Verslag - A6-0051/2006Verslag
A6-0051/2006

VERSLAG over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong

1.3.2006 - (2005/2247(INI))

Commissie internationale handel
Rapporteur: Georgios Papastamkos


Procedure : 2005/2247(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0051/2006
Ingediende teksten :
A6-0051/2006
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong (2005/2247INI)

Het Europees Parlement,

 gezien de op 18 december 2005 goedgekeurde ministersverklaring van de zesde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)[1],

–   gezien de slotverklaringen van de parlementaire conferentie over de WTO van 12-15 december 2005 en van 25-26 november 2004,

 onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 december 2005 over de voorbereiding van de zesde ministersconferentie van de WTO in Hongkong[2],

 gezien de conclusies van de Raad inzake de Doha-ontwikkelingsagenda van de WTO (DDA) na afloop van de op 18 oktober 2005 te Luxemburg gehouden buitengewone bijeenkomst van de Raad over algemene zaken en buitenlandse betrekkingen (13378/05),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 mei 2005 over de evaluatie van de Doha-Ontwikkelingsronde na het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004[3],

 gezien het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004[4],

 gezien de ministersverklaring van Doha over de WTO van 14 november 2001[5],

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties van 15 december 1999 over de derde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle[6], van 13 december 2001 over de WTO-bijeenkomst in Qatar[7] en van 25 september 2003 over de Vijfde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie te Cancún[8],

–   gezien het rapport-Sutherland over de toekomst van de WTO en de aanpak van de institutionele uitdagingen in het nieuwe millennium[9],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 maart 2005 over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties[10],

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0051/2006),

A. overwegende dat het door de WTO belichaamde multilaterale handelsstelsel de veiligheid, doorzichtigheid en stabiliteit van de internationale handel bevordert en er door multilaterale regels en maatregelen en de gerechtelijke beslechting van geschillen voor zorgt dat de globalisering beter in de hand wordt gehouden,

B.  overwegende dat de ministersconferentie van Doha alle WTO-leden heeft verbonden aan het houden van een ontwikkelingsronde met als centrale doelstelling de bevordering van een eerlijker en meer op ontwikkeling gericht handelsstelsel op basis van multilaterale regels,

C. overwegende dat een geslaagde afsluiting van de Doha-ronde, bestaande uit een daadwerkelijk verdergaande marktopenstelling en strengere multilaterale regels, een belangrijke parameter ter stimulering van de internationale economische groei, ontwikkeling en werkgelegenheid zou kunnen zijn en effectief zou kunnen bijdragen aan de integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie,

D. overwegende dat de EU sinds de start van de Doha-ronde bij de onderhandelingen een voortrekkersrol heeft gespeeld en op alle onderhandelingspunten (waaronder de landbouw) geloofwaardige en substantiële voorstellen heeft aangedragen, terwijl andere ontwikkelde en vergevorderde ontwikkelingslanden lang niet dezelfde flexibiliteit en inzet hebben betoond,

E.  overwegende dat een geslaagde afronding van de Doha-ronde, die leidt tot een grotere wederzijdse liberalisering van de wereldhandel in goederen en diensten, een belangrijk element zal zijn van meer groei, concurrerende werkgelegenheid in de Europese Unie, en de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie van Lissabon,

F.  overwegende dat in Hongkong april 2006 als nieuwe termijn is gesteld voor overeenstemming over de volledige voorwaarden en juli 2006 als termijn voor de indiening van ontwerpuitvoeringsplannen,

G. overwegende dat het streven om de Doha-ronde in 2006 af te sluiten geen afbreuk mag doen aan het streven naar een ambitieuze en evenwichtige uitkomst die de in de ministersverklaring van Doha verankerde ontwikkelingsdoelstellingen weerspiegelt,

H. overwegende dat het niet afronden van de onderhandelingen in 2006 het gevaar in zich bergt dat de Doha-ronde als geheel mislukt, wat op zijn beurt het multilaterale handelsstelsel zoals dat nu bestaat in gevaar zou kunnen brengen, zodat het volledig zou worden vervangen door bilaterale en regionale handelsakkoorden, die veelal het gebrek aan evenwicht tussen de ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden verder verscherpen,

I.   overwegende dat de uitkomst van de Doha-ronde op alle onderhandelingspunten positief moet uitvallen voor de ontwikkeling en vooral in het belang van de armere en kwetsbare ontwikkelingslanden moet zijn,

J.   overwegende dat er een grote diversiteit aan situaties bestaat bij de ontwikkelingslanden, die zowel verplichtingen moeten aangaan als een bijzondere en gedifferentieerde behandeling moeten krijgen die in overeenstemming is met hun ontwikkelingsniveau en hun concurrentievermogen als geheel en per sector, terwijl de minst ontwikkelde landen niet verplicht mogen worden toezeggingen te doen,

K. overwegende dat de EU op de verzoeken om liberalisering van de handel in landbouwproducten moet reageren op een wijze die de duurzaamheid, concurrerendheid en het multifunctionele karakter van de landbouwsector in de EU waarborgt,

L.  overwegende dat voor de afschaffing van de landbouwexportsubsidies een einddatum van 2013 is afgesproken; voorts overwegende dat een vergelijkbare vooruitgang op het gebied van binnenlandse steun en markttoegang nog op zich laat wachten,

M. overwegende dat de EU veruit de grootste importeur ter wereld van landbouwproducten uit ontwikkelingslanden is,

N. overwegende dat de bescherming van geografische aanduidingen van cruciaal belang blijft voor de EU, die een concurrentievoordeel geniet voor een aantal regionale producten van hoge kwaliteit,

O. overwegende dat niet alleen de EU, maar ook de ontwikkelingslanden potentieel grote handelswinsten bij NAMA kunnen behalen, omdat zij veelal industriële goederen verhandelen en zij in het handelsverkeer met andere ontwikkelingslanden met hoge tarifaire obstakels te maken hebben,

P.  overwegende dat de markttoegang ook wordt gehinderd door aanzienlijke niet-tarifaire obstakels,

Q. overwegende dat de onderhandelingen voor de diensten nog steeds geen bevredigende resultaten hebben opgeleverd; voorts overwegende dat de EU een verdergaande liberalisering voor ogen staat, waarbij de nationale beleidsdoelstellingen van de WTO-leden en hun recht om de overheidsdiensten te reguleren onaangetast blijven, maar ook rekening wordt gehouden met de bijzondere behoeften van de ontwikkelingslanden, op niet-dwingende grondslag,

R.       overwegende dat een verbetering van de WTO-regels voor het vergemakkelijken van de handel, antidumping en andere zaken alle WTO-leden ten goede zou komen, omdat hierdoor de juridische zekerheid wordt vergroot, de kosten van handelstransacties lager worden en misbruik of protectionisme wordt voorkomen,

S.  overwegende dat het globaliseringsproces en de rol van de WTO vaak verkeerd worden neergezet en begrepen en dat het nodig is de verantwoordingsplicht en doorzichtigheid binnen de WTO te verbeteren,

1.  staat nog steeds achter de multilaterale benadering van het handelsbeleid en achter de WTO als hoedster van de internationale handel op basis van regels; wijst op het feit dat een mislukking van de multilaterale onderhandelingen en een verschuiving naar bilaterale/regionale akkoorden tot een ongelijk liberaliseringsproces en een onevenredige ontwikkeling zouden leiden, wat vooral voor de minst ontwikkelde landen funest zou zijn;

2.  betreurt het feit dat bij de onderhandelingen tot nu toe slechts langzaam vooruitgang wordt geboekt en dat de lat voor de uitkomst van de ministersconferentie in Hongkong van tevoren al zo laag was gelegd; merkt op dat dit lage streefniveau in de weg kan staan van de verwezenlijking van zinvolle resultaten voor de Doha-ronde; spreekt de hoop uit dat de ministersverklaring de weg zal vrijmaken voor verdere onderhandelingen over kerngebieden;

3.  is van mening dat een grotere inspanningsbereidheid van alle belangrijke spelers, met inbegrip van de EU, de Verenigde Staten en de opkomende economieën, noodzakelijk is om de collectieve vooruitgang te bevorderen; roept alle WTO-leden, met name de ontwikkelde landen en de vergevorderde ontwikkelingslanden, op om op constructieve wijze echte besprekingen aan te gaan met het oog op een succesvol resultaat; doet met name een beroep op de Europese Unie om zich tijdens de ongetwijfeld ingewikkelde en lastige onderhandelingen van de komende maanden in te zetten voor de verwezenlijking van eerlijker mondiale handelsbetrekkingen;

4.  benadrukt dat, nu in de gehele ronde reeds zo vele termijnen zijn verwaarloosd, het streefdoel van 2006 voor de afsluiting van de ronde simpelweg moet worden gehaald;

5.  bekrachtigt opnieuw zijn sterke wens om de ontwikkeling in het middelpunt van de agenda van Doha te plaatsen en verzoekt de ontwikkelde landen alsmede de meer gevorderde ontwikkelingslanden om de ambitieuze doelstellingen van de verklaring van Doha waar te maken, zodat de nieuwe handelsronde tevens een ontwikkelingsronde is;

6.  dringt erop aan te voorkomen dat deze ronde voornamelijk wordt bepaald door landbouwaangelegenheden en daarom de kernonderhandelingsgebieden parallel te behandelen, wat bij het begrip van een totaalpakket (de zogeheten Single Undertaking) aansluit en even ambitieus is en even vastberaden de ontwikkelingsdoelen bevordert;

7.  verwelkomt de toegenomen organisatiegraad en het zelfvertrouwen die door de ontwikkelingslanden (met name de G-90 en de G-20) zijn gerealiseerd;

8.  beklemtoont dat de verbintenissen die de Commissie in de WTO-landbouwonderhandelingen aangaat het kader van het huidige GLB-stelsel en het onderhandelingsmandaat niet mogen overschrijden;

9.  acht het onontbeerlijk dat de huidige voorstellen van de Commissie in het kader van het Doha-programma voor ontwikkeling hun voorwaardelijke karakter bewaren, en dat de mogelijkheid wordt opengelaten ze in de loop van de onderhandelingen in te trekken indien de andere WTO-partners geen bevredigende voorstellen doen;

10.  herhaalt de noodzaak het multifunctionele karakter van de landbouwsector in de EU in ere te houden;

11. herinnert eraan dat de EU dankzij de GLB-hervormingen van 2003 haar handelsverstorende interne steun drastisch heeft verlaagd en wenst concrete verbintenissen daartoe van de overige handelspartners; verwelkomt de in de ministersverklaring opgelegde beperking aan "box shifting" via de verplichting tot algehele vermindering van de handelsverstorende binnenlandse steun;

12. herinnert aan de impact van het Akkoord van Luxemburg op de hervorming van het GLB en dringt er dientengevolge op aan dat de maatregelen die in de “groene doos” zijn vervat, worden vastgesteld, met inbegrip van de ontkoppelde bedrijfstoeslagen;

13. wijst met nadruk op het niet geringe voorstel van de EU om haar uitvoerrestitutiesysteem uiterlijk in 2013 af te schaffen en benadrukt dat de andere WTO-leden een soortgelijk gebaar moeten maken op het gebied van uitvoerkredieten, handelsondernemingen van de staat en voedselhulp; benadrukt dat 2013 als einddatum voor dit proces geldt en roept ertoe op een aanzienlijk deel van de afschaffing van uitvoerrestituties te realiseren aan het begin van de uitvoeringsperiode;

14. is verheugd over de tastbare vooruitgang naar overeenstemming over een kader voor nieuwe disciplines ter voorkoming van dumping van voedselhulp anders dan in noodsituaties, die een verkapte vorm van uitvoersubsidie vormt, en het creëren van een "safe box" waarbinnen bonafide noodhulp wordt vrijgesteld;

15. stelt voor een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de diverse vormen van steun voor de internationale handel (uitvoerkredieten, garantieregelingen, handelsondernemingen van de staat, voedselhulp, enz.); stelt voor dat dit onderzoek zich ten doel stelt te onderscheiden tussen hulp met een humanitair karakter, welke onder publiek toezicht moet staan, en hulp die de mededingingsregels van de internationale handel vertekent, die moet worden afgeschaft;

16. is van mening dat de markttoegang een belangrijke inzet is van de onderhandelingen en van de uitvoering van de hervorming van het GLB; dat in die omstandigheden de algemene verlaging van de douanerechten moet worden beschouwd volgens de door alle WTO-leden toegezegde inspanningen in de verschillende toepassingsgebieden van de landbouwonderhandelingen, alsook volgens de inspanningen van de EU op het gebied van de interne landbouwsubsidies en de exportmededinging, waarbij de mogelijkheid moet blijven om op importproducten dezelfde eisen toe te passen als op de eigen producten;

17. stelt met betrekking tot de markttoegang dat er behoefte is aan een beperkte mate van flexibiliteit door middel van zowel de formule voor tariefverlagingen als het aanwijzen van kwetsbare producten; verwelkomt de verklaringen met betrekking tot speciale producten en een speciaal beschermingsmechanisme, overeenkomstig de verzoeken van de ontwikkelingslanden, waardoor deze enige speelruimte krijgen om de voedselzekerheid en de bestaansmiddelen op het platteland te beschermen; wijst in dat opzicht op het voorschrijven van een gemeenschappelijke reeks specifieke indicatoren;   

18.  is verheugd over de afspraak van de ontwikkelde landen om in 2006 de exportsubsidies voor katoen af te schaffen, maar onderstreept dat dit reeds is vereist op grond van een recente WTO-uitspraak in een geschil en merkt op dat dit slechts een klein gedeelte vormt van de subsidies die de VS aan zijn katoenverbouwers geeft; verwelkomt de afspraak om de MOL's geen quota en invoerrechten op te leggen voor de markttoegang, maar wijst erop dat dit slechts geringe effecten zal hebben; benadrukt derhalve het belang van positieve resultaten bij de vermindering en afschaffing van de binnenlandse subsidies; is van mening dat deze maatregelen moeten worden aangevuld met structurele en ondersteunende hervormingsprogramma's voor de landbouwers en de industrie in de betrokken regio's van de EU, alsmede met ontwikkelingssteun voor de ontwikkelingslanden vanuit de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds, het ontwikkelingsprogramma van de VN en andere internationale organisaties;

19. verzoekt de Commissie de mogelijkheid te overwegen een ‘ontwikkelingsbox' voor de minst ontwikkelde landen in de landbouwonderhandelingen te introduceren, zodat deze de voedselveiligheid en werkgelegenheid op het platteland kunnen aanpakken, aangezien dit belangrijke problemen zijn in de strijd tegen armoede;

20. acht het noodzakelijk dat de Europese Unie nauwer samenwerkt met de landen die op landbouwgebied een gemeenschappelijke visie met haar delen, met name de G10-landen en de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan); is derhalve van mening dat de openstelling van de communautaire markt die het resultaat is van nieuw aangegane verbintenissen, in de eerste plaats aan de minst ontwikkelde landen (MOL's) en de ACS-landen moet zijn voorbehouden; herinnert eraan dat ten volle rekening moet worden gehouden met de moeilijkheden die gepaard gaan met het uithollende effect van de preferentiemarges waarover deze landen beschikken;

21. is van oordeel dat elke toegeving die aan de ontwikkelingslanden of de MOL's wordt gedaan afhankelijk moet worden gesteld van de strikte naleving van de oorsprongsregels en de toepassing van een mechanisme ter voorkoming van trilaterale handel;

22. betreurt het feit dat er geen schot zit in de plannen om een wijn- en sterkedrankenregister in het leven te roepen, noch in de uitbreiding van de bescherming van geografische aanduidingen naar andere producten; wijst erop dat deze elementen van essentieel belang zijn voor een evenwichtig onderhandelingsresultaat;

23. roept ertoe op naar een ambitieuze en evenwichtige uitkomst van de NAMA-onderhandelingen te streven, zodat door drastische verlagingen van de toegepaste tarieven nieuwe, tastbare markttoegangsmogelijkheden ontstaan, onder meer in het zuid-zuidhandelsverkeer, naar behoren rekening houdend met de bijzondere en gedifferentieerde behandeling die de kwetsbare ontwikkelingslanden nodig hebben; stelt met klem dat de koppeling tussen de streefniveaus in AMA en NAMA verlagingen van de toegepaste tarieven moet inhouden; roept de vergevorderde ontwikkelingslanden op hun verantwoording te nemen in overeenstemming met hun totale ontwikkelingspeil en beklemtoont dat de uitkomst met het afgesproken beginsel van "minder dan volledige wederkerigheid" moet overeenstemmen;

24. is verheugd over de afspraak om voor de tariefverlagingen een Zwitserse formule te gebruiken; benadrukt echter dat aan het harmonisatie-effect van een dergelijke formule geen afbreuk mag worden gedaan door meerdere coëfficiënten te definiëren; pleit voor sectorale initiatieven in sectoren die voor de EU-uitvoer van belang zijn;

25. onderkent dat er nog veel gedaan moet worden om de voorwaarden vast te stellen en de onderhandelingen af te ronden; benadrukt tevens dat er tegen 30 april 2006 lastige beslissingen zullen moeten worden genomen over de voorwaarden voor de vermindering van de heffingen, met betrekking tot zowel het aantal als de waarde van de coëfficiënten;

26. merkt op dat het van strategisch belang is dat alle handelspartners ook van hun kant alle onterechte niet-tarifaire obstakels uit de weg ruimen, omdat deze de markttoegang belemmeren en de mogelijke voordelen van de tariefverlagingen te niet kunnen doen, terwijl anderzijds de noodzakelijke beleidsruimte voor de bescherming van andere dan handelsaangelegenheden behouden blijft; pleit voor versterkte maatregelen ter bevordering van internationale standaardisatie en wederzijdse erkenning; betreurt het uitblijven van vorderingen op dit gebied in Hongkong;

27. betreurt het gebrek aan vooruitgang op het gebied van de diensten; dringt erop aan de onderhandelingen zowel op bilateraal als op multilateraal niveau op te voeren, waarbij de belangen van zwakke en kwetsbare economieën niet uit het oog mogen worden verloren en hun positie niet mag worden verzwakt door ze onder druk te zetten om nog meer dienstensectoren te liberaliseren; merkt op dat de WTO veranderingen aanbrengt in de structuur van de GATS-onderhandelingen; dringt aan op de noodzaak van een tijdige effectbeoordeling; vindt het betreurenswaardig dat de slotverklaring geen enkel kwantitatief doel voor het bijstellen van de voorstellen bevat; herhaalt dat essentiële overheidsdiensten, zoals gezondheidszorg, onderwijs en audiovisuele dienstverlening van de liberalisering moeten worden uitgesloten;

28. uit zijn bezorgdheid over het feit dat de tussentijdse termijnen voor een geslaagde afronding van de onderhandelingen over de diensten uit de pas lopen met de termijnen voor de afronding van de voorwaarden en de indiening van ontwerpplannen voor landbouw en NAMA, en dat deze verschillen in de tijdsplanning het moeilijker kunnen maken om tot een evenwichtig resultaat voor alle kerngebieden te komen;

29. hecht eraan dat de EU binnen de WTO de nadruk blijft leggen op de liberalisering van de diensten en de openstelling van de markten, met name in de sectoren financiën, toerisme en distributie, die belangrijke sectoren voor de Europese economie zijn;

30. benadrukt de vooruitgang die is geboekt bij het bestuderen van de relatie tussen handel, schuld en financiën en verzoekt de Commissie in haar multilaterale en bilaterale verzoeken aan haar handelspartners in het kader van de WTO nieuwe en verbeterde GATS-verplichtingen op te nemen op het gebied van de financiële diensten, teneinde te garanderen dat de liberalisering van het handelsverkeer, met name wat betreft de financiële diensten, van wederzijds voordeel is voor de betrokken partijen;

31. merkt op dat alle leden van de WTO zijn overeengekomen bij het opstellen van nieuwe regelgeving de minst handelsverstorende oplossingen te vinden en benadrukt dat het belangrijk is dat de Europese Unie op dit gebied de leiding neemt;

32. herhaalt dat de onderhandelingen alleen als geslaagd mogen worden beschouwd als er afspraken over concrete ontwikkelingsvoordelen op alle onderhandelingspunten worden gemaakt die in het belang van vooral de MOL's zijn, en als deze aan het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen voor 2015 bijdragen voor de uitbanning van armoede, een eerlijker verdeling van de voordelen van de mondialisering, betere markttoegang voor de ontwikkelingslanden en de economische diversificatie van de ontwikkelingslanden, en dat deze de kwetsbaarste sectoren van de economie in die landen niet mogen verzwakken;

33. is verheugd over het in Hongkong vastgestelde ontwikkelingspakket, hoewel dit minder ambitieus is dan verwacht; betreurt echter dat van de belastingvrije en quotumvrije toegang voor producten uit de MOL's tot de markten in andere ontwikkelde landen 3 % van de tariefposten worden uitgezonderd, waartoe een aantal cruciale producten van de arme landen behoort, en dat dit de voordelen voor de minst ontwikkelde landen aanzienlijk verkleint; roept alle ontwikkelde en vergevorderde ontwikkelingslanden op het model van het EU-initiatief "alles behalve wapens" te volgen door een volledig belastingvrije en quotumvrije markttoegang voor de MOL's te waarborgen;;

34. betreurt de trage vorderingen van het werk aan het belangrijke punt van de erosie van preferenties; is van mening dat in deze ronde ook moet worden ingegaan op de problemen van de erosie van handelspreferenties en de dalende prijzen voor basisproducten; roept de Commissie op constructief bij te dragen aan het vinden van mogelijke oplossingen;

35. is van mening dat een speciale en gedifferentieerde behandeling een integraal onderdeel van de WTO-akkoorden moet zijn; is tevens van mening dat een verdere openstelling van de zuid-zuidmarkt, met name voor de regionale handel, en een striktere naleving van multilaterale regels gunstig zijn voor de economische ontwikkeling en de integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie;

36. onderstreept het belang van voldoende technische bijstand, zodat ontwikkelingslanden beter in staat zijn hun handelsbelangen te definiëren, doeltreffend te onderhandelen, aan nieuwe verplichtingen te voldoen, zich aan hervormingen aan te passen en de WTO-regels effectief ten uitvoer te leggen; onderstreept tevens de noodzaak om zwakke en kwetsbare economieën aan te moedigen om handel in hun nationale ontwikkelingsbeleid en strategieën voor het terugdringen van de armoede op te nemen zonder daarmee afbreuk te doen aan de overige ontwikkelingsdoelstellingen; steunt de uitbreiding van 'Aid for Trade' naar ontwikkelingslanden die hulp nodig hebben bij het opbouwen van de vereiste capaciteit om de voordelen van de verbeteringen in de markttoegang en handelsregels te kunnen plukken, en die met deze hulp hun commerciële en uitvoercapaciteit kunnen versterken, en waar nodig hun productiebases kunnen diversifiëren en de douanegebonden middelen door andere fiscale middelen kunnen vervangen;

37. roept de Europese Unie op ervoor te zorgen dat de in Hongkong aangekondigde extra steun voor de handel wordt gefinancierd met nieuwe middelen, door een toevoeging aan de financiële vooruitzichten, en niet gepaard gaat met verschuivingen van middelen die reeds voor andere ontwikkelingsinitiatieven zijn gereserveerd, zoals de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling; pleit tegelijkertijd voor meer samenhang tussen de diverse hulpdonoren;

38. verwelkomt het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 6 december 2005 met betrekking tot een wijziging van het TRIPS-akkoord met het oog op verbetering van de toegang tot geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden;

39. is verheugd over de tot nu toe geboekte vooruitgang bij de onderhandelingen over het vergemakkelijken van de handel; dringt aan op het maken van multilaterale afspraken die voor een grotere juridische zekerheid, met name op het gebied van handelsbeschermingsmaatregelen en regels voor vervalsing, en een vereenvoudiging en modernisering van de handelsprocedures garant moeten staan; onderstreept met name het belang van doelgerichte technische bijstand op dit gebied;

40. pleit voor een versterking van de handhavingsmechanismen van het TRIPS-akkoord van de WTO, die noodzakelijk zijn voor de bestrijding van de verkoop van vervalste producten en de inbreuken op Europese octrooien; stelt dat de bescherming van de intellectuele eigendom van Europa, met inbegrip van geografische aanduidingen, nog altijd één van de belangrijkste aangelegenheden is die in het kader van de WTO moeten worden behandeld; verwelkomt in dat verband het feit dat de Europese Commissie per 1 april 2006 een octrooifunctionaris in Peking zal stationeren; onderstreept dat de internalisering van vervalste producten een negatief effect heeft op de belastinginkomsten in de ontwikkelde landen, bijdraagt aan de financiering van de georganiseerde misdaad op internationaal niveau en de stimulansen voor uitvindingen en innovaties in alle landen vermindert en daardoor een risico vormt voor de omvangrijke investeringen van de industrieën in de EU in hoogtechnologische producten en diensten;

41. roept de Commissie op in de besprekingen met de andere handelspartners nadrukkelijk ter sprake te brengen dat de EU de regelmatige schendingen van de bestaande WTO-regelingen - met name met betrekking tot intellectuele eigendom, piraterij van producten en niet-tarifaire obstakels voor de handel - afkeurt;

42. pleit voor een sterkere discipline met betrekking tot anti-dumping en andere aangelegenheden in verband met de regels, teneinde te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van handelsbeschermende instrumenten, terwijl het legitieme gebruik en de effectiviteit van deze instrumenten behouden blijft;

43. stelt met klem dat alle vormen van dumping moeten worden verboden, te definiëren als uitvoer tegen prijzen die onder de gemiddelde totale productiekosten liggen, rekening houdende met alle soorten stroomopwaartse en stroomafwaartse subsidies en kruissubsidiëring;

44. wijst op de noodzaak van meer samenhang en meer steun voor de handel en voor rechts- en beleidsstelsels op milieugebied; wenst meer vooruitgang op het gebied van de handel in milieugoederen en duidelijker regels met betrekking tot de relatie tussen de WTO-regels en multilaterale milieuovereenkomsten;

45. benadrukt dat het belangrijk is ook andere dan handelskwesties, zoals sociale, milieu- en culturele aangelegenheden in de Doha-ronde te behandelen;

46. herinnert aan het toenemende belang van de sociale dimensie van de handelsbetrekkingen en betreurt in dat verband dat er opnieuw geen versterking van de koppelingen tussen de WTO en de ILO tot uitdrukking is gekomen in de ministersverklaring; gelooft vast in het belang van normen voor het moderne handelsstelsel; benadrukt andermaal zijn sinds lang bestaande wens om aan de ILO waarnemersstatus op bijeenkomsten van de WTO toe te kennen en steunt nadrukkelijk de oprichting van een gezamenlijk permanent forum van de ILO en de WTO met betrekking tot deze kwestie;

47. herhaalt haar oproep tot een diepgaande hervorming van de WTO en tot een betere integratie daarvan in het totale kader van het mondiaal bestuur; pleit voor meer coördinatie en samenhang tussen de diverse internationale instellingen die zich bezighouden met handel en ontwikkeling, met inbegrip van organisaties van de VN op het gebied van menselijke ontwikkeling, gezondheid en milieu, en roept alle WTO-leden op hieraan een duidelijk mandaat te geven voor betere samenwerking;

48. steunt onderhandelingen over de verbetering van het geschillenbeslechtingsmechanisme om dit doeltreffender en transparanter te maken, onder meer door betere regels en procedures voor de samenstelling van de colleges, een oplossing voor het probleem van de "sequencing", het stimuleren van compensatieregelingen, het verbeteren van de rechten van derden, het verlenen van bevoegdheid voor beroepszaken aan de beroepsinstantie en verbetering van de toegankelijkheid voor ontwikkelingslanden;

49. stelt dat investeringen, concurrentie en doorzichtigheid van overheidsopdrachten belangrijke terreinen van onderhandelingen binnen de WTO blijven;

50. stelt voor dat de EU-onderhandelaars in de context van de WTO met betrekking tot energie een EU-standpunt gaan formuleren waardoor de betrouwbaarheid van de energievoorziening wordt verbeterd en de positie van de marktkrachten op energiegebied wordt versterkt, en dat zich o.a. uitstrekt tot industriële toepassingen op energiegebied, het bevorderen van investeringen in ontwikkelingslanden en het opheffen van dubbele prijsstelling en andere vormen van uitvoerrestricties of belastingen die tal van bedrijfssectoren in de EU in hun voortbestaan bedreigen;

51. herinnert eraan dat kleine en middelgrote bedrijven de ruggengraat van de economieën in de EU en in ontwikkelingslanden vormen, maar dat het voor hun voortbestaan in een wereldomspannend handelsstelsel noodzakelijk is dat particuliere-eigendomsrechten duidelijk worden gedefinieerd, dat er duidelijke grenzen aan monopoliewinsten worden gesteld, en dat dergelijke rechten effectief dienen te worden afgedwongen, zodat zij als stimulans dienen om het MKB aan te zetten tot investeringen in onderzoek en innovatie; stelt zich op het standpunt dat het handelsbeleid van de EU erop gericht moet zijn de internationale handels- en investeringsrisico's voor kleine en middelgrote bedrijven te beperken door de markttoegang in opkomende landen sterk te verruimen door effectieve opheffing van tarieven en niet-tarifaire handelsbelemmeringen in die landen, door restricties op Europese handelsactiviteiten (investeringen, vestigingsvoorwaarden, recht om handel te drijven) uit de weg te ruimen en door betere WTO-bemiddelingsmechanismen in het leven te roepen teneinde een snelle en effectieve oplossing te kunnen vinden voor niet-tarifaire handelsbelemmeringen;

52. stelt voor een economische en sociale prognose te maken om de gevolgen, zowel kwantitatief als kwalitatief, te meten van de ontwikkelingen die voortvloeien uit overeenkomsten over de internationale handel; is van mening dat een dergelijk beslissingshulpmiddel onontbeerlijk is, zowel voor de onderhandelingen zelf als om de economische gevolgen van die overeenkomsten voor de lidstaten en de betrokken sectoren van de economie te kunnen voorspellen;

53.  benadrukt hoe belangrijk het is bij de wereldbevolking en de politiek steun voor het multilaterale handelsstelsel van de WTO te kweken; merkt op dat bedrijven een legitiem belang hebben bij het meedoen aan de totstandkoming van beleid dat van invloed is op hun bedrijfsvoering, en dat de deelname van verschillende groepen, met inbegrip van NGO's, cruciaal is voor het functioneren van de WTO; benadrukt echter dat de prioriteiten van bedrijven en NGO's een onevenredig grote invloed uitoefenen op de beleidsagenda van de WTO en mogelijk een nog grotere rol spelen dan de democratisch gekozen parlementariërs bij de totstandkoming van het uiteindelijke document; verzoekt de Commissie met klem de rol van bedrijven en NGO's in het onderhandelingsproces zorgvuldig tegen het licht te houden; pleit voor een grotere transparantie en voor vermindering van de privileges van bedrijven en NGO's; benadrukt dat de bevolking beter moet worden geïnformeerd en dat het maatschappelijk middenveld breder moet worden geraadpleegd; herhaalt in dit opzicht dat de parlementaire dimensie een belangrijk instrument kan zijn voor het versterken van de democratische verantwoordingsplicht en openheid naar de burgers;

54. onderstreept de behoefte aan institutionele hervormingen om het functioneren van de WTO te verbeteren, onder meer op basis van de aanbevelingen van bovengenoemd verslag-Sutherland;

55. benadrukt het belang van het werk van de Interparlementaire Unie (IPU) voor de versterking van de democratische dimensie van de WTO; wijst echter op het gebrek aan aandacht voor de slotverklaringen van de IPU bij de WTO-onderhandelaars; wijst op de inspanningen van de EU-onderhandelaars om de IPU bij de onderhandelingen te betrekken, maar betreurt het gebrek aan betrokkenheid van de overige WTO-onderhandelaars; pleit voor een permanente uitnodiging aan een vertegenwoordiger van de IPU voor bijeenkomsten in de "Green Room", in het belang van versterking van de rol van de IPU en herstel van het democratisch tekort in de WTO-onderhandelingen;

56. wil op positieve wijze aan het onderhandelingsproces bijdragen door een beroep te doen op het netwerk van contacten tussen zijn leden en hun tegenhangers in de landen waarmee de EU bepaalde belangen deelt;

57. verwelkomt de sterke eendracht tussen de in Hongkong aanwezige drie grote Europese instellingen en onderstreept het voordeel van het handhaven van deze eendracht in de komende cruciale maanden van de onderhandelingen; roept de Raad en de Commissie op het Parlement tijdig geïnformeerd en betrokken te blijven houden voor wat betreft de EU-strategie ná Hongkong en de ontwikkelingen bij de onderhandelingen, ook tijdens de komende Algemene Raad in Genève;

58. benadrukt nogmaals het belang van een parlementaire dimensie in de WTO in het belang van verbetering van de democratische legitimiteit en transparantie van de onderhandelingen binnen de WTO, aangezien parlementsleden een belangrijke schakel naar de burgers kunnen vormen, met name als bron van informatie en aanspreekpunt voor hun bezorgdheden; verwelkomt de resultaten van de bijeenkomsten in Hong Kong van de Parlementaire Conferentie over de WTO; verzoekt de Commissie en de Raad zich actief in te zetten voor opname van een passage in het slotdocument van de ontwikkelingsronde van Doha waarin de rol van de wetgever bij de totstandkoming van het handelsbeleid wordt onderstreept;

59. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten, van de toetredende staten en van de kandidaat-lidstaten, de directeur-generaal van de WTO en de voorzitter van de Interparlementaire Unie.

TOELICHTING

Ηράκλειτος [έφη] "το αντίξουν συμφέρον και εκ των διαφερόντων καλλίστην αρμονίαν και πάντα κατ΄ έριν γίνεσθαι"

Αριστοτέλης, Ηθικά Νικομάχεια, Θ2.1155 β 5

Heraclitus [heeft gezegd] dat "je van tegenstand sterker wordt, dat de mooiste deuntjes uit verschillende tonen bestaan en dat strijd de vader van alle dingen is"

Aristoteles, Ethica Nicomachea, boek 8-I

1. De ministersconferentie in Hongkong: bescheiden verwachtingen - magere resultaten

In dit initiatiefverslag wordt na de zesde ministersconferentie van de WTO in Hongkong (13‑18 december 2005) de Doha-ronde onder de loep genomen.

De huidige onderhandelingsronde over de multilaterale handel loopt al sinds november 2001. Het einde is echter in zicht, want alle betrokkenen willen deze ronde voor het einde van 2006 afsluiten.

Tot nu toe is bij alle onderhandelingsfasen (van Doha via Cancún en Genève naar Hongkong) gebleken dat er onder de belangrijkste deelnemers grote verschillen in verwachtingen, benaderingen en strategieën bestaan. Het was dan ook steeds weer lastig om op alle onderhandelingsgebieden een ambitieuze en evenwichtige uitkomst te bereiken. Hierdoor bleek de vooruitgang vaak ongrijpbaar te zijn, zijn vele tussentijdse deadlines niet gehaald en hebben de onderhandelingen niet de gehoopte en verwachte resultaten opgeleverd.

De vijfde ministersconferentie in Cancún (september 2003) was op een volslagen mislukking uitgelopen en het kader dat in augustus 2004 door de Algemene Raad van de WTO werd aangenomen, was erg oppervlakkig. De bijeenkomst in Hongkong had daarom in eerste instantie tot doel om ten eerste het voornoemde kader te consolideren, ten tweede een doorbraak te bereiken door op een aantal belangrijke onderhandelingspunten (landbouw, NAMA (Non-Agricultural Market Access) en diensten) modaliteiten te definiëren en ten derde overeenstemming over een substantieel ontwikkelingspakket te bereiken. Daarbij mochten de andere onderhandelingsgebieden uiteraard niet uit het oog worden verloren. Omdat het maar niet lukte om uit de impasse over de markttoegang voor landbouwproducten te raken en omdat andere grote medespelers zich inflexibel opstelden, moesten de hoge verwachtingen uiteindelijk echter naar beneden worden bijgesteld. Zo werd al voor de aanvang van de ministersconferentie duidelijk dat slechts magere resultaten zouden kunnen worden bereikt.

Het Europees Parlement volgde de onderhandelingen in Hongkong op de voet (in de vorm van een delegatie van parlementsleden ter plaatse) en hieruit vloeide op 15 december 2005 een gezamenlijke verklaring van de Interparlementaire Unie en het Europees Parlement voort. Hoewel dit ontegenzeggelijk een positieve bijdrage was, schiet de huidige regeling in kwalitatief opzicht nog steeds tekort, want er is nauwelijks sprake van een passend forum dat de democratische verantwoordingsplicht en openheid van de WTO bewaakt. De EP-delegatie werd door de Commissie en het Britse voorzitterschap voorzien van informatie over de onderhandelingsstrategie van de EU en de algehele vooruitgang die bij de onderhandelingen vóór en tijdens de conferentie in Hongkong was geboekt.

In dit verslag wordt de beperkte uitkomst van Hongkong besproken. Verder wordt gewezen op al het werk dat we nog voor de boeg hebben en wordt de EU-onderhandelaars een hart onder de riem gestoken. Tot slot wordt vooruitgeblikt op de volgende onderhandelingsfasen.

2. Onderwerpsgewijze resultaten van de conferentie

Dit deel is op de tekst van de ministersverklaring gebaseerd en verwijst in het bijzonder naar de onderhandelingsposities van de EU.

2.1 Landbouw

De kwestie van de landbouwproducten was door een aantal ontwikkelings- en ontwikkelde landen als cruciaal voor de algehele onderhandelingen aangemerkt. Hierdoor werden met name de EU en de VS in de verdediging gedrukt. Deze patstelling moest beslist worden doorbroken, anders zouden de onderhandelingen op andere punten stilvallen. Op bepaalde punten in deze kwestie heeft de conferentie in Hongkong een waardevolle bijdrage geleverd:

· Er is afgesproken voor 2013 alle vormen van exportsubsidies definitief af te schaffen. (In dat jaar lopen de huidige GLB-regelingen af.) Er moet echter wel voor worden gezorgd dat de uitvoerrestituties en andere vormen van exportsubsidies (uitvoerkredieten, handelsexportondernemingen van de staat en voedselhulp) gelijk met elkaar oplopen. Daarom wordt deze datum pas definitief als op deze punten de nodige maatregelen zijn voltooid. Er zijn nog meer kwesties die moeten worden opgelost, bijvoorbeeld de drastische subsidieverlagingen die voor 2013 moeten worden gerealiseerd.

· Wat de binnenlandse steun betreft is overeenstemming bereikt over het invoeren van drie verlagingstranches en over grotere lineaire besnoeiingen in de hogere steunregionen (hogere tranches). Er lijkt ook sprake te zijn van enige convergentie met betrekking tot de verlaging van het eindtotaal van de AMS (Aggregate Measure of Support), de algehele verlaging van handelsverstorende binnenlandse steun en de minimis-limieten. Verder is overeengekomen de criteria voor de groene box te herzien.

· De markttoegang, dat wil zeggen de verlaging van de landbouwtarieven, was een problematische kwestie en op dat gebied is ook nauwelijks vooruitgang geboekt. Men lijkt het erover eens te zijn dat er vier tranches voor de structurele verlaging van de tarieven moeten komen. Over de grenswaarden van die tranches en de omvang van de verlagingen is echter nog niets afgesproken, evenmin als over andere kwesties als de selectie en speciale behandeling van kwetsbare producten, de werking van het speciale-vrijwaringsmechanisme, enz.

· Op het gebied van de geografische aanduidingen is er wel over gesproken om verdere maatregelen te nemen (een register voor wijn en sterke drank opzetten en deze vorm van bescherming naar andere producten uitbreiden), maar op dit punt is geen enkele vooruitgang geboekt, terwijl de EU er veel belang aan hecht.

· Over de katoenkwestie is besloten de exportsubsidies in de ontwikkelingslanden in 2006 af te schaffen. Vanaf dat moment zullen voor de uit de MOL's ingevoerde katoen geen invoerrechten en quota meer gelden. Over de belangrijke kwestie van de binnenlandse steun is daarentegen weer geen vooruitgang geboekt.

2.2 NAMA (Non-Agricultural Market Access)

De beperkte vooruitgang bij de onderhandelingen over de landbouw kwam tot op zekere hoogte tegemoet aan de vraag van de EU en andere ontwikkelde landen om progressieve tariefverlagingen. Er is overeengekomen een Zwitserse formule voor de afschaffing of verlaging van de tarieven te gebruiken. Ook is overeenstemming bereikt over een speciale behandeling voor ontwikkelingslanden, waaronder asymmetrische wederkerigheidsregelingen betreffende tariefverlagingen.

De afspraak om de Zwitserse formule te gebruiken is weliswaar een flinke stap in de goede richting, maar op 30 april 2006 moeten nog enkele moeilijke beslissingen worden genomen, te weten over de omvang van de tariefverlagingen (door coëfficiënten te bepalen) en over de initiële basispercentages voor dergelijke verlagingen. In de verklaring worden de leden ook uitgenodigd voorstellen in te dienen om het probleem van de niet-tarifaire obstakels aan te pakken.

2.3 Diensten

Wat de diensten betreft is alleen gesproken over de vooruitgang die in de periode tussen de inwerkingtreding van GATS en de overeenkomst uit augustus 2004 was geboekt. Verder hebben de leden een verklaring afgelegd over het opvoeren van de onderhandelingen terzake (conform bijlage C van de ministersverklaring van Hongkong). Tijdens de conferentie is het op het gebied van de verdere liberalisering van de internationale handel in diensten niet gelukt enige vooruitgang te boeken. Dit betekent dat er nu zowel plurilateraal als bilateraal reuzensprongen voorwaarts moeten worden gemaakt, anders worden de doelstellingen van de Doha-ronde niet gehaald. Voor de ontwikkeling van de economie en werkgelegenheid in de EU is het erg belangrijk dat op dit punt vorderingen worden gemaakt.

2.4 Handel en ontwikkeling

Met betrekking tot de steun voor ontwikkelingslanden en de versoepeling van hun integratie in de wereldeconomie zijn een aantal besluiten genomen, zoals:

· De afschaffing, in 2008 of uiterlijk bij de daadwerkelijke inwerkingtreding, van alle tarifaire en kwantitatieve beperkingen op de uitvoer uit de MOL's. Deze concessie wordt echter alleen gedaan door ontwikkelde en ontwikkelingslanden die "zichzelf hiertoe in staat achten" en de beperkingen mogen tot maximaal 3 % van de tarieflijnen worden gehandhaafd. In de ministersverklaring wordt ook verwezen naar maatregelen die transacties moeten vergemakkelijken en herkomstregels moeten vereenvoudigen, de technische bijstand moeten opschroeven, de oprichting van instellingen moeten stimuleren, enz.

· Een actievere rol van de WTO bij de inspanningen van internationale organisaties en afzonderlijke landen om de 'Aid for Trade'-regelingen ten uitvoer te leggen, waardoor de MOL's hun productie- en uitvoercapaciteit en de nodige commerciële infrastructuur kunnen versterken.

· De bijstelling en verdere verbetering van de WTO-strategie voor het bieden van technische bijstand en opleidingsprogramma's voor ontwikkelingslanden.

2.5 Overige zaken

Onder "overige zaken" vallen bijvoorbeeld de WTO-regels, TRIPS (handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten), het milieu, het vergemakkelijken van de handel, de tenuitvoerlegging van bestaande akkoorden, kleine economieën, de handel in en overdracht van technologie, e-commerce, de samenwerking met andere internationale organisaties, enz. Wat deze punten betreft was er op de conferentie in Hongkong eigenlijk niets nieuws onder de zon. Alleen het acquis werd nog eens bevestigd en de deelnemers werden opgeroepen de onderhandelingen voort te zetten en op te voeren.

3. Algeheel oordeel

Globaal genomen en gezien de omstandigheden mag de uitkomst van de conferentie in Hongkong als positief worden bestempeld. De daadwerkelijke resultaten waren mager, maar er was dan ook op vrijwel geen enkel hoofdpunt sprake van enige creatieve doorbraak. Er werd overeenstemming bereikt over een pakket ontwikkelingsmaatregelen en, wat nog belangrijker is, de leden hebben opnieuw toegezegd hun uiterste best te blijven doen om de ronde eind 2006 succesvol af te sluiten. Hiertoe zijn een aantal tussentijdse deadlines gesteld.

Dit positieve resultaat was andermaal mede aan de EU te danken: zij legde zich neer bij een voorwaardelijke toezegging voor 2013 als einddatum voor de afschaffing van de exportsubsidies. Het is echter niet helemaal duidelijk of er voldoende tegenover deze concessie heeft gestaan, hetzij bij de andere onderhandelingspunten over de landbouw, hetzij op andere sleutelgebieden.

De grote vergevorderde ontwikkelingslanden blijven zich negatief opstellen tegenover het EU-voorstel inzake de markttoegang van landbouwproducten, hoewel dit voorstel behoorlijke offers van onze landbouwgemeenschappen vergt. Zij hebben tot nu toe ook geweigerd om op het gebied van NAMA en diensten enige reële concessies te doen. Deze opstelling is des te zorgwekkender als men zich bedenkt dat juist deze landen het hoogste niveau van protectionisme hebben en dat zij, via de stimulering van de zuid-zuidhandel, een sleutelrol spelen bij de ontwikkeling van de armere landen.

Hoewel de ontwikkelingsknelpunten bij deze onderhandelingen centraal moeten blijven staan, mogen ze niet worden verward met de eenzijdige behartiging van de belangen van grote landbouwexportlanden en evenmin als een dekmantel voor protectionisme worden aangewend.

De EU heeft in de verschillende onderhandelingsfasen waar leiderschap betoond en heeft zich achter maatregelen ten gunste van de armste leden geschaard, zoals maatregelen inzake de toegang tot medicijnen en markttoegang voor katoen/de MOL's zonder invoerrechten en quota. Andere leden hebben voor en tijdens de ministersconferentie in Hongkong inzake deze kwesties ook toezeggingen gedaan, maar die zijn lang niet zo vergaand (toegang zonder invoerrechten/quota, katoen) noch zo vergevorderd bij de uitvoering (toegang tot medicijnen) als bij de EU het geval is.

De EU heeft ook samen met andere ontwikkelde lidstaten het idee van de "Round for Free" ten gunste van de armste leden geopperd. Zij zullen veel van deze initiatieven kunnen profiteren (bijvoorbeeld in de vorm van meer handelssteun), maar zullen daarvoor weinig kunnen teruggeven.

Als de EU op dit moment nog meer unilaterale concessies op het gebied van de landbouw zou doen, zou de tenuitvoerlegging van haar hervormd GLB in gevaar komen. Het zou de landen waarvoor de ontwikkelingsagenda bedoeld is, ook niet of nauwelijks meer voordeel opleveren.

Daarom is het hoog tijd dat de onderhandelaars hun aandacht op andere belangrijke onderhandelingsgebieden gaan richten. We kunnen dan denken aan NAMA en de diensten, maar ook aan kwesties rondom het vergemakkelijken van de handel en rondom de regels. Zij kunnen zich dan bezighouden met de definitie van modaliteiten en regels die de internationale handel echt vooruit helpen.

Dit zou in het belang van de EU zijn, want haar deelname aan de Doha-ronde moet consistent blijven met de in de strategie van Lissabon vastgelegde doelstellingen met het oog op meer groei, meer werkgelegenheid en een beter concurrentievermogen. Dit zou ook in het belang zijn van de vele ontwikkelingslanden die in de industrie of dienstverlening relatief gezien daadwerkelijke of potentiële voordelen genieten en waarvoor een ronde die alleen over de landbouw gaat, een behoorlijk verlies van kansen zou betekenen.

4. De toekomst na Hongkong

De conferentie in Hongkong heeft laten zien dat de huidige ronde nog steeds kans van slagen heeft. Daarvoor moeten we echter eerst nog de nodige obstakels overwinnen en misschien blijkt binnenkort dat we daar niet toe in staat zijn.

De politieke wil is er wel, maar de standpunten lopen nog steeds ver uiteen en doordat tot nu toe vrijwel alleen over de landbouw is onderhandeld, is het ook nog niet mogelijk geweest om tussen de kwesties onderling compromissen te bereiken, wat in dit vergevorderde stadium van groot belang is.

Het blijft de vraag of de zeer strikte deadlines van Hongkong zullen worden gehaald.

Als de WTO-leden de laatste en moeilijkste onderhandelingsfase ingaan, is het waarschijnlijk nuttig het hele proces in een algemeen perspectief te plaatsen.

Alle betrokkenen moeten zich ervan bewust zijn dat er voor het multilaterale handelsstelsel geen goed alternatief bestaat als het gaat om het zeker stellen van economische integratie en ontwikkeling, de effectieve beheersing van de groeiende onderlinge economische afhankelijkheid en de vreedzame en eerlijke beslechting van geschillen. Een geslaagde afsluiting van de Doha-ronde zou de internationale handel en ontwikkeling versterken en verbreden, waardoor het internationale handelsstelsel voor alle leden eerlijker en effectiever wordt. Bovendien zou het groeiende protectionisme hierdoor worden ingedamd. Verder leven we in een wereld waarin de vraag naar internationale instellingen en naar politiek bestuur op wereldniveau het aanbod ver overtreft en met het oog hierop zou een geslaagde Doha-ronde de algehele internationale samenwerking en integratie een sterke impuls geven.

Hoewel binnen de WTO wel enige ruimte bestaat om over de ontwikkeling van de armste zuidelijke landen, over milieubescherming en over maatschappelijke verantwoordelijkheid na te denken, moeten we niet vergeten dat de WTO geen puur ontwikkelingsorgaan is, laat staan een milieuorganisatie of een organisatie voor maatschappelijk beleid. De WTO is een gespecialiseerde organisatie met specifieke taken op het gebied van de internationale handel. Op de WTO-agenda stonden diverse zaken die niets met handel te maken hadden en die in de Doha-verklaring ook nog eens onevenredig veel nadruk kregen. Hierdoor zijn de onderhandelingen nog moeizamer verlopen. Wat ook niet meehielp, was het gebrek aan democratie in de relatie van de WTO tot de burgermaatschappij, alsmede de ontoereikende communicatie en informatievoorziening.

Bovendien blijkt uit de richting waarin de onderhandelingen zich tot nu toe bewegen, dat pogingen tot regulering van die gebieden van het binnenlandse economiebeleid van de leden die een handelsbeleidsdimensie hebben, op veel weerstand stuiten, mede gezien de steeds heterogenere samenstelling van de WTO. Dit heeft een verlammend effect op de onderhandelingen en de communicatie.

Bij de onderhandelingen die aan Hongkong voorafgingen en tijdens de conferentie zelf heeft de EU zich steeds sterk gemaakt voor een brede visie op de Doha-ronde, alsmede voor een verdergaande liberalisering van de internationale handel in goederen en diensten en strengere regels en maatregelen voor de multilaterale handel. Daarnaast moesten de ontwikkelingsinspanningen van de armste landen in de wereld op onze aanmoediging en steun kunnen blijven rekenen. Dankzij de onafgebroken inzet van het kundige team onderhandelaars van de Commissie, de eendracht van de lidstaten en de steun van het Europees Parlement kon de EU bij de onderhandelingen in Hongkong op alle gebieden belangrijke, geloofwaardige en constructieve voorstellen aandragen. De EU zal haar inspanningen de komende maanden onverminderd blijven voortzetten en zou zich zelfs nog meer moeite moeten getroosten om het welslagen van de ronde te waarborgen.

De springplank van de EU voor de onderhandelingen en het objectieve referentiekader komen uit het regelgevende acquis van haar interne markt voort. De cognitieve projectie van het Europese bestuursmodel (dat op de kenmerken van normatieve macht is gestoeld) op de grootschaligere wereldhandel staat haaks op het minder gereguleerde en minder bindende WTO-systeem. Des te stabieler en alomvattender het regelgevende systeem van de WTO wordt, des te groter zal de hieruit voortvloeiende globale convergentie zijn en des te nauwer zal het multilaterale handelsstelsel op het Europese externe-actiemodel aansluiten.

20.2.2006

ADVIES VAN DE COMMISSIE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

aan de Commissie internationale handel

over de evaluatei van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong

(2005/2247(INI))

Rapporteur voor advies: Maria Martens

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.   brengt in herinnering dat in de verklaring van Doha van de ministersconferentie van de WTO uit 2001 de behoeften van ontwikkelingslanden in het centrum van de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) worden geplaatst, teneinde deze landen de mogelijkheid te bieden zich in de wereldeconomie te integreren;

2.   beklemtoont opnieuw dat handel een belangrijk en doeltreffend instrument kan zijn voor ontwikkeling en armoedebestrijding, dat, samen met andere ontwikkelingsinstrumenten, kan bijdragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling;

3.   is van mening dat de ministersconferentie van Hongkong er nog niet is in geslaagd deze doelstelling te realiseren en waarschuwt dat na het verlopen in 2007 van de presidentiële bevoegdheid voor handelsbevordering in de Verenigde Staten (de "fast track") de onderhandelingen zelfs nog gecompliceerder kunnen worden; herhaalt echter dat de inspanningen om de deadline van 2006 te halen om de Doha-ronde af te sluiten, de doelstelling om een ontwikkelingsgericht resultaat te bereiken, niet mag ondermijnen;

4.   verwelkomt de geboekte vooruitgang op het gebied van de bijzondere en gedifferentieerde behandeling, maar benadrukt dat er nog heel wat moet worden gedaan en dat de bijzondere en gedifferentieerde behandeling, die speciale voorrechten toekent aan de minst ontwikkelde en kwetsbare landen, tot een waarachtig ontwikkelingsinstrument moet worden, dat een integraal en bindend onderdeel van de WTO-onderhandelingen vormt

5.   verwelkomt de afschaffing door alle ontwikkelde landen uiterlijk in 2013 van hun exportsubsidies voor landbouwproducten, met inbegrip van subsidies in de vorm van voedselhulp en andere uitvoerrestitutiesystemen; juicht eveneens toe dat een aanzienlijk deel van de besnoeiingen naar de eerste helft van de tenuitvoerleggingsperiode wordt overgeheveld en roept de ontwikkelde landen op zich aan die beloften te houden; roept de Commissie en de andere WTO-leden dringend op de voorwaarden vast te stellen voor een aanzienlijke reductie van de handelsverstorende binnenlandse subsidies en heffingen op landbouwproducten;

6.   verwelkomt de overeenkomst inzake speciale producten en een speciaal beschermingsmechanisme, indachtig de behoeften van ontwikkelingslanden aan bescherming van de voedselzekerheid, plattelandsontwikkeling en voldoende bestaansmiddelen voor arme landbouwers;

7.   betreurt het dat de overeenkomst van Hongkong zich beperkt tot de afschaffing van exportsubsidies voor katoen en niet ingaat op de binnenlandse subsidies, die het overgrote deel van de handelsverstorende steunmaatregelen uitmaken;

8.   verzoekt de Commissie de mogelijkheid te overwegen een ‘ontwikkelingsbox' voor de minst ontwikkelde landen in de landbouwonderhandelingen te introduceren, zodat deze de voedselveiligheid en werkgelegenheid op het platteland kunnen aanpakken, aangezien dit belangrijke problemen zijn in de strijd tegen armoede;

9.   benadrukt het belang van markttoegang voor andere dan landbouwproducten uit de ontwikkelingslanden, terwijl het recht om de ecologisch gevoelige sectoren te reguleren behouden blijft; roept de ontwikkelde en opkomende landen dringend op overeenkomstig hun ontwikkelingspeil aan dit proces bij te dragen door de MOL’s toegang te verlenen en zowel het noord-zuidhandelsverkeer als het zuid-zuidhandelsverkeer te stimuleren; stelt met klem dat hierbij van de minst ontwikkelde en kwetsbare landen in het geheel geen verplichtingen mogen worden verlangd;

10. neemt nota van de overeenkomst over de Zwitserse formule voor de beperking van de tarieven voor markttoegang voor niet-landbouwproducten, en neemt er nota van dat het beginsel "minder dan volledige wederkerigheid" volledig moet worden gerespecteerd;

11. is teleurgesteld dat het "ontwikkelingspakket", dat aan de MOL’s tegen 2008 belastingvrije en quotumvrije toegang met geven tot de markten in de ontwikkelde landen, niet aansluit bij het vollediger initiatief "Alles behalve wapens" van de EU, maar de markttoegang beperkt tot 97 % van de producten van de MOL’s (onder uitsluiting van circa 300 tariefposten), wat genoeg is om bepaalde van de minst ontwikkelde landen nagenoeg voor al hun producten de markttoegang te ontzeggen;

12. benadrukt dat een geleidelijke en goed gereguleerde liberalisering van de diensten kan leiden tot grotere economische groei en nieuwe werkgelegenheid, maar onderstreept dat het vermogen van alle WTO-leden om hun dienstensectoren te reguleren gewaarborgd moet zijn, vooral in essentiële dienstensectoren zoals de gezondheidszorg en het onderwijs; flexibele regelingen moeten mogelijk zijn voor die landen die zich nog niet in staat achten om onderhandelingen over de handel in diensten te voeren;

13. roept de Commissie op in de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha rekening te houden met de erosie van de preferenties en te bezien welke maatregelen moeten worden genomen om te waarborgen dat de doeltreffendheid van de preferenties van de EU behouden blijft, met name voor de armste landen; is ernstig bezorgd, in het bijzonder over de hervorming van het EU-suikerregime en de impact daarvan op ACS-landen en roept de Commissie op haar in Hongkong gemaakte afspraken na te leven om aan deze landen voor bijkomende maatregelen minstens 190 miljoen euro per jaar te leveren;

14. betreurt ten zeerste dat het probleem van de dalende grondstofprijzen tot dusver nog niet op een gepaste manier binnen de ontwikkelingsagenda van Doha is aangepakt;

15. verwelkomt het programma “Aid for Trade”, als onderdeel van het "ontwikkelingspakket", dat handelsbijstand geeft aan de ontwikkelingslanden en met name de minst ontwikkelde landen; bekritiseert echter ten stelligste dat het aangekondigde programma gebruik moet maken van reeds toegezegde hulp; roept de Europese Unie op te verzekeren dat haar bijdrage wordt gefinancierd uit nieuwe bronnen en dat deze fondsen worden gebruikt ter ondersteuning van handelsprogramma’s in ontwikkelingslanden die dit het meeste nodig hebben;

16. verwelkomt de wijziging van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS), zodat de landen met onvoldoende productiecapaciteit voor farmaceutische producten generieke versies mogen invoeren van geneesmiddelen waarvoor nog een octrooi geldt, en roept alle leden op de Doha-Verklaring volledig ten uitvoer te leggen en af te zien van onderhandelingen over handelsovereenkomsten die verder gaan dan wat in Doha is overeengekomen; roept op tot een dringende herziening om de doeltreffendheid van de van kracht zijnde maatregelen te evalueren;

17. benadrukt het belang van technische bijstand en capaciteitsopbouw voor ontwikkelingslanden die hulp nodig hebben om de voordelen van een betere markttoegang te realiseren, hun productie te diversifiëren, douanegebonden middelen te vervangen en aan hun WTO-verplichtingen te voldoen en onderkent de mogelijke voordelen voor de ontwikkelingslanden van vooruitgang bij de handelsbevordering;

18. betreurt het gebrek aan democratische controle op en doorzichtigheid van het onderhandelingsproces van de Wereldhandelsorganisatie en pleit voor versterking van de parlementaire dimensie van de WTO.

19. benadrukt het belang van het multilaterale handelskader; benadrukt dat een doorzichtige besluitvorming binnen de WTO, een beter systeem van verantwoording tegenover de verkozen nationale vertegenwoordigers, meer mogelijkheden voor openbare controle en meer raadpleging van de burgermaatschappij nodig zijn als waarborg voor een eerlijk systeem op basis van regels voor internationale handel, dat ook de armste landen de mogelijkheid geeft bij de handelsbesprekingen hun stem te laten horen; benadrukt bovendien dat de minst ontwikkelde landen de noodzakelijke steun dienen te krijgen om hun onderhandelingscapaciteit te verbeteren;

PROCEDURE

Titel

Evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong

Procedurenummer

2005/2247(INI)

ten principale bevoegde commissie

INTA

Advies van
  Datum bekendmaking

DEVE15.12.2005

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Maria Martens1.12.2005

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

20.2.2006

 

 

 

 

Datum goedkeuring

20.2.2006

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Margrete Auken, Thierry Cornillet, Alexandra Dobolyi, Michael Gahler, Filip Andrzej Kaczmarek, Glenys Kinnock, Ģirts Valdis Kristovskis, Maria Martens, Miguel Angel Martínez Martínez, Jürgen Schröder, Feleknas Uca, María Elena Valenciano Martínez-Orozco, Anna Záborská.

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers

John Bowis, Milan Gaľa, Ana Maria Gomes, Fiona Hall, Manolis Mavrommatis, Zbigniew Zaleski and Gabriele Zimmer.

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art.178, lid 2)

Robert Evans.

Opmerkingen (slechts in een taal beschikbaar)

 

20.2.2006

ADVIES VAN DE COMMISSIE ECONOMISCHE EN MONETAIRE ZAKEN

aan de Commissie internationale handel

inzake de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong

(2005/2247(INI))

Rapporteur voor advies: Margarita Starkevičiūtė

SUGGESTIES

De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  moedigt de Commissie aan haar inspanningen op te voeren om vooruitgang te boeken bij de WTO-onderhandelingen, rekening houdend met het multisectorale karakter ervan; betreurt dat de aandacht van de EU met betrekking tot de WTO-onderhandelingen vooral naar de landbouw - en textielproductie is uitgegaan en dat op de een of andere manier het veel grotere economische potentieel van de commerciële dienstverlening, met inbegrip van de financiële dienstverlening en de handelsgerelateerde aspecten van intellectuele - eigendomsrechten, is ondergesneeuwd;

2.  merkt op dat de gebrekkige toegang tot financiële diensten en daarmee tot een heel scala aan innovatieve financiële producten de economische groei van ontwikkelingslanden belemmert; herinnert er in dit verband aan dat de EU-landen het enorme potentieel aan handel in financiële diensten niet kunnen aanboren; wijst in dit verband andermaal op het belang van technische en administratieve samenwerking tussen de overheden van de EU en van de ontwikkelingslanden om de kwaliteit van het plaatselijke wet - en regelgevingskader te verbeteren, vooral wanneer het gaat om financiële dienstverlening;

3.  merkt op dat het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen winst en verlies voortvloeiende uit de WTO-overeenkomst;

4.  merkt op dat voorkennis bij anderen omtrent de betrekkelijk vast omlijnde onderhandelingsstandpunten van de EU kan leiden tot nadelen bij de onderhandelingen en dat strategieën moeten worden onderzocht om een dergelijk probleem aan te pakken;

5.  is van mening dat de handel in financiële diensten, net als in andere diensten, moet worden ondersteund door stevige verplichtingen in het kader van de GATS wat betreft de grensoverschrijdende levering van goederen, consumptie, commerciële vertegenwoordiging en het vrij verkeer van natuurlijke personen; meent dat de ministersverklaring van Hongkong een routekaart biedt voor het boeken van aanzienlijke vooruitgang bij de liberalisering van de markt voor financiële diensten; de WTO-leden dienen te streven naar de volgende verplichtingen: (i) volledige markttoegang bij modus 1: dit betekent dat aanbieders en gebruikers van kapitaalmarktgerelateerde diensten grensoverschrijdend zaken kunnen doen zonder kwantitatieve beperkingen, toetsing van economische behoeften of discriminatie op grond van nationaliteit, (ii) bij modus 2: ervoor zorgen dat de consumenten hun grondgebied kunnen verlaten om kapitaalmarktgerelateerde diensten te verkrijgen, (iii) bij modus 3: ervoor zorgen dat buitenlandse dienstverleners op het grondgebied van andere leden ondernemingen kunnen oprichten en exploiteren zonder kwantitatieve beperkingen, toetsing van economische behoeften, beperkingen wat betreft de vorm van de onderneming, beperkingen of plafonds voor buitenlands eigendom en discriminatie op grond van nationaliteit, (iv) bij modus 4: ervoor zorgen dat alle maatregelen in verband met de financiële diensten worden geaccepteerd en op eerlijke, niet-discriminerende, transparante en doeltreffende wijze worden toegepast; concludeert dat het financiële toezicht en de bankstelsels in de ontwikkelingslanden moeten worden versterkt om financiële crises in de toekomst te voorkomen;

6.  verwelkomt de kansen die de Doha-ontwikkelingsronde van de WTO biedt om obstakels voor het bedrijfsleven weg te nemen, de transparantie van de regelgeving te verbeteren en de rechtszekerheid te verhogen door het aannemen van verordeningen die met de EU-normen overeenstemmen;

7.  is verheugd over de in de verklaring opgenomen verplichting tot afschaffing van de niet-tarifaire handelsbelemmeringen; benadrukt dat deze een belangrijke bron zijn van verstoring van de internationale handel en dringt derhalve aan op meer aandacht voor de afschaffing ervan, met name in het kader van de NAMA-onderhandelingen;

8.  bevestigt andermaal het belang van multilaterale erkenning van de regelgevingsnormen voor de financiële markten, waarbij wederzijdse erkenning en naleving van de internationale boekhoudnormen en voorschriften inzake kapitaalvereisten tussen de EU en de VS van het allergrootste belang zijn;

9.  pleit voor het gebruik van modelschema’s die WTO-leden bij het plannen van hun verplichtingen inzake financiële diensten kunnen helpen, teneinde een zo effectief mogelijke commerciële impact te verwezenlijken en de economische groei en het scheppen van banen in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden te stimuleren, met inbegrip van een beoordeling van het regelgevend kader van de landen tot welke het verzoek is gericht, bijvoorbeeld overeenkomstig het programma van het IMF voor de beoordeling van de financiële sector; wijst op het toenemende belang van grensoverschrijdende fusies en overnames in de internationale economische betrekkingen; erkent de doorslaggevende rol op dit punt van de regels voor goed ondernemingsbestuur en dringt erop aan dat hieraan in de onderhandelingsrondes in het kader van de WTO meer aandacht wordt besteed; wijst op het potentieel handelsontwrichtende effect van inadequate mededingingsregelingen in de afzonderlijke landen; dringt aan op streng toezicht in het kader van de WTO op misbruik van machtsposities op de markt en onderling afgestemde gedragingen;

10. onderkent dat ontwikkelingslanden mogelijk behoefte hebben aan een enigszins flexibel kader voor de geleidelijke invoering van verordeningen gedurende een overgangsperiode; meent echter dat dergelijke maatregelen niet mogen worden aangewend als middel om een land tegen internationale concurrentie te beschermen;

11. respecteert de tijd en het tempo welke de ontwikkelingslanden nodig hebben om hun financiële markten open te stellen;

12. merkt op dat landen bepaalde voorzorgsmaatregelen mogen nemen, bijvoorbeeld voor de bescherming van investeerders, depositeurs en polishouders en voor het behoud van de integriteit en stabiliteit van hun financiële stelsel;

13. benadrukt hoeveel vooruitgang is geboekt bij het bestuderen van de relatie tussen handel, schuld en financiën en verzoekt de Commissie in haar multilaterale en bilaterale verzoeken aan haar handelspartners in het kader van de WTO nieuwe en verbeterde GATS-verplichtingen op te nemen op het gebied van de financiële diensten, teneinde te garanderen dat de liberalisering van het handelsverkeer, met name wat betreft de financiële diensten, van wederzijds voordeel is voor de betrokken partijen;

14. onderstreept dat uit recente ervaringen is gebleken dat de liberalisering van het kapitaalverkeer niet vooraf dient te gaan aan de opening van de banksectoren voor buitenlandse concurrentie en de hervorming van de controlesystemen; stelt voor bij de vaststelling van de termijnen voor de uitvoering van liberaliseringsmaatregelen met deze ervaringen rekening te houden;

PROCEDURE

Titel

Evaluatie van de Doha-ronde na de conferentie van de WTO in Hongkong

Procedurenummer

2005/2247(INI)

Commissie ten principale

INTA

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

ECON

2.2.2006

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Margarita Starkevičiūtė13.12.2005

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

13.2.2006

20.2.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

20.2.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

27

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Ieke van den Burg, David Casa, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Robert Goebbels, Gunnar Hökmark, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Sophia in 't Veld, Wolf Klinz, Guntars Krasts, Joseph Muscat, Astrid Lulling, Cristobal Montoro Romero, John Purvis, Karin Riis-Jørgensen, Dariusz Rosati, Peter Skinner, Margarita Starkevičiūtė, Ivo Strejček, Sahra Wagenknecht

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Harald Ettl, Klaus-Heiner Lehne, Thomas Mann, Diamanto Manolakou, Corien Wortmann-Kool

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

21.2.2006

ADVIESVAN DE COMMISSIE INDUSTRIE, ONDERZOEK EN ENERGIE

aan de Commissie internationale handel

inzake de evaluatie van de Doha-ronden na de ministeriële conferentie van de WTO in Hongkong

(2005/2247(INI))

Rapporteur voor advies: Paul Rübig

SUGGESTIES

De Commissie industrie, onderzoek en energie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  neemt met voldoening kennis van de vooruitgang die op de ministeriële conferentie van de WTO van 2005 te Hongkong kon worden geboekt ten aanzien van vergemakkelijking van de handel; onderstreept het belang van wereldwijde vereenvoudiging en harmonisering van douane- en grensprocedures; dringt er bij alle WTO-leden op aan hun inspanningen om tot een WTO-akkoord inzake vergemakkelijking van de handel te komen, verder op te voeren, zodat er tastbare verbeteringen komen voor EU-handelaren die handel drijven met derde landen;

2.  spreekt andermaal zijn teleurstelling uit over het feit dat drie van de vier Singapore-kwesties (investeringsbescherming, mededingingsbeleid en transparantie van openbare aanbestedingen) niet langer op de agenda van Doha staan; wijst er nadrukkelijk op dat er duidelijkheid dient te komen ten aanzien van alle Singapore-kwesties en aanverwante zaken, met name wat betreft hun tenuitvoerlegging op nationaal niveau en de regels die op multilateraal en/of plurilateraal niveau van toepassing zijn, waaronder doeltreffende handhavingsmechanismen;

3.  spreekt de hoop uit dat de door de Commissie aangekondigde koerswijziging bij de onderhandelingen over de dienstensector, waarbij plurilaterale onderhandelingen in de plaats komen van de traditionele bottom-upformule van "vraag en aanbod", een gunstig effect zal hebben voor de dienstensector in de EU; wijst er eens te meer op dat de bevoegdheden van de lidstaten om hun diensten van algemeen belang individueel te reguleren door deze onderhandelingsronde onaangetast zullen blijven;

4.  herinnert aan zijn eerdere resoluties over de Singapore-kwesties, die zich vooral richten op de onderliggende oorzaken van het mislukken van de ministeriële conferenties van de WTO van Seattle in 1999 en van Cancún in 2003; is dan ook van mening dat de EU deze kwesties tot hoofdpunten van de onderhandelingen in de WTO en/of op plurilateraal niveau dient te verheffen, die parallel met de handel in industriële goederen en de openstelling van de markten voor diensten moeten worden behandeld, terwijl daarnaast ook de roaming-tarieven en -normen in de telecomsector onder de loep moeten worden genomen;

5.  bepleit dat de Commissie na de voltooiing van de Doha-ronde nagaat of het met het oog op de totstandbrenging van een gezondere en open internationale telecommunicatiemarkt wel zinvol is in het kader van de WTO een akkoord te sluiten inzake autonome telecommunicatiesystemen van de tweede generatie; verzoekt de Commissie hierover tegen het najaar van 2006 verslag uit te brengen aan het Parlement en zijn terzake bevoegde commissie;

6.  is ingenomen met de toezeggingen inzake "aid for trade", maar verzoekt om een kaderakkoord binnen de WTO waarin de doelstelling hiervan gedefinieerd wordt, met name waarvoor deze hulp zal worden gebruikt, welke regels voor de toepassing ervan gelden en wie er hulp ontvangt, in combinatie met een handhavingsmechanisme; herhaalt zijn standpunt dat markttoegang dient te worden gekoppeld aan technische bijstand om lacunes in infrastructuur te overbruggen, de kwaliteit van producten te verbeteren en voor uitvoer in aanmerking komende goederen en diensten uit de minst ontwikkelde landen (MOL's) in contact te brengen met de internationale leverantieketens, waarbij aandacht wordt besteed aan partnerschappen met het MKB;

7.  is ingenomen met de goedkeuring van het in Hongkong door de MOL's gelanceerde initiatief om hen van invoerrechten vrij te stellen; onderstreept dat de armste landen van de wereld betere markttoegang moeten krijgen om deel te kunnen nemen aan de internationale handel, en dat dit voor de OESO-landen betekent dat zij zich sterk moeten maken voor sluiting in het kader van de WTO van een bindende overeenkomst voor handel in "alles behalve wapens"; roept de opkomende landen op hun markten in het kader van de WTO open te stellen en onderhandelingen aan te gaan over toegang tot industriemarkten op meestbegunstigingsbasis; beklemtoont dat het WTO-systeem de zuid‑zuidhandel moet ondersteunen in plaats van haar in de weg te staan;

8.  onderstreept dat het zoeken naar partners bij wereldhandelsbesprekingen een van de belangrijkste doelstellingen is, aangezien de resultaten van de ministersconferentie in Hongkong hebben aangetoond dat het uitsluitend formuleren van consistente voorstellen wellicht geen voldoende voorwaarde is voor succesvolle onderhandelingen; dringt er bij de Commissie op aan de rol van NGO's in het onderhandelingsproces nauwgezet te onderzoeken; betreurt het dat NGO's bij de totstandkoming van het slotdocument een grotere rol hebben kunnen spelen dan democratisch gekozen parlementsleden;

9.  betreurt het uitblijven van concrete resultaten voor het Europese bedrijfsleven op de ministersconferentie van Hongkong; wijst erop dat bij de onderhandelingen over toegang tot industriemarkten geen besluit is genomen met betrekking tot het treffen van een tariefverlagingsregeling voor industriële goederen en dat zelfs geen pogingen zijn ondernomen om overeenkomsten per industriesector tot stand te brengen met het oog op de verdere verbetering van de markttoegang; betreurt het feit dat er geen vooruitgang is geboekt bij het opheffen van niet-tarifaire belemmeringen, en dat het akkoord over de dienstensector een "absoluut minimum" was, dat geen concrete garanties biedt voor verdere liberalisering; onderstreept tevens dat, indien er in de loop van het komende jaar op het punt van markttoegang geen substantiële vooruitgang wordt geboekt, de Europese bedrijven heel wat zakelijke kansen in de sterk groeiende opkomende landen aan zich voorbij zal zien gaan;

10. neemt kennis van de overeenkomst die is bereikt inzake de Zwitserse tariefverlagingsformule met betrekking tot de markttoegang voor niet-landbouwproducten (NAMA), waarbij geen vaste afspraken zijn gemaakt over het aantal en de waarde van de toe te passen coëfficiënten; wijst er opnieuw op dat het de bedoeling is dat de overeengekomen regeling enerzijds kwetsbare ontwikkelingslanden de mogelijkheid biedt hun gevoelige sectoren te beschermen en dat anderzijds specifieke Europese sectoren zoals de automobielsector in staat worden gesteld hun concurrentiepositie veilig te stellen;

11. herinnert aan de onderliggende logica van het op multilaterale regels gebaseerde systeem: liberalisering kan kansen creëren, maar vormt geen garantie voor economisch succes en een eerlijke verdeling van de winst uit internationale handel; onderstreept de noodzaak om de geschillenbeslechtingsmechanismen van de WTO te verbeteren door de WTO-leden aan te zetten tot meer bereidheid om zich te houden aan de regels en handhavingsmechanismen die een vrije, eerlijke en concurrerende wereldmarkt waarborgen;

12. stelt voor dat de EU-onderhandelaars in de context van de WTO met betrekking tot energie een EU-standpunt gaan formuleren waardoor de betrouwbaarheid van de energievoorziening wordt verbeterd en de positie van de marktkrachten op energiegebied wordt versterkt, en dat zich o.a. uitstrekt tot industriële toepassingen op energiegebied, het bevorderen van investeringen in ontwikkelingslanden en het opheffen van dubbele prijsstelling en andere vormen van uitvoerrestricties of belastingen die tal van bedrijfssectoren in de EU in hun voortbestaan bedreigen;

13. dringt er bij de EU-onderhandelaars op aan de nadruk te leggen op versterking van de WTO-handhavingsmechanismen van het TRIPS-akkoord, die nodig zijn om de handel in namaakproducten en de schending van EU-octrooirechten kunnen bestrijden; stelt zich op het standpunt dat de bescherming van het Europees intellectueel eigendom, met inbegrip van geografische aanduidingen, nog steeds een van de belangrijkste vraagstukken is die in het kader van de WTO moeten worden geregeld; verheugt zich in dat verband over de aankondiging dat de Commissie per 1 april a.s. een octrooifunctionaris naar Beijing zal sturen; wijst erop dat de internalisering van namaakproducten een negatief effect heeft gehad op de belastinginkomsten van de ontwikkelde landen, de georganiseerde misdaad op internationaal niveau heeft helpen financieren, tot minder stimulansen voor uitvindingen en innovatie in alle landen heeft geleid, en de omvangrijke investeringen van de EU-industrie in hoogtechnologische producten en diensten dreigt te ondermijnen;

14. herinnert eraan dat kleine en middelgrote bedrijven de ruggengraat van de economieën in de EU en in ontwikkelingslanden vormen, maar dat het voor hun voortbestaan in een wereldomspannend handelsstelsel noodzakelijk is dat particuliere-eigendomsrechten duidelijk worden gedefinieerd, dat er duidelijke grenzen aan monopoliewinsten worden gesteld, en dat dergelijke rechten effectief dienen te worden afgedwongen, zodat zij als stimulans dienen om het MKB aan te zetten tot investeringen in onderzoek en innovatie; stelt zich op het standpunt dat het handelsbeleid van de EU erop gericht moet zijn de internationale handels- en investeringsrisico's voor kleine en middelgrote bedrijven te beperken door de markttoegang in opkomende landen sterk te verruimen door effectieve opheffing van tarieven en niet-tarifaire handelsbelemmeringen in die landen, door restricties op Europese handelsactiviteiten (investeringen, vestigingsvoorwaarden, recht om handel te drijven) uit de weg te ruimen en door betere WTO-bemiddelingsmechanismen in het leven te roepen teneinde een snelle en effectieve oplossing te kunnen vinden voor niet-tarifaire handelsbelemmeringen;

15. onderstreept dat de WTO een parlementaire dimensie dient te krijgen, en dringt er bij de Commissie en de Raad op aan zich actief in te spannen voor opneming in het slotdocument van de Doha-Ronde van een vermelding waarin de rol van wetgevers bij de formulering van het handelsbeleid nadrukkelijk wordt onderstreept.

PROCEDURE

Titel

Evaluatie van de Doha-ronde na de ministeriële conferentie van de WTO in Hongkong

Procedurenummer

2005/2247(INI)

Commissie ten principale

TRADE

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

ITRE15.12.2005

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Paul Rübig
13.12.2005

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

31.1.2006

21.2.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

21.2.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

39

6

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Attard-Montalto, Šarūnas Birutis, Jan Březina, Jerzy Buzek, Pilar del Castillo Vera, Jorgo Chatzimarkakis, Giles Chichester, Den Dover, Lena Ek, Adam Gierek, Norbert Glante, Umberto Guidoni, András Gyürk, David Hammerstein Mintz, Rebecca Harms, Erna Hennicot-Schoepges, Romana Jordan Cizelj, Werner Langen, Anne Laperrouze, Vincenzo Lavarra, Pia Elda Locatelli, Angelika Niebler, Reino Paasilinna, Miloslav Ransdorf, Vladimír Remek, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Mechtild Rothe, Paul Rübig, Andres Tarand, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Catherine Trautmann, Claude Turmes, Nikolaos Vakalis, Alejo Vidal-Quadras Roca

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Jean-Pierre Audy, María del Pilar Ayuso González, Ivo Belet, Françoise Grossetête, Edit Herczog, Mieczysław Edmund Janowski, Erika Mann, Lambert van Nistelrooij, Vittorio Prodi

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

20.2.2006

ADVIES VAN DE COMMISSIE LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING

aan de Commissie internationale handel

over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministeriële conferentie van de WTO in Hongkong

(2005/2247(INI))

Rapporteur voor advies: Joseph Daul

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende de ministeriële verklaring die door de landen die lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) tijdens de zesde, van 13 t/m 18 december 2005 in Hongkong gehouden ministeriële conferentie van de WTO is goedgekeurd, en met name het werkprogramma voor de komende maanden,

B.  overwegende dat de Europese Unie het Europese landbouwmodel wil handhaven dat in het Akkoord van Luxemburg van 23 juni 2003 met betrekking tot de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) opnieuw is vastgesteld,

C. overwegende dat de Europese Unie er in haar hoedanigheid van mondiale hoofdrolspeler wat betreft de productie van en de handel in landbouwproducten en levensmiddelen alle belang bij heeft op het multilaterale niveau van de WTO mee te werken aan de uitwerking van handelsregelingen en een algemeen en evenwichtig akkoord tussen alle bij de onderhandelingen betrokken sectoren en actoren,

1.  is verheugd over de samenhorigheid binnen de Europese Unie tijdens deze zesde ministeriële conferentie van de WTO; herinnert eraan dat de ministeriële verklaring van Hongkong slechts een fase van het Doha-programma voor ontwikkeling is en dat in het kader hiervan het evenwicht tussen de verschillende onderhandelingsfases een conditio sine qua non is; betreurt echter dat de ministeriële verklaring voor wat het aspect ontwikkeling betreft slechts een beperkte impact heeft, en dat een globaal aanbod van de belangrijkste partners van de EU, zoals de belangrijke communautaire bijdrage van 28 oktober 2005, uitblijft, vooral voor de landbouw;

2.  acht de komende fases erg belangrijk voor het vaststellen van de onderhandelingsmodaliteiten en stelt dat er nood is aan evenwichtige verbintenissen in de landbouwsector; herinnert de Commissie eraan dat deze modaliteiten in geen geval het Europese landbouwmodel en het multifunctionele karakter van de landbouw mogen aantasten;

3.  beklemtoont dat de verbintenissen die de Commissie in de WTO-landbouwonderhandelingen aangaat het kader van het huidige GLB-stelsel en het onderhandelingsmandaat niet mogen overschrijden;

4.  acht het onontbeerlijk dat de huidige voorstellen van de Commissie in het kader van het Doha-programma voor ontwikkeling hun voorwaardelijke karakter bewaren, en dat de mogelijkheid wordt opengelaten ze in de loop van de onderhandelingen in te trekken indien de andere WTO-partners geen bevredigende voorstellen doen;

5.  vestigt de aandacht op het feit dat de door de producenten van de EU reeds geleverde inspanningen naar aanleiding van de opeenvolgende hervormingen van het GLB een belangrijke bijdrage zijn aan de onderhandelingsronde; dat de Europese Unie hierdoor reeds heeft bijgedragen aan de sluiting van een evenwichtig akkoord en dat ze derhalve in beperktere mate inspanningen kan leveren in de andere onderdelen van de landbouwonderhandelingen, met name op het gebied van markttoegang;

6.  herinnert aan de impact van het Akkoord van Luxemburg op de hervorming van het GLB en dringt er dientengevolge op aan dat de maatregelen die in de “groene doos” zijn vervat, worden vastgesteld, met inbegrip van de ontkoppelde bedrijfstoeslagen;

7.  is van mening dat de Europese Unie nu al belangrijke inspanningen heeft geleverd om de interne steun die een handelsverstorende uitwerking heeft, te beperken; dat het bijgevolg noodzakelijk is dat de modaliteiten die uiterlijk tegen 30 april moeten worden vastgesteld, voldoende dynamisch zijn opdat de andere geïndustrialiseerde landen, vooral de belangrijkste onder hen, ertoe worden gedwongen om hun intern beleid te hervormen;

8.  beklemtoont dat het belangrijk is dat alle leden van de WTO zich ertoe verbinden om tegen 2013 elke vorm van subsidiëring van de export aan banden te leggen, en dat precieze en bindende regels moeten worden vastgesteld met betrekking tot maatregelen die een gelijkaardige uitwerking hebben, zoals commerciële staatsbedrijven of exportmonopolies, exportkredieten en voedselhulp;

9.  vestigt de aandacht van de Commissie op een passende definitie van de modaliteiten om de betaling van exportsubsidies af te schaffen gezien de gevolgen voor het beheer van de markten; verzoekt de Commissie verslag te doen aan het Parlement over haar voornemens op dit gebied, opdat het economische en sociale evenwicht in de communautaire landbouwsector wordt gehandhaafd;

10. is van mening dat de markttoegang een belangrijke inzet is van de onderhandelingen en van de uitvoering van de hervorming van het GLB; dat in die omstandigheden de algemene verlaging van de douanerechten moet worden beschouwd volgens de door alle WTO-leden toegezegde inspanningen in de verschillende toepassingsgebieden van de landbouwonderhandelingen, alsook volgens de inspanningen van de EU op het gebied van de interne landbouwsubsidies en de exportmededinging, waarbij de mogelijkheid moet blijven om op importproducten dezelfde eisen toe te passen als op de eigen producten;

11. acht het gezien de drastische tariefafbraak die in het kader van de WTO voor landbouwproducten wordt voorgesteld wenselijk dat bij wijze van preventieve maatregel voorwaarden voor de markttoegang worden vastgesteld, teneinde economische, sociale en milieudumping te voorkomen; stelt dan ook heffingen voor op de import van landbouwproducten, met name door toepassing van de bijzondere vrijwaringsclausule wanneer de producten vervaardigd worden onder omstandigheden die een inbreuk vormen op de mensenrechten of op de internationale overeenkomsten of de Europese regelgeving inzake milieu- en dierenbescherming; stelt voor deze heffingen te gebruiken voor de voedselveiligheid en de landbouwontwikkeling in de betrokken ontwikkelingslanden, teneinde crisissen te voorkomen;

12. verzoekt de Commissie met inachtneming van de economische belangen van de lidstaten een lijst op te stellen van gevoelige landbouwproducten waarop een minder vergaande liberalisering zal worden toegepast dan op de andere producten, en een bijzondere vrijwaringsclausule toe te passen op landbouwproducten waarvoor de tarifaire bescherming niet meer toereikend is, of volgens de verrichte analyses ontoereikend zal zijn wanneer de overeengekomen tariefbeperkingen van kracht zullen worden;

13. betreurt dat de Europese Unie niet in staat is geweest de erkenning van de zogeheten non-trade concerns in de ministeriële verklaring noch in haar werkprogramma voor de komende maanden op te nemen; vraagt de Commissie tijdens de komende onderhandelingen grotere prioriteit te geven aan deze kwestie;

14. betreurt dat conform het op 1 augustus 2004 door de Algemene Raad van de WTO vastgestelde kader geen verbintenissen zijn aangegaan wat de non-trade concerns van het landbouwhoofdstuk van de onderhandelingen betreft, en acht de op het gebied van de uitbreiding en de versterking van de bescherming van geografische oorsprongsbenamingen gemaakte vorderingen nog steeds onvoldoende;

15. is van mening dat de Commissie in de onderhandelingen binnen de WTO het belang van de `non-trade concerns` krachtig dient te verdedigen, om een mondiale consensus over dit vraagstuk tot stand te brengen; en is van mening dat de Commissie er tevens naar moet streven dat de communautaire non-trade eisen in de landen buiten de EU aanvaard worden;

16. constateert dat het Institute d'Elevage et de Médecine Vétérinaire des Pays Tropicaux (instituut voor tropische veeteelt en diergeneeskunde) de kosten voor de Europese landbouwers van de naleving van de normen inzake dierenwelzijn en andere non-trade concerns op circa 10 miljard euro raamt; onderstreept dat de Europese landbouwers te lijden zullen hebben van aanzienlijke concurrentieverstoring zolang voor geïmporteerde producten niet dezelfde normen gelden als voor de producten van de interne markt; wijst erop dat compensatie via "groene doos"-betalingen niet de gewenste oplossing is, aangezien deze vorm van financiering naar verwachting totaal ontoereikend zal zijn;

17. is van mening dat het debat met betrekking tot het aanleggen van een internationaal register voor wijnen en sterkedrank, alsook de uitbreiding hiervan naar andere producten, deel moet uitmaken van de landbouwonderhandelingen; vindt dat dit register samen met andere producten van hoge kwaliteit de basis kan vormen voor een communautair beleid voor de promotie van kwaliteitsproducten op de wereldmarkt; verzoekt tevens dat ten volle rekening wordt gehouden met de exportbelangen van de Europese producten;

18. acht het noodzakelijk dat de Europese Unie nauwer samenwerkt met de landen die op landbouwgebied een gemeenschappelijke visie met haar delen, met name de G10-landen en de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan); is derhalve van mening dat de openstelling van de communautaire markt die het resultaat is van nieuw aangegane verbintenissen, in de eerste plaats aan de minst ontwikkelde landen (MOL's) en de ACS-landen moet zijn voorbehouden; herinnert eraan dat ten volle rekening moet worden gehouden met de moeilijkheden die gepaard gaan met het uithollende effect van de preferentiemarges waarover deze landen beschikken;

19. herhaalt dat het Doha-programma voor ontwikkeling beoogt de ontwikkelingslanden beter bij de internationale handel te betrekken; is van mening dat zowel de geïndustrialiseerde landen als de opkomende economieën actief moeten meewerken aan de verwezenlijking van deze doelstelling; verwelkomt derhalve de overeenkomst inzake de openstelling van de markt voor producten die afkomstig zijn uit de MOL's, die in Hongkong is gesloten, alsook het feit dat tijdens de ministeriële conferentie een aanzet is gegeven tot een mogelijke oplossing van het katoenprobleem dat de Afrikaanse landen aan de orde hadden gesteld; is echter van mening dat de inspanningen van de Verenigde Staten ronduit ontoereikend zijn; herinnert de Commissie er derhalve aan dat oplossingen moeten worden gevonden die beter bij de gestelde problemen aansluiten;

20. is van oordeel dat voor ontwikkelingslanden een gedifferentieerde benadering noodzakelijk is en dat de toezeggingen inzake liberalisering die van hen worden geëist in verhouding moeten staan tot hun ontwikkelingsniveau, hun economische potentieel en het concurrentievermogen van hun industrie en bedrijven; is de mening toegedaan dat de landen die belangrijke producenten en exporteurs van landbouwproducten zijn (zoals India, Brazilië en China) een verdergaande liberalisering moeten doorvoeren dan bijvoorbeeld netto-importeurs van levensmiddelen;

21. is van oordeel dat elke toegeving die aan de ontwikkelingslanden of de MOL's wordt gedaan afhankelijk moet worden gesteld van de strikte naleving van de oorsprongsregels en de toepassing van een mechanisme ter voorkoming van trilaterale handel;

22. is van oordeel dat de Commissie er ter wille van de transparantie voor moet zorgen dat de lidstaten voortdurend op de hoogte worden gehouden van het verloop van de onderhandelingen, met name wanneer essentiële verbintenissen worden aangegaan; is de mening toegedaan dat de effectieve toepassing van het onderhandelingsmandaat van de Commissie bevestigd dient te worden door geregeld overleg met de EU-lidstaten;

23. verzoekt de Commissie de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling in kennis te stellen van de evaluatie van de gevolgen van de toegevingen die door de Europese Unie op economisch en sociaal gebied zijn gedaan; verzoekt haar tevens regelmatig verslag te doen bij deze commissie over de evolutie van de debatten; verzoekt tot slot de Voorzitter van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling deze resolutie te doen toekomen aan de Voorzitter van de Commissie internationale handel.

24. verzoekt tot slot de Voorzitter van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling dit advies te doen toekomen aan de Voorzitter van de Commissie internationale handel.

MOTIVERING

De zesde ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie is besloten met de goedkeuring van een gemeenschappelijke verklaring van de landen die lid zijn van de WTO.

Deze verklaring, die de beslissing van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004 bevestigt, is een belangrijke fase in het verloop van de Doha-ontwikkelingsagenda die in de verklaring van 14 november 2001 is vastgesteld. Met die verklaring werd de zesde ministeriële bijeenkomst besloten.

De WTO-leden zijn het eens geworden over een gemeenschappelijke verklaring dankzij de vastberadenheid van de Europese Unie om hierin concrete verplichtingen op te nemen die de armste landen de kans moeten bieden zich meer in de toenemende wereldhandel te mengen.

De partners van de Europese Unie hielden rekening met dit standpunt dankzij de eensgezindheid van de communautaire instellingen (het Parlement, de Raad en de Commissie). Dit eensgezinde optreden is des te belangrijker daar de ministeriële verklaring in een intensivering van de onderhandelingen voorziet die eind dit jaar in de afronding van de Doha-ronde moet uitmonden.

Tijdens deze zesde ministeriële conferentie zijn de WTO-leden het eens geworden over drie essentiële punten, die derhalve een vooruitgang betekenen voor de onderhandelingen:

1.  de parallelle en progressieve afschaffing tegen eind 2013 van elke vorm van exportsubsidie en van de regelingen met betrekking tot exportmaatregelen die een gelijkaardig effect hebben,

2.  de invoering van een specifiek stelsel dat de markttoegang voor de producten uit de minst ontwikkelde landen (MOL) mogelijk maakt. Ondanks het feit dat de openstelling slechts 97 % van de tarieflijnen moet dekken, is de totstandkoming van dit stelsel toch een eerste belangrijke stap voor de MOL,

3.  en tot slot de aanzet die werd gegeven voor het katoenprobleem, dat toch gevoelig ligt in de Afrikaanse landen.

Anderzijds is in de ministeriële verklaring een werkagenda opgenomen die voor de landbouw de volgende termijnen oplegt:

tegen 30 april 2006: de onderhandelingspartners moeten de berekende modaliteiten vastleggen met betrekking tot:

- het interne steunbeleid: de vaststelling van de grenzen voor de invoering van een geleidelijke verlaging en van de tarieven voor de verlaging van de Totale Geaggregeerde Steun, en de globale verlaging van de interne steunmiddelen die een handelsverstorend effect hebben,

- de mededinging bij export: de vaststelling van een regelgeving met betrekking tot de exportkredieten of de verzekeringsprogramma’s, de exporterende commerciële staatsbedrijven en voedselhulp, alsook de modaliteiten voor de uitvoering van een parallelle en progressieve afschaffing van elke vorm van exportsubsidie,

- de markttoegang, de vaststelling van de grenzen voor de tariefverlaging, de percentages van de verlaging van de douanerechten, de behandeling van gevoelige producten en van speciale producten voor ontwikkelingslanden, alsook het mechanisme met betrekking tot de bijzondere vrijwaringsclausule,

- de gedifferentieerde en specifieke behandeling die van toepassing is op ontwikkelingslanden met betrekking tot de drie toepassingsgebieden van de landbouwonderhandelingen.

Tegen 31 juli 2006 moeten de WTO-leden hun offertes met de verschillende ramingen, die via de vastgelegde modaliteiten zijn uitgewerkt, indienen.

Alle gedachtewisselingen rond de verschillende toegevingen moeten dit najaar plaatsvinden, opdat uiterlijk tegen 31 december 2006 een besluit kan worden genomen over de onderhandelingronde die in Doha is aangevat.

In dat verband is het volstrekt noodzakelijk dat de Europese Unie actief deelneemt aan de debatten over de onderhandelingsmodaliteiten die tot de opstelling van lijsten met toegevingen zullen leiden.

Er kan slechts een akkoord worden bereikt over de commerciële onderhandelingen als op drie gebieden een evenwicht wordt bereikt:

- een algemeen evenwicht bij de onderhandelingen met het oog op de eerbiediging van het beginsel van het eenzijdig engagement,

- een evenwicht bij de landbouwonderhandelingen, dat rekening houdt met de door de producenten van de EU reeds geleverde inspanningen naar aanleiding van de opeenvolgende hervormingen van het GLB en de consolidatie van die hervorming, alsook het multifunctionele karakter van de landbouw,

- tot slot, een evenwicht tussen de inspanningen die de WTO-leden bereid zijn te leveren, rekening houdend met de mogelijkheid die ze hebben om aan de onderhandelingen deel te nemen, alsook met hun ontwikkelingsniveau. Het is derhalve noodzakelijk de voorwaarden voor een differentiatie tussen de ontwikkelingslanden te evalueren en de gevolgen te beperken van een vrije handel voor de landen die preferentiële overeenkomsten met de Europese Unie hebben gesloten, door uitholling van de toegekende preferenties.

Tot slot moet de eensgezindheid van de Europese Unie tijdens de zesde ministeriële bijeenkomst van de WTO worden bewaard. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat de Europese Commissie in voorkomend geval de Commissie landbouw van het Europees Parlement in kennis stelt van de voortgang van de onderhandelingen.

PROCEDURE

Titel

Evaluatie van de Doha-ronde na de ministeriële conferentie van de WTO in Hongkong

Procedurenummer

2005/2247(INI)

Commissie ten principale

INTA

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

AGRI15.12.2005

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Joseph Daul23.11.2005

Behandeling in de commissie

20.2.2006

 

 

 

 

Datum goedkeuring

20.2.2006

Uitslag eindstemming

+: 21

–: -

0: -

 

 

 

Bij de eindstemming aanwezige leden

Marie-Hélène Aubert, Peter Baco, Katerina Batzeli, Joseph Daul, Albert Deß, Carmen Fraga Estévez, Jean-Claude Fruteau, Elisabeth Jeggle, Heinz Kindermann, Stéphane Le Foll, Albert Jan Maat, Mairead McGuinness, Neil Parish, María Isabel Salinas García, Willem Schuth, Czesław Adam Siekierski, Marc Tarabella, Jeffrey Titford

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers

Jan Mulder, James Nicholson, Zdzisław Zbigniew Podkański

Opmerkingen (beschikbaar in één taal)

 

PROCEDURE

Titel

Evaluatie van de Doha-ronde na de ministeriële conferentie van de WTO in Hongkong

Procedurenummers

2005/2247(INI)

Basisontwerpresolutie

Art. 45

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

INTA15.12.2005

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

DEVE15.12.2005

ECON2.2.2006

ITRE15.12.2005

AGRI15.12.2005

 

Geen advies
  Datum besluit

 

 

 

 

 

Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking

Nee

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Georgios Papastamkos13.6.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

23.11.2005

25.1.2006

21.2.2006

 

 

Datum goedkeuring

22.2.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

24

2

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Enrique Barón Crespo, Daniel Caspary, Françoise Castex, Nigel Farage, Christofer Fjellner, Glyn Ford, Béla Glattfelder, Jacky Henin, Syed Kamall, Sajjad Karim, Erika Mann, Helmuth Markov, David Martin, Javier Moreno Sánchez, Georgios Papastamkos, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Bogusław Rogalski, Tokia Saïfi, Robert Sturdy, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Zbigniew Zaleski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Panagiotis Beglitis, Jorgo Chatzimarkakis, Pierre Jonckheer, Maria Martens, Zuzana Roithová, Antolín Sánchez Presedo, Frithjof Schmidt

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid  2)

Seán Ó Neachtain

Datum indiening – A6

1.3.2006                               A6-0051/2006

  • [1]  Documentnummer 05-6248, documentsymbool WT/MIN(05)/DEC.
  • [2]  Aangenomen teksten, 1.12.2005, P6_TA(2005)0461.
  • [3]  Aangenomen teksten, 12.5.2005, P6_TA(2005)0182.
  • [4]  Documentnummer 04-3297, documentsymbool WT/L/579.
  • [5]  Documentnummer 01-5859, documentsymbool WT/MIN(01)/DEC/1.
  • [6]  PB C 296 van 18.10.2000, blz. 121.
  • [7]  PB C 177 E van 25.7.2002, blz. 290.
  • [8]  PB C 77 E van 26.3.2004, blz. 393.
  • [9]  Rapport van de adviesraad van directeur-generaal Supachai Panitchpakdi, WTO, december 2004.
  • [10]  Aangenomen teksten, 9.3.2005, P6_TA-PROV(2005)0066.