheidsaccessoires

 

- praktijkgedeelte op afgesloten terrein, waarbij de volgende onderdelen worden geoefend: remmen, remtraject, veranderen van rijbaan, remmen/uitwijken, slingeren van de aanhanger, manoeuvreren, inparkeren.

Motivering

Zie motivering bij het amendement op artikel 4, lid 1, categorie B.

Amendement 85

Bijlage VI ter (nieuw)

Bijlage VI ter

Opleiding van bestuurders

 

1. Wie gebruik maakt van een kampeerwagen, zoals gedefinieerd in bijlage II, deel A, deel 5, lid 1 van Richtlijn 2001/116/EG, , waarvan de totale massa tussen 3.500 kg en 4.250 kg ligt en het nuttig laadvermogen maximaal 1.000 kg bedraagt, moet deelnemen aan een opleiding voor bestuurders.

 

2. Deze opleiding moet worden verzorgd door een opleidingsinstantie die officieel erkend is en gecontroleerd wordt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de bestuurder zijn gewone verblijfplaats heeft. De lidstaat regelt de nadere bijzonderheden.

 

3. Inhoud van de opleiding:

 

- eendaags (minimaal 7 uur)

 

- theoriegedeelte en voornamelijk praktijkgedeelte en slotgesprek

 

- rijdynamiek en veiligheidscriteria, correct laden en veiligheidsaccessoires

 

- praktijkgedeelte op afgesloten terrein, waarbij de volgende onderdelen worden geoefend: remmen, remtraject, veranderen van rijbaan, remmen/uitwijken, manoeuvreren, inparkeren.

Motivering

Zie motivering bij het amendement op artikel 4, lid 1, categorie B.

Amendement 86

Bijlage VI quater (nieuw)

 

Bijlage VI quater

 

Opleiding van bestuurders

 

1. Opleiding met het oog op de overgang tussen categorieën motorrijwielen.

 

2. De opleiding moet worden verzorgd door een opleidingsinstantie die officieel erkend is en gecontroleerd wordt door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de bestuurder zijn gewone verblijfplaats heeft. De lidstaat regelt de nadere bijzonderheden.

 

3. Inhoud van de opleiding:

 

- duur: minimaal vijf uur

 

- bijzondere aandacht voor de bijzonderheden van de diverse categorieën

 

- praktijkgedeelte op afgesloten terrein met oefeningen op de volgende onderdelen: remmen, remweg, remmen/uitwijken, manoeuvreren, accelereren

 

- praktijkgedeelte over verkeersgedrag.

TOELICHTING

Inleiding

Dit is de tweede keer dat het onderhavige voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement wordt aangeboden en door de rapporteur wordt bestudeerd. Tijdens de vorige zittingsperiode is de kwestie behandeld door de toenmalige Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme en zijn er door de leden ongeveer 118 amendementen op de ontwerprichtlijn ingediend, waardoor duidelijk werd dat een consensus maar moeilijk zou kunnen worden gevonden. Bovendien vond een aantal leden het niet passend om een dergelijk gevoelig onderwerp helemaal aan het einde van de zittingsperiode af te raffelen. De stemming in de commissie is daarom uitgesteld en de eerste lezing is niet afgerond.

Gevolg was dat er in het huidige Parlement een nieuwe procedure moest worden opgestart. Nadat dezelfde rapporteur opnieuw was benoemd, was het het gemakkelijkst geweest om eenvoudigweg het eerdere verslag opnieuw in te dienen[2]. Tijdens de tussenliggende periode heeft het debat zich echter verder ontwikkeld, vooral in de Raad. Bovendien is er aan het begin van een nieuwe parlementaire zittingsperiode meer tijd beschikbaar, zodat er veel breder overleg kon worden gevoerd dan eerder mogelijk was. Al blijft volledige overeenstemming onbereikbaar, het valt te hopen dat deze tijd nuttig is besteed en dat er werkbare compromissen zijn bereikt over enkele van de meer omstreden punten in het voorstel. Niettemin zijn veel van de centrale opmerkingen in het eerste verslag, in het bijzonder over fraudebestendigheid, vrij verkeer van bestuurders en verkeersveiligheid, nog steeds geldig en worden daarom in dit verslag opnieuw opgenomen en verder uitgewerkt.

Achtergrond

Tot 1980 werd de internationale wetgeving inzake het verstrekken van rijbewijzen geregeld bij de Verdragen van Genève[3] en Wenen[4]. Na het arrest van het Europese Hof van Justitie in de zaak-Choquet in 1978[5] bereikte de Raad echter overeenstemming over richtlijn 80/1263/EEG, waardoor EU-burgers die zich in een andere lidstaat vestigden hun rijbewijs konden inwisselen zonder een nieuw theoretisch of praktisch examen te hoeven afleggen of een medische keuring te hoeven ondergaan. Wél moesten bestuurders hun rijbewijs binnen een jaar nadat zij zich in een andere lidstaat hadden gevestigd tegen een nieuw exemplaar inwisselen.

In 1991 werd een nieuwe richtlijn (91/439/EEG) aangenomen, die strekte tot opheffing van de verplichting om rijbewijzen in te wisselen en het beginsel van onderlinge erkenning verplicht introduceerde. In de praktijk is de rechtsonzekerheid omtrent de toepassing van dit beginsel echter blijven bestaan als gevolg van verschillende geldigheidstermijnen en ander eisen inzake rijbewijzen.

Conform de doelstellingen van de Agenda van Lissabon inzake de werking van de interne markt, beoogt dit voorstel de nog steeds bestaande rechtsonzekerheid weg te nemen en de laatste hinderpalen voor het vrij verkeer van burgers op dit gebied op te heffen.

INHOUDELIJKE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

Met de herziening van richtlijn 91/439/EEG streeft de Commissie drie belangrijke doelstellingen na:

· het beperken van de mogelijkheden tot fraude;

· het daadwerkelijk waarborgen van het vrij verkeer voor bestuurders in de EU;

· het bevorderen van de verkeersveiligheid op de Europese wegen.

Met het oog op het bestrijden van fraude en het mogelijk maken van vrij verkeer stelt de Commissie nu voor:

· alleen nog rijbewijzen af te geven van het plastic "creditcard" type;

· de mogelijkheid te creëren tot het inbouwen van een microchip;

· te bepalen dat nieuwe rijbewijzen nog slechts een beperkte administratieve geldigheidsduur hebben.

Ter verbetering van de verkeersveiligheid moet worden gestreefd naar:

· harmonisatie van subcategorieën;

· progressieve toegang op grond van leeftijd en ervaring;

· pan-Europese toepassing van rijverboden.

KRITISCHE EVALUATIE VAN HET VOORSTEL

Men kan zich redelijkerwijs afvragen hoe het te verklaren is dat Europa met betrekking tot identiteitsbewijzen zo snel de 21ste eeuw is ingestapt, terwijl het in de Middeleeuwen is blijven steken waar het rijbewijzen betreft. De rapporteur is van mening dat er snel verandering moet komen in deze complexe en moeilijk te verantwoorden situatie. Hij juicht het voorstel van de Commissie dan ook toe als een stap in de richting van een eenvoudiger, logischer en moderner systeem. Met name ondersteunt hij de doelstellingen van de Commissie om de mogelijkheden tot fraude te beperken, het vrij verkeer van burgers te waarborgen en bij te dragen tot meer verkeersveiligheid. Met het onderhavige voorstel worden deze doelstellingen naar zijn opvatting weliswaar dichterbij gebracht, maar het zou nog verder kunnen gaan.

I. Fraudebestendigheid en vrij verkeer van burgers

(i) Invoering van een microchip

In haar innovatieve voorstellen met betrekking tot de inbouw van een microchip in rijbewijzen beperkt de Commissie zich ertoe de lidstaten toe te staan om hiervoor te kiezen. Hoewel het gevaar bestaat dat de fraude zich zal richten op de zwakste schakel, d.w.z. rijbewijzen zonder microchip, aanvaardt de rapporteur dat een verdergaande regeling momenteel politiek niet haalbaar is.

Niettemin wordt een amendement ingediend om de bepalingen flexibeler te maken, zodat de lidstaten - na raadpleging van de Commissie - extra gegevens kunnen opslaan, mits dit de toepassing van de richtlijn op geen enkele wijze belemmert. Bovendien zou de Commissie er goed aan doen bijlage I aan te passen om de toekomstige interoperabiliteit te waarborgen. (Amendement op artikel 1, lid 2 bis (nieuw), technische wijzigingen in bijlage I)

(ii) Intrekking van het papieren rijbewijs - Invoering van het creditcardmodel

De Commissie wijst er in haar toelichting op dat er momenteel in de lidstaten ongeveer 80 verschillende rijbewijsmodellen in omloop zijn. Sinds de uitbreiding is dit cijfer gestegen tot 110. Het is daarom onbegrijpelijk dat niet wordt voorgesteld om het inwisselen van de oudere types rijbewijzen die nu in gebruik zijn verplicht te stellen.

Per saldo zou de richtlijn dus leiden tot 111 verschillende rijbewijsmodellen en een overgangsperiode van meer dan 50 jaar. Dit is uiteraard onaanvaardbaar. De voordelen van één EU-model liggen voor de hand. Niet alleen zou de wetshandhaving worden verbeterd en zou het voor het eerst in de praktijk mogelijk worden in heel Europa rijbewijscontroles uit te voeren, maar ook de verkeersveiligheid zou toenemen, omdat uit de rijbevoegdheid ontzette bestuurders geen duplicaat van het rijbewijs in een andere lidstaat zouden kunnen krijgen. Bovendien zouden de kosten vrij beperkt zijn in vergelijking met andere uitgaven in verband met het autogebruik, zoals verzekering, brandstof en wegenbelasting. Tot slot zou er een einde komen aan een bijzonder discriminerend aspect van de huidige situatie, namelijk een uiteenlopende geldigheidsduur voor verschillende modellen in diverse lidstaten.

Er is echter even duidelijk naar voren gekomen dat intrekking van oudere rijbewijsmodellen in diverse landen bijzonder gevoelig ligt, met name in landen waar een rijbewijs een onbeperkte administratieve geldigheid heeft. De rapporteur is daarom van mening dat ondanks de praktische wenselijkheid een amendement om alle bestaande modellen snel te vervangen, op dit moment politiek niet haalbaar is.

De Commissie wijst er ter onderbouwing van haar fraudebestrijdingsmaatregelen echter op dat het rijbewijs wordt gebruikt als legitimatiemiddel en kan worden gebruikt voor het openen van een bankrekening en het reserveren van een vlucht. Zij stelt dat met name in de omstandigheden na 11 september fraudebestendigheid steeds belangrijker is geworden en een toenemend punt van zorg is. Het lijkt daarom redelijk, al was het alleen maar om fraude tegen te gaan dat het papieren communautaire rijbewijsmodel binnen tien jaar wordt afgeschaft en dat als Europees rijbewijsmodel alleen nog een plastic rijbewijs in credit-cardformaat wordt uitgegeven, zoals dit al in sommige EU-landen in gebruik is. Dit zou de lidstaten tenminste in staat stellen een actueel register van de op hun grondgebied afgegeven rijbewijzen te verkrijgen, hetgeen momenteel niet altijd mogelijk is als gevolg van de diverse stelsels voor de afgifte van papieren modellen. Ook zou hierdoor een nauwkeurige informatie-uitwisseling gemakkelijker worden via het hieronder beschreven rijbewijsnetwerk.

Deze plastic modellen kunnen vervolgens gedurende een periode van nog eens tien jaar in overeenstemming worden gebracht met het enige Europese model.

In dit verband is het van belang erop te wijzen dat dit amendement niet van invloed is op het recht om bepaalde categorieën voertuigen te besturen (amendement op art. 3, lid 2 ter (nieuw)).

(iii) Rijbewijsnetwerk

Op dit moment hanteren de lidstaten nog verschillende systemen voor de afgifte van rijbewijzen. In sommige lidstaten wordt een en ander centraal afgehandeld, terwijl het in andere op regionale basis is georganiseerd. Het betreft hier een kwestie van subsidiariteit, en dat moet ook zo blijven. Om fraude te kunnen bestrijden en gemakkelijker controles te kunnen uitvoeren, is de rapporteur echter van mening dat het van belang is dat er in elke lidstaat één enkel centraal contactpunt wordt ingesteld voor het verkrijgen van informatie over rijbewijzen, zodat er in feite een "rijbewijsnetwerk" tot stand komt. Over de oprichting van een dergelijk netwerk is via de comitologieprocedure overeenstemming bereikt. Een passend amendement moet ervoor zorgen dat dit netwerk ook wordt geraadpleegd (amendement op artikel 8, lid 5 en op artikel 16).

(iv) Wederzijdse erkenning van sancties

Conform de geest van de Verdragen van Genève[6] en Wenen[7] regelt artikel 8, lid 5 van het voorstel de onderlinge erkenning van sancties, zodat een rijverbod dat in één lidstaat is opgelegd ook in alle andere lidstaten geldt. Deze bepaling moet echter worden aangescherpt, en derhalve heeft de rapporteur een amendement ingediend om de lidstaten te verplichten de door een andere lidstaat ingestelde beperkingen, opschorting of intrekking te erkennen en te weigeren de geldigheid van rijbewijzen te honoreren die aan dergelijke maatregelen onderhevig zijn. Ook moet de formulering van dit artikel op juridische gronden die te maken hebben met de derde pijler inzake justitie en binnenlandse zaken worden aangepast (amendement op art.12, lid 4).

II. Bevordering van de verkeersveiligheid

(i) Voertuigcategorieën

Ook moet de Commissie voortdurend controleren of de technische definities voor de verschillende categorieën adequaat zijn en, zo nodig, veiligheidsbevorderende aanpassingen voorstellen, zoals extra beperkingen inzake de vermogen/gewichtsverhouding. Bovendien moet zij er nauwgezet op toezien dat de geest van de richtlijn strikt wordt gehandhaafd met betrekking tot de categorieën AM, A1 en A2, en dat de vastgestelde limieten niet gemakkelijk kunnen worden omzeild. In dit verband worden de nieuwe criteria toegejuicht die moeten voorkomen dat het vermogen van motorrijwielen artificieel wordt gereduceerd, maar er zal voortdurend moeten worden gecontroleerd als men wil dat de wetgeving ook een praktisch vervolg krijgt.

Tegelijkertijd worden er na breed overleg met vertegenwoordigers van de fabrikanten en de weggebruikers amendementen ingediend om de technische definities van bepaalde categorieën aan te passen. Daarmee worden hopelijk de diverse anomalieën weggenomen die het onderhavige voorstel blijkt te bevatten.

Zo zouden voortaan houders van een rijbewijs voor categorie B hun motorvoertuig mogen gebruiken om voor niet-commerciële activiteiten een aanhangwagen (of caravan) te trekken, zolang de gecombineerde massa niet meer dan 3.500 kg bedraagt, zonder dat zij een extra examen moeten afleggen. Verder wordt dit maximum, als de bestuurder een vrijwillige cursus zonder examen heeft gevolgd, verhoogd tot 4.250 kg voor beide aanhangercombinaties en voor kampeerwagens. Ook wordt het toegestane nuttige laadvermogen beperkt tot 1.000 kg om overtreding van de regels inzake niet-commercieel gebruik te voorkomen. Na een cursus van minimaal zeven uur wordt een nieuwe "communautaire code 95 bis (nieuw) of 95 ter (nieuw)" bijgeschreven op het rijbewijs (punt 95 bis (nieuw) en 95 ter (nieuw) bij bijlage I, opleidingsspecificaties zijn opgenomen in bijlage VI bis (nieuw) en ter (nieuw)).

Ten aanzien van de categorie B+E zullen voertuigen van categorie B een aanhangwagen mogen trekken, wanneer de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen niet meer bedraagt dan 3.500 kg (amendement op art. 4, lid 1 ten aanzien van categorie B+E).

Het vraagstuk van de drie- en vierwielers is opgelost door het besturen hiervan zowel met een rijbewijs A als met een rijbewijs B mogelijk te maken. Ook hier is in de amendementen gekozen voor de gefaseerde toegang (amendementen op art. 4, lid 1 met betrekking tot de categorieën AM, A1, A2, A, B1 en B).

(ii) Leeftijdsgrenzen en geleidelijke toegang ("opklimmen")

Leeftijdsgrenzen voor verschillende subcategorieën voertuigen en een stelsel waarin specifieke praktijkervaring wordt beloond en niet alleen wordt uitgegaan van examens, moeten worden beschouwd als een verbetering als men de verkeersveiligheid wil bevorderen. Met name de invoering van nieuwe categorieën AM, A1 en A2 moet worden toegejuicht.

Het hele vraagstuk van leeftijdsgrenzen blijft niettemin een gevoelig punt. Het zou onrealistisch zijn te ontkennen dat hierbij veel diepgewortelde nationale tradities een rol spelen. Vanuit een zuiver statistisch oogpunt zou de verkeersveiligheid er het meest mee gediend zijn als voor alle jongeren een verbod op het besturen van motorvoertuigen zou gelden totdat zij ruim over de twintig zijn. Het is duidelijk dat dit oneerlijk en onuitvoerbaar zou zijn. Niettemin moet de Commissie de toepassing van leeftijdsgrenzen en afwijkingen daarvan in de lidstaten van nabij blijven volgen en, wanneer dit in het licht van nieuwe omstandigheden gepast lijkt, voorstellen doen om hierin wijzigingen aan te brengen.

Het voorgestelde amendement vormt dus een compromis. Ten aanzien van motorfietsen wordt gekozen voor de "stappenbenadering", hetgeen inhoudt dat jongeren om veiligheidsredenen worden aangemoedigd om ervaring op kleinere motorfietsen op te doen voordat zij overgaan op een sterkere machine. De lidstaten zullen de gespecificeerde leeftijdsgrenzen kunnen optrekken, mits er minimaal twee jaar zit tussen de minimumleeftijd voor categorie A1 en de minimumleeftijd voor categorie A2. Voor het verkrijgen van een rijbewijs voor categorie A is tenminste drie jaar ervaring op een machine van categorie A2 vereist of moet een periode van tenminste zes jaar liggen tussen de minimumleeftijd voor categorie A2 en de minimumleeftijd voor categorie A. De minimumleeftijd voor een rijbewijs voor categorie A zonder eerdere ervaring kan niet hoger zijn dan 26 jaar. Als bijvoorbeeld de minimumleeftijd voor categorie A bij 16 jaar ligt en voor A2 bij 18, kan een motorrijder met ervaring in categorie A2 op zijn 21ste een volledig A-rijbewijs krijgen. Een dergelijke benadering handhaaft het subsidiariteitsbeginsel, zodat de lidstaten vrijelijk de leeftijdsgrenzen kunnen kiezen die aansluiten bij hun nationale tradities en om de verkeersveiligheid te vergroten, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat jongeren er belang bij hebben praktische ervaring op te doen als zij snel willen doorstromen naar een zwaardere motorfiets. (Amendement op artikel 7, lid 2, alinea 2 bis (nieuw)) Om de gefaseerde toegang voor motorrijders nog aantrekkelijker te maken, komen er geen onnodige examens bij het aanvragen van een rijbewijs voor de volgende categorie, maar moet de motorrijder een opleiding volgen om hem werkelijk goed voor te bereiden op de zwaardere machines (amendement op art. 8, lid 1).

(iii) Geldigheid, verlenging en medische keuringen

Er worden diverse wijzigingen in artikel 8 voorgesteld om de bepalingen logischer en flexibeler te maken. Daartoe behoort een bepaling die de lidstaten de mogelijkheid biedt de geldigheid van het eerste rijbewijs voor de categorieën C en D te beperken tot drie jaar (zoals het geval is voor de categorieën A en B). Ten tweede wordt de absolute verplichting om bij personen boven de 65 jaar de geldigheidsduur van rijbewijzen voor categorie A en B tot vijf jaar te beperken, geschrapt, net als de beperking tot één jaar bij rijbewijzen voor categorie C en D voor dezelfde leeftijdscategorie. Ten derde mogen eventuele defecten in de microchip die in een rijbewijs is ingebouwd, niet van invloed zijn op de geldigheid van het rijbewijs zelf (amendementen op art. 8, lid 2).

(iv) Examinatoren

Na diepgaande discussies hierover wordt er een verbeterde en nader uitgewerkte tekst voorgesteld (amendement op art. 11 en bijlage IV).

CONCLUSIES

Bij de opstelling van dit tweede verslag heeft de rapporteur getracht de opvattingen van zoveel mogelijk collega's en andere belanghebbenden in aanmerking te nemen. Op grond daarvan dient hij diverse technische amendementen in, die tot doel hebben anomalieën in het bestaande voorstel glad te strijken en de tekst coherenter en logischer te maken. Tegelijkertijd is geprobeerd met compromisamendementen te komen voor een aantal gevoelige kwesties, zoals verlenging van rijbewijzen en leeftijdsgrenzen.

Op grond van het voorgaande blijft de rapporteur ervan overtuigd dat het gewijzigde voorstel voor de weggebruikers een meer aan veiligheid, eerlijkheid en vrij verkeer betekent en dat het de autoriteiten meer zekerheid geeft door het uitvoeren van legitieme controles en het bestrijden van fraude gemakkelijker te maken.

Het voorstel verdient daarom de steun van zowel de burgers als de lidstaten.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs

Document- en procedurenummers

COM(2003)0621 – C5-0610/2003 – 2003/0252(COD)

Rechtsgrondslag

art. 251, lid 2 en art. 71, lid 1 EG

Reglementsartikel(en)

art. 51

Datum indiening bij EP

13.11.2003

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

TRAN
16.9.2004

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

LIBE
16.9.2004

JURI
16.9.2004

ITRE
16.9.2004

 

 

Geen advies
  Datum besluit

LIBE
1.9.2004

JURI
26.10.2004

ITRE
3.7.2004

 

 

Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Mathieu Grosch
28.7.2004

 

Vervangen rapporteur(s)

-

 

Vereenvoudigde procedure
  Datum besluit

-

Betwisting rechtsgrondslag
  Datum JURI-advies

-

 

 

 

 

Wijziging financiële voorzieningen
  Datum BUDG-advies

-

 

 

 

 

Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité
  Datum EP-besluit

-

Raadpleging Comité van de regio's
  Datum EP-besluit

-

Behandeling in de commissie

31.8.2004

18.1.2005

 

 

 

Datum goedkeuring

19.1.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

37

4

7

Bij de eindstemming aanwezige leden

Robert Atkins, Margrete Auken, Inés Ayala Sender, Etelka Barsi Pataky, Philip Bradbourn, Sylwester Chruszcz, Paolo Costa, Michael Cramer, Arūnas Degutis, Christine De Veyrac, Armando Dionisi, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Luis de Grandes Pascual, Mathieu Grosch, Ewa Hedkvist Petersen, Jeanine Hennis-Plasschaert, Stanisław Jałowiecki, Georg Jarzembowski, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Evelin Lichtenberger, Patrick Louis, Erik Meijer, Ashley Mote, Michael Henry Nattrass, Robert Navarro, Seán Ó Neachtain, Josu Ortuondo Larrea, Willi Piecyk, Luís Queiró, Reinhard Rack, Luca Romagnoli, Gilles Savary, Ingo Schmitt, Renate Sommer, Dirk Sterckx, Ulrich Stockmann, Gary Titley, Georgios Toussas, Marta Vincenzi, Corien Wortmann-Kool, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Alessandro Battilocchio, Jelko Kacin, Francesco Musotto

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid  2)

-

Datum indiening– A6

3.2.2005

A6-0016/2005

Opmerkingen

...

  • [1]  PB C .../Nog niet in het PB gepubliceerd.
  • [2]  Over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs (herschikking) (COM(2003)0621 - C5-0610/2003, 2003/0252(COD)), Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme, rapporteur: Mathieu J.H. Grosch, 3 februari 2004.
  • [3]  Convention on Road Safety, 19 september 1949, United Nations Treaty Series, Vol. 125, blz.
  • [4]  Convention on Road Traffic, 8 november 1968, United Nations Treaty Series, Vol. 1042, blz. 17.
  • [5]  Zaak 16/78 Choquet (1978), jurisprudentie HvJ 2293.
  • [6]  Op.cit.
  • [7]  Op cit.