VERSLAG over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit
28.9.2005 - (COM(2005)0006 – C6‑0061/2005 – 2005/0003(CNS)) - *
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Bill Newton Dunn
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit
(COM(2005)0006 – C6‑0061/2005 – 2005/0003(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie (COM(2005)0006)[1],
– gelet op artikel 34, lid 2, onder b) van het EU‑Verdrag,
– gelet op artikel 39, lid 1 van het EU‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0061/2005),
– gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie juridische zaken (A6‑0277/2005),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG‑Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Overweging 3 | |
(3) In punt 3.3.2 van het Haags Programma wordt de onderlinge aanpassing van het materieel strafrecht toegespitst op gebieden van ernstige criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie en wordt prioriteit gegeven aan die vormen van criminaliteit die met name genoemd worden in de verdragen. De nationale definities van strafbare feiten die verband houden met de deelneming aan een criminele organisatie dienen dus op elkaar afgestemd te worden. Anderzijds zouden ten aanzien van natuurlijke personen en rechtspersonen die dergelijke strafbare feiten hebben gepleegd of ervoor verantwoordelijk zijn, straffen moeten worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de ernst van dergelijke strafbare feiten. |
(3) In punt 3.3.2 van het Haags Programma wordt de onderlinge aanpassing van het materieel strafrecht toegespitst op gebieden van ernstige criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie en wordt prioriteit gegeven aan die vormen van criminaliteit die met name genoemd worden in de verdragen. De nationale definities van strafbare feiten die verband houden met de deelneming aan een criminele organisatie dienen dus op elkaar afgestemd te worden. Het staat de lidstaten echter vrij ook andere verenigingen als criminele organisaties aan te merken, bijv. die welke niet zijn gericht op het verkrijgen van financiële of andere materiële voordelen of die strafbare feiten plegen die strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsbenemende maatregel met een maximum van minder dan vier jaar. Anderzijds zouden ten aanzien van natuurlijke personen en rechtspersonen die dergelijke strafbare feiten hebben gepleegd of ervoor verantwoordelijk zijn, straffen moeten worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met de ernst van dergelijke strafbare feiten. |
Motivering | |
Het kaderbesluit stelt minimale voorwaarden vast. Vanzelfsprekend staat het de lidstaten vrij deze minimale voorwaarden bij de definiëring van criminele organisaties te verhogen. | |
Amendement 2 Overweging 4 | |
(4) Het leiden van een criminele organisatie dient specifiek strafbaar te worden gesteld en er moeten bepalingen worden opgenomen die de samenwerking tussen de justitiële autoriteiten en de coördinatie van hun optreden via Eurojust bevorderen. |
(4) Het bevorderen, oprichten, organiseren en leiden van een criminele organisatie dient specifiek strafbaar te worden gesteld en er moeten bepalingen worden opgenomen die de samenwerking tussen de justitiële autoriteiten en de coördinatie van hun optreden via Eurojust bevorderen. |
Amendement 3 Overweging 4 bis (nieuw) | |
|
(4 bis) In afwachting van de aanneming van een derde pijler instrument voor gegevensbescherming, dient samenwerking tussen Interpol en Europol te worden ontwikkeld voor de uitwisseling van informatie ten behoeve van onderzoek naar transnationale georganiseerde criminaliteit. |
Motivering | |
De betrekkingen tussen Europol en Interpol zijn niet duidelijk vastgelegd en er is sprake van overlapping. Beiden hebben kwaliteiten die onderling uitgewisseld moeten worden om effectief de transnationale georganiseerde criminaliteit te bestrijden, met name voor informatie-uitwisseling en in afwachting van het derde pijler instrument voor gegevensbescherming waarom het Europees Parlement heeft verzocht en waarvoor de Commissie heeft beloofd vóór het einde van het jaar een voorstel in te zullen dienen. | |
Amendement 4 Overweging 4 ter (nieuw) | |
|
(4 ter) In afwachting van de aanneming van het Kaderbesluit betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures, dienen de lidstaten de wederzijdse erkenning van tegen plegers van transnationaal georganiseerde criminaliteit verkregen bewijs te bevorderen. |
Motivering | |
De wederzijdse erkenning van bewijs is een sleutelelement voor betere bestrijding van internationale georganiseerde criminaliteit. Het Europees bewijsverkrijgingsbevel moet daarom zo spoedig mogelijk worden aangenomen en geïmplementeerd. |
Amendement 5
Overweging 5 bis (nieuw)
|
(5 bis) Gezien het feit dat de ontwikkeling en structurering van zeer hoge prestaties leverende en zeer mobiele internationale criminele netwerken de onderzoeken afremmen en teneinde beter te reageren op dit verschijnsel en de doeltreffendheid van de samenwerking tussen de lidstaten te doen toenemen, is het zinvol na te denken over de wijzen waarop, op het niveau van de lidstaten, gecoördineerde initiatieven voor de ontwikkeling van aangepaste instrumenten kunnen worden bevorderd, zoals speciale onderzoeks- en infiltratiemethoden en -technieken en een regeling voor spijtoptanten, die in sommige lidstaten al bestaan. |
Amendement 6
Overweging 6 bis (nieuw)
|
(6 bis) Dit kaderbesluit zal naar verwachting een basis bieden om derde landen ertoe te bewegen soortgelijke regelingen in te voeren. De lidstaten dienen een voorbeeld te geven door hun vastbeslotenheid krachtig te laten blijken. |
Motivering
Het ontbreken van EU-wetgeving voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit bemoeilijkt de positie van de EU bij het overleg met internationale partners. Eenmaal ingevoerd zal dit kaderbesluit van de Raad de EU een sterkere basis bieden om derde landen tot het uitvaardigen van soortgelijke wetgeving aan te moedigen.
Amendement 7
Overweging 7 bis (nieuw)
|
(7 bis) Criminele organisaties overschrijden ongestraft en met aanzienlijk eigen voordeel de interne grenzen van de Europese Unie, terwijl politieagenten dat niet kunnen omdat hun bevoegdheden beperkt zijn tot uitsluitend hun lidstaat van herkomst (uitgezonderd bepaalde kortetermijnsituaties). Daarom is er dringend behoefte aan een politiemacht van de Europese Unie om de georganiseerde criminaliteit op gelijke voet te bestrijden. |
Motivering
Zolang politieagenten geen equivalente bevoegdheden worden verleend om de internationale georganiseerde criminele bendes op gelijke voet te bestrijden, zullen de burgers van de Unie verder worden uitgebuit door de drugs- en mensenhandel en door vele andere soorten ernstige misdaden.
Amendement 8
Overweging 8
(8) Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in de artikelen 6 en 49, |
(8) Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als beginselen van gemeenschapsrecht. De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en weerspiegeld zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in hoofdstuk VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering, vereniging of meningsuiting, waaronder het recht om, voor de verdediging van zijn belangen, tezamen met anderen vakbonden op te richten dan wel zich daarbij aan te sluiten, en het daarmee samenhangende recht van betoging. |
Motivering
Dat eerbiediging van de grondrechten in het kader van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit belangrijk is, moet in dit deel van het Kaderbesluit duidelijk worden onderstreept. Deze formulering is identiek met de formulering in het Kaderbesluit van de Raad inzake terrorisme van 13 juni 2002.
Amendement 9 Artikel 1, lid 1 | |||||
In de zin van dit kaderbesluit wordt onder criminele organisatie verstaan een sinds enige tijd bestaande, gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die in overleg optreden om feiten te plegen die strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsbenemende maatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, met als doel om direct of indirect financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen. |
In de zin van dit kaderbesluit wordt onder criminele organisatie verstaan een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die in overleg optreden om feiten te plegen die strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsbenemende maatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, met als doel om direct of indirect financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen. | ||||
Motivering | |||||
Het sinds enige tijd bestaan van een criminele organisatie voor de vaststelling van een strafbaar feit kan niet als een essentieel element worden beschouwd, aangezien er criminele organisaties bestaan die reeds kort na hun oprichting actief worden. Bovendien zou er onderzekerheid blijven bestaan over de benodigde tijd, aangezien hier een algemene en dubbelzinnige formulering is gebruikt. Tenslotte is ook de bewijslast te groot. | |||||
Amendement 10 Artikel 1, alinea 2 | |||||
| |||||
Motivering | |||||
De structuur van een criminele vereniging verschilt zeer van het loutere mede plegen van een misdrijf, en deze beide delictsomschrijvingen moeten goed uit elkaar worden gehouden. | |||||
Het lijkt beter om stil te staan bij het ontbreken van een hiërarchische structuur dan bij de mate van ontwikkeling die bij een criminele vereniging wel voorhanden kan zijn, maar moeilijk is vast te stellen. |
Amendement 11
Artikel 1 bis (nieuw)
|
Artikel 1 bis Preventie en criminaliteitsbestrijding De lidstaten zorgen voor versterking van de rol van Europol als inlichtingenorgaan op het gebied van criminaliteit, zodat zij in staat wordt gesteld de lidstaten overeenkomstig haar taak te voorzien van informatie en inlichtingen, ter verkrijging van doelmatigere resultaten in de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit. |
Motivering
De steun en medewerking van de burgers die naar behoren zijn voorgelicht omtrent de verschillende vormen van criminaliteit en de verstrekkende gevolgen daarvan, is van essentieel belang voor een doelmatige bestrijding van georganiseerde criminaliteit.
Preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit vergen een wereldwijde samenwerking en moeten berusten op beginselen van transparantie en democratisch toezicht.
Amendement 12 Artikel 2, alinea 1, letter a) | |
a) het leiden van een criminele organisatie; |
a) het bevorderen, oprichten, organiseren of leiden van een criminele organisatie; |
Amendement 13
Artikel 2, letter b)
b) de gedragingen van een persoon die opzettelijk en met kennis van het oogmerk en van de algemene criminele activiteit van de organisatie of van het voornemen van de criminele organisatie om de betreffende strafbare feiten te plegen, actief deelneemt aan de in artikel 1 bedoelde activiteiten van de organisatie, zelfs indien hij niet deelneemt aan de feitelijke uitvoering van de betrokken strafbare feiten en zelfs indien deze niet worden uitgevoerd, of aan de andere activiteiten van de organisatie, onder andere door gegevens of middelen te verstrekken, nieuwe deelnemers te rekruteren of de activiteiten in enigerlei vorm te financieren, wetende dat deze deelneming bijdraagt aan de criminele activiteiten van de organisatie. |
b) de gedragingen van een persoon die opzettelijk en met kennis van het oogmerk en van de algemene criminele activiteit van de organisatie of van het voornemen van de criminele organisatie om de betreffende strafbare feiten te plegen, actief deelneemt aan de in artikel 1 bedoelde activiteiten van de organisatie, zelfs indien hij niet deelneemt aan de feitelijke uitvoering van de betrokken strafbare feiten en zelfs indien deze niet worden uitgevoerd, of aan de andere activiteiten van de organisatie, onder andere door gegevens of middelen te verstrekken, tot criminele activiteiten aan te zetten, nieuwe deelnemers te rekruteren of de activiteiten in enigerlei vorm te financieren, wetende dat deze deelneming bijdraagt aan de criminele activiteiten van de organisatie. |
Motivering
Het aanzetten tot criminele activiteiten, met name bij jonge en dus gemakkelijk te beïnvloeden mensen, moet ten sterkste worden veroordeeld.
Amendement 14
Artikel 2, lid 1 bis (nieuw)
|
1 bis. Dit kaderbesluit kan geen afbreuk doen aan de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. |
Motivering
De verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Deze formulering dient zoals ook in het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding het geval is, in het corpus van het besluit worden opgenomen en niet enkel onder de overwegingen.
Amendement 15 Artikel 3, lid 2 bis (nieuw) | |||||||||||
|
2 bis. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat aan personen die schuldig zijn bevonden aan strafbare feiten als bedoeld in artikel 2, behalve de in lid 1 en 2 van onderhavig artikel vastgelegde straffen, ook straffen kunnen worden opgelegd als: a) beslaglegging op de objecten die gebruikt werden of bestemd waren voor het plegen van het betreffende strafbare feit en objecten die daarvan de prijs, opbrengst, winst of het voorwerp vormen; b) confiscatie van de goederen, instrumenten en producten die zijn voortgekomen uit het plegen van het betreffende strafbare feit; c) vernietiging van goederen; d) openbaarmaking van rechterlijke uitspraken; e) een tijdelijk of permanent verbod om een beroeps- of bedrijfsactiviteit uit te oefenen; f) ontzetting uit of onverkiesbaarheid voor een politieke functie of openbaar ambt. | ||||||||||
Amendement 16 Artikel 3, lid 2 ter (nieuw) | |||||||||||
|
Amendement 17
Artikel 3, lid 2 quater (nieuw)
|
2 quater. De lidstaten zorgen ervoor dat de opbrengsten uit de georganiseerde criminaliteit in beslag mogen worden genomen of mogen worden vernietigd. |
Motivering
Opbrengsten en goederen die het resultaat zijn van georganiseerde criminaliteit mogen niet voor illegale activiteiten noch voor iets anders worden gebruikt.
Amendement 18 Artikel 4, punt a) | |
a) afziet van zijn criminele activiteiten, en |
a) afziet van zijn criminele activiteiten, zijn wil toont om in de maatschappij terug te keren, en |
Motivering | |
Het is van essentieel belang het risico van recidive te vermijden, en na afzien van criminele activiteiten moet de betrokkene opnieuw in de maatschappij worden geïntegreerd, op basis van de veronderstelling dat hij zijn rechten en plichten als burger volledig aanvaardt. | |
Amendement 19 Artikel 4, punt b), streepje 1 | |
– de gevolgen van het strafbare feit te voorkomen of te beperken; |
– de gevolgen van het strafbare feit uit te sluiten, te beëindigen of te verzachten; |
Motivering | |
Een preciezere formulering van de reikwijdte van de samenwerking. | |
Amendement 20 Artikel 4, punt b), streepje 2 | |
– de andere daders te identificeren of hen voor het gerecht te brengen; |
– de verantwoordelijken voor de strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 2 te identificeren of aan te houden; |
Motivering | |
Een preciezere formulering van de reikwijdte van de samenwerking. | |
Amendement 21 Artikel 4, punt b), streepje 3 | |
– bewijs te vergaren; |
– bewijs te vergaren in verband met de strafbare feiten als bedoeld in artikel 2; |
Motivering | |
Het is zaak te preciseren dat het bewijs zowel betrekking kan hebben op het misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie als op de misdrijven met het oog waarop deze organisatie werd opgericht. |
Amendement 22
Artikel 4, punt b), streepje 5
– te voorkomen dat nieuwe strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 2, worden gepleegd. |
– te voorkomen dat nieuwe strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 2, worden gepleegd. |
Motivering
Het is zaak te preciseren dat het bewijs zowel betrekking kan hebben op het misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie als op de misdrijven met het oog waarop deze organisatie werd opgericht.
Amendement 23
Artikel 5, titel
Aansprakelijkheid van rechtspersonen |
(Niet van toepassing op de Nederlandse versie). |
Amendement 24 Artikel 5, lid 1, inleidende formule | |||||
1. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een van de in artikel 2 bedoelde strafbare feiten, wanneer deze feiten te hunnen voordele zijn gepleegd door personen die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreden en die in de rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van: |
1. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een van de in artikel 2 bedoelde strafbare feiten voor het plegen waarvan de organisatie is opgericht, wanneer deze feiten te hunnen voordele zijn gepleegd door personen die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreden en die in de rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van: | ||||
Motivering | |||||
Het is zaak te preciseren dat de aansprakelijkheid van de rechtspersonen wordt uitgebreid tot alle in artikel 2 bedoelde strafbare feiten. Bovendien moet bij de vaststelling van de aansprakelijkheid van de rechtspersonen hetzij worden verwezen naar het misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie hetzij naar de misdrijven met het oog waarop deze organisatie werd opgericht. | |||||
Amendement 25 Artikel 5, lid 1, punt a) | |||||
a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen; |
a) de bevoegdheid om de rechtspersoon, ook de facto, te vertegenwoordigen; | ||||
Amendement 26 Artikel 5, lid 1, punt b) | |||||
b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen; |
b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon, ook de facto, beslissingen te nemen; | ||||
Amendement 27 Artikel 5, lid 3 | |||||
3. De aansprakelijkheid van rechtspersonen krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit plegen of daaraan medeplichtig zijn, niet uit. |
3. De aansprakelijkheid van rechtspersonen krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit plegen met het oog waarop de organisatie is opgericht, niet uit. | ||||
Motivering | |||||
Het is zaak te preciseren dat het gaat om zowel het misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie als om de misdrijven met het oog waarop deze organisatie werd opgericht. | |||||
Amendement 28 Artikel 6, punt b) | |||||
b) een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten; |
b) een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten; | ||||
Motivering | |||||
Het begrip bedrijfsactiviteit is ruimer dan het begrip commerciële activiteit en kan bijvoorbeeld industriële, agrarische, financiële en bankactiviteiten, enz. omvatten. | |||||
Amendement 29 Artikel 6, punt e bis) (nieuw) | |||||
|
e bis) de confiscatie van de goederen en instrumenten die hebben gediend of bestemd waren ertoe te dienen om het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 2 te plegen of de goederen die daarvan de prijs, opbrengst, winst of het voorwerp vormen; | ||||
Motivering | |||||
Strafrechtelijke vermogenssancties zijn nuttig bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het geval van onroerend goed dat op naam van een bedrijf staat dat door een misdaadorganisatie voor haar doeleinden wordt gebruikt. | |||||
Amendement 30 Artikel 6, punt e ter) (nieuw) | |||||
|
e ter) vernietiging van goederen; | ||||
Amendement 31 Artikel 6, punt e quater) (nieuw) | |||||
| |||||
Amendement 32 | |||||
Artikel 7, alinea's 2 en 3 | |||||
Wanneer meer dan één lidstaat rechtsmacht heeft over een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit en elk van deze lidstaten op grond van dezelfde feiten een vervolging kan instellen, bepalen de betrokken lidstaten in onderling overleg welke lidstaat de daders zal vervolgen, teneinde de vervolging zo mogelijk in één lidstaat te concentreren. Daarbij maken de lidstaat eventueel gebruik van Eurojust. |
Wanneer meer dan één lidstaat rechtsmacht heeft over een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit en elk van deze lidstaten op grond van dezelfde feiten een vervolging kan instellen, bepalen de betrokken lidstaten in onderling overleg welke lidstaat de daders zal vervolgen, teneinde de vervolging zo mogelijk in één lidstaat te concentreren. Daarbij maken de lidstaat eventueel gebruik van Eurojust. Indien de lidstaten niet binnen twee maanden tot een gezamenlijk besluit kunnen komen, beslist Eurojust. | ||||
De mate van betrokkenheid wordt achtereenvolgens bepaald door de volgende factoren: |
De mate van betrokkenheid wordt achtereenvolgens bepaald door de volgende factoren: | ||||
a) het strafbare feit is gepleegd op het grondgebied van de lidstaat; |
a) het strafbare feit is gepleegd op het grondgebied van de lidstaat; | ||||
b) de dader is een onderdaan of ingezetene van de lidstaat; |
b) de slachtoffers zijn afkomstig uit de lidstaat; | ||||
c) de slachtoffers zijn afkomstig uit de lidstaat; |
c) de dader is een onderdaan of ingezetene van de lidstaat; | ||||
d) de dader is aangetroffen op het grondgebied van de lidstaat. |
d) de dader is aangetroffen op het grondgebied van de lidstaat. | ||||
Motivering | |||||
Onder alle omstandigheden moet worden voorkomen dat de gerechtelijke onderzoeken op grond van bevoegdheidsconflicten worden vertraagd. De lidstaten moeten het erover eens worden wie de onderzoeken uitvoert en de aangegeven volgorde waarin de besluiten worden genomen is nuttig en juist. Duidelijk moet echter zijn wat er gebeurt als de lidstaten het niet eens worden. | |||||
De volgorde van de mate van betrokkenheid moet worden gewijzigd. Voor de lidstaat waarvan de slachtoffers onderdaan zijn, is het veel belangrijker om een onderzoek uit te voeren dan voor de lidstaat waarvan de dader onderdaan is. | |||||
Amendement 33 Artikel 7, alinea 3, punt d bis) (nieuw) | |||||
|
d bis) de lidstaat die als eerste een strafvervolging heeft ingesteld. | ||||
Motivering | |||||
De wet is erop gericht om eventuele competentiegeschillen tussen de autoriteiten van de verschillende lidstaten op te lossen. |
Amendement 34
Artikel 8, lid 1
1. De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de strafbare feiten die onder dit kaderbesluit vallen, ook een onderzoek of vervolging kan worden ingesteld zonder dat het slachtoffer van die feiten een klacht indient of aangifte doet, in ieder geval indien de feiten op het grondgebied van de lidstaat zijn begaan. |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de strafbare feiten die onder dit kaderbesluit vallen, ook een onderzoek of vervolging kan worden ingesteld, op de meest efficiënte wijze en onder eerbiediging van de mensenrechten, zonder dat het slachtoffer van die feiten een klacht indient of aangifte doet, in ieder geval indien de feiten op het grondgebied van de lidstaat zijn begaan. |
Motivering
Het strafrechtelijk onderzoek moet op de meest efficiënte wijze en onder eerbiediging van de mensenrechten worden verricht.
Amendement 35
Artikel 8, lid 2
2. Naast de maatregelen die zijn voorgeschreven door Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, neemt iedere lidstaat indien nodig alle mogelijke maatregelen om in het kader van de strafprocedure te zorgen voor bijstand aan de familie van het slachtoffer. |
2. Naast de maatregelen die zijn voorgeschreven door Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, neemt iedere lidstaat indien nodig alle mogelijke maatregelen om in het kader van de strafprocedure te zorgen voor bescherming en bijstand aan het slachtoffer en zijn familie. |
Motivering
Dat eerbiediging van de grondrechten in het kader van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit belangrijk is, moet in dit deel van het Kaderbesluit duidelijk worden onderstreept. Deze formulering is identiek met de formulering in het Kaderbesluit van de Raad inzake terrorisme van 13 juni 2002.
Amendement 36
Artikel 8 bis (nieuw)
|
Artikel 8 bis Unit Ernstige en georganiseerde criminaliteit en Unit Vordering activa |
|
Elke lidstaat richt een Unit Ernstige en georganiseerde criminaliteit en een Unit Vordering activa op, die de coördinatie op nationaal niveau moeten garanderen en als exclusief contactpunt moeten opereren. |
Motivering
Het is van belang goede en vereenvoudigde coördinatie te garanderen en de criminelen in hun portemonnee te treffen waar het het meest pijn doet. Op basis van recente en succesvolle invoering van dergelijke units in het VK en Ierland, moeten de lidstaten overwegen soortgelijke units op te zetten.
Amendement 37
Artikel 8 ter (nieuw)
|
Artikel 8 ter Bescherming van getuigen en spijtoptanten |
|
De lidstaten zorgen ervoor dat degenen die terzake dienende informatie verstrekken ter voorkoming, opheldering en/of bestraffing van door criminele organisaties gepleegde misdrijven, ongeacht of zij getuige of dader zijn overeenkomstig artikel 4, passend worden beschermd tegen het gevaar van vergelding, bedreigingen en rechtstreekse intimidatie van henzelf of hun gezinsleden. |
Amendement 38
Artikel 8 quater (nieuw)
|
Artikel 8 quater Internationale samenwerking |
|
De lidstaten treffen passende maatregelen om de internationale samenwerking te garanderen, in het bijzonder ook door vorming van gemeenschappelijke onderzoeksteams. |
Amendement 39
Artikel 10, lid 1 bis (nieuw)
|
1 bis. De lidstaten verzamelen statistieken over de in artikel 2 genoemde strafbare feiten en doen deze toekomen aan de Commissie, die vanaf 2006 geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken zal opmaken. |
Motivering
Zonder goede coherente en vergelijkbare statistieken is de Unie niet in staat doeltreffend het probleem van de georganiseerde criminaliteit aan te pakken of in kaart te brengen.
Amendement 40
Artikel 10, lid 2
2. Uiterlijk op (…) delen de lidstaten het secretariaat-generaal van de Raad en aan de Commissie de tekst mee van de bepalingen waarmee de verplichtingen die dit kaderbesluit hun oplegt, worden omgezet in hun nationale recht. Op basis van een verslag dat is opgesteld aan de hand van deze informatie en op basis van een schriftelijk verslag van de Commissie gaat de Raad uiterlijk op (…) na of de lidstaten de maatregelen hebben genomen die nodig zijn om aan dit kaderbesluit te voldoen. |
2. Uiterlijk op (…) delen de lidstaten het secretariaat-generaal van de Raad en aan de Commissie de tekst mee van de bepalingen waarmee de verplichtingen die dit kaderbesluit hun oplegt, worden omgezet in hun nationale recht. Op basis van een verslag dat is opgesteld aan de hand van deze informatie en op basis van een schriftelijk verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad gaan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op (…) na of de lidstaten de maatregelen hebben genomen die nodig zijn om aan dit kaderbesluit te voldoen. |
Motivering
Beide medewetgevende autoriteiten moeten op gelijke wijze hierbij worden betrokken.
- [1] PB C .../Nog niet in het PB gepubliceerd.
TOELICHTING
De internationale criminaliteit is omvangrijk en neemt toe. Als we het zouden hebben over een land, zou het in omvang gaan om de vierde economie ter wereld.
Het grote publiek weet er weinig van. De plaatselijke politiekorpsen in elke lidstaat worden democratisch gecontroleerd dus het publiek is zich wel bewust van lokale successen en falen, maar er is geen democratisch toezicht of controle op de internationale
criminaliteitsbestrijding op Europees of wereldniveau.
De lokale criminaliteit wordt gevoed door de internationale criminaliteit. Zo wordt bijvoorbeeld geschat dat elke kilo heroïne die in onze straten wordt verkocht, oorzaak is van meer dan tweehonderd straatroven of inbraken in huizen.
Wie zijn die internationale criminele bendes? Zij hebben voor het merendeel hun basis buiten de EU in plaatsen waar de ordehandhaving zwak is en veel gelegenheid wordt geboden corruptie te plegen - zoals Rusland, Oost-Europa, Centraal-Azië, China, Nigeria, Brazilië. Overal waar slimme mensen zijn zonder kansen op een legitieme arbeidsplaats. Zij slaan toe waar het geld is, dus in de EU en in de VS.
Hun belangrijkste activiteiten zijn:
a. drugs - import van heroïne uit Afghanistan en cocaïne uit Colombia, en export van ecstasy uit Europa
b. smokkel van namaakproducten die goedkoop zijn gefabriceerd en van geringe kwaliteit zijn - zoals CD's en DVD's, namaak-jeans en -parfums, maar ook namaak-condooms, vliegtuigonderdelen, autoremmen, medicijnen, babyvoeding en nog veel meer. Dit vormt een ondermijning van de banen van hardwerkende EU-werknemers en dwingt belastingbetalers extra te betalen om het verlies te compenseren
c. diefstal van identiteit, vooral op het internet, waar onnozele Europeanen worden overtuigd vrijwillig hun bankgegevens of socialeverzekeringsnummers bekend te maken en zo de dieven in staat te stellen hun geld te stelen
d. handel in vrouwen voor prostitutie, handel in kinderen voor pedofielen en het binnensmokkelen van illegale immigranten in de EU
e. valsmunterij
f. gewelddadige diefstal van luxueuze auto's voor de verkoop in Oost-Europa
g. smokkel van sigaretten en alcohol wegens de verschillen in lokale accijnzen
h. het witwassen van geld om de criminele oorsprong van geld te verhullen. Bijvoorbeeld de Maffia die banken opkoopt in Letland voor de EU-uitbreiding, en de IRA die probeert een Bulgaarse bank te kopen voordat dit land toetreedt tot de EU.
Sommige groepen terroristen maken gebruik van de georganiseerde criminaliteit om hun politieke activiteiten te financieren. De plegers van de bomaanslagen in Madrid verkochten namaak-CD's en -DVD's om hun activiteiten te helpen financieren.
Hoe bestrijdt de Europese Unie de georganiseerde criminele bendes? Het antwoord is: waarschijnlijk slecht, maar ons wordt niets verteld, dus we weten het niet. De lidstaten weten het ook niet want er zijn geen gestandaardiseerde statistieken voor de gehele EU om de volledige omvang van de georganiseerde criminaliteit vast te leggen en openbaar te maken.
Niemand heeft een duidelijk totaalbeeld.
In de EU zijn de binnengrenzen open. Voor zakenmensen en individuele reizigers is dit een enorm voordeel. Voor criminelen ook. De Europese ordehandhavingsdiensten zijn echter allemaal nationale lichamen, hun agenten mogen de grenzen niet overschrijden en hun mogelijkheden zijn daarom beperkt.
De EU heeft echter Europol. Dit is ons Centrum voor inlichtingencoördinatie in Den Haag, Nederland. De functionarissen van Europol hebben echter geen arrestatiebevoegdheid en Europol heeft niet de bevoegdheid om een nationale dienst tot actie te dwingen. In 2004-2005 liet een kibbelende Raad van Ministers het voor enkele maanden zonder leiding aan zichzelf over. Europol is een EU-agentschap maar de begroting ervan is intergouvernementeel, dus hebben de EU-burgers geen controle over of zelfs maar inzicht in de uitgaven en inkomsten.
Daarnaast is er InterPol, in Lyon. Dit is een club van politiemensen die volledig wordt gefinancierd door bijdragen van politiekorpsen in de hele wereld. Ook Interpol heeft geen agenten die arrestaties kunnen verrichten. De betrekkingen tussen EuroPol en InterPol zijn niet duidelijk vastgelegd en er is sprake van overlapping. Elk van beide lichamen heeft zijn kwaliteiten die zij niet met elkaar kunnen delen omdat de regels van de nationale regeringen samenwerking verhinderen.
De EU heeft een nog ernstiger probleem. Het gaat gewoon om "gebrek aan vertrouwen". Net zoals de Amerikanen na "9/11" ontdekten dat de CIA en de FBI niet samenwerkten maar elkaar beconcurreerden, zo bestaat hetzelfde verschijnsel in Europa maar op grotere schaal.
Binnen de lidstaten is er een gebrek aan vertrouwen tussen de verschillende lokale politiekorpsen. Informatie is macht en degenen die de informatie in handen hebben willen deze niet delen.
Aan de andere kant van de EU-binnengrenzen is het gebrek aan vertrouwen veel groter. Als er al sprake is van grensoverschrijdende politiesamenwerking, gebeurt die uitsluitend op basis van persoonlijke contacten. Er is geen EU-centrum waar de contactnummers en -namen van de politie in alle 25 lidstaten snel kunnen worden opgevraagd. De EU-richtlijn betreffende de instelling van Gemeenschappelijk Onderzoeksteams is nog steeds niet van kracht omdat niet alle lidstaten de richtlijn in nationale wetgeving hebben omgezet. Het Europees arrestatiebevel is nog steeds niet geratificeerd door Italië.
Waarom doen nationale leiders, die het probleem het beste kennen omdat zij de nationale politiekorpsen controleren, zo weinig om de internationale georganiseerde criminaliteit te bestrijden? Vanuit psychologisch oogpunt is de reden dat zij de nationale verkiezingen willen winnen en niet de Europese verkiezingen. Zij reserveren hun nationale politiemiddelen voor de bestrijding van de criminaliteit in eigen land, zelfs al wordt de nationale criminaliteit door de internationale criminaliteit gevoed. Zij winnen weinig stemmen van hun kiezers als zij de geringe politiemiddelen aanwenden voor de bestrijding van de internationale criminaliteit elders, omdat het publiek de omvang van de georganiseerde criminaliteit niet kent.
De Europese kiezers moeten echter het werkelijke plaatje kennen - het plaatje van de verrassende omvang van de georganiseerde criminele bendes en het raffinement waarmee zij opereren, en het plaatje van de EU-lidstaten die er niet in slagen het eens te worden over de actie en de bevoegdheden op EU-niveau. Misschien is het Europees Parlement de enige die kan aandringen op de benodigde transparantie, op het stopzetten van het nationale gekibbel en op actie op EU-niveau voordat het te laat is.
ADVIES VAN DE COMMISSIE BUITENLANDSE ZAKEN (1.9.2005)
aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zakenover het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit(COM(2005)006 – C6-0061/2005 – 2005/0006(CNS))Rapporteur voor advies: Anna Elzbieta Fotyga
BEKNOPTE MOTIVERING
De georganiseerde criminaliteit in de EG neemt steeds meer in omvang toe en vormt een serieuze bedreiging voor de maatschappij. Georganiseerde criminele groepen zijn in het algemeen niet gebonden aan nationale grenzen en zij kunnen profiteren van het vrije verkeer van kapitaal, goederen, personen en diensten binnen de EU. Deze criminele groeperingen versterken hun internationale criminele contacten en richten zich op de sociale en economische structuur van de Europese samenleving, bijvoorbeeld middels het witwassen van geld, drugshandel en economische criminaliteit. Zij proberen de rechtshandhaving en het justitiële systeem te beïnvloeden en te dwarsbomen. Dit alles vraagt om een krachtige en gecoördineerde aanpak op nationaal en Europees niveau, die berekend is op dit veranderlijke en veelzijdige karakter van dit fenomeen.
Het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit is een stap voorwaarts naar nauwere samenwerking tussen de lidstaten en een gezamenlijke aanpak, onder meer door harmonisering van de minimumdrempels voor strafsancties (de definitie van delicten en sancties), en door invoering van enkele bepalingen die de samenwerking tussen de justitiële autoriteiten van de lidstaten moeten vergemakkelijken.
De rapporteur is ingenomen met de voorgenomen verbetering van de doelmatigheid van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, die zonder twijfel een bedreiging vormt voor de maatschappij en onze democratische waarden op den duur ondermijnt. In dit verband wil de rapporteur het belang benadrukken van preventie en grotere doelmatigheid van criminaliteitsbestrijding, waarbij tevens moet worden gezorgd voor volledige eerbiediging van de mensenrechten. Bijzondere aandacht komt toe aan een adequate bescherming van slachtoffers. Het belang van versterkte internationale samenwerking in het kader van bestaande instrumenten en fora moet eveneens worden benadrukt.
AMENDEMENTEN
De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Door de Commissie voorgestelde tekst[1] |
|
Amendementen van het Parlement |
Amendement 1
Overweging 6 bis (nieuw)
|
(6 bis) Dit Kaderbesluit zal naar verwachting een basis bieden om derde landen ertoe te bewegen soortgelijke regelingen in te voeren. De lidstaten dienen een voorbeeld te geven door hun vastbeslotenheid krachtig te laten blijken. |
Motivering
Het ontbreken van EU-wetgeving voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit bemoeilijkt de positie van de EU bij het overleg met internationale partners. Eenmaal ingevoerd zal dit kaderbesluit van de Raad de EU een sterkere basis bieden om derde landen tot het uitvaardigen van soortgelijke wetgeving aan te moedigen.
Amendement 2
Overweging 8
(8) Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in de artikelen 6 en 49, |
(8) Dit kaderbesluit is in overeenstemming met de grondrechten, zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als beginselen van gemeenschapsrecht. De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en weerspiegeld zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in hoofdstuk VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering, vereniging of meningsuiting, waaronder het recht om, voor de verdediging van zijn belangen, tezamen met anderen vakbonden op te richten dan wel zich daarbij aan te sluiten, en het daarmee samenhangende recht van betoging. |
Motivering
Dat eerbiediging van de grondrechten in het kader van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit belangrijk is, moet in dit deel van het Kaderbesluit duidelijk worden onderstreept. Deze formulering is identiek met de formulering in het Kaderbesluit van de Raad inzake terrorisme van 13 juni 2002.
Amendement 3
Artikel 1 bis (nieuw)
|
Artikel 1 bis Preventie en criminaliteitsbestrijding 1. Elke lidstaat neemt in overeenstemming met zijn eigen juridische tradities en beschikbare middelen, alle nodige maatregelen voor verbetering van de misdaadpreventie. In dit verband worden de volgende maatregelen sterk aanbevolen: - het publiek meer bewust maken van de omvang en de aard van de criminele activiteit overal in Europa en de bedreiging die hiervan uitgaat voor de integriteit van personen en de welvaart van de lidstaten, - de uitwisseling tussen de lidstaten van beste praktijken bevorderen. De Gemeenschap moet financiële steun verlenen ten behoeve van de informatie- en bewustmakingscampagnes. 2. De lidstaten zorgen voor versterking van de rol van Europol als inlichtingenorgaan op het gebied van criminaliteit, zodat zij de lidstaten overeenkomstig haar taak kan voorzien van informatie en inlichtingen, ter verkrijging van de meest doelmatige resultaten in de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit. |
Motivering
De steun en medewerking van de burgers die naar behoren zijn voorgelicht omtrent de verschillende vormen van criminaliteit en de verstrekkende gevolgen daarvan, is van essentieel belang voor een doelmatige bestrijding van georganiseerde criminaliteit.
Preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit vergen een wereldwijde samenwerking en moeten berusten op beginselen van transparantie en democratisch toezicht.
Amendement 4
Artikel 2, alinea 1 bis (nieuw)
|
Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, wordt aangetast. |
Motivering
De verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Deze formulering dient zoals ook in het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding het geval is, in het corpus van het besluit worden opgenomen en niet enkel onder de overwegingen.
Amendement 5 Artikel 2, letter b) | |
b) de gedragingen van een persoon die opzettelijk en met kennis van het oogmerk en van de algemene criminele activiteit van de organisatie of van het voornemen van de criminele organisatie om de betreffende strafbare feiten te plegen, actief deelneemt aan de in artikel 1 bedoelde activiteiten van de organisatie, zelfs indien hij niet deelneemt aan de feitelijke uitvoering van de betrokken strafbare feiten en zelfs indien deze niet worden uitgevoerd, of aan de andere activiteiten van de organisatie, onder andere door gegevens of middelen te verstrekken, nieuwe deelnemers te rekruteren of de activiteiten in enigerlei vorm te financieren, wetende dat deze deelneming bijdraagt aan de criminele activiteiten van de organisatie. |
b) de gedragingen van een persoon die opzettelijk en met kennis van het oogmerk en van de algemene criminele activiteit van de organisatie of van het voornemen van de criminele organisatie om de betreffende strafbare feiten te plegen, actief deelneemt aan de in artikel 1 bedoelde activiteiten van de organisatie, zelfs indien hij niet deelneemt aan de feitelijke uitvoering van de betrokken strafbare feiten en zelfs indien deze niet worden uitgevoerd, of aan de andere activiteiten van de organisatie, onder andere door gegevens of middelen te verstrekken, tot criminele activiteiten aan te zetten, nieuwe deelnemers te rekruteren of de activiteiten in enigerlei vorm te financieren, wetende dat deze deelneming bijdraagt aan de criminele activiteiten van de organisatie. |
Motivering | |
Het aanzetten tot criminele activiteiten, met name bij jonge en dus gemakkelijk te beïnvloeden mensen, moet ten sterkste worden veroordeeld. | |
Amendement 6 Artikel 4, letter a) | |
a) afziet van zijn criminele activiteiten, en |
a) afziet van zijn criminele activiteiten, zijn wil toont om in de maatschappij terug te keren, en |
Motivering | |
Het is van essentieel belang het risico van recidive te vermijden, en na afzien van criminele activiteiten moet de betrokkene opnieuw in de maatschappij worden geïntegreerd, op basis van de veronderstelling dat hij zijn rechten en plichten als burger volledig aanvaardt. |
Amendement 7
Artikel 8, lid 1
1. De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de strafbare feiten die onder dit kaderbesluit vallen, ook een onderzoek of vervolging kan worden ingesteld zonder dat het slachtoffer van die feiten een klacht indient of aangifte doet, in ieder geval indien de feiten op het grondgebied van de lidstaat zijn begaan. |
1. De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de strafbare feiten die onder dit kaderbesluit vallen, ook een onderzoek of vervolging kan worden ingesteld, op de meest efficiënte wijze en onder eerbiediging van de mensenrechten, zonder dat het slachtoffer van die feiten een klacht indient of aangifte doet, in ieder geval indien de feiten op het grondgebied van de lidstaat zijn begaan. |
Motivering
Het strafrechtelijk onderzoek moet op de meest efficiënte wijze en onder eerbiediging van de mensenrechten worden verricht.
Amendement 8
Artikel 8, lid 2
2. Naast de maatregelen die zijn voorgeschreven door Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, neemt iedere lidstaat indien nodig alle mogelijke maatregelen om in het kader van de strafprocedure te zorgen voor bijstand aan de familie van het slachtoffer. |
2. Naast de maatregelen die zijn voorgeschreven door Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, neemt iedere lidstaat indien nodig alle mogelijke maatregelen om in het kader van de strafprocedure te zorgen voor bescherming en bijstand aan het slachtoffer en zijn familie. |
Motivering
Dat eerbiediging van de grondrechten in het kader van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit belangrijk is, moet in dit deel van het Kaderbesluit duidelijk worden onderstreept. Deze formulering is identiek met de formulering in het Kaderbesluit van de Raad inzake terrorisme van 13 juni 2002.
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit | |||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0006 – C6-0061/2005 – 2005/0003(CNS) | |||||
Commissie ten principale |
LIBE | |||||
Medeadviserende commissie(s) |
AFET | |||||
Nauwere samenwerking |
Nee | |||||
Rapporteur voor advies |
Anna Elzbieta Fotyga | |||||
Behandeling in de commissie |
21.6.2005 |
29.8.2005 |
|
|
| |
Datum goedkeuring amendementen |
30.8.2005 | |||||
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
53 2 1 | ||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Angelika Beer, Panagiotis Beglitis, Monika Beňová, André Brie, Elmar Brok, Ryszard Czarnecki, Véronique De Keyser, Giorgos Dimitrakopoulos, Camiel Eurlings, Anna Elzbieta Fotyga, Ana Maria Gomes, Alfred Gomolka, Klaus Hänsch, Richard Howitt, Toomas Hendrik Ilves, KJelko Kacin, Ioannis Kasoulides, Helmut Kuhne, Joost Lagendijk, Vytautas Landsbergis, Cecilia Malmström, Emilio Menéndez del Valle, Francisco José Millán Mon, Pasqualina Napoletano, Baroness Nicholson of Winterbourne, Vural Öger, Cem Özdemir, PalJustas Vincas Paleckis, Alojz Peterle, Tobias Pflüger, João de Deus Pinheiro, Mirosław Mariusz Piotrowski, Paweł Bartłomiej Piskorski, Bernd Posselt, Raül Romeva i Rueda, Libor Rouček, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Emil Saryusz-Wolski, Gitte Seeberg, Marek Maciej Siwiec, Hannes Swoboda, István Szent-Iványi, Geoffrey Van Orden, Ari Vatanen, Luis Yañez-Barnuevo García, Josef Zieleniec. | |||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Alexandra Dobolyi,Árpád Duka-Zólyomi, Carlo Fatuzzo, Giovanni Claudio Fava, Alexander Lambsdorff, Rihards Pīks, Aloyzas Sakalas, Inger Segelström, Alexander Stubb, Csaba Sándor Tabajdi | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
| |||||
- [1] Nog niet in het PB gepubliceerd.
ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN (14.7.2005)
aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zakeninzake het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit(COM(2005)0006 – C6 0061/2005 – 2005/0003(CNS))Rapporteur voor advies: Antonio Di Pietro
BEKNOPTE MOTIVERING
De internationale georganiseerde misdaad vormt een ware plaag voor de Europese Unie.
Het staat immers vast dat, naast de enorme opbrengsten die ontstaan uit losse criminele handelingen die in menselijk en sociaal opzicht ingrijpende gevolgen hebben (handel in drugs, wapens, mensen, enz.), de misdaadorganisaties die op het grondgebied van de Unie opereren, niet alleen de vrije markt en de gezonde mededinging verstoren, maar ook de regels van het beschaafde samenleven.
Daar waar zij het best wortel hebben geschoten, investeren en recycleren misdaadorganisaties systematisch enorme kapitalen in ogenschijnlijk legale economische activiteiten waardoor zij erin slagen de ontwikkeling van een heel grondgebied te beïnvloeden. De misdaadorganisaties zetten hun kapitaal en hun mensen in gediversifieerde activiteiten in, van de wereld van het grote geld tot de dienstverlenende bedrijven, van de afvalverwerking tot het bouwbedrijf, en in elk geval steeds daar waar zij de hand kunnen leggen op veel openbare middelen. Geweld, corruptie en afpersing van bedrijven vormen de hoge prijs van deze illegale handelingen voor de burgers en hun levenskwaliteit.
De Commissie heeft terecht het instrument van het kaderbesluit gekozen om de 25 lidstaten te verplichten hun strafrechtelijke bepalingen inzake de bestrijding van de georganiseerde misdaad op elkaar af te stemmen, aangezien tot dusverre in de rechtsinstrumenten van de lidstaten de strijd tegen dit zeer ernstige fenomeen op zeer uiteenlopende wijze en, in sommige gevallen met gevaarlijke lacunes, wordt geregeld.
Onderhavig voorstel voor een kaderbesluit is dus beperkt tot 11 artikelen om de onontbeerlijke basisbegrippen voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad te regelen waarbij wordt aangegeven welke gemeenschappelijke minimumbasis in de respectieve nationale strafrechtelijke bepalingen moet worden overgenomen, opdat wordt gezorgd voor:
1) een gemeenschappelijke definitie van georganiseerde misdaad, alsmede van specifieke strafbare feiten die hiermee verband houden;
2) minimumstraffen voor natuurlijke en rechtspersonen die deze strafbare feiten plegen;
3) een specifieke regeling voor degenen die met justitie samenwerken, de zogenaamde "spijtoptanten";
4) een minimumregel voor de procedure om de bevoegdheid vast te stellen en de strafvervolging tussen de lidstaten te coördineren.
Uw rapporteur voor advies is van oordeel dat het onontbeerlijk is om zo eenvoudig en duidelijk mogelijke wetten te maken waarmee alle potentiële interpretatieproblemen en eventuele vertragingen bij de omzetting worden beperkt. Er zij aan herinnerd dat deze wettelijke bepalingen in concrete instrumenten moeten worden omgezet ten behoeve van de juristen en politieambtenaren, die over eenvoudige en doeltreffende middelen moeten kunnen beschikken om hun onderzoeken succesvol te kunnen verrichten.
Uw rapporteur voor advies heeft zich laten inspireren door de bestaande wetgeving in een aantal lidstaten die om historische en sociale redenen als eersten het vraagstuk op diepgaande wijze hebben aangepakt en stelt een aantal amendementen voor om de wetstekst genietbaarder en in de praktijk makkelijker toepasbaar te maken.
Hij stelt voor om uit de definitie van criminele organisatie de zinsnede sinds enige tijd bestaande te schrappen, omdat dit niet echt noodzakelijk is en voor een te zware bewijslast zorgt die nadelig zou kunnen zijn voor het verloop van het onderzoek. In dit verband lijkt het tevens nuttig om een kenmerk van criminele organisaties op te nemen, namelijk hun structuur van hiërarchische aard, veeleer dan die van het Commissievoorstel waarin wordt gesproken van een ontwikkelde structuur, een aanvechtbaar en moeilijk definieerbaar begrip.
Ten aanzien van andere aspecten werd het echter wenselijk geacht de wetstekst ingrijpender te wijzigen om een aantal grote lacunes aan te vullen.
Wenselijk ware bijvoorbeeld om in artikel 3 aan de persoonlijke vrijheidsstraffen ook vermogenssancties toe te voegen, zoals confiscatie van goederen, en ontzeggingsmaatregelen, zoals het tijdelijke of permanente verbod voor deelnemers aan een criminele organisatie om een activiteit uit te oefenen.
Tenslotte wordt met het oog op een betere en doeltreffendere coördinatie van de strafvervolging tussen de lidstaten voorgesteld om ter aanvulling op artikel 7 een speciale bepaling toe te voegen om eventuele competentiegeschillen tussen de autoriteiten van de diverse lidstaten te beslechten door een tijdsregel in te lassen: indien op basis van dezelfde feiten door meerdere lidstaten reeds een strafvervolging is ingesteld, zal deze worden voortgezet in de staat waar als eerste een vervolging was ingesteld.
Deze suggesties zijn erop gericht om, na zovele officiële verklaringen, in de 25 lidstaten eindelijk tot actie over te kunnen gaan en te komen tot een onontbeerlijke harmonisatie van de strafrechtelijke nationale bepalingen zonder welke dit gevaarlijke gezwel dat onze samenleving bedreigt, nooit doeltreffend kan worden weggesneden.
AMENDEMENTEN
De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Door de Commissie voorgestelde tekst[1] | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Artikel 1, alinea 1 | |
In de zin van dit kaderbesluit wordt onder criminele organisatie verstaan een sinds enige tijd bestaande, gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die in overleg optreden om feiten te plegen die strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsbenemende maatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, met als doel om direct of indirect financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen. |
In de zin van dit kaderbesluit wordt onder criminele organisatie verstaan een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die in overleg optreden om feiten te plegen die strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsbenemende maatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, met als doel om direct of indirect financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen. |
Motivering | |
Het sinds enige tijd bestaan van een criminele organisatie voor de vaststelling van een strafbaar feit kan niet als een essentieel element worden beschouwd, aangezien er criminele organisaties bestaan die reeds kort na hun oprichting actief worden. Bovendien zou er onderzekerheid blijven bestaan over de benodigde tijd, aangezien hier een algemene en dubbelzinnige formulering is gebruikt. Tenslotte is ook de bewijslast te groot. | |
Amendement 2 Artikel 1, alinea 2 | |
Met "gestructureerde vereniging" wordt gedoeld op een niet toevallig tot stand gekomen vereniging met het oog op een onverwijld te plegen strafbaar feit en waarbij niet noodzakelijkerwijs sprake is van formeel afgebakende taken van de leden, noch van continuïteit in de samenstelling of een ontwikkelde structuur. |
Met "gestructureerde vereniging" wordt gedoeld op een niet toevallig tot stand gekomen vereniging met het oog op een of meerdere onverwijld en in onderling overleg te plegen strafbare feiten en waarbij niet noodzakelijkerwijs sprake is van formeel afgebakende taken van de leden, noch van continuïteit in de samenstelling of een structuur van hiërarchische aard. |
Motivering | |
De structuur van een criminele vereniging verschilt zeer van het loutere mede plegen van een misdrijf, en deze beide delictsomschrijvingen moeten goed uit elkaar worden gehouden. | |
Het lijkt beter om stil te staan bij het ontbreken van een hiërarchische structuur dan bij de mate van ontwikkeling die bij een criminele vereniging wel voorhanden kan zijn, maar moeilijk is vast te stellen. | |
Amendement 3 Artikel 3, lid 2 bis (nieuw) | |
|
2 bis. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat aan alle uit hoofde van artikel 2 verantwoordelijk geachte personen, behalve de in voorafgaande leden van dit artikel bedoelde straffen, ook andere straffen kunnen worden opgelegd, waaronder: a) de confiscatie van de goederen die hebben gediend of bestemd waren om het strafbare feit te plegen of de goederen die daarvan de prijs, opbrengst, winst of het voorwerp vormen; b) maatregelen inzake het tijdelijke of permanente verbod om een beroeps- of bedrijfsactiviteit uit te oefenen; c) maatregelen houdende ontzetting uit of onverkiesbaarheid voor een politieke functie of openbaar ambt. |
Motivering | |
Vaak kunnen, ter aanvulling op vrijheidsstraffen, ook vermogenssancties en ontzeggingsmaatregelen doeltreffend blijken te zijn. | |
Amendement 4 Artikel 4, letter b), inleidende formule | |
b) de administratieve of justitiële autoriteiten informatie verstrekt die zij niet op andere wijze hadden kunnen verkrijgen, en die hen helpt om: |
b) de administratieve of justitiële autoriteiten tijdige en volledige informatie verstrekt die nuttig is om: |
Motivering | |
Opdat de inkeer van de schuldige ook werkelijk nuttig is voor de opsporingsinstanties, moet de door hem verstrekte informatie tijdig en zo volledig mogelijk zijn. Bovendien is het zaak om de last weg te nemen die op de autoriteiten rust, om op de een of andere manier te bewijzen dat het onmogelijk is dezelfde informatie met andere middelen te verkrijgen, hetgeen onlogisch en ondoenlijk is. | |
Amendement 5 Artikel 4, letter b), streepje 1 | |
– de gevolgen van het strafbare feit te voorkomen of te beperken; |
– de gevolgen van het strafbare feit uit te sluiten, te beëindigen of te verzachten; |
Motivering | |
Een preciezere formulering van de reikwijdte van de samenwerking. | |
Amendement 6 Artikel 4, letter b), streepje 2 | |
– de andere daders te identificeren of hen voor het gerecht te brengen; |
– de verantwoordelijken voor de strafbare feiten zoals bedoeld in de artikelen 1 en 2 te identificeren of aan te houden; |
Motivering | |
Een preciezere formulering van de reikwijdte van de samenwerking. | |
Amendement 7 Artikel 4, letter b), streepje 3 | |
– bewijs te vergaren; |
– bewijs te vergaren in verband met de strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 1 en 2; |
Motivering | |
Het is zaak te preciseren dat het bewijs zowel betrekking kan hebben op het misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie als op de misdrijven met het oog waarop deze organisatie werd opgericht. | |
Amendement 8 Artikel 4, letter b), streepje 5 | |
– te voorkomen dat nieuwe strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 2, worden gepleegd. |
– te voorkomen dat nieuwe strafbare feiten zoals bedoeld in de artikelen 1 en 2, worden gepleegd. |
Motivering | |
Het is zaak te preciseren dat het bewijs zowel betrekking kan hebben op het misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie als op de misdrijven met het oog waarop deze organisatie werd opgericht. | |
Amendement 9 Artikel 5, titel | |
Aansprakelijkheid van rechtspersonen |
Niet van toepassing op de Nederlandse tekst |
Amendement 10 Artikel 5, lid 1, inleidende formule | |
1. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een van de in artikel 2 bedoelde strafbare feiten, wanneer deze feiten te hunnen voordele zijn gepleegd door personen die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreden en die in de rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van: |
1. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een van de in artikel 2 bedoelde strafbare feiten, alsmede voor de strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 1 voor het plegen waarvan de organisatie is opgericht, wanneer deze feiten te hunnen voordele zijn gepleegd door personen die hetzij individueel, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon optreden en die in de rechtspersoon een leidende functie bekleden op grond van: |
Motivering | |
Het is zaak te preciseren dat de aansprakelijkheid van de rechtspersonen wordt uitgebreid tot alle in artikel 2 bedoelde strafbare feiten. Bovendien moet bij de vaststelling van de aansprakelijkheid van de rechtspersonen hetzij worden verwezen naar het misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie hetzij naar de misdrijven met het oog waarop deze organisatie werd opgericht. | |
Amendement 11 Artikel 5, lid 1, letter a) | |
a) de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen; |
a) de bevoegdheid om de rechtspersoon, ook de facto, te vertegenwoordigen; |
Motivering | |
In vele gevallen moet de positie van de feitelijke bewindvoerder of feitelijke vertegenwoordiger in acht worden genomen om de strafrechtelijke aansprakelijkheid tot de rechtspersoon uit te breiden. | |
Amendement 12 Artikel 5, lid 1, letter b) | |
b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen; |
b) de bevoegdheid om namens de rechtspersoon, ook de facto, beslissingen te nemen; |
Motivering | |
In vele gevallen worden de besluiten die voor het leven van de rechtspersoon van doorslaggevend belang zijn, niet genomen door de officiële juridische vertegenwoordiger, maar veeleer door zijn feitelijke bewindvoerder of vertegenwoordiger. | |
Amendement 13 Artikel 5, lid 3 | |
3. De aansprakelijkheid van rechtspersonen krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit plegen of daaraan medeplichtig zijn, niet uit. |
3. De aansprakelijkheid van rechtspersonen krachtens de leden 1 en 2 sluit strafvervolging van natuurlijke personen die een in artikel 2 bedoeld strafbaar feit plegen of een in artikel 1 bedoeld strafbaar feit met het oog waarop de organisatie is opgericht, niet uit. |
Motivering | |
Het is zaak te preciseren dat het gaat om zowel het misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie als om de misdrijven met het oog waarop deze organisatie werd opgericht. | |
Amendement 14 Artikel 6, letter b) | |
b) een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten; |
b) een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten; |
Motivering | |
Het begrip bedrijfsactiviteit is ruimer dan het begrip commerciële activiteit en kan bijvoorbeeld industriële, agrarische, financiële en bankactiviteiten, enz. omvatten. | |
Amendement 15 Artikel 6, letter e bis) (nieuw) | |
|
e bis) de confiscatie van de goederen die hebben gediend of bestemd zijn om het strafbare feit te plegen of de goederen die daarvan de prijs, opbrengst, winst of het voorwerp vormen; |
Motivering | |
Strafrechtelijke vermogenssancties zijn nuttig bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het geval van onroerend goed dat op naam van een bedrijf staat dat door een misdaadorganisatie voor haar doeleinden wordt gebruikt. | |
Amendement 16 Artikel 7, alinea 3, letter d bis) (nieuw) | |
|
d bis) de lidstaat die als eerste een strafvervolging heeft ingesteld. |
Motivering | |
De wet is erop gericht om eventuele competentiegeschillen tussen de autoriteiten van de verschillende lidstaten op te lossen. |
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit | |||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0006 – C6‑0061/2005 – 2005/0003(CNS) | |||||
Commissie ten principale |
LIBE | |||||
Medeadviserende commissie Datum bekendmaking |
JURI 12.4.2005 | |||||
Nauwere samenwerking |
nee | |||||
Rapporteur voor advies |
Antonio Di Pietro 21.4.2005 | |||||
Behandeling in de Commissie |
20.6.2005 |
13.7.2005 |
|
|
| |
Datum goedkeuring amendementen |
13.7.2005 | |||||
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
19 0 0 | ||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Maria Berger, Antonio Di Pietro, Monica Frassoni, Giuseppe Gargani, Piia-Noora Kauppi, Kurt Lechner, Klaus-Heiner Lehne, Katalin Lévai, Antonio López-Istúriz White, Antonio Masip Hidalgo, Hans-Peter Mayer, Viktória Mohácsi, Aloyzas Sakalas, Diana Wallis, Tadeusz Zwiefka | |||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Evelin Lichtenberger, Arlene McCarthy, Manuel Medina Ortega, József Szájer | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
| |||||
- [1] Nog niet in het PB gepubliceerd.
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit | ||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0006 - C6-0061/2005 - 2005/0003(CNS) | ||||||
Reglementsartikel(en) |
art. 93 en art. 51 | ||||||
Commissie ten principale |
LIBE | ||||||
Medeadviserende commissie(s) |
AFET |
JURI |
|
|
| ||
Geen advies |
|
|
|
|
| ||
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
| ||
Rapporteur(s) |
Bill Newton Dunn |
| |||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
| |||||
Behandeling in de commissie |
12.7.2005 |
26.9.2005 |
|
|
| ||
Datum goedkeuring |
26.9.2005 | ||||||
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
34 2 2 | |||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Alexander Nuno Alvaro, Edit Bauer, Johannes Blokland, Mihael Brejc, Kathalijne Maria Buitenweg, Giusto Catania, Jean-Marie Cavada, Charlotte Cederschiöld, Carlos Coelho, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Rosa Díez González, Antoine Duquesne, Kinga Gál, Lívia Járóka, Ewa Klamt, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Barbara Kudrycka, Stavros Lambrinidis, Henrik Lax, Sarah Ludford, Edith Mastenbroek, Jaime Mayor Oreja, Martine Roure, Antonio Tajani, Ioannis Varvitsiotis, Stefano Zappalà, Tatjana Ždanoka | ||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Frederika Brepoels, Panayiotis Demetriou, Gérard Deprez, Giovanni Claudio Fava, Sophia in 't Veld, Antonio Masip Hidalgo, Bill Newton Dunn, Herbert Reul, Marie-Line Reynaud, Kyriacos Triantaphyllides | ||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
Manuel Medina Ortega | ||||||
Datum indiening – A6 |
28.9.2005 |
A6-0277/2005 | |||||