VERSLAG over de Europese Unie en Irak - een raamwerk voor engagement
20.6.2005 - (2004/2168(INI))
Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Giorgos Dimitrakopoulos
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de Europese Unie en Irak - een raamwerk voor engagement
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over "de Europese Unie en Irak - een raamwerk voor engagement" (COM(2004)0417),
– gezien de gezamenlijke brief van 9 juni 2004 van de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over Irak: de EU-strategie op middellange termijn (D(2004)10111),
– gezien het document van de Commissie over Irak - bijstandsprogramma 2005 (PE/2005/401),
– gezien de nota van 21 februari 2005 van de Raad van de Europese Unie over de geïntegreerde opdracht van de Europese Unie voor de rechtsstaat in Irak (6405/3/05 - REV 3),
– gezien de conclusies van de bijeenkomsten van de Europese Raad in Brussel (van 17 februari 2003) en Thessaloniki (van 19 en 20 juni 2003) en de verklaring van het Griekse Voorzitterschap (Athene, 16 april 2003),
– gezien de conclusies van de Raad Externe Betrekkingen van 25 april 2005,
– onder verwijzing naar de resoluties 1483 (2003), 1500 (2003), 1511 (2003) en 1546 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,
– onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties van 16 mei 2002 over de toestand in Irak 11 jaar na de Golfoorlog[1], en van 30 januari 2003[2] en 16 september 2004[3] over de toestand in Irak, zijn aanbeveling van 24 september 2003 over de toestand in Irak[4], en besluit 2004/155/EG van 18 december 2003 van het Europees Parlement en de Raad over de gebruikmaking van het flexibiliteitsinstrument voor het herstel en de heropbouw van Irak, in overeenstemming met punt 24 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999[5],
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie internationale handel (A6‑0198/2005),
A. overwegende dat de oorlog in Irak een treurig vervangmiddel voor een beleidslijn om het land in de richting van politieke veranderingen en democratisering te stuwen geweest is,
B. overwegende dat het conflict de internationale gemeenschap diep verdeeld heeft,
C. overwegende dat de strijd tegen het terrorisme en de preventie van de proliferatie van massavernietigingswapens beide van cruciaal belang zijn voor de internationale gemeenschap,
D. overwegende dat het Parlement eensgezind is wat betreft zijn wens dat de vele problemen die in Irak nog steeds bestaan spoedig en alomvattend worden opgelost,
E. overwegende dat de jaren van de dictatuur en de onderdrukking van de bevolking, de internationale sancties en de oorlog tot ineenstorting van alle maatschappelijke en politieke structuren in Irak geleid, en een toestand van anarchie en onveiligheid achterlaat,
F. overwegende dat toenemende onveiligheid, terreuraanslagen, ontvoeringen van burgers en schendingen van de rechten van de mens de laatste maanden constante gegevens geweest zijn en vooral het dagelijks leven van gewone Irakezen betreffen,
G. overwegende dat de Europese Unie geen waarnemers voor de verkiezingen van januari ll. gestuurd heeft om ter plaatse de gebeurtenissen gade te slaan, hoewel ze een betekenisvolle rol gespeeld heeft om bijstand te verlenen en de organisatie van de verkiezingen te helpen financieren,
H. overwegende dat het herstel van het land niet als een louter mechanisch gebeuren te zien is, dat beperkt blijft tot heropbouw van infrastructuur, maar veeleer als eindresultaat van een allesomvattende politieke strategie die ook economische, sociale en culturele veranderingen behelst op basis van een strikte eerbiediging van de rechtsstaat, de mensenrechten en de rechten van minderheden,
I. overwegende dat o.a. ook buitenlandse en internationale factoren, binnenlandse gegevenheden en de inbreng uit niet-gouvernementele hoek als parameters in de herstelstrategie te beschouwen zijn,
J. overwegende dat de Iraakse maatschappij en samenleving door Saddam Hoesseins dictatuur, schendingen van de mensenrechten, de onderdrukking van het Iraakse volk en de oorlog volledig ontmanteld zijn en dus in alle opzichten dringend opnieuw vorm moeten aannemen, aan de hand van een strategie van prioriteitsbepaling in overleg met de Iraakse autoriteiten en met ondersteuning van de Verenigde Naties en de internationale gemeenschap,
K. overwegende dat het bijstandprogramma 2005 van de Europese Unie een totaal van 200 miljoen euro aan begrotingsmiddelen in het vooruitzicht stelt en behoeften aanwijst die in overeenstemming met de nationale ontwikkelingsstrategie 2005-2007 van de Iraakse interimregering zijn,
L. overwegende dat de Europese Unie nauw dient samen te werken met de Verenigde Naties, die de voornaamste rol spelen bij de wederopbouw van het land, en met andere internationale organisaties,
M. overwegende dat de EU medeorganisator is van een internationale conferentie over Irak op 22 juni 2005 in Brussel,
1. stelt dat men het verleden achter zich moet laten en de blik op de toekomst moet richten; uit zijn grote bezorgdheid over de verslechterende veiligheidssituatie in Irak sinds op 1 mei 2003 het einde van de gevechten werd afgekondigd; hoopt dat de uit de oorlog in Irak geleerde lessen in de toekomst wereldwijd zullen leiden tot meer multilaterale, democratische en resultaatgerichte conflictbeheersing;
2. herinnert aan de conclusies van de Europese Raad van juni 2003 en de resoluties 1483 (2003) en 1546(2004) van de VN-Veiligheidsraad, die blijk geven van een nieuwe geest van samenwerking in de internationale gemeenschap en de grondslag voor daadwerkelijke internationale steunverlening voor de politieke overgang in Irak en het herstel van zijn politiek gezag en soevereiniteit en verzoening onder de Iraakse bevolking leggen onder de leiding van de VN en met een duidelijk tijdschema;
3. meent dat de val van het regime van Saddam Hoessein voor de Iraakse bevolking de weg vrijgemaakt heeft voor een vreedzame, veilige en democratische toekomst waarvan het tijdens het repressieve beleid van het regime meer dan twintig jaar lang was verstoken; benadrukt dat veiligheid en stabiliteit in Irak en in de regio de dringendste uitdaging voor de internationale gemeenschap is, daar zij een cruciale voorwaarde vormen voor de ontwikkeling van een levende en vastberaden burgerzin bij de burgers van Irak; uit zijn bezorgdheid over de huidige onveilige situatie, die het gevolg is van een toenemend aantal terroristische aanslagen en verzet tegen buitenlandse troepen; is van oordeel dat de internationale gemeenschap de morele en politieke verplichting heeft aan die wens tegemoet te komen
4. herinnert er in deze context aan dat het van groot belang is straffeloosheid te bestrijden en nationale verzoening te bevorderen en dat het noodzakelijk is al diegenen gerechtelijk te vervolgen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten in het land; veroordeelt de schending van de rechten van gedetineerden in de gevangenis van Abu Ghraib en van de desbetreffende Verdragen van Genève;
Verkiezingen van januari 2005 voor een nationale overgangsassemblee
5. drukt opnieuw zijn overtuiging uit dat de verkiezingen voor een nationale overgangsassemblee een noodzakelijke eerste stap voor een vlotte politieke overgang in Irak geweest zijn en de kiezers het gevoel hebben kunnen geven dat ze meester over hun politieke toekomst zijn, ook al leiden verkiezingen alleen nog niet automatisch tot democratie; en dat democratie betekent dat rekening wordt gehouden met de wil van het volk, en wel via een door het volk gekozen representatieve regering;
6. verheugt zich over het feit dat de eerste verkiezingen ondanks de lastige omstandigheden als gevolg van het klimaat van onveiligheid en geweld in een groot aantal delen van het land, op de geplande dag doorgegaan zijn en dat de totale opkomst duidelijk blijk geeft van de vastberadenheid van de bevolking van Irak hun eigen onafhankelijke toekomst langs democratische weg te bepalen; benadrukt dat veiligheid een cruciale voorwaarde voor de opbouw van een democratisch proces is; merkt op dat een groot deel van de soennitische minderheid niet aan de verkiezingen heeft deelgenomen en dat leden van andere minderheden, zoals Assyriërs en Turkmenen, werden gehinderd te stemmen; roept de autoriteiten op om de deelname van deze minderheden aan de volgende verkiezingen te waarborgen;
7. erkent de uitslag van de verkiezingen zoals officieel bekendgemaakt, en herinnert eraan dat ze in geen geval als doel op zich te beschouwen zijn; roept het Iraakse parlement en de nieuwe regering op om een open en opbouwende houding aan te nemen om alle onderdelen van de Iraakse samenleving rond een gemeenschappelijk politiek project voor hun land te scharen en dat de uitkomst daarvan een duidelijke segregatie van het institutionele kader naar etnische herkomst vertoont; verwelkomt dat het parlement verschillende soennieten als leden van de nieuwe legitieme regering heeft uitgenodigd en in hun ambt heeft bevestigd; verwelkomt het feit dat 31% van de leden van de nationale overgangsassemblee vrouw is; stelt vast dat het nieuw Iraaks parlement zijn voorzitter gekozen heeft en drukt de stellige hoop uit dat het nu in de mogelijkheid verkeert om regelmatig te vergaderen; is van mening dat de voornaamste taak van het nieuwe parlement en de regering moet zijn, de democratie en de rechtsstaat in het gehele land te versterken teneinde een nieuwe grondwet voor te bereiden;
8. verwelkomt de vorming van een Iraakse overgangsregering en de inzet van de minister-president om daarbij soennitische ministers ten volle te betrekken,
9. roept de buurlanden op om zich te onthouden van iedere inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Irak en zijn onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit te eerbiedigen, evenals de wens van de Iraakse bevolking om het constitutionele en politieke systeem van het land door eigen inspanningen op te bouwen;
10. benadrukt dat het voor de internationale gemeenschap van het grootste belang is om de politieke veranderingen te begeleiden en de Iraakse autoriteiten bij te staan in de organisatie van het komend referendum over een grondwet en de algemene verkiezingen die gepland zijn op 15 december van dit jaar; roept de Europese Unie op om zich in het vooruitzicht van de gebeurtenissen vast te leggen op ernstige verbintenissen door in overleg met de Iraakse autoriteiten een geloofwaardig aantal EU-waarnemers te sturen om de ontwikkelingen ter plaatse gade te slaan, met een volledig uitgebouwde waarnemingsopdracht voor de Europese Unie bij de verkiezingen, aangevuld met een waarnemersdelegatie van het Europees Parlement, en voorafgegaan door een betekenisvolle inspanning om de onmisbare bijstand in de organisatie van de verkiezingen te helpen financieren;
11. stelt dat de Unie de verantwoordelijkheid heeft om de activiteiten van democratische organisaties binnen de Iraakse burgermaatschappij aan te moedigen en te begunstigen, aangezien dit een belangrijke manier is om de ontwikkeling van een democratisch Irak te bevorderen; roept de Commissie op om in de toekomst programma’s te ondersteunen die het democratische organisaties in de Iraakse burgermaatschappij mogelijk maken om de rechtsstaat en de fundamentele mensenrechten van de Iraakse bevolking te handhaven;
Herstel van veiligheid en de weg naar de heropbouw
12. benadrukt dat voor het creëren van een bevredigend en betrouwbaar sociaalpolitiek klimaat voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
a) eerbiediging van het internationale recht en inachtnemening van de desbetreffende internationale mensenrechtenverdragen om een einde te maken aan de schendingen van de mensenrechten;
b) steun voor en samenwerking met de Irakese autoriteiten op basis van een VN-mandaat;
c) de Iraakse bevolking ertoe overhalen zich in te zetten voor de wederopbouw en de eenheid van hun souvereine, onafhankelijke staat;
d) veroordeling van alle vormen van terrorisme en geweld tegen de Iraakse burgerbevolking en de multinationale strijdkrachten in Irak;
e) steun voor de actieve samenwerking van de Europese Unie met Irak in de strijd tegen het terrorisme;
13. onderstreept dat het in een land dat meer dan twintig jaar lang door een vrijwel ononderbroken reeks oorlogen en sancties werd geteisterd, voor het herstel van stabiliteit van cruciaal belang is dat alle Irakezen toegang hebben tot essentiële voorzieningen als elementaire gezondheidzorg en onderwijs, schoon drinkwater en behoorlijke sanitaire voorzieningen; verzoekt de Europese Unie met klem om haar aanzienlijke knowhow en middelen in te zetten voor een samenwerking met de Iraakse autoriteiten en de internationale donorgemeenschap om te waarborgen dat het verlenen van deze basisdiensten absolute prioriteit krijgt;
14. roept de Europese Unie en haar lidstaten op om dit initiatief als gelegenheid aan te grijpen om te pleiten voor een nieuwe resolutie van de VN-Veiligheidsraad over Irak om de toestand te beoordelen en het stabiliseringsproces te versterken, en waarin voorts aandacht moet worden besteed aan:
a) waarborgen voor een grotere betrokkenheid van en een belangrijkere rol voor de VN;
b) onderzoek naar en besluitvorming over vervanging van de buitenlandse troepen in Irak door een VN-vredesmacht, zeker nu alle deelnemende partijen aan de verkiezingen hebben gevraagd om terugtrekking van de buitenlandse troepen en sommige van de coalitielanden hiertoe zijn overgegaan of een besluit hiertoe hebben genomen, met als uitgangspunt dat een besluit over terugtrekking geleidelijk ten uitvoer moet worden gelegd, volgens een duidelijk tijdschema;
c) deelname aan de opleiding van de Iraakse strijdmacht en politie van de zijde van landen die niet aan de oorlog hebben deelgenomen;
15. herinnert eraan dat de consolidering van de rechtsstaat door doeltreffende democratische instellingen op te richten en te versterken, de eliminatie van aanleidingen tot wrijving tussen de verschillende bevolkingsgroepen, met inbouw van het perspectief van gelijkheid van man en vrouw in alle projecten, de versterking van de burgermaatschappij door de ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties en de waarborging van vrije media en waarachtige eerbied voor de universele universele mensenrechtennormen en met name voor de rechten van minderheden, centrale uitdagingen blijven voor de wederopbouw op het institutioneel en sociaal vlak;
16. verheugt zich over het besluit van Irak om het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof te ondertekenen, maar roept de autoriteiten van het land nogmaals op om de doodstraf af te schaffen, voor behoorlijke detentievoorwaarden voor gevangenen te zorgen en een doeltreffend gerechtelijk apparaat in te stellen om het klimaat van straffeloosheid te bestrijden door alle schuldigen te vervolgen; wijst erop dat deze maatregelen vergezeld moeten gaan van een ondubbelzinnige beleidsvoering op economisch, sociaal en cultureel vlak en op korte en middellange termijn met een noodhulpplan moeten worden aangevuld, aangezien grote delen van de Iraakse bevolking sterk verarmd zijn en internationale steunmaatregelen dus dringend noodzakelijk;
17. is van oordeel dat een onafhankelijke, door de VN-geleide commissie, bestaande uit prominente Iraakse en internationale juristen, in het leven moet worden geroepen om voorstellen te doen voor een uitgebreid pakket maatregelen dat ervoor moet zorgen dat ten aanzien van schendingen van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en grootschalige misdaden die in het verleden hebben plaatsgevonden, het recht zijn loop zal hebben; benadrukt in dit verband de noodzaak dat de leiders van het vorige regime voor het gerecht worden gebracht en dat zij daarbij recht hebben op een eerlijke, onpartijdige procesgang, in overeenstemming met universele normen, met inbegrip van afschaffing van de doodstraf;
18. benadrukt dat vrouwen in Irak nog steeds aan vormen van discriminatie in de wetgeving en de jurisprudentie onderhevig zijn; roept de Iraakse autoriteiten met name op om ‘eremoorden’ uit de wereld te helpen en ervoor te zorgen dat deze misdrijven op dezelfde wijze als andere moorden worden vervolgd en bestraft; roept de Iraakse autoriteiten in dit verband op alle wetten te wijzigen die vrouwen discrimineren, met inbegrip van het wetboek van strafrecht en het persoonsrecht, en alle voorbehouden tegen het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) in te trekken; is van mening dat specifieke maatregelen dienen te worden getroffen om gelijke kansen voor vrouwen te bevorderen door gelijke economische en sociale rechten voor vrouwen te waarborgen, met inbegrip van toegang tot onderwijs, werkgelegenheid en gezondheidszorg, alsmede bewegingsvrijheid en politieke participatie;
19. dringt erop aan de fundamentele rechten te respecteren en beschermen van Iraks grootste groep van binnenlandse ontheemden, de Moeras-Arabieren, wier bijzonder wrede en tragische behandeling door het regime van Saddam Hoessein door het Parlement consequent tot genocide is verklaard; pleit er sterk voor om een langdurige oplossing te zoeken voor het vraagstuk van binnenlandse ontheemden in het zuiden van Irak, met inbegrip van het recht om terug te keren naar het land en de wateren waar de Moeras-Arabieren sinds meer dan 5000 jaar landbouw en visserij hebben bedreven; ondersteunt in deze context de ontwikkeling van maatregelen op het gebied van het mensenrechtenbeleid in het nieuwe Irak die zijn gericht op de restitutie van eigendom dat door het vroegere regime op illegale wijze in beslag is genomen;
20. benadrukt het belang om de archeologische vindplaatsen, zoals het oude Babylon, door de aanwezigheid van buitenlandse troepen te beschermen, en roept de UNESCO op om als onderdeel van de wederopbouw van het land restauratieprojecten te financieren;
21. verheugt zich over het gezamenlijk optreden volgens het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid voor de geïntegreerde opdracht van de Europese Unie voor de rechtsstaat in Irak en pleit voor verdere beleidsdaden met financiering uit de begroting van de Gemeenschap en met medewerking van de diverse instellingen van de Europese Unie voor hun uitvoering;
22. wijst er met nadruk op dat het transatlantisch partnerschap nieuw leven ingeblazen moet worden door gedeelde lasten en verantwoordelijkheden binnen het kader van daadwerkelijke multilateraliteit die ook de islamitische landen en hun buurlanden omvat; vraagt daarom de oprichting van een vredesmacht onder leiding van de Verenigde Naties;
23. wijst op de noodzaak om Iraks buurlanden bij het wederopbouwproces te betrekken; beschouwt geïnstitutionaliseerde samenwerking als een nuttig forum om kwesties van gemeenschappelijk belang te bespreken en te coördineren, zoals beveiliging van grenzen, terrorisme, wapen- en drugssmokkel en georganiseerde misdaad; is daarenboven overtuigd dat een dergelijk forum zich geleidelijk kan ontwikkelen tot een mechanisme voor het opbouwen van vertrouwen en voor samenwerking op het gebied van veiligheid in de regio;
24. erkent en ondersteunt de ervaring van de economische partners uit de huidige EU-landen die in de praktijk actief waren als investeerders en leveranciers van diensten in het vooroorlogse Irak;
Eigenheid en eigen beleidsvoering van de Europese Unie en het Europees Parlement
25. ziet het beleid van de Europese Unie tegenover Irak in de ruimtere context van haar strategisch partnerschap voor het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten en drukt de wens uit dat de Europese Unie op middellange termijn een alomvattende regionale strategie voor de niet-mediterrane landen van het Midden-Oosten ontwikkelt;
26. stipt aan dat de Europese Unie regionale samenwerking moet aanmoedigen en Irak moet vragen om deel te nemen aan het strategisch partnerschap voor het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten, en benadrukt dat het geleidelijk tot stand komen van economische samenwerking een waardevolle eerste stap betekent om de spanningen af te bouwen en de geleidelijke ontwikkeling van samenwerking in politieke en veiligheidsaangelegenheden mogelijk maakt.
27. onderstreept de belangrijke rol die de buurlanden van Irak kunnen spelen in het vredesproces, bij het handhaven van de eenheid van het land en bij het opbouwen van het democratisch proces; roept de Europese Unie en de lidstaten op om, in het kader van hun buitenlandse betrekkingen, de buurlanden van Irak aan te moedigen om deze rol met succes te vervullen en hen daarbij te ondersteunen;
28. wijst erop dat de bijstand en het heropbouwbeleid van de Europese Unie de tekortkomingen van het verleden moeten herstellen en moet leiden tot beter inzicht in de Iraakse sociale dynamiek en realiteiten, met de hulp van het maatschappelijk middenveld en de niet-gouvernementele organisaties; benadrukt dat de toekomstige politieke instellingen van Irak de wil van de bevolking van Irak dienen te weerspiegelen en in dienst moeten staan van het behoud van de eenheid van het land en tegelijk een geografisch gedecentraliseerde regering, een participatief politiek stelsel, teneinde rekening te houden met de verscheidenheid van het land, een federale staat moeten nastreven, en wel door ongehinderde deelname van alle sociale en etnische bevolkingsgroepen te waarborgen, ervoor te zorgen dat vrouwen worden vertegenwoordigd en een actieve rol in de politiek en heropbouw van het land vervullen, zonder dat zij worden gediscrimineerd;
29. steunt de opkomst van een sociale markteconomiewijst die ook kleine en middelgrote ondernemingen de nodige kansen biedt om te kunnen floreren; is van mening dat ondersteuning van de Europese Unie bij de versterking van de democratie en de rechtsstaat van even groot belang is;
30. stemt in met het aanvatten van onderhandelingen voor toetreding tot de WTO als een essentiële stap voor de reïntegratie van Irak in de internationale economie, maar acht het noodzakelijk om in Irak degelijke en wettige instellingen op te bouwen zodat zijn vertegenwoordigers kunnen onderhandelen over de toetredingsvoorwaarden, en spreekt zich uit voor doorlopende bijstand van de Europese Unie om Irak aan te moedigen om zich aan te sluiten bij internationale organisaties, overeenkomsten en verdragen, zoals UNCTAD, UNDP, UNEP, IAO, het Protocol van Kyoto en het Verdrag inzake biodiversiteit en daar een actieve inbreng in te hebben;
31. dringt erop aan dat geen enkele betekenisvolle bijdrage van de Europese Unie tot de wederopbouw van Irak ten koste van de steunverlening aan andere landen of gebieden mag gaan en benadrukt dat de Europese Commissie volledige, regelmatige en heldere informatie moet geven over de daadwerkelijke uitgaven en de uitvoering van de EU-bijstand, ook over de middelen die onrechtstreeks ter beschikking gesteld worden via andere organisaties zoals het Internationaal Fonds voor de wederopbouw van Irak;
32. verheugt zich over de nadruk van de Europese Commissie op schuldverlichting en onderschrijft de gezamenlijke strategie die in november ll. tot de overeenkomst van de Club van Parijs geleid heeft, om Irak een schuldverlichting van 80% in drie fasen te verlenen;
33. stipt aan dat de Europese Unie en Irak, gezien de omvang van dat land en de historische en geografische banden, op elkaars markten voor goederen en diensten kunnen opereren, en moedigt dan ook het streven naar gelijklopender economische regelgeving tussen de Europese Unie en Irak aan, naast een politieke en economische dialoog die de weerslag van de wederzijdse belangen in een volledig uitgebouwd partnerschap vormt;
34. spreekt zich uit voor doorlopende bijstand van de Europese Unie om de mogelijkheden van de Iraakse administratieve en economische instellingen uit te bouwen, meer in het bijzonder door herstructurering van het institutioneel raamwerk, vooral voor wat betreft de oprichting van een onafhankelijke centrale bank, een stabiele munt, een belasting- en begrotingsautoriteit, ongehinderde ontwikkeling van de financiële markten en de particuliere sector, zodat economische markthervormingen en directe investeringen uit het buitenland aangemoedigd worden;
35. stipt aan dat Irak onder het schema van algemene preferenties (SAP) van de Europese Gemeenschap valt en spreekt zich uit voor gerichte bestuurlijke samenwerking zodat de algemene handelspreferenties daadwerkelijk op Irak toegepast worden zodra de omstandigheden het mogelijk maken;
36. benadrukt dat een van de essentiële voorwaarden voor de wederopbouw en ontwikkeling van de Iraakse economie gebruikmaking van de opbrengsten uit de verkoop van olie is, die opnieuw in Irak geïnvesteeerd kunnen worden;
37. benadrukt, gezien de mogelijkheid dat Irak een betekenisvolle bijdrage levert tot gewaarborgde energievoorziening voor de Europese Unie en dat hogere Iraakse productie van olie en aardgas in het wederzijds voordeel van de Europese Unie en Irak kan zijn, dat evenwichtige voorwaarden voor investeringen en coördinatie van de regelgeving in de energiesector factoren van groot belang voor zowel de Europese Unie als Irak zijn;
38. wijst erop dat het van het grootste belang is om de Europese belastingbetalers helder te informeren over door de EU uitgegeven bedragen en uitgevoerde projecten in Irak; verzoekt de Commissie daarom om een voorlichtingsstrategie in de Europese media op te zetten en een Internetsite te creëren op de portaalsite van het DG "EuropeAid - Dienst voor samenwerking" van de Commissie om relevante informatie over haar Iraakse ontwikkelingsinitiatieven te verschaffen en de transparantie te vergroten;
39. wenst dat alle projecten inzake humanitaire hulp en wederopbouw zorgvuldig, transparant en op coherente wijze worden gepland, met een grotere coördinatie en meer samenwerking met de internationale donoren, waarbij tevens de noodzakelijke veiligheidsvoorwaarden voor humanitaire hulpverleners gegarandeerd moeten worden;
40. benadrukt dat de wederopbouw op een neutrale wijze uitgevoerd moet worden, waarbij de Iraakse interimaire en soevereine autoriteiten controle hebben over de wederopbouwprojecten;
41. benadrukt de noodzaak zich uitdrukkelijk te richten op het meest kwetsbare deel van de bevolking, namelijk kinderen, ouderen en gehandicapten, om te zorgen voor een optimale gezondheidszorg en sociale bescherming;
42. verzoekt donorlanden om speciale programma's op het gebied van medische zorg en sociale en financiële steun te ontwikkelen voor de sociale reïntegratie van door landmijnen en clusterbommen invalide geworden slachtoffers en hun families, en de bevolking, in het bijzonder vrouwen en kinderen, effectief over de gevaren van mijnen voor te lichten door middel van bewustmakingscampagnes, en om actief mijnen te verwijderen en om af te zien van het gebruik van antipersoonsmijnen;
43. meent dat het opstellen van de grondwet van het allergrootste belang voor het land en de verdere uitbouw van zijn instellingen is; benadrukt dat het van cruciaal belang is om de rechten van vrouwen in de nieuwe grondwet van Irak te verankeren en roept de Europese Unie in dit verband op om dit bij iedere gelegenheid ten zeerste te ondersteunen; biedt met het oog op de opstelling van de Iraakse grondwet zijn ervaring en bijstand aan; stelt voor om de parlementaire dimensie van het nieuw Iraaks 'sociaal contract' te reactiveren door aanmoediging van dialoog tussen het Iraaks parlement, het Europees Parlement , de parlementen van de buurlanden en het Amerikaans Congres, in het kader van een ruimere transatlantische dialoog van wetgevende instanties;
44. vraagt onmiddellijke oprichting van een parlementaire delegatie ad hoc voor de betrekkingen met het Iraaks overgangsparlement, die op middellange termijn tot een permanente parlementaire delegatie voor de betrekkingen met Irak om te vormen is;
45. roept de Commissie op om het voorbeeld van de Raad te volgen en een permanente vestiging in Irak in te stellen, behoudens de noodzakelijke beoordeling met betrekking tot de veiligheid van haar personeel;
*
* *
46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de lidstaten van de Europese Unie, de Raad, de Commissie, de Iraakse nationale overgangsassemblee, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de regeringen van de landen die zijn betrokken bij het proces van Barcelona, de regeringen van Iran en van de Samenwerkingsraad van de Golfstaten, alsmede de regering en het Congres van de Verenigde Staten van Amerika.
TOELICHTING
Introduction:
A. The War is over: necessity to overcome the past and to look towards the future
1. Starting on a sound basis: assessment of failures and shortcomings of the past
As stated in the June 2003 conclusions of the European Council (Greek Presidency), and following the war, the adoption of UNSC Resolution 1483 demonstrates a new spirit of co-operation within the international community and provides the basis for effective international support for Iraq's political transition as the international community is facing the emergency of actively supporting the restoration of political authority in the failed state of Iraq - where increased insecurity, acts of terrorism and violations of human rihgts have been constant over the last months, leaving behind thousands of casualties, both military and civilians- and of fostering economic and social prosperity in a deliquescent Iraqi society.
2. Facing new political options for Iraq
The fall of the government of Saddam Hussein has paved the way for the people of Iraq to enjoy a peaceful, secure and prosperous future. Restorating a lively and voluntary civic spirit among Iraqi citizens, which would allow for the establishment of a responsible democratic society, therefore appears to be the most urgent challenge for the international community. It is thus the role of external interference to trigger, foster and accompany changes.
B. What does reconstruction entail?
The reconstruction process should not be viewed as a mechanical procedure limited to the rebuilding of roads, bridges or other types of infrastructure. Referring to UNSC resolution 1483, reconstruction should be far more the result of an all-encompassing political strategy, which would globally integrate the complex political and economic process -including its social and cultural aspects- that aims at transforming progressively Iraq into a modern democracy.
C. Overview of the main interfering factors
Parameters and factors to be considered in the elaboration and implementation of the above-mentioned reconstruction strategy are of different nature and include:
-External and international elements: the respective roles and interaction/co-operation of main governmental and intergovernmental actors like the United Nations, the European Union, and the United States of America on the one hand; regional actors like Iraq's neighbours on the other hand, as they have to play a key-role in supporting stability in the country and in the region, and in contributing to deepen the dialogue and co-operation in all fields with the Arab and Islamic worlds;
-Domestic elements: the influence exerted by the ethnic composition of Iraq and the relative strength of the various components must not be underestimated; especially in the aftermath of the January elections, the key-issue remains the agreed establishment of sufficient conditions for a smooth national Iraqi reconciliation between the main groups of the Iraqi society; the Shia and Kurdish communities should thus make all possible efforts to have the Sunni community on board in future;
I. The January 2005 elections for a Transitional National Assembly: a first step towards political legitimacy and social/civic sustainability
A. Overall assessment of the January 2005 elections
Often viewed as an instrument of American policy in Iraq, elections for a Transitional National Assembly are by far a necessary first step towards a smooth political transition in the country.
The EU played a significant role in the preparation of these elections, notably by injecting € 31.5 million into the electoral assistance process and by participating in the training of domestic electoral observers, under the aegis of the United Nations Electoral Assistance Mission.
Despite the climate of threats and violence, elections took place on the scheduled day, clearly showing the determination of the Iraqi people and their serious and courageous commitment to a democratic transition. Although attacks were perpetrated on polling stations in Baghdad, Basra and Samarra, the average voting turnout, mainly in Shia and Kurdish areas, was higher than expected (58% on average) for this first free and pluralistic elections in 50 years.
Without minimising the fact that in certain areas (especially in Sunni areas South and West of Baghdad) polling stations remained closed or deserted, it seems that, according to the 179 international observers on the ground and to the Independent Electoral Commission, the 275 Members (out of 7000 candidates) of the Transitional National Assembly were elected in a free and fair manner, as much as this was possible under the difficult above-mentioned circumstances and bearing in mind the serious security problems in important parts of the country.
The final results, announced two weeks after election day, reflect the clear victory of the clerical Shia list lead by religious leader Grand Ayatollah Ali Sistani (48% of the votes), followed by the Kurdish parties (26%). The alliance list (non clerical Shia list) lead by interim Prime Minister Iyad Allawi reached 14% of the votes and the Sunni list casted less than 2%. The above-mentioned reconciliation process is more than ever a necessity.
B. Next steps towards political legitimacy and social/civic sustainability: the organisation of future elections
The election schedule for the future includes two important events:
-15 October 2005: Possible referendum on constitution
-15 December 2005: General elections for government
The international community will have the duty to support the elected national assembly in monitoring the processes leading to these events. Moreover, it will have to offer its contribution -through its expertise- in order to overcome the organisational shortcomings that have emerged during the January elections. Broader issues like the redrafting of the electoral law could also gain from the experience that various international bodies would be willing to share.
C. A necessary post-electoral strategy
As Election Day clearly shows, elections can in no way be considered as an end in itself. The most urgent task now, both for the Iraqi government and for the international community, is to avoid that the already unstable political situation in the country transforms into serious civil unrest, which would clearly undermine any future possibility of democratic promotion and consolidation. A post-electoral political strategy, which would allow all religious (mainly associating the Sunni minority) and ethnic components of the Iraqi society to participate in one way or another in the shaping of the future of the country, is therefore of utmost necessity in order to preserve the unity and viability of the Iraqi state and institutions.
D. EU Electoral Observation Mission
It is a pity that, given the security situation, the EU could not organise a significant electoral observation mission on the ground, as this is usually the case for important elections. The EU, and especially the European Commission, should make all possible efforts to have a credible number of EU observers on the ground to observe the December 2005 elections, preceded by a significant effort in financing electoral assistance. The European Parliament should seriously consider to complement such EU election observation mission by an EP delegation, and seriously consider this option even in the absence of a broader EU mission.
II. Facing the security issue
As the holding of recent elections has shown, security remains the key-factor and the necessary precondition when dealing with the implementation of any single policy. The establishment of a satisfactory and reliable climate and feeling of security in the country and among the Iraqi population is therefore a fundamental forestep to any type of undertaking. A greater commitment of the United Nations in the political stabilisation process is necessary in that respect; monitoring and follow-up should be foreseen as well from the start.
III. What should reconstruction entail?
The issue at stake is the reshaping of a whole society that was dismantled by war, taking into account all aspects of social life, and through a strategy of setting priorities together with the Iraqi authorities.
The EU Assistance Programme 2005 sets out the strategy for the Community contribution to reconstruction in Iraq covering the activities to be undertaken from a total budgetary allocation of €200 million under Heading IV, including the involvement of the European Initiative for Democracy and Human Rights programme. Moreover, the National Development Strategy (2005-2007) developed by the Interim Government already provides a useful contribution to a response to the identified needs.
The EU financial assistance to Iraq shall aim at the following objectives:
a)-On the political front: the establishment of conditions allowing the true respect of universal human right standards, including the protection of minorities; the establishment of an efficient judiciary apparatus and the consolidation of the rule of law, in order to fight impunity and to prosecute in fairness and equity all those responsible for violations of human rights in the country;
b)-On the economic front: move from a centralised oil based war economy to a diversified post conflict peace economy based on a modern and performing but natural agriculture, services and industry, in adequation with the needs and wishes expressed by the Iraqi society;
c)-On the social front: reduce unemployment, poverty and the lack of economic opportunities in order to eliminate main sources of social tension and restore prosperity, whose absence is, in a naturally rich country like Iraq, against all logic;
d)-On the cultural front: fighting illiteracy, contribute to the training of various professional sectors of the Iraqi society, specific programmes aimed at women;
e)-On the environmental front: international standards should be implemented from start in the reconstruction process;
The key challenge, however, remains on the institutional front, i.e. the establishment and consolidation of effective democratic institutions and the rule of law, as well as putting an end to insecurity in the country.
IV. The international dimension of the Iraqi future
The effective multilateralisation of the political process needs to be rethought in the light of a renewed transatlantic partnership on crisis management, as shared involvement does not go without shared responsibility and leadership.
EU policy towards Iraq should not be disconnected from the various EU policies already in place in the broader regional environment, and most notably the Strategic Partnership for the Mediterranean and the Middle East launched at the European Council in June 2004 and which will be reviewed by the Euromed Council of Ministers later in May this year; Iraq should also become a consistent part of the European Neighbourhood Policy (ENP) in the framework of the Euromed institutions and policy-making.
The EU should consider to be a priority the strengthening of its relations with the Arab world in general and with members of the Gulf Cooperation Council and other neighbouring countries of Iraq, mainly Syria, Iran and Turkey. V. The domestic (social and ethnic) aspects of the democratic transition process in Iraq
Reconstruction should not be viewed as a process limited to mere logistics and engineering. There is indeed an absolute necessity to remedy first to the failure of the United States and its allies to understand the dynamics of Iraqi society; the EU and its member states cannot ignore the importance of the transition process in Iraq and its impact on both one of their neighbouring regions and on international politics in general. Therefore, the priorities are:
-Ensure a stable transition process that would help the integration of all significant groups and prevent the re-emergence of a repressive authoritarian regime;
-Preserve Iraq's unity while encouraging the establishment of a geographically decentralised government and participatory political system; -Foster the reconstruction of Iraqi civil society by supporting non-governmental organisations and offering training in democratisation, human rights, religious tolerance and civil conflict management;
VI. Specific action to be taken by the European Union and specifically by the European Parliament: organisational and policy actions
Given its front-line legitimacy in democratic matters as the only directly elected institution of the EU, the EP could aim at the following objectives:
-The Foreign Affairs Committee of the European Parliament should call for the creation of an ad hoc delegation for relations with the Iraqi interim Parliament in order to closely accompany the future evolution of the political transition (drafting of constitutional implementation of announced measures, preparation and taking place of the October referendum) and to prepare a possible electoral observation mission of the EP to Iraq in December 2005; this would be the forerunner of the creation -on the medium-term- of a permanent delegation for relations with Iraq;
-Get directly involved in the training of new Iraqi parliamentarians through the fostering of assistants' exchanges or even by welcoming observers on a short-term basis;
-Recalling that the EP hosted the Convention leading to the European Constitutional Treaty, consider the possibility of hosting and organising preparatory/academic events linked to the drafting of the new Iraqi Constitution;
-Reactivate the parliamentary dimension of the new Iraqi "Social Contract" by fostering a triangular dialogue between the Iraqi Parliament, the European parliament and the US Congress in the framework of an extended TLD;
-Encourage the EC to establish a delegation in Baghdad as soon as possible and foresee the necessary means for that purpose;
VII. Financing of EU policies in Iraq and EU strategy for action
Although the EP welcomes existing financial commitments, it is necessary to insist on the fact that -because of limited resources and financial deficiencies in heading 4- there is a constant difficulty in reconciling the traditional priorities of the Union's external action with a large number of new budget responsibilities resulting from crisis situation, among which the stabilisation and reconstruction of Iraq. This should be resolved more satisfactorily in the longer term, possibly by using the opportunity of the ongoing negotiations on the new financial instruments as well as the current redefining of EU external action instruments.
VIII. Implementing EU policies in the field of democratisation, Human rights and cooperation with civil society (NGOs, Foundations)
As stated already throughout this report, the dramatic and constant worsening of the security situation leads to heavy breaches of fundamental rights and freedoms, among others torture, the kidnapping of civilians and lethal violence against women, which creates additional impediments on the road to democracy;
The European Parliament welcomes the Iraqi decree (6 January 2005) stating that Iraq adopts the Rome Statute for the International Criminal Court (ICC), but reiterates its call on Iraqi authorities to abolish death penalty in the country and to ensure appropriate detention conditions and equitable trial for prisoners; specific attention should also be paid to the case of disappeared people and be investigated adequately;
In order to remedy to the rapid deterioration of women's condition, the drafting of the constitution should clearly stipulate non-discrimination against women. Violence, attacks and murders of women must be properly investigated. On a more general basis, clear measures should be taken in order to allow women to participate actively in the reconstruction process and political rehabilitation of the country.
30.3.2005
ADVIES VAN DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake de Europese Unie en Irak - een raamwerk voor engagement
(2004/2168(INI))
Rapporteur voor advies: Luisa Morgantini
SUGGESTIES
De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. stelt vast dat uit het verloop en de uitslag van de op 30 januari 2005 gehouden verkiezingen in Irak blijkt dat de Iraakse bevolking in vrijheid, in vrede en in democratie wil leven, zoals neergelegd in resolutie 1546 van de VN-Veiligheidsraad; benadrukt dat uit de hoge opkomst bij de verkiezingen, ondanks de zeer onveilige situatie, duidelijk blijkt dat een grote meerderheid van de Irakezen op democratische wijze over hun eigen toekomst wil beslissen; benadrukt eveneens dat deze verkiezingen plaatsgevonden hebben onder ernstige veiligheidsrisico's en onder grote druk, zowel om te gaan stemmen als om niet te gaan stemmen;
2. benadrukt dat de verkiezingen weliswaar een belangrijke stap zijn in het vredes- en het wederopbouwproces in Irak, maar dat zij als een eerste stap in het hele naoorlogse herstelproces moeten worden beschouwd; is van mening dat langlopende hulp van de EU van levensbelang is voor de verdere bevordering van de democratisering, de politieke, sociale en economische transformatie, inclusief institutionele opbouw, voor het opstellen van een grondwet, het organiseren van een referendum over de grondwet en het voorbereiden van de verkiezingen voor de Nationale Assemblee, alsook voor de ondersteuning van de rechtsstaat;
3. vindt het belangrijk dat onafhankelijke verkiezingswaarnemingsmissies van internationale organisaties en van de EU toezicht houden op de Iraakse verkiezingen en betreurt dat dit de vorige keer niet mogelijk was;
4. benadrukt de sleutelrol van alle nieuwe, democratisch verkozen instellingen - de Assemblee, de regering en het presidentschap - in het proces van de nationale verzoening in Irak, dat strikt gebaseerd moet zijn op het volste respect voor bestaande en nieuwe wetten, de versterking van de rechtsorde en de volledige naleving door de bevolking van bestaande en nieuwe wetten, voorwaarden die van levensbelang zijn voor de stabiliteit en de ontwikkeling van een vrij Irak;
5. spoort de EU aan om te overwegen alle mogelijke steun te verlenen aan het versterken van de Iraakse justitie en binnenlandse zaken, inclusief hervormingen van de wetgeving; benadrukt het belang van de versterking van het democratisch proces en de participatie van de Iraakse civiele samenleving, vertegenwoordigd door politieke partijen en diverse maatschappelijke organisaties en democratische NGO's;
6. verheugt zich over de recente goedkeuring van het Hulpprogramma voor Irak van de Commissie voor het jaar 2005, waarvoor in totaal 200 miljoen euro is uitgetrokken, en dat een duidelijk signaal is voor de sterke betrokkenheid van de EU met juist dit land en zijn bevolking en de grote waarde die zij daaraan hecht; vraagt vooral aandacht voor de cruciale sectoren die gesteund moeten worden, zoals onderwijs, cultuur en kunst, gezondheidszorg, werkgelegenheid, energie, watervoorziening, afvalverwerking en riolering, milieu, huisvesting, landbouw, handel en investeringen;
7. benadrukt het belang van een versterking van het democratisch proces door het steunen van lokale organisaties en verenigingen, die de spreekbuis zijn van de civiele maatschappij, en door te werken op verschillende gebieden van ontwikkeling, cultuur en voorlichting;
8. wijst erop dat het van het grootste belang is om de Europese belastingbetalers helder te informeren over door de EU uitgegeven bedragen en uitgevoerde projecten in Irak; verzoekt de Commissie daarom om een voorlichtingsstrategie in de Europese media op te zetten en een Internetsite te creëren op de portaalsite van het DG "EuropeAid - Dienst voor samenwerking" van de Commissie om relevante informatie over haar Iraakse ontwikkelingsinitiatieven te verschaffen en de transparantie te vergroten;
9. wenst dat alle projecten inzake humanitaire hulp en wederopbouw zorgvuldig, transparant en op coherente wijze worden gepland, met een grotere coördinatie en meer samenwerking met de internationale donoren, waarbij tevens de noodzakelijke veiligheidsvoorwaarden voor humanitaire hulpverleners gegarandeerd moeten worden;
10. veroordeelt het buitengewoon zorgwekkende feit dat nog altijd buitenlandse journalisten en hulpverleners worden ontvoerd en roept de Iraakse veiligheidstroepen en die van de coalitie op om zich vooral te richten op een onmiddellijke verbetering van de algemene veiligheidssituatie door het versterken van het nationale leger en de politiemacht; verwelkomt in dit kader de intentie van de Raad om speciale opleidingen te verzorgen voor de Iraakse politiekorpsen - die eveneens moeten worden geschoold in mensenrechten en genderproblematiek - en stelt voor om het inzetten van een EU-politiemissie in overweging te nemen die zich moet richten op het verschaffen van een veilige werkomgeving voor deze extreem kwetsbare humanitaire beroepsgroepen;
11. dringt aan op een grotere betrokkenheid van de VN, overeenkomstig diverse VN-resoluties, bij de wederopbouw en de overdracht van vredesoperaties aan de VN met een duidelijk mandaat van de VN-Veiligheidsraad, waardoor het wereldwijde multilateralisme versterkt wordt;
12. benadrukt dat de wederopbouw op een neutrale wijze uitgevoerd moet worden, waarbij de Iraakse interimaire en soevereine autoriteiten controle hebben over de wederopbouwprojecten;
13. benadrukt dat gedurende de wederopbouw bijzondere aandacht besteed moet worden aan vrouwen door in alle projecten een genderperspectief op te nemen en door het ontwikkelen van speciale op vrouwen gerichte kleine en middelgrote projecten - in het bijzonder het herstel van de gezondheidszorg, onderwijs en recreatievoorzieningen- alsmede door het benoemen van een beleidsmedewerker in de toekomstige EU-vertegenwoordiging/delegatie met een bijzondere verantwoordelijkheid voor genderproblematiek;
14. benadrukt de noodzaak zich uitdrukkelijk te richten op het meest kwetsbare deel van de bevolking, namelijk kinderen, ouderen en gehandicapten, om te zorgen voor een optimale gezondheidszorg en sociale bescherming;
15. dringt erop aan dat donoren en begunstigden speciale projecten opzetten voor de meest kwetsbare leden van de Iraakse samenleving, namelijk kinderen en jongeren, die gericht zouden moeten zijn op onderwijs en vakopleidingen om hen te helpen om te gaan met de oorlogstrauma's waaronder zij lijden als gevolg van de gewelddadige onderdrukking door het Baath-regime, de sancties van de VN-Veiligheidsraad en alle situaties tijdens en na het conflict;
16. verzoekt donorlanden om speciale programma's op het gebied van medische zorg en sociale en financiële steun te ontwikkelen voor de sociale reïntegratie van door landmijnen en clusterbommen invalide geworden slachtoffers en hun families, en de bevolking, in het bijzonder vrouwen en kinderen, effectief over de gevaren van mijnen voor te lichten door middel van bewustmakingscampagnes, en om actief mijnen te verwijderen en om af te zien van het gebruik van antipersoonsmijnen;
17. pleit ervoor de samenwerking bij de wederopbouw van Irak op de agenda te zetten van de vergaderingen van de bilaterale EU-VS-delegatie, de Commissies buitenlandse zaken en ontwikkelingssamenwerking, de VN-Werkgroep en andere relevante organen, alsook regelmatig hoorzittingen te organiseren, waarop de Commissie en de Raad het Europees Parlement informeren over de problemen met en de resultaten van de wederopbouw van Irak;
18. steunt het initiatief van de Commissie buitenlandse zaken om een ad hoc-delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met het Iraakse interim-parlement op te zetten en om in december 2005 een verkiezingswaarnemingsmissie van het Parlement naar Irak te sturen.
PROCEDURE
Titel |
De Europese Unie en Irak - een raamwerk voor engagement | |||||
Document- en procedurenummers |
||||||
Commissie ten principale |
AFET | |||||
Medeadviserende commissie Datum bekendmaking |
DEVE | |||||
Nauwere samenwerking |
nee | |||||
Rapporteur voor advies |
Luisa Morgantini | |||||
Behandeling in de Commissie |
10.3.2005 |
|
|
|
| |
Datum goedkeuring amendementen |
17.3.2005 | |||||
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
25 0 1 | ||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Margrietus van den Berg, Danutė Budreikaitė, Nirj Deva, Michael Gahler, Jana Hybášková, Filip Andrzej Kaczmarek, Maria Martens, Miguel Angel Martínez Martínez, Luisa Morgantini, Józef Pinior, José Ribeiro e Castro, Toomas Savi, Jürgen Schröder, Anna Záborská, Jan Zahradil, Mauro Zani | |||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
John Bowis, Milan Gaľa, Ana Maria Gomes, Fiona Hall, Manolis Mavrommatis, Linda McAvan, Anne Van Lancker, Gabriele Zimmer | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
Inés Ayala Sender, Carl Schlyter | |||||
ADVIES van de Commissie internationale handel (18.4.2005)
aan de Commissie buitenlandse zaken
inzake de Europese Unie en Irak - een raamwerk voor engagement
(2004/2168(INI))
Rapporteur voor advies: Daniel Caspary
SUGGESTIES
De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. verheugt zich over de strategie op middellange termijn voor een engagement met Irak, die de Commissie voorstelt, en bevestigt nogmaals de vastberaden wil van de Europese Unie om hulp te verlenen bij de economische omvorming van Irak tot een gediversifieerde markteconomie die aan de behoeften en eisen van de Iraakse samenleving beantwoordt en afgestemd is op de vereisten en mogelijkheden van deelname aan de wereldhandel onder condities van vrijheid en eerlijkheid;
2. stemt in met het aanvatten van onderhandelingen voor toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie als een essentiële stap voor de reïntegratie van Irak in de internationale economie, maar acht het noodzakelijk om in Irak degelijke en wettige instellingen op te bouwen zodat zijn vertegenwoordigers kunnen onderhandelen over de toetredingsvoorwaarden, en spreekt zich uit voor doorlopende bijstand van de Europese Unie om Irak aan te moedigen om zich aan te sluiten bij internationale organisaties, overeenkomsten en verdragen, zoals UNCTAD, UNDP, UNEP, IAO, het Protocol van Kyoto en het Verdrag inzake biodiversiteit en daar een actieve inbreng in te hebben;
3. onderschrijft het besluit om EUR 200 miljoen uit te trekken voor de wederopbouw van Irak in 2005 en de doelstellingen van het bijstandsprogramma 2005 voor Irak en spreekt zijn krachtige steun uit voor het onderdeel bilaterale technische bijstand op de centrale terreinen van energie en handel en investeringen;
4. dringt erop aan dat geen enkele betekenisvolle bijdrage van de Europese Unie tot de wederopbouw van Irak ten koste van de steunverlening aan andere landen of gebieden mag gaan en benadrukt dat de Europese Commissie volledige, regelmatige en heldere informatie moet geven over de daadwerkelijke uitgaven en de uitvoering van de EU-bijstand, ook over de middelen die onrechtstreeks ter beschikking gesteld worden via andere organisaties zoals het Internationaal Fonds voor de wederopbouw van Irak;
5. verheugt zich over de nadruk van de Europese Commissie op schuldverlichting en onderschrijft de gezamenlijke strategie die in november ll. tot de overeenkomst van de Club van Parijs geleid heeft, om Irak een schuldverlichting van 80% in drie fasen te verlenen;
6. stemt in met de leidinggevende rol van de Verenigde Naties in de coördinatie van de bijstand voor de wederopbouw van het land aan de hand van het internationaal wederopbouwfonds voor Irak en stelt nogmaals dat het van het allergrootste belang is dat de lidstaten van de Europese Unie, de Europese Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger en alle andere deelnemende partijen bij hun beleidsvoering in volledige coördinatie met de Verenigde Naties en de internationale financiële instellingen te werk gaan, zowel ter plaatse als in de internationale forums;
7. stemt in met een regelmatige dialoog tussen de Europese Commissie, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Europese Investeringsbank om de benaderingen en initiatieven voor herschikking en/of kwijtschelding van de schuld en de overeenkomstige vereisten voor het economisch beleid te coördineren;
8. stipt aan dat de Europese Unie en Irak, gezien de omvang van dat land en de historische en geografische banden, op elkaars markten voor goederen en diensten kunnen opereren, en moedigt dan ook het streven naar gelijklopender economische regelgeving tussen de Europese Unie en Irak aan, naast een politieke en economische dialoog die de weerslag van de wederzijdse belangen in een volledig uitgebouwd partnerschap vormt;
9. spreekt zich uit voor doorlopende bijstand van de Europese Unie om de mogelijkheden van de Iraakse administratieve en economische instellingen uit te bouwen, meer in het bijzonder door herstructurering van het institutioneel raamwerk, met vooral een onafhankelijke centrale bank, een stabiele munt, een belastings- en begrotingsautoriteit, ongehinderde ontwikkeling van de financiële markten en de particuliere sector, zodat economische markthervormingen en directe investeringen uit het buitenland aangemoedigd worden;
10. stipt aan dat Irak onder het schema van algemene preferenties (SAP) van de Europese Gemeenschap valt en spreekt zich uit voor gerichte bestuurlijke samenwerking zodat de algemene handelspreferenties daadwerkelijk op Irak toegepast worden zodra de omstandigheden het mogelijk maken;
11. benadrukt dat een van de essentiële voorwaarden voor de wederopbouw en ontwikkeling van de Iraakse economie gebruikmaking van de opbrengsten uit de verkoop van olie is, die opnieuw in Irak geïnvesteeerd kunnen worden;
12. benadrukt, gezien de mogelijkheid dat Irak een betekenisvolle bijdrage levert tot gewaarborgde energievoorziening voor de Europese Unie en dat hogere Iraakse productie van olie en aardgas in het wederzijds voordeel van de Europese Unie en Irak kan zijn, dat evenwichtige voorwaarden voor investeringen en coördinatie van de regelgeving in de energiesector van groot belang voor zowel de Europese Unie als Irak zijn;
13. stipt aan dat de Europese Unie regionale samenwerking moet aanmoedigen en Irak moet vragen om deel te nemen aan het strategisch partnerschap voor het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten, en benadrukt dat het geleidelijk tot stand komen van economische samenwerking een waardevolle eerste stap betekent om de spanningen af te bouwen en de geleidelijke ontwikkeling van samenwerking in politieke en veiligheidsaangelegenheden mogelijk maakt.
PROCEDURE
Titel |
de Europese Unie en Irak - een raamwerk voor engagement | |||||
Procedurenummer |
||||||
Commissie ten principale |
AFET | |||||
Medeadviserende commissie Datum bekendmaking |
INTA 28.10.2004 | |||||
Nauwere samenwerking |
nee | |||||
Rapporteur voor advies |
Daniel Caspary 30.9.2004 | |||||
Behandeling in de commissie |
12.10.2004 |
14.3.2005 |
|
|
| |
Datum goedkeuring suggesties |
18.4.2005 | |||||
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
21 0 0 | ||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Francisco Assis, Enrique Barón Crespo, Jean-Louis Bourlanges, Daniel Caspary, Giulietto Chiesa, Sajjad Karim, Caroline Lucas, Erika Mann, David Martin, Javier Moreno Sánchez, Georgios Papastamkos, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Tokia Saïfi, Peter Štastný, Robert Sturdy | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers |
Danutė Budreikaitė, Elisa Ferreira, Antolín Sánchez Presedo | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
Paulo Casaca, Den Dover, Manolis Mavrommatis | |||||
PROCEDURE
Titel |
De Europese Unie en Irak - een raamwerk voor engagement | ||||||||||
Procedurenummer |
|||||||||||
Reglementsartikel(en) |
art. 45 | ||||||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking toestemming |
AFET | ||||||||||
Medeadviserende commissie(s) |
DEVE |
INTA |
BUDG |
|
| ||||||
Geen advies |
BUDG |
|
|
|
| ||||||
Nauwere samenwerking Datum bekendmaking |
|
| |||||||||
In het verslag opgenomen ontwerpresolutie(s) |
|
| |||||||||
Rapporteur(s) |
Giorgos Dimitrakopoulos |
| |||||||||
Vervangen rapporteur |
|
| |||||||||
Behandeling in de commissie |
21.2.2005 |
17.30.2005 |
26.4.2005 |
14.6.2005 |
| ||||||
Datum goedkeuring |
15.6.2005 | ||||||||||
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
32 | |||||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Vittorio Emanuele Agnoletto, Angelika Beer, Panagiotis Beglitis, Bastiaan Belder, Monika Beňová, Elmar Brok, Philip Claeys, Simon Coveney, Giorgos Dimitrakopoulos, Camiel Eurlings, Anna Elzbieta Fotyga, Ana Maria Gomes, Alfred Gomolka, Klaus Hänsch, Anna Ibrisagic, Toomas Hendrik Ilves, Jelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Helmut Kuhne, Vytautas Landsbergis, Armin Laschet, Francisco José Millán Mon, Philippe Morillon, Pasqualina Napoletano, Cem Özdemir, Justas Vincas Paleckis, Tobias Pflüger, João de Deus Pinheiro, Mirosław Mariusz Piotrowski, Paweł Bartłomiej Piskorski, Raül Romeva i Rueda, Libor Rouček, György Schöpflin, Gitte Seeberg, Marek Maciej Siwiec, Konrad Szymański, Charles Tannock, Paavo Väyrynen, Ari Vatanen, Josef Zieleniec | ||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Proinsias De Rossa, Alexandra Dobolyi, Árpád Duka-Zólyomi, Giovanni Claudio Fava, Hélène Flautre, Jaromír Kohlíček, Miguel Angel Martínez Martínez, Rihards Pīks, Aloyzas Sakalas, Alexander Stubb | ||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
Filip Adwent, Ioannis Gklavakis, Luis de Grandes Pascual, Manolis Mavrommatis, Luisa Fernanda Rudi Ubeda, Thomas Wise | ||||||||||
Datum indiening – A6 |
20.6.2005 |
A6-0198/2005 | |||||||||