VERSLAG over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie overeenkomstig punt 3 van het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure
14.11.2005 - (COM(2005)0401 - C6-0277/2005 - 2005/2171(ACI))
Begrotingscommissie
Rapporteur: Reimer Böge
ONTWERPBESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie overeenkomstig punt 3 van het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure
(COM(2005)0401 - C6-0277/2005 -2005/2171(ACI))
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie (COM(2005)0401 - C6-0277/2005),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[1],
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[2] en gezien de voorwaarden waaronder hierop een beroep kan worden gedaan,
– gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie[3],
– onder verwijzing naar zijn wetgevingsresolutie van 10 oktober 2002 over het voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie[4],
– gezien de resultaten van de trialoog van 18 oktober 2005,
– gelet op artikel 120, lid 1 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A6‑0320/2005),
A. overwegende dat de Europese Unie de nodige institutionele en begrotingsinstrumenten heeft ingevoerd om de uit grote natuurrampen voortvloeiende schade te dekken,
B. overwegende dat Zweden, Estland, Letland en Litouwen een verzoek hebben ingediend ter vergoeding van de door de storm van 8 januari 2005 geleden schade,
C. overwegende dat de financiële bijstand van de Europese Unie aan door natuurrampen getroffen lidstaten zo snel en doeltreffend mogelijk moet worden verleend,
1. verleent zijn goedkeuring aan het besluit betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU (zie bijlage bij deze resolutie);
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit ter informatie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
BIJLAGE
Voorstel voor een
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie overeenkomstig punt 3 van het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[1], en met name van punt 3 daarvan,
gezien Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie[2],
gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende dat:
(1) de Europese Unie een Solidariteitsfonds (het "Fonds") heeft ingesteld om haar solidariteit met de bevolking van door rampen getroffen gebieden te tonen,
(2) Zweden, Estland, Letland en Litouwen een verzoek hebben ingediend om binnen de termijn van tien weken (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002) na een door een storm veroorzaakte ramp middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen,
(3) het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 voorziet in de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds tot een jaarlijks plafond van 1 miljard euro,
(4) de ramp met de storm in Zweden, Estland, Letland en Litouwen op 8 januari 2005 voldoet aan de criteria voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie,
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie worden voor de som van 92 880 830 euro middelen beschikbaar gesteld in de vorm van vastleggingskredieten uit de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005.
Artikel 2
Dit besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Opgemaakt te , op
Namens het Europees Parlement Namens de Raad
de Voorzitter de Voorzitter
PROCEDURE
|
Titel |
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie overeenkomstig punt 3 van het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure | |||||||
|
Procedurenummer |
||||||||
|
Reglementsartikel(en) |
art. 120 | |||||||
|
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
BUDG | |||||||
|
Rapporteur(s) |
Reimer Böge |
| ||||||
|
Vervangen rapporteur(s) |
|
| ||||||
|
Behandeling in de commissie |
14.11.2005 |
|
|
|
| |||
|
Datum goedkeuring |
14.11.2005 | |||||||
|
Uitslag eindstemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
19 | ||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Laima Liucija Andrikienė, Reimer Böge, Hynek Fajmon, Salvador Garriga Polledo, Neena Gill, Ingeborg Gräßle, Louis Grech, Catherine Guy-Quint, Anne E. Jensen, Wiesław Stefan Kuc, Janusz Lewandowski, Vladimír Maňka, Giovanni Pittella, Antonis Samaras, Esko Seppänen, László Surján, Helga Trüpel | |||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Hans-Peter Martin, Peter Šťastný | |||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
| |||||||
|
Datum indiening – A6 |
14.11.2005 |
A6-0320/2005 | ||||||
|
Opmerkingen |
... | |||||||