VERSLAG over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus

29.6.2005 - (14203/2004 – C6‑0200/2004 – 2000/0238(CNS)) - *

(Hernieuwde raadpleging)
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Wolfgang Kreissl-Dörfler


Procedure : 2000/0238(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0222/2005
Ingediende teksten :
A6-0222/2005
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus

(14203/2004 – C6‑0200/2004 – 2000/0238(CNS))

(Raadplegingsprocedure - hernieuwde raadpleging)

Het Europees Parlement,

–   gezien het ontwerp van de Raad (14203/2004)[1],

–   gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2002)0326)[2],

–   gezien zijn op 20 september 2001 bepaalde standpunt[3],

–   gelet op artikel 63, lid 1, letter d) van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 67 van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0200/2004),

–   gelet op de artikelen 51, 41, lid 4 en 55, lid 3 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie juridische zaken (A6‑0222/2005),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG‑Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Raad voorgestelde tekst

 

Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 1 bis (nieuw)

 

(1 bis) Elke lidstaat moet een volledig nationaal wettelijk kader inzake asiel hebben dat ten minste de basisbescherming van de internationale asielwetgeving biedt;

Amendement 2

Overweging 2

(2) De Europese Raad is bij zijn bijzondere bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, als aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 ("Verdrag van Genève"), en aldus het beginsel van non‑refoulement te bekrachtigen en ervoor te zorgen dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging.

(2) De Europese Raad is bij zijn bijzondere bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, als aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 ("Verdrag van Genève"), en aldus het beginsel van non‑refoulement te bekrachtigen en ervoor te zorgen dat niemand wordt teruggestuurd naar een land of een gebied waar zijn leven of vrijheden bedreigd kunnen worden.

Motivering

Het belang van het beginsel van non-refoulement moet worden benadrukt, omdat dit de hoeksteen is van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

Amendement 3

Overweging 3 bis (nieuw)

 

(3 bis) Op zijn bijeenkomst van 4 en 5 november 2004 in Den Haag bevestigde de Europese Raad zijn in Tampere besloten aanpak en kwam hij overeen om vóór 2010 een gemeenschappelijke asielprocedure in te voeren voor personen aan wie de vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming is toegekend.

Motivering

Het programma van Den Haag, de follow-up van Tampere, moet genoemd worden.

Amendement 4

Overweging 5

(5) Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om in de Europese Gemeenschap een minimum­kader voor procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in te voeren.

(5) Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om in de Europese Gemeenschap een minimum­kader voor procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in te voeren en zodoende ervoor te zorgen dat geen enkele lidstaat een asielzoeker op welke wijze dan ook het land uitzet of terugstuurt naar de grens van grondgebieden waar zijn of haar leven of vrijheid wordt bedreigd op grond van ras, geslacht, godsdienst, nationaliteit, taal, seksuele geaardheid of lidmaatschap van een bepaalde maatschappelijke groep, politieke stroming of minderheid, in overeenstemming met internationale normen, met name het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 en de conclusies van Tampere inzake asiel.

Motivering

Het beginsel van non-refoulement is de hoeksteen van het Verdrag van Genève en van de conclusies van Tampere met betrekking tot asiel en moet uitdrukkelijk als algemene regel in het begin van de tekst worden genoemd.

Amendement 5

Overweging 8

(8) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(8) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, en in alle bestaande internationale verdragen, in het bijzonder het Verdrag van Genève.

Motivering

De noodzaak tot eerbiediging van het bestaande internationaal recht, het Handvest en de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht moet worden onderstreept en gelden voor de gehele richtlijn.

Amendement 6

Overweging 9

(9) Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn en die discriminatie verbieden.

(9) Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn en die alle vormen van discriminatie verbieden.

Motivering

Benadrukt moet worden dat volgens deze richtlijn alle vormen van discriminatie zijn verboden.

Amendement 7

Overweging 11

(11) Het is in het belang van zowel de lidstaten als de asielzoekers dat zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen inzake asielverzoeken. De organisatie van de behandeling van asielverzoeken wordt overgelaten aan het oordeel van de lidstaten opdat deze in overeen­stemming met hun nationale behoeften een bepaald geval bij voorrang of sneller kunnen behandelen, met inachtneming van de normen in deze richtlijn.

(11) Het is in het belang van zowel de lidstaten als de asielzoekers dat zo spoedig mogelijk een beslissing wordt genomen inzake asielverzoeken, wat betekent dat er snelle efficiënte procedures moeten bestaan die niet langer duren dan 6 maanden. De organisatie van de behandeling van asielverzoeken wordt overgelaten aan het oordeel van de lidstaten opdat deze in overeen­stemming met hun nationale behoeften een bepaald geval bij voorrang of sneller kunnen behandelen, met inachtneming van de normen in deze richtlijn.

Motivering

Het is van wezenlijk belang dat er snelle en efficiënte procedures bestaan. Omdat de termijnen sterk verschillen tussen de lidstaten, moet er een gemiddelde duur worden vastgesteld, zodat een rechtvaardiger situatie ontstaat zowel voor de asielzoekers als voor de lidstaten die de verantwoordelijkheden dan gelijkelijk delen.

Amendement 8

Overweging 13

(13) Teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van Genève correct als zodanig worden erkend, moet elke asiel­zoeker, behoudens bepaalde uitzonderingen, daadwerkelijk toegang hebben tot de procedures, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over voldoende procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden. Voorts moet de procedure voor het onderzoeken van een asielaanvraag de asielzoeker normaliter tenminste het recht geven om te blijven in afwachting van een beslissing van de beslissingsautoriteit, alsmede toegang tot de diensten van een tolk om de eigen zaak uiteen te zetten in geval van een onderhoud met de autoriteiten, de mogelijkheid om contact op te nemen met de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) of met andere organisaties die namens de UNHCR optreden, het recht op passende kennis­geving van een beslissing, motivering van die beslissing in feite en in rechte, de mogelijkheid om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen, en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie, in een taal die hij redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen.

(13) Teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van Genève correct als zodanig worden erkend, moet elke asiel­zoeker daadwerkelijk toegang hebben tot de procedures, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden. Voorts moet de procedure voor het onderzoeken van een asielaanvraag de asielzoeker tenminste het recht geven om te blijven in afwachting van een beslissing van de beslissingsautoriteit, alsmede toegang tot de diensten van een tolk om de eigen zaak uiteen te zetten in geval van een onderhoud met de autoriteiten, de mogelijkheid om contact op te nemen met de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) of met andere organisaties die namens de UNHCR optreden, het recht op passende kennis­geving van een beslissing, motivering van die beslissing in feite en in rechte, de mogelijkheid om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen, en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie, in een taal die hij begrijpt.

 

(De schrapping van de zinsnede "redelijkerwijs geacht kan worden" geldt voor de hele tekst. Bij goedkeuring van het amendement moet de tekst overal dienovereenkomstig worden aangepast.)

Motivering

Het beginsel van een daadwerkelijk rechtsmiddel moet altijd van toepassing zijn. Asielzoekers moeten worden geïnformeerd in een taal die zij begrijpen en niet in een taal zij redelijkerwijs geacht worden te begrijpen.

Amendement 9

Overweging 14

(14) Voorts moeten voor alleenstaande minderjarigen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen worden vastgelegd. In dit verband moeten de lidstaten in de eerste plaats de belangen van het kind in overweging nemen.

(14) Voorts moeten voor alleenstaande kinderen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen worden vastgelegd. In dit verband moeten de lidstaten in de eerste plaats de belangen van het kind tijdens de gehele asielprocedure overeenkomstig artikel 3 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind in overweging nemen.

(Dit amendement geldt voor de hele tekst. Bij goedkeuring van het amendement moet de tekst overal dienovereenkomstig worden aangepast.)

Motivering

Het is beter om de term "kinderen" en niet "minderjarigen" te gebruiken om in lijn te blijven met de terminologie van het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Amendement 10

Overweging 16

(16) Veel asielverzoeken worden gedaan aan de grens of in een transitzone van een lidstaat voor­dat een beslissing over de toegang van de asielzoeker is genomen. De lidstaten moeten bestaande procedures kunnen behouden die zijn aangepast aan de specifieke situatie van deze asielzoekers aan de grens. Er moeten gemeenschappelijke regels worden vastgesteld inzake de mogelijke uitzonderingen die in deze omstandigheden worden gemaakt ten aanzien van de waarborgen die asielzoekers normaliter genieten. Grensprocedures zijn voornamelijk van toepassing op asielzoekers die niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot het grond­gebied van de lidstaten.

(16) Veel asielverzoeken worden gedaan aan de grens of in een transitzone van een lidstaat voor­dat een beslissing over de toegang van de asielzoeker is genomen. De lidstaten moeten bestaande procedures kunnen behouden die zijn aangepast aan de specifieke situatie van deze asielzoekers aan de grens. Grensprocedures zijn voornamelijk van toepassing op asielzoekers die niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot het grond­gebied van de lidstaten.

Motivering

Het beginsel van niet-discriminatie vereist dat asielzoekers, ongeacht het feit of zij asiel aanvragen aan de grens van het land of in het land, worden behandeld overeenkomstig dezelfde basisbeginselen en met dezelfde waarborgen. Er is geen grond om de juridische procedures bij aanvragen aan de grens minder veeleisend te maken.

Amendement 11

Overweging 17 bis (nieuw)

 

(17 bis) Gelet op het bestaan van mensensmokkel en ter bescherming van de belangen van asielzoekers mogen asielzoekers op generlei wijze bij hun aanvraag worden gediscrimineerd op grond van het feit dat zij langs die weg de lidstaat zijn binnengekomen.

Motivering

Mensensmokkel is een van de belangrijkste kanalen om een lidstaat binnen te komen. Asielzoekers mogen echter niet worden benadeeld op grond van het feit dat zij de enige mogelijkheid om aan vervolging te ontkomen hebben aangegrepen.

Amendement 12

Overweging 18

(18) Gezien het bereikte niveau van harmonisatie betreffende de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling, moeten gemeenschappelijke criteria voor het aanmerken van derde landen als veilige landen van herkomst worden vastgesteld.

(18) Gezien het bereikte niveau van harmonisatie betreffende de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling, moeten gemeenschappelijke criteria voor het aanmerken van derde landen als veilige landen van herkomst worden vastgesteld en moet worden gezorgd voor een correcte en efficiënte evaluatie en toepassing.

Motivering

De beste resultaten kunnen alleen worden behaald als de regeling zo goed mogelijk wordt toegepast.

Amendement 13

Overweging 19

(19) Indien de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan deze criteria met betrekking tot een bepaald land van herkomst is voldaan, en bijgevolg dat land heeft opgenomen op de minimale gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst die op grond van deze richtlijn zal worden aangenomen, moeten de lidstaten worden verplicht, verzoeken van personen met de nationaliteit van dat land of van staatlozen die vroeger gewoonlijk in dat land verbleven, te onderzoeken op basis van de contradictoire veronderstelling dat dat land veilig is. Gezien het politieke belang van de aanmerking van veilige landen van herkomst, met name in het licht van de gevolgen van een beoordeling van de mensenrechtensituatie in een land van oorsprong en de gevolgen daarvan voor het beleid van de Europese Unie op het gebied van de externe betrekkingen, moet de Raad alle beslissingen tot vaststelling en wijziging van de lijst nemen na raadpleging van het Europees Parlement.

(19) Indien de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan deze criteria met betrekking tot een bepaald land van herkomst is voldaan, en bijgevolg dat land heeft opgenomen op de gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst die op grond van deze richtlijn zal worden aangenomen, kunnen de lidstaten verzoeken van personen met de nationaliteit van dat land of van staatlozen die vroeger gewoonlijk in dat land verbleven, onderzoeken op basis van de contradictoire veronderstelling dat dat land veilig is. Gezien het politieke belang van de aanmerking van veilige landen van herkomst, met name in het licht van de gevolgen van een beoordeling van de mensenrechtensituatie in een land van oorsprong en de gevolgen daarvan voor het beleid van de Europese Unie op het gebied van de externe betrekkingen, moet de Raad alle beslissingen tot vaststelling en wijziging van de lijst nemen in medebeslissing met het Europees Parlement.

Motivering

De rapporteur is van mening dat lidstaten die geen lijst met veilige landen hebben niet moeten worden verplicht om er een vast te stellen. Bovendien zou de gemeenschappelijke lijst op Europees niveau de enig toegestane lijst moeten zijn en geen minimale die de lidstaten de mogelijkheid geeft om nationale lijsten te hanteren. De lijst die niet bij deze richtlijn maar bij een ander wetsbesluit zal worden vastgesteld, moet worden overeengekomen in medebeslissing door de Raad en het Europees Parlement. Volgens het EG-Verdrag (artikel 67, lid 5, eerste streepje) is de procedure die moet worden toegepast nadat de Raad wetgeving inzake de gemeenschappelijke regels en basisbeginselen voor asielaanvragen heeft vastgesteld de medebeslissingsprocedure.

Amendement 14

Overweging 20

(20) Uit de status van Bulgarije en Roemenië als kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en uit de vorderingen van deze landen op weg naar het lidmaatschap vloeit voort dat ze voor de toepassing van deze richtlijn tot de datum van hun toetreding tot de Europese Unie als veilige landen van herkomst moeten worden beschouwd.

Schrappen

Motivering

Het is prematuur om Roemenië en Bulgarije als veilig land van herkomst te beschouwen. Ondanks de goedkeuring van asielbepalingen zijn er nog tekortkomingen in de wetgeving en de uitvoering.

Amendement 15

Overweging 21

(21) De aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in het betrokken land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een asielzoeker ernstige redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem terzake doende kan worden beschouwd.

(21) De aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land, met name de eerbiediging van het internationaal recht op het punt van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de bescherming van vluchtelingen, en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in het betrokken land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een asielzoeker ernstige redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem terzake doende kan worden beschouwd.

Motivering

De naleving door derde landen van het internationaal recht op het punt van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de bescherming van vluchtelingen moet een basiscriterium zijn voor de aanmerking van een derde land als veilig land (zie Bijlage II van de richtlijn).

Amendement 16

Overweging 22

(22) De lidstaten moeten alle verzoeken onderzoeken op de inhoud, met andere woorden beoordelen of de betrokken asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, behoudens andere bepalingen in onderhavige richtlijn, met name indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een ander land het onderzoek zal doen of voldoende bescherming zal verlenen. De lidstaten dienen met name niet te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien een eerste land van asiel de asielzoeker de vluchtelingenstatus of anderszins voldoende bescherming heeft verleend en indien de asielzoeker opnieuw in dat land zal worden toegelaten.

(22) De lidstaten moeten alle verzoeken onderzoeken op de inhoud, met andere woorden beoordelen of de betrokken asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, tenzij is vastgesteld dat een ander land bevoegd is voor het onderzoek en gelijkwaardige adequate bescherming kan bieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend*. De lidstaten dienen met name niet te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien een eerste land van asiel de asielzoeker de vluchtelingenstatus of anderszins afdoende bescherming heeft verleend en indien de asielzoeker opnieuw in dat land zal worden toegelaten.

 

__________
* PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.

(Dit amendement geldt voor de gehele tekst. Indien het wordt aangenomen, moeten overal de nodige wijzigingen worden aangebracht)

Motivering

De term "voldoende" lijkt een lager beschermingsniveau aan te duiden en moet dan ook worden vervangen door "afdoende".

Amendement 17

Overweging 23

(23) De lidstaten dienen evenmin te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien op grond van een verband met een derde land, als omschreven in de nationale wetgeving, redelijkerwijs kan worden verwacht dat de asielzoeker in dat derde land bescherming zoekt. De lidstaten mogen slechts op die basis handelen indien de asielzoeker in het betrokken derde land veilig is. Teneinde secundaire stromen asielzoekers te vermijden, moeten gemeenschappelijke principes worden vastgesteld voor het als veilig beschouwen of aanmerken van derde landen door de lidstaten.

schrappen

Amendement 18

Overweging 24

(24) Voorts zouden de lidstaten met betrekking tot bepaalde Europese derde landen, die bijzonder hoge normen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen in acht nemen, het recht moeten hebben om asielverzoeken betreffende asielzoekers die vanuit deze Europese derde landen hun grondgebied binnenkomen, niet of niet volledig te onderzoeken. Gezien de mogelijke gevolgen voor de asielzoeker van een beperkt of niet uitgevoerd onderzoek moet deze toepassing van het begrip veilig derde land worden beperkt tot zaken in verband met derde landen waarvoor de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan de in onderhavige richtlijn vastgestelde hoge normen voor de veiligheid van het betrokken derde land is voldaan. De Raad moet de beslissingen terzake nemen na raadpleging van het Europees Parlement.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij amendement 35.

Amendement 19

Overweging 25

(25) De aard van de in onderhavige richtlijn bepaalde gemeenschappelijke normen betreffende de twee begrippen veilig derde land impliceert dat de praktische gevolgen van deze begrippen afhangen van de vraag of het betrokken derde land de betrokken asielzoeker op zijn grond­gebied toelaat.

(25) De aard van de in onderhavige richtlijn bepaalde gemeenschappelijke normen betreffende het begrip veilig derde land impliceert dat de praktische gevolgen van dit begrip afhangen van de vraag of het betrokken derde land de betrokken asielzoeker op zijn grond­gebied toelaat.

Motivering

Het enige door de rapporteur aanvaarde begrip is het veilige land van herkomst, niet het "superveilige".

Amendement 20

Overweging 26

(26) Met betrekking tot het intrekken van de vluchtelingenstatus zien de lidstaten erop toe dat de personen die de vluchtelingenstatus bezitten, naar behoren worden ingelicht over een eventuele heroverweging van hun status en de gelegenheid hebben hun standpunt naar voren te brengen voordat de autoriteiten een gemotiveerde beslissing tot intrekking van hun status kunnen nemen. Van deze waarborgen kan evenwel worden afgezien indien de redenen voor de beëindiging van de vluchtelingenstatus geen verband houden met een wijziging van de voorwaarden waarop de erkenning was gebaseerd.

(26) Met betrekking tot het intrekken van de vluchtelingenstatus zien de lidstaten erop toe dat de personen die de vluchtelingenstatus bezitten, naar behoren worden ingelicht over een eventuele heroverweging van hun status en de gelegenheid hebben hun standpunt naar voren te brengen voordat de autoriteiten een gemotiveerde beslissing tot intrekking van hun status kunnen nemen.

Amendement 21

Overweging 27

(27) Krachtens een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht moet tegen beslissingen inzake een asielverzoek en inzake de intrekking van de vluchtelingenstatus een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaan voor een rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Of het om een daadwerkelijk rechts­middel gaat, hangt, ook wat het onderzoek van de relevante feiten betreft, af van het ‑ als één geheel beschouwde ‑ bestuurlijke en justitiële systeem van elke lidstaat.

(27) Krachtens een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht moet tegen beslissingen inzake een asielverzoek en inzake de intrekking van de vluchtelingenstatus een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaan voor een rechterlijke instantie in de zin van artikel 234 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Besluiten over een asielaanvraag moeten openstaan voor een beroep dat bestaat uit een onderzoek door een rechterlijke instantie naar zowel de feiten als de procedures. De aanvrager moet de garantie krijgen niet te worden uitgezet totdat een rechterlijke instantie hangende het beroep een uitspraak heeft gedaan over het recht om te blijven.

Motivering

Het beginsel van een daadwerkelijk rechtsmiddel is een algemeen beginsel in het internationaal recht en neergelegd in EG-wetgeving (zie C-222/84), in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in artikel 13 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens. Volgens het Europees Hof voor de rechten van de mens impliceert dit recht dat een asielaanvrager op het grondgebied van een lidstaat mag blijven totdat een definitief besluit over de aanvraag is genomen. Het daadwerkelijk rechtsmiddel impliceert dat het beroep een opschortende werking moet hebben.

Amendement 22

Overweging 28

(28) Overeenkomstig artikel 64 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap laat deze richtlijn de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet.

Schrappen

Motivering

Deze overweging hoort niet in de richtlijn thuis.

Amendement 23

Overweging 29 bis (nieuw)

 

(29 bis) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[4], is van toepassing op de persoonsgegevens die in het kader van de toepassing van deze richtlijn worden verwerkt. Richtlijn 95/46/EG is ook van toepassing op de verstrekking van gegevens door de lidstaten aan de UNHCR in het kader van de uitoefening van zijn mandaat krachtens het Verdrag van Genève. Deze verstrekking hangt af van het beschermingsniveau voor persoonsgegevens dat door de UNHCR passend wordt geacht.

Motivering

Deze zeer belangrijke overweging stond in het herziene voorstel van de Commissie.

Amendement 24

Overweging 29 quinquies (nieuw)

 

(29 quinquies) De lidstaten dienen sancties vast te stellen voor inbreuken op de nationale bepalingen die ter uitvoering van deze richtlijn zijn vastgesteld.

Motivering

Deze zeer belangrijke overweging stond in het herziene voorstel van de Commissie.

Amendement 25

Artikel 1

Deze richtlijn beoogt de vaststelling van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.

Deze richtlijn beoogt de vaststelling van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus die in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève en met Richtlijn 2004/83/EG.

Motivering

De richtlijn dient in overeenstemming te zijn met het internationaal asielrecht.

Amendement 26

Artikel 1 bis (nieuw)

 

Artikel 1 bis

De richtlijn eerbiedigt alle bestaande internationale verplichtingen van de lidstaten en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, inzonderheid artikel 18, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht.

Motivering

De eerbiediging van de grondrechten en met name de verwijzing naar het recht op asiel in het Handvest moet niet alleen in een overweging maar ook in een artikel worden onderstreept.

Amendement 27

Artikel 2, letter e)

e) "beslissingsautoriteit": elk semi-rechterlijk of administratief orgaan in een lidstaat dat met de behandeling van asielverzoeken is belast en bevoegd is daarover in eerste aanleg een beslissing te nemen, behoudens bijlage I;

e) "beslissingsautoriteit": elk rechterlijk of administratief orgaan in een lidstaat dat met de behandeling van asielverzoeken is belast en bevoegd is daarover in eerste aanleg een beslissing te nemen, behoudens bijlage I;

Motivering

Het beslissingsorgaan is ofwel bevoegd om asielverzoeken te behandelen of het is hiervoor niet geschikt en kan dit dus niet doen. De toevoeging "semi" doet twijfels rijzen aan de wettigheid van dit orgaan.

Amendement 28

Artikel 2, letter g)

g) "vluchtelingenstatus": de erkenning, door een lidstaat, van een onderdaan van een derde land of een staatloze als vluchteling;

g) "vluchtelingenstatus": de erkenning van deze status die de asielzoeker is verleend door een lidstaat;

Motivering

Zoals in het vorige amendement wordt vluchteling gedefinieerd als elke persoon die beantwoordt aan de in het Verdrag van Genève vastgelegde criteria. Elke beschrijving of specificatie kan te beperkt blijken. De vluchtelingenstatus is de erkenning die de asielzoeker is verleend door de lidstaat.

Amendement 29

Artikel 2, definitie (h)

(h) "niet-begeleide minderjarige": een persoon jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; hieronder vallen minderjarigen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen;

(h) "niet-begeleid kind" of "gescheiden kind": een persoon jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; hieronder vallen kinderen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen;

een "niet-begeleid kind" is een kind dat gescheiden is van beide ouders en andere verwanten of de wettelijke voogd of de voogd naar gewoonterecht; een "gescheiden kind" is een kind dat wordt begeleid door een volwassene die de verantwoordelijkheid voor langdurige zorg voor het kind niet wil of kan dragen.

In deze richtlijn verwijst "niet-begeleide minderjarige" zowel naar "niet-begeleide kinderen" als naar "gescheiden kinderen";

Motivering

Om in lijn te blijven met de internationale terminologie in regelgeving inzake mensenrechten en vluchtelingen.

Amendement 30

Artikel 3, lid 1, letter a) (nieuw)

 

a) Deze richtlijn wordt uitgevoerd en omgezet in nationale wetgeving met inachtneming van de fundamentele mensenrechten en de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht worden erkend. Ook het internationale recht en de overeenkomsten van de Verenigde Naties worden in acht genomen.

Motivering

De noodzaak om de fundamentele mensenrechten te eerbiedigen, met een speciale verwijzing naar het Handvest van de grondrechten van de EU, alsook alle bestaande verplichtingen uit hoofde van de internationale wetgeving na te komen moet worden benadrukt buiten Hoofdstuk II (behoudens een aantal uitzonderingen).

Amendement 31

Artikel 3, lid 1, letter b) (nieuw)

 

b) Deze richtlijn wordt uitgevoerd en omgezet in nationale wetgeving met inachtneming van alle bestaande internationale verplichtingen van de EU en de lidstaten, met name het Verdrag van Genève en de met derde landen gesloten partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten.

Motivering

Zie amendement 1.

Amendement 32

Artikel 3, lid 1 bis (nieuw)

1 bis. Deze richtlijn wordt zonder enige vorm van discriminatie toegepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Verdrag en overeenkomstig de internationale verdragen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen.

Motivering

De lidstaten moeten deze richtlijn toepassen overeenkomstig het beginsel van non-discriminatie zoals omschreven in artikel 13 van het Verdrag en de internationale verdragen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen.

Amendement 33

Artikel 3 bis, lid 1, alinea 1

1. De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, met name artikel 7, lid 2, en artikel 8.

1. De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, met name artikel 7, lid 2, artikel 8 en artikel 10, lid 1.

Motivering

Het recht op een persoonlijk onderhoud is een essentieel recht in de asielprocedure dat geëerbiedigd dient te worden.

Amendement 34

Artikel 3 bis, lid 2, letter b)

b) het nemen van een beslissing over het verzoek in het licht van de bepalingen inzake nationale veiligheid, op voorwaarde dat de beslissingsautoriteit wordt geraadpleegd vooraleer de beslissing wordt genomen of de asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad;

b) het nemen van een beslissing over het verzoek in het licht van de bepalingen inzake nationale veiligheid, onder nakoming van de internationale verdragen, het Handvest van de grondrechten en de persoonlijke vrijheden, op voorwaarde dat de beslissingsautoriteit wordt geraadpleegd vooraleer de beslissing wordt genomen of de asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad;

Motivering

Zoals al eerder uitgelegd, geldt de autonomie van elke lidstaat op het gebied van openbare orde en binnenlandse veiligheid alleen als de internationale verdragen en het Handvest van de grondrechten worden nageleefd en de persoonlijke vrijheden gewaarborgd zijn.

Amendement 35

Artikel 3 bis, lid 2, letter (e)

(e) het weigeren van de toegang in het kader van de procedure van artikel 35, leden 2 tot en met 5, onder de in deze leden bepaalde voorwaarden;

(e) het weigeren van de toegang in het kader van de procedure van artikel 35, onder de in deze leden bepaalde voorwaarden;

Motivering

In verband met de wijziging van artikel 35.

Amendement 36

Artikel 3 bis, lid 2, letter (f)

(f) de vaststelling dat een asielzoeker de lidstaat vanuit een veilig derde land is binnen­gekomen of tracht binnen te komen overeenkomstig artikel 35 bis, onder de in dit artikel bepaalde voorwaarden.

Schrappen

Motivering

In verband met de schrapping van artikel 35 bis over "superveilige" derde landen.

Amendement 37

Artikel 3 bis, lid 3

3. Bij het aanwijzen van autoriteiten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 dragen de lidstaten er zorg voor dat het personeel van deze autoriteiten over de passende kennis beschikt of de nodige opleiding krijgt om zijn verplichtingen in het kader van de toepassing van deze richtlijn na te komen.

3. Bij het aanwijzen van autoriteiten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 dragen de lidstaten er zorg voor dat het personeel van deze autoriteiten over de passende kennis en opleiding beschikt om zijn verplichtingen in het kader van de toepassing van deze richtlijn na te komen.

Motivering

Het personeel moet naar behoren worden opgeleid gezien de gevoelige en delicate aard van hun werk.

Amendement 38

Artikel 4 bis (nieuw)

 

Artikel 4 bis

Geen lidstaat zal een asielzoeker op welke wijze dan ook uitzetten of terugsturen naar het grondgebied waar zijn of haar leven of vrijheid in gevaar is op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde maatschappelijke groep of politieke overtuiging of waar hij of zij een reëel risico loopt te worden mishandeld of op onmenselijke of vernederende wijze te worden behandeld.

Motivering

Het beginsel van non-refoulement is de hoeksteen van het Verdrag van Genève waarop volgens de conclusies van Tampere de gemeenschappelijke asielprocedure zal worden gebaseerd. Daarom moet dit uitdrukkelijk worden genoemd onder de basisbeginselen en waarborgen.

Amendement 39

Artikel 5, lid 1

1. De lidstaten kunnen voorschrijven dat asielverzoeken persoonlijk en/of op een aangewezen plaats moeten worden ingediend.

1. De lidstaten kunnen voorschrijven dat asielverzoeken persoonlijk en/of op een aangewezen plaats moeten worden ingediend. De lidstaten zouden moeten toestaan dat het verzoek in bepaalde omstandigheden door een wettige vertegenwoordiger wordt ingediend namens de betrokkene.

Motivering

Een asielzoeker in hechtenis bij voorbeeld zou vertegenwoordigd moeten kunnen worden door een advocaat.

Amendement 40

Artikel 5, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. Aanvragen van niet-begeleide kinderen en andere personen in een bijzonder kwetsbare positie genieten prioriteit bij het onderzoek en de besluitvorming, waarbij de relevante formele en materiële vereisten in acht moeten worden genomen. Ook het onderzoek van en de besluitvorming over duidelijk gegronde verzoeken genieten prioriteit.

Motivering

De asielprocedure moet zijn afgestemd op de specifieke behoeften van asielzoekers die in een bijzonder kwetsbare positie verkeren of wier asielaanvraag duidelijk gegrond is.

Amendement 41

Artikel 5, lid 3 ter (nieuw)

 

3 ter. In gevallen waarin ten laste van de asielzoeker komende meerderjarigen instemmen met de indiening van een aanvraag in hun naam, in overeenstemming met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, geldt het beginsel dat in de gehele asielprocedure in de eerste plaats de belangen van het kind worden gediend.

Motivering

In overeenstemming met het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Amendement 42

Artikel 5, lid 4, inleidende formule

4. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving bepalen:

4. De lidstaten kunnen, mits zij handelen overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, in hun nationale wetgeving bepalen:

Motivering

Zie artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en het EHRM.

Amendement 43

Artikel 5, lid 4, letter c)

c) in welke gevallen de indiening van een asielverzoek ook wordt beschouwd als de indiening van een asielverzoek voor ongehuwde minderjarigen.

Schrappen

Motivering

Het feit dat een asiel aanvragend kind getrouwd is, betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij of zij geen internationale bescherming behoeft.

Amendement 44

Artikel 5, lid 5 bis (nieuw)

 

5 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die een asielaanvraag wil indienen onverwijld uitvoerige informatie ontvangt over de procedure en zijn/haar rechten en verplichtingen in zijn/haar eigen taal.

Motivering

Het recht om volledige informatie te ontvangen in een voor de aanvrager begrijpelijke taal is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de procedure op een eerlijke wijze wordt toegepast.

Amendement 45

Artikel 6, lid 1

1. Asielzoekers mogen in de lidstaat blijven, louter ten behoeve van de procedure, totdat de beslissingsautoriteit overeenkomstig de in hoofdstuk III uiteengezette procedures in eerste aanleg een beslissing heeft genomen. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning.

1. Asielzoekers mogen in de lidstaat blijven waarin het asielverzoek is ingediend of wordt behandeld totdat een definitief besluit is genomen of de beroepsmogelijkheden zijn uitgeput. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning.

Motivering

Het beginsel van een daadwerkelijk rechtsmiddel is een algemeen beginsel in het internationaal recht en neergelegd in EG-wetgeving (zie C-222/84), in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in artikel 13 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens. Volgens het Europees Hof voor de rechten van de mens impliceert dit recht dat een asielaanvrager op het grondgebied van een lidstaat mag blijven totdat een definitief besluit over de aanvraag is genomen. Het daadwerkelijk rechtsmiddel impliceert dat het beroep een opschortende werking moet hebben.

Amendement 46

Artikel 6, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. De lidstaten mogen alleen afwijken van lid 1 indien is vastgesteld dat het verzoek duidelijk ongegrond of abusief is. In dergelijke gevallen moet een rechterlijke instantie of een andere onafhankelijke autoriteit de niet-opschortende werking toetsen en bevestigen op basis van een nieuw onderzoek naar de feiten en de waarschijnlijkheid dat een beroep succesvol is.

Motivering

Een afwijking van de regel mag alleen worden toegestaan in duidelijk ongegronde of abusieve gevallen.

Amendement 47

Artikel 7, lid 1

1. Onverminderd artikel 23, lid 4, punt i), zorgen de lidstaten ervoor dat asielverzoeken niet worden afgewezen of van behandeling worden uitgesloten louter op grond van het feit dat zij niet zo snel mogelijk zijn ingediend.

1. Onverminderd artikel 23, lid 4, punt i), zorgen de lidstaten ervoor dat asielverzoeken niet worden afgewezen of van behandeling worden uitgesloten op grond van het feit dat zij niet zo snel mogelijk zijn ingediend.

Motivering

Om te voorkomen dat late aanvragen niet op de inhoud worden beoordeeld maar alleen op het feit dat zij laat zijn ingediend. Bovendien betekent late indiening volgens het arrest in de zaak Jabari tegen Turkije (EHRM) en de UNCAT-commissie nog niet dat er geen serieus risico op vervolging bestaat.

Amendement 48

Artikel 7, lid 2, letter (a)

(a) het onderzoek naar en de beslissing over asielverzoeken individueel, objectief en onpartijdig wordt verricht, respectievelijk genomen;

(a) het onderzoek naar en de beslissing over asielverzoeken individueel, objectief en onpartijdig wordt verricht, respectievelijk genomen overeenkomstig deze richtlijn en de internationale mensenrechten- en vluchtelingenwetgeving;

Motivering

Om te verzekeren dat de richtlijn in overeenstemming is met het internationaal recht.

Amendement 49

Artikel 7, lid 2, letter (b)

(b) er nauwkeurige en actuele informatie wordt verzameld uit verschillende bronnen, zoals informatie van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR), over de algemene situatie in de landen van oorsprong van asielzoekers en, waar nodig, in de landen van doorreis, en dat het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist, over deze informatie kan beschikken;

(b) er nauwkeurige en actuele informatie wordt verzameld uit verschillende bronnen, zoals informatie van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) en van andere maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn in de landen van oorsprong van de asielzoekers, over de algemene situatie in de landen van oorsprong van asielzoekers op burgerlijk, juridisch en politiek vlak en met name op het punt van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en dat het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist, over deze informatie kan beschikken;

Motivering

Maatschappelijke organisaties in het land van oorsprong kunnen ter zake kundige informatie over de mensenrechtensituatie in het land verstrekken.

Of een derde land veilig is, moet op individuele basis worden besloten en de asielzoeker moet een belangrijke binding hebben met het land, via familie of een gemeenschap in bredere zin.

De behandeling van asielaanvragen moet geschieden op basis van informatie waarmee een oordeel kan worden gevormd over de situatie in het land van oorsprong van de asielzoeker op burgerlijk, juridisch en politiek vlak, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zodat de bevoegde autoriteiten een objectief en onpartijdig besluit kunnen nemen.

Amendement 50

Artikel 7, lid 2, letter (c)

(c) het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist op de hoogte is van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht.

(c) het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist een opleiding en instructies heeft ontvangen en op de hoogte is van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht.

Motivering

Om ervoor te zorgen dat elke aanvraag eerlijk en grondig wordt behandeld, moet het personeel naar behoren zijn opgeleid op het desbetreffende vakgebied.

Amendement 51

Artikel 7, lid 4

4. De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen voor de vertaling van stukken die relevant zijn voor de behandeling van asielverzoeken.

4. De lidstaten stellen voorschriften vast voor de vertaling van stukken die relevant zijn voor de behandeling van asielverzoeken.

Motivering

Vertaling is cruciaal bij asielprocedures.

Amendement 52

Artikel 8, lid 1

1. De lidstaten zorgen ervoor dat beslissingen over asielverzoeken schriftelijk worden bekendgemaakt.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle beslissingen over asielverzoeken schriftelijk worden bekendgemaakt.

Motivering

Alle beslissingen moeten schriftelijk worden vastgelegd.

Amendement 53

Artikel 8, lid 1

1. De lidstaten zorgen ervoor dat beslissingen over asielverzoeken schriftelijk worden bekend­gemaakt.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat beslissingen over asielverzoeken schriftelijk worden bekend­gemaakt in een taal die de asielzoeker begrijpt.

Motivering

Asielzoekers moeten voorlichting krijgen in een taal die zij begrijpen. Vooral in het geval van een afwijzende beslissing moeten de feitelijke en rechtelijke redenen die tot dit besluit hebben geleid en de beroepsmogelijkheden bekend worden gemaakt.

Amendement 54

Artikel 8, lid 2, alinea 2

De lidstaten hoeven het niet-toekennen van de vluchtelingenstatus niet te motiveren in de beslissing waarbij aan de asielzoeker een status wordt toegekend die dezelfde rechten en voordelen krachtens het nationaal en het Gemeenschapsrecht biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad. In deze gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat het niet-toekennen van de vluchtelingenstatus in het dossier van de asielzoeker wordt gemotiveerd, en dat de asielzoeker op verzoek toegang krijgt tot zijn dossier.

De lidstaten hoeven het niet-toekennen van de vluchtelingenstatus niet te motiveren in de beslissing waarbij aan de asielzoeker een status wordt toegekend die dezelfde rechten en voordelen krachtens het nationaal en het Gemeenschapsrecht biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad. In deze gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat het niet-toekennen van de vluchtelingenstatus in het dossier van de asielzoeker wordt gemotiveerd, en dat de asielzoeker of zijn juridisch adviseur of wettig vertegenwoordiger op verzoek toegang krijgt tot zijn dossier.

Motivering

Het recht om steeds op de hoogte gehouden te worden van de wijze van behandeling van een asielverzoek mag nooit worden aangetast. De asielzoeker moet met name in staat worden gesteld om te begrijpen wat over hem wordt beslist, zodat hij tijdig en op de juiste wijze beroep kan aantekenen om zijn rechten te laten gelden.

Amendement 55

Artikel 8, lid 2, alinea 3

Voorts hoeven de lidstaten geen informatie te verstrekken over de wijze waarop tegen een negatieve beslissing in samenhang met deze beslissing schriftelijk beroep kan worden aangetekend, indien de asielzoeker in een vroeger stadium, ofwel schriftelijk ofwel met voor hem beschikbare elektronische middelen, in kennis is gesteld van de wijze waarop tegen een dergelijke beslissing in beroep kan worden gegaan.

Voorts moeten de lidstaten informatie verstrekken over de wijze waarop tegen een negatieve beslissing in samenhang met deze beslissing schriftelijk beroep kan worden aangetekend.

Motivering

Asielzoekers moeten bij alle beslissingen in de procedure schriftelijk geïnformeerd worden over hun rechten.

Amendement 56

Artikel 9, lid 1, letter a)

a) zij moeten in een taal die zij redelijkerwijze geacht kunnen worden te begrijpen, worden ingelicht over de te volgen procedure en over hun rechten en verplichtingen tijdens de procedure, alsmede over de gevolgen die kunnen ontstaan indien zij hun verplichtingen niet nakomen of niet met de autoriteiten samenwerken. Zij moeten worden ingelicht over de termijnen en over de middelen waarover zij beschikken om te voldoen aan hun verplichting tot het indienen van de elementen zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad. Deze informatie moet tijdig genoeg worden verstrekt om asielzoekers in staat te stellen de in deze richtlijn gewaarborgde rechten uit te oefenen en de in de artikel 9 bis omschreven verplichtingen na te komen;

a) zij moeten in een taal die zij zeker begrijpen, worden ingelicht over de te volgen procedure en over hun rechten en verplichtingen tijdens de procedure, alsmede over de gevolgen die kunnen ontstaan indien zij hun verplichtingen niet nakomen of niet met de autoriteiten samenwerken. Zij moeten worden ingelicht over de termijnen en over de middelen waarover zij beschikken om te voldoen aan hun verplichting tot het indienen van de elementen zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad. Deze informatie moet tijdig genoeg worden verstrekt om asielzoekers in staat te stellen de in deze richtlijn gewaarborgde rechten uit te oefenen en de in de artikel 9 bis omschreven verplichtingen na te komen;

Motivering

De formulering is te vaag. Het moet zeker zijn dat de betrokkene alle informatie met betrekking tot zijn zaak begrijpt.

Amendement 57

Artikel 9, lid 1, letter (b)

(b) zij moeten, telkens wanneer dat nodig is, gebruik kunnen maken van de diensten van een tolk als zij hun zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteiten. De lidstaten beschouwen het verlenen van deze diensten in elk geval als noodzakelijk wanneer de beslissingsautoriteit de asielzoeker oproept voor een onderhoud als bedoeld in de artikelen 10 en 11 en een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd. In dit geval, evenals in andere gevallen waarin de bevoegde autoriteiten een beroep doen op de asielzoeker, worden de diensten van de tolk betaald uit openbare middelen;

(b) zij moeten, telkens wanneer dat nodig is, gebruik kunnen maken van de diensten van een gekwalificeerde en onpartijdige tolk als zij hun zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteiten. De lidstaten garanderen deze dienstverlening gedurende alle persoonlijke gesprekken en beroepshoorzittingen en bij andere verbale communicatie met de bevoegde autoriteiten, met name als bedoeld in de artikelen 10 en 11 en als een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd. In deze gevallen, evenals in andere gevallen waarin de bevoegde autoriteiten een beroep doen op de asielzoeker, worden de diensten van de tolk betaald uit openbare middelen;

Motivering

Vertaling en vertolking zijn van fundamenteel belang voor een eerlijke asielprocedure.

Amendement 58

Artikel 9, lid 1, letter (c)

(c) het mag asielzoekers niet onmogelijk worden gemaakt contact op te nemen met het UNHCR of met een andere organisatie die krachtens een overeenkomst met de betrokken lidstaat namens het UNHCR optreedt op het grondgebied van die lidstaat;

(c) het moet asielzoekers daadwerkelijk mogelijk worden gemaakt contact op te nemen met het UNHCR of met een andere organisatie die namens het UNHCR optreedt of die onafhankelijk samenwerkt met asielzoekers op het grondgebied van die lidstaat;

Motivering

Spreekt voor zich.

Amendement 59

Artikel 9, lid 1, letter d)

d) zij moeten binnen een redelijke termijn op de hoogte worden gesteld van de beslissing van de beslissingsautoriteit over hun asielverzoek. Indien een juridisch adviseur of een andere raadsman optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van de asielzoeker, kunnen de lidstaten besluiten in plaats van de asielzoeker deze vertegenwoordiger op de hoogte te stellen van de beslissing;

d) zij moeten op de hoogte worden gesteld van de beslissing die de beslissingsautoriteit binnen een termijn van maximaal zes maanden over hun asielverzoek heeft genomen. Indien een juridisch adviseur of een andere raadsman optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van de asielzoeker, kunnen de lidstaten besluiten in plaats van de asielzoeker deze vertegenwoordiger op de hoogte te stellen van de beslissing;

Motivering

Met het oog op een snelle en efficiënte afhandeling moet een op het communautaire gemiddelde gebaseerde maximumtermijn voor het nemen van een beslissing worden vastgesteld.

Amendement 60

Artikel 9 bis, lid 2, letter d)

d) de bevoegde autoriteiten de asielzoeker en de voorwerpen die hij bij zich draagt mogen fouilleren, respectievelijk doorzoeken;

d) de bevoegde autoriteiten mogen onderzoeken of de asielzoeker al dan niet een gevaar vormt en de voorwerpen die hij bij zich draagt controleren;

Motivering

Asielzoekers moeten als hulpbehoevenden worden behandeld, er mag niet van worden uitgegaan dat zij een gevaar vormen en daarom gefouilleerd moeten worden. Zij hebben recht op een eerlijke behandeling en de noodzakelijke bescherming.

Amendement 61

Artikel 10, lid 1

1. Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de asielzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn asielverzoek door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon.

1. Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de asielzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk, zo nodig in aanwezigheid van een tolk en zijn juridisch adviseur of wettig vertegenwoordiger, gehoord te worden over zijn asielverzoek door een beroepsbekwaam en daarvoor naar nationaal recht en de daarin vervatte procedures betreffende het asiel- en vluchtelingenrecht gekwalificeerde persoon. Als het gaat om kinderen of mensen met lichamelijke of geestelijke belemmeringen, zwangere vrouwen of slachtoffers van seksueel geweld, dan moeten er specifieke procedurele waarborgen gelden en moeten zonodig specifieke beroepsbeoefenaren worden ingeschakeld.

Motivering

Het gesprek moet plaatsvinden in aanwezigheid van gekwalificeerd en bekwaam personeel. Kennis van het nationale recht is niet voldoende om asielzoekers te beschermen, omdat dezen hoofdzakelijk door internationale verdragen worden beschermd. Vaak hebben zij ook behoefte aan psychologische steun en formeel juridisch advies. Alleen de specifieke beroepskennis van de mensen met wie zij een onderhoud hebben kan hen helpen de informatie te verwerven die nodig is om hun verzoek tot een goed einde te brengen.

Amendement 62

Artikel 10, lid 1, alinea 2

De lidstaten kunnen ook elke meerderjarige onder de in artikel 5, lid 3, bedoelde personen die ten laste van de asielzoeker komt, de gelegenheid geven persoonlijk te worden gehoord.

De onder de in artikel 5, lid 3, bedoelde personen hebben ook recht op een persoonlijk onderhoud.

Motivering

Erkenning van gevallen waarin de asielzoeker niet bekend is met alle ter zake doende activiteiten of gebeurtenissen met betrekking tot de persoon ten laste, bijvoorbeeld als de vrouw haar man uit schaamte en/of angst niet op de hoogte heeft gebracht van seksueel misbruik door overheidspersonen of anderen. De vrouw heeft dan het recht apart gehoord te worden in een persoonlijk onderhoud.

Amendement 63

Artikel 10, lid 1, alinea 3

De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving voorschrijven in welke gevallen een minderjarige de gelegenheid moet krijgen persoonlijk te worden gehoord.

De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving voorschrijven in welke gevallen een kind de gelegenheid moet krijgen persoonlijk te worden gehoord, rekening houdend met de mate van rijpheid van de betrokkene en eventuele opgelopen psychologische trauma's. De ondervrager dient zich te realiseren dat de kennis van het kind over de situatie in het land van herkomst naar gelang van diens leeftijd beperkt kan zijn.

Motivering

Het recht om persoonlijk gehoord te worden is van centraal belang bij de beoordeling van asielaanvragen zoals blijkt uit de jurisprudentie van het EHRM, de Mensenrechtencommissie en de UNCAT-commissie. Bovendien wordt ook in de resolutie van de Raad uit 1995 over minimumwaarborgen voor asielprocedures naar dit recht verwezen. De oorspronkelijke formulering van artikel 10 ondermijnt dit recht.

Amendement 64

Artikel 10, lid 2, letter (a bis) (nieuw)

 

(a bis) de bevoegde autoriteit het gesprek niet kan voeren omdat de aanvrager zonder gegronde redenen niet is ingegaan op de uitnodigingen om te verschijnen;

Motivering

De uitzonderingen uit hoofde van lid 2 (b) en (c) en lid 3 ondermijnen de eerlijkheid van de procedures en de juistheid van de beslissingen. Een onderhoud is noodzakelijk om de aanvrager in de gelegenheid te stellen alle relevante informatie te verstrekken en eventuele tegenstrijdigheden of ongerijmdheden in zijn of haar verklaring op te helderen. Zonder onderhoud kunnen de lidstaten hun verplichtingen onder internationaal recht niet nakomen, hetgeen onherroepelijk zal leiden tot het terugsturen van individuen. Slechts zeer beperkte uitzonderingen mogen worden toegestaan.

Amendement 65

Artikel 10, lid 2, letter (a ter) (nieuw)

 

(a ter) de betrokkene een mentale of emotionele stoornis heeft die een normaal onderzoek van zijn of haar geval onmogelijk maakt;

Motivering

De uitzonderingen uit hoofde van lid 2 (b) en (c) en lid 3 ondermijnen de eerlijkheid van de procedures en de juistheid van de beslissingen. Een onderhoud is noodzakelijk om de aanvrager in de gelegenheid te stellen alle relevante informatie te verstrekken en eventuele tegenstrijdigheden of ongerijmdheden in zijn of haar verklaring op te helderen. Zonder onderhoud kunnen de lidstaten hun verplichtingen onder internationaal recht niet nakomen, hetgeen onherroepelijk zal leiden tot het terugsturen van individuen. Slechts zeer beperkte uitzonderingen mogen worden toegestaan.

Amendement 66

Artikel 10, lid 2, letter (b)

(b) de bevoegde autoriteit al een ontmoeting met de asielzoeker heeft gehad om hem bij te staan bij de indiening van zijn asielverzoek en de overlegging van de essentiële informatie over het asielverzoek, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of

Schrappen

Motivering

De uitzonderingen uit hoofde van lid 2 (b) en (c) en lid 3 ondermijnen de eerlijkheid van de procedures en de juistheid van de beslissingen. Een onderhoud is noodzakelijk om de aanvrager in de gelegenheid te stellen alle relevante informatie te verstrekken en eventuele tegenstrijdigheden of ongerijmdheden in zijn of haar verklaring op te helderen. Zonder onderhoud kunnen de lidstaten hun verplichtingen onder internationaal recht niet nakomen, hetgeen onherroepelijk zal leiden tot het terugsturen van individuen.

Amendement 67

Artikel 10, lid 2, letter (c)

(c) de beslissingsautoriteit, op basis van een volledige bestudering van de door de asiel­zoeker verstrekte informatie, het verzoek als ongegrond beschouwt in gevallen waarin de in artikel 23, lid 4, onder a), c), g), h) en j), genoemde omstandigheden van toepassing zijn.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 10, lid 2, letter (b).

Amendement 68

Artikel 10, lid 3

3. Er kan ook worden afgezien van een persoonlijk onderhoud indien het redelijkerwijs niet uitvoerbaar is, met name indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de asielzoeker niet persoonlijk gehoord kan worden als gevolg van blijvende omstandigheden waarop hij geen invloed heeft. Bij twijfel kunnen de lidstaten een medisch of psychologisch attest verlangen.

 

Indien de lidstaat aan de betrokkene of, indien van toepassing, aan de persoon die ten laste van de asielzoeker komt, geen gelegenheid biedt tot een persoonlijk onderhoud overeen­komstig dit lid moeten er redelijke inspanningen worden gedaan om de asielzoeker of de persoon die te zijnen laste komt de kans te bieden nadere informatie te verstrekken.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 10, lid 2, letter (b).

Amendement 69

Artikel 10, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat een asielzoeker die geen persoonlijk gesprek kan voeren of voltooien als gevolg van zijn fysieke en/of psychologische gesteldheid, lichamelijke of verstandelijke handicap of een specifieke emotionele stoornis speciale aandacht krijgt ten einde de eerlijkheid van de procedure te waarborgen.

Motivering

Ter versterking van de zwakke waarborgen van het oorspronkelijke lid 3 van artikel 10.

Amendement 70

Artikel 10, lid 4

4. Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden in overeenstemming met dit artikel belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over een asielverzoek te nemen.

4. Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden in overeenstemming met dit artikel belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over een asielverzoek te nemen als de afwezigheid is ingegeven door de redenen die verband houden met de artikelen 2, onder b) en c), 10, lid 3, 20, lid 1, 23, lid 4, onder a), c), g), h) en j) en lid 3 van dit artikel.

Motivering

Om te voldoen aan het beginsel van non-refoulement.

Amendement 71

Artikel 10, lid 5

5. Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden overeenkomstig lid 2, onder b) en c), of lid 3 heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit.

5. Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit. In dergelijke gevallen moet iedereen in de gelegenheid worden gesteld om zich te laten vertegenwoordigen door een voogd of een wettelijk vertegenwoordiger in het geval van kinderen of al naar gelang het geval door een raadsman of juridisch adviseur.

Motivering

Om te voldoen aan de rechten van kinderen en niet-zelfstandige personen.

Amendement 72

Artikel 10, lid 6

6. Onverminderd artikel 20, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake het asielverzoek laten meewegen dat de asielzoeker niet voor het persoonlijk onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had.

6. Onverminderd artikel 20, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake het asielverzoek laten meewegen dat de asielzoeker niet voor het persoonlijk onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had, of het onderhoud niets heeft opgeleverd of werd beëindigd als gevolg van de psychologische of fysieke toestand van de asielzoeker.

Motivering

Om ervoor te zorgen dat de waarborgen in artikel 20 overeind blijven.

Amendement 73

Artikel 11, lid 3, letter a)

a) erop toe te zien dat de gesprekspartner van de asielzoeker bij het persoonlijk onderhoud voldoende bekwaam is om rekening te kunnen houden met de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, met inbegrip van de culturele achtergrond en kwetsbaarheid van de asielzoeker, voor zover dat mogelijk is, en

a) erop toe te zien dat de gesprekspartner van de asielzoeker bij het persoonlijk onderhoud en de tolk de nodige opleiding hebben ontvangen en beschikken over een passende beroepsbekwaamheid en het vermogen een eerlijke en juiste beoordeling te maken van de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, met inbegrip van de culturele achtergrond en kwetsbaarheid van de asielzoeker, en

Motivering

De gesprekspartner van de asielzoeker moet over de nodige beroepsbekwaamheid en andere eigenschappen beschikken om een juiste beoordeling te kunnen maken, die de asielzoeker niet benadeelt.

Amendement 74

Artikel 11, lid 3, letter (b)

(b) een tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de asielzoeker en zijn gesprekspartner bij het persoonlijk onderhoud goed te doen verlopen. Daarbij hoeft niet noodzakelijkerwijs gebruik te worden gemaakt van de taal waaraan de asielzoeker de voorkeur geeft indien er een andere taal kan worden gebruikt die hij redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen en waarin hij kan communiceren.

(b) een tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de asielzoeker en zijn gesprekspartner bij het persoonlijk onderhoud goed te doen verlopen. Daarbij hoeft niet noodzakelijkerwijs gebruik te worden gemaakt van de taal waaraan de asielzoeker de voorkeur geeft indien er een andere taal kan worden gebruikt die hij kan begrijpen en waarin hij kan communiceren.

Motivering

Er moet rekening worden gehouden met de kwetsbaarheid van de asielzoeker in zijn omgeving en om ervoor te zorgen dat het relaas van de asielzoeker accuraat overkomt moet de voertaal een taal zijn die hij duidelijk begrijpt.

Amendement 75

Artikel 11, lid 4

4. De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen inzake de aanwezigheid van derden bij het persoonlijk onderhoud.

4. De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de aanwezigheid van derden bij het persoonlijk onderhoud, mits dergelijke voorschriften in overeenstemming zijn met de internationale normen.

Motivering

Opdat een en ander geschiedt conform het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Amendement 76

Artikel 12, lid 1

1. De lidstaten zorgen ervoor dat van elk persoonlijk onderhoud een schriftelijk verslag wordt opgesteld dat ten minste de voornaamste informatie betreffende het verzoek bevat zoals die is verstrekt door de asielzoeker, overeenkomstig artikel 4, lid 2 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat van elk persoonlijk onderhoud een schriftelijk verslag wordt opgesteld dat de informatie betreffende het verzoek bevat zoals die is verstrekt door de asielzoeker, overeenkomstig artikel 4, lid 2 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.

Motivering

De Raad bepaalt dat het verslag geen letterlijke weergave van het onderhoud hoeft te zijn (zoals de Commissie in 2002 had voorgesteld). Het onderhoud is echter de voornaamste mogelijkheid om feiten te verzamelen. Het verzuim om het persoonlijk onderhoud volledig op te tekenen is door het Europese Mensenrechtenhof veroordeeld in de zaak-Chahal.

Amendement 77

Artikel 12, lid 2

2. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers tijdig toegang hebben tot het verslag van het persoonlijk onderhoud. Wanneer de toegang pas na de beslissing van de beslissingsautoriteit wordt verleend, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang mogelijk is zodra dit nodig is voor het tijdig voorbereiden en indienen vaneen beroep.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers tijdig toegang hebben tot het verslag van het persoonlijk onderhoud in een voor hen begrijpelijke taal of een andere geschikt geachte vorm. Wanneer de toegang pas na de beslissing van de beslissingsautoriteit wordt verleend, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang mogelijk is zodra dit nodig is voor het tijdig voorbereiden en indienen vaneen beroep.

Motivering

Het verslag moet toegankelijk zijn, indien mogelijk in een voor de asielzoeker begrijpelijke taal, maar vooral moet voorkomen worden dat de te late beschikbaarheid ervan het onmogelijk maakt om in beroep te gaan.

Amendement 78

Artikel 12, lid 3, alinea 1

1. De lidstaten kunnen bepalen dat de asielzoeker de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud moet goedkeuren.

1. De lidstaten moeten de asielzoeker de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud laten verifiëren, om misverstanden of tegenstrijdigheden of ongeldigverklaring van de aanvraag op een later tijdstip te voorkomen.

Motivering

Als de asielzoeker geen kanttekeningen hoeft te plaatsen bij de nauwkeurigheid of volledigheid van het verslag kan dit leiden tot verkeerde interpretaties, manipulatie en verdraaiing. De term "verifiëren" geeft beter weer wat de rol van de asielzoeker in deze fase is.

Amendement 79

Artikel 12, lid 3, alinea 2

Indien een asielzoeker weigert de inhoud van het verslag goed te keuren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de asielzoeker opgenomen.

Indien een asielzoeker weigert de inhoud van het verslag te verifiëren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de asielzoeker opgenomen.

Motivering

Als de asielzoeker geen kanttekeningen hoeft te plaatsen bij de nauwkeurigheid of volledigheid van het verslag kan dit leiden tot verkeerde interpretaties, manipulatie en verdraaiing. De term "verifiëren" geeft beter weer wat de rol van de asielzoeker in deze fase is.

Amendement 80

Artikel 12, lid 3, derde alinea

De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag van het persoonlijk onder­houd goed te keuren, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het asiel­verzoek te nemen.

De asielzoeker moet om instemming worden gevraagd. De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag van het persoonlijk onder­houd goed te keuren, mag de beslissingsautoriteit niet beletten een beslissing over het asiel­verzoek te nemen.

Motivering

De asielzoeker moet om instemming met de inhoud van het verslag worden gevraagd ten einde misverstanden te voorkomen en tegenstrijdigheden op te helderen.

Amendement 81

Artikel 12, lid 3, alinea 3

De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud goed te keuren, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het asielverzoek te nemen.

De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud te verifiëren, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het asielverzoek te nemen; met de weigering van de asielzoeker om de inhoud te verifiëren wordt evenwel rekening gehouden bij de beoordeling van de inhoud van het verslag.

Motivering

Als de asielzoeker geen kanttekeningen hoeft te plaatsen bij de nauwkeurigheid of volledigheid van het verslag kan dit leiden tot verkeerde interpretaties, manipulatie en verdraaiing. De term "verifiëren" geeft beter weer wat de rol van de asielzoeker in deze fase is.

Amendement 82

Artikel 13, lid 1

1. De lidstaten stellen asielzoekers in de gelegenheid om op eigen kosten daadwerkelijk een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, te raadplegen over met hun asielverzoek samenhangende aangelegenheden.

1. Asielzoekers moeten in de gelegenheid worden gesteld om in alle fasen van de procedure, ook na een afwijzende beslissing, daadwerkelijk een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, te raadplegen over met hun asielverzoek samenhangende aangelegenheden.

Motivering

Het is een waarborg van essentieel belang dat asielzoekers een juridisch adviseur kunnen raadplegen.

Amendement 83

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, inleidende zin

3. De lidstaten kunnen er in hun nationale wetgeving in voorzien dat gratis rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging wordt geboden, zulks

3. De rechtsbijstand moet kosteloos worden verstrekt of ten minste overeenkomstig de regels van de lidstaten inzake rechtshulp/financiële bijstand, die gelijk zijn aan de regels die gelden voor onderdanen in juridische of administratieve procedures, als de aanvrager niet over voldoende middelen beschikt om zelf de kosten te dragen.

Motivering

Uitzonderingen op de gratis verstrekking van rechtsbijstand zijn alleen toegestaan als de aanvrager over voldoende middelen beschikt.

Amendement 84

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, letter (a)

(a) uitsluitend voor procedures voor een rechterlijke instantie overeenkomstig hoofdstuk V en niet voor een verder beroep of bezwaar waarin het nationaal recht voorziet, waar­onder een nieuwe behandeling van een beroep naar aanleiding van een verder beroep of bezwaar; en/of

Schrappen

Motivering

Deze uitzondering is volgens internationaal recht onaanvaardbaar.

Amendement 85

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, letter (b)

(b) uitsluitend aan diegenen die niet over voldoende middelen beschikken; en/of

Schrappen

Motivering

Valt onder het nieuwe lid 3 van artikel 13.

Amendement 86

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, letter (c)

(c) uitsluitend ten aanzien van juridische adviseurs of andere raads­lieden die door het nationale recht uitdrukkelijk zijn aangewezen om asielzoekers bij te staan en/of te vertegenwoordigen; en/of

Schrappen

Motivering

Valt onder het nieuwe lid 3 van artikel 13.

Amendement 87

Artikel 13, lid 3, eerste alinea, letter (d), en tweede alinea

(d) uitsluitend indien het beroep of het bezwaar een kans van slagen heeft.

 

De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van punt d) geboden rechtsbijstand en/of vertegen­woordiging niet willekeurig wordt beperkt.

Schrappen

Motivering

Deze uitzondering is volgens internationaal recht onaanvaardbaar.

Amendement 88

Artikel 13, lid 4

4. De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen betreffende de nadere regels voor het indienen en behandelen van dergelijke verzoeken.

Schrappen

Motivering

Valt onder het nieuwe lid 3 van artikel 13.

Amendement 89

Artikel 13, lid 5, letter (a)

(a) financiële en/of tijdslimieten instellen ten aanzien van de bepaling inzake gratis rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging, mits die limieten de beschikbaarheid van de rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig beperken;

(a) het bedrag voor rechtsbijstand beperken tot de gemiddelde kosten van rechtsbijstand voor elke belangrijke fase in de asielprocedure, mits die limieten de beschikbaarheid van de rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig beperken;

Motivering

Om te voorkomen dat het recht op rechtsbijstand wordt uitgehold.

Amendement 90

Artikel 14, lid 1, alinea 1

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de asielzoeker overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot de informatie in het dossier van de asielzoeker die door de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten kan worden onderzocht, voorzover die informatie relevant is voor de behandeling van het asielverzoek.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de asielzoeker overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot de informatie in het dossier van de asielzoeker.

Motivering

Toegang tot het dossier is de enige weg om te verifiëren of de algemene informatie waarop de autoriteiten zich baseren bijgewerkt, accuraat en relevant is.

Amendement 91

Artikel 14, lid 1, alinea 2

De lidstaten kunnen een uitzondering maken wanneer de openbaarmaking van informatie of bronnen de nationale veiligheid, de veiligheid van de organisaties of personen die de informatie hebben verstrekt dan wel de veiligheid van de perso(o)n(en) op wie de informatie betrekking heeft, in gevaar zou brengen, of wanneer het belang van het onderzoek in verband met de behandeling van asielverzoeken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de internationale betrekkingen van de lidstaten zouden worden geschaad. In die gevallen moet de toegang tot de betrokken informatie of bronnen open staan voor de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten, behalve indien die toegang is uitgesloten in zaken welke verband houden met de nationale veiligheid.

De lidstaten kunnen een uitzondering maken wanneer de openbaarmaking van informatie of bronnen de nationale veiligheid, de veiligheid van de organisaties of personen die de informatie hebben verstrekt dan wel de veiligheid van de perso(o)n(en) op wie de informatie betrekking heeft, in gevaar zou brengen, of wanneer het belang van het onderzoek in verband met de behandeling van asielverzoeken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de internationale betrekkingen van de lidstaten zouden worden geschaad. In die gevallen moet de toegang tot de betrokken informatie of bronnen open staan voor de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten, behalve indien die toegang is uitgesloten in duidelijk gedefinieerde zaken welke verband houden met de nationale veiligheid.

Motivering

Het niet vrijgeven van informatie is een schending van artikel 13 EVRM in gevallen waarin artikel 3 EVRM van toepassing is.

Amendement 92

Artikel 14, lid 2

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de juridisch adviseur of andere raadsman die de asielzoeker bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot gesloten ruimten, zoals accommodaties voor bewaring en transitzones, om met de asielbezoeker te kunnen overleggen. De lidstaten kunnen de mogelijkheid om asielzoekers in gesloten ruimten te bezoeken alleen beperken wanneer deze beperking krachtens de nationale wetgeving objectief nodig is met het oog op de veilig­heid, de openbare orde of het administratief beheer van de ruimte, of om een doeltreffende behandeling van het asielverzoek te garanderen, mits de toe­gang van de juridisch adviseur of andere raadsman daardoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de juridisch adviseur of andere raadsman die de asielzoeker bijstaat of vertegenwoordigt, volledig toegang heeft tot gesloten ruimten, zoals accommodaties voor bewaring en transitzones, om met de asielbezoeker te kunnen overleggen. De lidstaten kunnen de mogelijkheid om asielzoekers in gesloten ruimten te bezoeken alleen beperken wanneer deze beperking krachtens de nationale wetgeving objectief nodig is met het oog op de veilig­heid of de openbare orde, mits de toe­gang van de juridisch adviseur of andere raadsman daardoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt en in ieder geval met volledige eerbiediging van de letter en jurisprudentie van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Amendement 93

Artikel 15, lid 1, letter (b)

(b) erop toe te zien dat de vertegenwoordiger in de gelegenheid wordt gesteld de niet-begeleide minderjarige te informeren over de betekenis en de mogelijke gevolgen van het persoonlijk onderhoud en, indien nodig, over de wijze waarop hij zich op het persoon­lijk onderhoud dient voor te bereiden. De lidstaten staan de vertegenwoordiger toe bij dat onderhoud aanwezig te zijn, vragen te stellen en opmerkingen te maken, binnen het kader dat wordt bepaald door de persoon die het onderhoud afneemt.

(b) erop toe te zien dat de vertegenwoordiger in de gelegenheid wordt gesteld het niet-begeleide kind te informeren over de betekenis en de mogelijke gevolgen van het persoonlijk onderhoud en, indien nodig, over de wijze waarop hij zich op het persoon­lijk onderhoud dient voor te bereiden. De lidstaten staan de vertegenwoordiger toe bij dat onderhoud aanwezig te zijn, vragen te stellen en opmerkingen te maken.

Motivering

Beperking lijkt overbodig.

Amendement 94

Artikel 15, lid 2, letter a)

a) naar alle waarschijnlijkheid meerderjarig zal zijn voordat in eerste aanleg een beslissing wordt gegeven; of

schrappen

Motivering

Deze paragraaf is discriminerend voor jongeren van 17 jaar en is onaanvaardbaar gezien de verplichting van de lidstaten om jongeren onder de 18 jaar als kinderen te beschouwen overeenkomstig het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Amendement 95

Artikel 15, lid 2, letter (c)

c) gehuwd is of gehuwd geweest is.

Schrappen

Motivering

Het feit dat een asiel aanvragend kind getrouwd is, betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij of zij geen internationale bescherming behoeft. In sommige landen is het legaal om op zeer jonge leeftijd te trouwen en is er geen verband tussen de maturiteit van het kind en een huwelijk.

Amendement 96

Artikel 15, lid 3

3. De lidstaten kunnen, overeenkomstig de wet- en regelgeving die op het tijdstip van de aanneming van deze richtlijn van kracht is, ook van de aanwijzing van een vertegenwoordiger afzien indien de niet-begeleide minderjarige 16 jaar of ouder is, tenzij hij niet zonder vertegenwoordiger de verzoekprocedure kan volgen.

schrappen

Motivering

Er is geen reden om jongeren van 16 van vertegenwoordiging uit te sluiten. Volgens het Verdrag inzake de rechten van het kind is eenieder die nog geen 18 jaar is als kind te beschouwen. Onbegeleide kinderen onder de 18 hebben recht op vertegenwoordiging.

Amendement 97

Artikel 15, lid 5 bis (nieuw)

 

5 bis. Personen die beweren kind te zijn moeten voorlopig als zodanig worden behandeld, totdat er een leeftijdsonderzoek is uitgevoerd.

Motivering

De bewijslast moet in dit geval bij de autoriteiten liggen.

Amendement 98

Artikel 15, lid 6

6. Bij de uitvoering van de bepalingen van dit artikel laten de lidstaten zich in eerste instantie leiden door het belang van het kind.

6. Bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn laten de lidstaten zich in eerste instantie leiden door het belang van het kind.

Motivering

Met het belang van het kind moet in alle onderdelen van de richtlijn rekening worden gehouden.

Amendement 99

Artikel 17

1. De lidstaten mogen een persoon niet in bewaring houden uitsluitend omdat hij een asielzoeker is.

1. De lidstaten mogen asielzoekers in beginsel niet in bewaring houden of in een gesloten opvangcentrum plaatsen. Alvorens een asielzoeker in bewaring te nemen moet altijd worden gezocht naar alternatieven voor bewaring en niet tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen.

2. Indien een asielzoeker in bewaring wordt gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat snelle controle door een rechterlijke instantie mogelijk is.

2. Asielzoekers mogen niet in bewaring worden genomen, tenzij is vastgesteld dat bewaring noodzakelijk, wettig en terecht is om een reden die volgens internationale normen rechtmatig is. Asielzoekers mogen alleen in bewaring worden gehouden in ruimten die geen gevangenis zijn.

 

3. De bewaring mag niet langer dan zes maanden duren.

 

4. Toegang tot rechtsbijstand, tot de diensten van bekwame, gekwalificeerde en onpartijdige tolken en tot gekwalificeerd medisch personeel moet systematisch zijn verzekerd.

 

5. Personen die van hun vrijheid worden beroofd krijgen terdege de gelegenheid om te laten onderzoeken of hun vrijheidsberoving wettig en noodzakelijk is in een snel, eerlijk en individueel onderhoud met een justitiële of vergelijkbare autoriteit wier aanzien en gezag de sterkst mogelijke garantie voor bekwaamheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid bieden.

 

6. Onbegeleide kinderen mogen nooit op grond van hun immigrantenstatus in bewaring worden genomen. Er moet naar alternatieve maatregelen worden gezocht voor personen die tot kwetsbare categorieën behoren, zoals onbegeleide ouderen, slachtoffers van foltering of trauma's en mensen met een geestelijke of lichamelijke handicap. De inbewaringneming van zwangere vrouwen in hun laatste maanden en zogende moeders moet in het algemeen worden vermeden.

Motivering

Net als diverse NGO's zoals Amnesty International is de rapporteur van mening dat hoewel het voorgestelde artikel 17 stelt dat asielzoekers niet in bewaring gehouden mogen worden uitsluitend omdat zij asielzoekers zijn, de formulering te vaag is en de lidstaten te veel speelruimte laat. De voorgestelde formulering van artikel 17 voldoet aan de internationale verplichtingen.

Amendement 100

Artikel 20, lid 1, alinea 1

1. Wanneer er een gegronde reden is om aan te nemen dat een asielzoeker zijn asielverzoek impliciet heeft ingetrokken of dat hij impliciet van dit verzoek heeft afgezien, zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit beslist de behandeling van het verzoek te beëindigen of het verzoek af te wijzen op basis van het feit dat de asielzoeker geen recht op de status van vluchteling heeft doen gelden in overeenstemming met Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.

1. Wanneer er een gegronde reden is om aan te nemen dat een asielzoeker zijn asielverzoek impliciet heeft ingetrokken of dat hij impliciet van dit verzoek heeft afgezien, zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit beslist de behandeling van het verzoek te beëindigen en de zaak van de asielzoeker af te sluiten.

Motivering

Een asielverzoek kan om allerlei redenen worden ingetrokken, die niet noodzakelijkerwijs betekenen dat er geen behoefte aan bescherming meer is. Afwijzing van het verzoek kan er in dat geval toe leiden dat bestaande behoeften aan bescherming niet worden behandeld en erkend. Afwijzing is bijzonder problematisch als asielzoekers worden teruggezonden naar een ander land (Dublin II-verordening) waar het eerder ingediende asielverzoek is afgewezen, de termijnen voor het instellen van beroep zijn verstreken en heropening van de zaak vrijwel onmogelijk is.

Amendement 101

Artikel 20, lid 2, alinea 2

De lidstaten kunnen een tijdslimiet vaststellen waarna een asielverzoek niet langer opnieuw in behandeling kan worden genomen.

Schrappen

Motivering

Tijdslimieten zijn niet verenigbaar met het beginsel van non-refoulement uit het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 102

Artikel 21, lid 1, inleidende formule

1. De lidstaten zorgen ervoor dat het UNHCR:

1. De lidstaten zijn verplicht ervoor te zorgen dat het UNHCR:

Motivering

In overeenstemming met artikel 35 van het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 103

Artikel 21, lid 2

2. Lid 1 geldt ook voor organisaties die ingevolge een overeenkomst met een lidstaat namens het UNHCR op het grondgebied van die lidstaat optreden.

2. Lid 1 geldt ook voor organisaties die met instemming van de lidstaat namens het UNHCR optreden.

Motivering

Gezien de uiteenlopende afspraken suggereerde het UNHCR een andere formulering.

Amendement 104

Artikel 22, letter a)

a) delen de lidstaten de informatie betreffende individuele asielverzoeken of het feit dat een asiel­verzoek is ingediend, niet rechtstreeks mee aan de vermeende actor(en) van de vervolging van de asielzoeker;

a) delen de lidstaten de informatie betreffende individuele asielverzoeken of het feit dat een asiel­verzoek is ingediend, niet mee aan de vermeende actor(en) van de vervolging van de asielzoeker;

Motivering

Dit is te riskant en brengt de asielzoeker in gevaar.

Amendement 105

Artikel 22, letter b)

b) winnen de lidstaten bij de vermeende actor(en) van de vervolging geen informatie in op een wijze die ertoe leidt dat deze actor(en) rechtstreeks te weten komt (komen) dat de betrokken asielzoeker om asiel heeft verzocht, en er gevaar zou ontstaan voor de fysieke integriteit van de asielzoeker en voor de te zijnen laste komende personen, dan wel voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van oorsprong levende familieleden.

b) winnen de lidstaten bij de vermeende actor(en) van de vervolging geen informatie in.

Motivering

Dit is te riskant en brengt de asielzoeker in gevaar.

Amendement 106

Artikel 23, lid 2, alinea 1

2. De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke procedure zo spoedig mogelijk wordt afgerond, onverminderd een behoorlijke en volledige behandeling.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijke procedure zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 maanden, wordt afgerond, onverminderd een behoorlijke en volledige behandeling.

Motivering

Procedures moeten snel en efficiënt zijn. Daar er grote verschillen bestaan in de termijnen die de lidstaten hanteren, moet er een gemiddelde worden gevonden om rechtvaardiger voorwaarden te scheppen zowel voor asielzoekers als voor de lidstaten, waarbij de verantwoordelijkheden gelijk zijn verdeeld.

Amendement 107

Artikel 23, lid 2, alinea 2, letter b)

b) op zijn verzoek informatie ontvangt over het tijdsbestek waarbinnen het besluit over zijn verzoek te verwachten valt. Die informatie vormt voor de lidstaat geen verplichting ten aanzien van de betrokken asielzoeker om binnen dat tijdsbestek een besluit te nemen.

b) op zijn verzoek informatie ontvangt over het tijdsbestek waarbinnen het besluit over zijn verzoek te verwachten valt, welke termijn niet langer mag zijn dan 3 maanden.

Motivering

Procedures moeten snel en efficiënt zijn. Daar er grote verschillen bestaan in de termijnen die de lidstaten hanteren, moet er een gemiddelde worden gevonden om rechtvaardiger voorwaarden te scheppen zowel voor asielzoekers als voor de lidstaten, waarbij de verantwoordelijkheden gelijk zijn verdeeld.

Amendement 108

Artikel 23, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. De lidstaten passen de normale procedure toe bij bijzonder kwetsbare personen, met inbegrip van gescheiden kinderen en personen die te maken hebben gehad met een trauma of seksueel geweld.

Motivering

Aanvragen van bijzonder kwetsbare personen moeten in beginsel in een normale procedure worden behandeld.

Amendement 109

Artikel 23, lid 4, letter (a)

(a) de asielzoeker bij de indiening van zijn asielverzoek en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen of slechts minimaal ter zake doen om uit te maken of hij als asielzoeker in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of

(a) de asielzoeker bij de indiening van zijn asielverzoek en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen om uit te maken of hij als asielzoeker in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of

Motivering

Het begrip minimale relevantie is te vaag.

Amendement 110

Artikel 23, lid 4, letter (c)

(c) wanneer het asielverzoek als ongegrond wordt beschouwd

- omdat de asielzoeker afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 30, 30 bis en 30 ter van deze richtlijn, of

- omdat een land dat geen lidstaat is als veilig derde land voor de asielzoeker wordt beschouwd, onverminderd artikel 29, lid 1; of

(c) wanneer het asielverzoek als ongegrond wordt beschouwd

- omdat de asielzoeker afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 30 en 30 ter van deze richtlijn, of

Motivering

Een prioritaire of versnelde procedure mag alleen worden toegestaan in duidelijk frauduleuze of ongegronde gevallen.

Aanvragers die niet in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus kunnen niettemin in aanmerking komen voor aanvullende/subsidiaire bescherming.

Amendement 111

Artikel 23, lid 4, letter (d)

(d) de asielzoeker de autoriteiten heeft misleid door omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing had kunnen hebben, achter te houden; of

(d) de asielzoeker de autoriteiten met frauduleuze bedoelingen heeft misleid door omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit valse documenten te verstrekken; of

Motivering

De woorden "valse informatie" zijn te subjectief.

Amendement 112

Artikel 23, lid 4, letter (e)

(e) de asielzoeker een ander asielverzoek met vermelding van andere persoonsgegevens heeft ingediend; of

(e) de asielzoeker met frauduleuze bedoelingen een ander asielverzoek met vermelding van andere persoonsgegevens heeft ingediend; of

Motivering

Zie motivering bij artikel 23, lid 4, letter (d).

Amendement 113

Artikel 23, lid 4, letter (f)

(f) de asielzoeker geen informatie heeft verstrekt aan de hand waarvan met een redelijke mate van zekerheid zijn identiteit of nationaliteit kan worden vastgesteld, of indien hij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits‑ of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan; of

 

(f) de asielzoeker met frauduleuze bedoelingen geen informatie heeft verstrekt aan de hand waarvan met een redelijke mate van zekerheid zijn identiteit of nationaliteit kan worden vastgesteld, of indien hij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits‑ of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan; of

Motivering

Zie motivering bij artikel 23, lid 4, letter (d).

Amendement 114

Artikel 23, lid 4, letter (g)

(g) de asielzoeker inconsistente, contradictoire, onwaarschijnlijke of ontoereikende verklaringen heeft afgelegd die alle overtuigingskracht ontnemen aan zijn bewering dat hij het slachtoffer zou zijn van vervolging overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of

Schrappen

Motivering

Artikel 23 maakt het mogelijk om de procedure in veel gevallen voorrang te geven of te versnellen en de gevolgen daarvan grotendeels aan de lidstaten over te laten, hetgeen kan leiden tot een aanzienlijke beperking van de waarborgen. De richtlijn staat de lidstaten onder andere toe om af te zien van een persoonlijk onderhoud en andere belangrijke procedurele voorschriften. Veel van deze claims zullen niet in de categorieën "duidelijk abusief" of "duidelijk ongegrond" vallen die volgens de overheden en internationale instellingen in een versnelde procedure kunnen worden afgehandeld.

Amendement 115

Artikel 23, lid 4, letter o)

o) het asielverzoek werd ingediend door een ongehuwde minderjarige op wie artikel 5, lid 4, onder c), van toepassing is nadat het verzoek van de ouder(s) die voor het kind verantwoordelijk is (zijn) bij een definitieve beslissing is verworpen en er geen nieuwe elementen zijn met betrekking tot zijn bijzondere omstandigheden of de situatie in zijn land van herkomst.

o) het asielverzoek werd ingediend door een kind op wie artikel 5, lid 4, onder c), van toepassing is nadat het verzoek van de ouder(s) die voor het kind verantwoordelijk is (zijn) bij een definitieve beslissing is verworpen en er geen nieuwe elementen zijn met betrekking tot zijn bijzondere omstandigheden of de situatie in zijn land van herkomst.

Motivering

Dat een kind gehuwd is, wat volgens de tradities van bepaalde landen zeer vroeg kan gebeuren, betekent niet noodzakelijkerwijs dat betrokkene een andere behandeling dan andere kinderen moet krijgen.

Amendement 116

Artikel 23, lid 4 bis (nieuw)

 

4 bis. De lidstaten nemen de behoefte aan aanvullende/subsidiaire bescherming in acht als de procedure overeenkomstig de leden 4(a) tot en met (o) bij voorrang of versneld wordt afgehandeld.

Motivering

Aanvragers die niet in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus kunnen niettemin in aanmerking komen voor aanvullende/subsidiaire bescherming.

Amendement 117

Artikel 24

Specifieke maatregelen

1. De lidstaten kunnen bovendien voorzien in de volgende specifieke procedures waarbij wordt afgeweken van de fundamentele beginselen en waarborgen in hoofdstuk II:

 

(a) een voorafgaand onderzoek ten behoeve van de behandeling van gevallen die worden beoordeeld in het kader van de bepalingen van afdeling IV;

 

(b) procedures ten behoeve van de behandeling van gevallen die worden beoordeeld in het kader van afdeling V.

 

2. De lidstaten kunnen ook voorzien in een afwijking van afdeling VI.

 

Schrappen

Motivering

De mogelijkheden om af te wijken van de minimumnormen kunnen leiden tot schendingen van het internationaal recht. Er is geen grond om de juridische procedures bij aanvragen aan de grens minder veeleisend te maken dan bij aanvragen op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat of bij opeenvolgende aanvragen. In dit artikel wordt niet duidelijk gemaakt op grond van welke beginselen en waarborgen er al dan niet uitzonderingen mogen worden gemaakt. Een dergelijke benadering draagt niet bij tot de beoogde harmonisatie van de procedurele normen en verhoogt het risico op refoulement.

Amendement 118

Artikel 25, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. Alle verzoeken om internationale bescherming worden eerst beoordeeld op basis van de definitie van vluchtelingen in het Verdrag van Genève en, uitsluitend als aan deze criteria niet wordt voldaan, op basis van de voorwaarden voor subsidiaire bescherming.

Motivering

Het is van fundamenteel belang dat alle verzoeken eerst worden getoetst aan de criteria van het Verdrag van Genève en, als hieraan niet wordt voldaan, vervolgens aan de criteria voor aanvullende/subsidiaire bescherming overeenkomstig andere juridische verplichtingen.

Amendement 119

Artikel 25, lid 2, inleidende zin

2. De lidstaten kunnen een asielverzoek uit hoofde van dit artikel als niet-ontvankelijk beschouwen wanneer:

2. Onverlet lid 1 bis kunnen de lidstaten een asielverzoek uit hoofde van dit artikel als niet-ontvankelijk beschouwen wanneer:

Motivering

Het is van fundamenteel belang dat alle verzoeken eerst worden getoetst aan de criteria van het Verdrag van Genève en, als hieraan niet wordt voldaan, vervolgens aan de criteria voor aanvullende/subsidiaire bescherming overeenkomstig andere juridische verplichtingen.

Amendement 120

Artikel 25, lid 2, letter (c)

(c) een land dat geen lidstaat is, uit hoofde van artikel 27 voor de asielzoeker als veilig derde land wordt beschouwd;

Schrappen

Motivering

Over de niet-ontvankelijkheid van verzoeken kan alleen worden geoordeeld aan de hand van het Verdrag van Genève. De punten (c) tot en met (g) vallen onder het nieuwe lid 1 bis.

Amendement 121

Artikel 25, lid 2, letter (f)

(f) de asielzoeker na een definitieve beslissing een identiek verzoek heeft ingediend;

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 25, lid 2, letter (c).

Amendement 122

Artikel 25, lid 2, letter f bis) (nieuw)

 

f bis) de asielzoeker die op het punt staat uitgewezen te worden uit het grondgebied waar hij illegaal verblijft, zich beroept op het asielrecht;

Motivering

Dient om te voorkomen dat illegalen die ontdekt worden misbruik van het asielrecht maken door te verklaren dat zij om politieke of andere redenen vervolgd worden.

Amendement 123

Artikel 27, lid 1, inleidende zin

1. De lidstaten mogen het begrip "veilig derde land" alleen toepassen indien de bevoegde autoriteiten zich ervan hebben vergewist dat een asielzoeker in het betrokken derde land overeenkomstig de volgende beginselen zal worden behandeld:

1. De lidstaten mogen het begrip "veilig derde land" alleen toepassen indien het derde land aan de volgende criteria voldoet:

Motivering

Bij het begrip "veilig land" gaat het om de vraag of een bepaald derde land zo "veilig" is dat de asielzoeker kan worden teruggestuurd. Deze vraag kan niet in algemene zin worden beantwoord, bij voorbeeld door "nationale" aanwijzing door het parlement, voor alle asielzoekers in alle omstandigheden. De vraag of asielzoekers naar een derde land kunnen worden gestuurd voor een beslissing over hun aanvraag moet per geval worden beantwoord. Anders ontstaat het gevaar dat asielzoekers massaal worden teruggestuurd. Ook derde landen spelen een rol bij het definiëren van de "veiligheid" van een land en moeten aan duidelijke criteria voldoen.

Amendement 124

Artikel 27, lid 1, letter (a)

(a) het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging; en

a) ratificatie en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het Verdrag van Genève en andere internationale verdragen over mensenrechten, met name met betrekking tot het beginsel van non-refoulement; en

Motivering

Als in artikel 27, lid 1, letter (a)(nieuw) wordt verwezen naar het Verdrag van Genève is dit punt automatisch gedekt.

Amendement 125

Artikel 27, lid 1, letter (b)

(b) het beginsel van "non-refoulement" overeenkomstig het Verdrag van Genève wordt nageleefd; en

(b) met name het beginsel van "non-refoulement" overeenkomstig het Verdrag van Genève wordt nageleefd; en

Motivering

Het beginsel van non-refoulement is van fundamenteel belang, maar niet het enige beginsel dat overeenkomstig het Verdrag van Genève in acht moet worden genomen.

Amendement 126

Artikel 27, lid 2, letter (a)

(a) voorschriften waarbij een verband tussen de asielzoeker en het betrokken derde land wordt vereist op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou zijn naar dat land te gaan;

(a) voorschriften waarbij een belangrijke binding tussen de asielzoeker en het betrokken derde land wordt vereist op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou zijn naar dat land te gaan;

Motivering

Een "belangrijke binding" zegt meer dan alleen maar een "verband".

Amendement 127

Artikel 27, lid 2, letter (c)

(c) voorschriften overeenkomstig de internationale wetgeving die voorzien in een afzonderlijke studie om na te gaan of het betrokken derde land voor een bepaalde asielzoeker veilig is; deze voorschriften moeten tenminste de asielzoeker in staat stellen de toepassing van het begrip "veilig derde land" aan te vechten op grond van het feit dat hij zou worden blootgesteld aan foltering, wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

(c) voorschriften overeenkomstig de internationale wetgeving, en met name het Verdrag van Genève, die voorzien in een afzonderlijke studie om na te gaan of het betrokken derde land voor een bepaalde asielzoeker veilig is.

Motivering

Een verwijzing naar het internationaal recht en het Verdrag van Genève van 1951 volstaat.

Amendement 128

Artikel 27, lid 2, letter (c bis) (nieuw)

 

(c bis) de daadwerkelijke mogelijkheid voor de asielzoekers om de veronderstelde veiligheid te weerleggen, ook in eerste aanleg, zelfs bij een versnelde procedure.

Motivering

De mogelijkheid om de veronderstelde veiligheid te weerleggen is een conditio sine qua non voor aanvaarding van het begrip "veilig land". De evaluatie van de gevaren in het land van herkomst moet altijd op individuele basis plaatsvinden en niet op basis van een algemene veronderstelling op grond van landgerelateerde criteria.

Amendement 129

Artikel 27, lid 4

4. Wanneer het derde land de betrokken asielzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.

4. Wanneer het derde land de betrokken asielzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een asielprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.

Motivering

Ter waarborging van het recht op asiel moet uitdrukkelijk worden vermeld dat het om een asielprocedure gaat.

Amendement 130

Artikel 29, lid -1 (nieuw)

 

-1. De lidstaten mogen een asielverzoek als duidelijk ongegrond afwijzen als de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de asielzoeker bij de indiening van zijn verzoek en bij de presentatie van de feiten alleen maar elementen heeft aangedragen die duidelijk geen verband houden met het Verdrag van Genève.

Motivering

Wijziging in lijn met de nieuwe tekst van artikel 25.

Amendement 131

Artikel 29, lid 2

2. In de in artikel 23, lid 4, onder b), bedoelde gevallen en gevallen van ongegronde asiel­verzoeken waarop een van de in artikel 23, lid 4, onder a) en onder c) tot en met o), vermelde omstandigheden van toepassing is, kunnen de lidstaten tevens een asielverzoek als kennelijk ongegrond beschouwen, wanneer dit zo in de nationale wetgeving is omschreven.

Schrappen

Motivering

De in artikel 23, lid 4 genoemde gevallen zijn geschrapt omdat deze niet "duidelijk ongegrond" waren.

Amendement 132

Artikel 30, titel

Minimale gemeenschappelijke lijst van derde landen die als veilig land van herkomst gelden

Gemeenschappelijke lijst van derde landen die als veilig land van herkomst gelden

Motivering

De rapporteur is van mening dat lidstaten die geen lijst met veilige landen hebben niet moeten worden verplicht om er een vast te stellen. Bovendien zou de gemeenschappelijke lijst op Europees niveau de enig toegestane lijst moeten zijn en geen minimale die de lidstaten de mogelijkheid geeft om nationale lijsten te hanteren.

Amendement 133

Artikel 30, lid 1

1. De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raad­pleging van het Europees Parlement, een minimale gemeenschappelijke lijst van derde landen op die door de lidstaten als veilig land van herkomst worden beschouwd, overeenkomstig bijlage II.

1. De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid en in medebeslissing met het Europees Parlement, op voorstel van de Commissie, een gemeenschappelijke lijst van derde landen op die door de lidstaten als veilig land van herkomst kunnen worden beschouwd, overeenkomstig bijlage B van bijlage I.

Motivering

De lijst met veilige landen die niet bij deze richtlijn maar bij een ander wetsbesluit zal worden vastgesteld, moet worden overeengekomen in medebeslissing door de Raad en het Europees Parlement. Volgens het EG-Verdrag (artikel 67, lid 5, eerste streepje) is de procedure die moet worden toegepast nadat de Raad wetgeving inzake de gemeenschappelijke regels en basisbeginselen voor asielaanvragen heeft vastgesteld de medebeslissingsprocedure. De rapporteur is van mening dat lidstaten die geen lijst met veilige landen hebben niet moeten worden verplicht om er een vast te stellen.

Amendement 134

Artikel 30, lid 2

2. De Raad kan, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raad­pleging van het Europees Parlement, de minimale gemeenschappelijke lijst wijzigen en derde landen toevoegen of schrappen, overeenkomstig bijlage II. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van de Raad of van een lidstaat om een voorstel tot wijziging van de minimale gemeenschappelijke lijst in te dienen.

2. De Raad kan, bij gekwalificeerde meerderheid en in medebeslissing met het Europees Parlement, op voorstel van de Commissie en overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag, de gemeenschappelijke lijst wijzigen en derde landen toevoegen of schrappen, overeenkomstig bijlage B van bijlage I. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van de Raad, van het Europees Parlement of van een lidstaat om een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke lijst in te dienen.

Motivering

Zie de motiveringen bij artikel 30 (titel) en artikel 30, lid 1.

Amendement 135

Artikel 30, lid 3

3. Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten, van haar eigen informatie en, voorzover nodig, van informatie van het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.

3. Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten en van het Europees Parlement, van haar eigen informatie en van informatie van het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.

Motivering

Zie amendement 6.

Amendement 136

Artikel 30, lid 4

4. Wanneer de Raad de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen, vervalt de verplichting voor de lidstaten overeen­komstig artikel 30 ter, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad om indiening verzoekt.

4. Wanneer de Raad of het Europees Parlement de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen, vervalt het recht van de lidstaten overeenkomstig artikel 30 ter, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad of het Europees Parlement om indiening verzoekt.

Motivering

Zie de motiveringen bij artikel 30 (titel) en artikel 30, lid 1.

Amendement 137

Artikel 30, lid 5

5. Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen, stelt die lidstaat de Raad schriftelijk in kennis van het verzoek aan de Commissie. De verplichting voor die lidstaat overeen­komstig artikel 30 ter, lid 2, vervalt ten aanzien van het derde land op de dag die volgt op de kennisgeving van het verzoek aan de Raad.

5. Wanneer een lidstaat of het Europees Parlement de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen, stelt die lidstaat of het Europees Parlement de Raad schriftelijk in kennis van het verzoek aan de Commissie. Het recht van die lidstaat overeen­komstig artikel 30 ter, lid 2, vervalt ten aanzien van het derde land op de dag die volgt op de kennisgeving van het verzoek aan de Raad.

Motivering

Zie de motiveringen bij artikel 30 (titel) en artikel 30, lid 1.

Amendement 138

Artikel 30, lid 7

7. Het vervallen van de verplichtingen krachtens de leden 4 en 5 neemt na drie maanden een einde, tenzij de Commissie, vóór het einde van deze periode, voorstelt om het derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen. De schorsing neemt in ieder geval een einde wanneer de Raad een voor­stel van de Commissie om het derde land van de lijst te schrappen, afwijst.

7. Het vervallen van de verplichtingen krachtens de leden 4 en 5 neemt na drie maanden een einde, tenzij de Commissie, vóór het einde van deze periode, voorstelt om het derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen. De schorsing neemt in ieder geval een einde wanneer de Raad en/of het Europees Parlement een voor­stel van de Commissie om het derde land van de lijst te schrappen, afwijzen.

Motivering

Zie de motiveringen bij artikel 30 (titel) en artikel 30, lid 1.

Amendement 139

Artikel 30, lid 8

8. Op verzoek van de Raad deelt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mee of de situatie van een land op de minimale gemeenschappelijke lijst nog steeds overeenstemt met bijlage II. Wanneer de Commissie haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.

8. Op verzoek van de Raad of het Europees Parlement deelt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mee of de situatie van een land op de gemeenschappelijke lijst nog steeds overeenstemt met bijlage B van bijlage I. Wanneer de Commissie haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.

Motivering

Zie de motiveringen bij artikel 30 (titel) en artikel 30, lid 1.

Amendement 140

Artikel 30 bis

Artikel 30 bis

Nationale aanmerking van derde landen als veilig land van herkomst

Onverminderd artikel 30 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving handhaven of invoeren met het oog op de nationale aanmerking, overeenkomstig bijlage II, van andere derde landen dan de landen die op de minimale gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst. Dat kan inhouden dat een deel van een land als veilig wordt aangemerkt indien de voorwaarden van bijlage II voor dat deel zijn vervuld.

 

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van de richtlijn van kracht is, handhaven met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de minimale gemeen­schappelijke lijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst, indien zij zich ervan vergewist hebben dat personen in de betrokken derde landen over het algemeen noch zijn blootgesteld aan:

 

(a) vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch aan

 

(b) foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

 

3. De lidstaten kunnen tevens wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van de richtlijn van kracht is, handhaven voor de nationale aanmerking van een deel van een land als veilig of een land of een deel van een land als veilig voor een specifieke groep van personen in dat land, indien de in bijlage II genoemde voorwaarden voor dat deel of die groep zijn vervuld.

 

4. Bij de beoordeling of een land een veilig land van herkomst is overeenkomstig de leden 2 en 3 houden de lidstaten rekening met de juridische situatie, met de rechtsbedeling en met de algemene politieke omstandigheden in het betrokken derde land.

 

5. De beoordeling of een land een veilig land van herkomst is overeenkomstig dit artikel dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.

 

6. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de landen die overeenkomstig het bepaalde in dit artikel als veilige landen van herkomst worden aangemerkt.

Schrappen

Motivering

De rapporteur is tegen de mogelijkheid om nationale lijsten met "veilige landen van herkomst" aan te houden of te creëren.

Amendement 141

Artikel 30 ter, lid 1, inleidende zin

1. Een derde land dat op grond van artikel 30 of artikel 30 bis als veilig land van herkomst is aangemerkt, kan voor een bepaalde asielzoeker, nadat zijn verzoek afzonderlijk is behandeld, alleen als veilig land van herkomst worden beschouwd wanneer

1. Een derde land dat op grond van artikel 30 als veilig land van herkomst is aangemerkt, kan voor een bepaalde asielzoeker, nadat zijn verzoek afzonderlijk is behandeld, alleen als veilig land van herkomst worden beschouwd wanneer

Motivering

Artikel 30 bis is geschrapt.

Amendement 142

Artikel 30 ter, lid 1, slotzin

en wanneer hij geen substantiële redenen heeft opgegeven om het land in zijn specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst te beschouwen ten aanzien van de vraag of hij als vluchteling in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.

en wanneer hij geen redenen heeft opgegeven om het land in zijn specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst te beschouwen ten aanzien van de vraag of hij als vluchteling in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.

Motivering

De oorspronkelijke terminologie is te subjectief.

Amendement 143

Artikel 30 ter, lid 2

2. De lidstaten beschouwen overeenkomstig lid 1 het asielverzoek als ongegrond wanneer het derde land door de Raad als veilig is aangemerkt uit hoofde van artikel 30.

2. De lidstaten kunnen overeenkomstig lid 1 het asielverzoek als ongegrond beschouwen wanneer het derde land door de Raad als veilig is aangemerkt voor de asielzoeker in kwestie.

Motivering

De veiligheid van derde landen dient op individuele basis te worden vastgesteld.

Amendement 144

Artikel 30 ter, lid 3

3. De lidstaten stellen verdere nationale wetsvoorschriften en -bepalingen vast voor de toepassing van het begrip "veilig land van herkomst".

3. De lidstaten stellen verdere nationale wetsvoorschriften en -bepalingen vast voor de toepassing van het begrip "veilig land van herkomst", in lijn met het internationaal recht, en stellen de Commissie naar behoren in kennis van aanvullende voorschriften en bepalingen.

Motivering

Het internationaal recht moet worden geëerbiedigd en de Commissie moet op de hoogte worden gehouden van nationale ontwikkelingen.

Amendement 145

Artikel 33, lid 1

1. Indien een persoon die in een lidstaat asiel heeft aangevraagd aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een hernieuwd verzoek heeft ingediend, kan deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het hernieuwde verzoek onderzoeken in het kader van de behandeling van het vorig verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voorzover de bevoegde autoriteiten rekening kunnen houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het hernieuwde verzoek in dit kader ten grondslag liggen.

1. Indien een persoon die in een lidstaat asiel heeft aangevraagd aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een hernieuwd verzoek heeft ingediend, onderzoekt deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het hernieuwde verzoek in het kader van de behandeling van het vorig verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voorzover de bevoegde autoriteiten rekening kunnen houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het hernieuwde verzoek in dit kader ten grondslag liggen.

Motivering

Gezien de noodzakelijke flexibiliteit bij de behandeling van asielaanvragen, vooral als asielzoekers een trauma hebben opgelopen of het slachtoffer zijn geworden van foltering, moeten de lidstaten in lijn met de jurisprudentie van het EHRM en het UNCAT worden verplicht alle aanvullende verklaringen te onderzoeken.

Amendement 146

Artikel 33, lid 2, inleidende formule

2. Voorts kunnen de lidstaten een specifieke procedure zoals bedoeld in lid 3 toepassen wanneer een persoon een hernieuwd asielverzoek indient:

2. Voorts kunnen de lidstaten een specifieke procedure zoals bedoeld in lid 3 toepassen wanneer een persoon een hernieuwd asielverzoek indient, op voorwaarde dat tegen het eerste verzoek geen beroep loopt:

Motivering

Stopzetting van de behandeling van een aanvraag als er nog een beroep loopt is in strijd met de rechten van de asielzoeker overeenkomstig het Verdrag van Genève van 1951 en het internationaal recht en met name het beginsel van non-refoulement.

Amendement 147

Artikel 34, lid 1

1. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers wier verzoek aan een voorafgaand onderzoek ingevolge artikel 33 wordt onderworpen, de in artikel 9, lid 1, opgesomde waarborgen genieten.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers wier verzoek aan een voorafgaand onderzoek ingevolge artikel 33 wordt onderworpen, de in artikel 9, lid 1, opgesomde waarborgen genieten en in beginsel aan de minimum procedurele normen van deze richtlijn worden onderworpen.

Amendement 148

Artikel 34, lid 2, letter (b)

(b) het overleggen van de nieuwe gegevens door de betrokken asielzoeker vereisen binnen een bepaalde termijn nadat hij deze heeft verkregen;

(b) het overleggen van de nieuwe gegevens door de betrokken asielzoeker vereisen binnen een vastgestelde termijn nadat hij deze heeft verkregen;

Motivering

Tijdslimieten moeten ondubbelzinnig worden aangegeven om de asielzoeker een eerlijke behandeling te garanderen.

Amendement 149

Artikel 35, lid 1

1. De lidstaten kunnen procedures invoeren om, overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II, aan de grens of in transitzones van de lidstaten een beslissing te nemen over asielverzoeken die aldaar worden ingediend.

1. De lidstaten kunnen procedures invoeren om, met eerbiediging van de internationale verdragen en overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen van hoofdstuk II, aan de grens of in transitzones van de lidstaten een beslissing te nemen over asielverzoeken die aldaar worden ingediend.

Motivering

Gezien alle mogelijke vormen van bescherming voor de asielzoeker mag een lidstaat alleen in het geval dat de binnenlandse veiligheid en de openbare orden gevaar lopen, besluiten een asielzoeker niet op zijn grondgebied toe te laten.

Amendement 150

Artikel 35, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing tot afwijzing van toegang tot het grondgebied van een lidstaat op grond van een reden die met het asielverzoek samenhangt, binnen twee weken wordt genomen, waarbij deze termijn met niet meer dan twee weken kan worden verlengd na toestemming van een bevoegde rechterlijke instantie in het kader van een bij wet voorgeschreven procedure.

Motivering

Het beginsel van niet-discriminatie vereist dat asielzoekers, ongeacht het feit of zij asiel aanvragen aan de grens van het land of in het land, worden behandeld overeenkomstig dezelfde basisbeginselen en met dezelfde waarborgen. Er is geen grond om de juridische procedures bij aanvragen aan de grens minder veeleisend te maken. Bij verschil in waarborgen kunnen asielzoekers en vluchtelingen ertoe worden aangezet om illegaal het land binnen te komen en er te blijven om zeker te zijn van hogere normen in de asielprocedure. Een speciale procedure kan worden toegestaan, maar dan wel met dezelfde basisbeginselen en waarborgen als in de richtlijn.

Amendement 151

Artikel 35, lid 1 ter (nieuw)

 

1 ter. Niet-naleving van de in lid 1 bis bedoelde termijnen leidt ertoe dat de asielzoeker toegang tot het grondgebied van de lidstaat wordt verleend met het oog op de behandeling van zijn verzoek overeenkomstig de andere bepalingen van deze richtlijn. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers aan wie toegang overeenkomstig deze procedure wordt geweigerd, in aanmerking komen voor de waarborgen van Hoofdstuk V.

Motivering

Zie motivering bij artikel 35, lid 1 bis (nieuw).

Amendement 152

Artikel 35, lid 1 quater (nieuw)

 

1 quater. De weigering van toegang tot het grondgebied kan de beslissing inzake het asielverzoek niet vervangen na een onderzoek op grond van de feiten van de zaak door de autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van asiel- en vluchtelingenwetgeving.

Motivering

Zie motivering bij artikel 35, lid 1 bis (nieuw).

Amendement 153

Artikel 35, lid 2

2. Bij gebreke evenwel van procedures als bedoeld in lid 1 kunnen de lidstaten, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in overeenstemming met de wet‑ of regelgeving die op het tijdstip van de aanneming van deze richtlijn van kracht is, van de in hoofdstuk II omschreven fundamentele beginselen en waarborgen afwijkende specifieke procedures handhaven om aan de grens of in transitzones een beslissing te nemen over het verlenen van toegang tot hun grondgebied aan asielzoekers die aldaar zijn aangekomen en een asielverzoek hebben ingediend.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 35, lid 1 bis (nieuw).

Amendement 154

Artikel 35, lid 3

3. De in lid 2 bedoelde procedures dienen er met name voor te zorgen dat de betrokkenen:

 

- de toestemming krijgen aan de grens of in transitzones van de lidstaat te blijven, onverminderd artikel 6; en

 

- onmiddellijk worden ingelicht over hun rechten en plichten, zoals omschreven in artikel 9, lid 1, onder a); en

 

- indien nodig de diensten van een tolk, zoals omschreven in artikel 9, lid 1, onder b), aangeboden krijgen; en

 

- worden gehoord vooraleer de bevoegde autoriteit een beslissing in dergelijke procedures neemt, door personen die over voldoende kennis beschikken met betrekking tot de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel‑ en vluchtelingenrecht, zoals omschreven in de artikelen 10 tot en met 12; en

 

- een juridisch adviseur of ander raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, zoals omschreven in artikel 13, lid 1, kunnen raadplegen; en

 

- een vertegenwoordiger krijgen ingeval het niet-begeleide minderjarigen betreft, zoals omschreven in artikel 15, lid 1, tenzij artikel 15, lid 2 of 3, van toepassing is.

 

Wanneer de toegang tot het grondgebied door een bevoegde autoriteit wordt geweigerd, dient de bevoegde autoriteit de feitelijke en de juridische gronden te vermelden waarom het asiel­verzoek ongegrond of niet-ontvankelijk is.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 35, lid 1 bis (nieuw).

Amendement 155

Artikel 35, lid 4

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing in het kader van de in lid 2 voorgeschreven procedures binnen een redelijke termijn wordt genomen. Wanneer niet binnen vier weken een beslissing is genomen, wordt aan de asielzoeker toegang tot het grondgebied van de lidstaat verleend zodat zijn verzoek kan worden behandeld overeenkomstig de andere bepalingen van deze richtlijn.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 35, lid 1 bis (nieuw).

Amendement 156

Artikel 35, lid 5

5. Wanneer het door specifieke vormen van aankomst of van de aankomst van grote aantallen onderdanen van derde landen of staatlozen die aan de grens of in een transitzone asiel­verzoeken indienen, praktisch onmogelijk is om aldaar de bepalingen van lid 1 of de specifieke procedure van de leden 2 en 3 toe te passen, kan deze procedure ook worden toegepast indien en zolang de onderdanen van derde landen of staatlozen op normale wijze worden ondergebracht op plaatsen nabij de grens of de transitzone.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 35, lid 1 bis (nieuw).

Amendement 157

Artikel 35 bis

1. De lidstaten kunnen bepalen dat een behandeling van het asielverzoek of de beoordeling van de veiligheid van de asielzoeker in zijn bijzondere omstandigheden als omschreven in hoofd­stuk II niet dan wel niet volledig plaatsvindt in gevallen waarin de bevoegde autoriteit aan de hand van feitenmateriaal heeft vastgesteld dat de asielzoeker hun grondgebied illegaal tracht binnen te komen of net illegaal is binnengekomen vanuit een veilig derde land overeen­komstig lid 2.

2. Een derde land kan voor de toepassing van lid 1 alleen als veilig derde land worden beschouwd indien het

 

(a) het Verdrag van Genève zonder geografische beperkingen heeft geratificeerd en naleeft; en

 

(b) over een bij wet voorgeschreven asielprocedure beschikt; en

 

(c) het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft geratificeerd en de daarin vervatte bepalingen naleeft, met inbegrip van de normen met betrekking tot daadwerkelijke rechtsmiddelen; en

 

(d) door de Raad is aangemerkt als veilig derde land overeenkomstig lid 3.

 

3. De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raad­pleging van het Europees Parlement een gemeenschappelijke lijst op, of wijzigt deze, van derde landen die door de lidstaten voor de toepassing van lid 1 als veilig derde land worden beschouwd.

 

4. De betrokken lidstaten stellen nationale wetsbepalingen vast voor de uitvoering van de bepalingen van lid 1, en van de gevolgen van beslissingen die uit hoofde van die bepalingen worden gegeven, overeenkomstig het "non-refoulement"-beginsel van het Verdrag van Genève, inclusief bepalingen inzake uitzonderingen op de toepassing van dit artikel om humanitaire of politieke redenen dan wel om redenen van internationaal publiekrecht.

 

5. Bij de uitvoering van een uitsluitend op dit artikel gebaseerde beslissing dienen de betrokken lidstaten:

 

(a) de asielzoeker hiervan op de hoogte te brengen; en

 

(b) hem een document te verschaffen waarin de autoriteiten van het derde land in de taal van dat land ervan in kennis worden gesteld dat het verzoek niet inhoudelijk is onderzocht.

 

6. Wanneer het veilige derde land de betrokken asielzoeker niet terugneemt, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.

 

7. Lidstaten die overeenkomstig nationale wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van deze richtlijn van kracht was, en op grond van de criteria van lid 2, onder a), b) en c), derde landen als veilige landen hebben aangemerkt, kunnen lid 1 op die derde landen toepassen totdat de Raad de gemeenschappelijke lijst uit hoofde van lid 3 heeft aangenomen.

Schrappen

Motivering

Het begrip van het zogenaamde "superveilig land" is in vergelijking met het veilig-land-beginsel des te verwerpelijker aangezien er bij deze procedure geen basisbeginselen en waarborgen gelden en zowel toegang tot de asielprocedure als tot het grondgebied mag worden geweigerd. Een dergelijk risico op afwijzing is in strijd met de internationale vluchtelingenwetgeving. Geen enkele categorie asielzoekers mag volledig toegang tot de asielprocedure worden geweigerd. Ook het UNHCR dringt sterk aan op schrapping van dit artikel dat niet in het voorstel van de Commissie stond.

Amendement 158

Artikel 36

De lidstaten zorgen ervoor dat een onderzoek kan beginnen om de vluchtelingenstatus van een bepaald persoon in te trekken wanneer er nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn waaruit blijkt dat er redenen zijn om de geldigheid van de vluchtelingenstatus opnieuw te onderzoeken.

De lidstaten kunnen beginnen om de vluchtelingenstatus van een bepaald persoon in te trekken wanneer:

Motivering

Het oorspronkelijke artikel is te vaag en staat open voor misbruik. Het is geherformuleerd in overeenstemming met het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 159

Artikel 36, letter (a) (nieuw)

 

(a) de asielzoeker zich vrijwillig opnieuw heeft beroepen op bescherming door het land van zijn nationaliteit; of

Motivering

In lijn met het amendement op artikel 36.

Amendement 160

Artikel 36, letter (b) (nieuw)

 

(b) de asielzoeker na verlies van zijn nationaliteit zijn nationaliteit opnieuw vrijwillig heeft verworven; of

Motivering

In lijn met het amendement op artikel 36.

Amendement 161

Artikel 36, letter (c) (nieuw)

 

(c) de asielzoeker een nieuwe nationaliteit heeft verworven en de bescherming van het land van zijn nieuwe nationaliteit geniet; of

Motivering

In lijn met het amendement op artikel 36.

Amendement 162

Artikel 36, letter (d) (nieuw)

 

(d) de asielzoeker zich vrijwillig opnieuw heeft gevestigd in het land waarin hij ooit niet wou terugkeren uit angst voor vervolging.

Motivering

In lijn met het amendement op artikel 36.

Amendement 163

Artikel 37, lid 4

4. In afwijking van de leden 1, 2 en 3 kunnen de lidstaten beslissen dat de vluchtelingenstatus van rechtswege vervalt bij beëindiging overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), b), c), en d), van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad, of indien de vluchteling ondubbelzinnig afziet van zijn erkenning als vluchteling.

Schrappen

Motivering

De rechten van de asielzoeker worden niet beschermd aangezien de oorspronkelijke tekst geen procedurele waarborgen bevat.

Amendement 164

Artikel 38, lid 1, letter (a), punt iii)

iii) om een behandeling overeenkomstig artikel 35 bis niet uit te voeren;

Schrappen

Motivering

Schrapping in verband met de schrapping van artikel 35 bis.

Amendement 165

Artikel 38, lid 1, letter (d)

d) een beslissing waarbij de binnenkomst wordt geweigerd in het kader van de procedures krachtens artikel 35, lid 2;

d) een beslissing waarbij de binnenkomst wordt geweigerd in het kader van de procedures krachtens artikel 35;

Motivering

In verband met de wijziging van artikel 35.

Amendement 166

Artikel 38, lid 3, inleidende zin

3. De lidstaten stellen in voorkomend geval voorschriften overeenkomstig hun internationale verplichtingen vast betreffende:

3. De lidstaten garanderen dat het rechtsmiddel overeenkomstig lid 1 tot gevolg heeft dat asiel­zoekers in afwachting van de uitkomst in de lidstaat mogen blijven.

Motivering

Veel vluchtelingen in Europa worden pas als zodanig erkend tijdens een beroepsprocedure. Gezien de potentieel ernstige gevolgen van een foute beslissing in eerste aanleg is de opschortende werking van een beroep in asielzaken een waarborg van levensbelang. Het beginsel van een daadwerkelijk rechtsmiddel is een algemeen beginsel in het internationaal recht en neergelegd in EG-wetgeving (zie C-222/84), in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in artikel 13 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens. Volgens het Europees Hof voor de rechten van de mens impliceert dit recht dat een asielaanvrager op het grondgebied van een lidstaat mag blijven totdat een definitief besluit over de aanvraag is genomen.

Amendement 167

Artikel 38, lid 3, letter (a)

(a) de vraag of het rechtsmiddel overeenkomstig lid 1 tot gevolg moet hebben dat asiel­zoekers in afwachting van de uitkomst in de betrokken lidstaat mogen blijven; en

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 38, lid 3, inleidende zin.

Amendement 168

Artikel 38, lid 3, letter (b)

(b) de mogelijkheid van een rechtsmiddel of beschermende maatregelen wanneer het rechts­middel overeenkomstig lid 1 niet het gevolg heeft dat asielzoekers in afwachting van de uitkomst in de betrokken lidstaat mogen blijven. De lidstaten kunnen ook voor­zien in een rechtsmiddel van rechtswege; en

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 38, lid 3, inleidende zin.

Amendement 169

Artikel 38, lid 3, letter (c)

(c) de redenen om een beslissing krachtens artikel 25, lid 2, onder c), te betwisten overeen­komstig de in artikel 27, lid 2, onder b) en c), bepaalde methode.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 38, lid 3, inleidende zin.

Amendement 170

Artikel 38, lid 5

5. Indien aan een asielzoeker een status is toegekend die uit hoofde van het nationale en het communautaire recht dezelfde rechten en voordelen biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad, kan de asielzoeker worden geacht een daadwerkelijk rechtsmiddel te hebben, wanneer een rechterlijke instantie beslist dat het in lid 1 bedoelde rechtsmiddel niet ontvankelijk is of geen grote kans van slagen heeft vanwege onvoldoende belangstelling bij de asielzoeker om de procedure te blijven volgen.

Schrappen

Motivering

Zie motivering bij artikel 38, lid 3, inleidende zin.

Amendement 171

Artikel 38, lid 6

6. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving tevens de voorwaarden vastleggen waaronder ervan kan worden uitgegaan dat een asielzoeker zijn rechtsmiddel als bedoeld in lid 1 impliciet heeft ingetrokken of daarvan heeft afgezien, en wel tezamen met de regels inzake de procedure die moet worden gevolgd.

schrappen

Motivering

Om te zorgen voor meer uniformiteit met de voorgaande wijzigingsvoorstellen moeten ook de internationale verdragen worden genoemd. Lid 6 moet worden geschrapt en lidstaten moeten niet de mogelijkheid hebben om af te wijken van de in deze richtlijn vastgestelde minimumnormen.

Amendement 172

Artikel 43, alinea 1

De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [24 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Met betrekking tot artikel 13 doen de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [36 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [24 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Motivering

Artikel 13 moet tegelijkertijd met de rest van de richtlijn worden goedgekeurd om er zeker van te zijn dat het beginsel van non-refoulement wordt nagekomen.

Amendement 173

Bijlage B bij bijlage I, alinea 1

Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; noch van dreiging van blind geweld bij internationale of interne gewapende conflicten.

Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; noch van dreiging van blind geweld bij internationale of interne gewapende conflicten; en er geen bewijzen zijn van discriminatie tegen individuen op grond van ras, etnische achtergrond, godsdienst, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging.

Motivering

Om in overeenstemming te blijven met artikel 27 en het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 174

Bijlage B bij bijlage I, alinea 2, letter (d bis) (nieuw)

 

(d bis) beschikbare en up-to-date-verslagen van het UNHCR en andere organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de mensenrechten en de bescherming van de rechten van het individu.

Motivering

Met het oog op een accurate lijst van veilige landen van oorsprong moet er een duidelijk beeld bestaan van de toepassing van de relevante wet- en regelgeving door de desbetreffende landen.

TOELICHTING

Achtergrond

De realisering van een gemeenschappelijk intern beleid op het gebied van asiel en migratie overeenkomstig de conclusies van Tampere en de daaropvolgende afspraken stelt de Europese Unie voor grote uitdagingen. De Europese Commissie heeft in het kader van dit beleid voorstellen ingediend betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus die ter evaluatie zowel aan de Raad als het Parlement werden voorgelegd. De verdere procedure voorziet in participatie van het Europees Parlement in het kader van het raadplegingsproces. In de conclusies van Tampere en in het Haags programma wordt evenwel voorzien in de invoering van medebeslissing door het Europees Parlement bij het asiel- en migratiebeleid.

De Europese Commissie diende in september 2000 al haar eerste voorstel voor een richtlijn over minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in.

Op 20 september 2001 nam het Europees Parlement het rapport-Watson aan, waarbij het voorstel van de Commissie met 106 amendementen werd goedgekeurd. De onderhandelingen in de Raad leverden geen akkoord over dat voorstel op en in december 2001 verzocht de Europese Raad in de verklaring van Laken de Commissie een gewijzigd voorstel in te dienen.

De nieuwe ontwerprichtlijn werd op 18 juni 2002 ingediend. Na bijna twee jaar onderhandelen kwam de Raad op 29 april 2004 tot een akkoord over een "algemene aanpak" en besloot hij het Parlement daarover opnieuw te raadplegen (19 november 2004).

Standpunt van de rapporteur

Het feit dat de Raad een politiek akkoord bereikte voordat het Parlement zijn standpunt had bepaald druist in tegen de geest van de Europese verdragen en is in strijd met de afspraken in de genoemde documenten. Het Parlement is dus niet gevraagd zijn bevoegdheden ten volle uit te oefenen. De rapporteur is dan ook van mening dat de Raad heeft verzuimd het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen na te komen.

Voorts is de rapporteur van oordeel dat de tijdrovende onderhandelingen in de Raad niet tot een bevredigende uitkomst hebben geleid. Deelname van het Europees Parlement aan dit proces zou veel betere resultaten hebben gegeven.

In de eerste plaats maakt de rapporteur zich zorgen over het feit dat de procedure naar het zich laat aanzien zal leiden tot een ondermijning van de normen met betrekking tot de definities die zijn vastgelegd in internationale verdragen, zoals het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen, het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en andere basisinstrumenten.

Bovendien is de rapporteur bezorgd over het feit dat de eerste stap in de harmonisering van de asielprocedure in de voorgestelde vorm niet bevredigend en zelfs ontoereikend is, zoals het Parlement reeds in 2001 bij de behandeling van het eerste voorstel van de Commissie concludeerde, aangezien

●    met de richtlijn geen belangrijke vooruitgang in de harmonisering wordt bereikt;

●    de lidstaten naar eigen goeddunken hun nationale wetgeving kunnen handhaven, gezien de vele facultatieve bepalingen, uitzonderingen en stand still clausules;

●    het doel om een eenvoudige, duidelijke en gemakkelijk toegankelijke juridische structuur op te zetten niet is gehaald. In het gewijzigde voorstel wordt een nieuwe structuur gepresenteerd voor asielprocedures in de lidstaten en de tekst over de “algemene aanpak” gaat uit van een aanzienlijk aantal aanvankelijk door de Commissie voorgestelde minimumnormen. De huidige tekst voorziet in een groot aantal belangrijke uitzonderingen en beperkingen, die sommige lidstaten zelfs in staat zouden stellen hun procedurenormen te verlagen. Het "level playing field" wordt daarom beperkt tot een catalogus van nationale werkwijzen, met inbegrip van vele nationale werkwijzen die niet in overeenstemming zijn met de beste internationale praktijken.

Om dezelfde redenen gaf het Europees Parlement de Commissie reeds in het verslag-Watson uit 2001 de aanbeveling om haar tekst in te trekken en grondig te herzien.

Ook het UNHCR drukte destijds zijn ernstige bezorgdheid uit - en doet dat nu weer - over een aantal restrictieve en zeer controversiële praktijken die momenteel alleen zijn opgenomen in de nationale wetgeving van een of twee lidstaten, maar die in de wetgeving van alle 25 EU-lidstaten terecht zouden kunnen komen.

Dringend voorstel van de rapporteur

Hoewel sommige lidstaten, zoals Italië, geen asielwetgeving hebben, zal de voorgestelde richtlijn de toestand in andere lidstaten slechts minimaal verbeteren. Voor sommige zou het zelfs een stap terug kunnen zijn!

Gelet op het bovenstaande komt de rapporteur tot de slotsom dat het Parlement alleen moet instemmen met de voorgestelde richtlijn als de Raad, vooruitlopend op het toekomstige medebeslissingsrecht van het Parlement, de amendementen op vooral de volgende punten overneemt.

1)   De rapporteur vindt het begrip van de zogenaamde superveilige derde landen inadequaat en heeft hier principiële bezwaren tegen

Dit is een van de meest zorgwekkende aspecten van de richtlijn. De richtlijn gaat ervan uit dat het voorhanden zijnde beschermingsniveau in buurlanden van de Europese Unie gelijk is aan de normen in de EU-lidstaten. Ze bepaalt dat lidstaten de toegang tot de procedure mogen ontzeggen aan alle asielzoekers die uit deze landen komen. Deze bepalingen vereisen geen individuele beoordeling en lijken tegen het beginsel van non-refoulement in te gaan.

2)   De rapporteur vraagt in verband met de mogelijke schending van het Verdrag van Genève en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dringend om toetsing van het begrip veilig derde land aan de huidige praktijk om dit begrip in voorgestelde zin aan te passen

Volgens het UNHCR is het niet mogelijk derde landen in het algemeen als “veilig” aan te merken zonder het individuele geval in overweging te nemen. Er is grote bezorgdheid over de praktische doeltreffendheid van asielprocedures in de transitlanden aan de buitengrenzen van de Unie, wat de vraag oproept of zij rechtmatig als “veilig” kunnen worden beschouwd. Daarenboven staat de richtlijn de lidstaten toe om asielzoekers over te brengen naar om het even welk land dat hen wil aanvaarden, zonder rekening te houden met de inhoud van hun aanspraken. Ze staat lidstaten toe hun verantwoordelijkheden op derde landen af te schuiven, ongeacht of de aanvrager al dan niet tegen refoulement zal worden beschermd en als individueel geval zal worden behandeld.

3)   De begrippen daadwerkelijk rechtsmiddel (artikel 38) en versnelde procedures (artikel 23-25) alsmede grensprocedures” (artikel 35) moeten grondig worden herzien, ook met het oog op een toekomstige overeenkomst over repatriëring

Ø   Het artikel over een daadwerkelijk rechtsmiddel garandeert niet dat de beroepsprocedure een opschortend effect heeft. Het betekent dat er geen uitdrukkelijk recht is voor alle asielzoekers om in het asielland te blijven wachten op de uitslag van de beroepsprocedure. Deze kwestie wordt vrij aan het oordeel van de lidstaten overgelaten. Een dergelijke bepaling lijkt in strijd met het Verdrag van Genève en verzekert niet dat het beginsel van "non-refoulement" wordt nageleefd.

Ø   De richtlijn laat in te veel gevallen fast track procedures toe. De versnelde procedures, procedures van niet-ontvankelijkheid en specifieke procedures bevatten verscheidene uitzonderingen op de fundamentele waarborgen, vooral wanneer een verzoek als ongegrond wordt beschouwd. Gezien de uiterst ruime definitie van “duidelijk ongegronde verzoeken” vreest Amnesty International dat de meeste verzoeken (meer dan 80%) volgens een fast track procedure zullen worden behandeld, wat betekent dat er minder procedurewaarborgen zullen zijn. Het kan echter voorkomen dat vluchtelingen om ernstige persoonlijke en menselijke redenen, zoals trauma’s (bijvoorbeeld oorlog, post-traumatische stress, seksueel geweld, enz.) geen consequente of begrijpelijke antwoorden kunnen geven.

Ø   De richtlijn staat lidstaten toe om grensprocedures toe te passen die minder dan de minimale procedurewaarborgen inhouden voor mensen die aan de grens of in transitzones een asielverzoek indienen. Deze praktijken geven een misplaatste macht en verantwoordelijkheid aan grenswachten en halen migratiecontroledoelstellingen en bescherming van vluchtelingen door elkaar.

4)   De rapporteur heeft bepaalde twijfels omtrent de in de conclusies van de Raad neergelegde regelingen voor kinderen en jongeren in het vluchtelingenbeleid

De richtlijn stelt vast dat lidstaten zich mogen "onthouden van het benoemen van een vertegenwoordiger wanneer de onbegeleide minderjarige 16 jaar of ouder is...".Volgens het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind moet iedere persoon jonger dan 18 jaar als een kind worden beschouwd, zonder onderscheid in rechten voor jongeren ouder dan 16. Bovendien betekent het feit dat het kind getrouwd is of was niet noodzakelijkerwijs dat zij/hij geen vertegenwoordiger nodig heeft. In sommige landen is er geen verband tussen de maturiteit van het kind en een huwelijk.

Conclusie van de rapporteur

De rapporteur is van oordeel dat alleen als de hierboven genoemde twijfels worden weggenomen er een kans is op een gemeenschappelijk asielbeleid in de Europese Unie dat wordt gelegitimeerd door de burgers en de vluchtelingen de nodige bescherming biedt. Het Parlement is de rechtmatige vertegenwoordiger van de burgers. Gezien de complexiteit van het onderwerp kan alleen duurzame instemming van de burgers worden verkregen als de procedures transparant en democratisch zijn.

Wegens de ernstige bezwaren verwacht de rapporteur dat de Raad zich tijdig uitspreekt over de hierboven uiteengezette zorgen en over de verdere afwikkeling van de procedure.

25.5.2005

ADVIES VAN DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus

(14203/2004 ‑ C6‑0200/2005 – 2000/0238(CNS))

Rapporteur voor advies: Feleknas Uca

BEKNOPTE MOTIVERING

1. Volgens de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere in oktober 1999, welke zijn overgenomen in het programma van Den Haag dat door de Europese Top van Brussel in november 2004 is goedgekeurd, dient het gemeenschappelijk Europees asielstelsel op korte termijn een duidelijke en hanteerbare bepaling te omvatten van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, alsook gemeenschappelijke normen voor een eerlijke en doeltreffende asielprocedure, gemeenschappelijke minimumvoorwaarden voor de opvang van asielzoekers en op elkaar afgestemde regels inzake de toekenning en de inhoud van de vluchtelingenstatus. Het stelsel moet daarnaast worden aangevuld met maatregelen inzake subsidiaire vormen van bescherming die eenieder die een dergelijke bescherming behoeft, een passende status verlenen.

2. De Commissie diende in september 2000 haar eerste voorstel voor een richtlijn[5] in betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus. Op 20 september 2001 nam het Europees Parlement het verslag-Watson aan en keurde het Commissievoorstel met 106 amendementen goed. De onderhandelingen in de Raad leidden niet tot overeenstemming op basis van dat ontwerp en in december 2001 verzocht de Europese Raad de Commissie in de verklaring van Laaken om een gewijzigd voorstel in te dienen.

3. Het gewijzigd voorstel voor een richtlijn werd uitgebracht op 18 juni 2002[6] en na bijna twee jaar van onderhandelingen bereikte de Raad overeenstemming over een "algemene oriëntatie"[7] waarover hij het Parlement opnieuw besloot te raadplegen, hetgeen gebeurde op 19 november 2004. Daarom verwijzen de in dit advies voorgestelde amendementen naar het gewijzigd ontwerpvoorstel voor een richtlijn zoals gewijzigd door de Raad in zijn "algemene oriëntatie".

4. De richtlijn wordt krachtens artikel 63, lid 1, letter d) EGV goedgekeurd via de raadplegingsprocedure van het Parlement en met eenparigheid van stemmen in de Raad. Na de goedkeuring van deze richtlijn wordt alle wetgeving op dit gebied krachtens artikel 67 EGV goedgekeurd via de medebeslissingsprocedure en via meerderheidsstemming in de Raad.

5. Uw rapporteur is van mening dat het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking zich dient te beperken tot de gebieden waarop haar bevoegdheden in het geding kunnen zijn, met name de politieke dialoog met de ontwikkelingslanden, de bevordering van democratische waarden, good governance en mensenrechten in ontwikkelingslanden alsook aangelegenheden betreffende de partnerschapsovereenkomst ACS-EU.

6. Dit is de reden dat het ter behandeling aan de Commissie ontwikkelingssamenwerking voorgelegde advies geen betrekking heeft op meer technische gebieden die vallen onder de directe bevoegdheid van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken als commissie ten principale.

7. Al met al is uw rapporteur van mening dat het gewijzigd voorstel van de Commissie zoals gewijzigd door de "algemene oriëntatie" die op 29 april 2004 door de Raad is goedgekeurd, een grote stap terug is in vergelijking met het oorspronkelijke voorstel en met de doelstellingen die de Commissie zelf heeft vastgesteld: "Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om in de Europese Gemeenschap een minimumkader voor procedures ter bepaling van de status van vluchtelingen in te voeren, dat ervoor zorgt dat geen van de lidstaten asielzoekers op enigerlei wijze uitzet of terugleidt naar de grenzen van het grondgebied waar hun leven of vrijheid wordt bedreigd in verband met hun ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of een politieke overtuiging"[8].

8. De rapporteur vestigt de aandacht van de leden vooral op het feit dat de door de Raad goedgekeurde "algemene oriëntatie" voorziet in mogelijkheden voor de lidstaten om af te wijken van vrijwel elke bepaling, met name van de uitgangspunten en waarborgen als bedoeld in hoofdstuk II van de richtlijn (art. 24). Op deze manier worden de rechten en waarborgen van de asielzoekers kwetsbaar en de basis voor een beroep kan altijd als ongegrond worden verworpen. De rapporteur heeft besloten in dit stadium geen amendementen op deze kwesties in te dienen, aangezien dit zou leiden tot aanzienlijke wijzigingen van technische aard die beter kunnen worden behandeld door andere commissies (zoals LIBE of JURI). Als die commissies deze kwesties echter niet behandelen, overweegt de rapporteur om deze op een later tijdstip hetzij in de Commissie ontwikkelingssamenwerking als amendementen hetzij in de plenaire vergadering aan de orde te stellen.

AMENDEMENTEN

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Raad voorgestelde tekst[9]Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Artikel 3, lid 1, letter a) (nieuw)

 

a) Deze richtlijn wordt uitgevoerd en omgezet in nationale wetgeving met inachtneming van de fundamentele mensenrechten en de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht worden erkend. Ook het internationale recht en de overeenkomsten van de Verenigde Naties worden in acht genomen.

Motivering

De noodzaak om de fundamentele mensenrechten te eerbiedigen, met een speciale verwijzing naar het Handvest van de grondrechten van de EU, alsook alle bestaande verplichtingen uit hoofde van de internationale wetgeving na te komen moet worden benadrukt buiten Hoofdstuk II (behoudens een aantal uitzonderingen).

Amendement 2

Artikel 3, lid 1, letter b) (nieuw)

 

b) Deze richtlijn wordt uitgevoerd en omgezet in nationale wetgeving met inachtneming van alle bestaande internationale verplichtingen van de EU en de lidstaten, met name het Verdrag van Genève en de met derde landen gesloten partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten.

Motivering

Zie amendement 1.

Amendement 3

Artikel 5, lid 5 bis (nieuw)

 

5 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat eenieder die een asielaanvraag wil indienen onverwijld uitvoerige informatie ontvangt over de procedure en zijn/haar rechten en verplichtingen in zijn/haar eigen taal.

Motivering

Het recht om volledige informatie te ontvangen in een voor de aanvrager begrijpelijke taal is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de procedure op een eerlijke wijze wordt toegepast.

Amendement 4

Artikel 15, lid 2, letter c)

c) gehuwd is of gehuwd geweest is.

schrappen

Motivering

Het feit dat een minderjarige getrouwd is of getrouwd is geweest kan op geen enkele wijze worden beschouwd als een teken van volwassenheid. Dit is met name relevant in sommige ontwikkelingslanden waar gedwongen huwelijken van meisjes op zeer jonge leeftijd gebruikelijk zijn.

Amendement 5

Artikel 17, lid 1

1. De lidstaten mogen een persoon niet in bewaring houden uitsluitend omdat hij een asielzoeker is.

1. De lidstaten mogen een persoon niet in bewaring houden omdat hij een asielzoeker is.

Motivering

Een asielverzoek kan geen reden zijn tot bewaring.

Amendement 6

Artikel 30, lid 2

2. De Raad kan, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, de minimale gemeenschappelijke lijst wijzigen en derde landen toevoegen of schrappen, overeenkomstig bijlage II. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van de Raad of van een lidstaat om een voorstel tot wijziging van de minimale gemeenschappelijke lijst in te dienen.

2. De Raad kan, overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 251 van het EG-Verdrag, de minimale gemeenschappelijke lijst wijzigen en derde landen toevoegen of schrappen, overeenkomstig bijlage II. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van de Raad, van een lidstaat of van het Europees Parlement om een voorstel tot wijziging van de minimale gemeenschappelijke lijst in te dienen.

Motivering

Het doel van dit amendement is om het Europees Parlement volledig te betrekken bij verdere besluiten betreffende de vaststelling en wijziging van de minimale gemeenschappelijke lijst van derde landen die als veilige landen van herkomst gelden. Krachtens artikel 67 EGV moeten verdere besluiten na de aanneming van deze richtlijn via de medebeslissingsprocedure worden goedgekeurd. De vaststelling en wijziging van een dergelijke gevoelige aangelegenheid zoals de minimale gemeenschappelijke lijst van derde landen die als veilige landen van herkomst gelden mag geen uitzondering zijn en daarom moet het Parlement hier volledig bij worden betrokken.

Amendement 7

Artikel 30, lid 3

3. Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten, van haar eigen informatie en, voorzover nodig, van informatie van het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.

3. Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten en van het Europees Parlement, van haar eigen informatie en, voorzover nodig, van informatie van het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.

Motivering

Zie amendement 6.

Amendement 8

Artikel 30, lid 4

4. Wanneer de Raad de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen, vervalt de verplichting voor de lidstaten overeenkomstig artikel 30 ter, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad om indiening verzoekt.

4. Wanneer de Raad of het Europees Parlement de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen, vervalt de verplichting voor de lidstaten overeenkomstig artikel 30 ter, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad om indiening verzoekt.

Motivering

Zie amendement 6.

Amendement 9

Artikel 30, lid 8

8. Op verzoek van de Raad deelt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mee of de situatie van een land op de minimale gemeenschappelijke lijst nog steeds overeenstemt met bijlage II. Wanneer de Commissie haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.

8. Op verzoek van de Raad of het Europees Parlement deelt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mee of de situatie van een land op de minimale gemeenschappelijke lijst nog steeds overeenstemt met bijlage II. Wanneer de Commissie haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.

Motivering

Zie amendement 6.

Amendement 10

Artikel 30 bis, lid 2

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van de richtlijn van kracht is, handhaven met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de minimale gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst, indien zij zich ervan vergewist hebben dat personen in de betrokken derde landen over het algemeen noch zijn blootgesteld aan:

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van de richtlijn van kracht is, handhaven met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de minimale gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst, indien zij zich ervan vergewist hebben dat personen in de betrokken derde landen noch zijn blootgesteld aan:

a) vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch aan

a) vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch aan

b) foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

b) foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; noch aan

c) discriminatie in welke vorm dan ook op grond van godsdienst, etnische afstamming, politieke overtuiging, ras of geslacht.

Motivering

Vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing zijn voldoende ernstige mogelijkheden. De woorden "over het algemeen" moeten worden geschrapt, aangezien onderdanen van derde landen aan geen enkele van deze behandelingen mogen worden blootgesteld als hun verzoek wordt afgewezen.

Amendement 11

Artikel 35 bis, lid 3

3. De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement een gemeenschappelijke lijst op, of wijzigt deze, van derde landen die door de lidstaten voor de toepassing van lid 1 als veilig derde land worden beschouwd.

3. De Raad stelt, overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 251 van het EG-Verdrag, een gemeenschappelijke lijst op, of wijzigt deze, van derde landen die door de lidstaten voor de toepassing van lid 1 als veilig derde land worden beschouwd.

Motivering

Zie amendement 6.

Amendement 12

Artikel 35, lid 4

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing in het kader van de in lid 2 voorgeschreven procedures binnen een redelijke termijn wordt genomen. Wanneer niet binnen vier weken een beslissing is genomen, wordt aan de asielzoeker toegang tot het grondgebied van de lidstaat verleend zodat zijn verzoek kan worden behandeld overeenkomstig de andere bepalingen van deze richtlijn.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een beslissing in het kader van de in lid 2 voorgeschreven procedures binnen een redelijke termijn wordt genomen. Wanneer niet binnen vier weken een beslissing is genomen, wordt aan de asielzoeker toegang tot het grondgebied van de lidstaat verleend zodat zijn verzoek kan worden behandeld overeenkomstig de andere bepalingen van deze richtlijn. Gedurende deze periode van maximaal vier weken heeft de asielzoeker het recht om met leden van zijn familie en zijn wettelijke vertegenwoordigers te communiceren en de nodige hulp en steun te ontvangen.

PROCEDURE

Titel

Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus

Document- en procedurenummers

14203/2004 - C6-0200/2005 – 2000/0238(CNS)

Commissie ten principale

LIBE

Medeadviserende commissie

DEVE
1.12.2004

Nauwere samenwerking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Feleknas Uca
16.3.2005

Behandeling in de Commissie

12.5.2005

24.5.2005

 

 

 

Datum goedkeuring amendementen

24.5.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

28
0
0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Margrete Auken, Alessandro Battilocchio, Margrietus van den Berg, Danutė Budreikaitė, Nirj Deva, Michael Gahler, Jana Hybášková, Filip Andrzej Kaczmarek, Glenys Kinnock, Ģirts Valdis Kristovskis, Maria Martens, Miguel Angel Martínez Martínez, Luisa Morgantini, Toomas Savi, Jürgen Schröder, Feleknas Uca, Anna Záborská, Jan Zahradil, Mauro Zani

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

John Bowis, Fiona Hall, Linda McAvan, Manolis Mavrommatis, Karin Scheele, Britta Thomsen, Zbigniew Zaleski, Gabriele Zimmer

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

Agustín Díaz de Mera García Consuegra

20.6.2005

ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN

aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

inzake het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus

(14203/2004 – C6‑0200/2004 – 2000/0238(CNS))

Rapporteur voor advies: Viktória Mohácsi

BEKNOPTE MOTIVERING

1. Samenvatting van het voorstel

Achtergrond

Doel van deze richtlijn is de invoering van minimumnormen op communautair niveau voor asielprocedures in de lidstaten waarin de vluchtelingenstatus wordt verleend of ingetrokken.

Volgens een conclusie van 15 leden van de Europese Raad in Tampere in 1999 moet de communautaire regelgeving op de lange termijn leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure in de Europese Unie en zijn de minimumnormen voor asielprocedures in de lidstaten slechts een eerste stap in een verder harmonisatieproces.

Een belangrijk aspect in de conclusies van Tampere en in het Haags programma is de voorziene invoering van medebeslissing met het Europees Parlement op het gebied van asiel en migratie.

De Europese Commissie diende in september 2000 haar oorspronkelijke voorstel voor een richtlijn over minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in.

Op 20 september 2001 nam het Europees Parlement het verslag-Watson aan, waarbij het voorstel van de Commissie met 106 amendementen werd goedgekeurd. De onderhandelingen in de Raad leverden geen akkoord over dat voorstel op en in december 2001 verzocht de Europese Raad in de verklaring van Laken de Commissie een gewijzigd voorstel in te dienen.

Op 18 juni 2002 werd een nieuwe ontwerprichtlijn ingediend. Na bijna twee jaar onderhandelen kwam de Raad tot een akkoord over een gemeenschappelijk actieplan en op 19 november 2004 besloot hij het Parlement daarover opnieuw te raadplegen.

2. Commentaar van de rapporteur voor advies

De rapporteur voor advies onderschrijft volledig het algemene streven naar een gemeenschappelijk communautair beleid op asielgebied, maar vreest dat dit achterblijft bij aanvaarde internationale rechtsnormen en ertoe zou kunnen leiden dat de lidstaten hun verplichtingen uit hoofde van het Europees Handvest van de grondrechten en het internationaal en humanitair vluchtelingenrecht niet nakomen.

Zij wil vooral de aandacht vestigen op het begrip "superveilige" derde landen en op de beroepsprocedures zonder opschortende werking. Deze laatste bepaling kan inhouden dat asielaanvragers worden teruggestuurd in afwachting van de uitkomst van hun beroep, hetgeen in strijd is met het beginsel van non-refoulement zoals neergelegd in het Verdrag van Genève dat wordt beschouwd als de basis voor het internationaal vluchtelingenrecht.

Ook vreest zij dat de richtlijn geen geharmoniseerd communautair beleid zal opleveren, maar slechts een wettelijk kader zal bieden waarin het onveranderde beleid van elke lidstaat wordt ingebed. Dit blijkt duidelijk uit de vele uitzonderingsmogelijkheden in de tekst op grond waarvan de lidstaten kunnen afwijken van de bepalingen die de rechten van de asielzoekers waarborgen.

De rapporteur voor advies noemt slechts de belangrijkste terreinen waarop de rechten worden aangetast: het recht op een persoonlijk onderhoud met een gekwalificeerde tolk, toegang tot en financiële hulp voor juridische bijstand, toegang tot het UNHCR en andere maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn op dit gebied, beperkingen ten aanzien van de indiening van documenten en het recht op beroep en de nadruk op de verantwoordelijkheid van de aanvrager om met relevante documenten te komen. Hierbij wordt voorbijgegaan aan de wijdverspreide illegale mensenhandel waarbij mensensmokkelaars asielzoekers dikwijls dwingen om alle identificatiepapieren te vernietigen zodat de smokkelaars niet kunnen worden ontmaskerd. Een ander punt van zorg over de richtlijn is het gebruik van termen die ruimer en vager zijn dan de internationaal aanvaarde begrippen.

Door als gevolg van administratieve en juridische beperkingen niet de garantie te bieden op een eerlijke, rechtvaardige en doelmatige asielprocedure kan de veiligheid van de asielzoeker ernstig in gevaar komen. Schending van het beginsel van non-refoulement maakt de richtlijn onhoudbaar in een internationale rechtbank en druist in tegen de grondrechten.

De rapporteur voor advies betreurt dat de Raad reeds een politiek akkoord over het voorstel heeft bereikt en daarmee de rol van het Parlement in het raadplegingsproces ernstig heeft veronachtzaamd. Zij hoopt dat de Raad zo spoedig mogelijk gehoor geeft aan de dringende oproep van het Parlement om de in Tampere en in het Haags programma vastgelegde beleidswijzigingen na te komen.

AMENDEMENTEN

De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Raad voorgestelde tekst[10]Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 5

(5) Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om in de Europese Gemeenschap een minimumkader voor procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in te voeren.

(5) Deze richtlijn is in de eerste plaats bedoeld om in de Europese Gemeenschap een minimumkader voor procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus in te voeren, in overeenstemming met internationale normen, met name het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 en de conclusies van Tampere inzake asiel.

Motivering

Om er zeker van te zijn dat deze richtlijn juridisch houdbaar is, moet zij in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève van 1951 en andere afspraken, zoals de conclusies van Tampere over asiel.

Amendement 2

Overweging 8

(8) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(8) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in internationale verplichtingen, in het bijzonder het Verdrag van Genève van 1951.

Motivering

Onderstreept moet worden dat de richtlijn in lijn is met het internationaal recht.

Amendement 3

Overweging 9

(9) Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn en die discriminatie verbieden.

(9) Met betrekking tot de behandeling van personen die onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van de instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn en die alle vormen van discriminatie verbieden.

Motivering

Benadrukt moet worden dat volgens deze richtlijn alle vormen van discriminatie zijn verboden.

Amendement 4

Overweging 13

(13) Teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van Genève correct als zodanig worden erkend, moet elke asielzoeker, behoudens bepaalde uitzonderingen, daadwerkelijk toegang hebben tot de procedures, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over voldoende procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden. Voorts moet de procedure voor het onderzoeken van een asielaanvraag de asielzoeker normaliter tenminste het recht geven om te blijven in afwachting van een beslissing van de beslissingsautoriteit, alsmede toegang tot de diensten van een tolk om de eigen zaak uiteen te zetten in geval van een onderhoud met de autoriteiten, de mogelijkheid om contact op te nemen met de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) of met andere organisaties die namens de UNHCR optreden, het recht op passende kennisgeving van een beslissing, motivering van die beslissing in feite en in rechte, de mogelijkheid om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen, en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie, in een taal die hij redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen.

(13) Teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van het Verdrag van Genève correct als zodanig worden erkend, moet elke asielzoeker, behoudens bepaalde uitzonderingen, daadwerkelijk toegang hebben tot de procedures, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden. Voorts moet de procedure voor het onderzoeken van een asielaanvraag de asielzoeker tenminste het recht geven om te blijven in afwachting van een beslissing van de beslissingsautoriteit, alsmede toegang tot de diensten van een tolk om de eigen zaak uiteen te zetten in geval van een onderhoud met de autoriteiten, de mogelijkheid om contact op te nemen met de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) of met andere organisaties die namens de UNHCR optreden, het recht op passende kennisgeving van een beslissing, motivering van die beslissing in feite en in rechte, de mogelijkheid om een rechtshulpverlener of andere raadsman te raadplegen, en het recht om op beslissende momenten in de procedure te worden ingelicht over zijn rechtspositie, in een taal die hij begrijpt.

Motivering

Met het oog op een eerlijke procedure moeten asielzoekers worden geïnformeerd in een taal die zij begrijpen.

Amendement 5

Overweging 14

(14) Voorts moeten voor alleenstaande minderjarigen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen worden vastgelegd. In dit verband moeten de lidstaten in de eerste plaats de belangen van het kind in overweging nemen.

(14) Voorts moeten voor alleenstaande minderjarigen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen worden vastgelegd. In dit verband moeten de lidstaten in de eerste plaats de belangen van het kind tijdens de gehele asielprocedure overeenkomstig artikel 3 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind in overweging nemen.

Motivering

De richtlijn moet consistent zijn met het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Amendement 6

Overweging 17 bis (nieuw)

 

(17 bis) Gelet op het bestaan van mensensmokkel en ter bescherming van de belangen van asielzoekers mogen asielzoekers op generlei wijze bij hun aanvraag worden gediscrimineerd op grond van het feit dat zij langs die weg de lidstaat zijn binnengekomen.

Motivering

Mensensmokkel is een van de belangrijkste kanalen om een lidstaat binnen te komen. Asielzoekers mogen echter niet worden benadeeld op grond van het feit dat zij de enige mogelijkheid om aan vervolging te ontkomen hebben aangegrepen.

Amendement 7

Overweging 19

(19) Indien de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan deze criteria met betrekking tot een bepaald land van herkomst is voldaan, en bijgevolg dat land heeft opgenomen op de minimale gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst die op grond van deze richtlijn zal worden aangenomen, moeten de lidstaten worden verplicht, verzoeken van personen met de nationaliteit van dat land of van staatlozen die vroeger gewoonlijk in dat land verbleven, te onderzoeken op basis van de contradictoire veronderstelling dat dat land veilig is. Gezien het politieke belang van de aanmerking van veilige landen van herkomst, met name in het licht van de gevolgen van een beoordeling van de mensenrechtensituatie in een land van oorsprong en de gevolgen daarvan voor het beleid van de Europese Unie op het gebied van de externe betrekkingen, moet de Raad alle beslissingen tot vaststelling en wijziging van de lijst nemen na raadpleging van het Europees Parlement.

(19) Indien de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan deze criteria met betrekking tot een bepaald land van herkomst is voldaan, en bijgevolg dat land heeft opgenomen op de gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst die op grond van deze richtlijn zal worden aangenomen, kunnen de lidstaten verzoeken van personen met de nationaliteit van dat land of van staatlozen die vroeger gewoonlijk in dat land verbleven, onderzoeken op basis van de contradictoire veronderstelling dat dat land veilig is. Gezien het politieke belang van de aanmerking van veilige landen van herkomst, met name in het licht van de gevolgen van een beoordeling van de mensenrechtensituatie in een land van oorsprong en de gevolgen daarvan voor het beleid van de Europese Unie op het gebied van de externe betrekkingen, moet de Raad alle beslissingen tot vaststelling en wijziging van de lijst nemen overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag.

Motivering

Overeenkomstig artikel 251 van het EG-Verdrag heeft het Parlement medebeslissingsbevoegdheid op het gebied van asiel. De rapporteur voor advies is van mening dat de gemeenschappelijke lijst geharmoniseerd en algemeen toegepast dient te worden in alle lidstaten. Zij is van mening dat lidstaten weliswaar strengere procedures mogen vaststellen, maar dat de gemeenschappelijke lijst de maximum- en niet de minimumnorm moet zijn.

Amendement 8

Overweging 20

(20) Uit de status van Bulgarije en Roemenië als kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en uit de vorderingen van deze landen op weg naar het lidmaatschap vloeit voort dat ze voor de toepassing van deze richtlijn tot de datum van hun toetreding tot de Europese Unie als veilige landen van herkomst moeten worden beschouwd.

Schrappen

Motivering

Beide landen hebben in de jaarlijkse landenverslagen van de Commissie kritiek gekregen op het punt van de mensenrechtensituatie. Bovendien beschikken maatschappelijke organisaties over goed gedocumenteerde gevallen van mensenrechtenschendingen in beide landen.

Amendement 9

Overweging 21

(21) De aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in het betrokken land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een asielzoeker ernstige redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem terzake doende kan worden beschouwd.

(21) De aanmerking van een derde land als veilig land van herkomst in de zin van deze richtlijn kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land. De aard van de aan de aanmerking ten grondslag liggende beoordeling impliceert dat er enkel rekening kan worden gehouden met de algemene civiele, juridische en politieke omstandigheden in dat land, met name de eerbiediging van het internationaal recht op het punt van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de bescherming van vluchtelingen, en met het feit dat actoren van vervolging, foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de praktijk worden gestraft wanneer zij in het betrokken land schuldig worden bevonden. Om deze reden is het van belang dat, wanneer een asielzoeker ernstige redenen aanvoert om het land als niet-veilig in zijn bijzondere omstandigheden te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als voor hem terzake doende kan worden beschouwd.

Motivering

De naleving door derde landen van het internationaal recht op het punt van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de bescherming van vluchtelingen moet een basiscriterium zijn voor de aanmerking van een derde land als veilig land (zie Bijlage II van de richtlijn).

Amendement 10

Overweging 22

(22) De lidstaten moeten alle verzoeken onderzoeken op de inhoud, met andere woorden beoordelen of de betrokken asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, behoudens andere bepalingen in onderhavige richtlijn, met name indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een ander land het onderzoek zal doen of voldoende bescherming zal verlenen. De lidstaten dienen met name niet te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien een eerste land van asiel de asielzoeker de vluchtelingenstatus of anderszins voldoende bescherming heeft verleend en indien de asielzoeker opnieuw in dat land zal worden toegelaten.

(22) De lidstaten moeten alle verzoeken onderzoeken op de inhoud, met andere woorden beoordelen of de betrokken asielzoeker al dan niet in aanmerking komt als vluchteling overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, behoudens andere bepalingen in onderhavige richtlijn, met name indien zij zich ervan hebben verzekerd dat een ander als veilig aangemerkt land het onderzoek zal doen of voldoende bescherming zal verlenen. De lidstaten dienen met name niet te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien een eerste land van asiel de asielzoeker de vluchtelingenstatus of anderszins voldoende bescherming heeft verleend en indien de asielzoeker opnieuw in dat land zal worden toegelaten.

Motivering

De lidstaten moeten er zeker van zijn dat een ander als veilig aangemerkt land de asielaanvraag gaat behandelen of voldoende bescherming zal bieden alvorens te besluiten een verzoek niet inhoudelijk te beoordelen. De door de Raad voorgestelde tekst laat te veel onzekerheid bestaan.

Amendement 11

Overweging 23

(23) De lidstaten dienen evenmin te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien op grond van een verband met een derde land, als omschreven in de nationale wetgeving, redelijkerwijs kan worden verwacht dat de asielzoeker in dat derde land bescherming zoekt. De lidstaten mogen slechts op die basis handelen indien de asielzoeker in het betrokken derde land veilig is. Teneinde secundaire stromen asielzoekers te vermijden, moeten gemeenschappelijke principes worden vastgesteld voor het als veilig beschouwen of aanmerken van derde landen door de lidstaten.

(23) De lidstaten dienen evenmin te worden verplicht de inhoud van een asielverzoek te beoordelen indien op grond van een verband met een derde land, als omschreven in de nationale wetgeving, zij zich ervan hebben verzekerd dat de asielzoeker in dat derde land bescherming zoekt. De lidstaten mogen slechts op die basis handelen indien de asielzoeker in het betrokken derde land veilig is. Teneinde secundaire stromen asielzoekers te vermijden, moeten gemeenschappelijke principes worden vastgesteld voor het als veilig beschouwen of aanmerken van derde landen door de lidstaten.

Motivering

De lidstaten moeten er zeker van zijn dat een ander als veilig aangemerkt land de asielaanvraag gaat behandelen of voldoende bescherming zal bieden alvorens te besluiten een verzoek niet inhoudelijk te beoordelen. De door de Raad voorgestelde tekst laat te veel onzekerheid bestaan.

Amendement 12

Overweging 24

(24) Voorts zouden de lidstaten met betrekking tot bepaalde Europese derde landen, die bijzonder hoge normen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen in acht nemen, het recht moeten hebben om asielverzoeken betreffende asielzoekers die vanuit deze Europese derde landen hun grondgebied binnenkomen, niet of niet volledig te onderzoeken. Gezien de mogelijke gevolgen voor de asielzoeker van een beperkt of niet uitgevoerd onderzoek moet deze toepassing van het begrip veilig derde land worden beperkt tot zaken in verband met derde landen waarvoor de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan de in onderhavige richtlijn vastgestelde hoge normen voor de veiligheid van het betrokken derde land is voldaan. De Raad moet de beslissingen terzake nemen na raadpleging van het Europees Parlement.

(24) Voorts, met betrekking tot bepaalde Europese derde landen, die bijzonder hoge normen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen in acht nemen, gezien de mogelijke gevolgen voor de asielzoeker van een beperkt of niet uitgevoerd onderzoek, moet deze toepassing van het begrip veilig derde land worden beperkt tot zaken in verband met derde landen waarvoor de Raad zich ervan heeft vergewist dat aan de in onderhavige richtlijn vastgestelde hoge normen voor de veiligheid van het betrokken derde land is voldaan. De Raad moet de beslissingen terzake nemen overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag.

Motivering

Overeenkomstig het beginsel van non-refoulement moeten asielzoekers een "belangrijke binding" hebben met een derde land, via familie of een gemeenschap in bredere zin, en niet alleen door het land hebben gereisd.

Ingevolge de afspraken van Tampere en het Haags programma is voorzien in medebeslissing met het Europees Parlement in het asiel- en migratiebeleid.

Amendement 13

Overweging 24 bis (nieuw)

 

(24 bis) Met betrekking tot Europese derde landen moet er rekening mee worden gehouden dat er voor de ongerustheid omtrent de mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen, met name wat betreft de Roma en andere etnische minderheden, vele bewijzen zijn, zoals de gevallen van asielzoekers die wegens schending van de mensenrechten van de asielzoeker als gevolg van negatieve veranderingen in de interne stabiliteit een Europees derde land hebben moeten ontvluchten na er aanvankelijk asiel te hebben aangevraagd. Aan asielzoekers die door deze landen hebben gereisd of in deze landen aanvankelijk asiel hebben aangevraagd kan niet het recht worden ontzegd dat hun aanvraag wordt behandeld in de lidstaten overeenkomstig het internationaal recht.

Motivering

Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304/12 van 30.9.2004).

Amendement 14

Overweging 25

(25) De aard van de in onderhavige richtlijn bepaalde gemeenschappelijke normen betreffende de twee begrippen veilig derde land impliceert dat de praktische gevolgen van deze begrippen afhangen van de vraag of het betrokken derde land de betrokken asielzoeker op zijn grondgebied toelaat.

(25) De aard van de in onderhavige richtlijn bepaalde gemeenschappelijke normen betreffende het begrip veilig derde land impliceert dat de praktische gevolgen van dit begrip afhangen van de vraag of het betrokken derde land de betrokken asielzoeker op zijn grondgebied toelaat.

Motivering

Zie het amendement op artikel 35 bis.

Amendement 15

Artikel 1

Deze richtlijn beoogt de vaststelling van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.

Deze richtlijn beoogt de vaststelling van minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus die in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève en met Richtlijn 2004/83/EG.

Motivering

De richtlijn dient in overeenstemming te zijn met het internationaal asielrecht.

Amendement 16

Artikel 2, definitie (h)

(h) "niet-begeleide minderjarige": een persoon jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; hieronder vallen minderjarigen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen;

(h) "niet-begeleid kind" of "gescheiden kind": een persoon jonger dan 18 jaar die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; hieronder vallen minderjarigen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van een lidstaat zijn aangekomen;

een "niet-begeleid kind" is een kind dat gescheiden is van beide ouders en andere verwanten of de wettelijke voogd of de voogd naar gewoonterecht; een "gescheiden kind" is een kind dat wordt begeleid door een volwassene die de verantwoordelijkheid voor langdurige zorg voor het kind niet wil of kan dragen.

In deze richtlijn verwijst "niet-begeleide minderjarige" zowel naar "niet-begeleide kinderen" als naar "gescheiden kinderen";

Motivering

Om in lijn te blijven met de internationale terminologie in regelgeving inzake mensenrechten en vluchtelingen.

Amendement 17

Artikel 3, lid 1 bis (nieuw)

1 bis. Deze richtlijn wordt zonder enige vorm van discriminatie toegepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Verdrag en overeenkomstig de internationale verdragen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen.

Motivering

De lidstaten moeten deze richtlijn toepassen overeenkomstig het beginsel van non-discriminatie zoals omschreven in artikel 13 van het EG-Verdrag en de internationale verdragen inzake mensenrechten en de bescherming van vluchtelingen.

Amendement 18

Artikel 3 bis, lid 1, alinea 1

1. De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, met name artikel 7, lid 2, en artikel 8.

1. De lidstaten wijzen voor alle procedures een beslissingsautoriteit aan die de verzoeken naar behoren dient te behandelen overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, met name artikel 7, lid 2, artikel 8 en artikel 10, lid 1.

Motivering

Het recht op een persoonlijk onderhoud is een essentieel recht in de asielprocedure dat geëerbiedigd dient te worden.

Amendement 19

Artikel 3 bis, lid 3

3. Bij het aanwijzen van autoriteiten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 dragen de lidstaten er zorg voor dat het personeel van deze autoriteiten over de passende kennis beschikt of de nodige opleiding krijgt om zijn verplichtingen in het kader van de toepassing van deze richtlijn na te komen.

3. Bij het aanwijzen van autoriteiten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 dragen de lidstaten er zorg voor dat het personeel van deze autoriteiten over de passende kennis en opleiding beschikt om zijn verplichtingen in het kader van de toepassing van deze richtlijn na te komen.

Motivering

Het personeel moet naar behoren worden opgeleid gezien de gevoelige en delicate aard van hun werk.

Amendement 20

Artikel 5, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. In gevallen waarin ten laste van de asielzoeker komende meerderjarigen instemmen met de indiening van een aanvraag in hun naam, in overeenstemming met artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, geldt het beginsel dat in de gehele asielprocedure in de eerste plaats de belangen van het kind worden gediend.

Motivering

In overeenstemming met het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Amendement 21

Artikel 5, lid 4, inleidende formule

4. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving bepalen:

4. De lidstaten kunnen, mits zij handelen overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind in hun nationale wetgeving bepalen:

Motivering

Zie artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en het EHRM.

Amendement 22

Artikel 6, lid 1

1. Asielzoekers mogen in de lidstaat blijven, louter ten behoeve van de procedure, totdat de beslissingsautoriteit overeenkomstig de in hoofdstuk III uiteengezette procedures in eerste aanleg een beslissing heeft genomen. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning.

1. Asielzoekers mogen in de lidstaat blijven, louter ten behoeve van de procedure, totdat de beslissingsautoriteit overeenkomstig de in hoofdstuk III uiteengezette procedures in eerste aanleg een definitieve beslissing heeft genomen. Dit recht om te blijven houdt niet in dat de betrokkene recht heeft op een verblijfsvergunning.

Motivering

In sommige lidstaten wordt 30-60% van de aanvankelijke afwijzingen na een beroepsprocedure geannuleerd.

De laatste zin betekent overigens niet dat lidstaten geen verblijfsvergunning mogen afgeven. De EG kan alleen minimumnormen vaststellen.

Amendement 23

Artikel 7, lid 1

1. Onverminderd artikel 23, lid 4, punt i), zorgen de lidstaten ervoor dat asielverzoeken niet worden afgewezen of van behandeling worden uitgesloten louter op grond van het feit dat zij niet zo snel mogelijk zijn ingediend.

1. Onverminderd artikel 23, lid 4, punt i), zorgen de lidstaten ervoor dat asielverzoeken niet worden afgewezen of van behandeling worden uitgesloten op grond van het feit dat zij niet zo snel mogelijk zijn ingediend.

Motivering

Om te voorkomen dat late aanvragen niet op de inhoud worden beoordeeld maar alleen op het feit dat zij laat zijn ingediend. Bovendien betekent late indiening volgens het arrest in de zaak Jabari tegen Turkije (EHRM) en de UNCAT-commissie nog niet dat er geen serieus risico op vervolging bestaat.

Amendement 24

Artikel 7, lid 2, letter (a)

(a) het onderzoek naar en de beslissing over asielverzoeken individueel, objectief en onpartijdig wordt verricht, respectievelijk genomen;

(a) het onderzoek naar en de beslissing over asielverzoeken individueel, objectief en onpartijdig wordt verricht, respectievelijk genomen overeenkomstig deze richtlijn en de internationale mensenrechten- en vluchtelingenwetgeving;

Motivering

Om te verzekeren dat de richtlijn in overeenstemming is met het internationaal recht.

Amendement 25

Artikel 7, lid 2, letter (b)

(b) er nauwkeurige en actuele informatie wordt verzameld uit verschillende bronnen, zoals informatie van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR), over de algemene situatie in de landen van oorsprong van asielzoekers en, waar nodig, in de landen van doorreis, en dat het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist, over deze informatie kan beschikken;

(b) er nauwkeurige en actuele informatie wordt verzameld uit verschillende bronnen, zoals informatie van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) en van andere maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn in de landen van oorsprong van de asielzoekers, over de algemene situatie in de landen van oorsprong van asielzoekers op burgerlijk, juridisch en politiek vlak en met name op het punt van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en dat het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist, over deze informatie kan beschikken;

Motivering

Maatschappelijke organisaties in het land van oorsprong kunnen ter zake kundige informatie over de mensenrechtensituatie in het land verstrekken.

Of een derde land veilig is, moet op individuele basis worden besloten en de asielzoeker moet een belangrijke binding hebben met het land, via familie of een gemeenschap in bredere zin.

De behandeling van asielaanvragen moet geschieden op basis van informatie waarmee een oordeel kan worden gevormd over de situatie in het land van oorsprong van de asielzoeker op burgerlijk, juridisch en politiek vlak, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zodat de bevoegde autoriteiten een objectief en onpartijdig besluit kunnen nemen.

Amendement 26

Artikel 7, lid 2, letter (c)

(c) het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist op de hoogte is van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht.

(c) het personeel dat de asielverzoeken behandelt en daarover beslist een opleiding en instructies heeft ontvangen en op de hoogte is van de normen die van toepassing zijn op het gebied van het asiel- en vluchtelingenrecht.

Motivering

Om ervoor te zorgen dat elke aanvraag eerlijk en grondig wordt behandeld, moet het personeel naar behoren zijn opgeleid op het desbetreffende vakgebied.

Amendement 27

Artikel 7, lid 3

3. De in hoofdstuk V bedoelde instanties hebben via de beslissingsautoriteit of de asielzoeker dan wel anderszins toegang tot de in lid 2, onder b), bedoelde algemene informatie die zij nodig hebben om hun taak uit te oefenen.

3. De in hoofdstuk V bedoelde instanties moeten via de beslissingsautoriteit toegang krijgen tot de in lid 2, onder b), bedoelde algemene informatie die zij nodig hebben om hun taak uit te oefenen.

Motivering

Door de toegang van beroepsautoriteiten tot de in lid 2, letter b) bedoelde documenten niet verplicht te maken, wordt de toepassing van dit lid uitgehold. Als niet duidelijk wordt aangegeven welke partij de beroepsautoriteiten van documenten moet voorzien, ontstaat het risico dat niemand de informatie verstrekt.

Amendement 28

Artikel 7, lid 4

4. De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen voor de vertaling van stukken die relevant zijn voor de behandeling van asielverzoeken.

4. De lidstaten stellen voorschriften vast voor de vertaling van stukken die relevant zijn voor de behandeling van asielverzoeken.

Motivering

Vertaling is cruciaal bij asielprocedures.

Amendement 29

Artikel 8, lid 1

1. De lidstaten zorgen ervoor dat beslissingen over asielverzoeken schriftelijk worden bekendgemaakt.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle beslissingen over asielverzoeken schriftelijk worden bekendgemaakt.

Motivering

Alle beslissingen moeten schriftelijk worden vastgelegd.

Amendement 30

Artikel 8, lid 2, alinea 3

Voorts hoeven de lidstaten geen informatie te verstrekken over de wijze waarop tegen een negatieve beslissing in samenhang met deze beslissing schriftelijk beroep kan worden aangetekend, indien de asielzoeker in een vroeger stadium, ofwel schriftelijk ofwel met voor hem beschikbare elektronische middelen, in kennis is gesteld van de wijze waarop tegen een dergelijke beslissing in beroep kan worden gegaan.

Voorts hoeven de lidstaten geen informatie te verstrekken over de wijze waarop tegen een negatieve beslissing in samenhang met deze beslissing schriftelijk beroep kan worden aangetekend.

Motivering

Asielzoekers moeten bij alle beslissingen in de procedure schriftelijk geïnformeerd worden over hun rechten.

Amendement 31

Artikel 9, lid 1, letter (b)

(b) zij moeten, telkens wanneer dat nodig is, gebruik kunnen maken van de diensten van een tolk als zij hun zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteiten. De lidstaten beschouwen het verlenen van deze diensten in elk geval als noodzakelijk wanneer de beslissingsautoriteit de asielzoeker oproept voor een onderhoud als bedoeld in de artikelen 10 en 11 en een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd. In dit geval, evenals in andere gevallen waarin de bevoegde autoriteiten een beroep doen op de asielzoeker, worden de diensten van de tolk betaald uit openbare middelen;

(b) zij moeten, telkens wanneer dat nodig is, gebruik kunnen maken van de diensten van een gekwalificeerde en onpartijdige tolk als zij hun zaak voorleggen aan de bevoegde autoriteiten. De lidstaten garanderen deze dienstverlening gedurende alle persoonlijke gesprekken en beroepshoorzittingen en bij andere verbale communicatie met de bevoegde autoriteiten, met name als bedoeld in de artikelen 10 en 11 en als een goede communicatie zonder die diensten niet kan worden gewaarborgd. In deze gevallen, evenals in andere gevallen waarin de bevoegde autoriteiten een beroep doen op de asielzoeker, worden de diensten van de tolk betaald uit openbare middelen;

Motivering

Vertaling en vertolking zijn van fundamenteel belang voor een eerlijke asielprocedure.

Amendement 32

Artikel 9, lid 1, letter (c)

(c) het mag asielzoekers niet onmogelijk worden gemaakt contact op te nemen met het UNHCR of met een andere organisatie die krachtens een overeenkomst met de betrokken lidstaat namens het UNHCR optreedt op het grondgebied van die lidstaat;

(c) het moet asielzoekers mogelijk worden gemaakt contact op te nemen met het UNHCR of met een andere organisatie voor asielzoekers die optreedt op het grondgebied van die lidstaat;

Motivering

Samenwerking met het UNHCR en zijn vertegenwoordigers moet positief worden geformuleerd.

Amendement 33

Artikel 10, lid 1, alinea 1

1. Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de asielzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn asielverzoek door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon.

1. Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, heeft de asielzoeker het recht persoonlijk gehoord te worden over zijn asielverzoek door een persoon die bekwaam en overeenkomstig het internationale recht op het gebied van asiel en vluchtelingen bevoegd is om een dergelijk gesprek te voeren en een beslissing volgens internationaal/Gemeenschapsrecht te nemen. Het gesprek wordt op objectieve wijze en in volstrekte onafhankelijkheid gevoerd.

De lidstaten zorgen voor de opstelling van een nationaal register van personen die bevoegd zijn om persoonlijke gesprekken te voeren met asielzoekers in alle lidstaten. De in dit register genoemde personen moeten ertoe worden verplicht een nationale of communautaire gedragscode in acht te nemen om te garanderen dat de gesprekken met asielzoekers objectief, onpartijdig en serieus worden gevoerd.

Motivering

Het recht om persoonlijk gehoord te worden is van centraal belang bij de beoordeling van asielaanvragen zoals blijkt uit de jurisprudentie van het EHRM, de Mensenrechtencommissie en de UNCAT-commissie. Bovendien wordt ook in de resolutie van de Raad uit 1995 over minimumwaarborgen voor asielprocedures naar dit recht verwezen. De oorspronkelijke formulering van artikel 10 ondermijnt dit recht.

Amendement 34

Artikel 10, lid 1, alinea 2

De lidstaten kunnen ook elke meerderjarige onder de in artikel 5, lid 3, bedoelde personen die ten laste van de asielzoeker komt, de gelegenheid geven persoonlijk te worden gehoord.

De lidstaten moeten ook elke meerderjarige onder de in artikel 5, lid 3, bedoelde personen die ten laste van de asielzoeker komt, de gelegenheid geven persoonlijk te worden gehoord.

Motivering

Het recht om persoonlijk gehoord te worden is van centraal belang bij de beoordeling van asielaanvragen zoals blijkt uit de jurisprudentie van het EHRM, de Mensenrechtencommissie en de UNCAT-commissie. Bovendien wordt ook in de resolutie van de Raad uit 1995 over minimumwaarborgen voor asielprocedures naar dit recht verwezen. De oorspronkelijke formulering van artikel 10 ondermijnt dit recht.

Amendement 35

Artikel 10, lid 1, alinea 3

De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving voorschrijven in welke gevallen een minderjarige de gelegenheid moet krijgen persoonlijk te worden gehoord.

De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving voorschrijven in welke gevallen een minderjarige de gelegenheid moet krijgen persoonlijk te worden gehoord, rekening houdend met de mate van rijpheid van de betrokkene en eventuele opgelopen psychologische trauma's. De ondervrager dient zich te realiseren dat de kennis van de minderjarige over de situatie in het land van herkomst naar gelang van diens leeftijd beperkt kan zijn.

Motivering

Het recht om persoonlijk gehoord te worden is van centraal belang bij de beoordeling van asielaanvragen zoals blijkt uit de jurisprudentie van het EHRM, de Mensenrechtencommissie en de UNCAT-commissie. Bovendien wordt ook in de resolutie van de Raad uit 1995 over minimumwaarborgen voor asielprocedures naar dit recht verwezen. De oorspronkelijke formulering van artikel 10 ondermijnt dit recht.

Amendement 36

Artikel 10, lid 2, letter (b)

(b) de bevoegde autoriteit al een ontmoeting met de asielzoeker heeft gehad om hem bij te staan bij de indiening van zijn asielverzoek en de overlegging van de essentiële informatie over het asielverzoek, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of

(b) de bevoegde autoriteit al een ontmoeting met de asielzoeker heeft gehad om hem bij te staan bij de indiening van zijn asielverzoek en de overlegging van de essentiële informatie over het asielverzoek, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad, en de asielzoeker schriftelijk bij zijn ontmoeting met de bevoegde autoriteit heeft bevestigd dat hij van oordeel is dat hij bij deze ontmoeting voldoende in de gelegenheid is gesteld zijn zaak uiteen te zetten; of

Motivering

Om een eerlijke procedure en een juiste beslissing te verzekeren, moet het aan de asielzoeker worden overgelaten om te bepalen of hij voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn zaak uiteen te zetten.

Amendement 37

Artikel 10, lid 2, letter (c)

(c) de beslissingsautoriteit, op basis van een volledige bestudering van de door de asielzoeker verstrekte informatie, het verzoek als ongegrond beschouwt in gevallen waarin de in artikel 23, lid 4, onder a), c), g), h) en j), genoemde omstandigheden van toepassing zijn.

Schrappen

Motivering

Een persoonlijk getuigenis is dikwijls van doorslaggevend belang voor een beslissing en kan van levensbelang zijn om opheldering te geven over vergissingen of ogenschijnlijke tegenstrijdigheden. Een beperking van het recht om gehoord te worden kan een eerlijke procedure en een juiste beslissing in de weg staan.

(Zie samenvatting UNHCR) Bovendien bestaat het gevaar dat artikel 23, lid 4, letter j) louter op een subjectief oordeel kan worden gebaseerd.

(De rapporteur voor advies vreest dat een en ander bedoeld is om de administratieve en personele lasten voor de lidstaten te beperken en niet zozeer om de asielzoeker te garanderen dat hij alle mogelijkheden krijgt om rechtmatig asiel te verkrijgen.)

Amendement 38

Artikel 10, lid 3

3. Er kan ook worden afgezien van een persoonlijk onderhoud indien het redelijkerwijs niet uitvoerbaar is, met name indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de asielzoeker niet persoonlijk gehoord kan worden als gevolg van blijvende omstandigheden waarop hij geen invloed heeft. Bij twijfel kunnen de lidstaten een medisch of psychologisch attest verlangen.

Indien de lidstaat aan de betrokkene of, indien van toepassing, aan de persoon die ten laste van de asielzoeker komt, geen gelegenheid biedt tot een persoonlijk onderhoud overeenkomstig dit lid moeten er redelijke inspanningen worden gedaan om de asielzoeker of de persoon die te zijnen laste komt de kans te bieden nadere informatie te verstrekken.

3. Er kan ook worden afgezien van een persoonlijk onderhoud of dit kan worden beëindigd als de ondervrager van oordeel is dat de asielzoeker een mentale of emotionele stoornis heeft die een normaal onderzoek van zijn geval onmogelijk maakt. In dergelijke gevallen moet medisch advies omtrent de gezondheid van de asielzoeker worden ingewonnen bij een arts en verlangen de lidstaten bij twijfel een medisch of psychologisch attest.

Motivering

Alle redelijke maatregelen moeten worden getroffen om een gesprek te kunnen voeren. Het tweede deel van dit artikel staat een eerlijke procedure en een juiste beslissing ernstig in de weg.

Amendement 39

Artikel 10, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. De lidstaten zorgen ervoor dat een asielzoeker die geen persoonlijk gesprek kan voeren of voltooien als gevolg van zijn fysieke en/of psychologische gesteldheid, lichamelijke of verstandelijke handicap of een specifieke emotionele stoornis speciale aandacht krijgt ten einde de eerlijkheid van de procedure te waarborgen.

Motivering

Ter versterking van de zwakke waarborgen van het oorspronkelijke lid 3 van artikel 10.

Amendement 40

Artikel 10, lid 4

4. Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden in overeenstemming met dit artikel belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over een asielverzoek te nemen.

4. Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden in overeenstemming met dit artikel belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over een asielverzoek te nemen als de afwezigheid is ingegeven door de redenen die verband houden met de artikelen 2, onder b) en c), 10, lid 3, 20, lid 1, 23, lid 4, onder a), c), g), h) en j) en lid 3 van dit artikel.

Motivering

Om te voldoen aan het beginsel van non-refoulement.

Amendement 41

Artikel 10, lid 5

5. Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden overeenkomstig lid 2, onder b) en c), of lid 3 heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit.

5. Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit. In dergelijke gevallen moet iedereen in de gelegenheid worden gesteld om zich te laten vertegenwoordigen door een voogd of een wettelijk vertegenwoordiger in het geval van minderjarigen of al naar gelang het geval door een raadsman of juridisch adviseur.

Motivering

Om te voldoen aan de rechten van minderjarigen en niet-zelfstandige personen.

Amendement 42

Artikel 10, lid 6

6. Onverminderd artikel 20, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake het asielverzoek laten meewegen dat de asielzoeker niet voor het persoonlijk onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had.

6. Onverminderd artikel 20, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake het asielverzoek laten meewegen dat de asielzoeker niet voor het persoonlijk onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had, of het onderhoud niets heeft opgeleverd of werd beëindigd als gevolg van de psychologische of fysieke toestand van de asielzoeker.

Motivering

Om ervoor te zorgen dat de waarborgen in artikel 20 overeind blijven.

Amendement 43

Artikel 10, lid 6 bis (nieuw)

 

6 bis. Als de lidstaten bij hun beslissing inzake het asielverzoek laten meewegen dat de asielzoeker niet voor het persoonlijk onderhoud is verschenen, zoals bepaald in lid 6, moet de lidstaat tonen dat al het mogelijke is gedaan om de betrokkene te informeren over het recht op een onderhoud. Als deze bepaling niet wordt nagekomen en het verzuim niet wordt goedgemaakt, zijn alle daaropvolgende negatieve besluiten ongeldig.

Motivering

Om ervoor te zorgen dat de rechten van de asielzoeker niet worden veronachtzaamd als gevolg van administratieve nalatigheden.

Amendement 44

Artikel 11, lid 3, letter (a)

(a) erop toe te zien dat de gesprekspartner van de asielzoeker bij het persoonlijk onderhoud voldoende bekwaam is om rekening te kunnen houden met de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, met inbegrip van de culturele achtergrond en kwetsbaarheid van de asielzoeker, voor zover dat mogelijk is, en

(a) erop toe te zien dat de gesprekspartner van de asielzoeker bij het persoonlijk onderhoud bekwaam is en de passende opleiding heeft gehad om rekening te kunnen houden met de persoonlijke of algemene omstandigheden die een rol spelen bij het asielverzoek, met inbegrip van de culturele achtergrond en kwetsbaarheid van de asielzoeker, voor zover dat mogelijk is, en

Motivering

De term "voldoende" lijkt erop te duiden dat een lager bekwaamheidsniveau aanvaardbaar is. Ook vanwege de gevoelige aard van de ervaringen van veel asielzoekers moet de ondervrager een aangepaste opleiding hebben gevolgd om aan de speciale behoeften van asielzoekers te kunnen voldoen.

Amendement 45

Artikel 11, lid 3, letter (b)

(b) een tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de asielzoeker en zijn gesprekspartner bij het persoonlijk onderhoud goed te doen verlopen. Daarbij hoeft niet noodzakelijkerwijs gebruik te worden gemaakt van de taal waaraan de asielzoeker de voorkeur geeft indien er een andere taal kan worden gebruikt die hij redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen en waarin hij kan communiceren.

(b) een tolk te kiezen die in staat is de communicatie tussen de asielzoeker en zijn gesprekspartner bij het persoonlijk onderhoud goed te doen verlopen. Daarbij hoeft niet noodzakelijkerwijs gebruik te worden gemaakt van de taal waaraan de asielzoeker de voorkeur geeft indien er een andere taal kan worden gebruikt die hij kan begrijpen en waarin hij kan communiceren.

Motivering

Er moet rekening worden gehouden met de kwetsbaarheid van de asielzoeker in zijn omgeving en om ervoor te zorgen dat het relaas van de asielzoeker accuraat overkomt moet de voertaal een taal zijn die hij duidelijk begrijpt.

Amendement 46

Artikel 11, lid 4

4. De lidstaten kunnen voorschriften vaststellen inzake de aanwezigheid van derden bij het persoonlijk onderhoud.

4. De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de aanwezigheid van derden bij het persoonlijk onderhoud, mits dergelijke voorschriften in overeenstemming zijn met de internationale normen.

Motivering

Opdat een en ander geschiedt conform het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Amendement 47

Artikel 12, lid 3, alinea 1

1. De lidstaten kunnen bepalen dat de asielzoeker de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud moet goedkeuren.

1. De lidstaten moeten de asielzoeker de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud laten verifiëren, om misverstanden of tegenstrijdigheden of ongeldigverklaring van de aanvraag op een later tijdstip te voorkomen.

Motivering

Als de asielzoeker geen kanttekeningen hoeft te plaatsen bij de nauwkeurigheid of volledigheid van het verslag kan dit leiden tot verkeerde interpretaties, manipulatie en verdraaiing. De term "verifiëren" geeft beter weer wat de rol van de asielzoeker in deze fase is.

Amendement 48

Artikel 12, lid 3, alinea 2

Indien een asielzoeker weigert de inhoud van het verslag goed te keuren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de asielzoeker opgenomen.

Indien een asielzoeker weigert de inhoud van het verslag te verifiëren, worden de redenen voor deze weigering in het dossier van de asielzoeker opgenomen.

Motivering

Als de asielzoeker geen kanttekeningen hoeft te plaatsen bij de nauwkeurigheid of volledigheid van het verslag kan dit leiden tot verkeerde interpretaties, manipulatie en verdraaiing. De term "verifiëren" geeft beter weer wat de rol van de asielzoeker in deze fase is.

Amendement 49

Artikel 12, lid 3, alinea 3

De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud goed te keuren, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het asielverzoek te nemen.

De weigering van een asielzoeker om de inhoud van het verslag van het persoonlijk onderhoud te verifiëren, belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over het asielverzoek te nemen; met de weigering van de asielzoeker om de inhoud te verifiëren wordt evenwel rekening gehouden bij de beoordeling van de inhoud van het verslag.

Motivering

Als de asielzoeker geen kanttekeningen hoeft te plaatsen bij de nauwkeurigheid of volledigheid van het verslag kan dit leiden tot verkeerde interpretaties, manipulatie en verdraaiing. De term "verifiëren" geeft beter weer wat de rol van de asielzoeker in deze fase is.

Amendement 50

Artikel 13, lid 1

1. De lidstaten stellen asielzoekers in de gelegenheid om op eigen kosten daadwerkelijk een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, te raadplegen over met hun asielverzoek samenhangende aangelegenheden.

1. De lidstaten stellen asielzoekers in de gelegenheid om, vanaf het eerste contact met de beslissingsautoriteiten op eigen kosten daadwerkelijk een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, te raadplegen over met hun asielverzoek samenhangende aangelegenheden.

Motivering

Veel fouten treden op aan het begin van de asielprocedure omdat de asielzoekers de procedures niet goed begrijpen.

Amendement 51

Artikel 13, lid 3, letter (d) en alinea 2

(d) uitsluitend indien het beroep of het bezwaar een kans van slagen heeft.

De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van punt d) geboden rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig wordt beperkt.

Schrappen

Motivering

Ondermijnt artikel 13, lid 2, dat een essentiële waarborg in de asielprocedure is.

Amendement 52

Artikel 13, lid 5, letter (a)

(a) financiële en/of tijdslimieten instellen ten aanzien van de bepaling inzake gratis rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging, mits die limieten de beschikbaarheid van de rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig beperken;

(a) het bedrag voor rechtsbijstand beperken tot de gemiddelde kosten van rechtsbijstand voor elke belangrijke fase in de asielprocedure, mits die limieten de beschikbaarheid van de rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging niet willekeurig beperken;

Motivering

Om te voorkomen dat het recht op rechtsbijstand wordt uitgehold.

Amendement 53

Artikel 14, lid 1, alinea 1

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de asielzoeker overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot de informatie in het dossier van de asielzoeker die door de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten kan worden onderzocht, voorzover die informatie relevant is voor de behandeling van het asielverzoek.

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een juridisch adviseur of andere raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten en die de asielzoeker overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht bijstaat of vertegenwoordigt, toegang heeft tot de informatie in het dossier van de asielzoeker.

Motivering

Toegang tot het dossier is de enige weg om te verifiëren of de algemene informatie waarop de autoriteiten zich baseren bijgewerkt, accuraat en relevant is.

Amendement 54

Artikel 14, lid 1, alinea 2

De lidstaten kunnen een uitzondering maken wanneer de openbaarmaking van informatie of bronnen de nationale veiligheid, de veiligheid van de organisaties of personen die de informatie hebben verstrekt dan wel de veiligheid van de perso(o)n(en) op wie de informatie betrekking heeft, in gevaar zou brengen, of wanneer het belang van het onderzoek in verband met de behandeling van asielverzoeken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de internationale betrekkingen van de lidstaten zouden worden geschaad. In die gevallen moet de toegang tot de betrokken informatie of bronnen open staan voor de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten, behalve indien die toegang is uitgesloten in zaken welke verband houden met de nationale veiligheid.

De lidstaten kunnen een uitzondering maken wanneer de openbaarmaking van informatie of bronnen de nationale veiligheid, de veiligheid van de organisaties of personen die de informatie hebben verstrekt dan wel de veiligheid van de perso(o)n(en) op wie de informatie betrekking heeft, in gevaar zou brengen, of wanneer het belang van het onderzoek in verband met de behandeling van asielverzoeken door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de internationale betrekkingen van de lidstaten zouden worden geschaad. In die gevallen moet de toegang tot de betrokken informatie of bronnen open staan voor de in hoofdstuk V bedoelde autoriteiten, behalve indien die toegang is uitgesloten in duidelijk gedefinieerde zaken welke verband houden met de nationale veiligheid.

Motivering

Het niet vrijgeven van informatie is een schending van artikel 13 EVRM in gevallen waarin artikel 3 EVRM van toepassing is.

Amendement 55

Artikel 15, lid 2, letter (c)

(c) gehuwd is of gehuwd geweest is.

Schrappen

Motivering

Een niet-begeleide minderjarige mag zijn rechten niet verliezen wegens zijn huwelijkse staat.

Amendement 56

Artikel 15, lid 5, letter (a)

(a) de niet-begeleide minderjarige, voordat het asielverzoek wordt behandeld, in een taal die hij redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen, in kennis wordt gesteld van het feit dat mogelijk een medisch onderzoek zal worden verricht om zijn leeftijd vast te stellen. Daarbij wordt onder meer informatie verstrekt over de onderzoeksmethode en over de mogelijke gevolgen van het medisch onderzoek voor de behandeling van het asielverzoek, alsook over de gevolgen indien de niet-begeleide minderjarige weigert het medisch onderzoek te ondergaan;

(a) de niet-begeleide minderjarige, voordat het asielverzoek wordt behandeld, in een taal die hij redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen, in kennis wordt gesteld van het feit dat mogelijk een medisch onderzoek zal worden verricht om zijn leeftijd vast te stellen. Daarbij wordt onder meer informatie verstrekt over de onderzoeksmethode en over de mogelijke gevolgen van het medisch onderzoek voor de behandeling van het asielverzoek, alsook over de gevolgen indien de niet-begeleide minderjarige weigert het medisch onderzoek te ondergaan;

Motivering

Niet van toepassing op de NL-versie.

Amendement 57

Artikel 17, lid 1

1. De lidstaten mogen een persoon niet in bewaring houden uitsluitend omdat hij een asielzoeker is.

1. De lidstaten mogen een persoon niet in bewaring houden uitsluitend omdat hij een asielzoeker is. Uitzonderingen zijn alleen toegestaan

(a) om de identiteit te verifiëren;

(b) in gevallen waarin vluchtelingen of asielzoekers hun reis- en/of identiteitspapieren hebben vernietigd of vervalste documenten hebben gebruikt om de autoriteiten van het land waar zij asiel willen aanvragen te misleiden;

(c) om de nationale veiligheid of de openbare orde te beschermen.

Motivering

In de herziene richtlijnen van de UNHCR inzake de criteria en normen voor het in bewaring houden van asielzoekers staan de uitzonderingen op de algemene regel dat detentie van asielzoekers moet worden vermeden en alleen in laatste instantie mag worden toegepast. Bovendien moeten volgens de uitspraak in de zaak Amuur tegen Frankrijk van het EHRM de redenen voor detentie duidelijk zijn.

Amendement 58

Artikel 17, lid 2

2. Indien een asielzoeker in bewaring wordt gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat snelle controle door een rechterlijke instantie mogelijk is.

2. Indien een asielzoeker in bewaring wordt gehouden om redenen die niet in verband staan met de asielaanvraag, zorgen de lidstaten ervoor dat

 

(a) snelle controle door een rechterlijke instantie mogelijk is;

(b) de asielzoeker toegang heeft tot juridische, medische en sociale bijstand;

(c) de asielzoeker onmiddellijk op de hoogte wordt gesteld van de gronden voor detentie in een voor hem begrijpelijke taal;

(d) de asielzoeker recht heeft op bezoek van wettelijke vertegenwoordigers en van vertegenwoordigers van de UNHCR en andere organisaties die zich speciaal bezighouden met asielzoekers.

Motivering

Om te voorkomen dat artikel 31 van het Verdrag van Genève van 1951 wordt geschonden en om overeenstemming te verzekeren met de voorwaarden van het EVRM en het IVBPR inzake de "wettigheid" van vrijheidsbenemingen. Zie voor letter (b) de zaak Amuur tegen Frankrijk (0019776/92, 1996-III, nr. 11, 25 juni 1996). Letter (c) verwijst naar artikel 5, lid 2 van het EVRM: "Een ieder die gearresteerd is moet onverwijld en in een taal die hij verstaat op de hoogte worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van alle beschuldigingen welke tegen hem zijn ingebracht. Letter (d) verwijst naar de herziene richtlijnen van de UNHCR inzake de criteria en normen voor het in bewaring houden van asielzoekers.

Om te voorkomen dat artikel 31 van het Verdrag van Genève van 1951 wordt geschonden en om overeenstemming te verzekeren met de voorwaarden van het EVRM en het IVBPR inzake de "wettigheid" van vrijheidsbenemingen.

Amendement 59

Artikel 20, lid 2, alinea 2

De lidstaten kunnen een tijdslimiet vaststellen waarna een asielverzoek niet langer opnieuw in behandeling kan worden genomen.

Schrappen

Motivering

Tijdslimieten zijn niet verenigbaar met het beginsel van non-refoulement uit het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 60

Artikel 21, lid 1, inleidende formule

1. De lidstaten zorgen ervoor dat het UNHCR:

1. De lidstaten zijn verplicht ervoor te zorgen dat het UNHCR:

Motivering

In overeenstemming met artikel 35 van het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 61

Artikel 22, letter (a)

(a) delen de lidstaten de informatie betreffende individuele asielverzoeken of het feit dat een asielverzoek is ingediend, niet rechtstreeks mee aan de vermeende actor(en) van de vervolging van de asielzoeker;

(a) delen de lidstaten de informatie betreffende individuele asielverzoeken of het feit dat een asielverzoek is ingediend, niet mee aan de vermeende actor(en) van de vervolging van de asielzoeker;

Motivering

De term "rechtstreeks" kan tot discrepanties leiden en de doeltreffendheid als waarborg in gevaar brengen.

Amendement 62

Artikel 23, lid 4, letter (a)

(a) de asielzoeker bij de indiening van zijn asielverzoek en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen of slechts minimaal ter zake doen om uit te maken of hij als asielzoeker in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of

(a) de asielzoeker bij de indiening van zijn asielverzoek en de toelichting van de feiten alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen om uit te maken of hij als asielzoeker in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; of

Motivering

De zinsnede "of slechts minimaal ter zake doen" is te vaag om de asielzoeker rechtszekerheid te bieden en brengt het beginsel van non-refoulement in gevaar.

Amendement 63

Artikel 23, lid 4, letter (d)

(d) de asielzoeker de autoriteiten heeft misleid door omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing had kunnen hebben, achter te houden; of

(d) de asielzoeker de autoriteiten heeft misleid door omtrent zijn identiteit en/of nationaliteit valse documenten te verstrekken; of

Motivering

De woorden "valse informatie" zijn te subjectief.

Amendement 64

Artikel 23, lid 4 bis (nieuw)

4 bis. De lidstaten kunnen voorzien in uitzonderingen op de toepassing van lid 4 om humanitaire redenen, met name wanneer sprake is van mensenhandel, om politieke redenen of om redenen van internationaal publiekrecht.

Motivering

De lidstaten zouden moeten voorzien in uitzonderingen op de toepassing van artikel 4, volgens welk de behandelingsprocedure voor een asielaanvraag voorrang kan krijgen of kan worden versneld, vooral om humanitaire of politieke redenen dan wel om redenen van internationaal publiekrecht. In artikel 35 bis, lid 4 van deze richtlijn wordt overigens hetzelfde bepaald.

Amendement 65

Artikel 25, lid 2, letter (d)

(d) het de asielzoeker om een andere reden is toegestaan in de betrokken lidstaat te blijven en hem als gevolg hiervan een status is verleend die gelijkwaardig is aan de rechten en voordelen van de vluchtelingenstatus uit hoofde van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad;

(d) het de asielzoeker om een andere reden is toegestaan in de betrokken lidstaat te blijven en hem als gevolg hiervan een status is verleend die gelijkwaardig is aan de rechten en voordelen van onderdanen overeenkomstig artikel 1 (E) van het Verdrag van Genève;

Motivering

Moet net zo ruim gedefinieerd worden als in artikel 1E van het Verdrag van Genève van 1951. Richtlijn 2004/83/EG van de Raad bevat niet alle in artikel 1E opgesomde rechten.

Amendement 66

Artikel 25, lid 2, letter (e)

(e) het de asielzoeker is toegestaan in de betrokken lidstaat te blijven om andere redenen die hem beschermen tegen refoulement en in afwachting van de uitkomst van een procedure waarbij een status wordt verleend overeenkomstig het bepaalde onder d);

Schrappen

(Dit amendement vervalt, als amendement 65 wordt verworpen.)

Motivering

Als amendement 65 niet wordt aangenomen, is artikel 25, lid 2, letter (e) niet in strijd met het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 67

Artikel 25, lid 2, letter (g)

(g) een van de asielzoeker afhankelijk persoon een verzoek indient nadat hij er overeenkomstig artikel 5, lid 3, mee heeft ingestemd dat zijn geval deel uitmaakt van een namens hem ingediend verzoek en geen met de situatie van de afhankelijke persoon verband houdende feiten een apart verzoek rechtvaardigen.

Schrappen

Motivering

Een afhankelijke asielzoeker mag niet de dupe worden van een late aanvraag, omdat een persoonlijk trauma de oorzaak kan zijn van zo een late individuele aanvraag of omdat de voogd in kwestie zijn verantwoordelijkheden niet nakomt. Elke asielzoeker heeft recht op een individuele behandeling van zijn aanvraag.

Amendement 68

Artikel 27, lid 1, letter (a)

(a) het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging; en

Schrappen

Motivering

Niet nodig als in artikel 27, lid 1, letter a bis (nieuw) een verwijzing naar het Verdrag van Genève wordt opgenomen.

Amendement 69

Artikel 27, lid 2, letter (a)

(a) voorschriften waarbij een verband tussen de asielzoeker en het betrokken derde land wordt vereist op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou zijn naar dat land te gaan;

(a) voorschriften waarbij een belangrijke binding tussen de asielzoeker en het betrokken derde land wordt vereist op grond waarvan het voor de betrokkene redelijk zou zijn naar dat land te gaan;

Motivering

Een "verband" kan worden opgevat als een doorreis van de asielzoeker door het land in kwestie. Om naar een derde land te kunnen worden overgebracht, moet de asielzoeker een "belangrijke" binding met dat land hebben, bij voorbeeld via familie, een gemeenschap in bredere zin, enz.

Amendement 70

Artikel 27, lid 2, letter (c)

(c) voorschriften overeenkomstig de internationale wetgeving die voorzien in een afzonderlijke studie om na te gaan of het betrokken derde land voor een bepaalde asielzoeker veilig is; deze voorschriften moeten tenminste de asielzoeker in staat stellen de toepassing van het begrip "veilig derde land" aan te vechten op grond van het feit dat hij zou worden blootgesteld aan foltering, wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.

(c) voorschriften overeenkomstig de internationale wetgeving, en met name het Verdrag van Genève, die voorzien in een afzonderlijke studie om na te gaan of het betrokken derde land voor een bepaalde asielzoeker veilig is.

Motivering

Een verwijzing naar het internationaal recht en het Verdrag van Genève van 1951 volstaat.

Amendement 71

Artikel 27, lid 4

4. Wanneer het derde land de betrokken asielzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een procedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.

4. Wanneer het derde land de betrokken asielzoeker niet tot zijn grondgebied toelaat, zorgen de lidstaten ervoor dat toegang wordt verstrekt tot een asielprocedure overeenkomstig de fundamentele beginselen en waarborgen die zijn beschreven in hoofdstuk II.

Motivering

Ter waarborging van het recht op asiel moet uitdrukkelijk worden vermeld dat het om een asielprocedure gaat.

Amendement 72

Artikel 29, lid 2

2. In de in artikel 23, lid 4, onder b), bedoelde gevallen en gevallen van ongegronde asielverzoeken waarop een van de in artikel 23, lid 4, onder a) en onder c) tot en met o), vermelde omstandigheden van toepassing is, kunnen de lidstaten tevens een asielverzoek als kennelijk ongegrond beschouwen, wanneer dit zo in de nationale wetgeving is omschreven.

Schrappen

Motivering

Ondermijnt artikel 29, lid 1.

Amendement 73

Artikel 30, lid 1

1. De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een minimale gemeenschappelijke lijst van derde landen op die door de lidstaten als veilig land van herkomst worden beschouwd, overeenkomstig bijlage II.

1. De Raad stelt, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag, een gemeenschappelijke lijst van derde landen op.

Motivering

Ingevolge de afspraken van Tampere en het Haags programma is voorzien in medebeslissing met het Europees Parlement in het asiel- en migratiebeleid.

Amendement 74

Artikel 30, lid 2

2. De Raad kan, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, de minimale gemeenschappelijke lijst wijzigen en derde landen toevoegen of schrappen, overeenkomstig bijlage II. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van de Raad of van een lidstaat om een voorstel tot wijziging van de minimale gemeenschappelijke lijst in te dienen.

2. De Raad kan, bij gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie en overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag, de gemeenschappelijke lijst wijzigen en derde landen toevoegen of schrappen, overeenkomstig bijlage II. De Commissie beraadt zich over de aan haar gerichte verzoeken van de Raad, van het Europees Parlement of van een lidstaat om een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke lijst in te dienen.

Motivering

In artikel 67, lid 5 van het EG-Verdrag wordt bepaald dat aanvullende maatregelen worden vastgesteld in medebeslissing overeenkomstig artikel 251 van het EG-Verdrag.

Amendement 75

Artikel 30, lid 3

3. Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten, van haar eigen informatie en, voorzover nodig, van informatie van het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.

3. Wanneer zij haar voorstel op grond van de leden 1 en 2 uitwerkt, maakt de Commissie gebruik van informatie van de lidstaten, van haar eigen informatie en van informatie van het UNHCR, de Raad van Europa en andere bevoegde internationale organisaties.

Motivering

Gezien de voortdurend wisselende mensenrechtensituaties in derde landen zouden de lidstaten gebruik moeten maken van alle relevante informatie van organisaties zoals het UNHCR die dankzij hun expertise in het veld over meer actuele informatie beschikken. Het niet gebruik maken van dergelijke informatie zou ten koste kunnen gaan van de veiligheid van de asielzoeker overeenkomstig het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 76

Artikel 30, lid 4

4. Wanneer de Raad de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen, vervalt de verplichting voor de lidstaten overeen­komstig artikel 30 ter, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad om indiening verzoekt.

4. Wanneer de Raad de Commissie verzoekt overeenkomstig artikel 251 van het Verdrag een voorstel in te dienen om een derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen, vervalt het recht van de lidstaten overeenkomstig artikel 30 ter, lid 2, ten aanzien van dit derde land op de dag die volgt op het besluit waarbij de Raad om indiening verzoekt.

Motivering

Ingevolge de afspraken van Tampere en het Haags programma is voorzien in medebeslissing met het Europees Parlement in het asiel- en migratiebeleid.

Amendement 77

Artikel 30, lid 5

5. Wanneer een lidstaat de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen, stelt die lidstaat de Raad schriftelijk in kennis van het verzoek aan de Commissie. De verplichting voor die lidstaat overeen­komstig artikel 30 ter, lid 2, vervalt ten aanzien van het derde land op de dag die volgt op de kennisgeving van het verzoek aan de Raad.

5. Wanneer een lidstaat of het Europees Parlement de Commissie verzoekt een voorstel in te dienen om een derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen, stelt die lidstaat de Raad schriftelijk in kennis van het verzoek aan de Commissie. Het recht van die lidstaat overeen­komstig artikel 30 ter, lid 2, vervalt ten aanzien van het derde land op de dag die volgt op de kennisgeving van het verzoek aan de Raad.

Motivering

Zie motivering bij artikel 30, lid 4.

Amendement 78

Artikel 30, lid 7

7. Het vervallen van de verplichtingen krachtens de leden 4 en 5 neemt na drie maanden een einde, tenzij de Commissie, vóór het einde van deze periode, voorstelt om het derde land van de minimale gemeenschappelijke lijst te schrappen. De schorsing neemt in ieder geval een einde wanneer de Raad een voorstel van de Commissie om het derde land van de lijst te schrappen, afwijst.

7. Het vervallen van de verplichtingen krachtens de leden 4 en 5 neemt na drie maanden een einde, tenzij de Commissie, vóór het einde van deze periode, voorstelt om het derde land van de gemeenschappelijke lijst te schrappen. De schorsing neemt in ieder geval een einde wanneer de Raad en het Europees Parlement een voorstel van de Commissie om het derde land van de lijst te schrappen, afwijzen.

Motivering

Zie motivering bij artikel 30, lid 4.

Amendement 79

Artikel 30, lid 8

8. Op verzoek van de Raad deelt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mee of de situatie van een land op de minimale gemeenschappelijke lijst nog steeds overeenstemt met bijlage II. Wanneer de Commissie haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.

8. Op verzoek van de Raad en het Europees Parlement deelt de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement mee of de situatie van een land op de gemeenschappelijke lijst nog steeds overeenstemt met bijlage II. Wanneer de Commissie haar verslag aan de Raad en het Europees Parlement voorlegt, kan zij alle door haar wenselijk geachte aanbevelingen of voorstellen doen.

Motivering

Zie motivering bij artikel 30, lid 4.

Amendement 80

Artikel 30 bis, lid 2, inleidende formule

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van de richtlijn van kracht is, handhaven met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de minimale gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst, indien zij zich ervan vergewist hebben dat personen in de betrokken derde landen over het algemeen noch zijn blootgesteld aan:

2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken wetgeving die op het tijdstip van de aanneming van de richtlijn van kracht is, handhaven met het oog op de nationale aanmerking van andere derde landen dan de landen die op de minimale gemeenschappelijke lijst zijn opgenomen als veilige landen van herkomst, indien zij zich ervan vergewist hebben dat personen in de betrokken derde landen noch zijn blootgesteld aan:

Motivering

Om een derde land als veilig land van herkomst te kunnen aanmerken is het absoluut noodzakelijk voor een lidstaat om zich ervan te vergewissen dat het derde land in kwestie zich niet schuldig maakt aan onderdrukking, martelingen of onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen.

Amendement 81

Artikel 30 bis, lid 4

4. Bij de beoordeling of een land een veilig land van herkomst is overeenkomstig de leden 2 en 3 houden de lidstaten rekening met de juridische situatie, met de rechtsbedeling en met de algemene politieke omstandigheden in het betrokken derde land.

4. Bij de beoordeling of een land een veilig land van herkomst is overeenkomstig de leden 2 en 3 houden de lidstaten rekening met de juridische situatie, met de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met de rechtsbedeling en met de algemene politieke omstandigheden in het betrokken derde land.

Motivering

De naleving door het derde land van de regels van het internationaal recht met betrekking tot de mensenrechten, de fundamentele vrijheden en de bescherming van vluchtelingen moet tot de basiscriteria behoren voor de aanmerking van een derde land als veilig land (zie Bijlage II van de richtlijn).

Amendement 82

Artikel 30 ter, lid 1, slotzin

en wanneer hij geen substantiële redenen heeft opgegeven om het land in zijn specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst te beschouwen ten aanzien van de vraag of hij als vluchteling in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.

en wanneer hij geen redenen heeft opgegeven om het land in zijn specifieke omstandigheden niet als een veilig land van herkomst te beschouwen ten aanzien van de vraag of hij als vluchteling in aanmerking komt overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad.

Motivering

De oorspronkelijke terminologie is te subjectief.

Amendement 83

Artikel 30 ter, lid 2

2. De lidstaten beschouwen overeenkomstig lid 1 het asielverzoek als ongegrond wanneer het derde land door de Raad als veilig is aangemerkt uit hoofde van artikel 30.

2. De lidstaten beschouwen overeenkomstig lid 1 het asielverzoek als ongegrond wanneer het derde land door de Raad als veilig is aangemerkt voor de asielzoeker in kwestie.

Motivering

De veiligheid van derde landen dient op individuele basis te worden vastgesteld.

Amendement 84

Artikel 30 ter, lid 3

3. De lidstaten stellen verdere nationale wetsvoorschriften en -bepalingen vast voor de toepassing van het begrip "veilig land van herkomst".

3. De lidstaten stellen verdere nationale wetsvoorschriften en -bepalingen vast voor de toepassing van het begrip "veilig land van herkomst", in lijn met het internationaal recht, en stellen de Commissie naar behoren in kennis van aanvullende voorschriften en bepalingen.

Motivering

Het internationaal recht moet worden geëerbiedigd en de Commissie moet op de hoogte worden gehouden van nationale ontwikkelingen.

Amendement 85

Artikel 33, lid 1

1. Indien een persoon die in een lidstaat asiel heeft aangevraagd aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een hernieuwd verzoek heeft ingediend, kan deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het hernieuwde verzoek onderzoeken in het kader van de behandeling van het vorig verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voorzover de bevoegde autoriteiten rekening kunnen houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het hernieuwde verzoek in dit kader ten grondslag liggen.

1. Indien een persoon die in een lidstaat asiel heeft aangevraagd aldaar verdere verklaringen heeft afgelegd of een hernieuwd verzoek heeft ingediend, onderzoekt deze lidstaat deze verdere verklaringen of de elementen van het hernieuwde verzoek in het kader van de behandeling van het vorig verzoek of in het kader van de toetsing van de beslissing waartegen beroep of bezwaar is aangetekend, voorzover de bevoegde autoriteiten rekening kunnen houden met alle elementen die aan de nadere verklaringen of het hernieuwde verzoek in dit kader ten grondslag liggen.

Motivering

Gezien de noodzakelijke flexibiliteit bij de behandeling van asielaanvragen, vooral als asielzoekers een trauma hebben opgelopen of het slachtoffer zijn geworden van foltering, moeten de lidstaten in lijn met de jurisprudentie van het EHRM en het UNCAT worden verplicht alle aanvullende verklaringen te onderzoeken.

Amendement 86

Artikel 33, lid 2, inleidende formule

2. Voorts kunnen de lidstaten een specifieke procedure zoals bedoeld in lid 3 toepassen wanneer een persoon een hernieuwd asielverzoek indient:

2. Voorts kunnen de lidstaten een specifieke procedure zoals bedoeld in lid 3 toepassen wanneer een persoon een hernieuwd asielverzoek indient, op voorwaarde dat tegen het eerste verzoek geen beroep loopt:

Motivering

Stopzetting van de behandeling van een aanvraag als er nog een beroep loopt is in strijd met de rechten van de asielzoeker overeenkomstig het Verdrag van Genève van 1951 en het internationaal recht en met name het beginsel van non-refoulement.

Amendement 87

Artikel 33 bis

Artikel 33 bis

De lidstaten kunnen de in artikel 33 opgenomen procedure handhaven dan wel aannemen ingeval er op een latere datum een verzoek wordt ingediend door een asielzoeker die, ofwel opzettelijk ofwel door grove nalatigheid, niet naar een aanmeldcentrum gaat dan wel zich niet op een aangegeven tijdstip bij de bevoegde autoriteiten meldt.

Schrappen

Motivering

Het artikel staat los van de inhoud van de aanvraag en is dus niet meer dan een strafmaatregel.

Amendement 88

Artikel 34, lid 2, letter (b)

(b) het overleggen van de nieuwe gegevens door de betrokken asielzoeker vereisen binnen een bepaalde termijn nadat hij deze heeft verkregen;

(b) het overleggen van de nieuwe gegevens door de betrokken asielzoeker vereisen binnen een vastgestelde termijn nadat hij deze heeft verkregen;

Motivering

Tijdslimieten moeten ondubbelzinnig worden aangegeven om de asielzoeker een eerlijke behandeling te garanderen.

Amendement 89

Artikel 35, lid 3, streepje 3

- indien nodig de diensten van een tolk, zoals omschreven in artikel 9, lid 1, onder b), aangeboden krijgen; en

- de diensten van een tolk, zoals omschreven in artikel 9, lid 1, onder b), aangeboden krijgen; en

Motivering

Het recht op een tolk en het recht op een juridisch adviseur zijn inherent aan het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 90

Artikel 35, lid 3, streepje 5

- een juridisch adviseur of ander raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, zoals omschreven in artikel 13, lid 1, kunnen raadplegen; en

- toegang wordt gegeven tot een juridisch adviseur of ander raadsman die door het nationale recht als zodanig is erkend of toegelaten, zoals omschreven in artikel 13, lid 1; en

Motivering

Het recht op een tolk en het recht op een juridisch adviseur zijn inherent aan het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 91

Artikel 35, lid 5

5. Wanneer het door specifieke vormen van aankomst of van de aankomst van grote aantallen onderdanen van derde landen of staatlozen die aan de grens of in een transitzone asielverzoeken indienen, praktisch onmogelijk is om aldaar de bepalingen van lid 1 of de specifieke procedure van de leden 2 en 3 toe te passen, kan deze procedure ook worden toegepast indien en zolang de onderdanen van derde landen of staatlozen op normale wijze worden ondergebracht op plaatsen nabij de grens of de transitzone.

5. Wanneer het door specifieke vormen van aankomst of van de aankomst van grote aantallen onderdanen van derde landen of staatlozen die aan de grens of in een transitzone asielverzoeken indienen, praktisch onmogelijk is om aldaar de bepalingen van lid 1 of de specifieke procedure van de leden 2 en 3 toe te passen, kan deze procedure ook worden toegepast indien deze niet-onderdanen op normale wijze worden ondergebracht op plaatsen nabij de grens of de transitzone.

Motivering

"Niet-onderdanen" in lijn met de terminologie van het Verdrag van Genève. De creatie van een kader voor onbepaalde duur voor asielzoekers aan de grens is in strijd met het in het internationaal recht verankerde beginsel van gelijke behandeling ongeacht de omstandigheden waarin het land is bereikt.

Dergelijke bepalingen zetten ook aan tot het illegaal binnenkomen van een land en ontmoedigen een snelle aanvraag in plaats van een asielaanvraag aan de grens.

Amendement 92

Artikel 36

De lidstaten zorgen ervoor dat een onderzoek kan beginnen om de vluchtelingenstatus van een bepaald persoon in te trekken wanneer er nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn waaruit blijkt dat er redenen zijn om de geldigheid van de vluchtelingenstatus opnieuw te onderzoeken.

De lidstaten kunnen beginnen om de vluchtelingenstatus van een bepaald persoon in te trekken wanneer:

Motivering

Het oorspronkelijke artikel is te vaag en staat open voor misbruik. Het is geherformuleerd in overeenstemming met het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 93

Artikel 36, letter (a) (nieuw)

 

(a) de asielzoeker zich vrijwillig opnieuw heeft beroepen op bescherming door het land van zijn nationaliteit; of

Motivering

Zie amendement 104.

Amendement 94

Artikel 36, letter (b) (nieuw)

 

(b) de asielzoeker na verlies van zijn nationaliteit zijn nationaliteit opnieuw vrijwillig heeft verworven; of

Motivering

Zie amendement 104.

Amendement 95

Artikel 36, letter (c) (nieuw)

 

(c) de asielzoeker een nieuwe nationaliteit heeft verworven en de bescherming van het land van zijn nieuwe nationaliteit geniet; of

Motivering

Zie amendement 104.

Amendement 96

Artikel 36, letter (d) (nieuw)

 

(d) de asielzoeker zich vrijwillig opnieuw heeft gevestigd in het land waarin hij ooit niet wou terugkeren uit angst voor vervolging.

Motivering

Zie amendement 104.

Amendement 97

Artikel 37, lid 4

4. In afwijking van de leden 1, 2 en 3 kunnen de lidstaten beslissen dat de vluchtelingenstatus van rechtswege vervalt bij beëindiging overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), b), c), en d), van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad, of indien de vluchteling ondubbelzinnig afziet van zijn erkenning als vluchteling.

Schrappen

Motivering

De rechten van de asielzoeker worden niet beschermd aangezien de oorspronkelijke tekst geen procedurele waarborgen bevat.

Amendement 98

Artikel 38, lid 3, inleidende formule

3. De lidstaten stellen in voorkomend geval voorschriften overeenkomstig hun internationale verplichtingen vast betreffende:

3. De lidstaten stellen in voorkomend geval voorschriften overeenkomstig hun internationale verplichtingen en het beginsel van non-refoulement, volgens welk asielzoekers in afwachting van de uitkomst van een beroep in de lidstaat mogen blijven, vast betreffende:

Motivering

Het beginsel van een daadwerkelijk rechtsmiddel is een algemeen beginsel in het internationaal recht en neergelegd in EG-wetgeving (zie C-222/84), in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in artikel 13 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens. Volgens het Europees Hof voor de rechten van de mens impliceert dit recht dat een asielaanvrager op het grondgebied van een lidstaat mag blijven totdat een definitief besluit over de aanvraag is genomen.

Amendement 99

Artikel 38, lid 5

5. Indien aan een asielzoeker een status is toegekend die uit hoofde van het nationale en het communautaire recht dezelfde rechten en voordelen biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad, kan de asielzoeker worden geacht een daadwerkelijk rechtsmiddel te hebben, wanneer een rechterlijke instantie beslist dat het in lid 1 bedoelde rechtsmiddel niet ontvankelijk is of geen grote kans van slagen heeft vanwege onvoldoende belangstelling bij de asielzoeker om de procedure te blijven volgen.

5. Indien aan een asielzoeker een status is toegekend die uit hoofde van het nationale en het communautaire recht dezelfde rechten en voordelen biedt als de vluchtelingenstatus overeenkomstig Richtlijn 2004/83/EG van de Raad, heeft de asielzoeker het recht te worden geacht een daadwerkelijk rechtsmiddel te hebben, wanneer een rechterlijke instantie beslist dat het in lid 1 bedoelde rechtsmiddel niet ontvankelijk is of geen grote kans van slagen heeft vanwege onvoldoende belangstelling bij de asielzoeker om de procedure te blijven volgen.

Motivering

Om de in artikel 25, lid 2, letter (d) genoemde redenen hebben vluchtelingen een recht op erkenning van hun vluchtelingenstatus overeenkomstig het Verdrag van Genève van 1951 en een recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen afwijzing, ook al hebben zij uit hoofde van de erkenningsrichtlijn een status die niet helemaal identiek is aan de vluchtelingenstatus.

Amendement 100

Artikel 43, alinea 1

De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [24 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Met betrekking tot artikel 13 doen de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [36 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De lidstaten doen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden die nodig zijn om [24 maanden na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Motivering

Artikel 13 moet tegelijkertijd met de rest van de richtlijn worden goedgekeurd om er zeker van te zijn dat het beginsel van non-refoulement wordt nagekomen.

Amendement 101

Bijlage B bij bijlage I, alinea 1

Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; noch van dreiging van blind geweld bij internationale of interne gewapende conflicten.

Een land wordt als veilig land van herkomst beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad; noch van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing; noch van dreiging van blind geweld bij internationale of interne gewapende conflicten; en er geen bewijzen zijn van discriminatie tegen individuen op grond van ras, etnische achtergrond, godsdienst, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging.

Motivering

Om in overeenstemming te blijven met artikel 27 en het Verdrag van Genève van 1951.

Amendement 102

Bijlage B bij bijlage I, alinea 2, letter (d) bis (nieuw)

 

(d bis) beschikbare en up-to-date-verslagen van het UNHCR en andere organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de mensenrechten en de bescherming van de rechten van het individu.

Motivering

Met het oog op een accurate lijst van veilige landen van oorsprong moet er een duidelijk beeld bestaan van de toepassing van de relevante wet- en regelgeving door de desbetreffende landen.

PROCEDURE

Titel

Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus

Document- en procedurenummers

14203/2004 – C6‑0200/2004 – 2000/0238(CNS)

Commissie ten principale

LIBE

Medeadviserende commissie

Datum bekendmaking

JURI
1.12.2004

Nauwere samenwerking

nee

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Viktória Mohácsi

3.2.2005

Behandeling in de Commissie

20.6.2005

 

 

 

 

Datum goedkeuring amendementen

20.6.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

18

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Berger, Marek Aleksander Czarnecki, Antonio Di Pietro, Bert Doorn, Monica Frassoni, Giuseppe Gargani, Piia-Noora Kauppi, Kurt Lechner, Klaus-Heiner Lehne, Marcin Libicki, Antonio Masip Hidalgo, Viktória Mohácsi, Aloyzas Sakalas, Francesco Enrico Speroni, Daniel Stroz, Diana Wallis, Nicola Zingaretti, Jaroslav Zvěřina

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Evelin Lichtenberger, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Michel Rocard, József Szájer

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

 

PROCEDURE

Titel

Het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus

Document- en procedurenummers

14203/2004 – C6-0200/2004 – 2000/0238(CNS)

Rechtsgrondslag

Art. 67 EG

Reglementsartikel(en)

Art. 51, 41, lid 4 en 55, lid 3

Datum standpunt Parlement

20.9.2001

T5(2001)0472

Datum verzoek Raad hernieuwde raadpleging

0.0.0000

 

Datum hernieuwde raadpleging EP

22.11.2004

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

1.12.2004

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

AFET
1.12.2004

DEVE
14.5.2005

BUDG
1.12.2004

JURI
1.12.2004

FEMM
1.12.2004

Geen advies
  Datum besluit

AFET
19.4.2005

BUDG
23.11.2000

FEMM
25.11.2004

 

 

Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Wolfgang Kreissl-Dörfler
10.1.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Vereenvoudigde procedure
  Datum besluit

 

Betwisting rechtsgrondslag
  Datum JURI-advies

 

 

 

 

 

Wijziging financiële voorzieningen
  Datum BUDG-advies

 

 

 

 

 

Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité
  Datum EP-besluit

 

Raadpleging Comité van de regio's
  Datum EP-besluit

 

Behandeling in de commissie

16.3.2005

24.5.2005

13.6.2005

21.6.2005

 

Datum goedkeuring

21.6.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

27
20
0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alexander Nuno Alvaro, Edit Bauer, Johannes Blokland, Mihael Brejc, Kathalijne Maria Buitenweg, Michael Cashman, Charlotte Cederschiöld, Carlos Coelho, Fausto Correia, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Rosa Díez González, Antoine Duquesne, Kinga Gál, Lívia Járóka, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Barbara Kudrycka, Stavros Lambrinidis, Henrik Lax, Sarah Ludford, Edith Mastenbroek, Jaime Mayor Oreja, Claude Moraes, Hartmut Nassauer, Bogdan Pęk, Martine Roure, Michele Santoro, Inger Segelström, Manfred Weber, Stefano Zappalà, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Richard Corbett, Panayiotis Demetriou, Jeanine Hennis-Plasschaert, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Jean Lambert, Bill Newton Dunn, Marie-Line Reynaud, Agnes Schierhuber, Kyriacos Triantaphyllides

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid  2)

Richard James Ashworth, Mojca Drčar Murko, Helmuth Markov, Manolis Mavrommatis, Frédérique Ries, John Whittaker

Datum indiening – A6

29.6.2005

A6-0222/2005

Opmerkingen

...

  • [1]  PB C .../Nog niet in het PB gepubliceerd.
  • [2]  PB C 291E van 26.11.2002, blz. 143.
  • [3]  PB C 77E van 28.3.2002, blz. 20.
  • [4]               PB L 281 van 23.11.1995, blz. 1.
  • [5]  COM(2000)0578.
  • [6]  COM(2002)0326.
  • [7]  Doc. 14203/04 van de Raad van 9 november 2004.
  • [8]  COM(2002)0326.
  • [9]  doc.14203/04 van de Raad van 9 november 2004.
  • [10]  Nog niet in het PB gepubliceerd.