VERSLAG over de tenuitvoerlegging, de gevolgen en de uitwerking van de vigerende wetgeving op het gebied van de interne markt
21.3.2006 - (2004/2224(INI))
Commissie interne markt en consumentenbescherming
Rapporteur: Arlene McCarthy
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de tenuitvoerlegging, de gevolgen en de uitwerking van de vigerende wetgeving op het gebied van de interne markt
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 juni 2002 over effectbeoordeling (COM(2002)0276),
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 juni 2002 over het actieplan 'Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving' (COM(2002)0278),
– gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2003 over beter wetgeven[1] dat tussen het Parlement, de Raad en de Commissie is afgesloten,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 april 2004 over de impact van de Gemeenschapswetgeving en de raadplegingsprocedure[2],
– gezien de conclusies van de Concurrentiekrachtraad van 25 en 26 november 2004,
– gezien de mededeling van de Commissie van 16 maart 2005, met als titel 'Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie' (COM(2005)0097),
– gezien het verslag van de Commissie van 21 maart 2005, met als titel 'De wetgeving verbeteren 2004' (COM(2005)0098),
– gezien de richtsnoeren voor de effectbeoordelingen van de Europese Commissie van 15 juni 2005, en de bijlagen hierbij (SEC(2005)0791),
– gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een betere tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving en een betere regeling van 28 september 2005,
– gezien het tweede verslag over de implementatie van de internemarktstrategie 2003-2006 van de Commissie, gepubliceerd in 2005,
– gezien de mededeling van de Commissie van 19 oktober 2005, met de titel 'Uitvoering van het Lissabon-programma van de Gemeenschap: een strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving' (COM(2005)0535),
– gezien de herlancering van de Lissabon-strategie op 22 en 23 maart 2005,
– gezien de scorebordverslagen betreffende de interne markt,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A6‑0083/2006),
A. overwegende dat het Parlement, de Raad en de Commissie zich in het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2003 ertoe hebben verbonden zich aan de agenda voor een betere regelgeving te houden,
B. overwegende dat de Commissie in de hernieuwde Agenda van Lissabon een betere regelgeving centraal stelt bij het streven naar werkgelegenheid en groei in de Europese Unie,
C. overwegende dat de deregulering en vermindering van de enorme bureaucratie veroorzaakt door de EU-wetgeving vitale voorwaarden zijn voor het bereiken van de doelstellingen van Lissabon,
D. overwegende dat een verbeterde Europese wetgeving zou moeten leiden tot een betere concurrentiepositie in de wereldeconomie, faire concurrentievoorwaarden tussen bedrijven, het stimuleren van de groei en de versterking van de sociale samenhang,
E. overwegende dat het nastreven van de doelstelling van een betere regelgeving niet mag leiden tot het ondermijnen van de sociale normen of de normen ter bescherming van het milieu en de consument,
F. overwegende dat burgers en bedrijven baat hebben bij goede, duidelijke en eenvoudige interne marktwetten en dat ook de tenuitvoerlegging en handhaving hierdoor wordt vergemakkelijkt,
G. overwegende dat betrokkenen hun bezorgdheid hebben geuit over de moeilijkheden die ze hebben ondervonden als gevolg van onduidelijke of onvolledige concepten, definities of bepalingen in de Gemeenschapswetgeving,
H. overwegende dat problemen met de omzetting of tenuitvoerlegging vaak het gevolg zijn van slecht opgestelde wetteksten; dat de Europese wetgevende organen hierin een belangrijke verantwoordelijkheid hebben en dus bij onderhandelingen zouden moeten afzien van ingewikkelde en onduidelijke compromissen,
I. overwegende dat bij het omzetten van teksten in nationale wetgeving tekstuele dubbelzinnigheden kunnen ontstaan die tot wettelijke onzekerheden en tegenstrijdigheden leiden, met het gevaar voor concurrentieverstoring en fragmentatie van de interne markt,
J. overwegende dat uit de diverse scorebordverslagen over de interne markt telkens weer blijkt dat, ondanks verbeteringen in sommige lidstaten, de transpositie en omzetting van communautaire wetgeving nog steeds een ernstig probleem is,
K. overwegende dat binnen de agenda voor betere regelgeving prioriteit moet worden gegeven aan de tenuitvoerlegging en omzetting van bestaande regelgeving om tegenstrijdigheden te voorkomen die de concurrentiekracht van Europa, de rechten van werknemers en consumenten en het vermogen van consumenten en bedrijven om de interne markt optimaal te benutten, ondermijnen,
L. overwegende dat uit de diverse scorebordverslagen over de interne markt telkens weer blijkt dat de omzetting in verscheidene lidstaten nog steeds een ernstig probleem is,
M. overwegende dat voor een betere regelgeving zowel op voorhand als achteraf effectbeoordelingen moeten worden uitgevoerd om na te gaan of de doelstellingen kunnen worden of zijn bereikt,
N. overwegende dat het Parlement, de Raad en de Commissie de noodzaak hebben erkend om alternatieve regelgevingsmechanismen te gebruiken in die gevallen die zich daarvoor lenen, alsmede in die gevallen waarbij het gebruik van een wettelijk instrument volgens het EG-Verdrag niet expliciet vereist is,
O. overwegende dat, onder het voornoemde Interinstitutioneel Akkoord, dergelijke mechanismen niet van toepassing zullen zijn als fundamentele rechten of belangrijke politieke opties op het spel staan, noch in situaties waar de regels in alle lidstaten op dezelfde manier moeten worden toegepast,
P. overwegende dat er geen enkel officieel mechanisme bestaat om het Parlement op de hoogte te brengen voordat wordt voorgesteld alternatieven voor de wetgeving te gebruiken, noch om het Parlement te raadplegen over maatregelen die op een alternatieve regelgeving zijn gebaseerd; voorts overwegende dat deze onevenwichtigheid het democratisch voorrecht van het Parlement ondermijnt,
Q. overwegende dat het van vitaal belang is dat alle drie de instellingen middelen en personeel investeren in de oprichting van taakgroepen voor 'betere regelgeving',
1. benadrukt dat een gemeenschappelijke aanpak nodig is om de regelgeving te verbeteren en dat deze gebaseerd moet zijn op een basispakket regulerende beginselen, namelijk subsidiariteit, proportionaliteit, verantwoordelijkheid, consistentie, doorzichtigheid en doelgerichtheid; benadrukt dat deze aanpak niet kan voorbijgaan aan de rechten van het sociaal overleg en de principes van de participatieve democratie moet respecteren;
2. benadrukt dat het Parlement, de Raad en de Commissie taakgroepen voor een 'betere regelgeving' moeten oprichten, een interinstitutionele werkgroep moeten instellen om opleidingen, vaardigheden en kwaliteitscontrole te ontwikkelen en de optimale werkwijzen voor een betere regelgeving moet delen en standaardiseren;
3. dringt er bij de Commissie op aan dat ze een korte, duidelijke gids produceert voor het proces voor een betere regelgeving; in de gids moeten de belangrijkste beoordelingsstappen die moeten worden genomen bij de evolutie, ontwikkeling en tenuitvoerlegging van EU-wetgeving in grote lijnen worden weergegeven; stelt voor dat in de gids tevens de principes voor een betere regelgeving worden samengevat waaraan alle partijen die bij het wetgevingsproces betrokken zijn zich moeten houden;
4. dringt er op aan dat er bij alle Commissievoorstellen een "checklist voor betere regelgeving" wordt gevoegd waarin een samenvatting wordt gegeven van de fases die het voorstel moet doorlopen, en dat deze checklist bij de voltooiing van elke fase moet worden geactualiseerd, met een verwijzing naar relevante studies of impactbeoordelingen;
5. benadrukt dat er door een strategische regulatorische benadering en een stabiel kader resultaten zullen worden bereikt waardoor de betrokken sectoren de wetgeving op meest effectieve wijze kunnen plannen en ten uitvoer kunnen leggen; geeft de Commissie een pluim voor het CARS 21-initiatief, aangezien dit een heel goed voorbeeld is van strategische benadering van wetgeving;
6. verzoekt de Commissie om zowel op voorhand als achteraf effectbeoordelingen van de wetgeving uit te voeren, zodat kan worden nagegaan of de belangrijkste beleidsdoelstellingen zijn bereikt en het herzieningsproces van de regelgeving kan worden ondersteund;
7. verzoekt de Commissie een onafhankelijk controlelichaam in het leven te roepen voor het structureren en garanderen van de kwaliteit en onafhankelijkheid van beoordelingen van de economische impact van EU-wetgeving;
8. acht het met het oog op de uniforme toepassing door de Commissie van effectbeoordelingen van essentieel belang dat de kwaliteit daarvan vanuit de Commissie aan een speciale controle wordt onderworpen; benadrukt dat voorstellen zonder kwaliteitsbeoordeling niet in behandeling worden genomen;
9. is van oordeel dat effectbeoordelingen aan een verplichte toetsing door deskundigen moeten worden onderworpen en dat het Parlement moet worden betrokken bij de benoeming en selectie van deze deskundigen, alsmede bij het vastleggen van de evaluatievereisten;
10. staat erop dat alle aan het Parlement voorgelegde wetgevende voorstellen ook een samenvatting van de effectbeoordeling bevatten;
11. benadrukt dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat ze geen nieuwe problemen bij de omzetting van de tenuitvoerlegging opwerpen door het opleggen van aanvullende vereisten op nationaal niveau bij de omzetting van Gemeenschapswetgeving ("verguldingsmaatregelen") en moeten dit bevestigen aan de hand van een formele verklaring aan de Commissie;
12. dringt er bij de Commissie op aan dat ze de Gemeenschapswetgeving verder moet consolideren, vereenvoudigen en systematiseren om deze toegankelijker en leesbaarder te maken;
13. verzoekt de Commissie met nieuwe voorstellen voor een doorzichtiger en doeltreffender raadpleging van de betrokkenen te komen; is van oordeel dat de sociale gesprekspartners op voet van gelijkheid hierin moeten worden betrokken en dat consumenten- en leefmilieuorganisaties moeten worden geraadpleegd;
14. dringt er bij de Commissie op aan de doeltreffendheid te verbeteren van het preventief onderzoek naar nationale technische ontwerpverordeningen krachtens Richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, onder andere door het vergroten van de openbare toegang tot bezwaren die door de Commissie en andere lidstaten zijn geopperd;
15. dringt er op aan dat de Commissie een transparante en snelle inbreukprocedure voor proefprocessen voor de interne markt in het leven roept en dat ze het Parlement op de hoogte brengt van het feit dat haar prioritaire criteria voor de behandeling van inbreuken – zoals vermeld in haar mededeling over de verbetering van de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (COM(2002)0725) – in de praktijk zijn onderzocht en onder de aandacht van de klagers zijn gebracht;
16. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan het toezicht op de uitvoering en naleving van de Europese regelgeving te verbeteren; meent dat dit kan meehelpen bij het opvoeren van het omzettingstempo van wetgeving, bij de uitwisselingen van optimale werkwijzen tussen de lidstaten en bij het invoeren van sancties voor ingebrekeblijvingen; dringt erop aan dat de implementatieverslagen van de Commissie zich niet beperken tot een juridische analyse van de omzettingsinstrumenten, maar eveneens de toepassing van de richtlijn in de praktijk evalueren;
17. staat erop dat het Parlement een lijst krijgt van alle beleidsmaatregelen waarbij de Commissie alternatieve regelgevingsmechanismen heeft gebruikt, met onder meer een evaluatie van de min- en pluspunten van deze maatregelen, de effecten ervan op de concrete situatie en meer bepaald op de rechten van werknemers en consumenten, alsmede op de sociale cohesie, op de faire concurrentie, het stimuleren van de groei en de concurrentiepositie van de EU, en op de optimale werkwijzen en de lessen die uit het proces kunnen worden getrokken; dringt erop aan deze informatie in het jaarverslag van de Commissie over beter wetgeven op te nemen;
18. onderkent dat de klassieke regelgevingsmethode niet altijd de beste manier is om een beleidsdoelstelling te bereiken;
19. benadrukt tevens de centrale rol van het Parlement, en met name van de verantwoordelijk rapporteur, in het controleren van de implementatie en naleving van Europese regelgeving door de lidstaten en van het hierop uitgeoefende toezicht door de Commissie;
20. dringt erop aan dat de Commissie in het jaarlijkse werkprogramma een lijst opneemt met die voorstellen waarvoor een alternatieve regeling zou kunnen gelden;
21. dringt erop aan dat alternatieve wetgevingsvoorstellen worden voorzien van duidelijke doelstellingen en vastomlijnde termijnen voor de maatregelen, evenals sancties voor ingebrekeblijvingen;
22. stelt voor dat de commissies van het Parlement goed doortimmerde controlemechanismen bedenken om de tenuitvoerlegging en het gebruik van alternatieve wetgevingsvormen te evalueren en te volgen, zodat consumenten ook bij dergelijke alternatieve wetgevingsvoorstellen altijd hun toevlucht tot het gerecht kunnen nemen als bedrijven hun beloften niet nakomen;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
TOELICHTING
Druk zetten achter de agenda voor betere regelgeving is van vitaal belang als de Europese Unie de Lissabon-doelstelling van het scheppen van banen en groei wil bereiken en op een succesvolle manier wil concurreren in een steeds agressievere wereldmarkt. Betere regelgeving staat niet gelijk aan deregulering. Het is geen kwestie van een keuze tussen economische en sociale normen, want regelgeving is sowieso van essentieel belang om de markten goed te laten functioneren. Bovendien staat buiten kijf dat EU-wetgeving onontbeerlijk is in die gevallen waar de doelstellingen van het Verdrag niet door één enkele lidstaat kunnen worden bereikt of waar een centraal EU-beleid een toegevoegde waarde biedt.
Een betere regelgeving voor de interne markt heeft alles te maken met het waarborgen van een kwalitatieve, doeltreffende regelgeving die voldoende ruimte biedt voor innovatie en niet leidt tot onnodige lasten of kosten, in het bijzonder voor KMO’s, openbare instellingen of vrijwilligersverenigingen.
Het is duidelijk dat het geloof en het vertrouwen van burgers, consumenten en bedrijven in de EU afhankelijk is van hun ervaring met of perceptie van EU-wetten en de impact daarvan op hun dagelijks leven. Interne marktwetgeving moet de handel en het bedrijfsleven meer kansen bieden, zodat consumenten en burgers meer keuze hebben, terwijl het milieu en de sociale en consumentenrechten worden beschermd.
De EU-instellingen hebben er zich alle drie toe verbonden zich te houden aan het Interinstitutioneel Akkoord van 2003 betreffende de agenda voor een betere regelgeving. Er is weliswaar vooruitgang geboekt met een reeks nieuwe voorstellen van de Commissie en initiatieven van de opeenvolgende EU-voorzitterschappen, maar het raakvlak tussen betrokkenen en regelgeving is nog steeds voor verbetering vatbaar. De Raad, de Commissie en het Parlement zouden met het oog op een betere regelgeving een reeks grondbeginselen moeten overeenkomen, zoals proportionaliteit, verantwoordelijkheid, consistentie, doorzichtigheid en doelgerichtheid.
In een verklaring heeft de Commissievoorzitter Barroso zich ertoe verbonden om die wetgevingsvoorstellen te schrappen die geen bestaansrecht meer lijken te hebben, alsmede om "absurde" wetten af te schaffen. Het proces voor een betere regelgeving moet ervoor zorgen dat er sowieso geen "absurde" wetten worden gemaakt.
Dit kan worden bereikt door verbetering van het concipiëringsproces, beter overleg met de betrokkenen, goede effectbeoordelingen vooraf en achteraf, een goede omzetting en een kritische handhaving op het niveau van de lidstaten. De invoering van een systeem waarbij EU-wetten zowel vooraf als achteraf onder de loep worden genomen, kan resulteren in een betere regelgevingscyclus die de wetgevers in staat stelt na te gaan of en in hoeverre de doelstellingen van een wet zijn gehaald. Het Europees Parlement moet van begin tot eind bij dit proces worden betrokken en moet de nodige middelen krijgen zodat de commissies de EU-wetgeving in de gaten kunnen houden.
De effectbeoordelingen moeten verplicht aan een toetsing door deskundigen worden onderworpen en het Parlement moet worden betrokken bij de benoeming en selectie van deze deskundigen, alsmede bij het vastleggen van de vereisten voor dergelijke toetsingspanels.
Uit de diverse scorebordverslagen over de interne markt blijkt dat in enkele lidstaten weliswaar verbetering zichtbaar is, maar dat de omzetting en handhaving nog steeds een probleem zijn. De lidstaten voeren aan dat een preciezere formulering van de wetten aan een doeltreffende tenuitvoerlegging kan bijdragen. De lidstaten zouden ook de verleiding moeten weerstaan om een wettelijke EU-"pil" met hun eigen nationale vereisten te vergulden.
De drie EU-instellingen hebben er zich in het Interinstitutioneel Akkoord toe verbonden alternatieve regelgevingsmethoden te gebruiken. Dit is een gebied waar geen democratische controle of overzicht bestaat. Daarom is het van vitaal belang dat het Parlement niet alleen van dergelijke voorstellen op de hoogte wordt gebracht, maar ook actief bij het besluitvormingsproces wordt betrokken.
Dergelijke modellen voor regelgeving hebben alleen kans van slagen en kunnen alleen geloof en vertrouwen kweken als er sprake is van goed doortimmerde en doorzichtige toezichtsprocedures. Verder moeten er sancties kunnen worden uitgedeeld aan landen die in gebreke blijven. De agenda voor betere regelgeving is een voortdurend leerproces. In dit verslag wordt het engagement van het Parlement voor het proces en de voorstellen benadrukt, zoals hierboven is uitgestippeld. Er zijn diverse actieterreinen waarop alle drie de instellingen vooruitgang kunnen boeken met de agenda voor een betere regelgeving, zonder dat het democratische evenwicht daarbij in gevaar komt.
ADVIES VAN DE COMMISSIE ECONOMISCHE EN MONETAIRE ZAKEN (20.2.2006)
aan de Commissie interne markt en consumentenbescherming
inzake de tenuitvoerlegging, de gevolgen en de uitwerking van de vigerende wetgeving op het gebied van de interne markt
(2004/2224(INI))
Rapporteur voor advies: Eoin Ryan
SUGGESTIES
De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie interne markt en consumentenbescherming onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. is van mening voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon II, met name het scheppen van banen en concurrentievermogen, de EU zich aantrekkelijker moet maken voor zowel investeerders als belanghebbenden; wijst op het rechtstreeks verband tussen een gezonde en doelgericht regelgeving en groei; is van mening dat de gevolgen van alle wetsvoorstellen over concurrentievermogen moeten worden beoordeeld en steunt derhalve het huidige initiatief van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie om de wetgevingshervorming serieus aan te pakken;
2. wijst erop dat de belangrijkste doelstelling van wetgeving voor de interne markt, nu de eurozone een feit is, is dat de interne markt zonder grensoverschrijdende belemmeringen voor de groei van industrieën en voor de verwezenlijking van substantiële schaalvoordelen waarmee ook fusies en overnames kunnen worden vergemakkelijkt, moet kunnen functioneren; is derhalve van mening dat Europese regelgeving eenvoudig en doelgericht moet zijn; is ervan overtuigd dat meer concurrentie als gevolg van een hervorming van de regelgeving, de stimulans is die Europa nodig heeft om de productiviteit te verhogen;
3. is van mening dat het actieplan voor financiële diensten (APFD) een passend mechanisme is geweest in het streven naar de beoogde invoering van een uniforme markt voor financiële diensten; is van oordeel dat het APFD in procedureel opzicht een succes is geweest en zou kunnen leiden tot substantiële besparingen, zodat kapitaal vrij kan komen voor de financiering van de Europese economie; is ingenomen met de huidige ontwikkeling van de wetgeving op het gebied van financiële diensten; neemt kennis van het feit dat de tenuitvoerlegging tot dusverre niet op tijd en ook niet consistent is geweest en dat nog vele plannen moeten worden uitgevoerd en werk moet worden verzet op het vlak van de tenuitvoerlegging van de voorschriften; stelt vast dat lidstaten in sommige gevallen EU-wetgeving "vergulden" en stelt voor dat hierop strikt moet worden toegezien om ervoor te zorgen dat daardoor geen nieuwe grensoverschrijdende hindernissen ontstaan of dat dit ertoe leidt dat de EU van arrogantie wordt beschuldigd; is van mening dat de wereldwijde concurrentie heviger wordt, waarmee rekening moet worden gehouden bij de effectbeoordeling van de regelgeving;
4. steunt de wijze waarop het directoraat-generaal MARKT overleg pleegt met bedrijven door middel van het panel van Europese bedrijven, waardoor de besluitvorming gemakkelijker wordt en de omzetting wordt gestroomlijnd (door middel van bilaterale "Bijeenkomsten over de omzetting van wetgeving" en "Multilaterale groepen deskundigen"); verlangt dat een effectbeoordeling wordt verricht voor deze initiatieven zodat zij ook door andere directoraten-generaal kunnen worden gebruikt; wijst erop dat deze initiatieven zorgen voor inspraak van alle actoren; verlangt een serieuze bestudering van alternatieven voor de vaststelling van wetgeving, conform de institutionele overeenkomst inzake "betere wetgeving" om beter gebruik te maken van de concurrentiewetgeving alsmede invoering van een herzieningsclausule, om de Europese wetgeving beter op veranderingen te laten inspelen;
5. dringt aan op de noodzaak om gebruik te kunnen maken van financiële producten over de grenzen heen; verlangt dan ook dat alle overgebleven hinderpalen, bijvoorbeeld op het gebied van private banking of verzekeringen, worden weggenomen; is van mening dat er meer aandacht moet worden besteed aan waarborgen dat de bestaande wetgeving over de financiële sector doeltreffend in de lidstaten wordt uitgevoerd, om gelijke voorwaarden te creëren; is echter van mening dat de Lamfalussy-regelingen weliswaar goed werken, maar dat toch verdere maatregelen, zoals meer overleg en passende mechanismen voor een snellere oplossing van geschillen, ingevoerd moeten worden ter verbetering van de doeltreffendheid van het wetgevingsproces; dringt dan ook aan op invoering van een doeltreffend en snelwerkend beroepsmechanisme door middel van arbitrage of een ombudsman op EU-niveau met het oog op een snelle oplossing van geschillen over internemarktvoorschriften; herhaalt de noodzaak om ervoor te zorgen dat het Parlement beschikt over volledige evocatierechten in het kader van het Lamfalussyproces;
6. dringt er met name op aan dat de nationale tenuitvoerlegging van sancties in alle lidstaten vergelijkbaar moet zijn; dat wetgeving die bedoeld is ter vervanging van verouderde wetgeving niet als aanvulling op die wetgeving mag worden gebruikt; is ook van mening dat de regelgevende comités ervoor moeten zorgen dat geaccepteerd wordt dat minder regelgeving gunstig kan zijn en dat deze in de loop van de tijd niet noodzakelijkerwijze behoeft uit te dijen.
PROCEDURE
Titel |
De tenuitvoerlegging, de gevolgen en de uitwerking van de vigerende wetgeving op het gebied van de interne markt | |||||
Procedurenummer |
||||||
Commissie ten principale |
IMCO | |||||
Medeadviserende commissie(s) |
ECON | |||||
Nauwere samenwerking |
| |||||
Rapporteur(s) voor advies |
Eoin Ryan | |||||
Vervangen rapporteur(s) voor advies |
| |||||
Behandeling in de commissie |
28.11.2005 |
24.1.2006 |
13.2.2006 |
|
| |
Datum goedkeuring |
20.2.2006 | |||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
25 2 0 | ||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Ieke van den Burg, David Casa, Jonathan Evans, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Robert Goebbels, Gunnar Hökmark, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Sophia in 't Veld, Wolf Klinz, Guntars Krasts, Astrid Lulling, Cristobal Montoro Romero, John Purvis, Karin Riis-Jørgensen, Dariusz Rosati, Peter Skinner, Margarita Starkevičiūtė, Sahra Wagenknecht | |||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Harald Ettl, Klaus-Heiner Lehne, Thomas Mann, Corien Wortmann-Kool | |||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
| |||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
| |||||
PROCEDURE
Titel |
Verslag over de tenuitvoerlegging, de gevolgen en de uitwerking van de vigerende wetgeving op het gebied van de interne markt | ||||||||||
Procedurenummer |
|||||||||||
Commissie ten principale |
IMCO | ||||||||||
Medeadviserende commissie(s) |
JURI |
ECON |
|
|
| ||||||
Geen advies |
JURI |
|
|
|
| ||||||
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
| ||||||
Rapporteur(s) |
Arlene McCarthy |
| |||||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
| |||||||||
Behandeling in de commissie |
15.3.2005 |
12.12.2005 |
15.9.2005 |
24.1.2006 |
21.03.2006 | ||||||
Datum goedkeuring |
21.3.2006 | ||||||||||
Uitslag eindstemming |
+ |
30 3 | |||||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Charlotte Cederschiöld, Mia De Vits, Bert Doorn, Janelly Fourtou, Małgorzata Handzlik, Malcolm Harbour, Christopher Heaton-Harris, Anna Hedh, Edit Herczog, Pierre Jonckheer, Henrik Dam Kristensen, Kurt Lechner, Lasse Lehtinen, Arlene McCarthy, Toine Manders, Manuel Medina Ortega, Zita Pleštinská, Guido Podestà, Giovanni Rivera, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Leopold Józef Rutowicz, Andreas Schwab, Eva-Britt Svensson, József Szájer, Marianne Thyssen, Jacques Toubon, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler, Glenis Willmott | ||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Šarūnas Birutis, Joseph Muscat, Alexander Stubb | ||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
| ||||||||||
Datum indiening |
23.3.2006 |
| |||||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... | ||||||||||