VERSLAG inzake de procedure tot vereenvoudiging van de regelgeving
23.3.2006 - (2006/2006(INI))
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Giuseppe Gargani
Rapporteur voor advies (*): Marie-Line Reynaud, Commissie constitutionele zaken
(*) Nauwere samenwerking tussen commissies – artikel 47 van het Reglement
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
inzake de procedure tot vereenvoudiging van de regelgeving
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 oktober 2000 over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad: "De wetgeving verbeteren 1998 - Een gedeelde verantwoordelijkheid” en ”De wetgeving verbeteren 1999”[1],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 november 2001 over het Witboek van de Commissie over Europese governance[2],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 april 2003 over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 2000" en over het verslag van de Commissie aan de Europese Raad "De wetgeving verbeteren 2001"[3],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 februari 2004 over het verslag van de Commissie "Een betere wetgeving 2002"[4],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 maart 2004 over de mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging en verbetering van de communautaire regelgeving[5],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 april 2004 over de toetsing van de impact van de communautaire regelgeving en de raadplegingsprocedures[6],
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie constitutionele zaken, de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6‑0080/2006),
A. overwegende dat vereenvoudiging van het wetgevend kader en waarborging van de duidelijkheid, doeltreffendheid en kwaliteit van zowel bestaande als toekomstige wetgeving essentiële voorwaarden zijn om de doelstelling van een “betere regelgeving” te bereiken, die een prioriteit vormt voor de Unie in het kader van de bevordering van economische groei en werkgelegenheid,
B. gezien de in het interinstitutioneel akkoord inzake betere regelgeving vastgestelde verplichtingen en doelstellingen, met name diegene die erop gericht zijn de communautaire wetgeving te vereenvoudigen en de kwantitatieve omvang daarvan te beperken, en diegene die betrekking hebben op het effect van de communautaire wetgeving in de lidstaten,
C. overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 25 oktober 2005 onder de titel "Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap : een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving" (COM(2005)0535) de vereenvoudiging terecht niet als wetgevende techniek voorstelt die verschilt van de opstelling, omwerking of gewone intrekking van regelgevende teksten maar als een algemene methode die al die werkwijzen omvat en bestemd is om de Europese en nationale regels gemakkelijker toepasbaar en daardoor ook minder geldverslindend te maken,
D. overwegende dat de methode voor de Commissie, het Parlement en de Raad een werktuig in dienst van de strategie van Lissabon is,
E. overwegende dat een dergelijke methode een nauw partnerschap op de eerste plaats tussen de Europese instellingen onderling en vervolgens tussen de Europese instellingen en de autoriteiten van de lidstaten veronderstelt,
F. gezien de niet aflatende inspanningen van de Commissie, de Raad en het Parlement van de afgelopen jaren om instrumenten ter vereenvoudiging van de wetgeving te ontwikkelen, te definiëren en de toepassing ervan te verbeteren,
G. overwegende dat de vereenvoudigingspogingen die sinds de aanvatting van het tweede vereenvoudigingsprogramma in februari 2003, aansluitend op de mededeling van de Commissie "Modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire" (COM(2003)0071), ondernomen zijn, zeer verschillend van aard en omvang geweest zijn, van herziening van richtlijnen op detailpunten tot omwerking van de regelgeving voor een bepaald beleidsterrein in zijn geheel, zodat de procedurele benaderingswijze moeilijk eenvormig te maken is,
H. gezien de bij de tenuitvoerlegging van de interinstitutionele akkoorden inzake codificatie en herschikking van de Europese wetgeving opgedane ervaringen, en overwegende dat deze instrumenten van essentieel belang zijn om te kunnen komen tot een vereenvoudiging van het communautair acquis,
I. overwegende dat sedert de inwerkingtreding van het interinstitutioneel akkoord inzake herschikking slechts 12 voorstellen tot herschikking zijn ingediend, waarvan er 2 uiteindelijk hebben geleid tot publicatie van de daaruit resulterende wetgevingsbesluiten, 2 werden ingetrokken en 8 nog hangende zijn; en overwegende dat er weliswaar tegen de 2400 'families' wetgevingsbesluiten bestaan die voor codificatie in aanmerking zouden kunnen komen, maar dat tot op heden slechts 49 voorstellen dienaangaande zijn ingediend bij het Parlement;
J. overwegende dat het “Lopend programma voor vereenvoudiging”, dat in bijlage 2 van de mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging van de regelgeving is opgenomen, dertig voorstellen bevat die moeilijk te plaatsen zijn omdat ze in algemene termen handelen over gevallen voor “herziening”, “modernisering”, “vereenvoudiging” en dergelijke;
1. steunt krachtig het proces van de vereenvoudiging van de regelgeving van de Unie, alsmede de doelstelling ervoor te zorgen dat deze regelgeving nodig, eenvoudig en effectief is; benadrukt evenwel dat ten aanzien van dit proces aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan:
i) volledige betrokkenheid van het Europees Parlement zowel bij het interinstitutionele debat over vereenvoudiging als, in zijn hoedanigheid van medewetgever, bij de goedkeuring van de wetgeving waarop de vereenvoudigingsprocedure betrekking heeft;
ii) ruime en transparante raadpleging van alle belanghebbenden, dus niet alleen lidstaten en bedrijven, maar ook niet-gouvernementele organisaties;
iii) meer algemene transparantie van het regelgevingsproces, in het bijzonder door de Raadsbesprekingen open te stellen voor publieke controle, wanneer de Raad bijeenkomt in zijn hoedanigheid van wetgever;
2. moedigt de Commissie aan om, gesteund door het interinstitutioneel akkoord inzake betere regelgeving, specifiek gerichte en weldoordachte wetgeving aan te nemen waarvan de effecten kunnen worden voorzien en die zullen bijdragen tot het creëren van gunstige voorwaarden om groei en werkgelegenheid te bevorderen door onnodige administratieve kosten en procedures te verminderen, obstakels die aanpassing en innovatie in de weg staan te verwijderen en in het algemeen te zorgen voor rechtszekerheid,
3. is verheugd over de mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging van het regelgevingskader, over haar toezegging te zullen komen met een programma ter vereenvoudiging van wetgevingsbesluiten, en over de uitgestippelde methoden en doelstellingen voor het verwezenlijken van dat programma;
4. is verheugd over het feit dat de Commissie voornemens is omvangrijke vereenvoudigingsinitiatieven op te nemen in haar jaarlijkse wetgevingsprogramma's en over het feit dat de Commissie aanvullende voorstellen zal indienen die verschillende sectoren van de Europese economie zullen bestrijken; benadrukt het belang van nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie om na te gaan welke wetgeving moet worden vereenvoudigd;
5. is tevreden met de intentie onnodige belasting van het MKB te verminderen en het gebruik van informatietechnologie te intensiveren; is van mening dat een van de doelstellingen van de vereenvoudiging van de regelgeving van de EU moet zijn de regelgeving eenvoudiger en effectiever te maken, en op die manier meer gericht op de gebruiker;
6. is van mening dat het vereenvoudigingsproces in geen geval mag leiden tot een verlaging van de normen waarin de bestaande wetgeving voorziet;
7. stelt vast dat het 'slaagpercentage' van de vereenvoudigingsinitiatieven sinds 2003 niet teleurstelt en dat de gemiddelde duur van de procedures in vergelijking met de ingewikkeldheid van de materies niet overdreven is[7]; stelt niettemin vast dat de vereenvoudigingsinitiatieven die sindsdien aangevat zijn, zeer beperkt in aantal zijn en dat de doelstellingen voor inperking van de verworvenheden van de Gemeenschap, die aanvankelijk vastgelegd waren, nog lang niet bereikt zijn;
8. is van oordeel dat de intrekking van irrelevante en achterhaalde wetgeving hoogste prioriteit moet krijgen en dat onverwijld aan deze vereiste moet worden voldaan; is echter van oordeel dat, wanneer bepaalde wetgeving om deze redenen wordt ingetrokken, tegelijk een communautair wetgevingsbesluit moet worden vastgesteld waarmee wordt voorkomen dat de lidstaten aangelegenheden gaan reguleren die op communautair niveau zijn gedereguleerd;
9. onderlijnt dat, voorzover er sprake van overreglementering van een aantal beleidsterreinen is, de toestand grotendeels aan de wetgevende activiteiten van de lidstaten te wijten is, en dat bijgevolg, als er Europese regels ingetrokken worden, die intrekking gevolgd moet worden door afschaffing van de overeenkomstige nationale bepalingen;
10. stelt voor dat de Commissie een voortdurende controle uitoefent op eventuele nationale wetgeving die van kracht blijft nadat de daaraan ten grondslag liggende communautaire wetgeving is ingetrokken; is van oordeel dat de Commissie gepaste herzieningsclausules dient op te nemen in haar voorstellen;
11. beschouwt codificatie en herschikking als elementaire middelen ter vereenvoudiging van het acquis communautaire en dringt erop aan deze middelen op grotere schaal in te zetten; is overtuigd dat herschikking slechts in beperkte mate is toegepast en dat dit te wijten is aan het gebrek aan interesse vanwege de Commissie en aan het feit dat het Reglement van orde van het Parlement niet nauw genoeg aansluit bij het interinstitutioneel akkoord inzake herschikking;
12. juicht de tot nu toe door codificatie van de communautaire wetgeving behaalde resultaten toe en hoopt dat de betrokken eenheden van de Commissie nieuwe, ambitieuzere codificatievoorstellen zullen opstellen die zich ook tot beleidsgebieden uitstrekken die tot nu toe buiten beschouwing zijn gebleven, met name ondernemingsrecht, intellectuele eigendom en consumentenbescherming;
13. is van oordeel dat, indien bij de instellingen de wens bestaat de wetgeving te vereenvoudigen en dit door middel van codificatie te doen, het interinstitutioneel akkoord inzake codificatie systematischer moet worden toegepast;
14. gaat ervan uit dat het Parlement en de Raad, ter wille van een doeltreffende codificatie, er principieel van moeten afzien de gecodificeerde delen van wetgevingsbesluiten te wijzigen; is overtuigd dat, indien de instellingen werkelijk de wens hebben de wetgeving te vereenvoudigen en dit door middel van herschikking te doen, de gecodificeerde delen van een wetgevingsbesluit moeten worden onderworpen aan de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord inzake codificatie; erkent evenwel dat er een speciale procedure dient te komen om het gecodificeerde gedeelte te kunnen wijzigen wanneer dit van cruciaal belang is om dit gedeelte met het te wijzigen deel in overeenstemming te brengen of het hierop te laten aansluiten;
15. is van oordeel dat het zinvol zou zijn wanneer de instellingen zouden onderzoeken of naast codificatie en herschikking een derde procedure moet worden ingevoerd teneinde te voorzien in de meest geschikte instrumenten voor het vereenvoudigen van de communautaire wetgevingsbesluiten; meent evenwel dat tot op heden in die gevallen waarin de Commissie algemene vereenvoudigingsvoorstellen heeft gedaan die niet kunnen worden ingedeeld bij intrekkingen, codificaties of herschikkingen, het Europees Parlement enkel de gewone procedure kan starten en bijgevolg punt 36 van het interinstitutioneel akkoord van 16 december 2003 inzake betere regelgeving niet kan worden toegepast;
16. is van oordeel dat het interinstitutioneel akkoord inzake herschikking de procedure dient uit te stippelen die moet worden gevolgd wanneer het tijdens een wetgevingsprocedure noodzakelijk blijkt de gecodificeerde gedeelten van het betreffende wetgevingsbesluit te wijzigen;
17. roept de Commissie op om, onder inachtneming van de bovenstaande richtsnoeren, onverwijld een voorstel in te dienen over een herschikking van de interinstitutionele akkoorden met betrekking tot de kwaliteit van de EU-wetgeving;
18. verklaart zich bereid om sterker bij te dragen tot de vereenvoudigingspogingen die door de drie instellingen samen ondernomen moeten worden om de operatie vereenvoudiging weer op gang te trekken;
19. verbindt er zich van zijn kant toe om na te denken over verbetering van zijn eigen procedures en interne wetgevende technieken om de vereenvoudigingen te bespoedigen, met inachtneming van de procedures die door het primair recht voorgeschreven zijn, in dit geval het EG-Verdrag;
20. verzoekt de Commissie constitutionele zaken te bepalen welke wijzigingen aan het Reglement van orde kunnen worden aangebracht om het mogelijk te maken de overeenkomst inzake herschikking daadwerkelijk ten uitvoer te leggen, vooral met het oog op een bredere toepassing van de in het Reglement van orde vastgestelde vereenvoudigde procedures;
21. steunt de praktijk van coregulering en zelfregulering, maar wijst erop dat de Commissie de voorwaarden en grenzen moet bepalen waaraan de partijen bij de toepassing van die praktijken gehouden zijn, en dat deze in elk geval alleen dienen te worden gebruikt onder toezicht van de Commissie en onverminderd het recht van het Parlement, de toepassing ervan af te keuren;
22. verwondert zich over het feit dat de hervorming van het huidig systeem van delegatie van de regelgevende functie (het systeem-"comitologie") in de bewuste mededeling van de Commissie alleen maar in het kort en in het voorbijgaan ter sprake komt[8], terwijl die hervorming het afgeleid Europees recht aanzienlijk kan helpen vereenvoudigen door de Commissie de mogelijkheid te geven om uitvoeringsbepalingen aan te nemen met procedures die vlugger verlopen;
23. is van mening dat de wetgever ook tot vereenvoudiging kan bijdragen via een akkoord over minder gedetailleerde rechtshandelingen en door een beroep te doen op een ruimere waaier van uitvoeringsmaatregelen van de Commissie, op voorwaarde dat effectieve controle van de inhoud van deze uitvoeringsmaatregelen door de wetgever is gewaarborgd;
24. neemt nota van de lijst van acties in het lopend programma voor vereenvoudiging van de Commissie en zal in het raam van het komende wetgevingsproces actief meewerken om de doelstelling te halen dat de daar genoemde wetgeving wordt vereenvoudigd, als dit wenselijk is;
25. verwacht dat de diverse herzienings- en herwerkingsvoorstellen van de Commissie zullen bijdragen tot een verhoging van het peil van de Unie van economische en sociale ontwikkeling in het kader van het beleid inzake duurzame ontwikkeling, alsmede van het peil van de bescherming van de gezondheid van burgers en van de kwaliteit van hun leefmilieu, overeenkomstig de doelstellingen in artikel 2 van het Verdrag;
26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] PB C 197 van 12.7.2001, blz. 433.
- [2] PB C 153 E van 27.6.2002, blz. 314.
- [3] PB C 64 E van 12.3.2004, blz. 135.
- [4] PB C 98 E van 23.4.2004, blz. 155.
- [5] PB C 102 E van 28.4.2004, blz. 512.
- [6] PB C 104 E van 30.4.2004, blz. 146.
- [7] De Commissie wijst er in haar mededeling op (in een voetnoot op blz. 26) dat 15 wetgevende voorstellen die volgens het vereenvoudigingsprogramma van 2003 ingediend zijn, nog altijd bij de wetgever in behandeling zijn. Nieuwe bijwerking van de gegevens, momenteel aan de gang, toont aan dat meer dan de helft inmiddels aangenomen is of binnenkort aangenomen wordt.
- [8] In punt 3 letter d, in fine.
TOELICHTING
I. Inleiding
1. Mededeling COM(2005)0535 vloeit voort uit de initiatieven die de Commissie sinds geruime tijd neemt om de kwaliteit van de Gemeenschapswetgeving te verbeteren. Deze initiatieven hebben in de eerste plaats ten doel bij te dragen tot het ontstaan van een Europees regelgevingskader dat aan de wetgevingseisen met betrekking tot het scheppen van zekerheid en nauwgezetheid voldoet.
De recente inspanningen op dit gebied hebben geleid tot het op 16 december ondertekende interinstitutionele akkoord "Beter wetgeven"[1], dat zich uitstrekt tot uiteenlopende aspecten van deze taak, zoals een betere coördinatie van het wetgevingsproces, grotere transparantie en toegankelijkheid, effectbeoordeling en omzetting van het Gemeenschapsrecht, codificatie en vereenvoudiging alsmede alternatieve reguleringsmethoden en een vermindering van de kwantitatieve omvang van de wetgeving.
Meer algemeen gesproken heeft de Commissie in de afgelopen jaren een groot aantal mededelingen en voorstellen over bovengenoemde onderwerpen ingediend[2]. Het Parlement heeft op zijn beurt herhaaldelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt waar het gaat om problemen met betrekking tot de kwaliteit van de wetgeving[3].
2. De Raad heeft zich eveneens uitvoerig over deze aangelegenheid gebogen. Tijdens een uitgebreide discussie op de bijeenkomst van 28 en 29 november 2005 werd de mededeling over de vereenvoudiging van de wetgeving toegejuicht en het belang van de verwezenlijking van een dergelijke vereenvoudiging werd benadrukt. Met name heeft de Raad erkend dat verordeningen onder bepaalde omstandigheden geschiktere instrumenten vormen dan richtlijnen, voorzover zij voor een grotere mate aan rechtszekerheid zorgen en de soepele werking van de markt begunstigen. In elk geval stelt de Raad dat de juiste benadering telkens per geval moet worden bepaald, waarbij steeds het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel in acht moeten worden genomen.
Bij andere gelegenheden heeft de Raad opgemerkt dat begrijpelijke wetteksten van vitaal belang zijn voor de burgers en het bedrijfsleven en werd er gewezen op de belangrijke rol van codificatie en effectbeoordeling.
II. De mededeling van de Commissie
1. Met het oog op de doelstelling de communautaire en nationale wetgeving door middel van de beoogde vereenvoudiging minder omslachtig, makkelijker uitvoerbaar en doeltreffender te maken, wil de Commissie met haar mededeling COM(2005)0535 een verdere stap doen en de ingeslagen weg op basis van de reeds erkende beginselen voortzetten om het vereenvoudigingsproces verder in te vullen.
Wat betreft de algemene gedachtegang is de mededeling in twee delen onderverdeeld. In het eerste wordt het "Lopend programma voor vereenvoudiging" uiteengezet en aangegeven welke wetgevingsbesluiten de Commissie van plan is in de komende drie jaar ten behoeve van vereenvoudiging te herzien. Het programma wordt in bijlage 2 bij de mededeling uitvoerig beschreven en zal regelmatig worden herzien en bijgewerkt.
De Commissie zal bovendien de voornaamste vereenvoudigingsinitiatieven in haar jaarlijkse werkprogramma integreren en is voornemens een aantal aanvullende mededelingen te publiceren met betrekking tot de landbouw, het milieu en andere beleidsgebieden.
2. Het tweede deel van de mededeling heeft een meer algemeen karakter en omlijnt de doelstellingen, methoden en procedures van de vereenvoudiging.
De Commissie stelt vijf manieren voor om tot een vereenvoudiging van de wetgeving te komen: intrekkingen, codificatie, herschikking, wijziging van de regelgevingsaanpak en intensivering van het gebruik van informatietechnologie.
3. Meer specifiek gaat het er in het geval van intrekkingen om wetsbesluiten af te schaffen die sinds 1957 zijn goedgekeurd, irrelevant geworden of achterhaald zijn door de technische of technologische vooruitgang, de ontwikkeling van het beleid van de Unie, wijzigingen in de manier waarop de bepalingen van het Verdrag worden toegepast, of door de ontwikkeling van internationale voorschriften of normen.
4. Onder Codificatie is een procedure te verstaan waarbij de te codificeren wetsbesluiten worden herroepen en vervolgens, zonder hun inhoud te wijzigen, worden vervangen door één wetsbesluit. De geconsolideerde tekst wordt zodoende in één wetbesluit samengevat, in een coherente en begrijpelijke nieuwe tekst die in de plaats komt van het oorspronkelijke wetsbesluit inclusief alle wijzigingen daarop.
In de praktijk wordt de codificatie voorbereid met behulp van de Adviesgroep, die bestaat uit medewerkers van de juridische diensten van de drie instellingen. De Adviesgroep heeft de taak de voorstellen van de Commissie door te lichten en ervoor te zorgen dat zij een codificatie in de ware zin van het woord betekenen en dat de Commissie de teksten niet materieel heeft gewijzigd.
Het opheffen van achterhaalde bepalingen, de harmonisatie van de in het nieuwe wetgevingsbesluit gebruikte terminologie en de opstelling van een nieuwe preambule zijn verschillende elementen van het codificatieproces, met behulp waarvan het mogelijk wordt de omvang van de wetgeving te beperken zonder de inhoud daarvan aan te tasten.
5. Bij Herschikking worden door een nieuw wettelijk bindend besluit, dat in de plaats komt voor ingetrokken wetgevingsbesluiten, aan de ene kant inhoudelijke beleidselementen van de wetgeving gewijzigd en aan de andere kant de overige bepalingen, die ongewijzigd dienen te blijven, gecodificeerd.
Door de herschikkingsmethode wordt het mogelijk niet alleen wetgevingsbesluiten te actualiseren door hun inhoud te wijzigen, maar tegelijkertijd de soms woekerende wetgeving te codificeren. Hierdoor kan herschikking ertoe bijdragen de wetgeving te vereenvoudigen en begrijpelijker te maken.
Herschikking wordt geregeld bij het interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001[4].
6. Wijziging van de regelgevingsaanpak werkt naar twee kanten. Ten eerste biedt deze aanpak grotere mogelijkheden voor alternatieve regelgevingsmethoden zoals coregulering en zelfregulering.
Onder coregulering wordt volgens de definitie van het IIA "Beter wetgeven" (punt 18) verstaan "het mechanisme waarbij een communautair wetsbesluit de verwezenlijking van de door de wetgevingsautoriteit omschreven doelstellingen overlaat aan de erkende betrokken partijen op dit gebied (met name economische subjecten, sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en verenigingen)".
Daarentegen betekent zelfregulering "de mogelijkheid dat economische subjecten, de sociale partners, de niet-gouvernementele organisaties of de verenigingen, onderling en voor henzelf gemeenschappelijke richtsnoeren op Europees niveau vaststellen (met name gedragscodes of sectorale overeenkomsten)" (punt 22 van het voornoemde IIA).
Ten tweede heeft de wijziging van de regelgevingsaanpak betrekking op de keuze van het meest geschikte wetgevingsinstrument, namelijk het vervangen van richtlijnen door verordeningen.
Het is algemeen bekend dat verordeningen onmiddellijk van toepassing zijn, zonder de vervormingen die door de omzetting kunnen worden veroorzaakt, zonder de discrepanties die het gevolg kunnen zijn van de keuze van de uitvoeringsmaatregelen en zonder de noodzaak de nationale wetgeving uit te breiden.
Om deze redenen spelen verordeningen een belangrijke rol bij de vereenvoudiging van de wetgeving. Richtlijnen dienen alleen nog te worden voorgesteld wanneer het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel vereisen dat de lidstaten ruimere armslag dienen te krijgen.
7. De enorme mogelijkheden van de informatietechnologie kunnen beter worden benut. Een veilige en geïntegreerde e-overheid kan administratieve lasten helpen verminderen door procedures te versnellen, de hoeveelheid papierwerk te beperken, de wetgeving uniformer toe te passen en het risico op fouten te beperken.
8. De Commissie besluit haar mededeling met het verzoek aan de instellingen en de lidstaten de op vereenvoudiging gerichte inspanningen te ondersteunen.
III. Het standpunt van de rapporteur
1. Dit ontwerpverslag over de vereenvoudiging van de wetgeving heeft ten doel een antwoord te formuleren op de mededeling van de Commissie en zo mogelijk suggesties te doen ter verbetering van de effectiviteit van de voorgestelde vereenvoudigingsmethoden.
2. Uw rapporteur kan vooral instemmen met de techniek van intrekking.
Het lijkt meer dan logisch dat het Parlement voorstellen van de Commissie voor de intrekking van irrelevante of achterhaalde wetgevingsbesluiten niet alleen ondersteunt, maar zelf tot dergelijke voorstellen oproept.
De Commissie moet er echter op worden gewezen dat het in zulke gevallen niet alleen nodig zal zijn Gemeenschapswetgeving in te trekken, maar tevens een nieuw communautair wetbesluit aan te nemen dat, conform de preventietheorie, garandeert dat de lidstaten ervan worden weerhouden aangelegenheden te reguleren die op Gemeenschapsniveau zijn gedereguleerd. De Commissie dient daartoe gepaste stappen te nemen.
Het idee van de Commissie om herzieningsclausules op te nemen in haar wetgevingsvoorstellen is op het eerste gezicht interessant en in eerste instantie lijkt er niets een goedkeuring door het Parlement in de weg te staan.
3. Uw rapporteur is eveneens voorstander van codificatie, aangezien daarbij teksten worden geproduceerd die begrijpelijk zijn en voor rechtszekerheid zorgen. Deze methode vormt daarom een van de belangrijkste instrumenten voor de vereenvoudiging van de wetgeving.
Er zijn in totaal ongeveer 2400 'families' wetgevingsbesluiten waarop deze methode zou kunnen worden toegepast. Het Parlement heeft tot nu toe 49 codificatievoorstellen behandeld, die voornamelijk met de landbouwsector of met zeer specifieke beleidsmaatregelen te maken hadden. Er valt te hopen dat de codificatie in de komende twee jaar effect zal sorteren op centrale economische terreinen als het ondernemingsrecht, intellectuele eigendom en consumentenbescherming. Er moet kritiek worden geuit op de Commissie vanwege het gebrek aan engagement dat zij bij de toepassing van deze techniek aan de dag legt. Het is aan haar om politiek het voortouw te nemen opdat er met prioriteit kan worden gewerkt aan de codificatie van wetgeving die van centraal belang is voor het concurrentievermogen van de industrie en de belangen van de burgers.
4. Herschikking is waarschijnlijk het belangrijkste instrument voor vereenvoudiging en moet algemeen worden aangemoedigd. De wetgevingsinitiatieven van de Commissie op het gebied van bijvoorbeeld de interne markt of het milieu zouden de vorm kunnen aannemen van herschikkingsvoorstellen.
Vanwege het tweeledige karakter van herschikking – het vroegere wetgevingsbesluit wordt gecodificeerd en gewijzigd en vervolgens door een nieuw besluit vervangen – gaat het daarbij om een bijzonder ingewikkelde techniek. Dit verklaart waarom de Commissie er zelden gebruik van maakt en vaak de voorkeur geeft aan traditionele initiatieven zoals gewone wijzigingen van of aanvullingen op de bestaande wetgeving.
Tot nu toe zijn er twaalf voorstellen ingediend uit hoofde van het IIA van 2002 inzake herschikking: daarvan werden er uiteindelijk twee gepubliceerd, twee ingetrokken en zijn er nog acht hangende. Het is niet begrijpelijk waarom het belangrijkste vereenvoudigingsinstrument zo zelden wordt toegepast. Dit is een van punten waarop het Parlement actief zou kunnen worden.
Uw rapporteur is van oordeel dat er slechts in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van herschikking en dat dit te wijten is aan het feit dat het Reglement van orde van het Parlement niet nauw genoeg aansluit bij het desbetreffende interinstitutionele akkoord.
Het Parlement zou de Commissie tevens er toe kunnen oproepen het IIA inzake herschikking systematischer toe te passen, teneinde met name een duidelijker onderscheid te maken tussen het gecodificeerde gedeelte van een wetgevingsbesluit, waarop uiteraard het IIA van 1994 inzake codificatie[5] moet worden toegepast, materiële wijzigingen en bepalingen die "louter formeel of redactioneel [worden] aangepast" (punt 4, streepje drie, van het IIA inzake herschikking).
Buiten een duidelijke onderscheiding van de materieel gewijzigde delen en de gecodificeerde delen zou eventueel naast codificatie en herschikking een derde werkwijze kunnen worden ingevoerd om voor adequate instrumenten voor de vereenvoudiging van communautaire wetgeving te zorgen. Deze derde werkwijze zou de louter formele en redactionele wijzigingen als bedoeld in punt 4, streepje drie van het voornoemde IIA kunnen omvatten. Dit soort formele veranderingen en aanpassingen zou kunnen worden voorgelegd aan de Adviesgroep (punt 4 van het IIA inzake codificatie), die dan, volgens de procedure die reeds bij het codificatieproces wordt toegepast, zou kunnen vaststellen of de gemaakte wijzigingen beleidsneutraal zijn.
Daarnaast zou het wenselijk zijn te bepalen of het Parlement en de Raad een versnelde herschikkingsregeling kunnen invoeren die, natuurlijk zonder het normale wetgevingsproces van de Gemeenschap te ondermijnen, een procedure zou impliceren waarbij herschikkingen bijvoorbeeld door slechts één parlementaire commissie zouden worden behandeld of waarbij de bevoegde commissie in eerste instantie zou beslissen of een herschikkingsvoorstel in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure als bedoeld in het Reglement van orde.
Punt 36 van het IIA "Beter wetgeven" roept de wetgevingsautoriteit op zijn werkmethoden te wijzigen door te voorzien in ad-hocstructuren die specifiek belast zijn met de vereenvoudiging van de wetgeving. Bij de herziening van het IIA inzake herschikking (of bij de opstelling van een nieuw IIA of door een wijziging van het IIA "Beter wetgeven") zouden dergelijke ad-hocprocedures kunnen worden ingevoerd.
In elk geval dient het Parlement, gezien het belang van herschikking als vereenvoudigingsinstrument, het IIA nog eens onder de loep te nemen en de redenen te onderzoeken waarom zo zelden van dat instrument gebruik wordt gemaakt. Ook moeten de instellingen hun verantwoordelijkheid hiervoor nemen.
Indien werkelijk de wens bestaat herschikking tot een doeltreffend instrument te maken, moeten het Parlement en de Raad de beperkingen erkennen die verbonden zijn aan de toepassing van het IIA inzake codificatie en ervan afzien bij de herschikking van wetgevingsbesluiten gecodificeerde bepalingen te wijzigen (deze conclusie moet worden getrokken uit punt 8 van het IIA inzake herschikking). Mochten de instellingen zich daartoe verplichten moet een speciale procedure worden ingevoerd voor de wijziging van het gecodificeerde gedeelte van een wetgevingsbesluit, waar deze nodig is om de samenhang met het te wijzigen deel te waarborgen. Dit impliceert uiteraard een wijziging van punt 8 van het IIA inzake herschikking, dat een dergelijke procedure tot nu toe in de weg staat.
5. Wat betreft wijziging van de regelgevingsaanpak en coregulering heeft het Parlement zijn standpunt reeds te kennen gegeven in zijn resolutie van 9 maart 2004 over de mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging en verbetering van de communautaire regelgeving en heeft het recht verdedigd om zich te verzetten tegen de inwerkingtreding van elke vrijwillige ontwerpovereenkomst in het kader van de coreguleringsprocedure.
De Commissie moet zeer voorzichtig te werk gaan wanneer zij een beroep doet op coregulering en zelfregulering en moet daarbij steeds het referentiekader van het IIA "Beter wetgeven" in acht nemen, dat in elk geval bepaalt dat ontwerpovereenkomsten aan de wetgevingsautoriteit moeten worden toegezonden.
Het voorstel van de Commissie om de coregulering uit te breiden tot belangrijke economische sectoren (bijvoorbeeld diensten) is zeer zinvol. Het is van cruciaal belang dat de Commissie het IIA "Beter wetgeven" ten uitvoer legt en zich ertoe verplicht in haar wetgevingsvoorstellen te specificeren op welke voorwaarden en binnen welke grenzen de betrokken partijen vrijwillige overeenkomsten zouden kunnen sluiten.
6. De vervanging van richtlijnen door verordeningen is van vitaal belang voor de vereenvoudiging van de wetgeving aangezien daardoor problemen bij de omzetting worden voorkomen en de hoeveelheid wetsinstrumenten kan worden gereduceerd, vooropgesteld dat de procedure weloverwogen wordt toegepast en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheden van de lidstaten.
7. Uw rapporteur heeft geen bezwaar tegen het voorstel van de Commissie om het potentieel van de informatietechnologie ten volle te benutten. Het Parlement kan zijn steun verlenen aan zowel het aangekondigde actieplan inzake e-overheid als de wetgevingsvoorstellen om procedures te veranderen met het oog op het gebruik van moderne instrumenten en technologie.
8. Kortom, de Commissie moet worden bedankt voor het feit dat zij zich ervoor inzet de regelgeving te vereenvoudigen om – en dit mag niet worden vergeten – de belangen van de burger te behartigen en het werk van de instellingen efficiënter en de wetgevingsinstrumenten doeltreffender te maken.
Evenwel dient zij gehoor te geven aan de bovenstaande opmerkingen en moet zij proberen zorgvuldiger te werk te gaan om de vereenvoudigingsmethoden te verbeteren zonder inbreuk te maken op de in de Verdragen vastgestelde procedures. Zoals reeds enkele malen vermeld zou een herziening van het IIA inzake herschikking een belangrijke impuls kunnen geven aan het vereenvoudigingsproces, zowel wat betreft de methoden als wat betreft de resultaten daarvan.
Ten slotte is uw rapporteur van mening dat het redelijk zou zijn de Commissie op te roepen onverwijld, en onder inachtneming van de in de bovenstaande omlijnde richtsnoeren, een voorstel in te dienen tot herschikking van de interinstitutionele overeenkomsten met betrekking tot de kwaliteit van de EU-wetgeving.
20.3.2006
ADVIES VAN DE COMMISSIE ECONOMISCHE EN MONETAIRE ZAKEN
aan de Commissie juridische zaken
inzake een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving
Rapporteur voor advies: Pervenche Berès
SUGGESTIES
De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is een groot voorstander van het streven naar een eenvoudigere EU-wetgeving en is het met de Commissie eens dat het nodig is de drie grote doelstellingen van de Lissabon-strategie in de EU-wetgeving centraal te stellen;
2. betreurt het dat de Commissie het Parlement noch de Raad over de vereenvoudiging van de wetgeving heeft geraadpleegd; maakt zich zorgen over het feit dat er onvoldoende aandacht aan de gevolgen van de vereenvoudiging is besteed, die vaak niet van louter technische aard zal zijn, maar tot ingrijpende veranderingen kan leiden en die de verantwoordelijkheid van de wetgever moet blijven; heeft, gelet op het gebrek aan raadpleging en coördinatie door de Commissie, ernstige twijfels over haar vermogen de regelgeving daadwerkelijk te vereenvoudigen en te verbeteren;
3. staat positief tegenover een beginselgerichte wetgeving, maar is bang dat de voorstellen van de Commissie ontoereikend zullen zijn;
4. steunt de codificatie van het acquis communautaire, maar is sceptisch aangaande een volledige herschikking, aangezien deze tot uiteenlopende interpretaties van de EU-instellingen zou kunnen leiden; waarschuwt dat de vereenvoudiging er niet toe mag leiden dat het acquis zonder democratische controle wordt herschreven;
5. staat weliswaar niet onwelwillend tegenover zelfregulering door het bedrijfsleven, mits dit gepast en doeltreffend is, maar maakt zich zorgen over het gebrek aan democratische verantwoordingsplicht in situaties waarin de verantwoordelijkheid voor belangrijke beleidswijzigingen, zoals de internationale standaarden voor jaarrekeningen, op externe, particuliere organisaties zonder parlementair toezicht wordt afgewenteld;
6. meent dat het alleen acceptabel zal zijn om enerzijds de wetgeving op politieke beginselen te concentreren en anderzijds de uitvoerende maatregelen aan de comitologie over te laten als er een nieuw interinstitutioneel akkoord wordt gesloten; is van oordeel dat een betere wetgeving alleen kan worden verwezenlijkt als er wederzijds vertrouwen tussen de EU-instellingen bestaat en als deze laatste de privileges van het Parlement onverkort in acht nemen;
7. roept de Commissie derhalve op een meer doordacht en democratisch gepaster plan voor de verbetering en vereenvoudiging van de EU-wetgeving voor te leggen.
PROCEDURE
Titel |
Strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving | |||||
Procedurenummer |
||||||
Commissie ten principale |
JURI | |||||
Medeadviserende commissie(s) |
ECON | |||||
Nauwere samenwerking |
| |||||
Rapporteur(s) voor advies |
Pervenche Berès | |||||
Vervangen rapporteur(s) voor advies |
| |||||
Behandeling in de commissie |
20.3.2006 |
|
|
|
| |
Datum goedkeuring |
20.3.2006 | |||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
28 0 0 | ||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Udo Bullmann, Sharon Bowles, Ieke van den Burg, Elisa Ferreira, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Robert Goebbels, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Sophia in 't Veld, Othmar Karas, Wolf Klinz, Christoph Konrad, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Cristobal Montoro Romero, Joseph Muscat, John Purvis, Eoin Ryan, Antolín Sánchez Presedo, Peter Skinner, Margarita Starkevičiūtė, Ivo Strejček. | |||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Harald Ettl, Catherine Guy-Quint, Werner Langen, Vladimír Maňka. | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
| |||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... | |||||
23.2.2006
ADVIES VAN DE COMMISSIE MILIEUBEHEER, VOLKSGEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID
aan de Commissie juridische zaken
inzake een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving
Rapporteur voor advies: Gyula Hegyi
SUGGESTIES
De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. steunt krachtig het proces van de vereenvoudiging van de EU-regelgeving, alsmede de doelstelling ervoor te zorgen dat deze regelgeving nodig, eenvoudig en effectief is; benadrukt evenwel dat ten aanzien van dit proces aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan:
i) volledige betrokkenheid van het Europees Parlement zowel bij het interinstitutionele debat over vereenvoudiging als, in zijn hoedanigheid van medewetgever, bij de goedkeuring van de wetgeving waarop de vereenvoudigingsprocedure betrekking heeft;
ii) ruime en transparante raadpleging van alle belanghebbenden, dus niet alleen lidstaten en bedrijven, maar ook niet-gouvernementele organisaties;
iii) meer algemene transparantie van het regelgevingsproces, in het bijzonder door de Raadsvergaderingen open te stellen voor publieke controle, wanneer de Raad bijeenkomt in zijn hoedanigheid van wetgever;
2. is tevreden met de intentie onnodige belasting van het MKB te verminderen en het gebruik van informatietechnologie te intensiveren; is van mening dat een van de doelstellingen van de vereenvoudiging van de EU-regelgeving moet zijn de regelgeving eenvoudiger en effectiever te maken, en op die manier meer gericht op de gebruiker;
3. is tevreden met de aanpak van de Commissie waarbij de behoefte aan vereenvoudiging wordt geïdentificeerd vanuit sectoroogpunt, alsmede met het voorgestelde gebruik van de methoden van intrekking, codificatie en herschikking; waarschuwt evenwel tegen een te enge en louter financiële en administratieve analyse van de kosten en baten van de wetgeving in kwestie; is er sterk van overtuigd dat bij elke beoordeling met het oog op vereenvoudiging in gelijke mate rekening moet worden gehouden met economische, sociale en milieu- en gezondheidsaspecten en dat deze beoordeling niet mag worden beperkt tot kortetermijnoverwegingen; is van mening dat het vereenvoudigingsproces in geen geval mag leiden tot een verlaging van de normen waarin de bestaande wetgeving voorziet;
4. benadrukt dat de traditionele wetgevingsinstrumenten het normale middel moeten blijven om de in de verdragen vastgestelde beleidsdoelstellingen te halen en is van mening dat alternatieve regelgevingsmethoden, zoals co-regulering, een nuttige aanvulling op wetgevingsmaatregelen kunnen zijn, als zij zorgen voor verbeteringen van gelijke of ruimere omvang dan degene die kunnen worden gerealiseerd via wetgeving; onderstreept dat elk gebruik van alternatieve regelgevingsmethoden moet stroken met het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven"[6];
5. is van mening dat met het gebruik van co-regulering het risico bestaat van een evolutie naar minder transparantie en aansprakelijkheid, als gevolg van de uitsluiting van verkozen vertegenwoordigers van de besluitvorming en als gevolg van ongelijke participatierechten voor niet-gouvernementele organisaties en andere belanghebbenden; is bijgevolg van mening dat co-regulering als norm strikt beperkt moet worden tot maatregelen van louter technische harmonisatie;
6. herhaalt dat voor een beroep op de uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie ("comitologie") een grondige herziening nodig is van Richtlijn nr. 1999/468/EG,
i) om te zorgen voor meer openheid;
ii) om ervoor te zorgen dat de overdracht van uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie wordt beperkt tot uitvoeringsmaatregelen en afhankelijk is van een duidelijke omschrijving van de doelstelling, inhoud, omvang en duur van de bevoegdheidsdelegatie;
iii) om te zorgen voor de invoering van formele gelijkheid tussen de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad bij de controle van de maatregelen in kwestie, via de invoering van adequate revocatiemechanismen of uitdovingsclausules;
7. steunt het standpunt van de Commissie dat herzieningsclausules een soortgelijk doel dienen als uitdovingsclausules, terwijl zij een lager risico inhouden van wettelijke leemten, en spreekt bijgevolg een duidelijke voorkeur uit voor herzieningsclausules boven uitdovingsclausules;
8. is niet overtuigd van de verdiensten van de suggestie richtlijnen te vervangen door verordeningen, omdat dit tot uitvoeringsproblemen kan leiden, doordat verordeningen ongevoelig zijn voor de sterk verschillende administratieve en ecologische omstandigheden op nationaal niveau, en vreest dat dit bijgevolg leidt tot wetgeving die de kleinste gemene deler vormt in plaats van zich op het peil te situeren dat nodig is om de gekozen doelstellingen te halen; vraagt bijgevolg dat de voor- en nadelen van deze handelwijze zorgvuldig per geval worden beoordeeld, alvorens wordt gesuggereerd een richtlijn door een verordening te vervangen;
9. neemt nota van de lijst van acties in het lopend programma voor vereenvoudiging van de Commissie en zal in het raam van het komende wetgevingsproces actief meewerken om de doelstelling te halen dat de daar genoemde wetgeving wordt vereenvoudigd, als dit wenselijk is;
10. betreurt de intrekking van sommige wetgevingsvoorstellen, met name degene die betrekking hebben op de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede de daarvoor gemaakte reclame, en op de mogelijkheid een verlaagd accijnstarief toe te passen op bepaalde minerale oliën die biobrandstoffen bevatten en op biobrandstoffen;
11. verwacht dat de diverse herzienings- en herwerkingsvoorstellen van de Commissie zullen bijdragen tot een verhoging van het EU-peil van economische en sociale ontwikkeling in het kader van het beleid inzake duurzame ontwikkeling, alsmede van het peil van de bescherming van de gezondheid van burgers en van de kwaliteit van hun leefmilieu, overeenkomstig de doelstellingen in artikel 2 van het Verdrag;
PROCEDURE
Titel |
Een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving | |||||
Procedurenummer |
||||||
Commissie ten principale |
JURI | |||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
ENVI 19.1.2006 | |||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
| |||||
Rapporteur voor advies |
Gyula Hegyi 7.2.2006 | |||||
Vervangen rapporteur voor advies |
| |||||
Behandeling in de commissie |
22.2.2006 |
|
|
|
| |
Datum goedkeuring |
22.2.2006 | |||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
45 0 0 | ||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Adamos Adamou, Georgs Andrejevs, Liam Aylward, Johannes Blokland, John Bowis, Frederika Brepoels, Dorette Corbey, Avril Doyle, Jillian Evans, Anne Ferreira, Karl-Heinz Florenz, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Satu Hassi, Gyula Hegyi, Marie Anne Isler Béguin, Christa Klaß, Eija-Riitta Korhola, Holger Krahmer, Urszula Krupa, Aldis Kušķis, Marie-Noëlle Lienemann, Marios Matsakis, Roberto Musacchio, Miroslav Ouzký, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Karin Scheele, Carl Schlyter, Richard Seeber, Jonas Sjöstedt, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Thomas Ulmer, Anja Weisgerber, Åsa Westlund, Anders Wijkman | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
María del Pilar Ayuso González, Bairbre de Brún, Milan Gaľa, Jutta D. Haug, Erna Hennicot-Schoepges, Miroslav Mikolášik, Robert Sturdy | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Miguel Angel Martínez Martínez | |||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… | |||||
20.3.2006
ADVIESVAN DE COMMISSIE CONSTITUTIONELE ZAKEN(*)
aan de Commissie juridische zaken
inzake de procedure tot vereenvoudiging van de regelgeving
Rapporteur voor advies(*): Marie-Line Reynaud
(*) Nauwere samenwerking tussen commissies - Artikel 47 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie constitutionele zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie juridische zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
A. overwegende dat initiatieven tot vereenvoudiging van de regelgeving bij de Europese instellingen al meer dan 10 jaar aan de orde van de dag zijn, in verschillende vormen en richtingen,
B. overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 25 oktober 2005 onder de titel "Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap : een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving" (COM(2005)0535) de vereenvoudiging terecht niet als wetgevende techniek voorstelt die verschilt van de opstelling, omwerking of gewone intrekking van regelgevende teksten maar als een algemene methode die al die werkwijzen omvat en bestemd is om de Europese en nationale regels gemakkelijker toepasbaar en daardoor ook minder geldverslindend te maken,
C. overwegende dat de methode voor de Commissie, het Parlement en de Raad een werktuig in dienst van de strategie van Lissabon is,
D. overwegende dat een dergelijke methode een nauw partnerschap op de eerste plaats tussen de Europese instellingen onderling en vervolgens tussen de Europese instellingen en de autoriteiten van de lidstaten veronderstelt,
E. overwegende dat de ervaringen van de Commissie, de Raad en het Europees Parlement met de omwerking van wetgevende teksten onlangs geëvalueerd zijn in een rapport van de juridische diensten van de drie instellingen, dat de vinger op een aantal 'kinderziekten' legt, maar ook nuttige leringen voor de toekomst bevat[7],
F. overwegende dat de vereenvoudigingspogingen die sinds de aanvatting van het tweede vereenvoudigingsprogramma (COM(2003)0071) in februari 2003 ondernomen zijn, zeer verschillend van aard en omvang geweest zijn, van herziening van richtlijnen op detailpunten tot omwerking van de regelgeving voor een bepaald beleidsterrein in zijn geheel, zodat de procedurele benaderingswijze moeilijk eenvormig te maken is,
1. wijst erop dat vereenvoudiging noodzakelijk en gewenst is, maar in geen geval de beleidsvoering die gevolgd wordt in het gedrang mag brengen en dat bijgevolg, als de verworvenheden van de Gemeenschap gewijzigd worden, de wijziging, hoe gering ook, niet buiten elke democratische controle om mag gebeuren maar de wetgever voorgelegd moet worden;
2. onderlijnt dat, voorzover er sprake van overreglementering van een aantal beleidsterreinen is, de toestand grotendeels aan de wetgevende activiteiten van de lidstaten te wijten is, en dat bijgevolg, als er Europese regels ingetrokken worden, die intrekking gevolgd moet worden door afschaffing van de overeenkomstige nationale bepalingen;
3. verwondert zich over het feit dat de hervorming van het huidig systeem van delegatie van de regelgevende functie (het systeem-"comitologie") in de bewuste mededeling van de Commissie alleen maar in het kort en in het voorbijgaan ter sprake komt[8], terwijl die hervorming het afgeleid Europees recht aanzienlijk kan helpen vereenvoudigen door de Commissie de mogelijkheid te geven om uitvoeringsbepalingen aan te nemen met procedures die vlugger verlopen;
4. stelt vast dat het 'slaagpercentage' van de vereenvoudigingsinitiatieven sinds 2003 niet teleurstelt en dat de gemiddelde duur van de procedures in vergelijking met de ingewikkeldheid van de materies niet overdreven is[9];
5. stelt niettemin vast dat de vereenvoudigingsinitiatieven die sindsdien aangevat zijn, zeer beperkt in aantal zijn en dat de doelstellingen voor inperking van de verworvenheden van de Gemeenschap, die aanvankelijk vastgelegd waren, nog lang niet bereikt zijn;
6. stipt ook aan dat de procedures voor een aantal werkwijzen die in de vereenvoudigingstrategie gevolgd worden, meer in het bijzonder bij omwerkingen, duidelijker de bevoegdheid van elke afzonderlijke instelling zouden kunnen vastleggen om proceduregeschillen en de blokkeringen die er het gevolg van kunnen zijn, te voorkomen; de wetgevende bevoegdheden van het Europees parlement moeten volledig gevrijwaard blijven, maar de Commissie constitutionele zaken moet over werkmethoden nadenken die de parlementsleden in staat stellen om de vereenvoudiging op een efficiënte manier te behandelen;
7. verklaart zich bereid om sterker bij te dragen tot de vereenvoudigingspogingen die door de drie instellingen samen ondernomen moeten worden om de operatie vereenvoudiging weer op gang te trekken;
8. verbindt er zich van zijn kant toe om na te denken over verbetering van zijn eigen procedures en interne wetgevende technieken om de vereenvoudigingen te bespoedigen, met inachtneming van de procedures die door het primair recht voorgeschreven zijn, in dit geval het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
9. meent dat als uitgangspunt voor een dergelijke werkwijze de ontleding van de vereenvoudigingsinitiatieven moet dienen die sinds 2003 aangevat zijn, die vervolgens mogelijkheden kan aanwijzen om de technieken en procedures die bij het Europees Parlement in gebruik zijn, te verbeteren;
10. verzoekt zijn Voorzitter om de vraag of er eventueel wijzigingen in zijn Reglement aan te brengen zijn, naar de bevoegde commissie te verwijzen.
PROCEDURE
Titel |
De procedure tot vereenvoudiging van de regelgeving | |||||
Procedurenummer |
||||||
Commissie ten principale |
JURI | |||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
AFCO | |||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
19.1.2006 | |||||
Rapporteur voor advies |
Marie-Line Reynaud | |||||
Vervangen rapporteur voor advies |
| |||||
Behandeling in de commissie |
21.2.2006 |
|
|
|
| |
Datum goedkeuring |
20.3.2006 | |||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
14 | ||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Carlos Carnero González, Richard Corbett, Jean-Luc Dehaene, Panayiotis Demetriou, Andrew Duff, Maria da Assunção Esteves, Ignasi Guardans Cambó, Jo Leinen, Íñigo Méndez de Vigo, Marie-Line Reynaud, Johannes Voggenhuber | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Georgios Papastamkos, Jacek Protasiewicz, Jacques Toubon | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
| |||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… | |||||
PROCEDURE
Titel |
De procedure tot vereenvoudiging van de regelgeving | ||||||||||
Procedurenummer |
|||||||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking toestemming |
JURI | ||||||||||
Medeadviserende commissie(s) |
AFET |
DEVE |
INTA |
BUDG |
CONT | ||||||
|
ECON |
EMPL |
ENVI |
ITRE |
IMCO | ||||||
|
TRAN |
REGI |
AGRI |
PECH |
CULT | ||||||
|
LIBE |
FEMM |
PETI |
|
| ||||||
Geen advies |
AFET |
DEVE |
INTA |
BUDG |
CONT | ||||||
|
EMPL |
ITRE |
IMCO |
TRAN |
REGI | ||||||
|
AGRI |
PECH |
CULT |
LIBE |
FEMM | ||||||
|
PETI |
|
|
|
| ||||||
Nauwere samenwerking Datum bekendmaking |
AFCO 19.1.2006 |
| |||||||||
Rapporteur(s) |
Giuseppe Gargani 29.11.2005 |
| |||||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
| |||||||||
Behandeling in de commissie |
30.1.2006 |
23.2.2006 |
21.3.2006 |
|
| ||||||
Datum goedkeuring |
21.3.2006 | ||||||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
19 | |||||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Maria Berger, Rosa Díez González, Bert Doorn, Monica Frassoni, Giuseppe Gargani, Piia-Noora Kauppi, Klaus-Heiner Lehne, Katalin Lévai, Antonio López-Istúriz White, Hans-Peter Mayer, Aloyzas Sakalas, Francesco Enrico Speroni, Gabriele Hildegard Stauner, Andrzej Jan Szejna, Diana Wallis, Rainer Wieland, Jaroslav Zvěřina, Tadeusz Zwiefka | ||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jean-Paul Gauzès, Marie Panayotopoulos-Cassiotou | ||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
| ||||||||||
Datum indiening |
23.3.2006 |
| |||||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
| |||||||||
- [1] PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
- [2] Naast haar algemene mededelingen heeft de Commissie onlangs in de context van dit overkoepelende onderwerp specifieke mededelingen voorgelegd met betrekking tot de landbouw, de visserij en het milieu.
- [3] Getuige de volgende resoluties:
- resolutie van 26 oktober 2000 over het verslag van de Commissie "De wetgeving verbeteren 1998 - Een gedeelde verantwoordelijkheid",
- resolutie van 29 november 2001 over het Witboek van de Commissie over Europese governance,
- resolutie van 8 april 2003 over de verslagen van de Commissie "De wetgeving verbeteren 2000" en "De wetgeving verbeteren 2001",
- resolutie van 26 februari 2004 over het verslag van de Commissie "Een betere wetgeving 2002",
- resolutie 9 maart 2004 over de mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging en verbetering van de communautaire regelgeving,
- resolutie van 20 april 2004 over de toetsing van de impact van de communautaire regelgeving en de raadplegingsprocedures. - [4] PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.
- [5] PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2.
- [6] PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
- [7] Evaluatieverslag over de toepassing van het Interinstitutioneel Akkoord voor stelselmatiger gebruikmaking van omwerking van rechtsakten, 21 september 2005.
- [8] In punt 3 letter d, in fine.
- [9] De Commissie wijst er in haar mededeling op (in een voetnoot op blz. 26) dat 15 wetgevende voorstellen die volgens het vereenvoudigingsprogramma van 2003 ingediend zijn, nog altijd bij de wetgever in behandeling zijn. Nieuwe bijwerking van de gegevens, momenteel aan de gang, toont aan dat meer dan de helft inmiddels aangenomen is of binnenkort aangenomen wordt.