VERSLAG over de toepassing van de postrichtlijn (richtlijn 97/67/EG, gewijzigd bij richtlijn 2002/39/EG)

5.12.2005 - (2005/2086(INI))

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Markus Ferber


Procedure : 2005/2086(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0390/2005
Ingediende teksten :
A6-0390/2005
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de toepassing van de postrichtlijn (richtlijn 97/67/EG, gewijzigd bij richtlijn 2002/39/EG)

(2005/2086(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het verslag van de Commissie over de toepassing van de postrichtlijn (richtlijn 97/67/EG, gewijzigd bij richtlijn 2002/39/EG) (COM(2005)0102), en het begeleidende werkdocument (SEC(2005)0388),

–   gezien het eerste verslag van de Commissie over de toepassing van de postrichtlijn (COM(2002)0632),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6‑0390/2005),

A. overwegende dat de postdiensten economisch zeer belangrijk zijn en dat de inkomsten in 2002 ca. 88 miljard euro, d.w.z. ruwweg 0,9% van het BBP van de Unie bedroegen; overwegende dat naar schatting ruim 5 miljoen arbeidsplaatsen direct afhankelijk van of nauw verbonden met de postsector zijn,

B.  overwegende dat concurrerende en efficiënte postdiensten als onderdeel van de distributie- en communicatiemarkt voor de economische en sociale bedrijvigheid van de Europese Unie van groot belang zijn en vervlochten zijn met een groot aantal bedrijfssectoren en daarop invloed hebben; overwegende dat de postdiensten derhalve ook in het kader van de strategie van Lissabon een belangrijke rol spelen;

C. overwegende dat hervormingen en economische en technische ontwikkelingen van de postsector in de Europese Unie tot een moderne bedrijfsvoering en een hogere automatiseringsgraad hebben geleid en dat de huidige hervormingsmaatregelen tot grote positieve ontwikkelingen in de postsector hebben geleid als gevolg van een verhoging van de kwaliteit, meer efficiëntie en een grotere klantgerichtheid,

D. overwegende de niet te vervangen territoriale en sociale omvang van de postnetwerken die een universele toegang tot belangrijke buurtdiensten mogelijk maken;

E.  overwegende dat in het Commissieverslag moet worden beoordeeld, in hoeverre de doelstellingen van richtlijn 2002/39/EG zijn verwezenlijkt, waarbij met name moet worden gelet op de economische, sociale en technologische aspecten, alsmede uitspraken moeten worden gedaan over werkgelegenheids- en kwaliteitsaspecten van de diensten,

F.  overwegende dat het Europees Parlement door dit verslag zou willen wijzen op vraagstukken en aspecten, waarmee de Commissie bij de verdere werkzaamheden rekening moet houden,

1.  stelt vast dat de omzetting van de postrichtlijn in nationaal recht over het algemeen goed vooruitgekomen is; is ingenomen met het feit dat het met behulp van het gestelde harmonisatiekader in de lidstaten mogelijk is nieuwe en verschillende wegen te bewandelen, die voor andere lidstaten bij de volgende stappen een modelfunctie kunnen hebben, stelt echter vast dat de gevolgen van de hervormingen voor de kwaliteit, de doeltreffendheid en de klantgerichtheid in de postsector nog nader moeten worden onderzocht en merkt op dat de openstelling voor concurrentie van de postdiensten niet altijd heeft geleid tot de handhaving van de werkgelegenheid in de postsector;

2.  stelt met voldoening vast dat, op basis van beschikbare gegevens, de huidige marktontwikkelingen tot positieve gevolgen hebben geleid; wil er dan ook op wijzen dat de ontwikkeling van de concurrentie niet uitsluitend kan worden afgelezen aan de graad van marktopening of aan marktaandelen alleen;

3.  constateert desalniettemin dat in een aantal lidstaten de implementatie van Richtlijn 2002/39/EG over tijd is, onder meer voor wat betreft de marktopening, met het risico van een onbalans in de Europese postmarkt en een potentiële benadeling van toetreders; verzoekt de Commissie in haar verslag aan te geven welke consequenties zij hieraan verbindt;

4.  geeft te bedenken dat de postmarkten aan een essentiële evolutie onderhevig zijn, die zowel het gevolg is van de toenemende concurrentie alsook van ontwikkelingen van nauw verwante markten op het gebied van communicatie, reclame, vervoer en logistiek maar ook van een veranderd gedrag op het gebied van communicatie; is van oordeel dat in het toekomstige postbeleid ook voldoende met deze aspecten rekening moet worden gehouden;

5.  verzoekt de Commissie met het oog op de ten dele duidelijk uiteenlopende ontwikkelingen in de lidstaten ten aanzien van de universele dienstverplichtingen, vooral in het kader van de op te stellen verkennende studie, aandacht te besteden aan de kwaliteit van de universele dienstverlening en de toekomstige financiële middelen, en in het kader van deze verkennende studie ook de definitie, reikwijdte en adequate financiering van de universele dienst voor te stellen;

6.  verzoekt de Commissie te laten onderzoeken of de voltooiing van de interne markt van de postdiensten daadwerkelijk tegen 2009 kan gebeuren of dat er, in het licht van de conclusie van de studie, andere stadia moeten worden uitgestippeld;

7.  is, onder verwijzing naar het feit dat de postmarkten aan een essentiële evolutie onderhevig zijn, van mening dat de definitie van een universele dienst met inachtneming van het veranderde communicatiegedrag moet worden herzien; wijst er echter op dat de universele diensten kwalitatief hoogwaardige diensten zijn met een sterke vraag naar arbeidskrachten waarbij de bescherming van consumentenbelangen voorop staat, en verzoekt de Commissie in het kader van de op te stellen verkennende studie deze feiten in het onderzoekskader op te nemen; verzoekt de Commissie in dit verband om na te gaan op welke wijze de betrokkenheid en inbreng van de klanten van de postdiensten het beste gewaarborgd kunnen worden en om de betrokken sociale partners (kamers van koophandel en bedrijfsleven, vakbonden, enz.), bedrijven die op de markt actief zijn en plaatselijke belangenorganisaties te raadplegen;

8.  erkent het werk dat door de CEN (Europese Commissie voor Normalisatie) werd verricht op gebied van normalisatie in de postsector en verzoekt de Commissie voortaan naar behoren rekening te houden met het belang van normalisatie ten voordele van de bescherming van de consument en in het licht van de verwezenlijking van de interne markt;

9.  verzoekt de Commissie in haar verkennende studies in het bijzonder aandacht te besteden aan de gevolgen van de toekomstige stadia van de openstelling voor concurrentie van de postdiensten op het gebied van de geografische dekking en de evolutie van de netwerken, met het oog op de toegangsvoorwaarden voor de armste en meest geïsoleerde bevolkingsgroepen op het Europese grondgebied;

10. heeft kennis genomen van het verzoek aan de lidstaten betreffende meer toezicht op de prijzen, scheiding van de rekeningen en herziening van kruissubsidies, geeft evenwel te bedenken dat dit soort regulerende ingrepen in een concurrerende markt, als zij verder gaan dan het algemene mededingingsrecht, voldoende gemotiveerd moeten worden;

11. is van oordeel dat het aannemen en toepassen van normen betreffende dienstverlening, die door de CEN zijn uitgewerkt, essentieel zijn om de transparantie, betrouwbaarheid en kwaliteit van de postmarkt te waarborgen; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve hieraan voorrang te geven zodat er vooruitgang komt op dit gebied;

12. is ingenomen met het feit dat de Commissie de kwestie van de regulering van een downstreamtoegang wil blijven volgen; wijst er echter op dat een regulering juist op dit gebied een ernstige ingreep in de markt zou zijn, en verzoekt derhalve eerst grondig te onderzoeken of en in welke mate zo'n ingreep economisch en juridisch kan worden gerechtvaardigd; daarbij moet er ook naar worden gekeken dat reeds een reeks bedrijfsmodellen in verschillende postmarkten bestaat, waarbij de concurrenten zonder gebruik te maken van een gereguleerde toegang tot het net met succes op de markt zijn gekomen; verzoekt de Commissie de gevolgen van deze modellen na te gaan en het nut van Europese regelgeving voor de toegangsvoorwaarden tot het netwerk af te wegen om een billijke toegang te garanderen;

13. neemt kennis van het feit dat de tot dusver in de lidstaten gebruikte financieringsmodellen voor de universele dienst weinig succesvol waren en dat het beproefde financieringsinstrument voor de universele dienst tot dusverre de voorbehouden sector was; verzoekt de Commissie derhalve in de op te stellen verkennende studie grondig te laten onderzoeken, in hoeverre de ontwikkeling van de universele dienst, waarvan het behoud op economisch en sociaal vlak relevant blijft, en een mogelijke flexibilisering van het regelgevingskader positief kan zijn voor het oplossen van het financieringsprobleem bij de universele dienst; verzoekt de Commissie te laten onderzoeken of een aanpassing van de voorbehouden sector mogelijk is afhankelijk van de kosten die zijn verbonden aan de financiering van de universele dienst met name in het licht van de geografische en demografische beperkingen;

14. is ingenomen met het feit dat na aanvankelijke problemen in enkele lidstaten de regelgevende instanties veel onafhankelijker zijn geworden; onderstreept dat met een toenemende marktopening meer aandacht moet worden besteed aan het mededingingsrecht dan aan een sterkere regulering; verzoekt de Commissie, conform haar aankondiging in het verslag, de dialoog met en tussen de regelgevende instanties en de lidstaten, alsmede een desbetreffende benchmarking te bevorderen, om de taken van de autoriteiten te begrenzen tot toezicht op de omzetting van de regelgeving;

15. stelt voor, gezien de uiteenlopende ervaringen met bestaande licentieregelingen in de lidstaten en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, de kwestie van de vergunningsprocedures in het kader van de studie te onderzoeken, met een bijzondere verwijzing naar de verduidelijking van het operationele vlak, de goedkeuringsprocedure en de bindende voorwaarden die de toestemming via de postrichtlijn regelen; onderstreept dat dit soort eisen de facto geen nieuwe barrières voor de toetreding tot de markt mogen opwerpen noch mogen leiden tot prijsdistorsies of het afromen van de markt;

16. wijst erop dat de rationalisering van arbeidsplaatsen niet alleen het gevolg is van de hervorming van de postsector; geeft te bedenken dat nieuwe bedrijfsmodellen, nieuwe producten en nieuwe bedrijfsmethoden net zulke gevolgen op het aantal arbeidsplaatsen in de traditionele postsector hebben;

17. verzoekt de Commissie in haar studie na te gaan op welke wijze de pensioenverplichtingen van openbare postbedrijven worden behandeld ten einde verstoringen van de markt in een geliberaliseerde context te voorkomen;

18. vindt de uiteenlopende BTW-behandelingen op de postmarkt bedenkelijk en verzoekt de Commissie, onder verwijzing naar zijn standpunt van 11 maart 2004[1] over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/288 EEG wat betreft BTW op postale dienstverlening, voorstellen in te dienen met betrekking tot de nodige rechtszekerheid en vrijwaring van discriminatie tussen de bedrijven;

19. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de administratieve sancties in geval van inbreuk op de bepalingen van de nationale wetgeving betreffende de dienstverlening van de post niet buitensporig hoog zijn en geen schade toebrengen aan de werking van de postmarkt; verzoekt de Commissie derhalve in het kader van de verkennende studie een lijst op te stellen van de vigerende of geplande strafrechtelijke bepalingen in alle lidstaten;

20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de lidstaten.

TOELICHTING

I. Achtergrond

Het gemeenschappelijk kader voor postdiensten in de Europese Unie is richtlijn 97/67/EG, de zogenaamde postrichtlijn. Uitgangspunt was de constatering dat de voorwaarden voor de beschikbaarstelling van postdiensten in Europa zeer uiteenliepen. De in de richtlijn geformuleerde randvoorwaarden moeten via een geleidelijke en gecontroleerde liberalisering van de markt bijdragen tot een verwezenlijking van de interne markt voor de postsector en aldus ervoor zorgen dat alle burgers in de Europese Unie overal de beschikking krijgen over efficiënte, betrouwbare en hoogwaardige postdiensten tegen betaalbare prijzen.

De postrichtlijn werd in 2002 gewijzigd bij richtlijn 2002/39/EG. De belangrijkste elementen van deze wijziging waren:

· met ingang van 1 januari 2003 kunnen voor aanbieders van universele diensten voor binnenlandse brievenpost en binnenkomende grensoverschrijdende brievenpost alleen nog diensten tot een gewicht van 100 gram (resp. tot het drievoudige van het openbare tarief van brievenpost van de laagste gewichtsklasse van de snelste categorie) worden voorbehouden;

· vanaf 1 januari 2006 daalt deze gewichtsklasse tot 50 gram (respectievelijk tot 2,5 maal dit tarief);

· de Commissie verricht een studie om voor elke lidstaat te beoordelen welke gevolgen de volledige voltooiing van de interne postmarkt in 2009 voor de universele dienst zal hebben;

· op basis van de conclusies van die studie legt de Commissie vóór 31 december 2006 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor, vergezeld van een voorstel, waarin het jaar 2009 wordt bevestigd voor de voltooiing van de interne postmarkt of andere maatregelen worden vastgesteld.

Ingevoegd werd in artikel 23 ook de verplichting van de Commissie om het Parlement en de Raad elke twee jaar een verslag voor te leggen, dat "nuttige informatie over de ontwikkelingen van de sector, in het bijzonder wat de economische, sociale, werkgelegenheids- en technologische aspecten aangaat, alsmede over de kwaliteit van de dienst behelst".

De Commissie heeft op 23 maart 2005 het tweede verslag (COM(2005)0102) over de toepassing van de postrichtlijn en een begeleidend werkdocument (SEC(2005)0388) voorgelegd.

II. Het verslag van de Commissie

De Commissie onderstreept opnieuw het economisch gewicht van de postdiensten, die in 2002 in de EU circa 1,85 miljoen werknemers in dienst hadden. Ook wordt gewezen op het belang van de prestaties van de postbedrijven voor de communicatie en de handel en met name de afhankelijkheid van de postinfrastructuur van economische sectoren, zoals elektronische handel, het uitgeversbedrijf, de postordersector en het verzekerings-, bank- en reclamewezen.

I. Gevolgen van richtlijn 2002/39/EG

De Commissie stelt dat de hervorming van de postmarkt in de EU goed verloopt. Belangrijke verbeteringen konden worden vastgesteld bij

· de kwaliteit van de dienst,

· doeltreffende bedrijfsvoering,

· de scheiding van regelgevers en postexploitanten.

De omzetting van de richtlijn in nationaal recht is nagenoeg voltooid. Ten aanzien van de beperking van de voorbehouden sector per 1 januari 2003 zijn er geen problemen geweest. Wat betreft de per 1 mei 2004 toegetreden landen zijn er inmiddels enkele vertragingen geweest bij de omzetting van richtlijn 2002/39.

Ondanks goede vooruitgang moet ook in de toekomst vooral worden gelet op diverse aspecten, zoals:

· scheiding van rekeningen voor afzonderlijke diensten,

· toerekening van de kosten,

· toezicht op de tarieven voor universele diensten.

De Commissie wijst er met name op dat de nationale regelgevende instanties weliswaar onafhankelijker zijn geworden en de regelgeving efficiënter is geworden. Toch bestaat nog altijd het gevaar dat zich een regelgevende asymmetrie tussen de lidstaten ontwikkelt, die zou kunnen leiden tot marktasymmetrie.

2. Huidige marktontwikkelingen in de postsector

De Commissie stelt dat de postmarkt steeds verder is gaan afwijken van het traditionele communicatiemodel in twee richtingen en thans vooral een éénrichtingsmarkt is ("business to consumer"). Deze ontwikkeling, die pessimistische schattingen weerlegt krachtens welke de post een steeds verder krimpende markt zou zijn, kan uitmonden in nieuwe dynamische bedrijfsmodellen, zoals thuiswinkelen, elektronische handel en hybride post.

Wel moet worden toegegeven dat de concurrentie op de markt voor geadresseerde post, buiten de nichediensten, zich nog moet ontplooien. Nog altijd zijn er vele mogelijke factoren die een toetreding tot de markt belemmeren. Dat zijn vooral de verschillende BTW-verplichtingen voor gevestigde exploitanten en nieuwe concurrentie.

Tenslotte stelt de Commissie dat de marktsituatie in de lidstaten zeer verschillend is. In sommige lidstaten hebben de leveranciers van universele diensten hoge winstmarges. In andere zouden de verhoudingen veel moeilijker liggen. Dat zou het gevolg zijn van verschillende vormen van marktinterventie, verschillende eigendomsstructuren en prijsmodellen.

III. Opmerkingen van uw rapporteur en aanbevelingen

Het Commissieverslag wordt op een belangrijk moment ingediend en uw rapporteur is ingenomen met het feit dat het Parlement de kans heeft aangegrepen zich over de stand van zaken van dit verslag en de mogelijke te nemen maatregelen uit te spreken. De koers in de komende jaren zal voor de postdiensten van doorslaggevend belang zijn en de aanstaande verkennende studie en het daaropvolgende Commissieverslag verdienen derhalve bijzondere aandacht. Het kan natuurlijk niet de bedoeling van dit verslag zijn om vooruit te lopen op beide in 2006 verwachte documenten. Het spreekt vanzelf dat het Europees Parlement zich uitgebreid moet bezighouden met de studie en met het Commissieverslag.

Uw rapporteur vindt dan ook dat in zijn verslag ten eerste de tot dusverre waar te nemen ontwikkelingen op de postmarkt moeten worden beoordeeld en dat ten tweede de aandacht moet worden gevestigd op kwesties die in de verkennende studie en het daaropvolgende verslag prioritair moeten worden onderzocht.

Voorts moet worden geconstateerd dat de ervaringen met de omzetting en de toepassing van de gewijzigde postrichtlijn positief en hoopvol zijn. Door de wetgeving van de EU heeft de postmarkt belangrijke impulsen gekregen. Het doel van een gegarandeerde universele dienst bij een geleidelijke openstelling van de markt is bereikt.

De omzetting van richtlijn 2002/39 is volgens uw rapporteur tot dusverre bevredigend verlopen. Dat geldt gelukkig ook voor de lidstaten die in 2004 zijn toegetreden. Resterende zwakke punten kunnen door de Commissie snel met de desbetreffende lidstaten worden opgelost. De Commissie zelf geeft daartoe in haar verslag als voorbeeld de licentie- en klachtenprocedure, toezicht op prijzen en een scheiding van de rekeningen voor afzonderlijke diensten.

Naast de formele omzetting van de richtlijn moet de toepassing worden beoordeeld, d.w.z. de vraag hoe de lidstaten het door de richtlijn gestelde kader invullen en in hoeverre de nieuwe regelgeving aanslaat. Een centraal punt is daarbij de verplichting tot universele dienstverlening, die op diverse plaatsen in de richtlijn wordt geregeld (hoofdstuk 2, hoofdstuk 6). Zoals vermeld wordt in het bij het Commissieverslag gevoegde werkdocument SEC(2005)0388, worden de eisen van de richtlijn op een over het algemeen hoog kwaliteitsniveau weliswaar vervuld, maar zijn er aanzienlijke afwijkingen tussen de lidstaten. Diverse lidstaten hebben de omvang van de verplichting tot universele dienstverlening veranderd of zijn van plan dit te doen. Wanneer de lidstaten op dit punt verschillende wegen inslaan, hoeft dat volgens uw rapporteur nog niet schadelijk te zijn. De afwijkingen zijn volgens de gegevens van de Commissie echter toch wel aanzienlijk, zodat een centraal doel van de postrichtlijn - waarborging van universele dienstverlening op communautair niveau die minimale garanties bij een bepaalde kwaliteit tegen betaalbare prijzen omvat - in gevaar zou kunnen komen. Uw rapporteur vindt het derhalve belangrijk in de komende verkennende studie de kwestie te onderzoeken of de definities van de postrichtlijn over de verplichting tot universele dienstverlening duidelijk genoeg zijn en een adequaat kader vormen voor de lidstaten.

Iets dergelijks geldt voor de licentieprocedures voor niet-voorbehouden diensten overeenkomstig artikel 9 van de postrichtlijn; de Commissie constateert dat hier sprake is van een onrustbarende mate van verwarring en misverstanden ten aanzien van de mogelijkheden voor het toepassen van een licentieprocedure. Uw rapporteur adviseert daarom dan ook de duidelijkheid van deze regelingen van de postrichtlijn in de studie te onderzoeken.

De opmerkingen van de Commissie over de kwestie van de downstreamtoegang zijn vrij algemeen gehouden. Natuurlijk moet men het ermee eens zijn dat deze ontwikkelingen nauwlettend gevolgd moeten worden en dat daarover met de lidstaten van gedachten moet worden gewisseld. Uw rapporteur zou zich, met het oog op de ontbrekende concrete aanbevelingen van de Commissie op dit punt, tot de opmerking willen beperken dat mogelijke regelgeving voor de downstreamtoegang een sterke invloed kan hebben op, c.q. schade kan toebrengen aan de markt. Elke openbare ingreep moet terdege worden gerechtvaardigd.

Het is verheugend dat de Commissie kan stellen dat de onafhankelijkheid van de regelgevende autoriteiten steeds verder toeneemt. In hoeverre het thans bereikte niveau van onafhankelijkheid reeds voldoende is, kan op grond van de beschikbare gegevens en de zeer verschillende middelen en werkwijzen in de lidstaten moeilijk worden beoordeeld. Het lijkt uw rapporteur in ieder geval nog te vroeg om te beweren dat de zaken op orde zijn; de ontwikkeling moet ook in de toekomst nauwlettend worden gevolgd. De toenemende openstelling van de markt vereist een onafhankelijk en efficiënte regelgeving. Uw rapporteur hecht evenwel waarde aan de constatering dat hiermee niet een ongebreidelde uitbreiding van de regelgeving bedoeld kan zijn. Veeleer moeten de met de regelgeving belaste autoriteiten in hun rol van mededingingsautoriteiten groeien. De door de Commissie nagestreefde benchmarking moet worden toegejuicht.

Uw rapporteur heeft de uiteenzetting van de Commissie over de tarieven en de regeling van prijzen aandachtig gelezen. Alle lidstaten hebben dan wel maatregelen ter waarborging van de tariefbeginselen van artikel 12 van de postrichtlijn genomen, maar het beeld is nog niet volledig. Aan deze kwestie moet in het kader van de aanstaande studie meer aandacht worden geschonken, wanneer ook rekening wordt gehouden met het feit dat in enkele lidstaten grote ontevredenheid heerst over de ontwikkeling van de tarieven. In verband met de tariefvorming wijst uw rapporteur ook met nadruk op het tot dusverre nog niet opgeloste probleem van de omzetbelasting bij postdiensten. Het is zeer bedenkelijk dat het desbetreffende voorstel nog altijd door de Raad wordt geblokkeerd. Deze asymmetrie dreigt de concurrentie duurzaam te schaden; vooruitgang op basis van het Parlementsbesluit van 11 maart 2004 of van het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2004)0468) is dringend noodzakelijk.

Over het algemeen vindt uw rapporteur de huidige resultaten uit de postrichtlijn hoopgevend. Ook al is er op de verschillende bovengenoemde gebieden nog behoefte aan maatregelen of tenminste toezicht en is het vanzelfsprekend dat de studie en het verslag van 2006 afgewacht en beoordeeld moeten worden, toch lijkt het uw rapporteur op grond van de tot dusver beschikbare feiten gerechtvaardigd vast te houden aan 2009 als streefdatum voor de voltooiing van de interne markt voor postdiensten.

PROCEDURE

Titel

Toepassing van de postrichtlijn (richtlijn 97/67/EG, gewijzigd bij richtlijn 2002/39/EG)

Procedurenummer

2005/2086(INI)

Reglementsartikel(en)

Art. 45

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking toestemming

TRAN
9.6.2005

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

 

 

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

In het verslag opgenomen ontwerpresolutie(s)

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Markus Ferber
2.5.2005

 

Vervangen rapporteur

 

 

Behandeling in de commissie

13.9.2005

11.10.2005

 

 

 

Datum goedkeuring

22.11.2005

Uitslag eindstemming

voor:
tegen:
onthoudingen:

37
8
1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Etelka Barsi-Pataky, Michael Cramer, Arūnas Degutis, Armando Dionisi, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Mathieu Grosch, Ewa Hedkvist Petersen, Jeanine Hennis-Plasschaert, Georg Jarzembowski, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Fernand Le Rachinel, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Patrick Louis, Ashley Mote, Michael Henry Nattrass, Seán Ó Neachtain, Janusz Onyszkiewicz, Josu Ortuondo Larrea, Willi Piecyk, Luís Queiró, Reinhard Rack, Luca Romagnoli, Gilles Savary, Renate Sommer, Dirk Sterckx, Ulrich Stockmann, Gary Titley, Georgios Toussas, Marta Vincenzi, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Zsolt László Becsey, Den Dover, Markus Ferber, Jas Gawronski, Zita Gurmai, Elisabeth Jeggle, Sepp Kusstatscher, Helmuth Markov, Rosa Miguélez Ramos, Francesco Musotto, Willem Schuth

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

 

Datum indiening – A6

5.12.2005

A6-0390/2005

  • [1]  PB C 102 E, 28.4.2004, blz. 814.