VERSLAG over het initiatief van het Groothertogdom Luxemburg met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol
10.5.2005 - (5429/2005 – C6‑0037/2005 – 2005/0803(CNS)) - *
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Claude Moraes
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het initiatief van het Groothertogdom Luxemburg met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol
(5429/2005 – C6‑0037/2005 – 2005/0803(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien het initiatief van het Groothertogdom Luxemburg (5429/2005)[1],
– gelet op artikel 44 van het besluit van de Raad van 3 december 1998 houdende vaststelling van het Statuut voor de personeelsleden van Europol (hierna te noemen “het Statuut”),
– gelet op artikel 39, lid 1 van het EU‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0037/2005),
– gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad –Democratische controle op Europol (COM(2002)0095),
– gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 30 mei 2002 over de toekomstige ontwikkeling van Europol en zijn volledige opneming in het institutioneel bestel van de Europese Unie[2],
– gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 10 april 2004 over de toekomstige ontwikkeling van Europol[3],
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6‑0139/2005),
A. overwegende dat het Parlement niet is geraadpleegd of geïnformeerd over de operationele en organisatorische maatregelen betreffende Europol of over de activiteiten en toekomstige programma's van Europol in antwoord op de behoeften van de EU en de lidstaten; overwegende dat het Parlement als gevolg van dit gebrek aan informatie niet kan beoordelen of het voorgestelde besluit relevant en adequaat is,
1. verwerpt het initiatief van het Groothertogdom Luxemburg;
2. verzoekt het Groothertogdom Luxemburg zijn initiatief in te trekken;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regering van het Groothertogdom Luxemburg.
TOELICHTING
Het Europees Parlement wordt geraadpleegd over een initiatief van het Groothertogdom Luxemburg met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol. Net als zijn voorgangers is de rapporteur van mening dat het voorstel meer in het algemeen moet worden beoordeeld in de context van de laatste ontwikkelingen met betrekking tot Europol en dat meer in het bijzonder moet worden nagegaan of de Raad al dan niet gehoor heeft gegeven aan de herhaalde verzoeken van het Europees Parlement op het punt van de democratische controle op Europol, de bescherming van gegevens en de toegang tot documenten.
1. Europol: EU-veiligheidsorgaan zonder transparantie en verantwoordingsplicht
Naar aanleiding van vergelijkbare initiatieven van Italië en Ierland maakte de heer Turco, rapporteur, vorig jaar een evaluatie van het Protocol tot wijziging van de Europol-overeenkomst[4] dat hoofdzakelijk bestond uit wijzigingen om de bevoegdheden en operationele capaciteit van Europol uit te breiden, naast enkele bepalingen over een betere verstrekking van informatie aan het EP en raadpleging van het EP over activiteiten van Europol. Het Parlement had een aantal wensen - ten dele al kenbaar gemaakt in een eerdere aanbeveling[5] - wegens diverse problematische aspecten van Europol en verzocht de Raad dringend actie te ondernemen, vooral met het oog op meer democratische, rechterlijke en budgettaire controle op Europol.
Het Parlement vroeg om het volgende:
- toezending aan de Raad en het Europees Parlement van slechts één jaarverslag; het formele recht om met het voorzitterschap van de Raad over het jaarverslag van de werkzaamheden van gedachten te wisselen; het formele recht om de directeur van Europol uit te nodigen voor de bevoegde commissie te verschijnen;
- verplichting voor het Gemeenschappelijk Controleorgaan dat belast is met gegevensbescherming om een jaarverslag van zijn werkzaamheden op te stellen, dit verslag aan het EP toe te zenden en hierover aan de bevoegde commissie verslag uit te brengen.
In het protocol is slechts ten dele aan deze wensen tegemoetgekomen[6], maar zijn de volgende wensen niet ingewilligd:
- hervorming van de Raad van Bestuur van Europol met dien verstande dat deze naast een vertegenwoordiger van elke lidstaat ook bestaat uit twee vertegenwoordigers van respectievelijk de Commissie en het Europees Parlement;
- betrokkenheid van het Europees Parlement bij de procedure van benoeming en ontheffing uit de functie van de directeur van Europol, samen met de Raad.
In de intergouvernementele Europol-overeenkomst wordt niet verwezen naar informatieverstrekking aan of betrokkenheid van het Europees Parlement (behalve in art. 34) bij de behandeling van de begroting (art. 35) en bij het jaarverslag of werkprogramma van Europol (art. 28, lid 10).
Onderstaande nuttige en belangrijke documenten werden dan ook niet doorgestuurd naar het Parlement :
- jaarverslag van Europol over 2004,
- werkprogramma Europol voor 2006,
- ontwerpbegroting Europol voor 2006.
Deze situatie is zonder meer onbevredigend. Hoe kan er in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een zo grote discrepantie bestaan tussen veiligheidsdoelen en transparantievereisten?
Het enige door onze commissie ontvangen document is het tweede activiteitenverslag van het Gemeenschappelijk Controleorgaan (GCO) van Europol (november 2002-oktober 2004), maar dat is uitsluitend te danken aan het initiatief van de heer Emilio Aced Feléz, voorzitter van het GCO, en niet aan de Raad.
In zijn vorige aanbevelingen aan de Raad heeft het EP bij de Raad aangedrongen op de invoering van regelgeving om het niveau van gegevensbescherming en de controle op de naleving van deze regels te garanderen in overeenstemming met het niveau dat wordt gegarandeerd in de eerste pijler (Richtlijn 95/46/EG van het EP en de Raad), alsmede op het verzamelen van gegevens over de ontwikkeling van de georganiseerde misdaad die zouden moeten worden opgenomen in de aan het EP voor te leggen jaarverslagen.
De problematiek van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens is chronisch geworden in de derde pijler, vooral bij de uitwisseling van gegevens (al dan niet van persoonlijke aard) met derde landen (i.e. de Verenigde Staten) en met Europese instellingen of organen (zoals de ontwerpovereenkomst tussen Europol en Eurojust).
De Commissie heeft reeds meerdere malen aangekondigd dat zij met wetgeving op dit gebied zou komen, maar tot op heden is er niets gebeurd.
De rapporteur is ingenomen met de aanpak van het Gemeenschappelijk Controleorgaan dat "alle overeenkomsten onderzoekt die Europol met derde landen en organen heeft opgesteld en aanmaakopdrachten voor het aanleggen van analysebestanden onder de loep neemt" alsook met de toezegging dat "er rekening wordt gehouden met belangen van gegevensbescherming wanneer nieuwe initiatieven worden genomen waarbij Europol betrokken is"[7].
Dit is van bijzonder belang aangezien de uitwisseling van gegevens tussen Europol en derde landen zal toenemen in het kader van de bestrijding van de internationale georganiseerde misdaad en het terrorisme. Dergelijke afspraken mogen het niveau van bescherming van de privacy van EU-burgers niet aantasten.
Enige twijfels zijn gerechtvaardigd ten aanzien van het optreden van de Raad met betrekking tot Europol. Door de terughoudendheid van de lidstaten is Europol aanvankelijk begonnen met een te beperkte opdracht die vervolgens moest worden uitgebreid om de georganiseerde misdaad en het terrorisme beter te kunnen bestrijden. Zodoende zijn er een aantal protocollen bij de Europol-Overeenkomst goedgekeurd (waarover het Parlement alleen maar is geraadpleegd), maar de meeste daarvan zijn nog niet geratificeerd, met als gevolg dat de besluiten van de Raad hun uitwerking missen en vooral dat de efficiency en de meerwaarde van Europol wordt beperkt. Er moet nog veel gebeuren, zoals blijkt uit het Haags Programma (Conclusies van het voorzitterschap, 4-5 november 2004, punt 2.3 over politiële samenwerking) :
"De Europese Raad roept de lidstaten op Europol in staat te stellen in samenwerking met Eurojust zijn spilfunctie te vervullen bij de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende (georganiseerde) criminaliteit en terrorisme door:
• de daartoe noodzakelijke rechtsinstrumenten vóór eind 2004 te ratificeren en ook daadwerkelijk te implementeren[8];
• tijdig alle nodige hoogwaardige informatie aan Europol te verstrekken;
• goede samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten en Europol aan te moedigen."
Met name het protocol ter versterking van de operationele steunfunctie van Europol ten behoeve van de nationale politiediensten[9] is door diverse lidstaten nog niet geratificeerd.
Wat verbazing wekt is de tegenstrijdige houding van de lidstaten die enerzijds zeggen dat zij een beroep zullen doen op Europol, ook voor operationele taken in samenwerking met de nationale politiediensten, maar anderzijds Europol niet voorzien van de juiste rechtsgrond zoals Eurojust (i.e. artikel 30 VEU), waarop al jaren wordt aangedrongen door het Parlement en sinds 2002 ook door de Juridische Dienst van de Raad.
2. Perspectief van het constitutioneel verdrag
In het activiteitenverslag van het GCO wordt in diplomatieke bewoordingen geduid op het gebrek aan democratische controle: "In een breder verband is ook parlementair onderzoek naar Europol aan de orde. In 2002 kwam de Commissie tot de conclusie dat de bestaande controles voor toezicht op de werkzaamheden van Europol, uitgevoerd door nationale parlementen, het Europees Parlement, nationale gegevensbeschermingsautoriteiten, het GCO en de raad van bestuur van Europol, niet ontoereikend waren. Er werd echter opgemerkt dat de indirecte en gefragmenteerde aard van een groot deel van deze controles erop wijst dat er behoefte is aan meer duidelijkheid en transparantie. Dergelijke kwesties vallen buiten de opdracht van het GCO, maar aangezien de taken van Europol steeds operationeler worden, is het duidelijk dat de controle op en het onderzoek naar de werkzaamheden van Europol zodanig zullen moeten worden aangepast dat hiermee rekening kan worden gehouden."[10]
Afgaande op artikel III-276[11] van het constitutioneel verdrag zal de situatie aanzienlijk verbeteren. In de toekomst zal het Parlement, in medebeslissing met de Raad, "de structuur, de werkwijze, het werkterrein en de taken van Europol" bepalen alsmede de "wijze [waarop] de activiteiten van Europol door het Europees Parlement, tezamen met de nationale parlementen, worden gecontroleerd".
De rapporteur is ingenomen met de aanbeveling in het Haags Programma. Gezien alle taken die aan Europol worden toebedeeld, moet de Raad de in artikel III-276 van het constitutioneel verdrag genoemde Europese wet inzake Europol zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van dat verdrag en uiterlijk per 1 januari 2008 aannemen.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de grondwet zou de Raad zich op zijn minst positiever kunnen opstellen en het Parlement moeten voorzien van alle relevante informatie.
3. Conclusies
Europol is zonder twijfel een belangrijk element in het EU-beleid tegen internationale criminaliteit. Daarom pleit het Parlement ook voor de verdere ontwikkeling en de integratie van Europol in het EU-bestel. Met de inwerkingtreding van het constitutioneel verdrag zal dit een feit zijn.
Ondertussen functioneert Europol verder zonder toereikende democratische controle op zowel nationaal als Europees niveau. Om die reden, en overeenkomstig de tot nog toe gevolgde lijn van het Parlement, stelt de rapporteur voor om het onderhavige initiatief waarover het Parlement wordt geraadpleegd te verwerpen.
PROCEDURE
Titel |
Initiatief van het Groothertogdom Luxemburg met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake de aanpassing van de salarissen en vergoedingen van personeelsleden van Europol | ||||||
Document- en procedurenummers |
5429/2005 – C6-0037/2005 – 2005/0803(CNS) | ||||||
Rechtsgrondslag |
art. 39, lid 1 EU | ||||||
Reglementsartikel(en) |
art. 93 en art. 51 | ||||||
Commissie ten principale |
LIBE22.2.2005 | ||||||
Medeadviserende commissie(s) |
BUDG22.2.2005 |
|
|
|
| ||
Geen advies |
BUDG20.4.2005 |
|
|
|
| ||
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
| ||
Rapporteur(s) |
Claude Moraes21.2.2005 |
| |||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
| |||||
Behandeling in de commissie |
26.4.2005 |
|
|
|
| ||
Datum goedkeuring |
26.4.2005 | ||||||
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
26 0 0 | |||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Edit Bauer, Mihael Brejc, Maria Carlshamre, Michael Cashman, Giusto Catania, Charlotte Cederschiöld, Fausto Correia, Rosa Díez González, Antoine Duquesne, Kinga Gál, Elly de Groen-Kouwenhoven, Ewa Klamt, Barbara Kudrycka, Henrik Lax, Edith Mastenbroek, Cristobal Claude Moraes, Martine Roure, Inger Segelström, Manfred Weber, Tatjana Ždanoka | ||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Jeanine Hennis-Plasschaert, Sophia in 't Veld, Antonio Masip Hidalgo, Vincent Peillon, Herbert Reul, Marie-Line Reynaud | ||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
| ||||||
Datum indiening – A6 |
10.5.2005 |
A6-0139/2005 | |||||
Opmerkingen |
... | ||||||
- [1] PB C 51 van 1.3.2005, blz. 15.
- [2] Aangenomen teksten: P5_TA(2002)0269.
- [3] PB C 64 E van 12.3.2004, blz. 588.
- [4] Akte van de Raad van 27 november 2003 tot vaststelling, op grond van artikel 43, lid 1, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst), van een protocol tot wijziging van die overeenkomst (PB C 2 van 6.1.2004, blz. 1-12).
- [5] EP-aanbeveling (verslag Turco-von Boetticher) aan de Raad van 30 mei 2002 (P5_TA(2002)0269).
- [6] Het nieuwe artikel 34, lid 2 (punt 18 van het protocol) luidt als volgt: "Het voorzitterschap van de Raad of zijn vertegenwoordiger kan verschijnen voor het Europees Parlement teneinde algemene vraagstukken te bespreken die verband houden met Europol. Het voorzitterschap van de Raad of zijn vertegenwoordiger kan worden bijgestaan door de directeur van Europol. Ten aanzien van het Europees Parlement houdt het voorzitterschap van de Raad of zijn vertegenwoordiger rekening met de zwijg-en geheimhoudingsplicht."
- [7] Tweede activiteitenverslag van het Gemeenschappelijk Controleorgaan van Europol (november 2002-oktober 2004), blz. 23 en 24.
- [8] Protocollen van Europol: het Protocol tot wijziging van artikel 2 en de bijlage bij de Europol-Overeenkomst van 30 november 2000, PB C 358 van 13.12.2000, blz. 1, het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden van 28 november 2002, PB C 312 van 16.12.2002, blz. 1, en het protocol tot wijziging van de Europol-Overeenkomst van 27 november 2003, PB C 2 van 6.1.2004, blz. 3. De Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, PB C 197 van 12.7.2000, blz. 1 en het bijbehorende Protocol van 16 oktober 2001, PB C 326 van 21.11.2001, blz. 2, en het Kaderbesluit
2002/465/JBZ van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams, PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1. - [9] Protocol tot wijziging van de Europol-Overeenkomst van 27 november 2003, PB C 2 van 6.1.2004, blz. 3.
- [10] Ibid., blz. 24.
- [11] Artikel III-276 luidt als volgt:
"1. De opdracht van Europol is het optreden van de politie-instanties en andere wetshandhavingsdiensten van de lidstaten, alsmede hun wederzijdse samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten worden getroffen, van terrorisme en van vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, te ondersteunen en te versterken.
2. De structuur, de werkwijze, het werkterrein en de taken van Europol worden bij Europese wet bepaald. Deze taken kunnen het volgende omvatten:
a) de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van informatie die met name door de autoriteiten van de lidstaten of van derde landen of instanties worden verstrekt;
b) de coördinatie, organisatie en uitvoering van onderzoeken en operationele acties, die gezamenlijk met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of in gezamenlijke onderzoeksteams worden uitgevoerd, in voorkomend geval in samenwerking met Eurojust.
Bij Europese wet wordt tevens bepaald op welke wijze de activiteiten van Europol door het Europees Parlement, tezamen met de nationale parlementen, worden gecontroleerd.
3. Iedere operationele actie van Europol moet worden uitgevoerd in overleg en overeenstemming met de autoriteiten van de lidstaat op wiens of de lidstaten op wier grondgebied de actie wordt uitgevoerd. Over het gebruik van dwangmiddelen beslissen alleen de bevoegde nationale autoriteiten."