VERSLAG met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Europese Raad en de Raad inzake de bescherming van kritieke infrastructuur in het kader van de terrorismebestrijding
30.5.2005 - (2005/2044(INI))
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Stavros Lambrinidis
ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Europese Raad en de Raad
inzake de bescherming van kritieke infrastructuur in het kader van de terrorismebestrijding
Het Europees Parlement,
– gezien de ontwerpaanbeveling aan de Raad van Stavros Lambrinidis, namens de PSE-Fractie, inzake de bescherming van kritieke infrastructuur in het kader van de terrorismebestrijding(B6-0085/2005),
– gezien het Grondwettelijk Verdrag, en in het bijzonder artikel III-284 over civiele bescherming en artikel I-43, waarin wordt bepaald dat "De Unie en de lidstaten uit solidariteit gezamenlijk op[treden] indien een lidstaat getroffen wordt door een terroristische aanval, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp",
– gezien de solidariteitsverklaring tegen terrorisme die door de staatshoofden en regeringsleiders op 25 maart 2004 is aangenomen,
– gezien het op 5 november 2004 goedgekeurde "Haags programma"[1], volgens hetwelk "[...] effectieve beheersing van grensoverschrijdende crises binnen de Europese Unie niet alleen versterking [vereist] van de huidige initiatieven inzake civiele bescherming en essentiële infrastructuur, maar ook een effectieve aanpak van de openbare orde en veiligheidsaspecten van dergelijke crises [...]", de Europese Raad daarom "de Raad en de Commissie [verzoekt] om […] uiterlijk 1 juli 2006, een geïntegreerd en gecoördineerd EU-mechanisme […] op te zetten", en "dit mechanisme ten minste de volgende aspecten [moet] bestrijken: een andere beoordeling van de capaciteiten van de lidstaten, voorraadvorming, opleiding, gezamenlijke oefeningen en operationele plannen voor civiele crisisbeheersing",
– gezien de mededelingen van de Commissie:
a) aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over de "Versterking van de capaciteit op het gebied van civiele bescherming in de Europese Unie" (COM(2004)0200), waarin de geboekte vorderingen met, de zwakke punten van en de mogelijke verbeteringen aan de EU-capaciteit op het gebied van civiele bescherming worden geëvalueerd, met name als het belangrijkste instrument voor crisisinterventie dat op vrijwillige basis is opgericht;
b) aan de Raad en het Europees Parlement over "Terreuraanslagen – preventie, paraatheid en reactie" (COM(2004)0698), die de noodzaak benadrukt van een integrale communautaire aanpak die onder andere gericht dient te zijn op behoorlijke communicatie van de autoriteiten met het publiek in het geval van een crisis, op de rol van Europol bij het scheppen van een waarschuwingssysteem inzake rechtshandhaving voor het aanpakken van terrorisme evenals bij de opstelling van een Europees programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur (EPCIP), op veiligheidsonderzoek en op een gestructureerde samenwerking met de betrokken delen van de particuliere sector;
c) aan de Raad en het Europees Parlement over "Terrorismebestrijding: paraatheid en beheersing van de gevolgen" (COM(2004)0701), waarin wordt voorgesteld de door de Commissie beheerde alarmsystemen in een beveiligd algemeen systeem voor snelle waarschuwing (ARGUS) te bundelen, gekoppeld aan een centraal crisiscentrum dat de vertegenwoordigers van alle betrokken Commissiediensten bij elkaar brengt en een permanente schakel tussen de lidstaten en de Europese instellingen zou vormen;
d) aan de Raad en het Europees Parlement over "Terrorismebestrijding: bescherming van kritieke infrastructuur" (COM(2004)0702), waarin wordt voorgesteld in samenwerking met de lidstaten en betrokken delen van de particuliere sector een EPCIP in te stellen, dat de mogelijke tekortkomingen zal opsporen en zal vaststellen welke corrigerende (wettelijke of andere) maatregelen moeten worden genomen,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2003 over de gevolgen van de hete zomer[2], waarin het opriep tot de oprichting van een Europese burgerbescherming,
– gezien de relevante rechtsgrondslagen in de Verdragen die de Gemeenschap en de Unie machtigen de beleidsmaatregelen te definiëren en ten uitvoer te leggen om de lidstaten te ondersteunen bij de bescherming van de gezondheid, de zekerheid en de veiligheid van de Europese burgers,
– gelet op artikel 114, lid 3 en artikel 94 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0161/2005),
A. overwegende dat het onverminderd noodzakelijk blijft de Europese burgers te beschermen tegen de gevaren van terroristische aanslagen (zoals nucleaire, radiologische, chemische en biologische aanslagen in openbare ruimten, enz.), maar ook van natuurrampen (zoals aardbevingen, overstromingen, branden en bosbranden), van technologische rampen (zoals Seveso, scheepsrampen, verkeersongelukken), alsmede van bedreigingen van de volksgezondheid en andere crises (b.v. pandemieën), in de context van een integrale Europese strategie, gezien het feit dat dergelijke incidenten niet alleen vaak verstrekkende grensoverschrijdende gevolgen op Europees niveau hebben, maar ook onderlinge solidariteit van de lidstaten vergen en het bestaan van een coherent en interoperabel reactiesysteem vereisen,
B. overwegende dat een effectieve strategie gericht dient te zijn op zowel paraatheid (analyse van risico's en bedreigingen inzake kritieke infrastructuur, verscherpte veiligheidsmaatregelen, bevordering van gemeenschappelijke veiligheidsnormen en uitwisseling van deskundigheid, bevordering van EU-wijde coördinatie en coöperatie) als op de beheersing van de gevolgen van aanslagen en rampen (uitwisseling van knowhow en ervaring, de ontwikkeling van scenario's en oefeningen alsmede de instelling van geschikte mechanismen voor crisisbeheer, snelle waarschuwing en civiele bescherming),
C. overwegende dat, wanneer preventie en afschrikking omzeild worden en aanslagen plaatsvinden, vooral in het geval van terrorisme slechts een goed georganiseerd en doeltreffend reactiesysteem ervoor kan zorgen dat de situatie snel weer normaal wordt; dat de lidstaten en de EU slechts door gespecialiseerde kennis te vergaren, nauw samen te werken, ressources te bundelen, zorg te dragen voor risicobeoordeling, informatie, trainingen, communicatie, preventieve analyse en rampenevaluatie achteraf, door een snel herstel van de normaliteit te waarborgen en, tenslotte, door de nodige middelen te verhogen en de vereiste hulp ter bescherming van de slachtoffers te bieden, beter in staat zullen zijn de burgers te beschermen wanneer zich een ramp met reële of dreigende gevolgen voor EU-burgers, binnen of buiten de Unie, voordoet,
D. overwegende dat de kritieke infrastructuursystemen in de EU in hoge mate verweven en onderling afhankelijk en daarom kwetsbaarder zijn en gemakkelijker ontwricht of vernietigd kunnen worden,
E. overwegende dat voor de bescherming van de kritieke infrastructuur een coherent, op samenwerking gebaseerd partnerschap tussen de eigenaars en exploitanten van die infrastructuur en de autoriteiten van de lidstaten vereist is; dat de eindverantwoordelijkheid voor het risicomanagement in de installaties, de bevoorradingsketens, de informatietechnologie- en communicatienetwerken evenwel blijft liggen bij de eigenaars en exploitanten die zich bezighouden met het dagelijks beheer van die infrastructuur, doch dat de EU en de lidstaten het bedrijfsleven op alle niveaus moet bijstaan, instrueren, steunen en begeleiden, zo nodig aan de hand van financiële en andere stimulansen, om hun verplichtingen na te komen; dat de exploitanten de beschikbare informatie aan de autoriteiten moeten verstrekken, aangezien zij belast zijn met de analyse van de informatie en het uitdenken van adequate veiligheidsoplossingen, tezamen met de exploitanten; overwegende dat het van cruciaal belang is dat het grondrecht op gegevensbescherming op Europees en nationaal niveau in elk afzonderlijk geval in verband met deze activiteiten wordt gewaarborgd,
F. overwegend dat het in het licht van een steeds complexere bedreiging, waarbij informaticaspitstechnologieën worden ingezet, noodzakelijk is om, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten op Europees (bijv.ENISA) en nationaal niveau, de computerondersteunde verdedigingssystemen uit te bouwen,
1. doet de Europese Raad en de Raad de volgende aanbevelingen:
a) om het voorstel van de Europese Raad voor de oprichting van een "integrale EU-regeling voor crisisbeheer", die een essentiële rol speelt als het erom gaat de banden tussen de burgers en de EU-instellingen hechter te maken en de onderlinge afhankelijkheid en solidariteit tussen de lidstaten te verstevigen, volledig ten uitvoer te leggen,
b) te waarborgen dat een integrale Europese strategie zich in het bijzonder bezighoudt met de gevaren voor de kritieke infrastructuur, met inbegrip van computerapparatuur, aangezien de ontwrichting of vernietiging daarvan een ernstig effect zou hebben op de gezondheid, de veiligheid en het economisch welzijn van de burgers en een geharmoniseerde EU-methode vast te stellen teneinde de lidstaten en de exploitanten aan de hand van gemeenschappelijke normen en door de inzet van voor beveiliging verantwoordelijke organisaties en personeelsleden in de gelegenheid te stellen kritieke infrastructuur te identificeren, de kwetsbaarheid en verwevenheid ervan alsmede de grensoverschrijdende effecten van crises te analyseren, de nodige gevarenbeoordelingen uit te voeren, oplossingen te bedenken om die infrastructuur te beschermen tegen alle mogelijke bedreigingen en hierop voorbereid te zijn teneinde adequaat te kunnen reageren in geval van een aanslag of een ramp,
c) op voorstel van de Commissie en onder voorbehoud van goedkeuring door het Europees Parlement, een Europees programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur (EPCIP) in te stellen, dat door de lidstaten en/of de eigenaars en exploitanten, zo nodig op basis van financiële of andere stimulansen, moet worden gefinancierd, waarbij de deelnemende lidstaten alle samenwerking, met inbegrip van de samenwerking tussen overheid en particuliere sector, gegevens en de noodzakelijke menselijke en logistieke hulpbronnen waarborgen, teneinde in de verschillende fasen van het project tegemoet te komen aan de evenredigheids- en subsidiariteitsvereisten, in het bijzonder met betrekking tot de burgerrechten, gegevensbescherming en politiebelangen,
d) in aanmerking te nemen dat het EPCIP door de rechtshandhavingsdiensten van de lidstaten en door de aldaar voor de nationale civiele beschermingsmechanismen verantwoordelijke instanties als een aanvullend element bij de nationale planning en bewustmaking dient te worden beschouwd; dat het succes van het EPCIP onafhankelijk en aan de hand van specifieke normen dient te worden geëvalueerd; en dat de Raad, op voorstel van de Commissie, bij de oprichting van het EPCIP een herkenbare en haalbare agenda voor de geleidelijke omzetting van specifieke en welomschreven stappen vastlegt; en te onderkennen dat, om succes te kunnen hebben, het waarschuwings- en informatienetwerk kritische infrastructuur, ter ondersteuning van de bescherming van de kritieke infrastructuur, dient bij te dragen tot het stimuleren van de uitwisseling van informatie over gedeelde risico’s en wederzijdse kwetsbaarheid en tot het ontwikkelen van gepaste maatregelen en strategieën om het gevaar in te perken,
e) het feit in aanmerking te nemen dat:
- in samenwerking met de Europees toezichthouder voor gegevensbescherming een Europees systeem voor risicoanalyse dient te worden gecreëerd om de interoperabiliteit te waarborgen, met inachtneming van de gegevensbeschermingsvereisten op Europees en nationaal niveau;
- alle betrokken autoriteiten op nationaal, Europees en internationaal niveau die kritieke informatie delen, op gepaste wijze met elkaar gekoppeld dienen te worden, met inbegrip van de gegevensbeschermingsautoriteit op het betrokken niveau;
- relevante informatie op zorgvuldige, betrouwbare en zo nodig vertrouwelijke wijze dient te worden behandeld, ongeacht de herkomst (militaire of civiele inlichtingendienst, politiële samenwerking), waarbij een adequate parlementaire controle dient te worden gewaarborgd in het kader van een specifiek daartoe strekkend interinstitutioneel akkoord, wanneer het gaat om interne Europese veiligheidsaangelegenheden;
- het noodzakelijk is binnen de Commissie een systeem voor snelle waarschuwing in geval van crisis te scheppen om de bestaande Europese, nationale en internationale gespecialiseerde systemen voor snelle waarschuwing in noodgevallen met elkaar te koppelen, zodat alle relevante informatie die actie op Europees niveau zou kunnen vereisen, op doelmatige wijze door een centraal netwerk (ARGUS) kan worden gedeeld;
- het raadzaam is hierbij het Europees Comité voor normalisatie te betrekken wanneer er geen sectoriële normen zijn of waar nog geen internationale normen zijn opgesteld,
f) erop toe te zien dat het EPCIP:
- op Europees en nationaal niveau onder permanente parlementaire controle staat;
- een essentieel element vormt voor verdere ontwikkelingen op continentaal en mondiaal niveau[3],
g) als bijkomende maatregel de werking van het Europees Solidariteitsfonds (voor interventies binnen de Unie) en ECHO (voor externe interventies) te verbeteren,
h) het in haar bovengenoemde resolutie geopperde voorstel om een Europese burgerbescherming op te richten over te nemen, welke in staat moet zijn om de gebieden met een verhoogd risico op natuurrampen te bewaken, ten einde rampen te vermijden waarbij talloze mensen om het leven komen en wier teams bij incidenten als de recente tsunamiramp kunnen ingrijpen, waarbij deze gemeenschappelijke insignes dragen om de herkenbaarheid van de Europese solidariteit te verhogen,
i) het sociaal partnerschap te versterken door NGO’s, civil society en lokale autoriteiten te coördineren,
j) te waarborgen dat waarschuwingen, aanbevelingen en informatienota's die worden uitgevaardigd om openbare en particuliere belanghebbenden te helpen belangrijke infrastructuursystemen te beschermen, evenals waarschuwingen en aanbevelingen die in verband met de burgerbescherming in noodgevallen aan het publiek worden gegeven, zo zijn opgezet dat zij absoluut noodzakelijk en adequaat zijn, teneinde het alledaagse leven van burgers en ondernemingen niet onnodig te verstoren of onnodige angst en onzekerheid onder de bevolking te zaaien,
k) te waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer wordt geëerbiedigd, zodat consumenten en exploitanten ervan uit kunnen gaan dat informatie op vertrouwelijke, zorgvuldige en betrouwbare wijze wordt behandeld en dat geheime informatie van bedrijven op behoorlijke wijze wordt behandeld en beschermd tegen ongeoorloofd gebruik of openbaarmaking,
l) te waarborgen dat tegelijkertijd zo spoedig mogelijk een Europees kader voor de opslag en bescherming van gegevens wordt ontwikkeld, met een op alle niveaus strikt toe te passen relevante regelgeving, en dat de bescherming van de grondrechten van de burgers wordt gegarandeerd,
m) te waarborgen dat oefeningen die bedoeld zijn om de capaciteiten van de Unie inzake burgerbescherming en de bescherming van kritieke infrastructuur te versterken, van realistische en actuele scenario’s uitgaan en gebruikmaken van de ervaring en deskundigheid van de specialisten van de lidstaten op het gebied van burgerbescherming en de bescherming van kritieke infrastructuur (bijvoorbeeld de bij de Olympische spelen van 2004 in Athene betrokken experts en scenario’s voor burgerbescherming en de bescherming van kritieke infrastructuur);
2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad en, ter informatie, aan de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa, de VN en hun gespecialiseerde organen.
TOELICHTING
Bij deze ontwerpaanbeveling gaat geen toelichting; de goedgekeurde overwegingen zijn duidelijk en nauwkeurig genoeg.
- [1] Geactualiseerd op 17 december 2004 over de specifieke kwestie van terrorismebestrijding.
- [2] PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 382.
- [3] Zie het voorstel voor een hervorming van de strategie inzake civiele bescherming en chemische, biologische, radiologische en nucleaire gevaren, dat op VN-niveau wordt besproken.
ONTWERPAANBEVELING AAN DE RAAD B6-0085/2005 (28.1.2005)
ingediend overeenkomstig artikel 114, lid 1, van het Reglement
door Stavros Lambrinidis, namens de PSE-Fractie
betreffende bescherming van essentiële infrastructuur in het kader van de
bestrijding van het terrorisme
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Euratom-Verdrag en het Verdrag betreffende de Europese Unie, volgens hetwelk de Unie tot doel heeft “de burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid een hoog niveau van zekerheid te verschaffen” (artikel 29),
– gezien de Europese veiligheidsstrategie, die op 12 december 2003 door de Raad werd aangenomen en waarin de noodzaak wordt beschreven van het ontwikkelen van een coherente aanpak op dit terrein, teneinde het hoofd te kunnen bieden aan dreigingen voor de Unie, hetzij van buiten hetzij van binnen,
– gezien het Haags Programma, door de Raad aangenomen op 5 november 2004 en geactualiseerd op 17 december 2004, over de specifieke kwestie van terrorismebestrijding,
– gelet op artikel 114, lid 1, van zijn Reglement,
A. overwegende dat, volgens de Eurobarometer, onder de Europese burgers het verlangen naar een sterker en veiliger Europa blijft groeien en dat de Europese instellingen en de lidstaten op gecoördineerde en efficiënte wijze zouden moeten reageren, met name wanneer crises grensoverschrijdende gevolgen zouden kunnen hebben,
B. overwegende dat volgens het Haags Programma "[...] effectieve beheersing van grensoverschrijdende crises binnen de Europese Unie niet alleen versterking [vereist] van de huidige initiatieven inzake civiele bescherming en essentiële infrastructuur, maar ook een effectieve aanpak van de openbare orde en veiligheidsaspecten van dergelijke crises […]", en dat de Europese Raad daarom "de Raad en de Commissie [verzoekt] om […], uiterlijk 1 juli 2006, een geïntegreerd en gecoördineerd EU-mechanisme […] op te zetten", en dat "dit mechanisme ten minste de volgende aspecten [moet] bestrijken: een andere beoordeling van de capaciteiten van de lidstaten, voorraadvorming, opleiding, gezamenlijke oefeningen en operationele plannen voor civiele crisisbeheersing",
C. overwegende dat het van essentieel belang is om op basis van de ervaringen van de lidstaten en hun operationele structuren:
- een gestructureerd meerjarig onderzoeksproject te starten met het oog op het aanwijzen en analyseren van zwakke punten in de nationale en Europese infrastructuur voor de aanpak van door de mens of de natuur veroorzaakte crises,
- een Europees risico-analysesysteem te definiëren,
- alle relevante autoriteiten op nationaal, Europees en internationaal niveau die essentiële informatie delen, hierbij te betrekken,
- een permanente verbinding op te zetten tussen de Raad en de Commissie om relevante informatie, ongeacht de bron (militair, civiel, politiële samenwerking), te delen,
- binnen de Commissie een Europees crisissysteem op te zetten voor onderlinge koppeling van de bestaande Europese nationale en internationale speciale vroegewaarschuwingssystemen voor noodsituaties, zodat alle relevante informatie waarvoor actie op Europees niveau vereist is, kan worden gedeeld of opgeslagen in een centraal systeem (ARGUS),
1. beveelt de Raad aan om samen met het Parlement de toekomstige Europese strategie voor de aanpak van grensoverschrijdende crises op te stellen, de bescherming van essentiële infrastructuur te versterken, de huidige maatregelen voor civiele bescherming aan te vullen en de openbare orde en veiligheid effectief aan te pakken;
2. verzoekt de Commissie het Parlement en de Raad vóór december 2005 een organiek voorstel voor te leggen met de hoofdlijnen van de verschillende fases van de tenuitvoerlegging van deze strategie;
3. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en – ter informatie - aan de Commissie.
PROCEDURE
|
Titel |
Bescherming van kritieke infrastructuur in het kader van de terrorismebestrijding | |||||||||||||
|
Procedurenummer |
2005/2044](INI) | |||||||||||||
|
Basisontwerpaanbeveling(en) |
|
| ||||||||||||
|
Reglementsartikelen |
art. 114, lid 3 en art. 94 | |||||||||||||
|
Commissie ten principale |
LIBE | |||||||||||||
|
Datum besluit opstelling verslag |
25.11.2004 | |||||||||||||
|
Medeadviserende commissie(s) |
|
|
|
|
| |||||||||
|
Geen advies |
|
|
|
|
| |||||||||
|
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
| |||||||||
|
Overige in het verslag op genomen ontwerpresoluties(s) |
|
|
| |||||||||||
|
Rapporteur(s) |
Stavros Lambrinidis |
| ||||||||||||
|
Vervangen rapporteur(s) |
|
| ||||||||||||
|
Behandeling in de commissie |
12.4.2005 |
28.4.2005 |
|
|
| |||||||||
|
Datum goedkeuring |
24.5.2005 | |||||||||||||
|
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
40 | ||||||||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Edit Bauer, Mihael Brejc, Michael Cashman, Giusto Catania, Charlotte Cederschiöld, Carlos Coelho, Fausto Correia, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Rosa Díez González, Antoine Duquesne, Kinga Gál, Lívia Járóka, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Barbara Kudrycka, Henrik Lax, Edith Mastenbroek, Jaime Mayor Oreja, Claude Moraes, Martine Roure, Inger Segelström, Ioannis Varvitsiotis, Stefano Zappalà, Tatjana Ždanoka | |||||||||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Gérard Deprez, Ignasi Guardans Cambó, Jeanine Hennis-Plasschaert, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Jean Lambert, Mary Lou McDonald, Antonio Masip Hidalgo, Javier Moreno Sánchez, Bill Newton Dunn, Cem Özdemir, Marie-Line Reynaud | |||||||||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
María del Pilar Ayuso González, Cristina Gutiérrez-Cortines, María Esther Herranz García, Antolín Sánchez Presedo | |||||||||||||
|
Datum indiening – A6 |
30.05.2005 |
A6-0161/2005 | ||||||||||||
|
Opmerkingen |
... | |||||||||||||
BASISONTWERPAANBEVELING(EN)
|
B6-nummer |
B6-0085/2005 |