VERSLAG over het activiteitenverslag 2003 van de Europese Investeringsbank
8.2.2005 - (2004/2187(INI))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Alain Lipietz
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het activiteitenverslag 2003 van de Europese Investeringsbank (2004/2187(INI))
Het Europees Parlement,
– gelet op de artikelen 266 en 267 van het EG-Verdrag, tot instelling van de Europese Investeringsbank (EIB), en het aan het Verdrag gehechte Protocol, betreffende het statuut van de Europese Investeringsbank,
– gelet op het besluit van zijn Conferentie van voorzitters van 15 mei 1996 om jaarlijks in de ter zake bevoegde commissie een bespreking over de prioriteiten van de leningen, het jaarverslag en de toekomstige oriëntering van de EIB te houden,
– gezien het activiteitenverslag 2003 van de EIB-groep, het activiteitenplan 2004-2006 van deze groep, het jaarverslag 2003 van het Europees Investeringsfonds (EIF); de jaarverslagen van het Controlecomité over het boekjaar 2003 en de reactie daarop van de directie, alsmede het debat dat op 23 november 2004 in de ter zake bevoegde commissie gehouden is met de president van de EIB,
– gezien de verklaring over het bestuur van de EIB van 2 juni 2004,
– gezien de opmerkingen in het jaarverslag 2003 van de Rekenkamer,
– gezien de samenwerkingsovereenkomst Commissie/EIB van januari 2000,
– gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000, van de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001 en van de Europese Raad van Brussel van 12 en 13 december 2003,
– gezien zijn resolutie van 22 april 2004 over het activiteitenverslag 2002 van de Europese Investeringsbank[1],
– gelet op artikel 112, lid 2, en artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6‑0032/2005),
A. overwegende dat de EIB een openbare bank is, die door het EG-Verdrag is ingesteld als belangrijkste financiële instelling van de Europese Unie voor de verwezenlijking van haar doelstellingen, via haar investeringen en de investeringen die zij vrijmaakt; dat de bijdrage van de EIB aan deze doelstellingen opnieuw werd bevestigd door de Europese Raden van Lissabon en Göteborg; dat deze Raden de grote lijnen van deze doelstellingen hebben bepaald: t.w. een economie met een concurrentievermogen dat berust op kennis en sociale samenhang, met naleving van lokale en mondiale milieubeperkingen,
B. overwegende dat de Unie zich tijdens deze Raden tot doel heeft gesteld om de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, waarbij een duurzame economische groei leidt tot meer en betere banen, een hechtere sociale samenhang en de naleving van milieubeperkingen; dat deze doelstelling aanzienlijke investeringen veronderstelt; dat het belang van de rol van de EIB ook wordt onderkend voor de tenuitvoerlegging van het Groei-initiatief; dat het Europees Parlement eveneens het bijzondere belang heeft onderstreept van de financiering uit eigen middelen van het risicokapitaal, het midden- en kleinbedrijf (MKB) en het menselijk kapitaal,
C. overwegende dat er aanzienlijke verschillen zijn bij de vraag naar en de verlening van kredieten aan het MKB in de verschillende lidstaten,
D. overwegende dat de leningen die in 2003 werden toegekend 46,6 miljard euro bedroegen, waarvan 37,3 miljard voor de landen van de Unie (80%), 5,7 miljard voor de toegetreden landen en de kandidaat-landen voor toetreding, 3,6 miljard voor partnerlanden, met name 2,1 miljard voor landen van het Euro-mediterraan partnerschap en 0,5 miljard voor de ACS- en LGO-landen, waarbij ongeveer 40% van deze leningen door intermediaire banken werd doorgevoerd,
E. overwegende dat het belang van de EIB in het geheel van instellingen van de Unie, en de hoeveelheid kredieten die zij beheert en vrijmaakt, waarvan sommige afkomstig zijn uit de begroting van de Unie, een rechtvaardiging vormen voor de dialoog die zij nastreeft met het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en voor de evaluatie door de Rekenkamer en (waar het financiële middelen van de Unie betreft) door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF),
F. overwegende dat de EIB een belangrijke rol speelt en een multiplicatorfunctie heeft bij de mobilisering van andere financieringsbronnen, doordat zij deelneming van de particuliere sector en een gedeeld risico bevordert, met name met behulp van risicokapitaalinstrumenten en het toestaan van garanties,
1. feliciteert de EIB met het activiteitenverslag 2003, en met de algemene verbetering van de transparantie van de informatie die de EIB ter beschikking stelt van het publiek, en verheugt zich over de kwaliteit van de relaties die met de EIB werden aangeknoopt;
Doelstellingen
2. nodigt de EIB uit om haar steun aan de tenuitvoerlegging van de strategie, zoals vastgesteld door de Raden van Lissabon en Göteborg actief voort te zetten, met name via haar initiatief “Innovatie 2010", evenals haar steun aan het groei-initiatief, via de financiering van infrastructuurprogramma's en programma's voor onderzoek en ontwikkeling, en door publieke en particuliere middelen vrij te maken; stelt de EIB voor om nauwer samen te werken met de Commissie en de Europese Centrale Bank om de bedrijfseconomische regels voor de ontwikkeling van bijbehorende leningen vast te leggen zonder dat daarbij de houdbaarheid van de openbare schuld van de lidstaten in het gedrang komt;
3. moedigt de EIB aan om voorrang te geven aan de financiering van trans-Europese netwerken; steunt de EIB in haar beslissing om meer te investeren in de sector van duurzame energie en om de preventie van de uitstoot van broeikasgassen te beschouwen als een essentieel element bij de keuze van te ondersteunen projecten;
4. wenst de EIB geluk met de ontwikkeling van leningen aan kleine ondernemingen; nodigt de EIB uit om eveneens aandacht te besteden aan de sector van de sociale economie en van de "buurtdiensten" die, gezien de demografische ontwikkeling, van groot belang zijn om een optimale deelname aan het actieve leven en een optimale sociale samenhang te garanderen;
5. verzoekt de EIB het verstrekken van kredieten aan het MKB in de landen te verbeteren die met het oog op EIB-kredieten een achterstand hebben, om de aanmerkelijke verschillen tussen de afzonderlijke lidstaten te verkleinen;
6. vestigt de aandacht op het internationale VN-Jaar van de microkredieten en verzoekt de EIB dit aspect bij haar planning voor 2005 te betrekken;
7. verzoekt de EIB een pakket nauwkeurige maatregelen vast te stellen waarmee de kwantitatieve criteria voor de beoordeling van projecten vastgelegd worden, die aan haar worden voorgelegd, alsmede de systematische evaluatie van de bereikte resultaten, om de feitelijke bijdrage daarvan aan de strategie van Lissabon te kunnen beoordelen;
8. erkent het economisch en sociaal effect van de activiteiten van de EIB voor de groei van het MKB en de werkgelegenheid, maar verzoekt de EIB dit effect te vergroten door de administratieve structuren voor de toegang van het MKB tot risicokapitaal te verbeteren en de toegang tot haar activiteiten via lokale en regionale financiële partners te bevorderen;
Criteria en evaluatie
9. wenst de EIB geluk met de vooruitgang die de laatste jaren werd gemaakt bij de selectieve bepaling van de te ondersteunen projecten in het kader van de doelstellingen van de Unie; verzoekt de EIB haar criteria te verduidelijken en streng te zijn in de evaluatie van de resultaten ten aanzien van de doelstellingen;
10. verlangt nadrukkelijk dat de grote administratieve belasting van het MKB en de banken wordt verminderd, zodat zij een groter beroep kunnen doen op EIF-kapitaal; verzoekt met klem dat bijzondere aandacht wordt geschonken aan het initiatief "Innovatie 2010" en dat de drempel voor projecten terzake wordt verlaagd;
11. is ingenomen met het voornemen van de EIB om een bijdrage aan het proces van Lissabon te leveren; wijst op de belangrijke rol die het EIF via het initiatief "Innovatie 2010" levert en verzoekt de EIB haar functie als financiële motor voor de modernisering van de Unie te consolideren, met name door de ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek en vooral steun voor sectoren op het gebied van de geavanceerde technologie;
12. nodigt de EIB uit om, wanneer zij buiten de Unie optreedt, de criteria van haar interventies, afgezien van de zeer algemene opdracht van de Commissie, te preciseren op basis van de aanbevelingen van het Europese Parlement inzake samenwerking en de aanbevelingen van de Wereldbank en de andere ontwikkelingsbanken;
13. ondersteunt de inspanningen van de EIB om haar coördinatie met de Commissie te verbeteren via een Joint Working Group; stelt voor deze coördinatie te formaliseren en tot het Europese Parlement zelf uit te breiden;
14. nodigt de EIB uit om een diepgaander onderzoek te voeren naar de reële bijdrage van de investeringen van de Unie en van de EIB aan de regionale ontwikkeling en om relevante indicatoren vast te leggen, zoals haar eigen afdeling Evaluatie van de operaties aanbeveelt;
15. beveelt de EIB aan om de definitieve toewijzingscriteria van haar globale leningen beter te blijven bepalen, en nodigt de EIB uit om een transparante procedure in te stellen voor nauwkeurige controle en een evaluatie van het gebruik dat ervan gemaakt werd door de intermediaire banken, zodat het mogelijk wordt om na te gaan of de kwaliteit van de leningen van de EIB werkelijk ten goede komt aan de uiteindelijke ontvangers ervan; is van mening dat de EIB een actieve rol moet spelen bij de controle en eventueel bevordering en verlening van algemene kredieten;
16. verzoekt de Rekenkamer zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden voor de door de EIB verstrekte kredieten c.q. de subsidies die zij over de verschillende projecten dient te verdelen, er niet toe leiden dat bepaalde begunstigden indirect profiteren van ongerechtvaardigde subsidies, hoewel zij zouden kunnen terugvallen op financieringen van de markt; verzoekt de EIB de Rekenkamer onbeperkte toegang tot alle voor dit doel noodzakelijke informatie te geven, met inbegrip - voor zover dat nodig is - van vertrouwelijke commerciële informatie c.q. informatie die vanuit de optiek van de markt gevoelig is;
Transparantie en verantwoordingsplicht
17. feliciteert de EIB met de vooruitgang die zij gemaakt heeft in de dialoog met het publiek en met de niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), en met de publicatie van haar verslagen over het milieu en over de sociale evaluatie van haar projecten in de ontwikkelingslanden;
18. beveelt het opzetten van een speciale voorlichtingscampagne over de werkzaamheden van de EIB ten gunste van het MKB in de nieuwe lidstaten aan;
19. verheugt zich over de voorstellen inzake transparantie die op 15 juni 2004 door de Raad van bewind werden aangenomen; is bereid om actief deel te nemen aan de raadplegingsprocedure die in dit verslag is voorzien, samen met de tenuitvoerlegging van het VN-verdrag betreffende de toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus); onderstreept dat het belangrijk is rekening te houden met alle vragen die tijdens die raadpleging door de instellingen en de NGO's worden geformuleerd;
20. meent dat er meer aandacht moet gaan naar de verbetering van de boekhoudcontrole van de EIB, conform de aanbevelingen van het jaarverslag van het controlecomité en die van de afdeling Evaluatie van de operaties; is van mening dat het Europees Parlement daarbij betrokken dient te worden;
21. maakt zich zorgen over de terugkerende beschuldigingen in de media over mogelijke belangenconflicten op het niveau van de directie van de EIB; verzoekt de EIB een deontologisch charter op te stellen dat de plichten van haar directieleden terzake verduidelijkt;
22. verzoekt de EIB het Europees Parlement en het publiek jaarlijks een schriftelijke samenvatting te blijven verstrekken van de maatregelen die ter verbetering van haar functioneren conform de vorenvermelde resolutie ter zake van het Europees Parlement concreet zijn uitgevoerd; erkent evenwel dat het noodzakelijk is te blijven nadenken over de middelen ter verbetering van de controle door de EIB - zowel in het kader van het inzetten van haar eigen middelen alsook in het kader van de inzet van middelen die haar uit de begroting van de Europese Unie worden toegewezen;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de EIB.
- [1] Aangenomen teksten van die datum, P5_TA(2004)0371.
TOELICHTING
Ook al is de Europese Investeringsbank (EIB) even oud als de Europese Gemeenschap, toch onderhoudt ze nog niet zo lang relaties met het Parlement: vijf jaar geleden heeft het Parlement voor het eerst een initiatiefverslag over de EIB goedgekeurd (en dit overigens aan dezelfde rapporteur toevertrouwd als vandaag). Intussen is er echter al een hele weg afgelegd! In die tijd kon een van de bestuurders van de EIB nog nadrukkelijk verklaren dat de bank alleen maar verantwoording diende af te leggen aan de markten ("accountable only to the markets"), wat noch het standpunt was van de markten zelf (die daarin de normen van deugdelijk bestuur van een zakenbank niet konden terugvinden), noch van de instellingen, noch van de burgers die de keuze van investeringen wilden controleren.
Vandaag is de situatie opgehelderd. De Bank erkent dat ze "policy oriented" is; ze behoort tot de grote familie van de internationale financiële instellingen (IFI), opgericht door een groep landen die een verdrag hebben gesloten om de doelstellingen van dat verdrag te financieren of er financiële middelen voor vrij te maken. Dit statuut werd in herinnering gebracht door de grote Europese Raden, namelijk de Raden van Lissabon en Göteborg, die de doelstellingen van de Unie verder hebben uitgewerkt, evenals door de Raad van Rome die de plaats van de EIB in haar groei-initiatief heeft onderstreept. Deze verduidelijking heeft zonder twijfel veel te danken aan de dialoog die sinds vijf jaar wordt gevoerd tussen het Parlement en de bestuurders van de EIB (die zich hiertoe bereidwillig hebben getoond, hetgeen van harte wordt toegejuicht). Wellicht heeft de uitbreiding er eveneens toe bijgedragen dat de EIB zich opnieuw op deze eerste taak heeft toegelegd.
De EIB, die driemaal meer activiteiten uitvoert dan de Wereldbank, heeft in 2003 92% van haar leningen besteed aan het Europa van de 25. De overige 8% ging voornamelijk naar landen die met de Unie verbonden zijn via specifieke samenwerkingsprogramma's (en in dat geval kende zij deze leningen in hoofdzaak toe in opdracht van de Raad). Het is dus vanzelfsprekend dat de EIB een dialoog voert met de Europese verkozenen en met de organisaties van het maatschappelijk middenveld om beter te kunnen bepalen wat de Unie van haar verwacht.
A. Doelstellingen
De Raden van Lissabon en Göteborg hebben de grote lijnen van deze doelstellingen bepaald: een economie met een concurrentievermogen dat berust op kennis, met naleving van lokale en mondiale milieubeperkingen. Op verzoek van het Parlement heeft de EIB haar programma's aangepast en zijn haar leningen selectiever geworden. In 1999 bijvoorbeeld was het aandeel van duurzame energie dat door de EIB werd gefinancierd lager dan het aandeel van de reeds geïnstalleerde voorzieningen voor duurzame energie. Nu echter heeft de EIB zich tot doel gesteld dit aandeel op te trekken tot 50%! Het Parlement kan de EIB alleen maar aanmoedigen om op de ingeslagen weg verder te gaan, vooral bij het financieren van trans-Europese netwerken die gekozen werden omdat zij de hoeveelheid uitstoot aan broeikasgassen beperken.
Zo neemt de EIB via haar initiatief "Innovatie 2010" de materiële en immateriële investeringen voor haar rekening die de nieuwe technologieën met zich meebrengen. Omdat deze vaak in het midden- en kleinbedrijf voorkomen, heeft de EIB (nog steeds op vraag van het Parlement) het aandeel van haar leningen bestemd voor "kleine" kredieten en dus doorgevoerd door intermediaire banken die bevoorraad worden door haar "globale leningen", opgetrokken tot 30%.
Deze ontwikkeling stelt verschillende problemen.
· Wat betreft de grote programma's (zoals de financiering van uitrusting voor het openbaar vervoer) is er een tegenstrijdigheid tussen enerzijds de inspanningen van de EIB om de overheidsinstanties voordelige langlopende kredieten aan te bieden, en anderzijds het stabiliteitspact dat de mogelijkheid van diezelfde overheidsinstanties om een beroep te doen op die leningen momenteel beperkt, omdat de criteria geen rekening houden met de "houdbaarheid" van de leningen. De kunstgreep die erin bestaat om dit soort investeringen in Europese openbare nutsvoorzieningen door het privé-initiatief te laten dragen, maar met kredieten van de EIB en een staatsgarantie, kan problemen stellen in verband met niet in de balans opgenomen verplichtingen waarmee de overheidsboekhouding onvoldoende rekening heeft gehouden. Het zou raadzaam zijn om meer realistische bedrijfseconomische regels op te stellen, en uw rapporteur nodigt de EIB uit om zich samen met de andere Europese instellingen over deze kwestie te buigen en het tot onderwerp van reflectie te maken.
· Het zou onjuist zijn om de stap naar een kenniseconomie te beperken tot de nieuwe technologieën. De vorming en bevordering van micro-entiteiten (vaak uit verenigingen en coöperaties van het "maatschappelijk middenveld") die diensten aan particulieren verlenen, is uiteraard ook belangrijk om evidente demografische en maatschappelijke redenen.
· Anderzijds stelt de overdracht van het beheer van globale kredieten aan intermediaire banken reële problemen inzake de naleving van de doelstellingen. Dit brengt ons tot het meer algemene probleem dat volgt.
B. Criteria en evaluatie
Als we de huidige teksten van de EIB lezen, dan dienen we haar voor wat betreft criteria en transparantie te situeren aan de top van de "benchmarking" van de IFI. Deze nieuwe uitmuntendheid van de EIB vraagt om bijzondere waakzaamheid bij de uitvoering van de kenbaar gemaakte intenties.
Eerst en vooral zijn de doelstellingen van Lissabon en Göteborg op zich te algemeen om een echt "marsorder" te kunnen vormen. De EIB moet een veel nauwkeuriger doctrine opstellen met kwantitatieve evaluatiecriteria voor de projecten die haar worden voorgelegd en een systematisch onderzoek van de behaalde resultaten. De werkzaamheden van de afdeling Evaluatie van de EIB zijn voortreffelijk, maar eigenlijk zouden alle projecten een plaats moeten krijgen in de "evaluatiecultuur". Vooral omdat de toenemende bewustmaking van de bij grote projecten betrokken publieke opinie kan leiden tot het onwettig verklaren van de interventies van de EIB indien zij zich niet voorbeeldig gedraagt.
Wat de interventies "buiten de Unie" betreft is er geen gebrek aan charters en leidinggevende principes waarvan de IFI gebruik kunnen maken: naast de verslagen van het Parlement over het samenwerkingsbeleid kan de EIB steunen op de uitgebreide bestaande literatuur, ja zelfs de bestaande charters ratificeren, zoals de Equator Principles voor investeringsbanken die in ontwikkelingslanden van toepassing zijn, de richtlijnen van de UNEP, de aanbevelingen van de Wereldbank inzake de winning van delfstoffen en stuwdammen (een punt dat vooral gevoelig ligt bij een bank die haar verbintenissen ten gunste van duurzame energie bevestigt: hydraulische energie kan leiden tot andere ecologische rampen!).
Binnen de Unie moet de EIB een onbetwistbare kennis van zaken verwerven inzake de evaluatie van de projecten die zij financiert, ongeacht of de nagestreefde doelstelling regionale ontwikkeling, sociale integratie, duurzame ontwikkeling of de kenniseconomie is.
Inderdaad, de EIB beheerst niet alle bepalingen en evaluaties van het Europese overheidsbeleid dat zij financiert. We mogen ons dus verheugen op de instelling van de Joint Working Group bij de Commissie. Het zou goed zijn als die werkgroep zou worden geformaliseerd en als het Parlement bij haar werkzaamheden zou worden betrokken.
Maar als 30% van de kredieten van de EIB de vorm aanneemt van "globale leningen" die door intermediaire banken worden herverdeeld, is het van cruciaal belang dat voor die leningen dezelfde nauwkeurigheid wordt vereist als voor de rechtstreekse leningen. Aangezien de toewijzing van die kredieten de taak blijft van de intermediaire banken, is het nog dringender geworden om de geschiktheidscriteria te formaliseren en een transparante discussie te organiseren over de relevantie van de keuzes van die intermediaire banken. Er moet namelijk kunnen worden nagegaan of de kwaliteit van de leningen (bijzonder gunstige tarieven en looptijden) die toe te schrijven is aan de "AAA"-rating van de EIB, wel ten goede komt aan de eindontvanger… zonder te worden ingepalmd door de "provisie" van die intermediaire banken!
C. Transparantie en verantwoordingsplicht (accountability)
De EIB heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van transparantie: nagenoeg halfjaarlijkse vergaderingen met de NGO's (European Bankwatch), publicatie van specifieke verslagen over het milieu en de sociale impact van de projecten die worden gefinancierd in ontwikkelingslanden…
Maar de EIB wil nog veel verder gaan en dat moet worden toegejuicht. Op 15 juni 2004 heeft de Raad van bewind "Voorstellen voor transparantie" gepubliceerd. De toepassing ervan zou van de EIB een voortrekker maken onder de financiële instellingen en zou haar critici de mond snoeren. Er is in een grote raadpleging voorzien om deze voorstellen verder uit te werken. Het zou goed zijn dat niet alleen de organisaties van het maatschappelijk middenveld, maar ook het Parlement betrokken zou worden bij deze raadplegingsprocedure. Vooral omdat binnen de instellingen van de Unie (Verdrag van Aarhus) een aanzet werd gegeven tot het vastleggen van transparantieplichten.
In ieder geval zal het Parlement waakzaam toezien op de uitvoering van die raadpleging.
Deze eis tot transparantie en deugdelijk bestuur betreft niet alleen de burgers die betrokken zijn bij de aandelen van een "policy oriented" bank. Het betreft ook de aandeelhouders die betrokken zijn bij wat ook nog altijd een "investeringsbank" blijft. Welnu, die aandeelhouders zijn de landen en, als het gaat om activiteiten in opdracht van de Raad, de Unie zelf. In elk geval zijn het de belastingbetalers.
De EIB heeft uitdrukkelijk de bevoegdheid van OLAF erkend. Blijft nog het probleem van het bedrijfseconomische toezicht op de kredieten die zij zelf vrijmaakt. Het Parlement zegt al vijf jaar dat de enige legitieme toezichthoudende autoriteit, binnen het Europees systeem van centrale banken, de ECB zelf is (het alternatief, de Banque de Luxembourg, voldoet, ongeacht de kennis van zaken waarover zij beschikt, niet aan de verwachtingen van de burgers van de Unie of aan die van de internationale financiële gemeenschap).
Wat deugdelijk bestuur betreft, verwijten de internationale media de EIB niet zozeer een gebrek aan "bedrijfseconomisch beleid", maar veeleer dat er belangenconflicten zijn bij de directie. Dergelijke problemen zijn onvermijdelijk zolang de leden van het directiecomité prominenten zijn die afkomstig zijn uit de Europese financiële wereld. De problemen kunnen beter worden afgebakend door strenge deontologische regels op te stellen en ruchtbaarheid te geven aan het feit dat deze regels worden nageleefd.
We betwijfelen niet dat de EIB een jaarlijks verslag zal kunnen uitbrengen, iets waar zij overigens al mee begonnen is, over de inspanningen die werden geleverd om rekening te houden met de aanbevelingen van het Parlement. Het zou nuttig zijn als dit verslag als bijlage bij haar jaarverslag zou worden gevoegd.
Zo kan de steeds vruchtbaardere samenwerking tussen de EIB en het Parlement van "uitstekend" naar "voorbeeldig" evolueren!
PROCEDURE
|
Titel |
Het activiteitenverslag 2003 van de Europese Investeringsbank | ||||||||||
|
Procedurenummer |
|||||||||||
|
Reglementsartikel(en) |
art. 112, lid 2 en 45 | ||||||||||
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking toestemming |
ECON 18.11.2004 | ||||||||||
|
Medeadviserende commissie(s) |
|
|
|
|
| ||||||
|
Geen advies |
|
|
|
|
| ||||||
|
Nauwere samenwerking Datum bekendmaking |
|
| |||||||||
|
In het verslag opgenomen ontwerpresolutie(s) |
|
| |||||||||
|
Rapporteur(s) |
Alain Lipietz |
| |||||||||
|
Vervangen rapporteur |
|
| |||||||||
|
Behandeling in de commissie |
22.10.2004 |
18.1.2005 |
2.2.2005 |
|
| ||||||
|
Datum goedkeuring |
2.2.2005 | ||||||||||
|
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
40 5
| |||||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Pier Luigi Bersani, Udo Bullmann, Ieke van den Burg, Elisa Ferreira, José Manuel García-Margallo y Marfil, Robert Goebbels, Gunnar Hökmark, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Ian Hudghton, Christopher Huhne, Sophia in 't Veld, Othmar Karas, Piia-Noora Kauppi, Wolf Klinz, Christoph Konrad, Guntars Krasts, Kurt Joachim Lauk, Enrico Letta, Astrid Lulling, Gay Mitchell, Cristobal Montoro Romero, Joseph Muscat, John Purvis, Alexander Radwan, Bernhard Rapkay, Karin Riis-Jørgensen, Dariusz Rosati, Eoin Ryan, Antolín Sánchez Presedo, Manuel António dos Santos, Peter Skinner, Margarita Starkevičiūtė, Ivo Strejček, Sahra Wagenknecht | ||||||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Alain Lipietz, Sarah Ludford, Diamanto Manolakou, Antonis Samaras, Gilles Savary, Theresa Villiers, Corien Wortmann-Kool, Josef Zieleniec | ||||||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
Ambroise Guellec | ||||||||||
|
Datum indiening – A6 |
8.2.2005 |
A6-0032/2005 | |||||||||
|
Opmerkingen |
... | ||||||||||