VERSLAG over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (19de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
6.2.2006 - (PE-CONS 3668/2005 – C6‑0001/2006 – 1992/0449B(COD)) - ***III
Delegatie van het Europees Parlement in het bemiddelingscomité
Voorzitter van de delegatie: Antonios Trakatellis
Rapporteur: Csaba Őry
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (19de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
(PE-CONS 3668/2005 – C6‑0001/2006 – 1992/0449B(COD))
(Medebeslissingsprocedure: derde lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst (PE-CONS 3668/2005 – C6‑0001/2006),
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[1] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(1992)0560)[2],
– gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(1994)0284)[3],
– gezien zijn in tweede lezing geformuleerde standpunt[4] inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad[5],
– gezien het advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement op het gemeenschappelijk standpunt (COM(2005)0526)[6],
– gelet op artikel 251, lid 5 van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 65 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van zijn delegatie in het bemiddelingscomité (A6‑0026/2006),
1. hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke ontwerptekst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 254, lid 1 van het EG-Verdrag te ondertekenen;
3. verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
4. verzoekt zijn Voorzitter deze wetgevingsresolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
TOELICHTING
Achtergrond
Op 8 februari 1993 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia als lawaai, mechanische trillingen, optische straling, elektromagnetische velden en golven.
In 1999 besloot de Raad het oorspronkelijke voorstel op te splitsen en voor elk soort fysisch agens een aparte richtlijn goed te keuren. Zodoende hebben het Parlement en de Raad achtereenvolgens Richtlijn 2002/44/EG inzake trillingen, Richtlijn 2003/10/EG betreffende lawaai en Richtlijn 2004/40/EG betreffende elektromagnetische velden vastgesteld.
Het voorstel voor een richtlijn inzake de bescherming van werknemers tegen de risico's als gevolg van blootstelling aan optische straling is dus het enige restant van het oorspronkelijke Commissievoorstel, maar is ook het meest weerbarstig gebleken.
Na de eerste lezing in het Parlement op 20 april 1994 heeft de Raad zo'n elf jaar later, namelijk op 18 april 2005, zijn gemeenschappelijk standpunt goedgekeurd. Daarin werd een onderscheid gemaakt tussen bescherming van werknemers tegen straling uit kunstmatige bronnen en bescherming tegen straling uit natuurlijke bronnen (bijv. zonlicht of natuurlijk vuur). Het Parlement heeft zijn tweede lezing op 7 september 2005 afgerond met de aanneming van 22 amendementen op het gemeenschappelijk standpunt, waarmee voornamelijk werd beoogd de bescherming tegen straling uit natuurlijke bronnen buiten de werkingssfeer van de richtlijn te houden. Gesteld werd dat deze problematiek overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel nationaal aangepakt diende te worden, rekening houdende met de nationale omstandigheden en behoeften.
Op 21 oktober 2005 heeft de Commissie haar advies uitgebracht over de amendementen van het Parlement in tweede lezing en voorgesteld alle amendementen op één na (amendement 5) te aanvaarden. Als gevolg hiervan stelde de Commissie voor het toepassingsgebied van de richtlijn te beperken tot blootstelling aan straling uit kunstmatige bronnen.
De Raad deelde het Parlement in een vroeg stadium inofficieel en bij schrijven van 23 november 2005 officieel mee dat hij niet alle amendementen van het Parlement kon aanvaarden en dat bemiddeling noodzakelijk was. De bemiddeling is vervolgens formeel op 6 december 2005 van start gegaan.
Bemiddelingsprocedure
De delegatie van het Parlement hield op 24 oktober in Straatsburg haar constituerende vergadering. Ondervoorzitter Antonios TRAKATELLIS (voorzitter van de delegatie), Jan ANDERSSON (voorzitter van de Commissie werkgelegenheid) en Csaba ÖRY (rapporteur) kregen een mandaat voor onderhandelingen met de Raad. Tevens besloot de delegatie de Juridische Dienst van het Europees Parlement om een advies te verzoeken teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de juridische situatie rond de bescherming van werknemers tegen blootstelling aan natuurlijke optische straling.
Een eerste trialoog vond plaats op 8 november. De Raad deelde het Parlement mee dat hij 17 van diens 22 amendementen kon aanvaarden, stelde voor vier andere een compromis voor en wees amendement 5 van de hand. In algemene zin was de Raad bereid een beperking van het toepassingsgebied van het onderhavige voorstel tot bescherming tegen straling uit kunstmatige bronnen te aanvaarden.
De EP-delegatie kwam op 15 november opnieuw in Straatsburg bijeen, om de uitkomst van de trialoog te beoordelen en het advies van de Juridische Dienst van het EP te behandelen. Volgens deze dienst was de bescherming van werknemers tegen natuurlijke straling al geregeld in Kaderrichtlijn 89/391/EEG van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk. Op basis hiervan en in navolging van het standpunt van Commissie en Raad, stelde de rapporteur voor elke verwijzing naar blootstelling aan natuurlijke straling weg te laten en daarmee het toepassingsgebied van het onderhavige voorstel te beperken tot bescherming tegen kunstmatige straling. Ook kwam hij met compromisvoorstellen voor de amendementen 8 en 11/26. Het voorgestelde compromispakket werd vervolgens in stemming gebracht en door de delegatie goedgekeurd met 13 stemmen voor en 3 tegen bij 1 onthouding.
Na behandeling van de compromisvoorstellen van het EP heeft de Raad deze in hun geheel aanvaard. Vervolgens is op de vergadering van het bemiddelingscomité op 6 december het bereikte akkoord als A-punt (zonder discussie) formeel bevestigd.
De hoofdpunten van het in de bemiddeling bereikte akkoord kunnen als volgt worden samengevat:
1. Bescherming van werknemers tegen blootstelling aan natuurlijke optische straling
De Juridische Diensten van alle drie de instellingen stelden in hun advies eensluidend dat de bescherming van werknemers tegen blootstelling aan natuurlijke optische straling reeds geregeld is in Kaderrichtlijn 89/391/EEG, die de lidstaten ertoe verplicht ervoor te zorgen dat de werkgevers alle nodige maatregelen nemen "voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met het werk verbonden aspecten". Naar aanleiding hiervan zijn Parlement en Raad, daarmee aansluitend bij het standpunt van de Commissie, overeengekomen elke verwijzing naar natuurlijke straling uit de tekst van het voorstel te schrappen en de werkingssfeer op die wijze te beperken tot kunstmatige optische straling.
2. Doel van gezondheidstoezicht
Over de amendementen 1 en 8 hebben Parlement en Raad overeenstemming bereikt op basis van de formulering "vroegtijdige opsporing van voor de gezondheid schadelijke effecten".
3. Uitvoering van het gezondheidstoezicht
Het akkoord over de uitvoering van het gezondheidstoezicht (amendement 11/26) houdt in dat wanneer een blootstelling wordt vastgesteld waarbij de grenswaarden zijn overschreden, de betrokken werknemer conform de nationale wetgeving en praktijk in de gelegenheid wordt gesteld zich aan een medisch onderzoek te onderwerpen. Hetzelfde geldt wanneer uit het
gezondheidstoezicht blijkt dat een werknemer aan een herkenbare ziekte lijdt of schadelijke effecten voor zijn gezondheid ondervindt als gevolg van blootstelling aan kunstmatige optische straling.
Conclusie
Aangezien de amendementen van het Europees Parlement uit tweede lezing in overgrote meerderheid ongewijzigd zijn aanvaard en er voor de overige bevredigende compromissen zijn gevonden, kan de uitkomst van de bemiddelingsprocedure als zeer geslaagd voor het Europees Parlement worden beschouwd.
De delegatie van het Parlement in het bemiddelingscomité spreekt derhalve de aanbeveling uit dat de plenaire vergadering de gemeenschappelijke ontwerptekst in derde lezing aanneemt.
PROCEDURE
|
Titel |
Voorstel voor een richtlijn van Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (kunstmatige optische straling) (19de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) | |||||
|
Document- en procedurenummers |
(PE-CONS 3668/2005 – C6-0001/2006 – 1992/0449B(COD) | |||||
|
Rechtsgrondslag |
art. 251, lid 5 | |||||
|
Reglementsartikelen |
art. 65 | |||||
|
Voorzitter van de delegatie: ondervoorzitter |
| |||||
|
Voorzitter van de commissie ten principale |
Jan Andersson |
EMPL | ||||
|
Rapporteur(s) |
Csaba Őry |
| ||||
|
Voorstel van de Commissie |
COM(1992)0560 – C3-0158/1993 | |||||
|
Datum eerste lezing EP – P3 |
20.4.1994 |
|||||
|
Gewijzigd voorstel van de Commissie |
||||||
|
Gemeenschappelijk standpunt Raad |
05571/6/2005 – C6-0129/2005 | |||||
|
Standpunt Commissie (art. 251, lid 2, tweede alinea, derde streepje) |
||||||
|
Datum tweede lezing EP – P6 |
7.9.2005 |
|||||
|
Advies van de Commissie |
||||||
|
Datum ontvangst tweede lezing door de Raad |
26.10.2005 | |||||
|
Datum brief van de Raad inzake niet-goedkeuring amendementen van het EP |
23.11.2005 | |||||
|
Vergaderingen bemiddelingscomité |
6.12.2005 |
|
|
| ||
|
Datum stemming delegatie EP |
15.11.2005 | |||||
|
Uitslag stemming |
voor: tegen: onthoudingen: |
13 3 1 | ||||
|
Aanwezige leden |
Jan Andersson, Philip Bushill-Matthews, Alejandro Cercas, Proinsias De Rossa, Harald Ettl, Françoise Grossetête, Stephen Hughes, Sepp Kusstatscher, Elizabeth Lynne, Jiří Maštálka, Csaba Őry, Antonios Trakatellis | |||||
|
Aanwezige vaste plaatsvervangers |
Roselyne Bachelot-Narquin, Edit Bauer, Ilda Figueiredo, Anna Ibrisagic, Ana Mato Adrover, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Elisabeth Schroedter, Ursula Stenzel, Anja Weisgerber | |||||
|
Datum overeenstemming bemiddelingscomité |
6.12.2005 | |||||
|
Datum constatering goedkeuring gemeenschappelijke ontwerptekst en toezending aan EP en Raad |
31.1.2006 | |||||
|
Datum indiening – A6 |
6.2.2006 |
A6-0026/2006 | ||||
VERLENGING VAN TERMIJNEN
|
Verlenging termijn tweede lezing Raad |
nee |
|
Verlenging termijn bijeenroeping bemiddelingscomité Instelling – datum |
nee
|
|
Verlenging termijn werkzaamheden bemiddelingscomité Instelling – datum |
ja
EP – 17.1.2006 |
|
Verlenging termijn aanneming besluit Instelling – datum |
nee
|