VERSLAG over het gebruik van de financiële middelen voor de ontmanteling van kerncentrales

29.9.2005 - (2005/2027(INI))

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Rebecca Harms


Procedure : 2005/2027(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0279/2005
Ingediende teksten :
A6-0279/2005
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het gebruik van de financiële middelen voor de ontmanteling van kerncentrales

(2005/2027(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie over het gebruik van de voor de ontmanteling van kerncentrales bestemde financiële middelen (COM(2004)0719),

–   gezien zijn standpunt in eerste lezing van 13 maart 2002 in verband met de aanname van de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas[1],

–   gezien zijn standpunt in tweede lezing van 4 juni 2003 in verband met de aanname van de Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG[2],

–   gezien Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG[3] en de daaraan verbonden Interinstitutionele verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en de verklaring van de Commissie van 15 juli 2003 over ontmantelings- en afvalbeheersactiviteiten,

–   gezien Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren[4]4,

–   gezien de voorstellen van de Commissie voor een Richtlijn (Euratom) van de Raad houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties (2003/0021(CNS)) en voor een Richtlijn (Euratom) van de Raad over de verwerking van verbruikte splijtstof en van radioactief afval (2003/0022(CNS)) (COM(2003)0032),

–   gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over nucleaire veiligheid in het kader van de Europese Unie (COM(2002)0605),

–   gezien het verslag van de Franse Rekenkamer van 27 januari 2005 over ontmantelingsverplichtingen, waarin met name werd overwogen dat gebruik van voor toekomstige ontmanteling bestemde kredieten voor andere doeleinden een vervalsing van de mededinging tussen producenten tot gevolg zou kunnen hebben,

–   gezien Beschikking C/2004/3474 van de Commissie van 22 september 2004 inzake de staatssteun die het Verenigd Koninkrijk verleent voor herstructurering van de nucleaire onderneming British Energy group plc,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A6‑0279/2005),

Belang van de ontmanteling van kerncentrales

1.  erkent dat het voor de bescherming van mens en milieu belangrijk is dat kerncentrales na hun definitieve stillegging op een goed geregelde manier worden ontmanteld;

2.  wijst erop dat er een drastische reductie is in de hoeveelheid actieve stoffen door de afvoer van splijtstof na de stillegging van een kerncentrale. Voor de dan alsnog overblijvende reststoffen is een zeer hoog niveau van nucleaire veiligheid nodig om te voldoen aan de vereisten van Richtlijn 96/29/EURATOM waarin de fundamentele veiligheidsnormen worden vastgelegd ter bescherming van de gezondheid van de werknemers en om het grote publiek tegen de gevaren van ioniserende straling te beschermen;

3.  stelt vast dat de ontmanteling van kerncentrales in sommige gevallen op de lange baan zou kunnen worden geschoven omdat de nodige financiële middelen voor de ontmantelingsoperaties ontbreken, en dat dit laatste daarom moet worden vermeden;

4.  verwelkomt het voornemen van de Commissie om jaarlijks een rapport aan het Europees Parlement te doen toekomen over het gebruik van de financiële middelen voor de ontmanteling van kerncentrales;

Voor ontmanteling bestemde financiële middelen

5.  acht het noodzakelijk ervoor te zorgen dat in iedere lidstaat voor alle nucleaire ondernemingen voldoende financiële middelen beschikbaar zijn die noodzakelijk zijn om alle kosten van ontmanteling, inclusief afvalverwerking, te dekken;

6.  roept de Commissie, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, op nauwkeurige definities vast te stellen voor het toegelaten gebruik van financiële middelen in elke lidstaat, rekening houdend met de ontmanteling en de hantering, conditionering en definitieve opberging van het vrijkomende radioactief afval;

7.  stelt vast dat het beheer van de voor ontmanteling bestemde financiële middelen in de lidstaten onderling verschilt en roept op te komen tot een verstandig beheer van deze financiële middelen;

8.  verlangt dat deze financiële middelen worden gebruikt voor eerlijke investeringen, geheel in overeenstemming met het EU-mededingingsrecht, met vermijding van concurrentievervalsing;

9.  acht het noodzakelijk bij het beheer en het gebruik van de fondsen een maximale transparantie te waarborgen, alsmede een externe controle daarvan;

Aspecten van veiligheid en milieubescherming

10. wijst naar aanleiding van de mededeling van de Commissie (COM(2004)0719) met nadruk op de veiligheidsaspecten bij de ontmanteling van kerncentrales;

11. wijst erop dat gedurende de verschillende fasen van ontmanteling van een kerncentrale moet worden gelet op de veiligheid van mens en milieu, waarbij zoveel mogelijk gebruik dient te worden gemaakt van reeds aanwezige ervaring;

12. wijst erop dat er twee strategieën bestaan, te weten directe ontmanteling respectievelijk gefaseerde ontmanteling, waarvan de relatieve voor- en nadelen tegen de achtergrond van locatie en reactortype tegen elkaar moeten worden afgewogen;

13. is van oordeel dat bij de beslissing over de te volgen strategie voor de ontmanteling voorrang moet worden gegeven aan de veiligheidsaspecten met het oog op de bescherming van mens en milieu;

14. stelt vast dat de demontage roept of ontmanteling van kerncentrales onderdeel uitmaken van de kernenergiewetgeving die wordt betrokken bij de consequente toepassing van Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 houdende wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten;

15. roept ertoe op in alle lidstaten onderzoek te doen naar het gegeven dat in de praktijk bij ontmantelingen vaak zeer grote hoeveelheden gering radioactieve stoffen uit het atomaire c.q. stralingsgebied vrijkomen;

Economische aspecten

16. acht het om veiligheidsredenen toelaatbaar dat hierop, bijvoorbeeld in de nieuwe lidstaten, uitzonderingen worden gemaakt;

17. vraagt zich af of de budgettaire voorzieningen en de dienovereenkomstige financiële middelen in een aantal lidstaten wel toereikend zijn voor de werkelijke behoefte;

18. verwelkomt de financiële steun die de Europese Unie onder zekere randvoorwaarden voor bepaalde ontmantelingen in de nieuwe lidstaten biedt;

19. onderschrijft de mening van de Commissie dat bij de beoordeling van het economisch nut van elke energiecentrale, ook rekening moet worden gehouden met de ontmantelingskosten voor kerncentrales, evengoed als met andere externe kosten en subsidies voor andere vormen van elektriciteitsproductie, om concurrentievervalsing te voorkomen;

20. stelt vast dat de exploitant van de kerncentrale verantwoordelijk is voor de afsluiting van een verzekering, die dekking biedt voor wettelijke aansprakelijkheid bij onvoorziene gebeurtenissen of storingen tijdens de gehele ontmantelingsperiode, in overeenstemming met de internationale verdragen inzake wettelijke aansprakelijkheid;

21. stelt vast dat het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 en het aanvullende Verdrag van Brussel van 31 januari 1963 nog steeds van kracht zijn en niet eenzijdig door de EU kunnen worden opgezegd; bovendien heeft het Europees Parlement in zijn wetgevingsresolutie van 26 februari 2004 ingestemd met het voorstel voor een beschikking van de Raad, waarbij de lidstaten die verdragsluitende partij zijn bij het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie, werden gemachtigd het Protocol tot wijziging van dat verdrag te bekrachtigen of daartoe toe te treden, in het belang van de Europese Gemeenschap;

o o

22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

TOELICHTING

Inleiding

Van de 149 kerncentrales die in juni 2005 in de EU in gebruik waren, zullen er volgens de Europese Commissie in de komende 20 jaar vijftig tot zestig worden ontmanteld[5]1. De gemiddelde leeftijd van de operationele centrales is meer dan 20 jaar, in veel gevallen meer dan 25 jaar.

De operationele levensduur (werkingsduur) van een kernenergiecentrale is beperkt, net als bij alle andere technische installaties. Met name de veranderingen in de materiaaleigenschappen van het reactorvat en de componenten van het primaire koelcircuit ten gevolge van neutronenstraling, warmte, mechanische invloeden en corrosie, vereisen dat een kerncentrale na een bepaalde operationele levensduur definitief wordt ontmanteld. Verder kunnen storingen of inzichten op grond waarvan het actuele veiligheidsniveau voor een operationeel gebruik als ontoereikend moet worden geacht, een ontmanteling noodzakelijk maken.

Ontmanteling en potentiële risico's

Ook na de ontmanteling van een kerncentrale en de afvoer van de splijtstof moet de installatie verder als nucleaire installatie worden beschouwd, omdat ook de restactiviteit van 1017 Bq een gevaar voor mens en milieu vormt. Dienovereenkomstig moeten ook tijdens de ontmanteling strenge veiligheidseisen in acht worden genomen.

Het achterwege laten van ontmantelingsoperaties na de stillegging van een kerncentrale kan verstrekkende gevolgen hebben voor het milieu en belastingen voor de omwonenden veroorzaken. Dit risico is met name in de nieuwe EU-lidstaten aanwezig omdat voldoende financiële middelen ontbreken.

Risico's doen zich na de ontmanteling van een centrale voor ten gevolge van de instabiliteit respectievelijk porositeit van bouwconstructies: door openingen in de constructie kunnen radioactieve stoffen vrijkomen, door scheuren in de bodem kan besmette vloeistof weglekken, met mogelijk verontreiniging van het drinkwater ter plaatse als gevolg. Op langere termijn kunnen zelfs uitzonderlijke weersomstandigheden al tot problemen leiden. Door het uitblijven van ontsmettingsoperaties wordt het gevaar voor de omgeving nog groter.

Vanwege de hierboven geschetste risico's is het beslist noodzakelijk dat na het stilleggen van een kerncentrale met een ontmantelingsoperatie wordt begonnen.

Bij de ontmanteling ontstaan grote hoeveelheden radioactief afval. Ter vermindering van deze hoeveelheden bestaat op grond van Richtlijn 96/29/Euratom de mogelijkheid om stoffen met een lage radioactiviteit vrij te stellen van de regelgeving met betrekking tot kernenergie en stralingsbescherming en deze conventioneel te behandelen. Deze mogelijkheid wordt in vele lidstaten toegepast. In Frankrijk is voor deze stoffen daarentegen een eigen verwerkingsmodel ontwikkeld, met een definitieve opberging conform de veiligheidseisen. Deze werkwijze, die de voorkeur verdient, voorkomt een ongecontroleerde verspreiding van een deel van de radionucliden of een ophoping daarvan in het conventionele gebied, wat in geval van vrijstelling niet kan worden uitgesloten.

Ontmantelingsoperaties en -strategie

De ontmanteling van een kerncentrale, van stillegging tot volledige afbraak, brengt een groot aantal verschillende werkzaamheden met zich mee. Daarbij moeten belangrijke beslissingen ten aanzien van de veiligheid worden genomen. Dit moet gebeuren in het kader van een zelfstandige procedure, die alle aspecten van de ontmanteling omvat en waarbinnen de EU-richtlijn inzake de beoordeling van de gevolgen voor het milieu consequent wordt toegepast. De Europese Commissie moet onderzoeken of dit in alle lidstaten het geval is.

Voor een ontmanteling komen twee strategieën in aanmerking:

Bij de "directe ontmanteling" vinden de operaties onmiddellijk opeenvolgend plaats zonder ingeplande vertragingen. Vanwege de nog steeds grote potentiële risico's, de complexiteit van de installatie en de noodzakelijke zorgvuldigheid bij afbraak en demontage van systemen en componenten en bij de sloop van gebouwen, neemt dit reeds meer dan 10 jaar in beslag.

Een "gefaseerde ontmanteling" gaat gepaard met een fase van onderbreking (internationaal gezien tussen de 30 en 100 jaar), namelijk de "wachttijd" voor het reactorgebouw en eventueel enkele belendende gebouwen. In deze fase wordt de functie van bepaalde noodzakelijke systemen (ventilatie, verlichting, radioactiviteitsmeting) wel in stand gehouden. Alle andere buizen en elektrische leidingen worden aan de genoemde ruimtelijke grenzen onderbroken en afgedicht; alle openingen met uitzondering van een enkele toegang worden grondig afgesloten. Hierdoor ontstaat (voorzover het gebouw zich hiertoe leent) een bewaakt en goed afgesloten terrein, waaruit nagenoeg geen radioactieve stoffen zullen vrijkomen.

De keuze van de strategie voor ontmanteling moet niet op formele gronden worden bepaald of van economische aspecten afhankelijk worden gemaakt. De beslissing over de te kiezen ontmantelingsstrategie moet in eerste lijn door de effecten op mens en milieu worden bepaald. Het belangrijkste is het vermijden van nadelige gevolgen door te late of onvoldoende maatregelen bij de ontmanteling. Beide strategieën hebben hun voordelen, welke meestal tevens nadelen van de andere strategie zijn. De beslissing over de ontmantelingsstrategie moet per geval plaatsvinden, op een wijze die voor de bevolking en de Europese Commissie transparant en inzichtelijk is.

In dit verband zou het nuttig zijn dat de Commissie een lijst van criteria vaststelt met betrekking tot de veiligheidsaspecten ten behoeve van mens en milieu bij de vaststelling van de ontmantelingsstrategie. Daarbij zou onder meer met de volgende criteria rekening moeten worden gehouden:

· toestand van de structuur van de gebouwen

· hydrologische omstandigheden ter plaatse

· kwaliteit van oppervlakte- en grondwater ter plaatse

· wisselwerkingen met andere installaties

· beschikbaarheid van definitieve opslag

· veiligheid bij storingen

· type reactor

· niveau van restactiviteit

· stralingsbelasting voor personeel en bevolking

· afvalhoeveelheden

· technologieën voor de afbouw

· personeelskwesties

· latere benutting van het terrein

· economische aspecten.

Met een dergelijke criterialijst zou de EU een aantal belangrijke veiligheidsdoelstellingen van het Euratom-Verdrag kunnen realiseren en geharmoniseerde Europese normen kunnen bevorderen, zonder zich ongeoorloofd in terreinen van nationale bevoegdheid te mengen.

De strategie van de "gefaseerde ontmanteling" neemt een aanzienlijk langere periode in beslag. Hierbij dienen te worden gewaarborgd: beperking van de duur, regelmatige veiligheidscontrole tijdens de "wachttijd", regelmatige verslaglegging aan de Europese Commissie. Verder moet ervoor worden gezorgd dat in geval van onvoorziene gebeurtenissen of storingen gedurende de ontmanteling de wettelijke aansprakelijkheid op de voormalige exploitant van de kerncentrale rust en niet op de samenleving.

Financiering van de ontmanteling

Volgens informatie van de Commissie bedragen de kosten voor de ontmanteling van een kerncentrale tussen 200 miljoen en 1 miljard euro[6]2. Deze kosten moeten in hun geheel worden meegenomen in de beoordeling van het economische nut van het gebruik van kernenergie voor de elektriciteits- en warmteproductie.

De Europese Commissie wil voor de financiering van ontmantelingen fondsen oprichten waarin de gebruikers van kerncentrales gedurende de totale levensduur op regelmatige basis bedragen moeten storten. De beschikbaarheid en adequaatheid van de fondsen voor ontmanteling en verwijdering van radioactief afval moeten worden gewaarborgd. Ook moet het voortbestaan van deze fondsen over een periode van verscheidende decennia gegarandeerd zijn. "De vorming van ontmantelingsfondsen die losstaan van de exploitanten en speciaal bestemd zijn voor de ontmanteling van hun installaties, is de beste optie om te bewerkstelligen dat de installaties worden ontmanteld met inachtneming van alle veiligheidseisen."[7]3

In ieder geval is het sinds de liberalisering van de interne energiemarkt in Europa in het kader van de geïntegreerde productaansprakelijkheid in beginsel aan de veroorzakers, dat wil zeggen de exploitanten van kernenergiecentrales, om aan te tonen dat de toegang tot voldoende middelen voor de ontmanteling is gewaarborgd. De toegang tot deze middelen dient door de desbetreffende lidstaat wettelijk zodanig te worden geregeld dat er voldoende middelen beschikbaar zijn zonder dat dit tot concurrentievervalsing op de geliberaliseerde energiemarkt leidt. De realiteit ziet er echter, ook naar de mening van de Europese Commissie, anders uit.

Zo belopen in de Bondsrepubliek Duitsland de voorzieningen meer dan 30 miljard euro. Deze middelen zijn door de energiebedrijven die van kernenergie gebruik maken, aangewend voor de overname van andere energiebedrijven of ondernemingen van andere partners. Dit heeft grote economische voordelen opgeleverd, zowel ten opzichte van concurrenten die ook kerncentrales bezitten maar die geen toegang tot de voorzieningen hebben, als ten opzichte van concurrenten die gebruik maken van energiedragers waarvoor geen of veel minder ontmantelingsvoorzieningen nodig zijn. Deze economische bevoordeling moet in de toekomst worden voorkomen, zodat – vanwege overkoepelende milieuaspecten – met name de benadeling van duurzame energievormen en investeringen in efficiëntie kan worden voorkomen.

In andere lidstaten zijn deze fondsen onvoldoende toegerust en wordt nu reeds duidelijk dat de belastingbetaler flink zal moeten bijbetalen. Het betreft hier de nieuwe lidstaten, maar ook bijvoorbeeld Frankrijk, waar kernenergie een groot deel van de elektriciteitsvoorziening vertegenwoordigt en waar een staatsonderneming de markt domineert. De in de fondsen gestorte gelden worden ook door EDF aangewend voor de overname van andere ondernemingen en voor participaties. De Franse Rekenkamer laakt uitdrukkelijk het feit dat de ontmantelingsverplichtingen onvoldoende duidelijk zijn, dat de looptijden willekeurig kunnen worden gewijzigd, dat de financiële verslaglegging ondoorzichtig is en dat ten gevolge van dit alles onoverzienbare verplichtingen voor de overheid kunnen ontstaan. Onder het punt inzake redelijke financiële middelen wordt met name gesteld dat, op een elektriciteitsmarkt die iedere dag verder wordt opengesteld voor concurrentie, een oneigenlijk gebruik van voorzieningen die bestemd zijn voor latere ontmanteling kan leiden tot concurrentievervormingen tussen producenten binnen de Gemeenschap[8]4.

De waarborging van een voldoende beschikbaarheid van financiële middelen voor de ontmanteling moet in het belang van het milieu- en voorzorgsbeginsel van het EG-Verdrag en in het belang van een geliberaliseerde energiemarkt worden gewaarborgd door middel van een op Europees niveau uniform geregeld stelsel van autonome fondsen per lidstaat. De structuur en de financiële middelen van dergelijke fondsen moeten met name gericht zijn op de veiligheidsaspecten, om gevolgen voor mens en milieu blijvend te voorkomen.

De door de Commissie op te stellen richtlijn moet onder meer rekening houden met de volgende aspecten:

· aanvang en looptijd van de stortingen en hoogte van het minimaal in het fonds op te bouwen vermogen

· berekeningswijze van de ontmantelingskosten

· permanente scheiding tussen de fondsen en de betrokken onderneming, zowel budgettair als fysiek, door deze onder te brengen bij een bank of een andere openbare of aan openbare controle onderhevige instelling

· sancties op overtreding van de vereiste van strikte scheiding en overheidscontrole op kruissubsidiëring en onjuiste aanwending

· gebruiksdoel van de fondsgelden (rekening houdend met kosten van verwijdering inclusief definitieve opberging)

· verbod op tussentijdse onttrekking van fondsgelden ten behoeve van investeringen die geen verband houden met de installatie.

PROCEDURE

Titel

Financiële middelen voor de ontmanteling van kerncentrales

Procedurenummer

2005/2027(INI)

Reglementsartikel(en)

art. 45

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

ITRE

10.3.2005

Medeadviserende commissie
  Datum bekendmaking

CONT10.3.2005

ENVI

 

10.3.2005

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

16.3.2005

14.3.2005

 

 

 

Nauwere samenwerking
  Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

In het verslag opgenomen ontwerpresolutie(s)

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Rebecca Harms

15.3.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de Commissie

20.6.2005

13.7.2005

 

 

 

Datum goedkeuring suggesties

26.9.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

35

1

4

Bij de eindstemming aanwezige leden

Ivo Belet, Šarūnas Birutis, Jan Březina, Renato Brunetta, Jerzy Buzek, Joan Calabuig Rull, Pilar del Castillo Vera, Jorgo Chatzimarkakis, Giles Chichester, Den Dover, Adam Gierek, András Gyürk, Fiona Hall, David Hammerstein Mintz, Rebecca Harms, Ján Hudacký, Romana Jordan Cizelj, Werner Langen, Anne Laperrouze, Nils Lundgren, Angelika Niebler, Reino Paasilinna, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Mechtild Rothe, Paul Rübig, Andres Tarand, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Catherine Trautmann, Claude Turmes, Nikolaos Vakalis, Dominique Vlasto

Bij de eindstemming aanwezige leden

Malcolm Harbour, Edit Herczog, Lambert van Nistelrooij, Francisca Pleguezuelos Aguilar, Vittorio Prodi, Esko Seppänen

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

Ulrich Stockmann

Datum indiening – A6

29.9.2005

A6-0279/2005