VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof

10.5.2006 - (COM(2005)0673 – C6‑0031/2006 – 2005/0272(CNS)) - *

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Esko Seppänen

Procedure : 2005/0272(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0174/2006
Ingediende teksten :
A6-0174/2006
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof

(COM(2005)0673 – C6‑0031(2006 – 2005/0272(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0673)[1],

–   gelet op artikel 31, lid 2 en artikel 32 van het EGA‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0031/2006),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A6‑0174/2006),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 119, tweede alinea van het EGA‑Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 1 bis (nieuw)

 

(1 bis) Er bestaat een Internationaal Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval.

Amendement 2

Overweging 6

(6) Gezien het ontbreken van een gemeenschappelijk beleid voor de splijtstofkringloop in de Gemeenschap blijft elke lidstaat verantwoordelijk voor de vaststelling van het eigen beleid voor het beheer van onder zijn jurisdictie vallend nucleair afval en verbruikte splijtstof; de bepalingen van deze richtlijn mogen dan ook niet indruisen tegen het recht van de lidstaten om hun verbruikte splijtstof uit te voeren voor opwerkingsdoeleinden en het recht de toegang tot hun grondgebied te weigeren voor radioactief afval met het oog op eindbehandeling of berging, behalve in het geval van terugzending.

(6) Elke lidstaat blijft verantwoordelijk voor de vaststelling van het eigen beleid voor het beheer van onder zijn jurisdictie vallend nucleair afval en verbruikte splijtstof, aangezien sommige lidstaten verbruikte splijtstof beschouwen als een bruikbare grondstof die opnieuw kan worden verwerkt, terwijl andere dit als afval zien; de bepalingen van deze richtlijn mogen dan ook niet indruisen tegen het recht van de lidstaten van oorsprong om hun verbruikte splijtstof uit te voeren voor opwerkingsdoeleinden en het recht van lidstaten van bestemming om de toegang tot hun grondgebied te weigeren voor a) radioactief afval met het oog op eindbehandeling, behalve in het geval van terugzending, en b) verbruikte splijtstof voor eindberging.

Amendement 3

Overweging 8

(8) De vereenvoudiging van de bestaande procedure mag geen belemmering vormen voor de bestaande rechten van de lidstaten om bezwaar te maken tegen of voorwaarden te stellen voor een overbrenging waarvoor hun toestemming is vereist. Bezwaren mogen niet willekeurig zijn en moeten gebaseerd zijn op relevante nationale of internationale voorschriften die gemakkelijk kunnen worden aangegeven. Die relevante wetgeving is niet beperkt tot de sectorale vervoerswetgeving. Deze richtlijn moet de rechten en plichten van lidstaten krachtens het internationale recht onverlet laten, met name de door schepen en luchtvaartuigen uit te oefenen maritieme, rivier- en luchtnavigatierechten en ‑vrijheden, zoals neergelegd in het internationale recht.

(8) De vereenvoudiging van de bestaande procedure mag geen belemmering vormen voor de bestaande rechten van de lidstaten om bezwaar te maken tegen of voorwaarden te stellen voor een overbrenging waarvoor hun instemming is vereist. Bezwaren mogen niet willekeurig zijn en moeten gebaseerd zijn op relevante nationale, communautaire of internationale voorschriften, zoals die in deze richtlijn zijn vastgelegd. Die relevante wetgeving is niet beperkt tot de sectorale vervoerswetgeving. Deze richtlijn moet de rechten en plichten van lidstaten krachtens het internationale recht onverlet laten, met name de door schepen en luchtvaartuigen uit te oefenen maritieme, rivier- en luchtnavigatierechten en ‑vrijheden, zoals neergelegd in het internationale recht.

Motivering

Om te voldoen aan de harmonisering van de gebruikte terminologie, wordt het woord "instemming" gebruikt voor lidstaten van doorvoer en van bestemming. Bovendien dienen in de richtlijn zelf de bepalingen te worden vastgesteld waarop weigeringen en voorwaarden worden gebaseerd.

Amendement 4

Overweging 8 bis (nieuw)

 

(8 bis) Iedere lidstaat behoudt de volledige verantwoordelijkheid voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof die onder zijn jurisdictie vallen; deze richtlijn impliceert geenszins dat een lidstaat van bestemming verplicht zou zijn toestemming te verlenen voor overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof met het oog op eindbehandeling of berging, tenzij het afval of splijtstof betreft die bestemd is voor terugzending. Weigering om voor dergelijke transporten toestemming te verlenen moet op basis van de in deze richtlijn geformuleerde criteria te rechtvaardigen zijn.

Motivering

Deze nieuwe alinea is nodig om de precieze bedoeling van artikel 6 duidelijk te maken.

Amendement 5

Artikel 1, lid 3 bis (nieuw)

3 bis. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen krachtens internationaal recht, onder meer het recht op onschuldige doorvaart en het recht van doortocht, zoals deze in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS) zijn vastgelegd.

Motivering

Ter wille van de samenhang met het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA, waarin in een van de artikelen (artikel 27, paragraaf 3, punt i) de bescherming van het recht op en de vrijheid van navigatie zoals bepaald in het internationale recht wordt gegarandeerd.

Amendement 6

Artikel 3, punt 1

(1) "radioactieve afvalstoffen/radioactief afval" radioactieve stoffen in gasvormige, vloeibare of vaste vorm, waarvoor geen verder gebruik is gepland door het land van oorsprong of van bestemming of door een natuurlijke of rechtspersoon wiens beslissing door deze landen wordt aanvaard, en die door een regelgevende instantie als radioactief afval worden gecontroleerd overeenkomstig het wet- en regelgevingskader van de landen van oorsprong, doorvoer en bestemming;

(1) "radioactieve afvalstoffen/radioactief afval" radioactieve stoffen in gasvormige, vloeibare of vaste vorm, waarvoor geen verder gebruik is gepland door het land van oorsprong of van bestemming of door een natuurlijke of rechtspersoon wiens beslissing door deze landen wordt aanvaard, en die door een regelgevende instantie als radioactief afval worden gecontroleerd overeenkomstig het wet- en regelgevingskader van de landen van oorsprong en bestemming;

Motivering

De nieuwe definitie van radioactieve afvalstoffen/radioactief afval in het voorstel zou overeenkomen met die in het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA. Er zijn echter een aantal verschillen die verwarring veroorzaken. Om verschillen te voorkomen en te zorgen voor samenhang met het Gezamenlijk Verdrag, waartoe de EGA op 2 januari 2006 is toegetreden, is het raadzaam de definitie uit het Gezamenlijk Verdrag te hanteren.

Amendement 7

Artikel 3, punt 2

(2) "verbruikte splijtstof" splijtstof die is bestraald in en permanent verwijderd uit een reactorkern;

(2) "verbruikte splijtstof" splijtstof die is bestraald in en permanent verwijderd uit een reactorkern; verbruikte splijtstof kan worden beschouwd als een bruikbare grondstof die opnieuw kan worden verwerkt, of kan, zonder verder gepland gebruik, voor eindberging bestemd zijn en als radioactief afval worden behandeld.

Motivering

Ter wille van een betere samenhang met het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA, waarin duidelijk wordt aangegeven dat verbruikte splijtstof kan worden verwijderd of kan worden beschouwd als een waardevolle grondstof die kan worden verwerkt.

Amendement 8

Artikel 5, alinea 1 bis (nieuw)

De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle informatie over zendingen die binnen het kader van deze richtlijn vallen, zorgvuldig wordt behandeld en tegen misbruik wordt beschermd.

Motivering

Overeenkomstig de doelstelling van het herzieningsproces om het functioneren van de procedures uit de bestaande Richtlijn 92/3/Euratom te verbeteren.

Amendement 9

Artikel 5 bis (nieuw)

Artikel 5 bis
Ontvangstbevestiging van de aanvraag door de bevoegde autoriteiten

 

Uiterlijk 15 kalenderdagen na de ontvangstdatum van de aanvraag door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en van elke lidstaat van doorvoer, zullen deze autoriteiten:

 

a) een ontvangstbevestiging van de aanvraag naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong sturen, mits de aanvraag overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 naar behoren is ingevuld, of

 

b) wanneer de aanvraag niet conform het onder letter a) bepaalde naar behoren is ingevuld, de ontbrekende informatie opvragen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en eventuele andere lidstaten van doorvoer over een dergelijke aanvraag informeren. Een kopie van dat verzoek wordt naar de houder gezonden. Het verzenden van een dergelijk verzoek leidt tot opschorting van de tijdslimiet waarbinnen een ontvangstbevestiging dient te worden uitgegeven. De ontbrekende informatie zal door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong per omgaande naar de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten worden gestuurd. Uiterlijk zeven kalenderdagen na de ontvangstdatum van de opgevraagde ontbrekende informatie zullen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming of de lidstaten van doorvoer die deze informatie hadden opgevraagd, een ontvangstbevestiging van de nu naar behoren ingevulde aanvraag naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong sturen.

Motivering

Om de efficiëntie van de nieuw ingestelde ontvangstbevestigingsprocedure en om de garanties te verbeteren die terecht worden verwacht, is het relevant een stap in te voeren die waarborgt dat de aanvraag formeel compleet is. Dit formele controleren en toezenden van hetzij een ontvangstbevestiging, hetzij een verzoek om ontbrekende informatie dient binnen 15 kalenderdagen te worden uitgevoerd.

Amendement 10

Artikel 6, lid 1

1. Uiterlijk één maand na de datum van ontvangst van de naar behoren ingevulde aanvraag zenden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en van eventuele lidstaten van doorvoer een ontvangstbericht.

 

Uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van de naar behoren ingevulde aanvraag stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en van eventuele lidstaten van doorvoer de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong in kennis ofwel van hun toestemming ofwel van de voorwaarden die zij noodzakelijk achten ofwel van hun weigering om toestemming te verlenen.

Uiterlijk twee maanden na de datum van de ontvangstbevestiging van de naar behoren ingevulde aanvraag stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en van eventuele lidstaten van doorvoer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong in kennis ofwel van hun toestemming ofwel van de voorwaarden die zij noodzakelijk achten ofwel van hun weigering om toestemming te verlenen.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming of eventuele lidstaten van doorvoer kunnen echter vragen de in de tweede alinea bedoelde termijn voor het meedelen van hun standpunt met maximaal één maand te verlengen.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming of eventuele lidstaten van doorvoer kunnen echter vragen de in de tweede alinea bedoelde termijn voor het meedelen van hun standpunt met maximaal één maand te verlengen.

Motivering

De toegestane periode om in te stemmen of te weigeren dient gerekend te worden vanaf de datum van de ontvangstbevestiging en moet derhalve worden aangepast. Richtlijn 92/3/Euratom heeft in de praktijk laten zien dat een grondige analyse van de toestemming voor een zendingaanvraag kan worden uitgevoerd binnen een periode van twee maanden plus, indien nodig, één extra maand. Bovendien leidt de combinatie van de twee procedurele stappen tot een uitbreiding van de periode met minstens 15 kalenderdagen. Omdat de periodes nu worden geteld vanaf de datum van de ontvangstbevestiging, is het bepaalde in artikel 6, lid 2 niet meer relevant.

Amendement 11

Artikel 6, lid 2

2. Indien bij het verstrijken van de in de tweede en derde alinea van lid 1 bedoelde termijnen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en/of de beoogde lidstaten van doorvoer geen antwoord is ontvangen, worden die landen geacht hun toestemming voor de gevraagde overbrenging te hebben verleend mits de in lid 1 bedoelde ontvangstbevestiging van die landen is ontvangen.

2. Indien bij het verstrijken van de in de eerste of tweede alinea van lid 1 bedoelde termijnen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming en/of de beoogde lidstaten van doorvoer geen antwoord is ontvangen, worden die landen geacht hun toestemming voor de gevraagde overbrenging te hebben verleend.

Motivering

De toegestane periode om in te stemmen of te weigeren dient gerekend te worden vanaf de datum van de ontvangstbevestiging en moet derhalve worden aangepast. Richtlijn 92/3/Euratom heeft in de praktijk laten zien dat een grondige analyse van de toestemming voor een zendingaanvraag kan worden uitgevoerd binnen een periode van twee maanden plus, indien nodig, één extra maand. Bovendien leidt de combinatie van de twee procedurele stappen tot een uitbreiding van de periode met minstens 15 kalenderdagen. Omdat de periodes nu worden geteld vanaf de datum van de ontvangstbevestiging, is het bepaalde in artikel 6, lid 2 niet meer relevant.

Amendement 12

Artikel 6, lid 3, letter b)

b) voor de lidstaat van bestemming, de relevante wetgeving met betrekking tot het beheer van radioactief afval of verbruikte splijtstof en met betrekking tot de relevante nationale, communautaire of internationale wetgeving met betrekking tot het vervoer van radioactief materiaal.

b) voor de lidstaat van bestemming, de relevante wetgeving met betrekking tot het beheer van radioactief afval of verbruikte splijtstof of met betrekking tot de relevante nationale, communautaire of internationale wetgeving met betrekking tot het vervoer van radioactief materiaal.

Motivering

Het woord "en" moet worden vervangen door "of" ten einde de tekst in overeenstemming te brengen met het door de respectieve wetgevers beoogde doel.

Amendement 13

Artikel 6, lid 3, alinea 2 bis (nieuw)

Dezelfde weigerings- of toestemmingsprocedure dient te worden toegepast op zowel zendingen van radioactief afval als zendingen van verbruikte splijtstof voor verwijdering.

Motivering

Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat er een communautaire controleprocedure is die op alle transporten van toepassing is, of die nu voor radioactief afval of voor verbruikte splijtstof zijn en of zij nu worden verzonden voor verwijdering of voor bewerking en terugzending.

Amendement 14

Artikel 9, lid 2

2. Wanneer een overbrenging niet kan doorgaan of als niet is voldaan aan de voorwaarden voor overbrenging overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, zien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong erop toe dat het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof in kwestie door de houder ervan wordt teruggenomen, tenzij een alternatieve veilige regeling kan worden getroffen. Zij zien erop toe dat de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging daar waar nodig corrigerende veiligheidsmaatregelen neemt.

2. Wanneer een overbrenging niet kan doorgaan of als niet is voldaan aan de voorwaarden voor overbrenging overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, zien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong erop toe dat het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof in kwestie door de houder ervan wordt teruggenomen, tenzij op basis van de van toepassing zijnde wetgeving voor het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval een alternatieve veilige regeling kan worden getroffen. Zij zien erop toe dat de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging daar waar nodig corrigerende veiligheidsmaatregelen neemt.

Motivering

De bewoording "tenzij een alternatieve veilige regeling kan worden getroffen" is te vaag. Er dient expliciet naar een alternatieve veilige regeling te worden verwezen, zoals in wetgeving over het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval is bepaald, en met name naar het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval, waartoe de Gemeenschap op 2 januari 2006 is toegetreden.

Amendement 15

Artikel 9, lid 3

3. De houder is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan worden voltooid.

3. Wanneer de overbrenging vanwege de in lid 1 genoemde redenen niet kan worden voltooid, is de houder primair aansprakelijk voor alle kosten, tenzij anders is bepaald in relevante van toepassing zijnde wetgeving of in een contractuele overeenkomst tussen de houder en andere bij de overbrenging betrokken personen.

Motivering

De richtlijn moet rekening houden met het feit dat in de praktijk de kosten die uit het niet voltooien van de overbrenging voortvloeien, ook onder een contractuele overeenkomst tussen de partijen en/of relevante van toepassing zijnde wetgeving kunnen vallen.

Amendement 16

Artikel 10, lid 1, alinea 3

De ontvanger is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan worden voltooid.

schrappen

Motivering

De kosten die uit het niet voltooien van een overbrenging voortvloeien, komen twee keer aan bod in artikel 10 (in lid 1 en in lid 5). Voor een betere leesbaarheid zal hierover slechts in één lid worden gesproken en hiervoor leent artikel 10, lid 5 zich het beste.

Amendement 17

Artikel 10, lid 5

5. De lidstaat van bestemming of een eventuele lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan doorgaan wanneer aan de voorwaarden voor overbrenging niet langer wordt voldaan overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit. De ontvanger is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan worden voltooid.

5. De lidstaat van bestemming of een eventuele lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan doorgaan wanneer aan de voorwaarden voor overbrenging niet langer wordt voldaan overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit. Wanneer de overbrenging vanwege de in lid 1 genoemde redenen niet kan worden voltooid, is de ontvanger primair aansprakelijk voor alle kosten, tenzij anders is bepaald in relevante van toepassing zijnde wetgeving of in een contractuele overeenkomst tussen de ontvanger en andere bij de overbrenging betrokken personen.

Motivering

De richtlijn moet rekening houden met het feit dat in de praktijk de kosten die uit het niet voltooien van de overbrenging voortvloeien, ook onder een contractuele overeenkomst tussen de partijen en/of relevante van toepassing zijnde wetgeving kunnen vallen.

Amendement 18

Artikel 11, lid 5

5. Een lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan doorgaan wanneer aan de voorwaarden voor overbrenging niet langer wordt voldaan overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit. De in lid 1 bedoelde verantwoordelijke persoon is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan worden voltooid.

5. Een lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan doorgaan wanneer aan de voorwaarden voor overbrenging niet langer wordt voldaan overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit. Wanneer de overbrenging vanwege de in lid 1 genoemde redenen niet kan worden voltooid, is de in lid 1 bedoelde verantwoordelijke persoon primair aansprakelijk voor alle kosten, tenzij anders is bepaald in relevante van toepassing zijnde wetgeving of in een contractuele overeenkomst tussen die persoon en andere bij de overbrenging betrokken personen.

Motivering

De richtlijn moet rekening houden met het feit dat in de praktijk de kosten die uit het niet voltooien van de overbrenging voortvloeien, ook onder een contractuele overeenkomst tussen de partijen en/of relevante van toepassing zijnde wetgeving kunnen vallen.

Amendement 19

Artikel 12, lid 5

5. De lidstaat van oorsprong of een eventuele lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan doorgaan wanneer aan de voorwaarden voor overbrenging niet langer wordt voldaan overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit. Artikel 9, lid 2, is van toepassing. De houder is aansprakelijk voor alle kosten in gevallen waarbij de overbrenging niet kan worden voltooid.

5. De lidstaat van oorsprong of een eventuele lidstaat van doorvoer kan besluiten dat de overbrenging niet kan doorgaan wanneer aan de voorwaarden voor overbrenging niet langer wordt voldaan overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn of wanneer deze voorwaarden niet in overeenstemming zijn met de vergunningen of toestemmingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn verleend. Bedoelde lidstaat brengt de bevoegde autoriteiten van het land van oorsprong onverwijld op de hoogte van een dergelijk besluit. Artikel 9, lid 2, is van toepassing. Wanneer de overbrenging vanwege de in alinea 1 genoemde omstandigheden niet kan worden voltooid, is de houder primair aansprakelijk voor alle kosten, tenzij anders is bepaald in relevante van toepassing zijnde wetgeving of in een contractuele overeenkomst tussen de houder en andere bij de overbrenging betrokken personen.

Motivering

De richtlijn moet rekening houden met het feit dat in de praktijk de kosten die uit het niet voltooien van de overbrenging voortvloeien, ook onder een contractuele overeenkomst tussen de partijen en/of relevante van toepassing zijnde wetgeving kunnen vallen.

Amendement 20

Artikel 16, lid 1

1. De lidstaten bevorderen overeenkomsten met het oog op het vergemakkelijken van het veilig beheer, met inbegrip van de eindberging, van radioactief afval van landen die dit slechts in kleine hoeveelheden produceren en waarvoor het aanleggen van geschikte faciliteiten vanuit stralingsbeschermingsstandpunt niet verantwoord is.

1. De lidstaten bevorderen overeenkomsten met het oog op het vergemakkelijken van het veilig beheer, met inbegrip van de eindberging, van radioactief afval van landen die dit slechts in kleine hoeveelheden produceren en waarvoor het aanleggen van geschikte faciliteiten vanuit economisch, milieubeschermings- en veiligheidsstandpunt niet verantwoord is. Dergelijke overeenkomsten worden gesloten onder de voorwaarde dat elke lidstaat het recht behoudt om verbruikte splijtstof en radioactief afval voor eindverwerking of berging - met uitzondering van terugzending - op zijn grondgebied te weigeren.

Motivering

Een overeenkomst volgens bovenstaande regels zou het mogelijk maken de noodzakelijke schaalvoordelen te verwezenlijken en een hoeveelheid radioactief afval te bereiken die groot genoeg is voor het terugverdienen van de onkosten die moeten worden gemaakt voor het opzetten van gezamenlijke bergingsfaciliteiten die aan de hoogste milieu- en veiligheidsnormen voldoen.

Het samenwerkingsproces met behulp van vrijwillige overeenkomsten tussen lidstaten en, waar nodig, door tussenkomst van de Commissie is doelmatig, omdat het voldoet aan de behoeften van landen die slechts weinig radioactief afval produceren. Er dient echter in elk geval een expliciete voorwaarde te zijn dat elke lidstaat te allen tijde het recht behoudt om zowel verbruikte splijtstof als radioactief afval voor eindverwerking of ‑berging op zijn grondgebied te weigeren.

  • [1]  PB C .../Nog niet in het PB gepubliceerd.

TOELICHTING

Richtlijn 92/3/EGA betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap strekte tot invoering van een systeem van strikte controles en voorafgaande vergunningen voor transporten van radioactief afval. Op 12 november 2004 kwam de Commissie met een voorstel (COM(2004)0716) tot wijziging van deze richtlijn. Dit voorstel werd in juli 2005 echter ingetrokken. Op 21 december 2005 volgde een grondig uitgewerkt nieuw voorstel (COM(2005)673), en de Commissie heeft daarbij ook rekening gehouden met het voorbereidende werk dat is verricht in de Groep atoom- en onderzoekvraagstukken van de Raad en met het advies van het EESC.

Als rechtsgrondslag voor het voorstel fungeert het EGA-Verdrag, en met name de artikelen 31 en 32 daarvan (Gezondheid en Veiligheid). Bovendien is in dit geval ten aanzien van het Europees Parlement uitsluitend de raadplegingsprocedure van toepassing.

Ter verantwoording van haar voorstel voert de Commissie aan dat zij de tekst van de richtlijn in overeenstemming wil brengen met de jongste EGA-richtlijnen en met de bestaande internationale verdragen en overeenkomsten, inzonderheid het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA inzake de veiligheid van het beheer van verbruikte splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval (waarbij Euratom partij is), een en ander door verduidelijking van de procedures in de praktijk en door het toepassingsgebied tot verbruikte splijtstof uit te breiden.

Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn, de automatische toestemmingsprocedure voor transporten en het onderscheid dat wordt aangebracht tussen intra- en extracommunautaire transporten.

Het toepassingsgebied van de richtlijn wordt uitgebreid tot voor opwerking en berging bestemde verbruikte splijtstof, hetgeen uit radiologisch oogpunt een logische stap is.

Ook wordt een automatische goedkeuringsprocedure ingevoerd, maar de lidstaten hebben niet zonder meer de mogelijkheid om in dergelijke gevallen te kiezen voor de niet-goedkeuringsprocedure, zoals bij de oude richtlijn het geval was.

Bij intracommunautaire transporten van radioactief materiaal met eventuele doorvoer door derde landen, hoeven de betrokken landen daarvan alleen maar in kennis te worden gesteld van zodra voor het bewuste transport toestemming is verleend (artikel 7, lid 1).

Hoe een en ander precies in zijn werk moet gaan wanneer het voor berging bestemde verbruikte splijtstof betreft, moet nog nader worden opgehelderd.

In overweging (xii) van het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA wordt erkend dat "iedere staat het recht heeft de invoer naar zijn grondgebied van verbruikte splijtstof en radioactief afval uit het buitenland te verbieden".

Artikel 27 (1.i) van datzelfde Verdrag bepaalt dat "een als overeenkomstsluitende partij optredende staat van herkomst de nodige stappen onderneemt om ervoor te zorgen dat voor grensoverschrijdende overbrenging vergunning is verleend en dat deze alleen plaatsvindt met voorafgaande kennisgeving aan en instemming van de staat van bestemming".

In zijn verslag over de richtlijn van de Raad (Euratom) betreffende het beheer van gebruikte splijtstof en radioactief afval (PE 322.031 def.) verklaart het Parlement (in overweging 12, letter a)) dat: "geen enkele lidstaat ooit wordt verplicht om enigerlei invoer van radioactief afval uit andere lidstaten te accepteren".

In overweging 3.6 bij deze richtlijn staat dat "de bepalingen van deze richtlijn dan ook niet mogen indruisen tegen het recht van de lidstaten om hun verbruikte splijtstof uit te voeren voor opwerkingsdoeleinden en het recht de toegang tot hun grondgebied te weigeren voor radioactief afval met het oog op eindbehandeling of berging, behalve in het geval van terugzending".

Verderop in de tekst (artikel 6, lid 3, letter b)) is gestipuleerd dat weigering van toestemming door de betrokken lidstaat met redenen moet worden omkleed, die "voor de lidstaat van bestemming gebaseerd moeten zijn op de relevante wetgeving met betrekking tot het beheer van radioactief afval of verbruikte splijtstof en op de relevante nationale, communautaire of internationale wetgeving met betrekking tot het vervoer van radioactief materiaal".

Het woord "en" in het midden van deze bepaling doet de vraag rijzen of er al dan niet twijfel bestaat omtrent het ondubbelzinnige recht van het ontvangende land om geen toestemming te geven voor de invoer van voor eindberging bestemde verbruikte splijtstof. In dat opzicht geeft de tekst geen antwoord op de vraag of ieder land het recht heeft om de permanente opslag van verbruikte splijtstof uit het buitenland in opslagplaatsen in of op zijn grondgebied te verbieden.

Radioactief afval en verbruikte splijtstof zijn volgens de EU-wetgeving goederen die van elkaar gescheiden moeten worden gehouden, en er moet dan ook een onderscheid tussen dergelijke goederen worden gemaakt.

Ter verduidelijking stelt de rapporteur een aantal amendementen op de richtlijntekst zelf voor (en niet op de in wettelijk opzicht minder bindende overwegingen), om duidelijk te maken dat ieder land het recht heeft om de invoer van zowel radioactief afval als voor eindberging bestemde verbruikte splijtstof uit het buitenland te verbieden.

De rapporteur ziet in dat er een oplossing moet worden gevonden (artikel 16, lid 1) voor landen die slechts kleine hoeveelheden radioactief afval produceren en stemt in met het voorstel om sluiting van vrijwillige overeenkomsten tussen lidstaten op dit gebied te bevorderen, maar vindt het een overdreven reactie van de Commissie om zichzelf de status van scheidsrechter toe te meten bij de beoordeling van de vraag of er al dan niet sprake is van "gebrek aan samenwerking".

In de toelichting bij artikel 16 stelt de Commissie dat "een specifieke samenwerkingsplicht moet worden vastgelegd om te vermijden dat de vergunnings-/toestemminsprocedure wordt misbruikt om vertragingsredenen en een ongerechtvaardigde belemmering wordt voor het vrije verkeer van verbruikte splijtstof binnen de Gemeenschap".

Een en ander gaat uit van de veronderstelling dat er binnen de Gemeenschap sprake is van vrij verkeer van verbruikte splijtstof, zonder dat rekening wordt gehouden met het recht van een ontvangend land om conform het Gezamenlijk Verdrag van de IAEA de invoer van voor eindberging bestemde verbruikte splijtstof uit het buitenland te verbieden.

Afval - ongeacht of het voor recycling in aanmerking komt of niet - en verbruikte splijtstof zijn krachtens de bepalingen van de EU-Verdragen goederen waarvan het verkeer volgens de artikelen 28 en 29 van het EG-Verdrag niet mag worden belemmerd. Als goederen vallen radioactief afval en voor berging bestemde verbruikte splijtstof wel degelijk onder de toepassing van artikel 28 e.v.

Volgens artikel 30-EG "vormen de bepalingen van de artikelen 28 en 29 geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van ... de gezondheid en het leven van personen ...".

De rechtsgrondslag voor deze aanpassing van richtlijn 92/3 is het EGA-Verdrag. Deze rechtsgrondslag omvat tevens de desbetreffende artikelen inzake de bescherming van de gezondheid en het leven van de bevolking, zodat deze kunnen worden aangevoerd ter rechtvaardiging van dezelfde belemmeringen voor het vrije verkeer van radioactief afval als die waarin de EU-wetgeving voorziet.

De Verdragen erkennen het recht van een lidstaat om de invoer van radioactief afval en voor eindberging bestemde verbruikte splijtstof te verbieden. Het ontvangende land dient alleen maar te refereren aan de bescherming van de gezondheid van werknemers en bevolking in het algemeen. Niet-discriminerende belemmeringen op het vrije verkeer van voor berging bestemde verbruikte splijtstof zijn derhalve wel degelijk te rechtvaardigen, ook al betreft het gewoon een goed.

Om een en ander nader te verduidelijken, moet in de tekst van het Commissievoorstel een amendement van die strekking worden opgenomen.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof

Document- en procedurenummers

COM(2005)0673 – C6 0031/2006 – 2005/0272(CNS)

Datum raadpleging EP

10.1.2006

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

ITRE
2.2.2006

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

ENVI
2.2.2006

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

ENVI
30.1.2006

 

 

 

 

Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Esko Seppänen
26.1.2006

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Vereenvoudigde procedure – datum besluit

 

Betwisting rechtsgrondslag
  Datum JURI-advies

 

 

 

 

 

Wijziging financiële voorzieningen
  Datum BUDG-advies

 

 

 

 

 

Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité – datum EP-besluit

 

Raadpleging Comité van de regio's – datum EP-besluit

 

Behandeling in de commissie

21.2.2006

20.3.2006

24.4.2006

 

 

Datum goedkeuring

4.5.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

36
2
2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Šarūnas Birutis, Jan Březina, Renato Brunetta, Philippe Busquin, Jerzy Buzek, Joan Calabuig Rull, Pilar del Castillo Vera, Jorgo Chatzimarkakis, Giles Chichester, Nicole Fontaine, Umberto Guidoni, Fiona Hall, David Hammerstein Mintz, Rebecca Harms, Erna Hennicot-Schoepges, Ján Hudacký, Romana Jordan Cizelj, Anne Laperrouze, Vincenzo Lavarra, Pia Elda Locatelli, Eluned Morgan, Angelika Niebler, Umberto Pirilli, Vladimír Remek, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Mechtild Rothe, Paul Rübig, Andres Tarand, Britta Thomsen, Catherine Trautmann, Nikolaos Vakalis, Alejo Vidal-Quadras Roca

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

María del Pilar Ayuso González, Zdzisław Kazimierz Chmielewski, Edit Herczog, Mieczysław Edmund Janowski, Esko Seppänen, Lambert van Nistelrooij, Francisca Pleguezuelos Aguilar

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid  2)

 

Datum indiening

10.5.2006

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...