VERSLAG 

17.6.2005 - (13049/2004 – COM(2004)0593 – C6‑0240/2004 – 2004/0200(CNS)) - *

1. over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van sommige bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend
2. over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis
(13054/2004 – COM(2004)0593 – C6-0241/2004 – 2004/0199(CNS))
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Timothy Kirkhope

Procedure : 2004/0199(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0201/2005
Ingediende teksten :
A6-0201/2005

1. ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van sommige bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

(13049/2004 – COM(2004)0593 – C6‑0240/2004 – 2004/0200(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2004)0593)[1],

–   gezien de overeenkomst tussen de Europese Commissie en de Zwitserse Bondsstaat (13049/2004),

–   gelet op artikel 63, lid 1, letter (a) en artikel 300, lid 2, eerste alinea van het EG‑Verdrag,

–   gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0240/2004),

–   gezien de bevoegdheden van het gemengd comité dat is ingesteld bij de overeenkomst die een 'specifiek institutioneel kader' vormt in de zin van artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag,

–   gezien het advies van de Commissie juridische zaken, die artikel 300, lid 3, tweede alinea - die in de instemmingsprocedure voorziet - als de gepaste rechtsgrondslag beschouwt,

–   gelet op artikel 51 en artikel 83, lid 7 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie juridische zaken (A6‑0201/2005),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het voorstel voor een besluit van de Raad, als geamendeerd door het Parlement, alsmede aan de sluiting van de overeenkomst;

2.  houdt zich het recht voor om zijn door het Verdrag verleende prerogatieven te verdedigen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat.

Door de Commissie voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement

Amendement 1

Visum 1

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, artikel 63, lid 3, en de artikelen 66 en 95, junctis artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, artikel 63, lid 3, en de artikelen 66 en 95, junctis artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, en artikel 300, lid 3, tweede alinea,

Amendement 2

Visum 2

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien de instemming van het Europees Parlement,

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

2. ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van de Raad over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

(13054/2004 – COM(2004)0593 – C6‑0241/2004 – 2004/0199(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2004)0593)[1],

–   gezien de overeenkomst tussen de Europese Commissie en de Zwitserse Bondsstaat (13054/2004),

–   gelet op de artikelen 62, 63, lid 3, 66, 95 en 300, lid 2, eerste alinea van het EG‑Verdrag,

–   gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0241/2004),

–   gezien de bevoegdheden van het gemengd comité dat is ingesteld bij de overeenkomst die een 'specifiek institutioneel kader' vormt in de zin van artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag,

–   gezien het advies van de Commissie juridische zaken, die artikel 300, lid 3, tweede alinea - die in de instemmingsprocedure voorziet - als de gepaste rechtsgrondslag beschouwt,

–   gelet op de artikelen 51 en 83, lid 7 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie juridische zaken (A6‑0201/2005),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het voorstel voor een besluit van de Raad, als geamendeerd door het Parlement, alsmede aan de sluiting van de overeenkomst;

2.  houdt zich het recht voor om zijn door het Verdrag verleende prerogatieven te verdedigen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat.

Door de Commissie voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement

Amendement 1

Visum 1

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, artikel 63, lid 3, en de artikelen 66 en 95, junctis artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, artikel 63, lid 3, en de artikelen 66 en 95, junctis artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, en artikel 300, lid 3, tweede alinea,

Amendement 2

Visum 2

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien de instemming van het Europees Parlement,

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

TOELICHTING

Na het sluiten van de zogeheten "bilaterale overeenkomsten I", gaf de EU te kennen de samenwerking met Zwitserland te zullen uitbreiden tot grensoverschrijdende belastingheffing op spaartegoeden en bestrijding van fraude bij indirecte belastingen. Zwitserland verzocht als tegenprestatie om onderhandelingen te starten over de wijze waarop Zwitserland betrokken kan worden bij het Schengen-acquis en de Overeenkomst van Dublin.

Op 17 juni 2002 kreeg de Commissie van de Raad toestemming[1] om met deze onderhandelingen van start te gaan, hetgeen uitmondde in twee afzonderlijke maar wel met elkaar verband houdende overeenkomsten: de eerste overeenkomst gaat over het Schengen-acquis en de tweede overeenkomst over het Dublin/Eurodac-acquis. Deze overeenkomsten zijn opgezet volgens hetzelfde patroon als die welke met Noorwegen en IJsland zijn gesloten[2], maar stroken met de specifieke constitutionele vereisten van Zwitserland.

Het Europees Parlement is verzocht advies over beide overeenkomsten uit te brengen.

1. De overeenkomst over het Schengenacquis

Deze overeenkomst beoogt Zwitserland te betrekken bij de werkzaamheden van de EU ten behoeve van het Schengen-acquis. De Europese instellingen blijven echter als enige bevoegd nieuwe wetten of maatregelen goed te keuren. Zwitserland draagt dus de facto bij tot de ontwikkeling van de wetgeving inzake het Schengen-acquis, maar neemt de iure niet deel aan de besluitvorming.

Zwitserland moet zowel het Schengen-acquis als de ontwikkeling daarvan zonder uitzondering of afwijking aanvaarden[3]. Met betrekking tot de goedkeuring van het toekomstige Schengen-acquis heeft Zwitserland, wanneer zijn grondwet een referendum vereist, twee jaar de tijd om de nieuwe wettelijke voorschriften of maatregelen te aanvaarden[4]. In de tussentijd zal Zwitserland, wanneer mogelijk, de betrokken wet of maatregel op voorlopige basis toepassen. Slaagt Zwitserland er echter niet in de nieuwe wet of maatregel op voorlopige basis toe te passen, dan kan dit onder bepaalde omstandigheden leiden tot "evenredige en noodzakelijke maatregelen ten aanzien van Zwitserland om de doeltreffende werking van de Schengen-samenwerking te waarborgen"[5].

De overeenkomst voorziet ook in een gemengd comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Zwitserse regering, de leden van de Raad van de Europese Unie en de Commissie.

Het gemengd comité doet dienst als een soort forum waar gediscussieerd kan worden over de wettelijke instrumenten die in het kader van de Schengen-overeenkomst kunnen worden ontwikkeld en zal erop toezien dat op gepaste wijze met de belangen van Zwitserland rekening wordt gehouden. Ook kunnen binnen dit comité praktische problemen worden besproken die verband houden met het Schengenacquis en de samenwerking tussen de partijen. Het comité is daarnaast belast met het praktisch functioneren van de overeenkomst. Het beschikt over de discretionaire bevoegdheid om de overeenkomst te handhaven zelfs als Zwitserland een nieuwe wet of maatregel van het Schengenacquis niet uitvoert. Daarnaast is het comité bevoegd geschillen die in het kader van de overeenkomst kunnen rijzen te beslechten.

De overeenkomst zal pas ten uitvoer worden gelegd nadat de Raad op grond van een evaluatie over Schengen besloten heeft dat Zwitserland aan alle voorwaarden voldoet om deel te nemen aan de samenwerking die in het kader van het Akkoord van Schengen is opgezet.

2. Overeenkomst over het Dublin/Eurodac-acquis

Op grond van de tweede overeenkomst zal Zwitserland deelnemen aan het Dublin-acquis en de Eurodac-verordeningen. Zwitserland moet het huidige en toekomstige Dublin/Eurodac-acquis zonder uitzondering aanvaarden, doorvoeren en toepassen. Dit geldt ook voor de relevante bepalingen van de richtlijn over gegevensbescherming.

Deze overeenkomst komt wat haar structuur betreft in grote lijnen overeen met de overeenkomst over het Schengen-acquis. De deelname van Zwitserland aan het Dublin/Eurodac-acquis is beperkt tot de besluitvorming. De goedkeuring van het toekomstige Dublin/Eurodac-acquis door Zwitserland is onderworpen aan dezelfde procedure en voorwaarden. De institutionele link van Zwitserland met het Dublin/Eurodac-acquis is echter verschillend; de samenwerking krijgt voornamelijk gestalte in een gemengd comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, en door Zwitserland. Voor wat betreft de handhaving en het opzeggen van de overeenkomst, heeft het gemengd comité zo goed als dezelfde taken als die welke zijn neergelegd in de overeenkomst over het Schengen-acquis.

Beide overeenkomsten gaan vergezeld van slotakten met unilaterale en gemeenschappelijke verklaringen van de partijen met betrekking tot de overeenkomsten, alsook het financieel memorandum waarin is vastgelegd hoeveel Zwitserland zal bijdragen aan de financiering van de uitvoering van de overeenkomsten. In de overeenkomst is ook vastgelegd dat Zwitserland financieel zal bijdragen aan de ontwikkeling van het Schengen-acquis, in het bijzonder aan SIS II en de centrale eenheid van Eurodac.

3. Het debat in Zwitserland

Van de negen dossiers die het Zwitserse parlement op 17 december 2004 heeft goedgekeurd, bleek de ondertekening van de Schengen/Dublin-samenwerkingsovereenkomsten het meest controversieel te zijn. Voorstanders zijn van mening dat Schengen voor Zwitserland een stimulans betekent om harder op te treden tegen internationale criminaliteit en dat het toerisme erdoor zal worden bevorderd. Tegenstanders vinden dat Zwitserland zonder grenscontroles onveilig wordt en dat het land een deel van zijn soevereiniteit overdraagt aan een supranationale gemeenschap[6]. Daarnaast is de Zwitserse volkspartij van oordeel dat de overeenkomsten een poging zijn om Zwitserland in de armen van de EU te drijven.

De Zwitserse volkspartij, die de regering op 31 maart 2005 een petitie overhandigde met 86.000 handtekeningen, d.w.z. veel meer dan de 50.000 die vereist zijn voor een referendum, heeft voorgesteld een referendum tegen de Schengen/Dublin-overeenkomsten uit te schrijven. De kiezers zullen op 5 juni 2005 uitmaken of Zwitserland de overeenkomsten zal ondertekenen.

Op grond van een opiniepeiling van de Zwitserse radio-omroep in februari 2005, is 59% van de kiezers voorstander van de Schengen/Dublin-overeenkomsten[7]. Uit deze opiniepeiling blijkt dat het aantal voorstanders sinds oktober 2004, toen 69% van de ondervraagden zei voor te zullen stemmen, gedaald is. Het enquête- en onderzoekinstituut GfS in Bern is van mening dat dit referendum zal laten zien of het Zwitserse volk voor nationale soevereiniteit of voor veiligheid kiest[8].

4. Standpunt van uw rapporteur

4.1. De rechtsgrondslag van de voorstellen

Hoewel met Zwitserland is onderhandeld over een enkele tekst, stelt de Commissie voor de overeenkomst over het Schengen-acquis in twee afzonderlijke delen goed te keuren (de een over de eerste pijler, de ander over de derde pijler[9]). De Dublin/Eurodac-overeenkomst valt echter geheel onder de eerste pijler. Voor de eerste twee pijlerinstrumenten heeft de Commissie als rechtsgrondslag gekozen voor de eerste alinea van artikel 300, lid 3 VEG. Dit artikel voorziet in een eenvoudige raadpleging van het Parlement.

De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heeft per brief d.d. 27 januari 2005 de Commissie juridische zaken overeenkomstig artikel 35, lid 2 van het Reglement om advies gevraagd over de voorgestelde rechtsgrondslag. Op 31 maart 2005 heeft de Commissie juridische zaken besloten dat de gemengde comités die in het kader van de overeenkomsten worden opgericht op basis van hun bevoegdheden beschouwd kunnen worden als een specifiek institutioneel kader in de zin van de tweede alinea van artikel 300, lid 3, VEU. De Commissie had derhalve de tweede alinea van artikel 300, lid 3 VEU als de rechtsgrondslag van de voorstellen moeten nemen (hetgeen de instemmingsprocedure impliceert).

4.2. De evaluatie van de voorstellen

Met deze overeenkomsten wordt Zwitserland na IJsland en Noorwegen het derde land dat deelneemt aan het Schengen en Dublin/Eurodac-acquis zonder lid van de EU te zijn. In het bijzondere geval van Zwitserland kan deze associatie gerechtvaardigd worden door zijn geografische ligging omdat Zwitserland tussen allemaal EU-lidstaten ingesloten ligt.

Deze overeenkomsten kunnen tot diverse positieve gevolgen leiden. Zo zal deelname van Zwitserland aan het Schengen-acquis bepaalde obstakels uit de weg ruimen die het vrije verkeer van zowel Zwitserse burgers als personen uit derde landen belemmeren[10]. Ook zullen ze de samenwerking op het gebied van het Schengen-acquis versterken.

Desalniettemin is er ook plaats voor enige kritische kanttekeningen:

In de eerste plaats kan Zwitserlands deelname aan het Schengen/Dublin-acquis tot extra problemen leiden in een gebied dat al meedoet aan een "variabele geometrie". Zo moet Zwitserland aan de ene kant de overeenkomsten met Noorwegen en IJsland ondertekenen en uitvoeren en met Denemarken aan de andere kant. Dit kan zowel op politiek als juridisch gebied tot een nog complexere situatie leiden.

In de tweede plaats kan met betrekking tot het uit de weg ruimen van de belemmeringen van het vrije personenverkeer worden gesteld, dat Zwitserland geen lid van de douane-unie is en grenscontroles op goederen zal blijven uitoefenen. Onder bepaalde omstandigheden kan dit ook leiden tot grenscontroles van personen. In deze context moet Zwitserland het beginsel van de afschaffing van grenscontroles van personen in acht nemen.

In de derde plaats is Zwitserland de mogelijkheid geboden om soeverein te blijven bij de keuze of het nieuwe wetten of maatregelen al dan niet zal aanvaarden; daarnaast wordt Zwitserland twee jaar gegund als er een referendum vereist is. Zo is in de overeenkomsten rekening gehouden met de specifieke vereisten van de Zwitserse grondwet. Daarbij moet echter wel worden beseft dat verdere uitbreiding van het Schengen- en Dublin-acquis door alle deelnemende landen tegelijkertijd moet worden aanvaard en toegepast. Om dit beginsel niet te ondermijnen, is het belangrijk dat Zwitserland deze uitstelperiode van twee jaar tot een minimum beperkt en zich loyaal opstelt.

Tot slot is uw rapporteur van mening dat het Europees Parlement in de toekomst beter op de hoogte moet worden gehouden van lopende internationale onderhandelingen teneinde zijn bevoegdheden te kunnen uitoefenen.

Gezien het voorafgaande steunt uw rapporteur de overeenkomsten en beveelt hij aan deze overeenkomsten goed te keuren.

  • [1]  2437ste Bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken, Luxemburg, 17 juni 2002.
  • [2]  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36 en PB L 93 van 3.4.2001, blz. 40.
  • [3]  Bij de aanvaarding van het toekomstige Schengen-acquis is hierop één uitzondering gemaakt, en wel in verband met verzoeken om huiszoeking en inbeslagneming in verband met delicten op het gebied van de directe belastingen indien hierop krachtens de Zwitserse wetgeving geen vrijheidsstraf staat.
  • [4]  Noorwegen en IJsland kregen respectievelijk zes maanden en vier weken de tijd om het toekomstige acquis van Schengen en Dublin te aanvaarden en uit te voeren.
  • [5]  Artikel 7, lid 2, onder b), tweede alinea van de overeenkomst.
  • [6]  EU negotiation package in the bag, Swiss Review no. 1, blz. 9, februari 2005.
  • [7]  http://wwww.swisspolitics.org.
  • [8]  http://wwww.swisspolitics.org.
  • [9]             Op basis van de artikelen 24 en 38 VEU wordt het Europees Parlement niet over zaken die onder de derde pijler geraadpleegd.
  • [10]             Zo hoeven personen uit derde landen die in Zwitserland wonen bijvoorbeeld niet langer een visum aan te vragen om naar de andere Schengen-landen te kunnen reizen.

1. ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN OVER DE VOORGESTELDE RECHTSGRONDSLAG

Brief van de Commissie juridische zaken

Betreft:  Rechtsgrondslag van het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (13049/2004 - COM(2004)0593 - C6‑0240/2004 – 2004/0200(CNS))[1]

Mijnheer de Voorzitter,

Overeenkomstig artikel 35, lid 2 van het Reglement heeft uw voorganger, de heer Jean-Louis Bourlanges, bij schrijven van 27 januari 2005 de Commissie juridische zaken verzocht de geldigheid en juistheid van de rechtsgrondslag van bovengenoemd Commissievoorstel na te gaan. Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 63, punt 1a), juncto de eerste zin van artikel 300, lid 2, eerste alinea en artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag. In dat geval is alleen raadpleging van het Parlement vereist.

Op haar vergaderingen van 3 februari en 31 maart 2005 behandelde de Commissie juridische zaken dit punt.

De overeenkomst in kwestie heeft betrekking op de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend. De overeenkomst verplicht Zwitserland de Dublin-verordening en de Eurodac-verordening te aanvaarden en toe te passen. Bij de overeenkomst wordt ook een gemengd comité ingesteld, samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen (Europese Gemeenschap en Zwitserland), dat op bepaalde terreinen beslissingsbevoegdheid heeft.

De vraag is of door de instelling van een dergelijk gemengd comité al dan niet "een specifiek institutioneel kader in het leven (wordt) [geroepen] door het instellen van samenwerkingsprocedures" in de zin van artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag en derhalve instemming van het Europees Parlement is vereist.

Uit de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) komt duidelijk naar voren dat de keuze van de rechtsgrondslag niet afhangt van de discretionaire bevoegdheid van de communautaire wetgever maar moet berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling[2].

Gezien doel en inhoud van het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van bovengenoemde overeenkomst met Zwitserland kan het gemengde comité worden beschouwd als een "specifiek institutioneel kader".

Een dergelijk gemengd comité impliceert immers de creatie van een organisatiestructuur die beschikt over de discretionaire bevoegdheid om besluiten te nemen die bindend zijn voor de partijen bij de overeenkomst, met name op het punt van de bijstelling van de overeenkomst en de regeling van geschillen.

De rechtsgrondslag voor het ontwerpbesluit van de Raad is dan ook niet juist en zou artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag moeten luiden, omdat daarin wordt voorzien in instemming, in plaats van artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag waarin alleen wordt voorzien in raadpleging.

Op haar vergadering van 31 maart 2005 heeft de Commissie juridische zaken op grond van bovenstaande overwegingen en op voorstel van de rapporteur voor rechtsgrondslagen, de heer Manuel Medina Ortega, dan ook met algemene stemmen[3] besloten dat de rechtsgrondslag voor het ontwerpbesluit van de Raad artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag zou moeten luiden in plaats van de eerste alinea van dezelfde bepaling.

Bijgevolg acht de Commissie juridische zaken het verstandig dat het Europees Parlement verzoekt om hernieuwde raadpleging over de sluiting van de overeenkomst in kwestie.

Hoogachtend,

Giuseppe Gargani

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd.
  • [2]  Zie met name het arrest van het HvJEG van 23 februari 1999 in zaak C-42/97, Parlement/Raad, Jur. 1999, blz. I‑869, punt 36.
  • [3]             Bij de stemming waren aanwezig: Andrzej Jan Szejna (wnd. voorzitter), Manuel Medina Ortega (rapporteur voor advies t.v.v. Nicola Zingaretti), Alexander Nuno Alvaro (t.v.v. Antonio Di Pietro), Maria Berger, Marek Aleksander Czarnecki, Bert Doorn, Piia-Noora Kauppi, Kurt Lechner (t.v.v. Antonio López-Istúriz White), Klaus‑Heiner Lehne, Alain Lipietz, Antonio Masip Hidalgo, Aloyzas Sakalas en Jaroslav Zvěřina.

2. ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN OVER DE VOORGESTELDE RECHTSGRONDSLAG

Brief van de Commissie juridische zaken

Betreft:  Rechtsgrondslag van het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13054/2004 - COM(2004)0593 - C6‑0241/2004 – 2004/0199(CNS))[1]

Mijnheer de Voorzitter,

Overeenkomstig artikel 35, lid 2 van het Reglement heeft uw voorganger, de heer Jean-Louis Bourlanges, bij schrijven van 27 januari 2005 de Commissie juridische zaken verzocht de geldigheid en juistheid van de rechtsgrondslag van bovengenoemd Commissievoorstel na te gaan. Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 62, 63, lid 3, 66 en 95, juncto de tweede zin van artikel 300, lid 2, eerste alinea en artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag.

Op haar vergaderingen van 3 februari en 31 maart 2005 behandelde de Commissie juridische zaken dit punt.

De overeenkomst in kwestie heeft ten doel Zwitserland te betrekken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. De overeenkomst verplicht Zwitserland het Schengenacquis te aanvaarden en toe te passen, nu en in de toekomst. Bij artikel 3 van de overeenkomst wordt een gemengd comité ingesteld, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Zwitserse regering, leden van de Raad van de Europese Unie en van de Commissie, dat op bepaalde terreinen beslissingsbevoegdheid heeft.

De vraag is of door de instelling van een dergelijk gemengd comité al dan niet "een specifiek institutioneel kader in het leven (wordt) [geroepen] door het instellen van samenwerkingsprocedures" in de zin van artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag en derhalve instemming van het Europees Parlement is vereist.

Uit de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJEG) komt duidelijk naar voren dat de keuze van de rechtsgrondslag niet afhangt van de discretionaire bevoegdheid van de communautaire wetgever maar moet berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling[2].

Gezien doel en inhoud van het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van bovengenoemde overeenkomst met Zwitserland kan het gemengde comité worden beschouwd als een "specifiek institutioneel kader".

Een dergelijk gemengd comité impliceert immers de creatie van een organisatiestructuur die beschikt over de discretionaire bevoegdheid om besluiten te nemen die bindend zijn voor de partijen bij de overeenkomst, met name op het punt van de naleving van de overeenkomst en de regeling van geschillen.

De rechtsgrondslag voor het ontwerpbesluit van de Raad is dan ook niet juist en zou artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag moeten luiden, omdat daarin wordt voorzien in instemming, in plaats van artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG-Verdrag waarin alleen wordt voorzien in raadpleging.

Op haar vergadering van 31 maart 2005 heeft de Commissie juridische zaken op grond van bovenstaande overwegingen en op voorstel van de rapporteur voor rechtsgrondslagen, de heer Manuel Medina Ortega, dan ook met algemene stemmen[3] besloten dat de rechtsgrondslag voor het ontwerpbesluit van de Raad artikel 300, lid 3, tweede alinea van het EG-Verdrag zou moeten luiden in plaats van de eerste alinea van dezelfde bepaling.

Bijgevolg acht de Commissie juridische zaken het verstandig dat het Europees Parlement verzoekt om hernieuwde raadpleging over de sluiting van de overeenkomst in kwestie.

Hoogachtend,

Giuseppe Gargani

1. PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van sommige bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

Document- en procedurenummers

13049/2004 – COM(2004)0593 – C6‑0240/2004 – 2004/0200(CNS)

Rechtsgrondslag

art. 300, lid 3, eerste alinea EG

Reglementsartikel(en)

art. 51, art. 83, lid 7 en art. 35

Datum raadpleging EP

3.12.2004

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

LIBE
14.12.2004

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

AFET
14.12.2004

 

Geen advies
  Datum besluit

AFET
08.12.2004

 

 

 

 

Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Timothy Kirkhope
25.11.2004

 

Vervangen rapporteur(s)

 

Vereenvoudigde procedure
  Datum besluit

Betwisting rechtsgrondslag
  Datum JURI-advies

JURI
31.3.2005

 

 

Wijziging financiële voorzieningen
  Datum BUDG-advies

 

 

Behandeling in de commissie

18.1.2005

26.4.2005

13.6.2005

 

 

Datum goedkeuring

13.6.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

29
0
0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Edit Bauer, Mihael Brejc, Maria Carlshamre, Michael Cashman, Giusto Catania, Jean-Marie Cavada, Carlos Coelho, Kinga Gál, Elly de Groen-Kouwenhoven, Adeline Hazan, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Barbara Kudrycka, Stavros Lambrinidis, Edith Mastenbroek, Inger Segelström, Manfred Weber, Stefano Zappalà, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Panayiotis Demetriou, Gérard Deprez, Jeanine Hennis-Plasschaert, Antonio Masip Hidalgo, Bill Newton Dunn, Siiri Oviir, Herbert Reul, Marie-Line Reynaud, Kyriacos Triantaphyllides

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid  2)

Datum indiening – A6

17.6.2005

A6-0201/2005

Opmerkingen

...

2. PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis

Document- en procedurenummers

13054/2004 – COM(2004)0593 – C6‑0241/2004 – 2004/0199(CNS)

Rechtsgrondslag

art. 300, lid 3, eerste alinea EG

Reglementsartikel(en)

art. 51, art. 83, lid 7 en art. 35

Datum raadpleging EP

3.12.2004

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

LIBE
14.12.2004

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

AFET
14.12.2004

 

Geen advies
  Datum besluit

AFET
08.12.2004

 

 

 

 

Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Timothy Kirkhope
25.11.2004

 

Vervangen rapporteur(s)

 

Vereenvoudigde procedure
  Datum besluit

Betwisting rechtsgrondslag
  Datum JURI-advies

JURI
31.3.2005

 

 

Wijziging financiële voorzieningen
  Datum BUDG-advies

 

 

Behandeling in de commissie

18.1.2005

26.4.2005

13.6.2005

 

 

Datum goedkeuring

13.6.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

28
0
1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Edit Bauer, Mihael Brejc, Maria Carlshamre, Michael Cashman, Giusto Catania, Jean-Marie Cavada, Carlos Coelho, Kinga Gál, Elly de Groen-Kouwenhoven, Adeline Hazan, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Barbara Kudrycka, Stavros Lambrinidis, Edith Mastenbroek, Inger Segelström, Manfred Weber, Stefano Zappalà, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Panayiotis Demetriou, Gérard Deprez, Jeanine Hennis-Plasschaert, Antonio Masip Hidalgo, Bill Newton Dunn, Siiri Oviir, Herbert Reul, Marie-Line Reynaud, Kyriacos Triantaphyllides

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid  2)

Datum indiening – A6

17.6.2005

A6-0201/2005

Opmerkingen

...

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd.
  • [2]  Zie met name het arrest van het HvJEG van 23 februari 1999 in zaak C-42/97, Parlement/Raad, Jur. 1999, blz. I-869, punt 36.
  • [3]             Bij de stemming waren aanwezig: Andrzej Jan Szejna (wnd. voorzitter), Manuel Medina Ortega (rapporteur voor advies t.v.v. Nicola Zingaretti), Alexander Nuno Alvaro (t.v.v. Antonio Di Pietro), Maria Berger, Marek Aleksander Czarnecki, Bert Doorn, Piia-Noora Kauppi, Kurt Lechner (t.v.v. Antonio López-Istúriz White), Klaus-Heiner Lehne, Alain Lipietz, Antonio Masip Hidalgo, Aloyzas Sakalas en Jaroslav Zvěřina.