VERSLAG over openbare financiën in de EMU - 2004

7.2.2005 - (2004/2268(INI))

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Othmar Karas


Procedure : 2004/2268(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0025/2005
Ingediende teksten :
A6-0025/2005
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over openbare financiën in de EMU - 2004

(2004/2268(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 24 juni 2004 aan de Raad en het Europees Parlement over de openbare financiën in de EMU – 2004 (COM(2004)0425),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 3 september 2004 over de versterking van de economische governance en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van het Stabiliteits- en Groeipact (COM(2004)0581),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 27 november 2002 over de verbetering van de coördinatie van het begrotingsbeleid (COM(2002)0668),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 27 november 2002 over de noodzaak en de methoden om de kwaliteit van de begrotingsstatistieken te verbeteren (COM(2002)0670),

–   gezien de conclusies van het voorzitterschap die op 24 maart 2000 in Lissabon en op 15 en 16 juni 2001 in Göteborg door de Europese Raad werden goedgekeurd, en met name verwijzend naar de overeengekomen strategie inzake economische groei, volledige werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling en sociale cohesie,

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van Amsterdam van 16 en 17 juni 1997 over het Stabiliteits- en Groeipact, Verordening nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economische beleid[1], en de gedragscode inzake inhoud en formaat van de stabiliteits- en convergentieprogramma's die op 10 juli 2001 door de ECOFIN-Raad werd goedgekeurd,

–   gezien de verklaring van de ECOFIN-Raad van 13 september 2004 over het Stabiliteits- en Groeipact,

–   gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 juli 2004[2], met betrekking tot de maatregelen van de ECOFIN-Raad van 25 november 2003,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6‑0025/2005),

A. overwegende dat het Luxemburgse voorzitterschap in haar werkprogramma een onderzoek naar de uitvoeringsregels en een verduidelijking van de tenuitvoerlegging van het Stabiliteits- en Groeipact heeft opgenomen en het Europees Parlement in het voorjaar van 2005 een resolutie zal aannemen over eventuele wijzigingen van verordeningen en gedragsregels die de toepassing ervan bepalen,

B.  overwegende dat in de afgelopen tien jaren de economie van de EU een groei heeft laten zien die ver onder haar capaciteit ligt, met niet alleen een daling van de particuliere investeringen maar ook van de bruto overheidsinvesteringen die in de Eurozone van 4% van het BBP in de vroege jaren '70 zijn gedaald tot 2,4% , en overwegende dat onder andere als gevolg van het uitblijven van structurele hervormingen en investeringen in vele lidstaten, het groeitempo van het BBP in de Eurozone wederom bij de verwachtingen is achtergebleven,

C. overwegende dat in 2003 het begrotingstekort in de Eurozone tot 2,7% van het BBP is gestegen, ten opzichte van 1,6% in 2001 en 1,1% in 2000, terwijl in 2004 met een tekort van 2,9% van het BBP de grens van 3% wordt benaderd,

D.  overwegende dat eind 2002 slechts vier van de lidstaten die deel uitmaken van de Eurozone - samen slechts goed voor 18% van het BBP van de Eurozone - en in 2004 vijf lidstaten in de Eurozone een evenwicht hadden bereikt; overwegende dat het aantal lidstaten in de Eurozone met een begrotingstekort van meer dan 3% van het BBP gestegen is van drie naar vier; overwegende dat sinds het bestaan van het Stabiliteits- en Groeipact, 12 lidstaten de regels van dit pact of van het Verdrag hebben overtreden, waaronder vijf in de Eurozone - Portugal, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Griekenland -, plus het Verenigd Koninkrijk waarop de tekortprocedure niet van toepassing is maar dat, zolang het in de tweede fase verkeert, niettemin gebonden is aan de eisen die zijn neergelegd in artikel 116, lid 4 van het Verdrag "om te streven naar het voorkomen van buitensporige overheidstekorten"; overwegende dat de procedure inzake buitensporige tekorten ook in werking werd gesteld tegen zes nieuwe lidstaten, die de 3%-grens hebben overschreden, namelijk Hongarije, de Tsjechische Republiek, Cyprus, Malta en Slowakije,

E.  overwegende dat commissaris Almunia, in reactie op de duidelijke discrepantie tussen de regels van het Stabiliteits- en Groeipact van 1997 en de jongste economische ontwikkelingen, voorstellen heeft gedaan voor een hervorming, die werden opgenomen in de mededeling van de Commissie over de overheidsfinanciën in de EMU - 2004,

1.  neemt er nota van dat naar de opvattingen van de Commissie de economische cyclus slechts gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de hogere nominale tekorten, die feitelijk in hoge mate het gevolg zijn van een willekeurige verruiming van het begrotingsbeleid door een aantal lidstaten;

2.  neemt er nota van dat een aantal lidstaten op het instellen van een procedure inzake buitensporige tekorten tegen hen niet heeft gereageerd door het nemen van de nodige maatregelen om hun respectieve tekorten aan te pakken, en dat er voldoende reden tot bezorgdheid blijft over de vooruitzichten dat zij in de nabije toekomst hun tekorten tot onder de 3% van het BBP kunnen laten dalen;

3.  beklemtoont het belang van de invoering van pakketten van structurele hervormingen en van investeringen die op middellange en lange termijn van essentieel belang zullen zijn voor financiële duurzaamheid, de concurrentiekracht van de Europese economie en groei;

4.  neemt er kennis van dat de wijze waarop in de Midden- en Oost-Europese landen economische veranderingen tot stand zijn gebracht in een aantal nieuwe lidstaten ernstige gevolgen heeft gehad voor de omvang van het tekort en de schuldenlast;

5.  onderstreept dat er geen uitzondering mogelijk is op de regels en de procedures van het Stabiliteits- en Groeipact, maar dringt er bij alle EU-instellingen op aan hun verantwoordelijkheid te nemen bij de tenuitvoerlegging van, de controle op en de naleving van het Stabiliteits- en Groeipact;

6.  dringt er bij alle lidstaten die dit nog niet gedaan hebben op aan hun tekort tot ver beneden de 3% van het BBP te laten dalen om fiscale en prijsstabiliteit in de uitgebreide Unie te waarborgen en in goede tijden ruimte te scheppen voor het opbouwen van voldoende financiële reserves om in slechte tijden economische maatregelen te kunnen nemen zonder de regels van het Stabiliteits- en Groeipact te overtreden;

7.  beklemtoont het belang van betere begrotingsstatistieken met nauwkeuriger en genormaliseerde definities, rekenmethodes en procedures, en is ingenomen met het initiatief van de Commissie om met voorstellen te komen voor minimumnormen voor de onafhankelijkheid, integriteit en kwaliteit van nationale instituten voor de statistiek en een grotere bevoegdheid voor Eurostat om de door de lidstaten aangeleverde cijfers te coördineren, te controleren en ter plekke te verifiëren;

8.  dringt er bij de nieuwe lidstaten op aan hun openbare financiën in sneller tempo te saneren door een herverdeling van middelen, als een verdere stap naar echte convergentie van hun economieën en zich met name te richten op de modernisering van hun pensioen- en socialezekerheidsstelsels, ter ondersteuning van een doeltreffend werkgelegenheidsbeleid;

9.  wijst op de noodzaak van voortdurende verbeteringen in de fiscale administratie en van de invoering van een doeltreffend systeem van belastinginning, om een cultuur van ondernemerschap te creëren en het stichten van bedrijven aan te moedigen;

10. herinnert de lidstaten aan de toezegging die zij in het Stabiliteits- en Groeipact hebben gedaan om hun begrotingen in evenwicht te brengen of zelfs een overschot te kweken; is van mening dat als bijdrage aan de prijsstabiliteit en als garantie voor de duurzaamheid van de overheidsfinanciën buitensporige tekorten moeten worden vermeden; pleit ervoor in het Stabiliteits- en Groeipact meer nadruk te leggen op economische ontwikkelingen en het waarborgen van de duurzaamheid van de overheidsfinanciën; wijst erop dat buitensporige overheidsuitgaven een gevaar betekenen voor prijsstabiliteit, lage rentetarieven en overheidsinvesteringen, en bovendien het vermogen om het hoofd te bieden aan demografische ontwikkelingen en de vergrijzing van de bevolking in de Europese Unie, aantast;

11. dringt andermaal aan op een heldere methode die een definitie omvat van "overheidsuitgaven van hoge kwaliteit" voor een kwantificering van situaties in de overheidsbegroting en de bijdrage die zij leveren aan groei en investeringen, zodat een positieve bijdrage wordt geleverd aan de doelstellingen van Lissabon; dringt voorts aan op een zodanige heroriëntering van overheidsuitgaven dat de diverse begrotingshoofdstukken op Europees en nationaal niveau een afspiegeling zijn van de beleidsprioriteiten die voor 2010 zijn gesteld;

12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio's en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

PROCEDURE

Titel

Openbare financiën in de EMU – 2004

Procedurenummer

2004/2268(INI)

Reglementsartikel(en)

art. 45

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking toestemming

ECON
13.1.2005

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

BUDG
13.1.2005

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

BUDG
31.1.2005

 

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

In het verslag opgenomen ontwerpresolutie(s)

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Othmar Karas
13.12.2004

 

Vervangen rapporteur

Bigliardo

 

Behandeling in de commissie

1.2.2005

2.2.2005

 

 

 

Datum goedkeuring

2.2.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

28

2

15

Bij de eindstemming aanwezige leden

Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Pier Luigi Bersani, Udo Bullmann, Ieke van den Burg, Elisa Ferreira, José Manuel García-Margallo y Marfil, Robert Goebbels, Gunnar Hökmark, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Ian Hudghton, Christopher Huhne, Sophia in 't Veld, Othmar Karas, Piia-Noora Kauppi, Wolf Klinz, Christoph Konrad, Guntars Krasts, Enrico Letta, Gay Mitchell, Cristobal Montoro Romero, Joseph Muscat, John Purvis, Alexander Radwan, Bernhard Rapkay, Karin Riis-Jørgensen, Dariusz Rosati, Eoin Ryan, Antolín Sánchez Presedo, Manuel António dos Santos, Peter Skinner, Margarita Starkevičiūtė, Ivo Strejček, Sahra Wagenknecht

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Harald Ettl, Werner Langen, Alain Lipietz, Jules Maaten, Thomas Mann, Diamanto Manolakou, Antonis Samaras, Theresa Villiers, Corien Wortmann-Kool, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

 

Datum indiening – A6

7.2.2005

A6-0025/2005

Opmerkingen

...

  • [1]  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
  • [2]  Zaak C-27/04, Commissie v. Raad.