Verslag - A6-0202/2006Verslag
A6-0202/2006

VERSLAG over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

1.6.2006 - (COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD)) - ***I

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Jerzy Buzek


Procedure : 2005/0043(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0202/2006
Ingediende teksten :
A6-0202/2006
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0119)[1],

–   gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 166, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan de Commissie het voorstel aan het Parlement heeft voorgelegd (C6‑0099/2005),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Begrotingscommissie, Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de Commissie visserij, de Commissie juridische zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6‑0202/2006),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel zoals geamendeerd door het Parlement;

2.  dringt er bij de Commissie op aan om, indien dat dienstig zou blijken en zodra het volgende meerjarige financiële kader zal zijn goedgekeurd, een voorstel te doen om het in het programma genoemde financiële referentiebedrag aan te passen;

3.  verzoekt de Commissie het Parlement opnieuw te raadplegen wanneer zij voornemens mocht zijn het voorstel in belangrijke mate te wijzigen of door een andere tekst te vervangen;

4.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekst

 

Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 1

(1) De Gemeenschap heeft als doelstelling de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de communautaire industrie te versterken en een hoog niveau van concurrentievermogen te verzekeren. Daartoe bevordert de Gemeenschap alle onderzoeksactiviteiten die nodig worden geacht, met name door het stimuleren van de ondernemingen, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen (“KMO’s”), onderzoekscentra en universiteiten bij hun activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

(1) De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld de kennismaatschappij tot stand te brengen door de benodigde know-how te ontwikkelen en de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de communautaire industrie en dienstensector te versterken teneinde een hoog niveau van concurrentievermogen te verzekeren. Daartoe onderkent de Gemeenschap de verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid van de wetenschappers bij de afbakening van de grote lijnen van het onderzoek aan de grenzen van de kennis, en bevordert zij alle onderzoeksactiviteiten die nodig worden geacht, met name door het stimuleren van de ondernemingen, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen (“KMO’s”), onderzoekscentra en universiteiten bij hun activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, waarbij de prioriteit wordt gegeven aan die gebieden en projecten waar financiering en samenwerking op Europees niveau van bijzonder belang is en een toegevoegde waarde heeft. Door haar steun te verlenen aan onderzoek aan de grenzen van de kennis, toegepast onderzoek en innovatie, wil de Gemeenschap de synergie binnen het Europese onderzoek bevorderen en zo een stabielere basis leggen voor de Europese onderzoeksruimte. Dit zal een positieve bijdrage leveren aan de sociale en economische vooruitgang in alle 25 lidstaten.

Motivering

Een herleving van de strategie van Lissabon is niet mogelijk zonder een krachtige stimulans vanuit de Europese onderzoeksruimte en met name vanuit het grensverleggend onderzoek op EU niveau.

De participatie van de dienstensector is van cruciaal belang om het kaderprogramma in staat te stellen zijn bijdrage te leveren aan de realisatie van de doelstellingen van Lissabon via groei en nieuwe werkgelegenheid.

Amendement 2

Overweging 1 bis (nieuw)

(1 bis) In het belang van een brede verspreiding van de kennis die het product is van met openbare middelen gefinancierd onderzoek, dient te worden bevorderd dat onderzoekers hun resultaten publiceren en de wetenschappelijke resultaten verspreiden. Het voorbeeld van ICT-onderzoek op basis van “open source”-ontwikkeling vormt hiervoor een model, dat succesvol is geweest bij het produceren van innovatie en het verbeteren van de samenwerking.

Amendement 3

Overweging 2

(2) De centrale rol van het onderzoek bij het verzekeren van het concurrentievermogen en de economische groei werd erkend door de Europese Raad van Lissabon die er de nadruk op legde dat kennis en innovatie de kern zijn van de economische vooruitgang, inclusief de groei van de werkgelegenheid in Europa.

(2) De centrale rol van het onderzoek werd erkend door de Europese Raad van Lissabon die er de nadruk op legde dat kennis en innovatie de kern zijn en zichzelf voor het komende decennium een nieuw strategisch doel stelde: de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te worden, die een duurzame economische ontwikkeling kan hebben en streeft naar volledige werkgelegenheid met meer en betere banen en een grotere sociale cohesie.

Motivering

De “driehoek” van Lissabon verdient te worden vermeld.

Amendement 4

Overweging 2 bis (nieuw)

 

(2 bis) Het kaderprogramma is essentieel voor de verwezenlijking van het strategische doel van Lissabon, om van Europa de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. De kennisdriehoek - onderwijs, onderzoek en innovatie - is een van de belangrijkste instrumenten om deze doelstelling te verwezenlijken.

Amendement 5

Overweging 2 ter (nieuw)

(2 ter) De centrale rol die kennis en immateriële goederen vervullen bij de productie van economische, sociale en culturele welvaart werd door de Europese Raad van Lissabon erkend. In de kennismaatschappij worden innovatie en kennisproductie beslist niet van bovenaf toegediend, maar zijn ze in de hele samenleving wijdverspreid en worden in toenemende mate juist verwezenlijkt via processen van onderaf. Het is een doelstelling van de Gemeenschap al deze onderzoeks- en innovatiecapaciteiten te mobiliseren en te versterken.

Amendement 6

Overweging 3 bis (nieuw)

(3 bis) Daartoe moeten veel lidstaten alsmede het Europese bedrijfsleven hun onderzoek intensiveren, zodat de bevordering van het onderzoek in het kader van het zevende kaderprogramma een succes wordt.

Motivering

Aan de lidstaten moet duidelijk worden gemaakt dat de verwezenlijking van de doelstellingen van KP7 uitsluitend mogelijk is met een verruiming van de financiële middelen.

Amendement 7

Overweging 3 ter (nieuw)

(3 ter) Teneinde met meer succes particuliere investeringen aan te trekken en te zorgen dat onderzoek en ontwikkeling de meest effectieve bijdrage leveren aan de verbetering van het concurrentievermogen van Europa moeten binnen het kaderprogramma geschikte maatregelen worden genomen voor de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten in een vroeg stadium van het onderzoeksproces. Dit is met name van belang voor KMO’s, die op een concurrerende markt minder andere concurrentievoordelen hebben.

Motivering

Dit is een aanvulling op het oorspronkelijke amendement van de rapporteur met speciale nadruk op de behoeften van KMO’s.

Amendement 8

Overweging 3 quater (nieuw)

(3 quater) De bescherming van de intellectuele eigendom is een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte. De juridische grondslag van het Europees Octrooibureau moet worden herzien naar aanleiding van de veranderingen binnen de Europese instellingen; ook moeten de procedures van het bureau worden vereenvoudigd om uiteindelijk te komen tot één enkel Europees octrooi, in overeenstemming met het beginsel dat een monopolie op de exploitatie van een idee wordt verleend in ruil voor de volledige bekendmaking. De deelname van de particuliere sector en de commerciële exploitatie van wetenschappelijke en technische resultaten moet worden gestimuleerd, maar er moet ook een evenwicht worden gevonden tussen intellectuele-eigendomsrechten en de verspreiding van kennis.

 

Motivering

Het is absoluut essentieel dat de intellectuele-eigendomsrechten worden gewaarborgd via transparante en vereenvoudigde procedures waar vooral de KMO’s baat bij hebben.

Amendement 9

Overweging 3 quinquies (nieuw)

(3 quinquies) Het kaderprogramma moet ernaar streven dat, afgezien van het behalen van concurrentievoordelen voor de Europese economie via vergroting van de investeringen in wetenschappelijk onderzoek, het door de EU gefinancierde onderzoek waar mogelijk ten goede moet komen aan de Gemeenschap, vooral op gebieden waarvoor vanuit de markt geen investeringen komen.

Motivering

Openbare financiering moet naast het stimuleren van de economie waar mogelijk ook bijdragen aan de verbetering van het leven van de mensen, het vervullen van hun behoeften en het beperken van de risico's die ze lopen.

Amendement 10

Overweging 3 sexies (nieuw)

(3 sexies) Fiscale stimulansen kunnen een nuttig instrument zijn om de beschikbare middelen voor onderzoek in Europa te verruimen.

Motivering

In de Verenigde Staten zijn fiscale stimulansen zeer succesvol geweest bij het stimuleren van het onderzoek; Europa dient het gebruik van een dergelijk instrument ook te overwegen.

Amendement 11

Overweging 3 septies (nieuw)

 

(3 septies) De voornaamste doelstelling van al deze programma's moet zijn ertoe bij te dragen dat de Europese Unie 's werelds toonaangevende onderzoeksruimte wordt. Daartoe moet het kaderprogramma sterk zijn gericht op de bevordering van en investeringen in onderzoek van wereldklasse. Het is derhalve absoluut noodzakelijk dat de uitvoering van de specifieke programma's op de beginselen van wetenschappelijke excellentie is gebaseerd, en niet op andere prioriteiten. Alleen door mogelijkheden te scheppen voor toponderzoek kan de Europese Unie de meest toonaangevende onderzoeksruimte worden.

Amendement 12

Overweging 4

(4) Het Europees Parlement heeft herhaaldelijk het belang van onderzoek, technologische ontwikkeling en de vergrote rol van kennis voor de economische groei beklemtoond, het meest recentelijk in zijn richtsnoeren voor toekomstig EU-beleid ter ondersteuning van onderzoek van maart 2005.

(4) Het Europees Parlement heeft herhaaldelijk het belang van onderzoek, technologische ontwikkeling en de vergrote rol van kennis voor de economische groei en het welzijn op sociaal en milieugebied beklemtoond, het meest recentelijk in zijn richtsnoeren voor toekomstig EU-beleid ter ondersteuning van onderzoek van maart 2005.

Motivering

De doelstellingen van Lissabon kunnen niet worden bereikt wanneer het maatschappelijk en ecologisch welzijn niet als onderdeel van economische groei wordt gezien.

Amendement 13

Overweging 5

(5) Rekening houdend met de onderzoeksbehoeften van al het communautair beleid en bouwend op uitgebreide steun van de Europese industrie, de wetenschappelijke wereld, universiteiten en andere belanghebbende kringen dient de Gemeenschap de wetenschappelijke en technologische doelstellingen vast te stellen die in de periode 2007 tot 2013 op grond van haar zevende kaderprogramma bereikt moeten worden.

(5) Rekening houdend met de onderzoeksbehoeften van al het communautair beleid en bouwend op uitgebreide steun van de Europese industrie, de wetenschappelijke wereld, universiteiten en andere belanghebbende kringen dient de Gemeenschap de wetenschappelijke en technologische doelstellingen vast te stellen die in de periode 2007 tot 2013 op grond van haar zevende kaderprogramma bereikt moeten worden; verzoekt de Commissie in haar voorstellen (herzieningsclausule 2009) voor de heroriëntatie van het begrotingskader zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenzijde prioriteit te geven aan de doelstellingen van de strategie van Lissabon en te zorgen dat ook het KP7 hiervan profijt heeft.

Motivering

Het toewijzen van voldoende begrotingsmiddelen aan KP7 in het komende begrotingstijdvak (herzieningsclausule 2009) is een van de belangrijkste instrumenten om de achterstand van de Unie in te lopen. De 3%-doelstelling mag niet nog verder worden opgeschoven.

Amendement 14

Overweging 5 bis (nieuw)

 

(5 bis) Van bijzondere relevantie voor het industrieel onderzoek zijn de Europese technologieplatforms (ETP's) en de gezamenlijke technologische initiatieven (GTI's). De ETP's kunnen zich ontwikkelen tot een algemeen instrument voor de bevordering van het concurrentievermogen van Europa.

Motivering

Een brede betrokkenheid van alle Europese ondernemingen, ongeacht hun grootte, bij alle innovatieve activiteiten is van eminent belang voor de concurrerendheid van onze industriële productie. Technologieplatforms en gezamenlijke technologie-initiatieven vormen geschikte instrumenten waarmee alle ondernemingen kunnen worden bereikt met de voordelen van het wetenschappelijk en technologisch onderzoek naar innovaties.

Amendement 15

Overweging 6

6) Deze doelstellingen dienen voort te bouwen op de prestaties van het zesde kaderprogramma met betrekking tot de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte en zetten deze voort op weg naar de ontwikkeling van een kenniseconomie en –maatschappij in Europa. Van deze doelstellingen zijn de volgende vooral belangrijk:

(6) Deze doelstellingen dienen voort te bouwen op de prestaties van het zesde kaderprogramma met betrekking tot de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte en zetten deze voort op weg naar de ontwikkeling van een kenniseconomie en –maatschappij in Europa, die de doelstellingen van de Lissabonstrategie zal vervullen in het geheel van het communautair sectorieel beleid. Van deze doelstellingen zijn de volgende vooral belangrijk:

Amendement 16

Overweging 8

(8) De dynamiek, creativiteit en excellentie van het Europese grensverleggende onderzoek moet worden verhoogd.

(8) De dynamiek, creativiteit en excellentie van het Europese grensverleggende onderzoek moet worden verhoogd. Met het oog hierop moet de financiering van meer speculatief fundamenteel onderzoek een duidelijke prioriteit binnen het kaderprogramma vormen.

Amendement 17

Overweging 9

(9) Het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa moet kwantitatief en kwalitatief worden versterkt.

(9) Het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa moet kwantitatief en kwalitatief worden versterkt; beter onderwijs en betere toegankelijkheid van onderzoeksmogelijkheden zijn de voornaamste instrumenten waarmee dit doel kan worden bereikt. Dit dient niet in de laatste plaats te betekenen dat het aantal vrouwen in het onderzoek aanzienlijk wordt uitgebreid en de mobiliteit van onderzoekers wordt gestimuleerd. Daartoe moeten de lidstaten worden opgeroepen het Europees handvest voor onderzoekers en de Gedragscode voor de werving van onderzoekers te handhaven, omdat beide instrumenten noodzakelijk zijn om een echte Europese ruimte voor onderzoekers te realiseren.

Motivering

Voor de totstandkoming van een echte Europese ruimte voor onderzoekers moeten gemeenschappelijke regels worden toegepast. Daartoe is het nuttig dat de lidstaten het Europees handvest voor onderzoekers en de Gedragscode voor de werving van onderzoekers invoeren, omdat dit bijdraagt aan een grotere mobiliteit van onderzoekers.

Een aanzienlijk deel van het menselijk potentieel in het onderzoek waarvan geen gebruik wordt gemaakt, wordt gevormd door vrouwen.

Amendement 18

Overweging 9 bis (nieuw)

..

(9 bis) De dialoog tussen wetenschap en samenleving in Europa moet worden verdiept om te komen tot een wetenschaps- en onderzoeksagenda die beantwoordt aan de behoeften van de burgers, onder meer door kritische reflectie te bevorderen, en die zich voorts richt op het herstel van het vertrouwen van het publiek in de wetenschap.

Motivering

Om het vertrouwen van het publiek in wetenschap en onderzoek te herstellen is het van belang mechanismen te creëren waarmee de Europese wetenschappers kunnen luisteren naar de ideeën van maatschappij over hun onderzoeksprojecten. Het voorstel van de Commissie wekt de indruk dat het grootste probleem ligt in het overtuigen van het publiek en dat dit door middel van een benadering van bovenaf kan worden gerealiseerd.

Amendement 19

Overweging 9 ter (nieuw)

 

(9 ter) Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan het vergemakkelijken van de wetenschappelijke loopbaan van jonge onderzoekers, beginnende onderzoekers en onderzoekers in de beginfase van hun loopbaan in de meest productieve levensfase zodat zij een significante rol kunnen vervullen in alle activiteiten in verband met het kaderprogramma. Beginnende onderzoekers en onderzoekers in de beginfase van hun loopbaan moeten de grote drijvende kracht achter de Europese wetenschap worden. In dit verband moeten concrete maatregelen worden genomen binnen alle activiteiten van het kaderprogramma onder de programma's “Samenwerking”, “Ideeën” en “Mensen”.

Motivering

De EU heeft in 2010 veel beginnende onderzoekers en onderzoekers in de beginfase van hun loopbaan nodig als zij haar streefdoel van 3% investeringen in onderzoek wil halen. De steun voor beginnende onderzoekers en onderzoekers in de beginfase van hun loopbaan in het voorstel gaat niet ver genoeg. Speciale aandacht en duidelijke maatregelen zijn nodig om aantrekkelijke en concurrerende voorwaarden te creëren voor beginnende onderzoekers en onderzoekers in de beginfase van hun loopbaan uit de hele wereld en om de concurrerendheid van het Europese onderzoeksstelsel te verbeteren.

Amendement 20

Overweging 9 quater (nieuw)

..

(9 quater) Het vernieuwende karakter van het zevende kaderprogramma ligt in het idee van Europees onderzoek “aan de grenzen van de kennis” en het feit dat excellentie in dit verband het belangrijkste criterium zal zijn; hierdoor kan het menselijk potentieel waaruit de Unie kan putten zo goed mogelijk worden benut.

Motivering

Om het wetenschappelijk onderzoek in Europa in staat te stellen zich waarachtig te ontwikkelen moet ruim baan worden gemaakt voor het menselijk potentieel.

Amendement 21

Overweging 10

(10) De onderzoeks- en innovatiecapaciteiten in geheel Europa moeten worden versterkt en het optimale gebruik ervan moet worden verzekerd.

(10) De capaciteiten op het gebied van onderzoek, innovatie en technologieoverdracht in geheel Europa moeten worden versterkt en het optimale gebruik ervan moet worden verzekerd door middel van een benadering van “open innovatie”, om de ontwikkeling van wereldwijd toonaangevend onderzoek in Europa te bevorderen. Daartoe zou een debat kunnen worden georganiseerd over een eventuele vrijstelling van vennootschapsbelasting voor de op grond van het zevende kaderprogramma aan KMO’s verleende Europese subsidies.

Motivering

Een belangrijk nieuw paradigma voor het realiseren van groei op basis van kennis is “open innovatie”. Hiermee wordt de tendens bedoeld dat bedrijven steeds meer gebruik maken van zowel interne alsook externe bronnen van ideeën om waarde te scheppen op basis van innovatie. Bedrijven die ideeën van buiten kunnen inzetten ten behoeve van hun eigen bedrijfsactiviteit en die tegelijk hun eigen ideeën buiten hun huidige activiteiten kunnen inzetten, hebben een grote kans op succes. Om dit te realiseren moeten grote bedrijven, KMO’s, universiteiten en onderzoeksinstituten nauw samen gaan werken in ecosystemen voor open innovatie.

Een optimale benutting van de innovatiecapaciteit is niet mogelijk zonder op Europees niveau het debat te voeren over de belastingheffing.

Overdracht van technologie is het zwakste punt van de EU en dient te worden gestimuleerd bij iedere gelegenheid die zich voordoet.

Amendement 22

Overweging 10 bis (nieuw)

 

 

(10 bis) De omzetting van de resultaten van uitstekend onderzoek in producten, processen en diensten moet worden bevorderd.

Motivering

Europa produceert uitstekende onderzoeksresultaten, maar ondervindt vergeleken met haar concurrenten ernstige problemen waar het erom gaat deze resultaten om te zetten in innovatie.

Amendement 23

Overweging 10 ter (nieuw)

 

(10 ter) De wetenschappelijke excellentie van de projectvoorstellen moet het doorslaggevende criterium zijn bij de toekenning van Europese middelen.

Motivering

Er moet duidelijk op worden gewezen dat wetenschappelijke excellentie nog altijd het doorslaggevende criterium bij de toekenning van middelen in het kader van KP7 is. Alleen zo is het mogelijk de ambitieuze doelstellingen van het KP en van de strategie van Lissabon te verwezenlijken.

Amendement 24

Overweging 10 quater (nieuw)

 

(10 quater) In verband met het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren bij het Verdrag van Amsterdam moet op alle onderzoeksgebieden worden bevorderd dat onderzoek wordt gedaan naar de ontwikkeling van alternatieve testmethoden en met name methoden zonder dierproeven, zodat het gebruik van dieren bij onderzoek en tests kan worden verminderd en uiteindelijk door andere middelen kan worden vervangen.

Motivering

Op grond van het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren zijn de Gemeenschap en de lidstaten bij de vorming en tenuitvoerlegging van hun beleid, met inbegrip van het onderzoeksbeleid, verplicht om ten volle rekening te houden met de vereisten voor het welzijn van dieren. Het ontwikkelen en valideren van alternatieven voor dierproeven vormt een prioriteit uit hoofde van artikel 7, lid 2, onder a) en b) van het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap, en artikel 23 van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad verplicht de Commissie en de lidstaten ertoe onderzoek naar de ontwikkeling van alternatieven aan te moedigen. De doelstelling om de ontwikkeling van methoden zonder dierproeven en alternatieve teststrategieën te stimuleren en te versterken moet derhalve specifiek worden opgenomen in het kaderprogramma, met name met het oog op de vereisten van Richtlijn 76/768/EEG inzake cosmetische producten, zoals gewijzigd, en in het licht van de doelstelling van de voorgestelde EU-verordening inzake chemische stoffen om tests zonder dierproeven te bevorderen.

Amendement 25

Overweging 12

(12) In het kader van “Samenwerking” moet ondersteuning worden verleend voor transnationale samenwerking op elke schaal in geheel de Europese Unie en daarbuiten, op een aantal thematische gebieden die overeenstemmen met belangrijke terreinen van kennis- en technologiebevordering, waar onderzoek moet worden ondersteund en versterkt om Europese sociale, economische, ecologische en industriële uitdagingen aan te pakken.

(12) In het kader van “Samenwerking” moet ondersteuning worden verleend voor transnationale samenwerking op een geschikte schaal in geheel de Europese Unie en daarbuiten, op een aantal thematische gebieden die overeenstemmen met belangrijke terreinen van kennis- en technologiebevordering, waar onderzoek moet worden ondersteund en versterkt om Europese sociale, economische, ecologische, volksgezondheids- en industriële uitdagingen aan te pakken, het openbaar nut te dienen en de ontwikkelingslanden te helpen. Waar mogelijk zal het programma flexibel omgaan met “missiegeoriënteerde” plannen die verschillende thematische prioriteiten bestrijken. Om binnen de besluitvormingsprocedures van de technologieplatforms voldoende rekening te houden met de belangen van de KMO’s, moeten deze door zowel hun nationale als hun internationale vertegenwoordigers worden vertegenwoordigd. Het programma moet er tevens voor zorgen dat de EU haar toonaangevende positie kan handhaven op het gebied van sociologisch en geesteswetenschappelijk onderzoek naar de wisselwerking tussen mensen en nieuwe technologie en naar de betekenis van technologie voor de ontwikkeling van de maatschappij als geheel.

Motivering

Het kaderprogramma moet waar mogelijk de behoeften van de mensen in de ontwikkelingslanden vervullen. Het samenwerkingsprogramma moet eveneens flexibeler worden om ook toegankelijke financiering te bieden voor projecten die verschillende Thema’s bestrijken. Zo heeft bijvoorbeeld de ontwikkeling van een groene auto betrekking op vier Thema’s: vervoer, energie, ICT en nieuwe productietechnologie. Dit type multidisciplinair onderzoek behoort actief te worden aangemoedigd.

Omdat KMO’s vaak niet over voldoende middelen beschikken voor een actieve deelname aan de technologieplatforms, en omdat betrokkenheid van KMO’s wel van belang is voor de vaststelling van de strategische onderzoeksagenda, zou als oplossing kunnen worden gedacht aan het betrekken van de KMO’s via hun nationale en internationale vertegenwoordigers.

De toepassingen en technologieën die voortvloeien uit wetenschappelijke ontdekkingen veranderen ons dagelijks leven en stellen onze ethische overtuigingen op de proef. Daarom is de prioriteit voor wetenschap een politieke keuze en moet deze zich ook richten op versterking van het openbaar nut.

Een beter begrip van de wisselwerking tussen technologie en maatschappij en van de grote lijnen van de ontwikkeling van de maatschappij als geheel, is ook een essentiële voorwaarde om de voordelen van technologie ten volle te benutten en het beleid aan te passen aan de demografische en culturele tendensen. Op langere termijn krijgt Europa hierdoor zowel economische voordelen als concurrentievoordelen.

De ervaring van de betrokken onderzoekers laat zien dat kleinere projecten over het algemeen efficiënter en wetenschappelijk gezien productiever zijn.

Amendement 26

Overweging 13

(13) In het kader van “Ideeën” moeten activiteiten worden uitgevoerd door een Europese Onderzoeksraad (“ERC”), die een hoge mate van autonomie moet genieten.

(13) In het kader van “Ideeën” moeten activiteiten worden uitgevoerd door een Europese Onderzoeksraad (“ERC”), die een hoge mate van autonomie moet genieten. Het is essentieel dat op EU-niveau grensverleggend onderzoek van zeer hoog niveau wordt gedaan, waarbij de bestaande excellentie in Europa wordt benut en een hoger niveau wordt bereikt dan alleen op grond van de activiteiten in de lidstaten mogelijk zou zijn. Na een eerste fase zal de ERC regelmatig contact hebben met de Europese Instellingen en de wetenschappelijke gemeenschap teneinde overeenstemming te bereiken over een organisatorische methode voor ondersteuning van het werk van de ERC en bevordering van de belangen van de ERC in de overheidssfeer.

Motivering

Grensverleggend onderzoek is de echte innovatie van het zevende KP. Dit onderzoek op EU-niveau levert echte toegevoegde waarde op en zal alle actoren binnen de wetenschappelijke wereld ten goede komen.

Amendement 27

Overweging 14

(14) In het kader van “Mensen” moeten individuen worden gestimuleerd om onderzoeker te worden, moeten Europese onderzoekers worden aangemoedigd om in Europa te blijven, moeten onderzoekers uit de hele wereld naar Europa worden aangetrokken en moet Europa aantrekkelijker gemaakt worden voor de beste onderzoekers.

(14) De doelstellingen van het programma “Mensen” moeten als volgt zijn: meer begaafde individuen aanmoedigen om onderzoeker te worden; de convergentie bevorderen van methoden en alternatieven voor opleidingen in verband met onderzoekers, waardoor ook de vaardigheden die zij opdoen worden vergroot; zorgen dat Europese onderzoekers in Europa blijven of naar Europa terugkeren; het voor onderzoekers gemakkelijker maken om te verhuizen van publieke naar private onderzoeksinstellingen en omgekeerd; en onderzoekers uit de hele wereld naar Europa aantrekken. Daartoe moet worden gestreefd naar verbetering van de wederzijdse erkenning van diploma's en beroepskwalificaties die op het grondgebied van de Gemeenschap en in derde landen zijn verworven. Het geslaagde Marie-Curie-programma, dat door de gegadigden warm is ontvangen, moet met de bestaande instrumenten worden voortgezet. De mobiliteit van onderzoekers in Europa moet prioriteit krijgen om een wijde verspreiding van kennis te waarborgen en te zorgen dat innovatief grensverleggend onderzoek in diverse disciplines kan leunen op toegewijde en bekwame onderzoekers evenals op meer financiële middelen.

Motivering

In vergelijking met de door de Commissie gekozen formulering vormt de nieuwe versie van overweging 14 geen significante verandering van de strekking van de tekst, maar verduidelijkt zowel de ambitieuze doelstellingen van het specifieke programma “Mensen” als de behoefte aan bevordering van de convergentie van de vaardigheden die onderzoekers tijdens hun opleiding opdoen.

Het Europees Parlement heeft op 10 maart 2005 “Richtsnoeren voor het beleid ter ondersteuning van het onderzoek in de Unie” (2004/2150(INI)) goedgekeurd. In deze richtsnoeren roept het Europees Parlement de Europese instellingen op voorrang te geven aan de bevordering van de toegang en loopbaanontwikkeling van vrouwen in de onderzoekssector, onder andere ook via positieve discriminatie, en stelt het de introductie voor van Europese initiatieven voor het tegengaan van culturele stereotypen en voor het wegnemen van belemmeringen voor vrouwen om een wetenschappelijk onderwijstraject te volgen (kopje “Personele middelen”, punt 23).

Het Europees Parlement is de stellige mening toegedaan dat het succesvolle Marie Curie-programma, dat door de aanvragers wordt toegejuicht, met de bestaande instrumenten moet worden voortgezet en bovendien moet waarborgen dat internationale topwetenschappers, waaronder jonge wetenschappers, voor Europees onderzoek kunnen worden aangetrokken. Het Europees Parlement erkent het succes van Marie Curie-acties en beveelt aan de middelen daarvoor aanzienlijk te vergroten (kopje “Personele middelen”, punt 25).

Het is verstandig een gericht programmaonderdeel toe te voegen dat beoogt de onderzoekers uit andere landen te stimuleren naar Europa terug te keren, omdat op deze wijze waardevolle ontdekkingen en resultaten ook terug naar Europa kunnen worden gebracht.

Het concept van de" dubbele loopbaan" moet ook worden geïntroduceerd ter bevordering van de mobiliteit van onderzoekers in de zin van een grote doorlaatbaarheid van de grens tussen particulier en publiek onderzoek.

Om de Europese onderzoekers aan te moedigen in Europa te blijven en buitenlandse onderzoekers aan te trekken, is het van fundamenteel belang wederzijdse erkenning van de kwalificaties die in de lidstaten en in het buitenland zijn verworven te bespoedigen ten einde het verkeer van onderzoekers op communautair grondgebied niet te belemmeren.

Amendement 28

Overweging 14 bis (nieuw)

 

(14 bis) Het programma “Mensen” moet zich richten op verbetering van de kwaliteit en de schaal van het menselijk potentieel voor onderzoek en technologie in Europa, niet in het minst door meer erkenning te geven aan het "beroep" van onderzoeker. Op deze wijze kan de excellentie in het fundamenteel onderzoek worden behouden, kan een gelijkmatige ontwikkeling van het technologisch onderzoek worden bevorderd en kan de mobiliteit van onderzoekers van en naar Europa aanzienlijk worden vergroot.

Motivering

Deze nieuwe overweging verduidelijkt de doelstellingen van het programma “Mensen” door vermelding van het concept van onderzoek als een beroep, dat hetzelfde respect verdient als andere beroepen.

Amendement 29

Overweging 14 ter (nieuw)

 

(14 ter) In het kader van “Mensen” moet de nieuwsgierigheid en belangstelling van kinderen voor de wetenschap worden aangemoedigd in een omgeving die belangstelling voor de wetenschap bij kinderen en jongeren aanwakkert, door een versterking van het onderricht in exacte vakken op alle niveaus, waaronder op scholen, en door de bevordering van de belangstelling voor en het deelnemen aan exacte vakken onder jongeren.

Amendement 30
Overweging 15

(15) In het kader van “Capaciteiten” moeten het gebruik en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren worden geoptimaliseerd; moeten de innovatieve capaciteiten van KMO’s en hun vermogen om van onderzoek te profiteren worden versterkt; moet de ontwikkeling van regionale door onderzoek aangestuurde clusters worden ondersteund; moet het onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de EU worden ontsloten; moeten wetenschap en maatschappij dichter bij elkaar worden gebracht voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij; en moeten horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking worden ondernomen.

(15) In het kader van “Capaciteiten” moeten het gebruik en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren worden geoptimaliseerd; moeten de procedures voor de toegang tot het zevende kaderprogramma worden vereenvoudigd; moet de verspreiding van informatie over de acties die plaatsvinden op grond van het zevende kaderprogramma worden bevorderd; moeten de innovatieve capaciteiten van KMO’s en hun vermogen om van onderzoek te profiteren worden versterkt; moet de ontwikkeling van regionale door onderzoek aangestuurde clusters met de potentie om wereldwijd toonaangevend te zijn, worden ondersteund; moet het onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de EU worden ontsloten; moeten wetenschap en maatschappij dichter bij elkaar worden gebracht door de integratie van wetenschap en kennisverspreiding; en moeten horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking worden ondernomen.

Motivering

De verspreiding van onderzoeksresultaten is een essentiële voorwaarde om de maatschappij in staat te stellen het grootst mogelijke voordeel te ontlenen aan de door haar bestede onderzoeksmiddelen. Met name is het absoluut noodzakelijk dat beleidsmakers een duidelijker inzicht hebben in wat zich in de wetenschappelijke wereld afspeelt. Een grotere mate van verspreiding is ook noodzakelijk om het gebruik van belastinggeld te verantwoorden, zowel jegens bedrijven als jegens de burgers.

Betere informatie, samen met vereenvoudigde procedures voor de toegang tot het KP7 kan de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen naderbij brengen.

Amendement 31
Overweging 16

(16) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek moet bijdragen tot het bereiken van bovengenoemde doelstellingen door het uitvoeren van eigen activiteiten en door het verlenen van klantgestuurde ondersteuning voor de tenuitvoerlegging van EU-beleid.

(16) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek heeft als cruciale taak behoeftegerichte wetenschappelijke en technische ondersteuning te leveren voor het uitstippelen, ontwikkelen, uitvoeren en volgen van het beleid van de Gemeenschap. Het GCO moet permanent worden gesteund om te kunnen fungeren als referentiecentrum op het gebied van wetenschap en technologie voor de Gemeenschap, onafhankelijk van particuliere en nationale belangen. Er moet aan worden gewerkt dat de GCO's worden tot een onafhankelijk instrument waarmee de Gemeenschap bepaalde risico's voor de burgers kan inschatten, met name op het gebied van milieurisico's, voedselveiligheid en energie-effectbeoordelingen.

Motivering

Deze formulering is exact dezelfde als de beschrijving van de taak van de GCO zoals deze in KP5 door de Raad werd vastgesteld en bevestigt dat het GCO in KP7 net als in KP6 zal blijven bestaan.

Amendement 32
Overweging 16 bis (nieuw)

 

(16 bis) De Commissie heeft reeds bij tal van gelegenheden onderkend dat voor de regio's een belangrijke rol is weggelegd bij de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte1.

1 Mededeling van de Commissie getiteld "De regionale dimensie van de Europese onderzoeksruimte" (COM (2001)0549).

Motivering

De mededeling van de Commissie COM (2001)0549 stelt dat "Regionaal [onderzoeksbeleid …] behalve ontwikkeling ook samen met regionale initiatieven de essentiële bouwstenen kan leveren voor de opkomst van agglomeratie-economieën en succesvolle clustering van bedrijven". En aangezien de belangrijkste boodschap van deze mededeling betrekking heeft op de voornaamste beleidsterreinen van de Gemeenschap en in dat verband ook het onderzoek wordt genoemd, moeten de noodzakelijke maatregelen worden genomen om de regio's in staat te stellen op harmonieuze wijze te integreren in de structuur van een echte Europese onderzoeksruimte.

Amendement 33
Overweging 17

(17) Het zevende kaderprogramma complementeert de activiteiten die worden uitgevoerd in de lidstaten alsmede andere communautaire acties die nodig zijn voor de algemene strategische inspanning voor de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen, naast met name die betreffende de Structuurfondsen, landbouw, onderwijs, opleiding, concurrentievermogen en innovatie, industrie, werkgelegenheid en milieu.

(17) Het zevende kaderprogramma complementeert de activiteiten die worden uitgevoerd in de lidstaten alsmede andere communautaire acties die nodig zijn voor de algemene strategische inspanning voor de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen, naast met name die betreffende de Structuurfondsen, landbouw, onderwijs, opleiding, concurrentievermogen en innovatie, industrie, werkgelegenheid en milieu en regels op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten. Daarom moet het zevende kaderprogramma naast de steun voor onderzoeksprojecten, welke de kern van het kaderprogramma vormt, beslist ook ondersteuning geven aan de coördinatie van nationaal en regionaal onderzoeksbeleid en ‑programma's. De belangrijke bijdrage die de Europese plaatselijke overheden leveren aan de financiering van het onderzoek moet worden benadrukt en het kaderprogramma moet een versterking mogelijk maken van de synergieën tussen het regionale beleid en de maatregelen van de Gemeenschap. Het Directoraat-generaal voor onderzoek van de Commissie is verantwoordelijk voor de complementariteit en synergie tussen de diverse financieringsprogramma's, waaronder de Structuurfondsen, het EOF en het KCI.

Motivering

Hoewel overal in de documenten van de Commissie tot complementariteit wordt opgeroepen, wordt weinig gezegd over de wijze waarop dit moet worden gedaan en wie ervoor verantwoordelijk is. Het Commissielid voor onderzoek moet verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van de processen die dit realiseren en voor het bevorderen van een cultuur van communicatie tussen de diverse financieringsprogramma's.

Wanneer Europa de ambitieuze agenda van Lissabon wil verwerkelijken, moet zij geharmoniseerde regels voor intellectuele-eigendomsrechten hebben, zoals een communautair octrooi.

Amendement 34
Overweging 18

(18) De op grond van dit kaderprogramma ondersteunde innovatie- en KMO-gerelateerde activiteiten moeten de activiteiten aanvullen die worden ondernomen op grond van het kaderprogramma voor Concurrentievermogen en innovatie.

(18) Het zevende kaderprogramma moet met name streven naar voldoende betrokkenheid van KMO’s bij al zijn activiteiten en programma's. De op grond van dit kaderprogramma ondersteunde innovatie- en KMO-gerelateerde activiteiten moeten een zo groot mogelijke synergie realiseren en zoveel mogelijk complementair zijn met de activiteiten die worden ondernomen op grond van het kaderprogramma voor Concurrentievermogen en innovatie en met andere programma's en maatregelen van de Gemeenschap. Het is in dit verband van belang dat de intellectuele eigendom beter wordt beschermd en dat op Europees vlak meer maatregelen worden genomen tegen productpiraterij en namaak, activiteiten die grote schade berokkenen aan het innovatievermogen van de Europese KMO’s.

Motivering

KMO’s vormen het hart van de Europese industrie. Het is echter algemeen bekend dat deze bedrijven het moeilijk vinden innovatieve activiteiten te onderhouden, met name O&O. Daarom zijn gerichtere en intensievere maatregelen nodig om de deelname van de KMO’s aan het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling te stimuleren.

Het verlies aan arbeidsplaatsen in Europa als gevolg van namaak wordt geschat op ongeveer 100.000 per jaar. De negatieve gevolgen die piraterij en namaak hebben voor KMO’s en de werkgelegenheid moeten niet worden onderschat. Met een betere bescherming van de intellectuele eigendom kunnen de KMO’s concurrerender worden en meer investeren in innovatie.

Amendement 35
Overweging 18 bis (nieuw)

 

(18 bis) Het kaderprogramma moet bijdragen aan de schepping van wederzijdse synergieën en complementariteit met het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, de Structuurfondsen, regelgeving inzake intellectuele-eigendomsrechten, regelgeving inzake overheidssteun, enz. Deze synergieën beantwoorden aan de behoefte aan een versterkte en vereenvoudigde benadering van de onderzoeksfinanciering, wat voor de KMO’s van bijzonder belang is.

Motivering

Op het gebied van het onderzoek moet worden gestreefd naar een nauwe onderlinge coördinatie van de programma's en het beleid van de EU om een van de grootste zwakke punten van Europa te boven te komen, namelijk de "Europese paradox", waarbij fantastische wetenschappelijke kennis wordt geproduceerd zonder dat er voldoende capaciteit bestaat om deze kennis om te zetten in innovatie en in commerciële producten. Een dergelijke coördinatie zou het voor de KMO’s gemakkelijker maken financiering voor innovatieve projecten te verkrijgen.

Amendement 36
Overweging 18 ter (nieuw)

(18 ter) Het kaderprogramma moet via de subsidieregelingen van de lidstaten binnen de nieuw voorgestelde innovatiegerichte Structuurfondsen kunnen profiteren van een grotere complementariteit ten opzichte van de Structuurfondsen.

Motivering

De onderdelen onderzoek en innovatie in de Structuurfondsen, KP7 en KCI moeten onderling complementair zijn.

Amendement 37
Overweging 18 quater (nieuw)

 

(18 quater) Er moeten nieuwe, specifieke onderzoeksprogramma's ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) worden aangewezen.

Amendement 38

Overweging 18 quinquies (nieuw)

 

(18 quinquies) De participatie van het bedrijfsleven en de commerciële exploitatie van wetenschappelijke kennis en technische vaardigheden zijn belangrijke factoren die ervoor kunnen zorgen dat het zevende kaderprogramma een bijdrage levert aan de agenda van Lissabon en de stimulering van groei en banen.

Motivering

Dit is bedoeld om een van de grootste zwakke punten van Europa te boven te komen, namelijk de "Europese paradox", waarbij fantastische wetenschappelijke kennis wordt geproduceerd zonder dat er voldoende capaciteit bestaat om deze kennis om te zetten in innovatie en in commerciële producten. Om deze reden moet de integratie tussen KP7 en programma's in het kader van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie worden bevorderd.

Amendement 39

Overweging 19

(19) Gezien de op grote schaal gesteunde verruimde draagwijdte van de acties van het kaderprogramma, het hefboomeffect van de financiering op nationale en particuliere investeringen, de noodzaak om de Gemeenschap in staat te stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken, de vitale rol die de steunverlening van de Gemeenschap speelt bij het efficiënter en effectiever maken van het Europese onderzoekssysteem en de bijdrage van een groter zevende kaderprogramma tot het nieuw leven inblazen van de Lissabon-strategie is er dringend behoefte aan verdubbeling van het onderzoeksbudget van de EU.

(19) Gezien de op grote schaal gesteunde verruimde draagwijdte van de acties van het kaderprogramma, het hefboomeffect van de financiering op nationale en particuliere investeringen, de noodzaak om de Gemeenschap in staat te stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken en volledig gebruik te maken van het potentieel van haar onderzoekers zonder enige vorm van discriminatie, de vitale rol die de steunverlening van de Gemeenschap speelt bij het efficiënter en effectiever maken van het Europese onderzoekssysteem en de bijdrage van een groter zevende kaderprogramma tot het streven oplossingen te vinden voor klimaatverandering en duurzame ontwikkeling, de gezondheid van de Europese bevolking, alsmede tot het nieuw leven inblazen van de Lissabon-strategie is er dringend behoefte aan verdubbeling van het onderzoeksbudget van de EU.

Motivering

Een zo goed mogelijk gebruik van het potentieel van alle onderzoekers, mannen of vrouwen, op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek moet voor de Europese Unie een prioriteit zijn.

Amendement 40
Overweging 20

(20) Rekening houdend met de evaluatie halverwege van het gebruik van nieuwe instrumenten op grond van het zesde kaderprogramma en de vijfjarenbeoordeling van het kaderprogramma is een nieuwe benadering gedefinieerd die het mogelijk moet maken dat de beleidsdoelstellingen van het onderzoeksbeleid van de EU gemakkelijker, efficiënter en flexibeler worden bereikt. Hiertoe moet, om de verschillende acties te ondersteunen, alleen of in combinatie een kleiner geheel van eenvoudiger “Financieringssystemen” worden gebruikt die meer flexibiliteit en vrijheid bieden.

(20) Rekening houdend met de evaluatie halverwege van het gebruik van nieuwe instrumenten op grond van het zesde kaderprogramma en de vijfjarenbeoordeling van het kaderprogramma is een nieuwe benadering gedefinieerd die het mogelijk moet maken dat de beleidsdoelstellingen van het onderzoeksbeleid van de EU gemakkelijker, efficiënter en flexibeler worden bereikt. Hiertoe moet, om de verschillende acties te ondersteunen, alleen of in combinatie een kleiner geheel van eenvoudiger “Financieringssystemen” worden gebruikt die meer flexibiliteit en vrijheid bieden, en moet aan de deelnemers een grotere autonomie worden gegund bij het beheer. Deze eenvoudiger "subsidieregelingen" moeten ook geschikte regels bevatten om mogelijke ongelijkheden te verminderen (zoals minimumbedragen voor bepaalde kostenposten). De deelnemers moeten een inbreng hebben in de keuze van de instrumenten en een grotere administratieve autonomie hebben.

Motivering

Er moet op worden gewezen dat, hoewel wetenschappelijke excellentie het belangrijkste criterium blijft, de subsidieregelingen kostengebaseerd zijn en niet waardegebaseerd. Nu na de uitbreiding van de EU de kosten zeer sterk uiteenlopen, kunnen gevaarlijke wanverhoudingen tussen de lidstaten ontstaan. Als gevolg van de historisch gegroeide structuren in de nieuwe lidstaten zijn de voor vergoeding in aanmerking komende infrastructuurkosten onrealistisch laag, met name waar het de "dagelijkse" infrastructuur betreft. (Natuurlijk moet het Cohesiefonds worden aangesproken om de bestaande verschillen in de grotere infrastructuren weg te nemen.)

De deelnemers moeten een grotere inbreng hebben in de keuze van de instrumenten. Ook moeten ze meer ruimte krijgen om die projectideeën te ontwikkelen die vanuit het gezichtspunt van de onderzoekers het meest passend voorkomen.

Vereenvoudiging van de subsidieregelingen is beslist nodig om de deelname aan het kaderprogramma te stimuleren, met name voor kleine groepen en KMO’s. Dit moet gelden in alle fasen van een onderzoeksactie, van de indiening van een voorstel tot het beheer van het project. Hiertoe moet aan de deelnemers de keuze worden gelaten tussen een aantal, door de Commissie goed te keuren, opties voor het administratieve en wetenschappelijke beheer van de onderzoeksactie, mits de financiële verantwoording is gewaarborgd.

Amendement 41
Overweging 20 bis (nieuw)

 

(20 bis) Rekening houdend met de administratieve vereisten voor deelname zijn voor de gegadigden in verband met dit kaderprogramma de volgende zaken van essentieel belang: korte beslistermijn, korte aanvangstermijn, korte betalingstermijn, transparantie, operationele efficiëntie en duidelijkheid ten aanzien van de juridische regels en de financiële verbintenissen van de Unie.

Motivering

De door de Europese Commissie voorgestelde vereenvoudigingsmaatregelen bekorten op zichzelf niet de wachttijden tussen de indiening van een voorstel en het besluit en/of de uitbetaling van middelen

Amendement 42

Overweging 21

(21) Aangezien de doelstelling van de in overeenstemming met artikel 163 van het Verdrag te nemen maatregelen door het bevorderen van de totstandbrenging van een kennismaatschappij en kenniseconomie in Europa niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in dat artikel, gaat dit kaderprogramma niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(21) Aangezien de doelstelling van de in overeenstemming met artikel 163 van het Verdrag te nemen maatregelen door het bevorderen van de totstandbrenging van een kennismaatschappij en kenniseconomie in Europa niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, in nauwere samenwerking met de Europese regio's, mag de Gemeenschap maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in dat artikel, gaat dit kaderprogramma niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Motivering

In overeenstemming met de artikelen 163 en 5 moeten de Europese regio's nauwer bij het programma worden betrokken, ook al om het programma efficiënter en werkzamer te maken.

Amendement 43
Overweging 23

(23) De Gemeenschap heeft een aantal internationale overeenkomsten op het gebied van onderzoek gesloten en er moeten inspanningen worden geleverd om de internationale onderzoekssamenwerking te versterken met het oog op het verder integreren van de Gemeenschap in de wereldwijde onderzoeksgemeenschap.

(23) De Gemeenschap heeft een aantal internationale overeenkomsten op het gebied van onderzoek gesloten en er moeten inspanningen worden geleverd om de internationale onderzoekssamenwerking te versterken om volledig de vruchten te kunnen plukken van de internationalisering van O&O, bij te dragen aan de productie van mondiale publieke goederen en met het oog op het verder integreren van de Gemeenschap in de wereldwijde onderzoeksgemeenschap.

Motivering

Internationale overeenkomsten vormen een van de instrumenten voor het verwezenlijken van de vele doelstellingen van internationale samenwerking op het gebied van O&O, zoals het bijdragen aan de productie van kennis en andere publieke goederen, het ontginnen van nieuwe en opkomende markten voor de Europese industrie, het aantrekken van buitenlandse investeringen in O&O, enz.

Amendement 44
Overweging 23 bis (nieuw)

 

(23 bis) Er is reeds een aanzienlijke hoeveelheid wetenschappelijke kennis voorhanden waarmee de levens van de mensen in de ontwikkelingslanden drastisch kunnen worden verbeterd; het kaderprogramma zal waar mogelijk bijdragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling uiterlijk in 2010.

Motivering

Het Europees Parlement en de Raad hebben bij herhaling gehamerd op de noodzaak dat het onderzoek wordt gebruikt ten behoeve van de mensen in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld in de resolutie over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, over ernstige en verwaarloosde aandoeningen en de resolutie ACS-EU over overdraagbare aandoeningen. Daarom moet het kaderprogramma ook de MDG's noemen als een van zijn overkoepelende prioriteiten.

Amendement 45
Overweging 23 ter (nieuw)

(23 ter) De deelname van de minder ontwikkelde regio's van de Europese Unie evenals een bredere verspreiding van de resultaten van onderzoek en technologische ontwikkeling zijn van cruciaal belang voor het concurrentievermogen van Europa, de overbrugging van de technologische kloof en de versterking van de sociale cohesie.

Amendement 46
Overweging 24

(24) Het zevende kaderprogramma moet bijdragen tot het bevorderen van duurzame ontwikkeling en milieubescherming.

 

(24) Het zevende kaderprogramma moet bijdragen tot het bevorderen van groei, duurzame ontwikkeling en milieubescherming en specifiek tot het omgaan met de klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande toenemende intensiteit van extreme klimatologische gebeurtenissen.

Motivering

Het zevende kaderprogramma moet ernaar streven bij te dragen aan de doelstellingen van de strategie van Lissabon als geheel, waarvan bevordering van de groei in de EU een van de moeilijkst realiseerbare is.

Klimaatverandering is veruit de meest kenmerkende factor bij het streven naar duurzame ontwikkeling als uitdrukking van solidariteit met toekomstige generaties, welke meer en meer wordt gezien als een zwaarwegend basisprincipe van de EU.

Amendement 47
Overweging 25

(25 De uit hoofde van dit kaderprogramma ondersteunde onderzoeksactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief de welke die weergegeven zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Er wordt en zal rekening worden gehouden met de opinies van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën.

(25) De uit hoofde van dit kaderprogramma ondersteunde onderzoeksactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief de welke die weergegeven zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Er wordt en zal rekening worden gehouden met de opinies van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën. Onderzoek gericht op het klonen van mensen, erfelijke modificaties van het menselijk genoom, of het produceren van menselijke embryo's uitsluitend ten behoeve van het verkrijgen van stamcellen, komt niet in aanmerking voor steun op grond van dit kaderprogramma. Onderzoek op het gebied van het gebruik van menselijke stamcellen kan worden gefinancierd, afhankelijk van zowel de inhoud van het wetenschappelijke voorstel als het regelgevingskader van de betrokken lidstaat of lidstaten.

Motivering

De financiering voor onderzoek op het gebied van embryonale stamcellen, waar dit is toegelaten door een lidstaat, moet aan strenge controles worden onderworpen.

Amendement 48

Overweging 25 bis (nieuw)

(25 bis) De bevoegdheden van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek zijn opgenomen in artikel 163 e.v. van het EG-Verdrag; hierin wordt bepaald dat de Gemeenschap de activiteiten van de lidstaten dient aan te vullen ter verwezenlijking van de doelstelling om de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de industrie van de Gemeenschap te versterken, de ontwikkeling van haar internationale concurrentiepositie te bevorderen en de onderzoeksactiviteiten te stimuleren.

Motivering

Opgenomen in het advies van de Commissie juridische zaken van 2003.

Amendement 49

Overweging 25 ter (nieuw)

(25 ter) De bevoegdheden van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek vormen een aanvulling op die van de lidstaten en de Gemeenschap dient hoofdzakelijk van deze aanvullende bevoegdheden gebruik te maken via initiatieven om financiële steun en/of niet-bindende coördinatie te bieden of het nationale beleid te steunen en aan te vullen. Dit mag echter nooit, zelfs niet indirect, neerkomen op harmonisatie van nationale bepalingen.

Motivering

Opgenomen in het advies van de Commissie juridische zaken van 2003.

Amendement 50
Overweging 26

(26) Op grond van het zevende kaderprogramma zal op passende wijze rekening worden gehouden met de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek met het oog op het verder uitbreiden van hun actieve rol in het onderzoek.

(26) Bij de uitvoering van het zevende kaderprogramma zal de participatie van vrouwen in wetenschap en onderzoek actief worden bevorderd om grotere aantallen vrouwen te stimuleren om in deze omgeving te gaan werken, met name ook door de noodzakelijke maatregelen te nemen voor de balans tussen werken en leven en door in deze omgeving faciliteiten voor kinderopvang te waarborgen in overeenstemming met de conclusies van de Raad van Barcelona in 2002. Voorts moet een geschikte keuze van de onderzoeksonderwerpen bijdragen aan de volledige gelijkheid van vrouwen op alle terreinen van het arbeids- en sociaal leven.

Motivering

De arbeidsdeelname van vrouwelijke onderzoekers moet worden aangemoedigd, met name via specifieke maatregelen die vrouwen in de gelegenheid stellen actief deel te nemen in onderzoeksactiviteiten zonder daarvoor hun gezinsleven te hoeven opgeven.

Voldoende faciliteiten voor kinderopvang zijn cruciaal om vrouwen te laten concurreren op de werkplek; de Raad van Barcelona van 2002 was het erover eens dat de lidstaten uiterlijk in 2010 moeten zorgen dat kinderopvang beschikbaar is voor ten minste 90% van de kinderen tussen 3 jaar en de schoolplichtige leeftijd en ten minste 33% van de kinderen jonger dan 3 jaar.

Stimulering van vrouwen in het onderzoek is nodig zowel ten aanzien van een actievere rol voor vrouwen in het onderzoek als hun positie in de samenleving (vrouwenonderwerpen) om volledige gelijkheid voor vrouwen te bereiken, niet alleen qua arbeidsmogelijkheden maar ook qua maatschappelijke positie.

Amendement 51
Overweging 27 bis (nieuw)

(27 bis) Oproepen tot het indienen van voorstellen kunnen ook in het voorafgaande jaar worden gepubliceerd, onder voorbehoud van beschikbaarheid van middelen in het daaropvolgende jaar. Ongeacht de datum van publicatie en niettegenstaande artikel 115 van het Financieel Reglement moeten oproepen tot het indienen van voorstellen alle criteria noemen die op de verlening van steun van toepassing zijn, met name de uitsluitingscriteria op grond van de artikelen 93 en 94; hierbij mag naar standaarden worden verwezen. De toepasselijke criteria in de versie die van kracht is op de datum van de bekendmaking zijn gedurende de gehele subsidieprocedure bindend.

Motivering

Met de mogelijkheid van publicatie in het voorgaande jaar wordt beoogd te voorkomen dat de aanvragen zich aan het begin van het nieuwe jaar ophopen, met de vertragingen die daarvan het gevolg zijn. De aanvragers moeten gedurende de procedure rechtszekerheid hebben. Het verbod op veranderingen in de criteria in de loop van de procedure vermindert de administratieve last voor zowel de begunstigden als de Commissie, stroomlijnt de procedures en creëert een uniform subsidiebeleid.

Amendement 52
Overweging 28

(28) Er dienen tevens passende maatregelen te worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan, en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen te recupereren in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen[8], Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

(28) Er dienen tevens passende maatregelen te worden genomen - die in verhouding staan tot de betrokken financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en die een minimum aan bureaucratie met zich meebrengen - om de effectiviteit van zowel de verleende subsidies als van de benutting van deze middelen te bewaken, onregelmatigheden en fraude tegen te gaan, en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen te recupereren in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Motivering

Zodra openbare middelen worden vastgelegd, ontstaat de noodzaak om de effectiviteit van de aan het onderzoek toegekende kredieten te bewaken.

Economisch gezien zijn de transactiekosten van de uitvoeringsregeling van het kaderprogramma buitenproportioneel hoog geworden, zodanig dat de marginale kosten van de controles en waarborgen de marginale baten te boven gaan. Met het oog op vereenvoudiging moeten alle maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude in verhouding staan tot de betrokken financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.

Een vermindering van de bureaucratische rompslomp in verband met de praktische uitvoering en bewaking van het onderzoeksprogramma is een van de doelstellingen van het programma.

Amendement 53
Overweging 29

(29) Het is belangrijk om een deugdelijk financieel beheer van het zevende kaderprogramma en de uitvoering ervan op een zo effectief en gebruikersvriendelijk mogelijke wijze, evenals toegangsgemak voor alle deelnemers, te verzekeren. Het is nodig de naleving te verzekeren van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen; en van de eisen van vereenvoudiging en betere regelgeving.

(29) Het is belangrijk om een deugdelijk financieel beheer van het zevende kaderprogramma en de uitvoering ervan op een zo effectief en gebruikersvriendelijk mogelijke wijze, evenals de rechtszekerheid en de toegankelijkheid van het programma voor alle deelnemers, te verzekeren. Het is nodig de naleving te verzekeren van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen; en van de eisen van vereenvoudiging en betere regelgeving. De vereenvoudiging van de procedures voor de tenuitvoerlegging van het Zevende kaderprogramma zal ertoe bijdragen dat flexibele uitvoeringsmaatregelen in de deelnameregels worden opgenomen.

Motivering

Waar mogelijk moeten de procedures worden vereenvoudigd om rigiditeit te voorkomen en de bureaucratie te verminderen.

Amendement 54
Overweging 29 bis (nieuw)

(29 bis) Om praktische redenen en in het belang van de samenhang met de voorgaande overweging is het belangrijk dat Verordening nr. ... tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) ten volle de geest van vereenvoudiging weerspiegelt waarin ook het onderhavige voorstel in verband met het zevende kaderprogramma is opgesteld. Vereenvoudiging is essentieel om voor alle belanghebbenden het recht op toegang tot het programma te waarborgen.

Motivering

De ingewikkelde procedures zijn een van de aspecten van het zesde kaderprogramma voor onderzoek die het zwaarst onder vuur hebben gelegen. Het zevende programma moet de opmerkingen op dit punt serieus nemen door de regelingen voor deelname en meer in het algemeen de contacten tussen de belanghebbenden te vereenvoudigen.

Amendement 55
Overweging 29 ter (nieuw)

(29 ter) Organen die financiële bijstand verlenen moeten in onderlinge samenwerking een gezamenlijk orgaan opzetten met als taak het geven van voorlichting en advies aan gegadigden. Dit orgaan moet in het bijzonder gemeenschappelijke normen vaststellen voor aanvraagformulieren voor gelijksoortige typen financiering, de lengte en leesbaarheid van de aanvraagformulieren bewaken, voorlichting geven aan potentiële gegadigden (met name via seminars en het schrijven van handleidingen) en een gegevensbank onderhouden met het oog op de kennisgevingen aan gegadigden door de Commissie.

Amendement 56
Overweging 29 quater (nieuw)

 

29 ter. De subsidieprocedure wordt in beginsel verdeeld in een aantal procedurele stappen, waarvan de eerste zich beperkt tot een eerste beoordeling van de ingediende en ontvankelijke aanvragen. Wanneer reeds na dit onderdeel van de procedure duidelijk is dat een aanvraag geen kans van slagen heeft, moet de aanvrager hiervan op grond van artikel 116, lid 3 van het Financieel Reglement op de hoogte worden gesteld. Iedere latere stap in de procedure moet duidelijk gescheiden zijn van de voorgaande, vooral wat betreft de hoeveelheid en inhoud van de door de aanvrager in te dienen bewijsstukken. Wordt van de aanvrager de indiening van een ondersteunend document verlangd, dan mag ditzelfde document in dezelfde procedure niet opnieuw worden opgevraagd. Eenmaal vergaarde gegevens dienen te worden opgeslagen in een gegevensbank (artikel 109 bis van het Financieel Reglement). De bedoeling is te komen tot een snelle afronding van de procedure. Niettegenstaande de beginselen van artikel 109, lid 1 van het Financieel Reglement moet de ordonnateur gedurende de gehele procedure zorgen dat de belasting voor de aanvrager in verband met publicatie, documentatie en andere verplichte ondersteunende materialen met het oog op de verkrijging van financiële steun niet buiten verhouding staat tot de waarde van die steun.

Motivering

Het onderverdelen van de procedure in fasen is bedoeld om voorselecties mogelijk te maken. Deze kunnen de documentatielast reeds in een vroege fase van de procedure aanzienlijk verlichten. De toezichtfunctie van de ordonnateur dient hetzelfde doel.

Amendement 57

Overweging 29 quinquies (nieuw)

 

(29 bis) De taken en verantwoordelijkheden van de door de Commissie voorgestelde nieuwe uitvoerende agentschappen voor de administratie en het beheer van ondersteunende acties ten behoeve van mobiliteit en KMO’s zullen in de regels voor deelname duidelijk worden afgebakend.

                                                                  Motivering                          

Gevaar van conflicterende bevoegdheden tussen de betrokken instellingen. Kritische beoordeling van uitbreiding van het aantal agentschappen door het Europees Parlement.

Amendement 58

Artikel 2, lid 2, onder i)

i) Veiligheid en ruimtevaart.

i) Veiligheid;

Motivering

Omdat er weinig duidelijke verbanden zijn tussen ruimtevaart en veiligheid, dienen deze als afzonderlijk onderwerpen te worden behandeld.

Amendement 59

Artikel 2, lid 2, onder i bis) (nieuw)

i bis) Ruimtevaart.

Motivering

Omdat er weinig duidelijke verbanden zijn tussen ruimtevaart en veiligheid, dienen deze als afzonderlijk onderwerpen te worden behandeld.

Amendement 60

Artikel 2, lid 4

(4) Mensen: kwantitatief en kwalitatief versterken van het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa.

(4) Mensen: kwantitatief en kwalitatief versterken van het menselijk potentieel in onderzoek, technologische ontwikkeling en ondernemerschap in Europa en een grotere mobiliteit van onderzoekers in Europa bevorderen.

Amendement 61

Artikel 3

Het zevende kaderprogramma wordt uitgevoerd via specifieke programma's. Deze programma's stellen precieze doelstellingen en de nadere uitvoeringsregels vast.

 

Het zevende kaderprogramma wordt uitgevoerd via specifieke programma's. Deze programma's stellen precieze doelstellingen en de nadere uitvoeringsregels vast in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

Motivering

De tenuitvoerlegging van de EU-begroting moet plaatsvinden in overeenstemming met het Financieel Reglement.

.

Amendement 62

Artikel 4, lid 1, inleidende formule

1. Het totale maximumbedrag van de financiële deelneming van de Gemeenschap in dit zevende kaderprogramma bedraagt 72726 miljoen EUR. Dat bedrag wordt als volgt verdeeld over de activiteiten en acties bedoeld in de leden 2 tot 6 van artikel 2 (in miljoen EUR):

1. Het totale indicatieve maximumbedrag van de financiële deelneming van de Gemeenschap in dit zevende kaderprogramma bedraagt 50 862 miljoen EUR voor de periode van zeven jaar beginnend op 1 januari 2007. Dat bedrag wordt als volgt verdeeld over de activiteiten en acties bedoeld in de leden 2 tot 6 van artikel 2 (in miljoen EUR):

Amendement 63
Artikel 4, lid 1, tabel

Door de Commissie voorgestelde tekst

Samenwerking

44432

Ideeën

11862

Mensen

7129

Capaciteiten

7486

Niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

1817

Amendementen van het Parlement

Samenwerking

32582

Ideeën

7560

Mensen

4927

Capaciteiten

4042

Niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

1751

Amendement 64

Artikel 4, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. De bovenstaande bedragen worden aangepast wanneer in 2011 het financieel kader wordt herzien.

Amendement 65

Artikel 4, lid 3 ter (nieuw)

 

3 ter. Wanneer de Commissie van plan is af te wijken van de opsplitsing van de uitgaven die is vermeld in de opmerkingen en de bijlage bij de algemene jaarlijkse begroting van de Europese Unie, informeert zij de begrotingsautoriteit vooraf hierover.

Motivering

Om het financieel toezicht op door de Gemeenschap gefinancierde onderzoeksactiviteiten te verbeteren, is de rapporteur van mening dat de Commissie de begrotingsautoriteit regelmatig moet informeren over de tenuitvoerlegging van specifieke programma’s en haar vooraf op de hoogte moet stellen wanneer zij wil afwijken van de opsplitsing van de uitgaven die is opgenomen in de algemene begroting.

Amendement 66
Artikel 6

Alle onderzoeksactiviteiten die worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen.

1. Alle onderzoeksactiviteiten die worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen.

 

2. De volgende onderzoeksgebieden komen niet in aanmerking voor financiering op grond van dit kaderprogramma:

 

onderzoek gericht op het klonen van mensen ten behoeve van de reproductie,

 

onderzoek gericht op het veranderen van het genetisch erfgoed van mensen, dat ertoe kan leiden dat die veranderingen erfelijk worden,

 

onderzoek gericht op het produceren van menselijke embryo's uitsluitend ten behoeve van onderzoek of het verkrijgen van stamcellen, onder meer via overdracht van de celkern van somatische cellen.

 

3. Onderzoek op het gebied van het gebruik van menselijke volwassen of embryonale stamcellen kan worden gefinancierd afhankelijk van zowel de inhoud van het wetenschappelijke voorstel als het regelgevingskader van de betrokken lidstaat of lidstaten.

 

In een dergelijke financieringsaanvraag moeten de gegevens worden vermeld van de toestemmings- en toezichtmaatregelen die door de bevoegde instanties van de lidstaten zullen worden genomen.

 

De instellingen, organisaties en onderzoekers die onderzoek mogen doen op het gebied van embryonale stamcellijnen moeten onderworpen zijn aan strenge regels van toestemming en toezicht in overeenstemming met het regelgevingskader van de betrokken lidstaat of lidstaten.

 

4. In de tweede fase van dit programma vindt een herziening plaats van de onderzoeksgebieden die van dit programma worden uitgesloten, waarbij rekening wordt gehouden met de wetenschappelijke ontwikkelingen.

Motivering

De financiering voor onderzoek op het gebied van embryonale stamcellen, waar dit is toegelaten door een lidstaat, moet aan strenge controles worden onderworpen.

Amendement 67

Artikel 7, titel en lid 1

Voortgangscontrole en evaluatie

Voortgangscontrole en evaluatie

1. Uiterlijk in 2010 verricht de Commissie, bijgestaan door externe deskundigen, een tussentijdse evaluatie van dit kaderprogramma en de specifieke programma's ervan in termen van de kwaliteit van de lopende onderzoeksactiviteiten en voortgang in de zin van de doelstellingen.

1. De Commissie, bijgestaan door externe deskundigen, houdt doorlopend en systematisch toezicht op dit kaderprogramma en de specifieke programma's ervan en verricht ten minste twee tussentijdse evaluaties, een in 2009 en de andere in 2011, op basis van empirische methoden; waar nodig stelt zij aanpassingen van de doelstellingen en onderzoeksactiviteiten voor in het belang van de efficiëntie en om rekening te houden met de opkomst van nieuwe onderzoeksgebieden. Nieuwe financieringsinstrumenten en deelnameregels zullen eveneens worden ge-evalueerd in termen van eenvoud en flexibiliteit. De uitkomsten van deze evaluatie, met inbegrip van de bevindingen ten aanzien van de effectiviteit van nieuwe acties, met name de ERC en de GTI's, evenals de resultaten van de vereenvoudigingsprocedures, worden voorgelegd aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

 

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van het kaderprogramma wordt bepaald welke gegevens noodzakelijk zijn voor een grondige effectbeoordeling om te zorgen dat gebruik wordt gemaakt van consistente gegevensmethoden voor de verzameling van die gegevens. De Commissie verzamelt ook gegevens over de plaatsen in de EU waar de financiering van het kaderprogramma terecht komt.

Motivering

Omdat het zevende kaderprogramma langer zal duren dan zijn voorgangers (zeven jaar in plaats van vier) moet het onder permanent toezicht worden gehouden; er moeten ten minste twee tussentijdse evaluaties worden uitgevoerd om de werking van de vele nieuwe onderdelen te meten en waar nodig corrigerende maatregelen te nemen.

Evaluatie is een essentiële vereiste om de resultaten en mislukkingen van het kaderprogramma op zinvolle wijze te kunnen meten. Daarvoor moeten we zeker weten dat er gebruik wordt gemaakt van vergelijkbare evaluatiemethoden en dat deze aan het begin van het programma worden aangegeven, zodat wordt gewaarborgd dat er aan het eind van het programma vergelijkbare gegevens voorhanden zijn. Bijvoorbeeld geregistreerde octrooien, publicaties en overdrachten van technologie. Er moet één tussentijds onderzoek zijn en één totaalevaluatie van de resultaten van het programma. Twee onderzoeken, dat is overbodig en weinig zinvol.

De tussentijdse evaluatie moet zich niet beperken tot KP7 en de specifieke programma's daarvan, maar moet - in overeenstemming met de in het kader van het KP7 geuite behoefte aan een grondige vereenvoudiging van de regels voor deelname - ook worden uitgebreid tot de financieringsinstrumenten en de regels voor deelname, met name in verband met nieuw ingevoerde bepalingen.

Amendement 68

Bijlage I, inleiding, alinea 1 bis (nieuw)

 

De volgende strategische lijnen worden door het programma ondersteund: de EOR, de deelname van het MKB, financiering uit de particuliere sector, beleidsgericht onderzoek, complementariteit met nationale beleidsmaatregelen, het aantrekken en in dienst houden van onderzoekers in de EU en technologieoverdracht.

Motivering

De verschillen tussen fundamenteel en toegepast onderzoek zijn niet van belang in de context van het kaderprogramma, dat de nadruk legt op grensverleggend toponderzoek en de bijbehorende technologieoverdracht. De strategische lijnen moeten een weerspiegeling vormen van deze nadruk en van de andere kernbeginselen die aan het programma ten grondslag liggen.

Amendement 69

Bijlage I, inleiding, alinea 1 ter (nieuw)

 

Europa moet zich richten op echt uitstekend onderzoek teneinde een leidende rol te kunnen spelen op het gebied van grensverleggend onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

Motivering

Excellentie moet overeenkomstig de doelstellingen van Lissabon steeds het grondbeginsel van het Europese onderzoek zijn.

Amendement 70

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 1

In dit onderdeel van het zevende kaderprogramma wordt steun verleend voor transnationale samenwerking op elke schaal binnen de Europese Unie en daarbuiten op een aantal thematische gebieden die overeenstemmen met belangrijke terreinen van kennis- en technologiebevordering waar onderzoek moet worden ondersteund en versterkt om Europese sociale, economische, ecologische en industriële uitdagingen aan te pakken.

In dit onderdeel van het zevende kaderprogramma wordt steun verleend voor transnationale samenwerking op elke schaal binnen de Europese Unie en daarbuiten op een aantal thematische gebieden die overeenstemmen met belangrijke terreinen van kennis- en technologiebevordering waar onderzoek van de hoogste kwaliteit moet worden ondersteund en versterkt om Europese sociale, economische, ecologische en industriële uitdagingen aan te pakken, evenals terreinen van onderzoek die sinds jaar en dag worden veronachtzaamd, met name onderzoek met betrekking tot de medische behoeften van de ontwikkelingslanden.

Motivering

Het zevende kaderprogramma voor onderzoek moet het beste werk op het gebied van fundamenteel en toegepast onderzoek stimuleren.

Amendement 71

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 3

De voor EU-actie vastgestelde negen Thema’s zijn de volgende:

De voor EU-actie vastgestelde tien Thema’s zijn de volgende:

(1) Gezondheid;

(1) Gezondheid;

(2) Voeding, landbouw en biotechnologie;

(2) Voeding, landbouw en biotechnologie;

(3) Informatie- en communicatietechnologieën;

(3) Informatie- en communicatietechnologieën;

(4) Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën;

(4) Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën;

(5) Energie;

(5) Energie;

(6) Milieu (inclusief klimaatverandering);

(6) Milieu (inclusief klimaatverandering);

(7) Vervoer (inclusief luchtvaart);

(7) Vervoer (inclusief luchtvaart);

(8) Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen;

(8) Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen;

(9) Veiligheid en ruimtevaart.

(9) Veiligheid;.

 

(9 bis) Ruimtevaart.

Motivering

Een gevolg van de opsplitsing van veiligheid en ruimtevaart in afzonderlijke Thema’s.

Amendement 72

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 5

Er wordt vooral aandacht besteed aan prioritaire wetenschappelijke gebieden die themaoverschrijdend zijn zoals mariene wetenschappen en technologieën.

Er wordt vooral aandacht besteed aan de effectiviteit van de coördinatie tussen de thematische gebieden en wetenschappelijke terreinen die themaoverschrijdend zijn.

Bijgevolg wordt een gemeenschappelijke uitnodiging tot het indienen van voorstellen georganiseerd, waarbij de nadruk komt te liggen op de interdisciplinaire aspecten, voor prioritaire thematische gebieden waar een duidelijke interrelatie van verschillende disciplines is gegeven, zoals sociale wetenschappen en natuurwetenschappen. In de oproepen tot het indienen van voorstellen worden daarom criteria opgenomen om de mate van interdisciplinariteit te kunnen beoordelen.

Amendement 73

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 5 bis (nieuw)

 

De betrokkenheid van het midden- en kleinbedrijf (MKB), met name kennisintensieve MKB-bedrijven, moet worden veiliggesteld door praktische ondersteunende maatregelen die vergezeld gaan van een kwantitatieve en kwalitatieve monitoring in relatie tot de gestelde doelen.

Motivering

Gezien de essentiële rol van het MKB voor innovatie en verbetering van het concurrentievermogen moet de bijdrage van deze categorie worden veiliggesteld en beoordeeld als onderdeel van het kaderprogramma.

Amendement 74

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 7

Met name bij onderwerpen met een industriële relevantie werden de Thema’s vastgesteld op basis van onder andere de werkzaamheden van de verschillende “Europese technologieplatforms”, opgezet op gebieden waar Europa’s concurrentievermogen, economische groei en welvaart afhangen van belangrijke vooruitgang op het gebied van onderzoek en technologie op middellange tot lange termijn. De Europese technologieplatforms verenigen, onder industriële leiding, de stakeholders teneinde een strategische onderzoeksagenda te bepalen en uit te voeren. Dit kaderprogramma zal bijdragen tot de verwezenlijking van deze strategische onderzoeksagenda’s voor zover deze echte Europese toegevoegde waarde bieden.

Met name bij onderwerpen met een industriële relevantie werden de Thema’s vastgesteld op basis van onder andere de werkzaamheden van de verschillende “Europese technologieplatforms”, opgezet op gebieden waar Europa’s concurrentievermogen, economische groei en welvaart afhangen van belangrijke vooruitgang op het gebied van onderzoek en technologie op middellange tot lange termijn.

Amendement 75

Annex Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 8

De negen Thema’s omvatten ook onderzoek dat nodig is voor het onderbouwen van de formulering, uitvoering en beoordeling van EU-beleid, onder meer op het gebied van gezondheid, veiligheid, consumentenbescherming, energie, milieu, ontwikkelingshulp, visserij, maritieme aangelegenheden, landbouw, dierenwelzijn, vervoer, onderwijs en opleiding, werkgelegenheid, sociale zaken, cohesie, en justitie en binnenlandse zaken naast prenormatief en conormatief onderzoek dat relevant is voor het verbeteren van de kwaliteit van normen en de uitvoering ervan.

De negen Thema’s omvatten ook onderzoek dat nodig is voor het onderbouwen van de formulering, uitvoering en beoordeling van EU-beleid naast prenormatief en conormatief onderzoek en onafhankelijke deskundigheid dat relevant is voor het verbeteren van de interoperabiliteit en concurrentie door het verbeteren van de kwaliteit van normen en de uitvoering ervan.

Motivering

Het is overbodig een lijst van EU-beleidsonderdelen te geven.

Amendement 76

Bijlage I, Hoofdstuk 1, “Samenwerking”, alinea 9, opsommingsteken 1

Opkomende behoeften: via specifieke steun voor spontane onderzoeksvoorstellen die gericht zijn op het vaststellen of verder verkennen, op een gegeven gebied en/of op het raakvlak van verschillende disciplines, van nieuwe wetenschappelijke en technologische kansen, met name in verband met een potentieel voor belangrijke doorbraken;

– Toekomstige en opkomende technologieën: het is noodzakelijk om onderzoek te stimuleren dat is gericht op het vaststellen of verder verkennen, op een gegeven gebied en/of in combinatie met andere relevante terreinen en disciplines, van nieuwe wetenschappelijke en technologische kansen via specifieke steun voor spontane onderzoeksvoorstellen, met inbegrip van gemeenschappelijke uitnodigingen voor het indienen van voorstellen; daarnaast is het noodzakelijk om originele ideeën en radicaal nieuwe toepassingen te cultiveren en nieuwe opties in de vorm van routekaarten te verkennen, met name in verband met een potentieel voor belangrijke doorbraken; het is nodig voor een coördinatie met de onder het programma “Ideeën” te ontplooien activiteiten te zorgen om overlappingen te voorkomen en een optimaal gebruik van de beschikbare middelen te waarborgen.

Motivering

Het is nodig om de positieve ervaringen door te geven die in het zesde kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling met het technologieprogramma voor de informatiemaatschappij zijn opgedaan, waar voor elk thema een deel van de middelen werd gereserveerd voor de financiering van toekomstige en opkomende technologieën.

Amendement 77

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 10

Teneinde de verspreiding en het gebruik van de voortbrengselen van het EU-onderzoek te versterken wordt de verbreiding van kennis en de overdracht van resultaten, ook onder de beleidsmakers, ondersteund op alle thematische gebieden, inclusief via de financiering van netwerkinitiatieven, seminars en evenementen, bijstand door externe deskundigen en informatie- en elektronische diensten met name CORDIS. Acties ter ondersteuning van innovatie vinden plaats onder het programma Concurrentievermogen en innovatie. Steun wordt eveneens verleend voor initiatieven die gericht zijn op het aangaan van de dialoog over wetenschappelijke vraagstukken en onderzoeksresultaten met een breed publiek buiten de onderzoekswereld, en op het gebied van wetenschapscommunicatie en -onderwijs. Er wordt rekening gehouden met ethische beginselen en genderaspecten.

Teneinde de verspreiding en het gebruik van de voortbrengselen van het EU-onderzoek te versterken wordt de verbreiding van kennis en de overdracht van resultaten, ook onder de beleidsmakers, ondersteund op alle thematische gebieden, inclusief via de financiering van netwerkinitiatieven, seminars en evenementen, bijstand door externe deskundigen en informatie- en elektronische diensten met name CORDIS. Acties ter ondersteuning van innovatie vinden plaats onder het programma Concurrentievermogen en innovatie. Er zal met name worden gelet op het verzekeren van een adequate deelname van KMO’s, met name kennisintensieve KMO’s, in de transnationale samenwerking. Hiertoe zullen onder alle Thema’s van het programma “Samenwerking” concrete maatregelen worden genomen, waaronder speciale uitnodigingen voor KMO’s tot het indienen van voorstellen, "nationale premies voor de verkennende fase" en steunmaatregelen ter bevordering van de deelname van KMO’s. Steun wordt eveneens verleend voor initiatieven die gericht zijn op het aangaan van de dialoog over wetenschappelijke vraagstukken en onderzoeksresultaten met een breed publiek buiten de onderzoekswereld, en op het gebied van wetenschapscommunicatie en -onderwijs. Er wordt rekening gehouden met ethische beginselen, genderaspecten en het betrekken van beginnende onderzoekers.

Amendement 78

Bijlage 1, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 10 bis (nieuw)

De Gemeenschap zal activiteiten ten behoeve van de overdracht van technologie steunen en bijdragen aan de overbrugging van de kloof tussen onderzoek en de commercialisering daarvan door financiering te bieden voor het Europees Investeringsfonds (EIF) voor het beheren van een "faciliteit voor technologieoverdracht". Onverminderd en conform de gedetailleerde regelingen die zullen worden vastgesteld door de verordening op grond van artikel 167 van het Verdrag en door besluiten van de Raad tot vaststelling van de specifieke programma's, zal de faciliteit financiering bieden voor activiteiten op het gebied van technologieoverdracht door universiteiten, onderzoekscentra of andere rechtspersonen die actief zijn op het gebied van technologieoverdracht.

Amendement 79

Bijlage 1, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 10 ter (nieuw)

Vanwege de grote diversiteit aan activiteiten die binnen het kaderprogramma worden gefinancierd, is een goede integratie en coördinatie van de activiteiten van essentieel belang. Teneinde versnippering en overlap van bevoegdheden te voorkomen moet wat betreft de langetermijnagenda voor onderzoek meer samenwerking plaatsvinden tussen de nationale en Europese onderzoeksprogramma's en de economische actoren.

Motivering

Versnippering vormt een van de grootste hindernissen voor de verwezenlijking van de Europese onderzoeksagenda.

Amendement 80

Bijlage 1, Hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 11, opsommingsteken -1 (nieuw)

 

Europese technologieplatforms

Amendement 81

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea 11 bis (nieuw)

 

Om het concurrentievermogen van het Europese onderzoek te verhogen is het noodzakelijk dat het potentieel in de hele Europese onderzoeksruimte wordt gemobiliseerd. Projecten gericht op wetenschappelijke excellentie zullen daarom een werkelijke Europese onderzoeksruimte bevorderen door de vorming van brede consortia, maar tegelijkertijd de mogelijkheden verkennen voor een optimaal gebruik van menselijke en financiële hulpbronnen.

Amendement 82

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, alinea's 11 ter, 11 quater, 11 quinquies en 11 sexies (nieuw)

 

Europese Technologieplatforms

 

Europese technologieplatforms vormen mechanismen voor het bijeenbrengen van alle geïnteresseerde belanghebbenden voor het ontwikkelen van hun respectieve strategische onderzoeksagenda’s en de follow-up hiervan met een concrete onderlinge taakverdeling.

 

Europese technologieplatforms zullen de deelname van afzonderlijke ondernemingen (in het bijzonder KMO’s) of groepen ondernemingen aan onderzoeksprojecten op hun eigen competentiegebied vergemakkelijken.

 

Teneinde hun concurrentiepotentieel ten volle te kunnen benutten hebben regionale door onderzoek aangestuurde clusters de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij Europese technologieplatforms.

 

De financiële instellingen moeten kapitaal mobiliseren om leningen te vergemakkelijken voor projecten waarmee strategische onderzoeksagenda’s worden uitgevoerd, met gebruikmaking van alle financieringsopties, waaronder de risicodelende financieringsfaciliteit, die een instrument van het kaderprogramma is.

Amendement 83

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel "Collaboratief onderzoek", alinea 1 bis (nieuw)

 

Om de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte te bevorderen moeten bestaande Europese instellingen universiteiten in hun hoedanigheid van fundamentele centra van excellentie op het gebied van wetenschappelijk en technologisch onderzoek worden gesteund bij de ontwikkeling en versterking van hun excellentie door de raakvlakken en de algemene coördinatie met andere onderzoeks- en innovatieactiviteiten op nationaal en regionaal niveau te vergroten. Dit zal worden bereikt door de introductie van nieuwe netwerk- en integratieopgaven Hiertoe wordt het takenpakket van de netwerken van excellentie uitgebreid met nieuwe opgaven inzake de opbouw en integratie van netwerken.

Amendement 84

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel "Collaboratief onderzoek", alinea 2

Hiertoe wordt collaboratief onderzoek ondersteund via een waaier van financieringssystemen: collaboratieve projecten, netwerken van excellentie, coördinatie/ondersteuningsacties (zie bijlage III).

Om deze doelstellingen te bereiken wordt collaboratief onderzoek ondersteund via een waaier van financieringssystemen: het allergrootste deel van de projecten dienen collaboratieve projecten en netwerken van excellentie en coördinatie/ondersteuningsacties te zijn (zie bijlage III).

 

Collaboratieve projecten moeten onderzoek en demonstratie combineren om de resultaten dichter bij de markt te brengen; deze actielijn moet worden gekoppeld aan de instrumenten van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie.

Amendement 85

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Gezamenlijke technologie-initiatieven”, alinea 1

In een beperkt aantal gevallen verantwoorden de reikwijdte van de OTO-doelstelling en de omvang van de betrokken middelen het opzetten van publiek/private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven. Deze initiatieven, die overwegend voortvloeien uit de werkzaamheden van de Europese technologieplatforms en betrekking hebben op één of een klein aantal geselecteerde aspecten van onderzoek op hun gebied, combineren investeringen van de particuliere sector en nationale en Europese openbare financiering, inclusief subsidiefinanciering uit het kaderprogramma voor onderzoek en leningfinanciering van de Europese Investeringsbank. Gezamenlijke technologie-initiatieven kunnen hun grondslag vinden in artikel 171 van het Verdrag (dit kan de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming inhouden) of de besluiten tot vaststelling van specifieke programma’s in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag.

In een beperkt aantal gevallen verantwoorden de reikwijdte van de OTO-doelstelling en de omvang van de betrokken middelen het opzetten van publiek/private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven. Deze nieuwe instrumenten moeten zijn gebaseerd op activiteiten die door de Europese technologieplatforms worden ontwikkeld, en de Commissie moet zorgen voor een soepele overgang van de strategische onderzoeksagenda's naar deze instrumenten. Voor de selectie van gezamenlijke technologie-initiatieven moeten duidelijk gedefinieerde criteria en richtsnoeren worden opgesteld. Dergelijke gemeenschappelijke ondernemingen, die uit hoofde van artikel 171 van het Verdrag worden ingesteld, moeten voor hun financiering gebruik maken van zowel publieke als private middelen. De EIB moet kapitaal ter beschikking stellen om leningen in het kader van de risicodelende financieringsfaciliteit te vergemakkelijken. De door de EIB en de Commissie gezamenlijk ten uitvoer gelegde risicodelende financieringsfaciliteit moet door een gepast gemengd comité worden beheerd en als instrument van het kaderprogramma worden georganiseerd. Het comité dient een verslag op te stellen met aanbevelingen voor de verdeling van de begroting over de OTO-prioriteiten binnen de gezamenlijke technologie-initiatieven, in lijn met de prioriteiten van Barcelona. De activiteiten moeten tevens met het EIF worden gecoördineerd, teneinde financiële steun te bieden aan KMO’s.

Motivering

Overeenkomstig de Lissabon-doelstellingen voor het tot stand brengen van de kennismaatschappij is KP7 gebaseerd op het concept van de Europese onderzoeksruimte. Het is gericht op het versterken van excellentie en ten aanzien van de thematische gebieden die van belang zijn voor de industrie zijn de onderwerpen gekozen op grond van de activiteiten die zijn ontwikkeld door de verschillende Europese technologieplatforms. Deze zijn tot stand gebracht op de gebieden waarop concurrentievermogen en economische groei sterk afhankelijk zijn van de resultaten van technologisch onderzoek op korte en middellange termijn. De Europese technologieplatforms – tot nu toe 28 in getal – vormen heel waardevolle instrumenten voor de totstandbrenging van publiek-private partnerschappen en waar nodig kunnen op grond van artikel 171 gemeenschappelijke ondernemingen worden opgezet om specifieke taken in duidelijk afgebakende sectoren tot stand te brengen. Aangezien de Europese technologieplatforms een nieuw concept zijn in KP7, moeten specifieke ondersteunende acties en gespecificeerde besluitvormingsprocedures en follow-up worden ingesteld.

Amendement 86

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Gezamenlijke technologie-initiatieven”, alinea 1 bis (nieuw)

 

De Europese technologieplatforms moeten gebruik maken van de uitgebreide ervaringen die zijn opgedaan door de EUREKA-clusters, die met succes hebben bijgedragen aan de groei van de strategische onderzoeksgebieden in Europa.

Motivering

Door dergelijke clusters bij de ontwikkeling, evolutie en uitvoering van KP7-projecten te betrekken kunnen waarschijnlijk positieve synergieën voor zowel het kaderprogramma als voor EUREKA tot stand worden gebracht.

Amendement 87

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Gezamenlijke technologie-initiatieven”, alinea 2

Potentiële gezamenlijke technologie-initiatieven worden vastgesteld op basis van een reeks transparante criteria inclusief:

Potentiële gezamenlijke technologie-initiatieven worden vastgesteld op basis van een open beoordelingsproces met een reeks transparante criteria inclusief:

 

Het bestaan van een werkelijke maatschappelijke behoefte en engagement van de industrie.

– Toegevoegde waarde van steunverlening op Europees niveau.

– Toegevoegde waarde van steunverlening op Europees niveau, gemeten in termen van excellentie en synergieën die door grensoverschrijdende samenwerking tot stand komen.

 

- Relevantie voor de burgermaatschappij.

 

– Ongeschiktheid van bestaande instrumenten om de doelstelling te bereiken.

 

– Omvang van het effect op het industriële concurrentievermogen en de groei.

 

Geschiktheid om ondernemerschap te stimuleren.

– Mate en duidelijkheid van definiëring van de na te streven doelstelling.

 

– Mate en duidelijkheid van definiëring van de na te streven doelstelling en te leveren resultaten.

 

 

De agenda voor de opleiding van de deelnemende onderzoekers.

 Sterkte van de financiële en middelentoezegging van de industrie.

– Sterkte van de financiële en middelentoezegging van de industrie.

– Omvang van het effect op het industriële concurrentievermogen en de groei.

 

– Belang van de bijdrage tot bredere beleidsdoelstellingen.

– Belang van de bijdrage tot bredere beleidsdoelstellingen.

– Geschiktheid om extra nationale steun aan te trekken en een hefboomwerking te hebben op de huidige of toekomstige industriële financiering.

– Geschiktheid om extra nationale steun aan te trekken en een hefboomwerking te hebben op de huidige en toekomstige industriële financiering.

– Ongeschiktheid van bestaande instrumenten om de doelstelling te bereiken.

(Items van opsomming zijn anders gerangschikt)

Amendement 88

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Gezamenlijke technologie-initiatieven”, alinea 2 bis (nieuw)

 

De aard van de gezamenlijke technologie-initiatieven moet duidelijk worden gedefinieerd, met name wat betreft:

 

- financiële verbintenissen;

 

- duur van de verbintenissen van de deelnemers;

 

- contractuele regels voor het begin en het beëindigen van de deelname;

 

- intellectuele-eigendomsrechten.

Amendement 89

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, “Gezamenlijke technologie-initiatieven”, alinea 3

Er wordt speciale aandacht besteed aan de algemene coherentie en coördinatie tussen gezamenlijke technologie-initiatieven en nationale programma’s en projecten op dezelfde gebieden.

Gezien het brede karakter en de bijzondere complexiteit van de gezamenlijke technologie-initiatieven zal veel worden gedaan om een transparante werking van deze initiatieven te waarborgen in overeenstemming met het beginsel van wetenschappelijke excellentie. Er wordt speciale aandacht besteed aan de algemene coherentie en coördinatie tussen gezamenlijke technologie-initiatieven en nationale programma’s en projecten op dezelfde gebieden. Hun uitvoeringsprocedures dienen routekaarten voor de inschakeling van KMO’s en voor technologieoverdracht te bevatten, evenals programma's voor de opleiding en scholing van de deelnemende onderzoekers. De lidstaten en de Commissie moeten zich er gezamenlijk voor inzetten dat coherente coördinatiemaatregelen worden getroffen en moeten voor de financiële ondersteuning zorgen die nodig is om deze maatregelen ten uitvoer te kunnen leggen.

Motivering

Excellentie dient het devies te zijn voor activiteiten in het kaderprogramma.

Gezamenlijke technologie-initiatieven zijn een uitstekend middel om de participatie van KMO’s in het onderzoek te stimuleren en de technologiekloof te verkleinen.

De samenwerking tussen de academische wereld en de industrie moet worden versterkt. De opleiding en scholing van onderzoekers ter verruiming van hun vaardigheden is een aspect dat niet mag worden onderschat.

"Algemene coherentie en coördinatie" impliceert organisatorische en budgettaire inspanningen die complementair moet zijn aan de uitgaven van de betrokken ondernemingen.

Amendement 90

Bijlage I, Hoofdstuk I, “Samenwerking”, ondertitel "Coördinatie van niet-communautaire onderzoeksprogramma’s", alinea 2, streepje 2 bis (nieuw)

 

– In een beperkt aantal gevallen, het toepassen van het geslaagde ERA-STARconcept, op basis van samenwerking tussen Europese regio's en middelgrote lidstaten, op het beheer van langetermijnprogramma's zoals het systeem voor mondiale milieu- en hulpbronnenmonitoring (GMES).

Motivering

ERA-STAR is een ERA-NET-project waarbinnen Europese regio's en kleine tot middelgrote lidstaten met elkaar samenwerken op manieren die veelbelovend worden geacht. Dit concept is met name geschikt voor het bestuur van een programma als GMES, waar rekening moet worden gehouden met de behoeften van Europese regio's.

Amendement 91

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel "Coördinatie van niet-communautaire onderzoeksprogramma’s", alinea 3, inleiding

De deelname van de Gemeenschap aan op basis van artikel 169 gezamenlijk uitgevoerde nationale onderzoeksprogramma's is vooral relevant voor Europese samenwerking op grote schaal met "variabele geometrie" tussen lidstaten die gemeenschappelijke behoeften en/of belangen hebben. Dergelijke artikel 169-initiatieven worden opgestart op gebieden die moeten worden vastgesteld in nauwe samenwerking met de lidstaten, inclusief de mogelijke samenwerking met intergouvernementele programma's op basis van een reeks criteria:

De deelname van de Gemeenschap aan op basis van artikel 169 gezamenlijk uitgevoerde nationale onderzoeksprogramma's is vooral relevant voor Europese samenwerking op grote schaal met "variabele geometrie" tussen lidstaten die gemeenschappelijke behoeften en/of belangen hebben. Dergelijke artikel 169-initiatieven worden opgestart op gebieden die moeten worden vastgesteld in nauwe samenwerking met de lidstaten, inclusief de mogelijke samenwerking met intergouvernementele programma's zoals EUREKA, op basis van een reeks criteria:

Motivering

EUREKA is een intergouvernementeel initiatief dat op een netwerk van 35 nationale projectcoördinatoren en één netwerk binnen DG Onderzoek van de Europese Commissie is gebaseerd. EUREKA ondersteunt grensoverschrijdende projecten met een sterke Europese dimensie die op strategische onderzoeksgebieden zijn gericht, waardoor zij in de betreffende lidstaat bijdragen tot economische groei en werkgelegenheid, met positieve effecten die ook aan de Europese Gemeenschap als geheel ten goede komen. Het verdient aanbeveling voor een nauwe coördinatie van EUREKA en de communautaire programma's te zorgen teneinde versnippering van inspanningen en middelen en overlappingen van de voornaamste thematische gebieden te voorkomen.

Amendement 92

Bijlage I, “Samenwerking”, ondertitel "Coördinatie van niet-communautaire onderzoeksprogramma’s", alinea 3, streepje 4 bis (nieuw)

 

– Toegevoegde waarde op maatschappelijk en milieugebied.

Amendement 93

Bijlage I, Hoofdstuk I, “Samenwerking”, ondertitel ‘Internationale samenwerking’, alinea 1, inleiding en opsommingsteken 1

Dit onderdeel van het kaderprogramma heeft betrekking op de volgende internationale samenwerkingsacties:

Dit onderdeel van het kaderprogramma heeft betrekking op de volgende internationale samenwerkingsacties, die een duidelijke Europese toegevoegde waarde moeten hebben:

Openstelling van alle activiteiten die op de thematische gebieden worden uitgevoerd voor onderzoekers en onderzoeksinstellingen uit alle derde landen, waarbij men zich zeer inspant om hen aan te moedigen deze kans aan te grijpen.

Versterking van de participatie op de thematische gebieden door onderzoekers en onderzoeksinstellingen uit alle derde landen – met de nodige beperkingen voor het thema veiligheid in samenhang met vertrouwelijkheidskwesties –, waarbij men zich zeer inspant om hen aan te moedigen deze kans aan te grijpen.

Motivering

Er moeten speciale regelingen worden getroffen voor de participatie van organen uit derde landen in projecten inzake het thema veiligheid.

Voor internationale samenwerkingsacties moet ook een duidelijk gedefinieerde Europese toegevoegde waarde worden aangetoond.

Amendement 94

Bijlage I, Hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel "Internationale samenwerking", opsommingsteken 2

– Specifieke samenwerkingsacties op elk thematisch gebied met bepaalde derde landen bij wederzijdse belangstelling om samen te werken rond bepaalde onderwerpen. In nauwe samenhang met de bilaterale samenwerkingsovereenkomsten of multilaterale dialoog tussen de EU en deze landen of groepen van landen fungeren deze acties als geprivilegieerde instrumenten om uitvoering te geven aan de samenwerking tussen de EU en deze landen. Het gaat met name om: acties gericht op het versterken van de onderzoekscapaciteiten van kandidaat-lidstaten en buurlanden; samenwerkingsactiviteiten gericht op ontwikkelingslanden en opkomende landen die geconcentreerd zijn op hun bijzondere behoeften op gebieden zoals gezondheid, landbouw, visserij en milieu, en uitgevoerd worden onder financiële voorwaarden die aangepast zijn aan hun mogelijkheden.

– Specifieke samenwerkingsacties op elk thematisch gebied met bepaalde derde landen bij wederzijdse belangstelling om samen te werken rond bepaalde onderwerpen. In nauwe samenhang met de bilaterale samenwerkingsovereenkomsten of multilaterale dialoog tussen de EU en deze landen of groepen van landen fungeren deze acties als geprivilegieerde instrumenten om uitvoering te geven aan de samenwerking tussen de EU en deze landen. Naast de samenwerking op gebieden van wederzijds belang gaat het tevens om: acties gericht op het versterken van de onderzoekscapaciteiten van kandidaat-lidstaten en buurlanden en samenwerkingsactiviteiten gericht op ontwikkelingslanden en opkomende landen die geconcentreerd zijn op hun bijzondere behoeften op gebieden zoals gezondheid, met een speciaal accent op ‘orphan diseases’ en verwaarloosde ziekten, landbouw, visserij en milieu, en uitgevoerd worden onder financiële voorwaarden die aangepast zijn aan hun mogelijkheden.

Motivering

Er moet duidelijk worden gemaakt dat specifieke internationale samenwerkingsacties onder het programma “Samenwerking” vooral betrekking hebben op bepaalde onderzoeksgebieden die van wederzijds belang zijn voor de EU en derde landen.

Er moet mee aandacht worden geschonken aan ‘orphan diseases’ en verwaarloosde ziekten.

Amendement 95

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel "Internationale samenwerking", alinea 2 bis (nieuw)

 

Er zal een overkoepelende strategie worden geformuleerd voor de internationale samenwerking binnen het kaderprogramma, met doelstellingen, Europese dimensie en specifieke samenwerkingsterreinen binnen iedere groep landen. Deze strategie zal ook die gebieden aangeven waar de deelname van derde landen beperkt moet blijven, zoals bijvoorbeeld in het veiligheidsonderzoek.

Motivering

Een weloverwogen strategie zal zorgen voor een samenhangende aanpak van het brede terrein van de internationale samenwerking en zal de effectiviteit daarvan verbeteren. In het geval van veiligheid is het nodig dat de toegang tot de relevante informatie wordt beperkt.

Amendement 96

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Doelstelling”

Verbetering van de gezondheid van de burgers van Europa en opvoering van het concurrentievermogen van Europese industrieën en bedrijven in de gezondheidssector, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan mondiale gezondheidsaspecten zoals opkomende epidemieën. De nadruk zal liggen op translationeel onderzoek (omzetting van fundamentele ontdekkingen in klinische toepassingen), de ontwikkeling en validering van nieuwe therapieën, methoden voor gezondheidsbevordering en preventie, en diagnose-instrumenten en -technologieën, alsmede duurzame en efficiënte gezondheidszorgstelsels.

Verbetering van de gezondheid van de burgers van Europa en opvoering van het concurrentievermogen en versterking van de innovatiecapaciteit van Europese industrieën en bedrijven in de gezondheidssector, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan mondiale gezondheidsaspecten zoals opkomende epidemieën en veronachtzaamde ziekten. Onderzoek zal gericht zijn op het optimaliseren van de ziektepreventie en de ontwikkeling van doeltreffende behandelingen en geneesmiddelen; tegelijkertijd moet voor gelijkelijke toegang tot resultaten van overheidswege gefinancierd onderzoek worden gezorgd. De nadruk zal liggen op translationeel onderzoek (omzetting van fundamentele ontdekkingen in klinische toepassingen), de ontwikkeling en validering van nieuwe therapieën, methoden voor gezondheidsbevordering en preventie, en diagnose-instrumenten en -technologieën, onderzoeksgebaseerde behandelingsfaciliteiten op de nieuwste wetenschappelijke stand, alsmede duurzame en efficiënte gezondheidszorgstelsels.

Amendement 97

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, “Achtergrond”, alinea 1

De sequentiebepaling van het menselijk genoom en de recente vorderingen bij de postgenomica hebben revolutionaire gevolgen gehad voor het onderzoek naar gezondheid en ziekten bij de mens. Om de enorme hoeveelheden gegevens te integreren en inzicht te krijgen in de fundamentele biologische processen moet er een kritische massa van know how en middelen op uiteenlopende gebieden worden opgebouwd, die op nationaal niveau niet beschikbaar is. Voor significante vorderingen bij translationeel gezondheidsonderzoek, dat van cruciaal belang is om ervoor te zorgen dat het biomedisch onderzoek praktische voordelen oplevert, is er ook een multidisciplinaire en pan-Europese aanpak nodig waarbij verschillende stakeholders worden betrokken. Met een dergelijke aanpak kan Europa een effectievere bijdrage leveren tot internationale activiteiten voor de bestrijding van ziekten die van mondiaal belang zijn.

De sequentiebepaling van het menselijk genoom en de recente vorderingen bij de postgenomica hebben revolutionaire gevolgen gehad voor het onderzoek naar gezondheid en ziekten bij de mens. Om de enorme hoeveelheden gegevens te integreren en inzicht te krijgen in de fundamentele biologische processen en sleuteltechnologieën voor de biotechnologische industrie op gezondheidsgebied te ontwikkelen moet er een kritische massa van know how en middelen op uiteenlopende gebieden worden opgebouwd, die op nationaal niveau niet beschikbaar is. Voor significante vorderingen bij translationeel gezondheidsonderzoek, dat van cruciaal belang is om ervoor te zorgen dat het biomedisch onderzoek praktische voordelen oplevert, is er ook een multidisciplinaire en pan-Europese aanpak nodig waarbij verschillende stakeholders worden betrokken. Met een dergelijke aanpak kan Europa een effectievere bijdrage leveren tot internationale activiteiten voor de bestrijding van ziekten die van mondiaal belang zijn.

Motivering

De grootste uitdaging wat de innovatie op gezondheidsgebied betreft in de komende jaren is de succesvolle invoering van nieuwe technologieën in de gezondheidsindustrie, met inbegrip van nieuwe biotechnologische procédés.

Amendement 98

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 2

Voor veel ziekten (zoals kanker, hart- en vaatziekten en psychische en neurologische aandoeningen, met name die welke samenhangen met veroudering, zoals de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson) is klinisch onderzoek alleen mogelijk via internationale trials in verschillende centra om in een kort tijdsbestek het benodigde aantal patiënten te halen. Epidemiologisch onderzoek vereist een grote verscheidenheid aan populaties en internationale netwerken om significante conclusies te kunnen trekken. Ook voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en therapieën voor zeldzame ziekten is een internationale aanpak nodig om het aantal patiënten voor elke studie op te voeren. Bovendien maakt de uitvoering van onderzoek onder impuls van het gezondheidsbeleid op Europees niveau een vergelijking mogelijk van de modellen, de systemen, de gegevens en het patiëntenmateriaal in nationale databanken en biobanken.

Voor veel ziekten (zoals kanker, hart- en vaatziekten, auto-immuun- en infectieziekten, allergische aandoeningen, epilepsie, traumata, reumatische aandoeningen, aandoeningen van het ademhalingsstelsel en psychische en neurologische aandoeningen, met name die welke samenhangen met veroudering, zoals osteoporose, de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson) is klinisch onderzoek alleen mogelijk via internationale trials in verschillende centra om in een kort tijdsbestek het benodigde aantal patiënten te halen. Epidemiologisch onderzoek vereist een grote verscheidenheid aan populaties en internationale netwerken om significante conclusies te kunnen trekken. Ook voor de ontwikkeling nieuwe technologische benaderingen met betrekking tot biologische stoffen en cellen en van nieuwe diagnostica en therapieën voor zeldzame ziekten is een internationale aanpak nodig om het aantal patiënten voor elke studie op te voeren. Bovendien maakt de uitvoering van onderzoek onder impuls van het gezondheidsbeleid op Europees niveau een vergelijking mogelijk van de modellen, de systemen, de gegevens en het patiëntenmateriaal in nationale databanken en biobanken.

Amendement 99

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, “Achtergrond”, alinea 3

Krachtig EU-gebaseerd biomedisch onderzoek zal bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van de Europese sectoren biotechnologie voor de gezondheidszorg, medische technologie en farmaceutische industrie. De EU moet ook een actieve rol spelen bij het creëren van een klimaat dat bevorderlijk is voor innovatie in de farmaceutische sector, met name om het succes van klinisch onderzoek te maximaliseren.

Krachtig EU-gebaseerd biomedisch onderzoek zal bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van de Europese sectoren biotechnologie voor de gezondheidszorg, medische technologie en farmaceutische industrie. Samenwerking van de EU met de ontwikkelingslanden zal deze landen in staat stellen onderzoekscapaciteiten te ontwikkelen. De EU moet ook een actieve rol spelen bij het creëren van een klimaat dat bevorderlijk is voor op de volksgezondheid gerichte innovatie in de publieke en de farmaceutische sector, met name om het succes van klinisch onderzoek te maximaliseren. Hiertoe zal de tenuitvoerlegging van het programma MICE (Medicines Investigation for the Children of Europe) worden bevorderd. Omvangrijk EU-gebaseerd onderzoek op het gebied van ionentherapie (protonen en koolstofionen) zal tot de ontwikkeling van nieuwe en de verbetering van reeds succesvol toegepaste kankertherapieën leiden en het concurrentievermogen van de installatie-industrie, de constructie-industrie (deeltjesversnellers) en de medisch-technologische industrie versterken. Op dit gebied dient ook de effectiviteit van klinisch onderzoek te worden gemaximaliseerd. Onderzoek en innovatie op het gebied van alternatieve teststrategieën, met name methoden zonder dierproeven, zullen Europa tot wereldleider maken als het erom gaat bezwaren van de kant van het publiek en van belanghebbenden over het aanhoudende gebruik van dieren in het biomedisch onderzoek op te vangen, en zouden daarnaast een markt kunnen creëren voor bepaalde industrietakken.

Motivering

Vooruitgang in de ionentherapie voor de behandeling van kanker (protonen en koolstofionen) is even belangrijk als de behandeling door verbeterde farmaceutica (chemotherapie). Fundamentele ontdekkingen in het preklinisch onderzoek dat in een faciliteit voor ionenbestraling wordt verricht, kunnen gemakkelijk worden vertaald naar de klinische onderzoeksafdeling (kankertherapie) van dezelfde instelling.

De volksgezondheid moet prioriteit genieten. De samenwerking met ontwikkelingslanden moet worden gestimuleerd.

Verordening (EG) betreffende pediatrische geneesmiddelen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004.

Amendement 100

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 4

Nu volgt een beschrijving van de activiteiten die aan de orde zullen komen, waaronder ook onderzoek dat met het oog op beleid essentieel is. Twee strategische onderwerpen, namelijk de gezondheid van kinderen en de gezondheid van de vergrijzende bevolking, zullen de activiteiten overspannen. Onderzoeksagenda’s die zijn opgesteld door Europese technologieplatforms, zoals het platform voor innovatieve geneesmiddelen, zullen indien van toepassing worden ondersteund. Als aanvulling hierop en naar aanleiding van nieuwe beleidsbehoeften kunnen aanvullende acties worden gesteund, bijvoorbeeld op het gebied van het gezondheidsbeleid en gezondheid en veiligheid op het werk.

Nu volgt een beschrijving van de activiteiten die aan de orde zullen komen, waaronder ook onderzoek dat met het oog op beleid essentieel is. Twee strategische onderwerpen, namelijk de gezondheid van kinderen en de gezondheid van de vergrijzende bevolking, zullen de activiteiten en Thema’s overspannen. Daarnaast worden de prioriteiten van het gezondheidsonderzoek bepaald aan de hand van a) huidige en toekomstige ramingen van de ziektelasten in Europese en mondiale context en b) wetenschappelijke kwaliteit. Onderzoeksagenda’s die zijn opgesteld door Europese technologieplatforms, zoals de platforms voor innovatieve geneesmiddelen en nanogeneeskunde, zullen indien van toepassing worden ondersteund. Als aanvulling hierop en naar aanleiding van nieuwe beleidsbehoeften kunnen aanvullende acties worden gesteund, bijvoorbeeld op het gebied van het gezondheidsbeleid, veroudering en gezondheid en veiligheid op het werk.

Motivering

De prioriteiten van de onderzoeksfinanciering moeten worden gebaseerd op wetenschappelijke kwaliteit en op de huidige en toekomstige behoeften in de gezondheidszorg. De ervaringen in KP6 hebben – ook door de projectbeoordelaars opgemerkte – problemen en frustraties bij wetenschappers aan het licht gebracht, die voortvloeien uit de doelstelling om gelijkheid ten aanzien van de verschillende onderzoeksgebieden te bereiken, wat in termen van ziektelasten en wetenschappelijke kwaliteit tot ongelijkheid heeft geleid.

Het onlangs opgerichte Europese technologieplatform voor nanogeneeskunde is actief op het gebied van grensverleggende technologieën voor moleculaire beeldvorming en diagnostiek, die een doorbraak kunnen betekenen voor de vroegtijdige diagnose en de 'intelligente' behandeling van bijvoorbeeld kanker, diabetes, de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson en hart- en vaataandoeningen.

Het groeiende aantal ouderen in de samenleving heeft gevolgen voor vele beleidsterreinen, zoals gezondheid, sociale zekerheid, werkgelegenheid en vervoer, en verdient derhalve speciale aandacht in het gezondheidsonderzoek.

Amendement 101

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, “Activiteiten”, opsommingsteken 1, eerste streepje

– “High throughput” onderzoek. Katalyse van experimentele vorderingen bij biomedisch onderzoek door de bevordering van het genereren, standaardiseren, verwerven en analyseren van gegevens.

– “High throughput” onderzoek. Katalyse van experimentele vorderingen op het gebied van genomica, postgenomica en biomedisch onderzoek door de ontwikkeling van nieuwe methoden voor de constructie van modelcellen, de bevordering van het genereren, standaardiseren, verwerven en analyseren van gegevens, met inbegrip van onderzoek naar het lezen van DNA, bio-informatica en het gebruik van supercomputers voor de ontwikkeling van structurele modellen.

Amendement 102

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 2

– Detectie, diagnose en monitoring. Met de nadruk op niet-invasieve of minimaal invasieve benaderingen.

– Detectie, diagnose en monitoring. Met de nadruk op niet-invasieve of minimaal invasieve benaderingen en technologieën, zoals DNA-chips en moleculaire beeldvorming en diagnostiek. Er moet prioriteit worden gegeven aan diagnosehulpmiddelen die rechtstreeks gekoppeld zijn aan therapieën.

Motivering

Met name bij genetische aandoeningen, maar ook bij andere ziekten, is de afgelopen jaren een enorme vooruitgang geboekt op het gebied van de diagnose, in het bijzonder door DNA-sequencing. De kloof tussen diagnose en therapie is groot. Voor de patiënt is het van groot belang dat er niet alleen een diagnose wordt gesteld, maar dat er ook een behandeling mogelijk is. Daarom moet voorrang worden gegeven aan onderzoeksactiviteiten waarmee dit probleem wordt aangepakt.

Amendement 103

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 3

– Prognose van de geschiktheid, veiligheid en werkzaamheid van therapieën. Ontwikkeling en validering van biologische markers, in vivo en in vitro methoden en modellen, met inbegrip van simulatie, farmacogenomica, benaderingen voor targeting en alternatieven voor dierproeven.

– Prognose van de geschiktheid, veiligheid en werkzaamheid van therapieën. Identificatie en ontwikkeling van biologische markers ten behoeve van de kwantificering en validering daarvan. Verbetering van de beschikbaarheid van therapeutische agentia. Ontwikkeling en validering van in vivo en in vitro methoden en modellen, met inbegrip van simulatie, farmacogenomica, immuno-monitoring, benaderingen voor targeting en alternatieven voor dierproeven, in het bijzonder ter vervanging van het gebruik van niet-humane primaten; onderzoek naar onvruchtbaarheid.

Motivering

Het gaat hier om het zoeken (identificeren) van de specifieke marker van een ziekte (in het algemeen een metaboliet) in een zeer toegankelijke biologische vloeistof(bloed, urine). Voor de analyse moet deze worden gekarakteriseerd en gevalideerd (kwantificeren) in de biologische context en is synthese (ontwikkeling) ervan vereist voor het verkrijgen van zuivere monsters. De verbetering van de beschikbaarheid van de therapeutische agentia zou een doeltreffender geneesmiddel met beperktere doses mogelijk moeten maken. Ten slotte is immuno-monitoring een noodzakelijker stap om de effecten van de behandelingen op het immuunsysteem te meten.

Gezien de vereisten van het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren en de grote publieke bezorgdheid in Europe over dierproeven is het niet aanvaardbaar dat de EU de ontwikkeling van in vivo methoden en modellen financiert. Overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn nr. 86/609/EEG van de Raad en artikel 7, lid 2, onder (a) en (b) van het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap, moet de EU alternatieven voor dierproeven ontwikkelen. Bovendien hebben de Europese Commissie en de Raad herhaaldelijk verklaard vastbesloten te zijn het gebruik van niet-humane primaten in onderzoek terug te dringen en te vervangen, onder meer in de preambule van Besluit 1999/575/EG betreffende de sluiting van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van dieren die voor onderzoek worden gebruikt. Dit moet dus zijn weerslag hebben in de EU-financiering uit hoofde van het kaderprogramma.

Volgens door de Raad van Europa gepubliceerde cijfers is het geboortecijfer gedaald van 1,8 in 1990 naar 1,5 in 2005, terwijl het generatievervangingscijfer 2,1 bedraagt. De bevolking van Europa is de oudste ter wereld met een gemiddelde van 37,7.

Amendement 104

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 4

– Innovatieve therapeutische benaderingen en ingrepen. Consolidatie en waarborging van verdere ontwikkelingen op het gebied van geavanceerde therapieën en technologieën die mogelijkheden bieden voor toepassing bij vele ziekten en aandoeningen.

– Innovatieve therapeutische benaderingen en ingrepen. Onderzoek, consolidatie en waarborging van verdere ontwikkelingen op het gebied van geavanceerde therapieën en technologieën, met inbegrip van immunotherapie, nieuwe vaccins en productiemethoden voor vaccins, innovatieve medicijnen en elektronische implantaten, die mogelijkheden bieden voor toepassing bij vele ziekten en aandoeningen, met inbegrip van ziekten en aandoeningen bij kinderen, evenals nieuwe therapeutische instrumenten voor regeneratieve en cellulaire geneeskunde, gen- en celtherapieën, immunotherapie en biomaterialen en de bescherming en regeneratie van beschadigd weefsel door middel van somatische stamceltherapieën.

Amendement 105

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 4 bis (nieuw)

 

Biotechnologische productie, met inbegrip van vectorproductie: optimalisering van procédés voor de productie van nieuwe moleculen.

Motivering

Activiteiten gericht op de optimalisering van productieprocessen zijn van vitaal belang om de overdracht van onderzoek naar de industriële productie ten behoeve van patiënten te waarborgen. De productie is onderhevig aan een zeer strenge regelgeving teneinde de veiligheid van patiënten te verzekeren. Deze problematiek betreft zowel de fabricatie als de controle en is van essentieel belang voor KMO’s die nauw bij de ontwikkeling van productieprocessen betrokken zijn.

Amendement 106

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 1

– Integratie van biologische gegevens en processen: grootschalige gegevensverzameling, systeembiologie. Generatie en analyse van de enorme hoeveelheid gegevens die nodig is om een beter inzicht te krijgen in de complexe regulerende netwerken van duizenden genen en genproducten die belangrijke biologische processen besturen.

– Integratie van biologische gegevens en processen en modellering inzake complexe systemen: grootschalige gegevensverzameling, systeembiologie en fysiologie constructie van cellulaire en biologische modellen. Generatie en analyse van de enorme hoeveelheid gegevens die nodig is om een beter inzicht te krijgen in de complexe regulerende netwerken van duizenden genen, hun mutaties en genproducten en celsystemen die belangrijke biologische processen besturen (d.w.z. synaptische en cellulaire reorganisatie). De nadruk zal liggen op genomica, de RNA-wereld, proteomica, populatiegenetica en vergelijkende en functionele genomica.

Amendement 107

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepjes 2

– Onderzoek naar de hersenen en gerelateerde ziekten, ontwikkeling van de mens en veroudering. Exploratie van het gezonde verouderingsproces en de manier waarop genen en omgeving, zowel onder normale omstandigheden als bij hersenziekten, met hersenactiviteit interageren.

– Onderzoek naar de hersenen en gerelateerde ziekten, met speciale aandacht voor ouderdomsgerelateerde chronische degeneratieve ziekten en de verschillende vormen van epilepsie. Exploratie van het gezonde verouderingsproces en verbetering van de kwaliteit van het bestaan van ouderen

Amendement 108

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepjes 2 bis (nieuw)

 

- Humane ethologie. De studie van de mens en zijn stedelijk, natuurlijke en culturele omgeving.

Motivering

Voor een begrip van het gedrag van de mens en zijn mogelijke disfunctioneren is kennis van de mens en de manier waarop hij reageert op en zich aanpast aan zijn omgeving een fundamenteel vereiste.

Amendement 109

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 3

– Translationeel onderzoek bij infectieziekten. Onderzoek naar de resistentie tegen antibiotica, de mondiale bedreiging door hiv/aids, malaria en tuberculose en epidemieën in opkomst (bijvoorbeeld sars en zeer pathogene influenza).

– Translationeel onderzoek bij infectieziekten en naar interacties tussen pathogeen en gastheer. Onderzoek naar de resistentie tegen antibiotica, de mondiale bedreiging door hiv/aids, met inbegrip van onderzoek naar microbiociden, malaria, tuberculose, schimmelinfecties en hepatitis en epidemieën in opkomst (bijvoorbeeld sars en zeer pathogene influenza of arbovirusaandoeningen) evenals andere potentieel ernstige infectieziekten.

Amendement 110

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 4

- Translationeel onderzoek bij belangrijke ziekten: kanker, hart- en vaatziekten, diabetes/obesitas; zeldzame ziekten; en andere chronische aandoeningen (bijvoorbeeld osteoartritis). Ontwikkeling van patiëntgerichte strategieën van preventie tot diagnose en behandeling, met inbegrip van klinisch onderzoek.

- Translationeel onderzoek bij belangrijke ziekten: kanker, hart- en vaatziekten, allergische aandoeningen en aandoeningen van de luchtwegen, diabetes/obesitas; reumatische aandoeningen; zeldzame ziekten; en andere chronische aandoeningen (bijvoorbeeld osteoartritis). Ontwikkeling van patiëntgerichte strategieën van preventie tot diagnose en behandeling, met inbegrip van klinisch onderzoek en onderzoek naar werkzame stoffen.

Amendement 111

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 4 bis, 4 ter en 4 quater (nieuw)

 

– Translationeel onderzoek naar door milieu- en werkgerelateerde stressfactoren veroorzaakte ziekten, zoals astma en allergieën. Het genereren en analyseren van gegevens over deze ziekten en ongevallen op het werk, ontwikkeling van strategieën voor preventie, diagnose en behandeling (bijvoorbeeld voor musculo-skeletale aandoeningen).

 

- Translationeel onderzoek naar de gezondheid van de gebruikers van personenvervoersystemen en van omwonenden. Onderzoek naar de langetermijngevolgen en de grootschalige effecten daarvan.

 

- Palliatieve geneeskunde: pijntherapie en symptomatische therapie voor ziekten die nog niet te genezen zijn, teneinde de symptomen van de patiënt zo doeltreffend mogelijk te bestrijden

Amendement 112

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1

- Klinische resultaten omzetten in klinische praktijk. Inzicht krijgen in klinische besluitvorming en de manier waarop de resultaten van klinisch onderzoek in klinische praktijk worden omgezet, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de specifieke aspecten bij kinderen, vrouwen en ouderen.

- Klinische resultaten omzetten in klinische praktijk. Onderzoek naar geavanceerde computergesteunde detectie, klinische beslissingsondersteunende systemen en ander ICT-instrumenten ter verbetering van de workflow, kwaliteitsverhoging van diagnose en behandeling, reductie van medische fouten, kostenvermindering en inzicht krijgen in klinische besluitvorming en de manier waarop de resultaten van klinisch onderzoek in klinische praktijk worden omgezet, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de specifieke aspecten bij kinderen, vrouwen en ouderen en personen met een handicap. Ontwikkelen van telemedische toepassingen voor geografisch geïsoleerde bevolkingen van de Europese Unie, in het bijzonder op eilanden en in bergstreken.

Motivering

De verstrekking van gezondheidszorg is vaak niet in voldoende mate op personen met een handicap en etnische minderheden afgestemd, die daardoor toegangsmoeilijkheden hebben. Onderzoek met betrekking tot de vraag hoe de gezondheidszorg dergelijke groepen kan bereiken ontbreekt en moet in het programma worden opgenomen.

Klinische beslissingsondersteunende systemen en computergesteunde detectie kunnen ertoe bijdragen de toenemende complexiteit van de medische diagnose en behandeling het hoofd te bieden. Deze en andere ICT-instrumenten hebben het potentieel om voor doorbraken te zorgen op het gebied van de efficiëntie van de gezondheidszorg in ziekenhuizen en de secundaire gezondheidszorg door de verbetering van de workflow, de kwaliteitsverhoging van de diagnose en behandeling, het koppelen van mensen aan processen en werkwijzen, reductie van medische fouten en kostenvermindering.

De bevolking van afgelegen regio’s van de EU (in het bijzonder eilanden en bergregio’s) kunnen worden gerekend tot de bevolkingsgroepen waarvan de specifieke situatie een speciale aanpak vereist voor de optimalisering van de gezondheidszorg. De doelstelling is telemedische toepassingen voor afgelegen bevolkingsgroepen in de Europese Unie te ondersteunen.

Amendement 113

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 2

– Kwaliteit, efficiëntie en solidariteit van gezondheidszorgstelsels met inbegrip van stelsels in overgang. Effectieve ingrepen omzetten in managementbeslissingen, zorgen voor een adequaat aanbod van mankracht, factoren analyseren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, waaronder analyses van veranderingen in de bevolking (bijvoorbeeld vergrijzing, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving).

– Kwaliteit, efficiëntie en solidariteit van gezondheidszorgstelsels met inbegrip van stelsels in overgang. Effectieve ingrepen omzetten in managementbeslissingen, diagnostische en therapeutische processen 'herontwerpen', zorgen voor een adequaat aanbod van mankracht, factoren analyseren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg (ook door benadeelde groepen), waaronder analyses van veranderingen in de bevolking (bijvoorbeeld vergrijzing, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving) en van gedurende de ziekenhuisopname optredende complicaties.

Amendement 114

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 3

- Verbeterde preventie van ziekte en een beter gebruik van geneesmiddelen. Efficiënte ingrepen voor de volksgezondheid ontwikkelen, waarbij wordt gekeken naar determinanten van gezondheid in ruimere zin (zoals stress, voeding of milieufactoren). Identificatie van succesvolle ingrepen in verschillende gezondheidszorgkaders ter verbetering van het voorschrijven van geneesmiddelen en ter verbetering van het gebruik van geneesmiddelen door de patiënt (waaronder aspecten van geneesmiddelenbewaking).

- Verbeterde preventie van ziekte en een beter gebruik van geneesmiddelen. Efficiënte ingrepen voor de volksgezondheid ontwikkelen, waarbij wordt gekeken naar determinanten van gezondheid in ruimere zin. Milieugezondheid: analyse van drie factoren: syndromen en chronische blootstelling; interactie met toxische stoffen en mengsels daarvan; analyse van genetische polymorfismen en immunologische tests, met inbegrip van lymfociete transformatie en activering. Immunologisch, toxicologisch en epidemiologisch onderzoek. Identificatie van succesvolle ingrepen in verschillende gezondheidszorgkaders ter verbetering van het voorschrijven van geneesmiddelen en ter verbetering van het gebruik van geneesmiddelen door de patiënt (waaronder aspecten van geneesmiddelenbewaking).

Amendement 115

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 4 bis (nieuw)

 

- Toepassing en potentiële voordelen van complementaire en alternatieve geneeskunde. Identificatie van succesvolle behandelingsmethoden in de complementaire en alternatieve geneeskunde ter bevordering van de gezondheid van de Europese burgers.

Amendement 116

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 4 ter (nieuw)

 

- Passend gebruik van nieuwe technologieën. Voorzien in de capaciteit voor de snelle ontwikkeling en productie van medische tegenmaatregelen tegen biologische bedreigingen voor de gezondheid en opkomende ziekten.

Motivering

De bijdrage van doelgerichte genomische engineering aan de bestrijding van opkomende epidemieën bestaat ten dele in de snelheid waarmee deze technologie in de ontwikkeling van medische tegenmaatregelen en biologische productielijnen kan voorzien.

Amendement 117

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 4 quater (nieuw)

 

- Transnationaal onderzoek naar beroepsziekten en arbeidsongevallen. Het genereren en analyseren van gegevens met betrekking tot beroepsziekten en ongevallen op het werk, de ontwikkeling van preventieve maatregelen en diagnostische en therapeutische strategieën (bijvoorbeeld voor musculo-skeletale aandoeningen).

Motivering

De in de context van het Europees sociaal beleid geleverde inspanningen en de sociale dialoog hebben de toegevoegde waarde aangetoond van een gezamenlijke benadering voor preventie op het gebied van beroepsziekten en ongevallen op het werk. Dit gemeenschappelijk beleid moet voorafgaand daaraan ook worden versterkt door steun te verlenen aan onderzoeksactiviteiten met betrekking tot de diagnose en behandeling van deze ziekten en ongevallen.

Amendement 118

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 1 “Gezondheid”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 4 quinquies (nieuw)

 

- Duurzame optimalisatie van industriële processen en werkzame bestanddelen

Motivering

Optimalisatie van de chemische (en fermentatieve) zijde van de productie van werkzame bestanddelen is noodzakelijk voor de economische en ecologische duurzaamheid van technologieën op het gebied van de gezondheid.

Amendement 119

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 2 “Voeding, landbouw en biotechnologie”, ondertitel “Doelstelling”

Een Europese kennisgebaseerde bio-economie opbouwen door wetenschap, industrie en andere stakeholders bijeen te brengen teneinde nieuwe en opkomende mogelijkheden voor onderzoek te benutten die op sociale en economische uitdagingen gericht zijn: de toenemende vraag naar voeding die veiliger, gezonder en kwalitatief hoogwaardiger is en naar een duurzamer gebruik en een duurzamere productie van hernieuwbare biologische rijkdommen; het stijgende risico op epizoötieën en zoönosen en aan de voeding gerelateerde aandoeningen; bedreigingen voor de duurzaamheid en continuïteit van de landbouw- en visserijproductie ten gevolge van met name klimaatverandering; en de toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardige voeding, die rekening houdend met het welzijn van dieren en de rurale context wordt geproduceerd.

Een Europese kennisgebaseerde bio-economie opbouwen door wetenschap, industrie en andere stakeholders bijeen te brengen ter ondersteuning van het beleid van de Unie teneinde nieuwe en opkomende mogelijkheden voor onderzoek te benutten die op sociale, ecologische en economische uitdagingen gericht zijn: de toenemende vraag naar voeding die veiliger, gezonder en kwalitatief hoogwaardiger is en naar een duurzamer gebruik en een duurzamere productie van hernieuwbare biologische rijkdommen; het stijgende risico op epizoötieën en zoönosen en aan de voeding gerelateerde aandoeningen; bedreigingen voor de duurzaamheid en continuïteit van de visserij-, aquacultuur-, landbouw- en veeteeltproductie ten gevolge van met name klimaatverandering; en de toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardige voeding, die rekening houdend met het welzijn van dieren en de rurale en kustcontext wordt geproduceerd en de manieren waarop wordt voldaan aan de specifieke behoeften van de consument. Het onderzoek zal op de integratie van een breed scala van wetenschappelijke kennis gericht zijn teneinde tot evenwichtige, duurzame en maatschappelijk aanvaarde oplossingen en benaderingen te komen. Bewustmaking van de burgers, opdat hun mogelijkheden tot het maken van geïnformeerde keuzes worden verbeterd..

Amendement 120

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 2 “Voeding, landbouw en biotechnologie”, “Achtergrond” alinea 1

Innovaties en de vooruitgang van de kennis op het gebied van het duurzaam beheer, de duurzame productie en het duurzaam gebruik van biologische rijkdommen (microorganismen, planten en dieren) zullen de basis leggen voor nieuwe, duurzame, milieuefficiënte en concurrerende producten voor de landbouw-, visserij-, voedingsmiddelen-, gezondheids- en houtsector en andere sectoren. Overeenkomstig de Europese strategie voor biowetenschappen en biotechnologie zal dit bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van Europese biotechnologie- en voedingsmiddelenbedrijven, met name technisch hoogwaardige KMO’s, terwijl het maatschappelijk welzijn en de welvaart worden verbeterd. Onderzoek naar de veiligheid van voedsel- en voederketens, aan de voeding gerelateerde ziekten, voedingskeuzes en de effecten van voeding op de gezondheid zal helpen bij de bestrijding van aan de voeding gerelateerde aandoeningen (zoals obesitas en allergieën) en infectieziekten (zoals overdraagbare spongiforme encefalopathieën en vogelgriep), terwijl het belangrijke bijdragen levert tot de uitvoering van bestaande en de formulering van toekomstige beleidslijnen en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en de bescherming van de consument.

Innovaties en de vooruitgang van de kennis op het gebied van het duurzaam beheer, de duurzame productie en het duurzaam gebruik van biologische rijkdommen (microorganismen, planten en dieren) zullen de basis leggen voor nieuwe, duurzame, milieuefficiënte en concurrerende producten voor de landbouw-, visserij-, voedingsmiddelen-, gezondheids- en houtsector en andere sectoren. Overeenkomstig de Europese strategie voor biowetenschappen en biotechnologie zal dit bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe activiteiten en een verbetering van het concurrentievermogen van Europese landbouw-, biotechnologie-, zaaigoed- en voedingsmiddelenbedrijven, met name technisch hoogwaardige KMO’s, terwijl het maatschappelijk welzijn en de welvaart worden verbeterd. Een hoog niveau van participatie van KMO’s moet in het bijzonder worden aangemoedigd. Onderzoek naar de voedingsfysiologie voor gezond leven, de veiligheid van voedsel- en voederketens, aan de voeding gerelateerde ziekten, voedingskeuzes en de effecten van voeding op de gezondheid zal helpen bij de bestrijding van aan de voeding gerelateerde aandoeningen (zoals obesitas en allergieën) en infectieziekten (zoals overdraagbare spongiforme encefalopathieën en vogelgriep), terwijl het belangrijke bijdragen levert tot de uitvoering van bestaande en de formulering van toekomstige beleidslijnen en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en de bescherming van de consument.

Motivering

Voeding moet niet slechts als potentiële ziekmaker worden beschouwd (obesitas, allergieën, BSE), maar ook als voorwaarde voor een gezond leven.

De onderzoekscapaciteiten van KMO’s in Europa moeten worden benut en het delen van informatie tussen deze bedrijven moet worden aangemoedigd.

Amendement 121

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 2 “Voeding, landbouw en biotechnologie”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 3

Verschillende Europese technologieplatforms dragen bij tot de vaststelling van gemeenschappelijke onderzoeksprioriteiten op het gebied van bijvoorbeeld plantengenomica en de biotechnologie, de bosbouw en de houtsector, de algehele gezondheid van dieren, veehouderij, voedingsmiddelen en industriële biotechnologie. Het onderzoek zal ook de kennisbasis opleveren die nodig is voor de ondersteuning van[14]: het gemeenschappelijk landbouwbeleid; landbouw en handelsaspecten; regelgeving voor de voedselveiligheid; gezondheid, ziektebestrijding en normen voor welzijn bij dieren in de Gemeenschap; en de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid teneinde te komen tot een duurzame ontwikkeling van visserij en aquacultuur. Er zijn ook voorzieningen getroffen voor een flexibele reactie op nieuwe beleidsbehoeften, met name in verband met nieuwe maatschappelijke of economische tendensen.

Verschillende Europese technologieplatforms dragen bij tot de vaststelling van gemeenschappelijke onderzoeksprioriteiten op het gebied van bijvoorbeeld plantengenomica en de biotechnologie, de bosbouw en de houtsector, de algehele gezondheid van dieren, veehouderij, voedingsmiddelen en industriële biotechnologie. Het onderzoek zal ook de kennisbasis opleveren die nodig is voor de ondersteuning van[14]: het gemeenschappelijk landbouwbeleid; landbouw en handelsaspecten; regelgeving voor de voedselveiligheid; gezondheid, ziektebestrijding en normen voor welzijn bij dieren in de Gemeenschap; en de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid teneinde te komen tot een duurzame ontwikkeling van visserij en aquacultuur, veilige voedselproducten uit zee en herstel van het milieu. Er zijn ook voorzieningen getroffen voor een flexibele reactie op nieuwe beleidsbehoeften, met name in verband met nieuwe maatschappelijke of economische tendensen.

Amendement 122

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 2 “Voeding, landbouw en biotechnologie”, ondertitel “Activiteiten” opsommingsteken 1

Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van “omica”- technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, planten en dieren, waaronder exploitatie van hun biodiversiteit; verbeterde gewassen en productiesystemen, inclusief biologische landbouw, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; plattelandsontwikkeling; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met inbegrip van zoönosen; een veilige verwijdering van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van “omica”- technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, 'rational reverse genomics', systeembiologie, bio-informatica en convergerende technologieën voor micro-organismen (in het bijzonder de studie van metagenomica), planten en dieren, waaronder genomische engineering, behoud en duurzaam gebruik van hun biodiversiteit; bodemvruchtbaarheid, verbeterde gewassen, plantenteelt, gezondheid van planten, technologische alternatieven voor de toevallige transgenese bij planten en verbeterde productiesystemen in al hun diversiteit, inclusief biologische landbouw, rationele en ecologische landbouw, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten evaluatie en marketing van gewasinnovaties (variëteiten, zaden); duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; geïntegreerde plattelandsontwikkeling (waaronder participatie van het maatschappelijke middenveld in planning en besluitvorming), rationeel beheer van watergebruik; dierlijke gezondheid en welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie;, met inbegrip van onderzoek op het gebied van vaccins en diagnostiek, alternatieve teststrategieën en methoden zonder dierproeven; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, inclusief epidemiologisch onderzoek, met inbegrip van zoönosen en aan diervoer gerelateerde ziekten (BSE, enz.); een veilige verwijdering van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

Amendement 123

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 2 “Voeding, landbouw en biotechnologie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2

"Fork to farm": voeding, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als microbiologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van voedsel/voederketens; het concept "totale voedselketen" (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid.

"Fork to table, sea to plate": voeding, inclusief producten van de zee, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, cultuur, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas en allergieën; de voordelen van bepaalde voedingsmiddelen en diëten voor de gezondheid; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als biologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit en duurzaamheid, risicobeoordeling (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van terrestrische en aquatische voedsel/voederketens; het effect van mondiale ontwikkelingen op de voedselketen en de bescherming daarvan tegen die effecten;het concept "totale voedselketen" (inclusief schaal- en schelpdieren); ontwikkeling van nieuwe methoden voor traceerbaarheid (zowel voor GGO als voor niet-GGO; gevolgen van diervoer en diergeneesmiddelen voor de gezondheid van de mens.

Amendement 124

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 2 “Voeding, landbouw en biotechnologie”, ondertitel “Activiteiten” opsommingsteken 3

Biowetenschappen en biotechnologie voor duurzame non-food producten en processen: verbeteringen op het gebied van gewassen, grondstoffen, mariene producten en biomassa (inclusief mariene rijkdommen) voor energie, milieu, en producten met een hoge toegevoegde waarde zoals materialen en chemische stoffen, inclusief nieuwe landbouwsystemen, bioprocessen en bioraffinage-concepten; biokatalyse; producten en processen van de bosbouw en de houtsector; milieusanering en schonere processen.

Biowetenschappen, biotechnologie en chemie voor duurzame non-food producten en processen: verbeteringen op het gebied van gewassen, grondstoffen, mariene producten en biomassa (inclusief mariene rijkdommen) voor energie, milieu, en producten met een hoge toegevoegde waarde zoals materialen en chemische stoffen, inclusief nieuwe engineeringmethoden voor stammen en organismen in de bioproductie en biokatalyse, nieuwe landbouwsystemen, bioprocessen en bioraffinage-concepten; biokatalyse; biodegradatie en bioremediatie; producten en processen van de bosbouw en de houtsector; milieusanering en schonere processen. Met het oog op potentiële concurrentie tussen eindverbruikers van land- en bosbouwproducten zal speciale aandacht worden besteed aan de optimalisering van het systeem, teneinde te waarborgen dat de productie van voedsel met die van energie en grondstoffen compatibel is.

Amendement 125

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Doelstelling”

Europa in staat stellen de toekomstige ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie (ICT) zo te beheersen en te sturen dat aan de maatschappelijke en economische behoeften wordt voldaan. De activiteiten zullen het wetenschappelijke en technologische fundament van de ICT in Europa verstevigen, de innovatie helpen stimuleren door toepassing van ICT en ervoor zorgen dat de vooruitgang in de ICT snel wordt omgezet in voordelen voor de burger, het bedrijfsleven, de industrie en de overheden in Europa.

Europa in staat stellen de toekomstige ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie (ICT) zo te beheersen en te sturen dat aan de maatschappelijke en economische behoeften wordt voldaan en het concurrentievermogen van de Europese industrie wordt verbeterd. De activiteiten zullen het wetenschappelijke en technologische fundament en het globaal leiderschap van de ICT in Europa verzekeren, de product- en procesinnovatie en de creativiteit helpen stimuleren door toepassing van ICT en ervoor zorgen dat de vooruitgang in de ICT snel wordt omgezet in voordelen voor de burger, het bedrijfsleven, de industrie en de overheden in Europa en uiteindelijk voor alle burgers, meer bepaald de burgers die risico lopen op sociale uitsluiting, zoals mensen met een handicap, ouderen of mensen die in het bijzonder problemen hebben met de toegang tot ICT. Het verkleinen van de digitale kloof en van de uitsluiting van informatie zal hierbij als prioriteit worden beschouwd. De ICT zal de kern worden van de kennismaatschappij.

Amendement 126

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 1

Informatie- en communicatietechnologie is essentieel voor de toekomst van Europa en voor de uitvoering van de Agenda van Lissabon. Productiviteitsstijgingen in de economie zijn voor de helft te danken aan de effecten van de ICT op producten, diensten en bedrijfsprocessen. De ICT is de belangrijkste factor voor de vergroting van het innovatievermogen en de creativiteit en voor de beheersing van veranderingen in de waardeketens in de industrie en de dienstensector. De ICT is noodzakelijk om aan de groeiende vraag naar maatschappelijke en gezondheidszorg te kunnen voldoen en om diensten op gebieden van openbaar belang zoals onderwijs, scholing, veiligheid, energie, vervoer en milieu te kunnen moderniseren. Voorts heeft de ICT ook een katalyserend effect op de vooruitgang in andere gebieden van wetenschap en technologie, en transformeert zij de wijze waarop wetenschappers onderzoek bedrijven, samenwerken en innoveren.

 

Informatie- en communicatietechnologie is essentieel voor de toekomst van Europa en voor de uitvoering van de Agenda van Lissabon. Productiviteitsstijgingen in de economie zijn voor de helft te danken aan de effecten van de ICT op producten, diensten en bedrijfsprocessen. De ICT is de belangrijkste factor voor de vergroting van het innovatievermogen en de creativiteit en voor de beheersing van veranderingen in de waardeketens in de industrie en de dienstensector. ICT moet de toegankelijkheid en voorzichtigheid van bestuurs- en beleidsprocessen bevorderen. De ICT is noodzakelijk om aan de groeiende vraag naar maatschappelijke en gezondheidszorg te kunnen voldoen, vooral voor ouderen en mensen met een vorm van handicap, en om diensten op gebieden van openbaar belang zoals onderwijs, scholing, veiligheid, energie, vervoer en milieu te kunnen moderniseren. ICT speelt een belangrijke rol in OTO-beheer en communicatie en heeft ook een katalyserend effect op de vooruitgang in andere gebieden van wetenschap en technologie, en transformeert zij de wijze waarop wetenschappers onderzoek bedrijven, samenwerken en innoveren.

Amendement 127

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 2

Door de toenemende economische en maatschappelijke behoeften, alsmede de steeds verdere popularisering van de ICT en de noodzaak om de technologische grenzen te verleggen, raakt de agenda voor onderzoek steeds voller. Om de technologie dichter bij de mensen te brengen en beter af te stemmen op de behoeften van organisaties dient de complexiteit van de technologie te worden verborgen terwijl de functionaliteit op verzoek juist zichtbaar moet worden gemaakt; voorts dient de technologie eenvoudig te gebruiken, toegankelijk en betaalbaar te zijn; ten slotte moeten er nieuwe, op ICT gebaseerde toepassingen, oplossingen en diensten worden aangeboden die betrouwbaar zijn en aan de omstandigheden en voorkeuren van de gebruikers kunnen worden aangepast. Onder invloed van de vraag naar “meer waar voor minder geld” zijn ICT-onderzoekers wereldwijd betrokken bij een wedloop om tot een steeds verdergaande miniaturisering te komen, de convergentie van computer-, communicatie- en mediatechnologie en de convergentie met andere relevante wetenschappen en disciplines te leren beheersen, en om systemen te bouwen die kunnen leren en zichzelf kunnen aanpassen. Al die inspanningen hebben tot een golf van nieuwe technologieën geleid. Bij de ICT-onderzoeksactiviteiten zal tevens worden geput uit een breder gamma van wetenschappelijke en technologische disciplines, zoals bio- en levenswetenschappen, psychologie, pedagogie, en cognitieve en sociale wetenschappen.

Door de toenemende economische en maatschappelijke behoeften, alsmede de steeds verdere popularisering van de ICT en de noodzaak om de technologische grenzen te verleggen en innovatieve op ICT gebaseerde producten en diensten met hoge waardeschepping te ontwikkelen, raakt de agenda voor onderzoek steeds voller. Om de technologie dichter bij de mensen te brengen en beter af te stemmen op de behoeften van organisaties dient de complexiteit van de technologie te worden verborgen en de technologie functioneel gemaakt; voorts dient de technologie eenvoudig te gebruiken, toegankelijk en betaalbaar te zijn; ten slotte moeten er nieuwe, op ICT gebaseerde toepassingen, oplossingen en diensten worden aangeboden die betrouwbaar zijn en aan de omstandigheden en voorkeuren van de gebruikers kunnen worden aangepast. Het huidige ICT-onderzoek concentreert zich op miniaturisering, het beheersen van de convergentie van computer-, communicatie- en mediatechnologie, met inbegrip van de interoperabiliteit van de systemen, alsook de convergentie met andere relevante wetenschappen en disciplines, en op het bouwen van systemen die kunnen leren en zichzelf kunnen aanpassen. Al die inspanningen hebben tot een golf van nieuwe technologieën geleid. De ICT-onderzoeksactiviteiten zullen tevens bijdragen tot een breder gamma van wetenschappelijke en technologische disciplines, zoals biologie, chemie en levenswetenschappen, psychologie, pedagogie, cognitieve en sociale wetenschappen, en menswetenschappen. ICT produceert niet simpelweg nieuwe technologieën. ICT is rechtstreeks betrokken bij ontwikkeling. De dienstensector, die sterk groeit, heeft nog een aanzienlijk potentieel door een sterkere gerichtheid op de interconnectie tussen dienstverlening en ICT.

 

Motivering

De interoperabiliteit van de systemen zal de convergentie en de compatibiliteit vergemakkelijken en aldus de efficiëntie van de informatie- en communicatietechnologieën verbeteren.

Chemie kan een stevig zetje geven aan ICT-technologieën en kan er aanzienlijk voordeel uit halen voor het concurrentievermogen; onderzoeksprojecten die chemie en ICT verenigen, kunnen dus zeer nuttig zijn.KMO’s vormen de motoren van de toekomstige bloei van Europa en zijn de enige scheppers van arbeidsplaatsen die Europa heeft. Om de agenda van Lissabon te kunnen verwezenlijken, moet een sterke betrokkenheid van de KMO’s in het zevende kaderprogramma worden gewaarborgd.Het is noodzakelijk de kettingreactie van ICT voor groei, ontwikkeling en werkgelegenheid in alle sectoren te benadrukken en de aandacht te vestigen op het gebruik van technologie in de maatschappij, dus niet alleen op de technologie zelf.

Amendement 128

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 "Informatie- en communicatietechnologieën", ondertitel “Achtergrond”, alinea 2 bis (nieuw)

 

ICT-onderzoek op basis van het 'open source'-ontwikkelingsmodel heeft inmiddels bewezen nuttig te zijn als bron van innovatie en betere samenwerking. Het loont de moeite te verkennen of een dergelijk model van samenwerking en innovatie ook zijn nut kan bewijzen voor andere activiteiten binnen het kaderprogramma.

Motivering

Wat software betreft, is er het ‘open source’-ontwikkelingsmodel, dat is gebaseerd op samenwerking binnen een gemeenschap, met een brede verspreiding, toegankelijkheid en mogelijkheden tot hergebruik van de resultaten met slechts minimale beperkingen. Dit ontwikkelingsmodel bevordert kritisch onderzoek, collegiale toetsing, hergebruik, maatwerk en verbetering van de binnen een open source -gemeenschap ontwikkelde en vrijgegeven software. Open-source-ontwikkeling is een belangrijke motor van vernieuwing in de ICT-sector, die zowel bijdraagt aan technologische vooruitgang als aan grotere concurrentie. Onder 's werelds belangrijkste bijdragers aan de ontwikkeling van open-source-software bevinden zich Europese ondernemingen van klein tot groot, universiteiten en individuele ontwikkelaars.

Amendement 129

Bijlage I, hoofdstuk I , “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën” ondertitel “Achtergrond” alinea 2 ter (nieuw)

 

ICT-onderzoek mag niet één enkel bedrijfsmodel boven andere bevestigen. Het is belangrijk dat er een brede keuze aan modellen beschikbaar blijft om de onderzoeksresultaten op de markt te brengen.

Motivering

Het technologisch neutraliteitsbeginsel dient te worden versterkt.

Amendement 130

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 "Informatie- en communicatietechnologieën", ondertitel “Achtergrond”, alinea 4

De ICT-onderzoeksactiviteiten zullen in nauwe samenhang met beleidsacties voor de verbreiding van ICT en wetgeving worden opgezet in het kader van een allesomvattende, holistische strategie. De prioriteiten zijn vastgesteld na uitvoerig overleg waarbij rekening is gehouden met de bijdragen van allerlei Europese Technologieplatforms en industriële initiatieven op gebieden zoals nano-elektronica, ingebedde systemen, mobiele communicatie, elektronische media, robotica en software, diensten en grids.

De ICT-onderzoeksactiviteiten zullen in nauwe samenhang met beleidsacties voor de verbreiding van ICT en wetgeving worden opgezet in het kader van een allesomvattende, holistische strategie. De prioriteiten zijn vastgesteld na uitvoerig overleg waarbij rekening is gehouden met de bijdragen van allerlei Europese Technologieplatforms en industriële initiatieven op gebieden zoals nano-elektronica, ingebedde systemen, mobiele communicatie, elektronische media, fotonica, robotica en software, met inbegrip van Free, Libre en Open Source Software, diensten en grids.

Motivering

Het Europese technologieplatform inzake fotonica mag niet worden veronachtzaamd.

De EU-bedrijven zijn wereldleiders in ontwikkeling en onderhoud van Open Source Software (vaak FLOSS genoemd); de voortgezette steun van het kaderprogramma is cruciaal voor deze sector om zijn leiderschap te kunnen behouden.

Amendement 131

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 1

Nano-elektronica, fotonica en geïntegreerde micro/nano-systemen: verlegging van de grenzen van de miniaturisering, integratie, variatie en dichtheid; verbetering van de prestaties en de mogelijkheden tot verlaging van de vervaardigingskosten; bevordering van de integratie van ICT in allerlei toepassingen; interfaces; basisonderzoek waarbij nieuwe concepten worden verkend.

Micro-, nano- en opto-elektronica, fotonica, wiskunde en geïntegreerde micro/nano-systemen: verlegging van de grenzen van de miniaturisering, integratie, variatie en dichtheid; verbetering van de prestaties en de mogelijkheden tot verlaging van de vervaardigingskosten; bevordering van de integratie van ICT in allerlei toepassingen; interfaces; basisonderzoek waarbij nieuwe concepten worden verkend.

Motivering

De micro- en opto-elektronica zijn basistechnologieën voor nieuwe componenten en systemen en sleutelvereisten voor nieuwe oplossingen in de ICT.

Mathematische modellen en wetenschappelijke computertoepassingen spelen een fundamentele, maar vaak onzichtbare rol in complexe industriële technologieën. De taal van modelleringen en abstracties is wiskunde die het mogelijk maakt deze complexiteit naar innovatie te leiden. Virtuele laboratoria zijn wiskundige instrumenten voor het verbeteren van materialen en productieprocessen, maar ook van milieu en economie, zonder dure praktijkexperimenten. Europa heeft een zeer sterke positie op het gebied van toegepaste wiskunde als sleuteltechnologie met een brede impact op verscheidene gebieden, zoals het ontwerp en de productie van moderne staalsoorten of het juiste ontwerp van netwerken voor mobiele telefonie.

Amendement 132

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 3

- Ingebedde systemen, computers en besturing: krachtige, veilige en gedistribueerde computer- en communicatiesystemen die zijn ingebed in objecten of andere fysieke infrastructuren waarmee controle van en aanpassing aan de omgeving mogelijk is.

- Ingebedde systemen, computers, opslag en besturing: krachtige, veilige en gedistribueerde computer-, opslag- en communicatiesystemen die zijn ingebed in objecten of andere fysieke infrastructuren waarmee controle van en aanpassing aan de omgeving mogelijk is.

Motivering

De ontwikkeling van nieuwe opslagsystemen en –technieken maakt de verbetering van ingebedde systemen mogelijk.

Amendement 133

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, punt 1, streepje 6

Simulatie, visualisering, interactie en gemengde realiteit: hulpmiddelen voor innovatief en creatief ontwerpen van producten, diensten en digitale media en voor natuurlijke, op taal gebaseerde en contextrijke interactie en communicatie.

Simulatie, visualisering, interactie en gemengde realiteit: hulpmiddelen voor innovatief ontwerpen, steun bij de besluitvorming en creativiteit in producten, diensten en digitale media en voor natuurlijke, op taal gebaseerde en contextrijke interactie en communicatie.

Motivering

Het is belangrijk het gebruik van de ICT voor bedrijfsbeheer te bevorderen.

Amendement 134

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 6 bis (nieuw)

 

- de overgang naar de mobiele systemen van de 4de generatie en verder, en de daarmee verbonden doorbraaktechnologieën in digitale uitzendingen en antennes

Motivering

In Japan bereikten de systemen van de 4de generatie een goed niveau van studies en definitie. Europa heeft wat achterstand opgelopen op zijn weg naar de 4de generatie.

Amendement 135

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 6 ter (nieuw)

 

- Optische schakelingen en daarmee verbonden netwerkcontrolecapaciteiten.

Motivering

De nieuwe optische technologieën openen grote mogelijkheden voor de Europese industrie. De controlecapaciteiten zijn van fundamenteel belang voor de netwerkoperatoren, omdat zij hen in staat stellen nieuwe configuratiediensten te creëren.

Amendement 136

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, laatste alinea na streepjes

Nieuwe vooruitzichten om binnen de ICT te kunnen profiteren van andere wetenschappelijke en technologische vakgebieden, zoals inzichten uit de natuurkunde, de biotechnologie, de materiaal- en levenswetenschappen, ten behoeve van de miniaturisering van ICT-componenten tot op een schaal die compatibel is en waarbij interactie mogelijk is met levende organismen teneinde de prestaties van de systeemtechniek en de informatieverwerking te verbeteren, alsmede ten behoeve van de modellering en simulatie van de levende wereld.

 

Nieuwe vooruitzichten om binnen de ICT te kunnen profiteren van andere wetenschappelijke en technologische vakgebieden, zoals inzichten uit de natuurkunde, de biotechnologie, de materiaal- en levenswetenschappen, wiskunde ten behoeve van de miniaturisering van ICT-componenten tot op een schaal die compatibel is en waarbij interactie mogelijk is met levende organismen teneinde de prestaties van de systeemtechniek en de informatieverwerking te verbeteren, alsmede ten behoeve van de modellering en simulatie van de levende wereld. In deze sector moet ook rekening worden gehouden met duurzaamheidskwesties, vooral op het gebied van de elektronica (gebruik van minder materialen, minder energieverbruik; recyclage en afvalstoffen, „End of Life”-benaderingen)

Motivering

Duurzaamheidsaspecten worden steeds belangrijker in de elektronicasector en de daarmee verbonden Europese wetgeving. De tenuitvoerlegging van de richtlijnen van de Commissie vereist een aanpak die gebaseerd is op de hele levenscyclus van producten alsook op betrouwbare gegevens en methodes voor een milieuontwerp dat speciaal aangepast is aan de bijzondere kenmerken van de elektronicasector.

Mathematische modellen en wetenschappelijke computertoepassingen spelen een fundamentele, maar vaak onzichtbare rol in complexe industriële technologieën. De taal van modelleringen en abstracties is wiskunde die het mogelijk maakt deze complexiteit naar innovatie te leiden. Virtuele laboratoria zijn wiskundige instrumenten voor het verbeteren van materialen en productieprocessen, maar ook van milieu en economie, zonder dure praktijkexperimenten. Europa heeft een zeer sterke positie op het gebied van toegepaste wiskunde als sleuteltechnologie met een brede impact op verscheidene gebieden, zoals het ontwerp en de productie van moderne staalsoorten of het juiste ontwerp van netwerken voor mobiele telefonie.

Amendement 137

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 3

Robotsystemen : geavanceerde autonome systemen; cognitie, besturing, vermogen tot handelen, natuurlijke interactie; miniaturisering.

Robotsystemen : geavanceerde autonome systemen; cognitie, besturing, vermogen tot handelen, natuurlijke interactie en samenwerking, miniaturisering.

Motivering

Het begrip “samenwerking” verwijst meer bepaald naar het industrieel gebruik van robotsystemen, zowel in de diensten- als in de productiesector, en moet daarom worden vermeld.

Amendement 138

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1, inleiding

– ICT als antwoord op maatschappelijke uitdagingen: nieuwe systemen en diensten op gebieden van openbaar belang ter verbetering van de kwaliteit, efficiëntie, toegankelijkheid en inclusiviteit; gebruiksvriendelijke toepassingen, integratie van nieuwe technologieën en initiatieven zoals “ambient assisted living”.

– ICT als antwoord op maatschappelijke uitdagingen: nieuwe systemen en diensten op gebieden van openbaar belang ter verbetering van de kwaliteit, efficiëntie, maatschappelijke inclusiviteit, met inbegrip van de toegankelijkheid voor personen met een handicap; gebruiksvriendelijke toepassingen, integratie van nieuwe technologieën en initiatieven zoals “ambient assisted living”.

Amendement 139

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1, substreepje -1 bis (nieuw)

 

- Nieuwe bedrijfsmodellen voor ICT: bedenken en definiëren van nieuwe bedrijfsmodellen voor ICT door samen te werken met de Thema’s waarbij ICT een fundamentele rol zal spelen in het veranderen van de aanpak van productie en diensten (bijv. transport, gezondheid, energie, milieu). [De projecten die het resultaat zijn van dit gezamenlijk onderzoek, moeten in specifieke situaties worden getest. De gezamenlijke inspanningen moeten worden gesteund door de in Bijlage 1 vermelde thematische dwarsbenadering.]

Motivering

Samen met de opkomende sociale, economische en milieuproblemen, ontstaan er voor de ICT nieuwe kansen. Vooral de vervoer-,, gezondheids- en energiesector zouden kunnen genieten van een verspreide toepassing van de ICT-technologieën. Om deze nieuwe toepassingen mogelijk te maken, moeten er nieuwe bedrijfsmodellen en waardeketens worden gedefinieerd, om investeringen in de gerelateerde innovatie-initatieven aan te moedigen.

Amendement 140

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1, substreepje 1

- in de gezondheidszorg: verbetering van de ziektepreventie, vroegtijdige diagnose en persoonlijke afstemming; zelfstandigheid, veiligheid en mobiliteit van patiënten; een gezondheidsinformatieomgeving voor de ontdekking van kennis.

- in de gezondheidszorg: verbetering van de ziektepreventie, vroegtijdige diagnose en persoonlijke afstemming; zelfstandigheid, veiligheid en mobiliteit van patiënten; een gezondheidsinformatieomgeving voor de ontdekking van kennis; kennisbeheer, met inbegrip van de rationalisering van de uitgaven in de gezondheidszorg.

Motivering

De efficiëntie en effectiviteit van gezondheidssystemen wordt onder andere gemeten door middel van kennisbeheer en de capaciteit van verscheidene overheidsniveaus om de uitgavencapaciteit, de dienstenkwaliteit en de informatiestromen te beheersen met behulp van modellen voor monitoring, evaluatie en controle.

Amendement 141

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1, substreepje 3

- voor mobiliteit: intelligente op ICT gebaseerde vervoerssystemen en voertuigen waarmee mensen en goederen veilig, comfortabel en efficiënt kunnen worden vervoerd.

 

- voor mobiliteit: intelligente op ICT gebaseerde vervoerssystemen en voertuigen en vaartuigen waarmee mensen en goederen veilig, comfortabel en efficiënt en op een milieuvriendelijke manier kunnen worden vervoerd.

Motivering

Naast het feit dat de ICT de mobiliteit veiliger en comfortabeler kan maken, mogen we niet vergeten dat zij ook voor het milieu een sleutelrol moet spelen, door de vandaag door de vervoerssystemen veroorzaakte grootschalige vervuiling te verminderen.

De toevoeging van het woord “vaartuig” maakt de beschrijving van de activiteit inclusiever.

Amendement 142

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 "Informatie- en communicatietechnologieën", ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1, substreepje 5

- voor overheden: efficiëntie, openheid en verantwoordingsplicht, met het oog op een overheidsdienst van wereldklasse en de contacten met burgers en bedrijven ter ondersteuning van de democratie.

- voor overheden regionale en lokale autoriteiten en steden: efficiëntie, openheid en verantwoordingsplicht, met het oog op een overheidsdienst van wereldklasse en de contacten met burgers en bedrijven ter ondersteuning van de democratie.

Motivering

Onderzoeks‑ en demonstratieprojecten zijn nodig om te bepalen welke beleidsmaatregelen en strategieën het meest praktisch en doeltreffend zijn om ook de steden in staat te stellen hun bijdrage te leveren aan de bevordering van het gebruik van ICT, en tevens ten behoeve van een sterkere lokale bijdrage aan de modernisering van de dienstverlening aan de Europese burgers en ondernemingen, en op gebieden van algemeen belang zoals onderwijs, leren en veiligheid.

Regeringen en regionale en lokale autoriteiten moeten eersteklas diensten verlenen aan de burgers.

Amendement 143

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3. "Informatie- en communicatietechnologieën", ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1, substreepje 5 bis (nieuw)

voor veiligheid; op grond van de richtsnoeren als genoemd onder de Thema’s 'Veiligheid’ en Ruimtevaart'.

Motivering

De lijst zou niet volledig zijn zonder de veiligheid te noemen, hoewel dit thema wordt behandeld in een ander hoofdstuk van het kaderprogramma.

Amendement 144

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, Afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1, substreepje 5 ter (nieuw)

 

- exploitatie van werken of diensten die open zijn voor het publiek: ontwerp en ontwikkeling van studiesimulatoren voor crisissituaties van natuurlijke oorsprong (natuurrampen) of van menselijke oorsprong (aanvallen, terrorisme, enz.).

Motivering

ICT kan een nuttige bijdrage leveren tot het voorkomen van en het doeltreffend reageren op crisissituaties van natuurlijke en menselijke oorsprong die werken en diensten die open zijn voor het publiek treffen.

Amendement 145

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 2, substreepje -1 (nieuw)

 

- op ICT gebaseerde systemen om de overdracht te ondersteunen en hun toepassing op bronnen van het cultureel erfgoed.

Motivering

De overdracht van ICT-toepassingen naar een belangrijke sector voor Europa, de culturele sector, die de neiging heeft op een conventionele manier en minder snel te reageren op nieuwe technologische mogelijkheden, is van groot belang voor het Europese concurrentievermogen en draagt bij tot de ondersteuning van de KMO’s en het scheppen van nieuwe, niet-exporteerbare arbeidsplaatsen. De snelle penetratie van alle sectoren door middel van de ICT is een Europese doelstelling.

Amendement 146

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 2, substreepje 1

– nieuwe media paradigma's en nieuwe vormen van inhoud; creatie van interactieve digitale inhoud; verrijking van de gebruikerservaring; kosteneffectieve levering van inhoud.

– nieuwe media paradigma's en nieuwe vormen van inhoud; creatie van interactieve digitale inhoud die voor iedereen toegankelijk is; verrijking van de gebruikerservaring; kosteneffectieve levering van inhoud.

Amendement 147

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 2, substreepje 2

- met technologie ondersteund leren; adaptieve en gecontextualiseerde leeroplossingen; actief leren;

- met technologie ondersteund leren, inclusief de overdracht van kennis en ervaring; adaptieve en geconceptualiseerde leeroplossingen; actief leren.

Motivering

In de economische sectoren die problemen hebben om nieuwe arbeidskrachten aan te werven, en meer bepaald in de bouwsector, is het nog belangrijker om informatie- en communicatiemedia te ontwikkelen die de overdracht van kennis en ervaring in het kader van een eerste en voortgezette opleiding bevorderen.

Amendement 148

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 2, substreepje 3

- op ICT gebaseerde systemen ter ondersteuning van de toegankelijkheid en tijdsbenutting van digitale culturele bronnen en middelen, in het bijzonder in een meertalige omgeving.

- op ICT gebaseerde systemen ter ondersteuning van de toegankelijkheid en tijdsbenutting van digitale culturele (en wetenschappelijke) bronnen en middelen, in het bijzonder in een meertalige en multiculturele omgeving.

Motivering

De diversiteit van de Europese Unie kan en mag multiculturaliteit, die een van onze grote troeven is, niet uitsluiten.

Amendement 149

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 3, substreepje 2

– fabricage: snel en adaptief ontwerpen, produceren en leveren van volledig op maat gemaakte goederen; digitale en virtuele productie; modellerings-, simulatie- en presentatiehulpmiddelen; geminiaturiseerde en geïntegreerde ICT-producten;

– fabricage met inbegrip van traditionele industrieën: snel en adaptief ontwerpen, produceren en leveren van volledig op maat gemaakte goederen; digitale en virtuele productie; modellerings-, simulatie- en presentatiehulpmiddelen; geminiaturiseerde en geïntegreerde ICT-producten; op ICT gebaseerde verbeteringen aan industriële processen;

Motivering

Mathematische modellen en wetenschappelijke computertoepassingen spelen een fundamentele, maar vaak onzichtbare rol in complexe industriële technologieën. De taal van modelleringen en abstracties is wiskunde die het mogelijk maakt deze complexiteit naar innovatie te leiden. Virtuele laboratoria zijn wiskundige instrumenten voor het verbeteren van materialen en productieprocessen, maar ook van milieu en economie, zonder dure praktijkexperimenten. Europa heeft een zeer sterke positie op het gebied van toegepaste wiskunde als sleuteltechnologie met een brede impact op verscheidene gebieden, zoals het ontwerp en de productie van moderne staalsoorten of het juiste ontwerp van netwerken voor mobiele telefonie

De traditionele industrieën spelen nog altijd een sleutelrol in de Europese Unie en mogen bijgevolg niet buiten het aanpassingsproces aan nieuwe informatie- en communicatietechnologieën worden gehouden.

Amendement 150

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 3, substreepje 2 bis (nieuw)

 

- Monitoring van het bedrijfsbeheer en real-timeprestaties door een efficiënte en productieve ondersteuning voor managersbeslissingen, en opsporing, verzameling en verwerking van gegevens.

Motivering

Het is belangrijk het gebruik van de ICT voor bedrijfsbeheer te bevorderen.

Amendement 151

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, Afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 3 bis (nieuw)

 

- ICT ten dienste van het gebouwenerfgoed.

Motivering

In Frankrijk bestaat 70% van het bezit van particulieren uit gebouwen. Over heel Europa is de verhouding allicht dezelfde. Het is essentieel om de waarde van dit gemeenschappelijk erfgoed te bewaren, onder andere door de steun aan de informatie- en communicatietechnologieën (bijvoorbeeld door identiteitskaarten voor gebouwen te ontwikkelen).

Amendement 152

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 3. "Informatie- en communicatietechnologieën", ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 4

- ICT ter ondersteuning van vertrouwen en betrouwbaarheid: identiteitsbeheer; authenticatie en autorisatie; privacyverbeteringstechnologie; beheer van rechten en bronnen; bescherming tegen computercriminaliteit.

- ICT ter ondersteuning van vertrouwen en betrouwbaarheid: identiteitsbeheer; authenticatie en autorisatie; privacyverbeteringstechnologie; beheer van rechten en bronnen, gebaseerd op interoperabiliteit en open normen; bescherming van privacy tegen computercriminaliteit; bewaking van kritieke aspecten van veiligheid en de persoonlijke levenssfeer.

Motivering

De kans bestaat dat de gevaren voor de persoonlijke levenssfeer worden veronachtzaamd, tenzij er een specifieke commissie wordt ingesteld die hierop let in het kader van de overige activiteiten; het GCO lijkt het meest aangewezen EU-orgaan om het initiatief te nemen voor de vorming van deze commissie, omdat het zich in de afgelopen jaren reeds uitgebreid heeft beziggehouden met het aspect van veiligheid en de persoonlijke levenssfeer.

Europese bedrijven hebben behoefte aan beschermingsmechanismen voor de interoperabiliteit en aan open normen om ten volle te kunnen genieten van identiteitsbeheeroplossingen. Deze beschermingsmechanismen voorkomen ongewenste belemmeringen van de vrije concurrentie zowel voor software- als hardwareproviders. Het object dat precies door het identiteitsbeheer tegen computercriminaliteit wordt beschermd, is de privacy.

Amendement 153

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 3 “Informatie- en communicatietechnologieën”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 4

Technologieën van de toekomst of in opkomst: ondersteuning van grensverleggend onderzoek naar belangrijke ICT en de combinatie ervan met andere relevante terreinen en disciplines; het koesteren van innovatieve ideeën en radicaal nieuwe gebruiksvormen, en het verkennen van nieuwe mogelijkheden voor routekaarten voor het ICT-onderzoek.

Technologieën van de toekomst of in opkomst: ondersteuning van grensverleggend onderzoek naar belangrijke ICT en de combinatie ervan met andere relevante terreinen en disciplines; het koesteren van innovatieve ideeën, zoals quantum-informatietechnologie, en radicaal nieuwe gebruiksvormen, en het verkennen van nieuwe mogelijkheden voor routekaarten voor het ICT-onderzoek.

Motivering

De quantum-informatietechnologie is een belangrijk voorbeeld van toekomstgericht onderzoek in de ICT-sector. De wereldwijde voorsprong van Europa zou verder moeten worden uitgebouwd.

Amendement 154

Bijlage I, hoofdstuk I «Samenwerking», afdeling “Thema’s”, punt 4 “Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 1 bis (nieuw)

 

Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de verspreiding van de onderzoeksresultaten, om ze toegankelijk te maken voor de bedrijven, meer bepaald de KMO’s, en voor de maatschappij in het algemeen.

Motivering

Het is essentieel dat de kennis en vorderingen in dit onderzoeksgebied op de juiste manier worden verspreid, om bedrijven, meer bepaald KMO’s, in staat te stellen er de vruchten van te plukken en om de wetenschap dichter bij de maatschappij te brengen.

Amendement 155

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 4 “Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën “, ondertitel “Achtergrond”, alinea 3

De Europese Technologieplatforms op gebieden zoals nano-elektronica, fabricage, staal, chemie, vervoersindustrie, bouw, industriële veiligheid, textiel, pulp en papier dragen bij tot de vaststelling van gezamenlijke onderzoeksprioriteiten en -doelstellingen. Naast de voor de industrie relevante prioriteiten en de integratie daarvan met het oog op sectorale toepassingen zal ook aandacht worden geschonken aan relevante beleids-, regelgevings-, normalisatie- en impactkwesties, onder meer door flexibel te reageren op eventuele nieuwe beleidsbehoeften.

De Europese Technologieplatforms op gebieden zoals nano-elektronica, nanogeneeskunde, fotonica, fabricage, energieopwekking, staal, chemie, energie, mineralen, vervoersindustrie, bouw, industriële veiligheid, textiel, keramiek, pulp en papier dragen bij tot de vaststelling van gezamenlijke onderzoeksprioriteiten en -doelstellingen. Naast de voor de industrie relevante prioriteiten en de integratie daarvan met het oog op sectorale toepassingen zal ook aandacht worden geschonken aan relevante beleids-, regelgevings-, normalisatie- en impactkwesties, onder meer door flexibel te reageren op eventuele nieuwe beleidsbehoeften.

Amendement 156

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, Afdeling “Thema’s”, punt 4 “Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën “, ondertitel “Activiteiten”,

Nanowetenschap, nanotechnologieën

- Het verwerven van nieuwe kennis over grootteafhankelijke en interfaceverschijnselen; nanoschaalbesturing van materiaaleigenschappen voor nieuwe toepassingen; integratie van technologieën op nanoschaal; zelfassemblerende eigenschappen; nanomotoren; nanomachines en nanosystemen; methoden en gereedschappen voor het karakteriseren en manipuleren in de nanodimensie; nano- en ultraprecisietechnologieën in de chemie; de gevolgen voor de veiligheid van de mens, de gezondheid en het milieu; metrologie, nomenclatuur en normen; verkenning van nieuwe concepten en benaderingen voor sectorale toepassingen, waaronder de integratie en convergentie van opkomende technologieën.

Nanowetenschap, nanotechnologieën

- Het verwerven van nieuwe kennis over grootteafhankelijke en interfaceverschijnselen; nanoschaalbesturing van materiaaleigenschappen voor nieuwe toepassingen; integratie van technologieën op nanoschaal; zelfassemblerende eigenschappen; nanomotoren; nano-optica, nanobiotechnologie, nanomachines en nanosystemen; nanovectoren; methoden en gereedschappen voor het karakteriseren en manipuleren in de nanodimensie; nano- en ultraprecisietechnologieën in de chemie voor de vervaardiging van basismaterialen en componenten, nanogeneeskunde, zoals regeneratieve geneeskunde, gericht vervoer en afgeven van geneesmiddelen en nanodiagnostiek inclusief beeldvorming; de gevolgen van nanowetenschap voor menswetenschappen; nanoduurzaamheid en nanobetrouwbaarheid; de gevolgen voor de veiligheid en gezondheid van mens en dier , de voedselketen en het milieu;, vooral met het oog op de mogelijkheid van rechtstreekse interactie van nanodeeltjes met genetische materialen van levende cellen, metrologie, monitoring en detectie, nomenclatuur en normen; verkenning van nieuwe concepten en benaderingen voor sectorale toepassingen, waaronder de integratie en convergentie van opkomende technologieën.

Materialen

- Het verwerven van nieuwe kennis over materialen met hoge prestaties voor nieuwe producten en processen; op kennis gebaseerde materialen met op maat vervaardigde eigenschappen; betrouwbaardere ontwerpen en simulaties; hogere complexiteit; milieucompatibiliteit; integratie van nano-, moleculair en macroniveau in de chemische technologie en de metaalverwerking; nieuwe nanomaterialen; biomaterialen en hybride materialen, met inbegrip van het ontwerp en de controle van de verwerking ervan.

Materialen

- Het verwerven van nieuwe kennis over materialen, vooral composietmaterialen , intelligente materialen en materialen met multifunctionele oppervlakken voor talloze toepassingen, alsook voor de herstelling/retrofitting van bestaande producten en processen; met hoge prestaties voor nieuwe producten en processen; op kennis gebaseerde materialen met op maat vervaardigde eigenschappen; betrouwbaardere ontwerpen en simulaties; hogere complexiteit; milieucompatibiliteit; integratie van nano-, moleculair en macroniveau in de chemische technologie en de metaalverwerking; nieuwe nanomaterialen; biomaterialen, metamaterialen, materialen geïnspireerd op de biologische wereld (biomimetisme) en hybride materialen, met inbegrip van het ontwerp en de controle van de verwerking ervan; ontwerpen of verbeteren van materialen met een betere bijdrage tot emissiebeperkingen gedurende hun hele levensduur. Materialen met nieuwe eigenschappen zijn de sleutel tot het toekomstige concurrentievermogen van de Europese industrie en de basis voor technische vooruitgang in vele sectoren, zoals gezondheid, elektronica, energie, vervoer en veiligheid. Deze sleutelsector met een hoge relevantie in vele technologieën die de kern vormen van de industriële competentie van Europa, moet speciaal worden versterkt.

Nieuwe productie

- Het scheppen van de voorwaarden en de middelen voor kennisintensieve productie, waaronder de constructie, ontwikkeling en validatie van nieuwe paradigma's om in te spelen op de nieuwe behoeften van de industrie; ontwikkeling van algemene productiemiddelen voor adaptieve, in netwerken opgenomen en op kennis gebaseerde productiewijzen; ontwikkeling van nieuwe technische concepten om gebruik te maken van de convergentie van technologieën (zoals nano-, bio-, informatie- en kennistechnologie en de bijbehorende technische vereisten) voor de volgende generatie van producten en diensten met hoge toegevoegde waarde, alsmede aanpassing aan de veranderende behoeften.

Nieuwe productie

– Het scheppen van de voorwaarden en de middelen voor kennisintensieve productie, waaronder de constructie, ontwikkeling en validatie van nieuwe paradigma's om in te spelen op de nieuwe behoeften van de industrie; ontwikkeling van algemene productiemiddelen voor adaptieve, in netwerken opgenomen en op kennis gebaseerde productiewijzen (met inbegrip van de techniek van biogenerator-, en biokatalytische stammen); ontwikkeling van nieuwe technische concepten om gebruik te maken van de convergentie van technologieën (zoals nano-, bio-, geo-, informatie-, optische en kennistechnologie en de bijbehorende technische vereisten) voor de volgende generatie van producten en diensten met hoge toegevoegde waarde, alsmede aanpassing aan de veranderende behoeften; tenuitvoerlegging van productietechnologieën met een hoog resultaat; het aanmoedigen van productietechnologieën met minder uitwerking op de CO² -emissies.

Integratie van technologieën voor industriële toepassingen

- Integratie van nieuwe kennis en technologieën op het gebied van nanotechnologie, materialen en productie in sectorale en multisectorale toepassingen zoals gezondheidszorg, bouw, vervoer, energie, chemie, milieu, textiel en kleding, pulp en papier, en mechanica.

Integratie van technologieën voor industriële toepassingen

- Integratie van nieuwe kennis en technologieën (bijv. wiskundige benaderingen en instrumenten, ecotechnologieën) op het gebied van nanotechnologie, materialen en productie in sectorale en multisectorale toepassingen zoals gezondheidszorg, bouw, keramiek,, vervoer, energie, chemie, mineralen, milieu, schoenenindustrie, textiel en kleding, pulp en papier, mechanica, staal.

Motivering

In nanowetenschappen, nieuwe materialen en productietechnologieën (NMP) heeft Europa een sterke wetenschappelijke en industriële competentie. Deze sectoren zijn uiterst relevant voor het technologisch leiderschap van Europa, bieden een uitstekend potentieel qua werkgelegenheid en export, en zijn een uitstekende hefboom voor KP7 om bij te dragen tot groei en werkgelegenheid. De enorme overbevraging in de NMP thematische prioriteitsaanvragen van KP6 (wel 90% afkeuringen – wat de participatie ontmoedigt en het potentieel kortwiekt) wijst er duidelijk op dat deze sectoren een onevenredig hogere financiering nodig hebben.

Amendement 157

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 5 "Energie", ondertitel “Doelstelling”

Omzetting van het huidige op fossiele brandstoffen gebaseerde energiesysteem in een duurzamer systeem op basis van een gevarieerde combinatie van energiebronnen en energiedragers, gecombineerd met een verbeterde energie-efficiëntie, teneinde het hoofd te bieden aan de urgente problemen in verband met de continuïteit van de energievoorziening en klimaatverandering en daarbij tevens het concurrentievermogen van de energiesector van Europa op te voeren.

Omzetting van het huidige op fossiele brandstoffen gebaseerde energiesysteem in de meest duurzame en energie-efficiënte economie ter wereld in 2020, op basis van een gevarieerde combinatie van energiebronnen en energiedragers, met bijzondere aandacht voor energiebronnen met weinig of geen CO2-uitstoot, gecombineerd met een verbeterde energie-efficiëntie, energiebehoud en terugdringing van het broeikaseffect teneinde het hoofd te bieden aan de urgente problemen in verband met de continuïteit van de energievoorziening en klimaatverandering en daarbij tevens het concurrentievermogen van de energiesector van Europa op te voeren.

Amendement 158

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 1

Energiesystemen worden met grote uitdagingen geconfronteerd. Er zijn een aantal redenen om met spoed te werken aan de ontwikkeling van adequate en tijdige oplossingen: de alarmerende tendensen bij de mondiale vraag naar energie (die volgens de ramingen de komende 30 jaar met 60% zal stijgen), de noodzaak van een drastische ingreep in de emissie van broeikasgassen om de verwoestende gevolgen van klimaatverandering te beperken, de negatieve effecten van de vluchtigheid van de olieprijzen (vooral voor de vervoersector die sterk van olie afhankelijk is) en de geopolitieke instabiliteit in olieproducerende regio’s. Er moet worden gewerkt aan onderzoek en demonstratie die de meest milieu- en kosteneffectieve technologieën en maatregelen moeten opleveren om de EU in staat te stellen aan haar doelstellingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto en daarna te voldoen en de toezeggingen van haar energiebeleid, zoals beschreven in het Groenboek over de continuïteit van de energievoorziening van 2000, te realiseren.

Energiesystemen worden met grote uitdagingen geconfronteerd. Er zijn een aantal redenen om met spoed te werken aan de identificatie en de ontwikkeling van adequate en tijdige oplossingen: de alarmerende scenario’s bij de mondiale vraag naar energie, de eindigheid van conventionele olie- en aardgasreserves en de noodzaak van een drastische ingreep in de emissie van broeikasgassen om de verwoestende gevolgen van klimaatverandering te beperken, de negatieve effecten van de vluchtigheid van de olieprijzen (vooral voor de vervoersector die sterk van olie afhankelijk is) en de geopolitieke instabiliteit in olieproducerende regio’s. Energieonderzoek is een belangrijke bijdrage tot het verzekeren van betaalbare energiekosten voor onze burgers en industrieën. Er moet worden gewerkt aan onderzoek en demonstratie die de meest milieu- en kosteneffectieve technologieën en maatregelen moeten opleveren, , veiliger toepassingen voor kernenergie in Europa en de rest van de wereld creëren en maatregelen om de EU in staat te stellen aan haar doelstellingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto en daarna te voldoen en de toezeggingen van haar energiebeleid, zoals beschreven in het Groenboek over energie-efficiëntie 2005 en in het Groenboek over de continuïteit van de energievoorziening van 2000, te realiseren.

Motivering

Het is de moeite waard het Groenboek over energie-efficiëntie 2005 te vermelden.

Kernenergie blijft een essentieel onderdeel van onze energiebevoorrading en dus van de Europese energieagenda. Daarom is het noodzakelijk veiliger en duurzamer toepassingen van kernenergie te creëren. De groei van de energievraag moet worden gezien in de context van de steeds schaarser wordende energiebronnen en van de klimaatwijziging.

Amendement 159

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Doelstelling”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 2

Europa heeft zich bij een aantal energietechnologieën tot wereldleider ontwikkeld. Het is pionier op het gebied van moderne hernieuwbare energietechnologie, zoals bio-energie en windenergie. De EU is ook een mondiale speler op het gebied van technologie voor elektriciteitsopwekking en -distributie en heeft een sterke positie bij het onderzoek op het gebied van koolstofvastlegging en -opslag. Deze posities worden echter sterk bedreigd door de concurrentie (met name uit de VS en Japan).

 

Europa heeft zich bij een aantal energieopwekkings- en energie-efficiëntietechnologieën tot wereldleider ontwikkeld. Het is pionier op het gebied van moderne hernieuwbare energietechnologie, zoals zonne-energie, bio-energie en windenergie. De EU is ook een mondiale speler op het gebied van technologie voor elektriciteitsopwekking en -distributie en heeft een sterke positie bij het onderzoek op het gebied van koolstofvastlegging en ‑opslag. Deze posities worden nu echter sterk bedreigd door de concurrentie (met name uit de VS en Japan). De inspanningen van de Europese industriële sector om minder vervuilende productietechnieken te ontwikkelen, zouden daarom moeten worden aangemoedigd door specifieke onderzoeksprojecten.

Amendement 160

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, Thema 5 “Energie”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 3

Een ingrijpende transformatie van het energiesysteem vereist nieuwe technologie, waarbij de risico’s zo hoog zijn en de baten zo onzeker dat particuliere bedrijven niet alle investeringen kunnen leveren die voor onderzoek, ontwikkeling, demonstratie en toepassing nodig zijn. Bij het mobiliseren van particuliere investeringen moet steun van de overheid dan ook een cruciale rol spelen, en de Europese activiteiten en middelen moeten op een coherente en effectievere wijze worden gecombineerd om te concurreren met economieën die op grote schaal en consequent in soortgelijke technologieën investeren. Europese technologieplatforms spelen hierbij een cruciale rol doordat zij op een gecoördineerde wijze het benodigde onderzoek mobiliseren. Er wordt nu een overzicht gegeven van de activiteiten die worden ondernomen om de doelstelling te realiseren. Er is een specifiek onderdeel voor “kennis voor de energiebeleidsvorming” waarmee ook steun kan worden gegeven aan nieuwe beleidsbehoeften die naar voren komen, bijvoorbeeld in verband met de rol van het Europese energiebeleid bij de ontwikkeling van internationale activiteiten op het gebied van klimaatverandering, en instabiliteit of verstoring van de energievoorziening en de energieprijzen.

Een ingrijpende transformatie van het energiesysteem in een weinig of geen CO2 uitstotend betrouwbaar, concurrerend en duurzaam energiesysteem vereist nieuwe materialen en nieuwe technologie, waarbij de risico’s zo hoog zijn en de opbrengsten zo onzeker dat particuliere bedrijven niet alle investeringen kunnen leveren die voor onderzoek, ontwikkeling, demonstratie en toepassing nodig zijn. Bij het mobiliseren van particuliere investeringen moet steun van de overheid dan ook een cruciale rol spelen, en de Europese activiteiten en middelen moeten op een coherente en effectievere wijze worden gecombineerd om te concurreren met economieën die op grote schaal en consequent in soortgelijke technologieën investeren. Europese technologieplatforms spelen hierbij een cruciale rol doordat zij op een gecoördineerde wijze het benodigde onderzoek mobiliseren. Er wordt nu een overzicht gegeven van de activiteiten die worden ondernomen om de doelstelling te realiseren. Er is een specifiek onderdeel voor “kennis voor de energiebeleidsvorming” waarmee ook steun kan worden gegeven aan nieuwe beleidsbehoeften die naar voren komen, bijvoorbeeld in verband met de rol van het Europese energiebeleid bij de ontwikkeling van internationale activiteiten op het gebied van klimaatverandering, en instabiliteit of verstoring van de energievoorziening en de energieprijzen.

Amendement 161

Bijlage I, hoofdstuk I. Samenwerking, afdeling Thema’s, punt 5 Energie, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1

Geïntegreerde actie om een stevige technologische grondslag te leggen voor een concurrerende brandstofcel- en waterstofindustrie in de EU voor stationaire, draagbare toepassingen en de vervoerssector. Het Europese technologieplatform voor waterstof en brandstofcellen ondersteunt deze activiteit door voorstellen te formuleren voor een geïntegreerde strategie voor onderzoek en toepassing.

Geïntegreerde actie om een stevige technologische grondslag te leggen voor een concurrerende brandstofcel- en waterstofindustrie in de EU voor stationaire, draagbare toepassingen en de vervoerssector. Het Europese technologieplatform voor waterstof en brandstofcellen ondersteunt deze activiteit door voorstellen te formuleren voor een geïntegreerde strategie voor onderzoek en toepassing, en organisatie van het systeem voor de productie, inzameling en behandeling van biomassa voor directe waterstofproductie.

Motivering

Deze technologie lijkt uitermate veelbelovend om zelfs op korte tijd waterstof te leveren tegen een concurrerend niveau qua prijs en hoeveelheid.

Amendement 162

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2

Technologie om de algehele omzettingsefficiëntie op te voeren, waardoor de kosten van elektriciteitsopwekking uit eigen hernieuwbare energiebronnen worden gedrukt, en ontwikkeling en demonstratie van technologie die geschikt is voor uiteenlopende regionale omstandigheden.

Technologie om de algehele omzettingsefficiëntie op te voeren, waardoor de kosten van elektriciteitsopwekking uit eigen hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van afvalstoffen, worden gedrukt, en ontwikkeling en demonstratie van technologie die geschikt is voor uiteenlopende regionale omstandigheden.

Motivering

Het is nodig om hier de mogelijkheden die de “biologisch afbreekbare fractie van de afvalstoffen” voor de energieopwekking biedt, te specificeren.

Amendement 163

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking” , afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3

Geïntegreerde omzettingstechnologie: ontwikkeling van vaste, vloeibare en gasvormige (inclusief waterstof) brandstoffen die uit hernieuwbare energiebronnen worden geproduceerd en verlaging van de kosten per eenheid daarvan, gericht op een kosteneffectieve productie en toepassing van koolstofneutrale brandstoffen, met name vloeibare biobrandstoffen voor het vervoer.

Geïntegreerde omzettingstechnologie: ontwikkeling van vaste, vloeibare en gasvormige (inclusief waterstof) brandstoffen die uit hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van energiegewassen, biomassa en afvalstoffen, worden geproduceerd en verlaging van de kosten per eenheid daarvan, gericht op een kosteneffectieve productie, opslag, verspreiding en toepassing van koolstofneutrale brandstoffen, met name vloeibare biobrandstoffen voor het vervoer, met inbegrip van energiegewassen die speciaal worden geoptimaliseerd door plantenveredeling met behulp van klassieke alsook biotechnologische methoden.

Motivering

De volledige waarde moet worden opgenomen. Gewassen die speciaal geoptimaliseerd zijn voor energiegebruik zullen de efficiëntie en zodoende het concurrentievermogen van alternatieve energiebevoorrading drastisch verbeteren. Zij zullen helpen om nieuwe markten en zodoende kansen voor investering, specialisering en groei van de Europese landbouw en zijn landelijke gebieden te openen.

Het is de moeite waard onderzoek te doen naar deze activiteiten gezien het gevaar van waterstof. Bovendien passen ze logisch in de productcyclus.

Amendement 164

Bijlage I, hoofdstuk I, “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 4

Technologie om de efficiëntie van verwarming en koeling met hernieuwbare energiebronnen op te voeren en de kosten daarvan te drukken, zodat deze onder uiteenlopende regionale omstandigheden kunnen worden gebruikt.

Technologie en infrastructuur om de efficiëntie van verwarming en koeling met hernieuwbare energiebronnen op te voeren en de kosten daarvan te drukken, zodat deze onder uiteenlopende regionale omstandigheden kunnen worden gebruikt.

Motivering

Districts- en plaatselijke verwarmingssystemen voor verwarming/koeling zijn één middel om het aandeel van de hernieuwbare energie aanzienlijk te verhogen en daarbij de kosten te helpen drukken.

Amendement 165

Bijlage I, hoofdstuk I Samenwerking, afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 5, titel en alinea

Technologie voor de vastlegging en opslag van CO2 ten behoeve van elektriciteitsopwekking met nulemissie

Een ingrijpende beperking van de milieueffecten van het gebruik van fossiele brandstoffen, gericht op zeer efficiënte elektriciteitscentrales met vrijwel nulemissie, op basis van technologie voor de vastlegging en opslag van CO2.

Technologie voor de vastlegging en de transformatie voor gebruik als grondstof en opslag van CO2 ten behoeve van elektriciteitsopwekking met nulemissie

Een ingrijpende beperking van de negatieve milieueffecten van het gebruik van fossiele brandstoffen, gericht op zeer efficiënte elektriciteits- en/of stoomcentrales met vrijwel nulemissie, op basis van technologie voor de vastlegging, transformatie en opslag van CO2, meer bepaald de ondergrondse opslag en met CO2 verrijkte atmosfeer om de groei van plantaardige organismen te verbeteren.

Amendement 166

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 6, titel en alinea

Schone technologie voor kolen

Aanzienlijke verbeteringen in de efficiëntie, betrouwbaarheid en kosten van installaties via de ontwikkeling en demonstratie van schone technologie voor de omzetting van kolen.

 

Schone technologie voor kolen en andere en fossiele brandstof:

Aanzienlijke verbeteringen in de efficiëntie, betrouwbaarheid en kosten van installaties via de ontwikkeling en demonstratie van schone technologie voor de omzetting van energie gebaseerd op kolen en fossiele brandstoffen, gasvormige of vloeibare brandstoffen en alternatieve brandstoffen; invoering van geavanceerde chemische omzettingstechnologieën voor energie, warmte, productie van chemische stoffen en brandstoffen.

Amendement 167

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, opsommingsteken 7

Opvoering van de efficiëntie, veiligheid en betrouwbaarheid van de Europese systemen en netten voor elektriciteit en gas, bijvoorbeeld door de huidige elektriciteitsnetten om te zetten in een interactief (klanten/exploitanten) dienstennet, en opheffing van de belemmeringen voor een grootschalige toepassing en effectieve integratie van decentrale en hernieuwbare energiebronnen.

Opvoering van de efficiëntie, veiligheid en betrouwbaarheid van de Europese systemen en netten voor elektriciteit en gas, bijvoorbeeld door de huidige elektriciteitsnetten om te zetten in een interactief (klanten/exploitanten) dienstennet en , door opties voor energie-opslag te ontwikkelen, hindernissen weg te nemen en intelligente metersystemen te ontwikkelen die op afstand worden beheerd. Belemmeringen voor een grootschalige toepassing en effectieve integratie van decentrale en hernieuwbare energiebronnen wegnemen. Ontwikkeling van opslagopties die niet gedekt zijn onder het punt “Waterstof en brandstofcellen”. Concepten en technologieën ter verbetering van de efficiëntie en de kosten-batenverhouding van verwarmings- en koelingsnetwerken. Ontwikkeling van geïntegreerde technologieën/concepten voor levering met gebruikmaking van verwarmings- en koelingsnetwerken en bevordering van de integratie van hernieuwbare energiebronnen in verwarmings- en koelingsnetwerken.

Motivering

Het ontwikkelen van op afstand beheerde metersystemen is essentieel voor de EU om haar te kunnen bereiken om de efficiëntie, veiligheid en betrouwbaarheid van de Europese systemen en netten voor elektriciteit en gas te verhogen.Nader onderzoek naar opslagmogelijkheden is van groot belang om het aandeel van hernieuwbare energiebronnen te vergroten.

Intelligente energienetwerken moeten alle soorten activiteiten omvatten, inclusief plaatselijke verwarming en koeling. Deze zouden op gelijke voet moeten worden behandeld als elektriciteits- en gasnetwerken. Toegenomen efficiency, veiligheid en betrouwbaarheid van netwerken omvat ook netwerkbeheer.

De ontwikkeling van opslagopties voor elektriciteit is belangrijk, vooral voor elektriciteit die uit windenergie. Waterstof- en brandstofcellen zijn enkele mogelijke opslagopties.

Amendement 168

Bijlage I - hoofdstuk I “Samenwerking” afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 8

Nieuwe concepten en technologieën voor de verbetering van de energie-efficiëntie en energiebesparing voor gebouwen, diensten en de industrie. Dit omvat de integratie van strategieën en technologieën voor energie-efficiëntie, het gebruik van nieuwe en hernieuwbare energietechnologieën en beheersing van de vraag naar energie.

.

Nieuwe concepten en technologieën voor de verbetering van de energie-efficiëntie, bijvoorbeeld in verlichting en de verdere vermindering van het eindverbruik en het verbruik van primaire energie voor gebouwen, rekening houdend met de levenscyclus van bouwwerken en met bouwwerken, vervoerssystemen, diensten en de industrie. Dit omvat de integratie van strategieën en technologieën voor energie-efficiëntie (bijv. cogeneratie), , het gebruik van nieuwe verbruiksgerelateerde en hernieuwbare energietechnologieën en maatregelen voor de beheersing van de vraag naar energie, bijvoorbeeld in de vorm van flexibel elektriciteitsverbruik en maatregelen voor de beheersing van het gebruik van energie, zoals individuele metersystemen die op afstand worden beheerd.

Motivering

In het Europees energiesysteem zijn de verliezen in de bevoorradingsketen van primaire energieomzetting tot levering aan de eindverbruiker vandaag twee keer zo groot als de uiteindelijke hoeveelheid verbruikte energie. Maatregelen om dit cijfer te verlagen, moeten daarom niet in kilowattuur worden gemeten maar in de hoeveelheid bespaarde primaire energie. Een alomvattende aanpak moet de hele bevoorradingsketen, van energieomzetting tot eindverbruiker, beslaan.

Nieuwe concepten en technologieën moeten niet alleen gericht zijn op energiebesparing door eindgebruikers van energie, maar ook op een efficiënter gebruik van primaire energie in brandstof.

Cogeneratie is de enige algemeen gebruikte technologie die het mogelijk maakt de primaire energie te verwerken in nuttige warmte en elektrische energie, waarbij een efficiëntie van veelal meer dan 90% wordt bereikt.

Cogeneratie zal onder meer door de toepassing van Richtlijn 2004/8/EG, in Europa op ruimere schaal gebruikt gaan worden.

Om die reden moeten activiteiten die gericht zijn op het zoeken voor meer operationele oplossingen, worden gesteund, want door een algemeen gebruik van deze technologie kan een zeer waardevolle besparing van primaire energie worden bereikt in Europa.

In Frankrijk bestaat 70% van het bezit van particulieren uit gebouwen. Over heel Europa is de verhouding vermoedelijk dezelfde. Het is essentieel om de waarde van dit gemeenschappelijk erfgoed te bewaren, onder andere door het ondersteunen van de informatie- en communicatietechnologieën (bijvoorbeeld door identiteitskaarten voor gebouwen te ontwikkelen

Voor een enorme verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen biedt van Solid-State Lighting (SSL, Light Emitting Diodes and Lasers) grote nieuwe kansen. Volgens het visiepaper van het recent gestarte ETP Fotonica kan Europa met een agressieve invoering van SSL 40.000 megawatt piekelektriciteit of een equivalent van 2 miljard vaten olie en 50 miljoen ton CO2 per jaar besparen tegen 2015.De ontwikkeling van maatregelen voor beheersing van de vraag, zoals op afstand beheerde metersystemen, verbeteren de energie-efficiënte en de energiebesparing door het aanbod van verschillende tarieven aan klanten, verlagen de piekvraag en verbeteren de bevoorradingszekerheid

Nieuwe energiebesparingssystemen zullen niet per se een intelligenter en beter gericht gebruik van energiebronnen in hun geheel bevorderen. Het is dan ook nodig om niet alleen de beheersing van de vraag naar energie te bevorderen maar ook het rationeel gebruik van energie via het duurzaam beheer van het energiegebruik door individuele organisaties.

Amendement 169

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 9

Ontwikkeling van instrumenten, methoden en modellen voor het beoordelen van de belangrijkste economische en sociale aspecten in verband met energietechnologie en voor het realiseren van kwantificeerbare doelstellingen en scenario’s voor de middellange en lange termijn.

Ontwikkeling van instrumenten, methoden en modellen voor het beoordelen van de belangrijkste economische en sociale aspecten in verband met energietechnologie en voor het realiseren van kwantificeerbare doelstellingen en scenario’s voor de middellange en lange termijn; de ontwikkeling van beleidsinstrumenten voor een aanzienlijke versnelling van de tenuitvoerlegging van een nieuwe energie-efficiëntie, beheersing van de vraagzijde en hernieuwbare energieconcepten en -technologieën.

Amendement 170

Bijlage I, hoofdstuk I, afdeling “Thema’s”, punt 5 “Energie”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 9 bis (nieuw)

 

- Polygeneratie

Ontwikkeling van op de eindverbruiker gerichte geïntegreerde energiesystemen met een algemene hoge efficiëntie, gericht op het aanboren van de beste beschikbare milieuvriendelijke energiebronnen. Verbetering en ontwikkeling van nieuwe vormen van energieopslag. Netaansluitingsbeheer voor bovenstaande systemen om de algemene efficiëntie en de kwaliteit van de dienst te verbeteren.

Motivering

Gelet op de vorderingen in polygeneratie is het waarschijnlijk dat de efficiëntie van de energieomzettingsprocessen aanzienlijk zal stijgen, dat hernieuwbare of betrekkelijk schone energiebronnen op grote schaal zullen worden gebruikt, dat de producten van bovenstaande processen (milieuvriendelijker dan conventionele thermische elektriciteitsopwekking) opgenomen zullen worden in het elektriciteitsnet, en dat de infrastructuurkosten zullen dalen, met als eindresultaat een versterking van het concurrentievermogen. Daarom vinden wij het essentieel om polygeneratie op te nemen als een specifiek gebied voor onderzoek, ontwikkeling en demonstratie.

Amendement 171

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Doelstelling”

Een duurzaam beheer van het milieu en zijn rijkdommen door onze kennis over de interacties tussen biosfeer, ecosystemen en menselijke activiteiten te verbeteren en nieuwe technologieën, instrumenten en diensten te ontwikkelen teneinde mondiale milieuaspecten op geïntegreerde wijze te kunnen benaderen. De nadruk zal liggen op prognoses van veranderingen in klimaatsystemen, ecologische systemen en aard- en oceaansystemen; op instrumenten en technologieën voor monitoring, preventie en vermindering van de druk op en risico's voor het milieu, met inbegrip van de gezondheid, alsmede voor het behoud van het natuurlijke en door de mens gecreëerde milieu.

Een duurzaam beheer van het milieu en zijn rijkdommen door onze kennis over de interacties tussen klimaat, biosfeer, ecosystemen en menselijke activiteiten, alsmede onze kennis over biodiversiteit en een duurzaan gebruik daarvan te verbeteren en nieuwe technologieën, instrumenten en diensten te ontwikkelen teneinde mondiale milieuaspecten op geïntegreerde wijze te kunnen benaderen. De nadruk zal liggen op prognoses van veranderingen in klimaatsystemen, ecologische systemen en aard- en oceaansystemen; op instrumenten en technologieën voor monitoring, preventie en vermindering van en aanpassing aan de druk op en risico's voor het milieu, met inbegrip van de gezondheid, alsmede voor het behoud en herstel van het natuurlijke en door de mens gecreëerde milieu.

Motivering

In een veranderend milieu (grote groei van het door de mens gecreëerde milieu, klimaatverandering, nieuw bodemgebruik, stadsontwikkeling, enz.) wordt het belang van biodiversiteit (zowel aan land als in de zee) en het behoud daarvan steeds duidelijker. De groei van onze kennis op dit gebied stelt ons in staat de diverse ecosystemen en hun wisselwerking beter te begrijpen om zo een beter beeld te krijgen van de veranderingen waarmee de mondiale ontwikkelingen gepaard gaan, in het belang van een duurzame ontwikkeling ten dienste van de burger.

Wanneer men naar de diverse wisselwerkingen kijkt, kunnen de ecosystemen aan land niet losstaand worden gezien, omdat er een grote mate van terugkoppeling bestaat tussen de biosfeer en de atmosfeer op mondiaal niveau, evenals in topografisch gedifferentieerde gebieden. Dit punt komt onvoldoende naar voren wanneer het klimaat in verband met de ontwikkeling van prognose-instrumenten wordt vermeld.

Sommige belastingen of risico's voor het milieu kunnen vermoedelijk moeilijk ongedaan worden gemaakt. Daarom moet worden onderzocht hoe die risico's zodanig kunnen worden beïnvloed dat hun effecten op mens en milieu worden verminderd.

Hoewel risicopreventie de belangrijkste strategie voor milieubescherming is, moeten waar nodig zeker ook onderzoeksprojecten in verband met milieuherstel worden gesteund, aangezien het herstel veel tijd, geavanceerde technologie en een zeer zorgvuldig ingrijpen vergt.

Amendement 172

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 1

Milieuproblemen zijn niet gebonden aan nationale grenzen en vergen een gecoördineerde aanpak op pan-Europees en vaak mondiaal niveau. De natuurlijke rijkdommen van de aarde en het door de mens gecreëerde milieu staan bloot aan een hevige druk ten gevolge van de bevolkingsgroei, de verstedelijking, de voortdurende expansie van de landbouw, het vervoer en de energiesector, alsmede klimaatschommelingen en opwarming op lokale, regionale en wereldwijde schaal. Europa moet een nieuwe duurzame relatie met het milieu aangaan en daarbij tevens het concurrentievermogen verbeteren en de Europese industrie krachtiger maken. Gelet op de schaal, de omvang en de grote complexiteit van milieuonderzoek is samenwerking op EU-niveau nodig om een kritische massa te kunnen bereiken. Dit vergemakkelijkt gezamenlijke planning, het gebruik van gekoppelde en interoperabele databases en de ontwikkeling van coherente en grootschalige observatie- en prognosesystemen.

Milieuproblemen zijn niet gebonden aan nationale grenzen en vergen een gecoördineerde aanpak op pan-Europees en vaak mondiaal niveau. De natuurlijke rijkdommen van de aarde en het door de mens gecreëerde milieu staan bloot aan een hevige druk ten gevolge van de bevolkingsgroei, de verstedelijking, de voortdurende expansie van de landbouw, de visserij, het vervoer, de bouw en de energiesector, alsmede klimaatschommelingen en opwarming op lokale, regionale en wereldwijde schaal. Europa moet een nieuwe duurzame relatie met het milieu aangaan en daarbij tevens het concurrentievermogen op basis van een milieuvriendelijke kwaliteit verbeteren en de Europese industrie krachtiger maken. Gelet op de schaal, de omvang en de grote complexiteit van milieuonderzoek is samenwerking op EU-niveau nodig om een kritische massa te kunnen bereiken. Dit vergemakkelijkt gezamenlijke planning, het gebruik van gekoppelde en interoperabele databases en de ontwikkeling van coherente en grootschalige observatie- en prognosesystemen.

Motivering

Milieuvereisten en ‑technologie zullen leiden tot een groter concurrentievermogen van de Europese industrie en tot een duurzamer toekomst.

De bouwsector is in Europa een van de belangrijkste veroorzakers van emissies en van milieudruk in het algemeen.

Amendement 173

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 2

Er is onderzoek op EU-niveau nodig voor de naleving van internationale verplichtingen zoals het Protocol van Kyoto, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit, de doelstellingen van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling van 2002, het EU-waterinitiatief en bijdragen tot de Intergouvernementele Werkgroep voor klimaatverandering en het aardobservatie-initiatief. Daarnaast zijn er significante behoeften aan onderzoek die voortvloeien uit bestaand en komend beleid op EU-niveau, de uitvoering van het zesde milieuactieprogramma en de bijbehorende thematische strategieën, de actieplannen voor milieutechnologie en milieu en gezondheid, en richtlijnen zoals de water-kaderrichtlijn.

Er is onderzoek op EU-niveau nodig voor de naleving van internationale verplichtingen zoals het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het bijbehorende Protocol van Kyoto, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit, het VN-Verdrag ter bestrijding van woestijnvorming, het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen, de doelstellingen van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling van 2002, het EU-waterinitiatief en bijdragen tot de Intergouvernementele Werkgroep voor klimaatverandering en het aardobservatie-initiatief en het komende bodembeschermingsprogramma. Daarnaast zijn er significante behoeften aan onderzoek die voortvloeien uit bestaand en komend beleid op EU-niveau, de uitvoering van het zesde milieuactieprogramma en de bijbehorende thematische strategieën, de actieplannen voor milieutechnologie en milieu en gezondheid, en richtlijnen zoals de water-kaderrichtlijn of acties ter verbetering van de mechanismen voor natuurbehoud in verband met het Natura-2000-netwerk.

 

Amendement 174

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 3

De EU moet haar positie op de wereldmarkt voor milieutechnologie verbeteren. Deze technologie levert een bijdrage tot duurzame groei waarbij milieuefficiënte oplossingen voor milieuproblemen op uiteenlopende schaal worden geboden en ons cultureel erfgoed wordt beschermd. Milieueisen fungeren als prikkel voor innovatie en kunnen zakelijke mogelijkheden bieden. De Europese technologieplatforms voor watervoorziening en sanitaire voorzieningen en voor duurzame chemie bevestigen de noodzaak van actie op EU-niveau en in onderstaande activiteiten is rekening gehouden met hun onderzoekagenda's. Ook bij andere platforms (bijvoorbeeld voor de bouwsector en voor bosbouw) speelt milieutechnologie een rol en hier is ook rekening mee gehouden.

De EU moet haar positie op de wereldmarkt voor milieutechnologie verbeteren. Deze technologie levert een bijdrage tot duurzame consumptie en productie waarbij milieuefficiënte oplossingen voor milieuproblemen op uiteenlopende schaal worden geboden en ons cultureel en natuurlijk erfgoed wordt beschermd. Milieueisen fungeren als prikkel voor innovatie en kunnen zakelijke mogelijkheden bieden en het concurrentievermogen vergroten, en tegelijkertijd een duurzamere toekomst voor toekomstige generaties garanderen. De Europese technologieplatforms voor watervoorziening en sanitaire voorzieningen en voor duurzame chemie bevestigen de noodzaak van actie op EU-niveau en in onderstaande activiteiten is rekening gehouden met hun onderzoekagenda's. Ook bij andere platforms (bijvoorbeeld voor de bouwsector en voor bosbouw) speelt milieutechnologie een rol en hier is ook rekening mee gehouden.

Amendement 175

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 1

- Druk op het milieu en het klimaat: het functioneren van het klimaatsysteem en het systeem aarde; adaptatie- en mitigatiemaatregelen; verontreiniging in lucht, bodem en water; veranderingen in de samenstelling van de atmosfeer en de watercyclus; interacties tussen klimaat, landoppervlak en de oceaan; en effecten op de biodiversiteit en ecosystemen.

- Druk op het milieu en het klimaat: het functioneren van het klimaatsysteem en het systeem aarde, met inbegrip van het mariene systeem en de poolstreken; adaptatie- en mitigatiemaatregelen; verontreiniging het voorkomen van verontreiniging van lucht, bodem en water; veranderingen in de samenstelling van de atmosfeer en de watercyclus; globale en regionale interacties tussen atmosfeer, landoppervlak en de oceaan; en effecten op de biodiversiteit en ecosystemen, inclusief de effecten van het stijgende zeewaterpeil op waardevolle kustgebieden en kuststeden , en de effecten op bijzonder kwetsbare gebieden, zoals kust- en berggebieden.

Amendement 176

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 2

– Milieu en gezondheid: interactie van milieustressoren met de gezondheid van de mens, inclusief identificatie van bronnen, koppeling met het binnenmilieu, effecten en nieuwe risicofactoren; geïntegreerde risicobeoordelingsmethoden voor toxische stoffen, met inbegrip van alternatieven voor dierproeven; kwantificering en kosten-batenanalyse van milieugezondheidsrisico's en indicatoren voor preventiestrategieën.

– Milieu en gezondheid: interactie van milieustressoren met de gezondheid van de mens, inclusief identificatie van bronnen, koppeling met het binnenmilieu, effecten en nieuwe risicofactoren; geïntegreerde risicobeoordelingsmethoden voor toxische stoffen, met inbegrip van technisch gemanipuleerde cellen en andere alternatieven voor dierproeven; kwantificering en kosten-batenanalyse van milieugezondheidsrisico's en indicatoren voor preventiestrategieën.

Motivering

Genoomtechnologie maakt een volledige en rationele constructie van cellijnen mogelijk waarbij hele groepen genen kunnen worden gewist of vervangen en de menselijke stofwisseling van geneesmiddelen of voeding kan worden nagebootst.

Genoomtechnologie van cellijnen is ook de sleutel tot de toepassing van screening met hoge capaciteit in polygene contexten.

Amendement 177

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 3

–    Natuurgevaren: verbetering van prognose en geïntegreerde beoordelingen van gevaren –kwetsbaarheid – en risico's voor rampen in verband met geologische gevaren (zoals aardbevingen, vulkanen en tsunami's) en het klimaat (zoals stormen en overstromingen); ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en verbetering van strategieën voor preventie en mitigatie.

 

–    Natuurgevaren: verbetering van de voorspelling en geïntegreerde beoordelingen van gevaren –kwetsbaarheid – en risico's voor rampen in verband met geologische gevaren (zoals aardbevingen, vulkanen en tsunami's) en het klimaat (zoals stormen, vorst, droogte, overstromingen, branden, lawines, landverschuivingen, bosbranden en andere extreme verschijnselen) en verschijnselen die door deze rampen teweeg worden gebracht; ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en verbetering van strategieën voor preventie en mitigatie; analyse van de manier waarop met natuurgevaren en natuurrampen wordt omgegaan; formuleren van multirisicobenaderingen waarin de strategieën voor specifieke risico's worden gecombineerd met omvattende plannen, procedures en protocollen.

Amendement 178

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 1

Behoud en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gecreëerde rijkdommen: ecosystemen; beheer van waterreserves; beheer en preventie van afval; bescherming en beheer van biodiversiteit, bodembescherming, bescherming van de zeebedding en kustgebieden, aanpak voor de bestrijding van woestijnvorming en bodemaantasting; bosbeheer; duurzaam beheer en duurzame planning van het stedelijk milieu, gegevensbeheer en informatiediensten; beoordeling en voorzorgen in verband met natuurlijke processen.

Behoud en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gecreëerde rijkdommen: ecosystemen; beheer van waterreserves; beheer en preventie van afval; bescherming en beheer van biodiversiteit, inclusief de bestrijding van agressieve exoten, bodemverbetering en bodembescherming, bescherming van de zeebedding, lagunes en kustgebieden, aanpak voor de bestrijding van woestijnvorming en bodemaantasting, behoud van het landschap; bosbeheer; duurzaam beheer en duurzame planning van het stedelijk milieu, historische bronnen, cultureel erfgoed en toerisme, gegevensbeheer en informatiediensten; beoordeling en voorzorgen in verband met natuurlijke processen.

Amendement 179

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1

Milieutechnologie voor observatie, preventie, mitigatie, adaptatie, sanering en herstel van het natuurlijke en door de mens gecreëerde milieu: op het gebied van water, klimaat, lucht, het mariene, stedelijke en plattelandsmilieu, bodem, afvalbehandeling, recycling, schone productieprocessen, veiligheid van chemische stoffen, bescherming van het cultureel erfgoed en van de gebouwde omgeving.

Milieutechnologie voor observatie, preventie, mitigatie, adaptatie, sanering en herstel van het natuurlijke en door de mens gecreëerde milieu: op het gebied van water, klimaat, lucht, het mariene, stedelijke en plattelandsmilieu, bodem, energie, mineralen, afvalbehandeling, recycling, schone productieprocessen en duurzame producten, behandeling en/of hergebruik van rest- en afvalstoffen uit de energiewinning, veiligheid van chemische stoffen, bescherming van het cultureel erfgoed en van de gebouwde omgeving.

Amendement 180

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking” afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 1 bis (nieuw)

 

- bescherming, behoud en verbetering van het cultureel erfgoed, met inbegrip van de menselijke habitat: betere beoordeling op schade aan het cultureel erfgoed, ontwikkeling van nieuwe behoudsstrategieën, stimuleren van de integratie van het cultureel erfgoed in de stedelijke omgeving.

Motivering

Het is essentieel een specifiek punt aan het cultureel erfgoed te wijden, aangezien dit een potentieel te benutten "grondstof" is, zowel in termen van onderzoek als het gebruik van nieuwe technologie.

Amendement 181

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 2

- Technologisch aspectenonderzoek en verificatie en beproeving van technologie: methoden en instrumenten voor de beoordeling van de milieurisico's en de levenscyclus van processen, technologieën en producten; ondersteuning voor de platforms voor duurzame chemie en watervoorziening en sanitaire voorzieningen; wetenschappelijke en technologische aspecten van een toekomstig Europees programma voor de verificatie en beproeving van milieutechnologie.

- Technologisch aspectenonderzoek en verificatie en beproeving van technologie: methoden en instrumenten voor de beoordeling van de milieurisico's en de levenscyclus van processen, technologieën en producten, met inbegrip van alternatieve testmethoden, met name methoden zonder proefdieren; ondersteuning voor de platforms voor duurzame chemie en watervoorziening en sanitaire voorzieningen; wetenschappelijke en technologische aspecten van een toekomstig Europees programma voor de verificatie en beproeving van milieutechnologie; totstandbrenging en verspreiding van externe beoordelingsinstrumenten.

Motivering

In overeenstemming met de vereisten van het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, artikel 23 van Richtlijn nr. 86/609/EEG van de Raad, artikel 7, lid 2, onder (a) en (b) van het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap, en de doelstelling van de voorgestelde EU-verordening inzake chemische stoffen, namelijk het bevorderen van testmethoden zonder dierproeven, moet hier ook de ontwikkeling van alternatieve teststrategieën en in het bijzonder van testmethoden zonder dierproeven worden genoemd.

Een verbetering van de milieuactiviteiten zal zonder twijfel afhankelijk zijn van de voorgestelde maatregelen; desondanks lijkt het riskant dat de Commissie geen expliciete steun geeft aan externe beoordelingsinstrumenten en evenmin de reeds gecreëerde instrumenten (EMAS, ECOLABEL) noemt, die op Europees niveau minder veelvuldig worden gebruikt dan verwacht werd.

Amendement 182

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 4, streepje 1

 Aardobservatie: bijdrage tot de ontwikkeling en integratie van observatiesystemen voor milieu- en duurzaamheidsdoeleinden in het kader van GEOSS; interoperabiliteit tussen systemen en optimalisering van informatie voor inzicht in en modellering en prognose van milieuverschijnselen.

 

 Aardobservatie: bijdrage tot de ontwikkeling en integratie van observatiesystemen voor milieu- en duurzaamheidsdoeleinden in het kader van GEOSS; interoperabiliteit tussen systemen en optimalisering van informatie voor inzicht in en modellering en prognose van milieuverschijnselen en voor het ramen, opsporen en beheren van natuurlijke rijkdommen.

Motivering

Technologieën voor aardobservatie zijn eveneens van groot belang voor het ramen, opsporen en beheren van natuurlijke rijkdommen. Deze technologieën zijn van groot belang op terreinen als bosbouw, bodembehoud en landbouw, evenals water, energie en minerale rijkdommen.

Amendement 183

Bijlage I, hoofdstuk I „Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 6 “Milieu (inclusief klimaatverandering)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 4, streepje 2

– Prognosemethoden en beoordelingsinstrumenten: modellering van koppelingen tussen economie/milieu/maatschappij inclusief marktgebaseerde instrumenten, externe effecten, drempelwaarden en ontwikkeling van de kennisbasis en methodologieën voor duurzaamheidseffectbeoordeling op cruciale punten zoals landgebruik en mariene aspecten; sociale en economische spanningen in verband met klimaatverandering.

- Prognosemethoden en beoordelingsinstrumenten voor uiteenlopende waarnemingsgrootten: modellering van koppelingen tussen economie/milieu/maatschappij inclusief marktgebaseerde instrumenten, externe effecten, drempelwaarden en ontwikkeling van de kennisbasis en methodologieën voor duurzaamheidseffectbeoordeling op cruciale punten zoals landgebruik en mariene aspecten; sociale en economische spanningen in verband met klimaatverandering.

Motivering

Door de gegevens van de ruimte-observatie te koppelen aan gegevens ontleend aan observatie vanaf de grond zou de representativiteit c.q. reproduceerbaarheid kunnen worden gevalideerd van bepaalde ruimtemodellen die slechts een zeer schetsmatig beeld geven van de toestand en de processen aan het oppervlak. Ook zou dit een aantal onderzoeksmogelijkheden creëren, met name in de regionale planning, verandering van het bodemgebruik, energie- en waterstromen, milieuindicatoren, enz.

Amendement 184

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Doelstelling”

Op basis van technologische vorderingen geïntegreerde, "groenere" en "slimmere" pan-Europese vervoerssystemen ontwikkelen ten behoeve van de burger en de maatschappij, met inachtneming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen; en de leidende rol die de Europese industrieën zich op de wereldmarkt hebben verworven, consolideren en verder ontwikkelen.

 

Op basis van technologische vorderingen geïntegreerde, "groenere" en "slimmere" en voor gehandicapten toegankelijke pan-Europese vervoerssystemen ontwikkelen ten behoeve van alle burgers en de maatschappij, met inachtneming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen; en de leidende rol die de Europese industrieën zich op de wereldmarkt hebben verworven, consolideren en verder ontwikkelen, zodat ook het dichten van de transatlantische technologische kloof wordt bevorderd.

Motivering

In bepaalde onderdelen van het luchtvervoer heeft Europa zijn leidende positie moeten prijsgeven (zo wordt het regionale luchtvervoer tegenwoordig door Canadezen en Brazilianen gedomineerd). Ook zijn er segmenten waar Europa zonder voldoende investeringen gevaar loopt naar een marginale positie te worden gedrongen (bv. tiltrotors).

Toegankelijkheid van de reguliere vervoersdiensten voor gehandicapten is een centraal onderdeel van het vervoersbeleid van de meeste lidstaten. Hier liggen kansen voor Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven om de ontwikkelingen op dit gebied te ondersteunen en bijvoorbeeld vergelijkingsgegevens te verschaffen, studies over de kosten en baten van een toegankelijk vervoer, met inbegrip van de bredere sociale implicaties, en betere en vernieuwende oplossingen voor toegankelijke ontwerpen.

Amendement 185

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 2

De uitbreiding (waardoor het grondgebied met 25% is toegenomen en de bevolking met 20%) en de economische ontwikkeling van de EU confronteren ons met nieuwe uitdagingen om personen en goederen op een efficiënte, kosteneffectieve en duurzame wijze te vervoeren. Het vervoer is ook van direct belang voor andere belangrijke beleidsterreinen zoals handel, concurrentie, werkgelegenheid, cohesie, energie, veiligheid en de interne markt. Investeren in OTO in de EU-vervoersector is een eerste vereiste om technologisch concurrentievoordeel op de wereldmarkt te waarborgen. Activiteiten op Europees niveau zullen ook de herstructurering van de industrie stimuleren, met inbegrip van de integratie van de toeleveringsketen en met name KMO’s.

De uitbreiding (waardoor het grondgebied met 25% is toegenomen en de bevolking met 20%) en de economische ontwikkeling van de EU confronteren ons met nieuwe uitdagingen om personen en goederen op een efficiënte, kosteneffectieve en duurzame wijze te vervoeren en maken de ontwikkeling van innovatieve infrastructuur noodzakelijk. Het vervoer is ook van direct belang voor andere belangrijke beleidsterreinen zoals handel, concurrentie, milieu, werkgelegenheid, cohesie, energie, veiligheid en de interne markt. Investeren in OTO in de EU-vervoersector is een eerste vereiste om technologisch concurrentievoordeel op de wereldmarkt te waarborgen. Activiteiten op Europees niveau zullen ook de herstructurering van de industrie stimuleren, met inbegrip van de integratie van de toeleveringsketen en met name KMO’s.

Motivering

De bijdrage van het O&O-beleid aan de ontwikkeling van de oppervlakte-infrastructuren verdient ook expliciete erkenning, met name met het oog op een beter evenwicht tussen de verschillende vervoerswijzen en de verbetering van de geografische dekking in de nieuwe lidstaten.

Het vervoer heeft uiteraard ook een rechtstreeks effect op het milieu.

Amendement 186

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 3

De door Europese technologieplatforms ontwikkelde onderzoekagenda's ondersteunen de noodzaak van een nieuw perspectief op "vervoerssystemen" waarin aandacht is voor de interactie van voertuigen, vervoersnetten en het gebruik van vervoersdiensten, dat alleen op Europees niveau kan worden ontwikkeld. De kosten van OTO stijgen op al deze gebieden sterk en samenwerking op EU-niveau is essentieel om te zorgen voor een "kritische massa" van uiteenlopende OTO-aanbieders voor een kosteneffectieve aanpak van de schaal en de multidisciplinaire uitdagingen en om het hoofd te bieden aan de politieke, technologische en sociaal-economische uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld het "schone en veilige voertuig" van de toekomst, interoperabiliteit en intermodaliteit met speciale aandacht voor het railvervoer, betaalbaarheid, veiligheid, capaciteit, betrouwbaarheid en milieueffecten in een uitgebreide Unie. Ook de ontwikkeling van technologie ter ondersteuning van het Galileo-systeem en de toepassingen daarvan zal bij de verwezenlijking van het Europees beleid essentieel zijn.

De door Europese technologieplatforms ontwikkelde onderzoekagenda's ondersteunen de noodzaak van een nieuw perspectief op "vervoerssystemen" waarin aandacht is voor de interactie van voertuigen of vaartuigen, vervoersnetten of infrastructuren en het gebruik van vervoersdiensten, dat alleen op Europees niveau kan worden ontwikkeld. De kosten van OTO stijgen op al deze gebieden sterk en samenwerking op EU-niveau is essentieel om te zorgen voor een "kritische massa" van uiteenlopende OTO-aanbieders voor een kosteneffectieve aanpak van de schaal en de multidisciplinaire uitdagingen en om het hoofd te bieden aan de politieke, technologische en sociaal-economische uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld het "schone en veilige voertuig" van de toekomst, interoperabiliteit en intermodaliteit met speciale aandacht voor het water- en railvervoer, een duurzaam en veilig zeevervoer in Europa, betaalbaarheid, veiligheid, capaciteit, betrouwbaarheid en milieueffecten in een uitgebreide Unie. Een sterke technologische basis voor een concurrerende brandstofcel- en waterstofindustrie voor vervoerstoepassingen– de"schone en veilige voertuigen” van de toekomst – in de EU is hier met name van belang. Milieuonderzoek moet de ontwikkeling van dit “schone en veilige voertuig” van de toekomst omvatten, evenals het voorkomen, terugdringen en optimaliseren van het verkeer. Ook de ontwikkeling van technologie ter ondersteuning van het Galileo-systeem en de toepassingen daarvan zal bij de verwezenlijking van het Europees beleid essentieel zijn.

Motivering

Voor de toepassing van brandstofcellen in het vervoer moeten ook vanuit dit prioriteitsgebied financiële middelen worden ingezet.

De deskundigen voorzien een toename van de vraag naar zeevervoer, gemeten in volume, van 4% per jaar; dit betekent een toename van het mondiale goederenvervoer met 80% tegen 2010. Deze toename zal vooral het gevolg zijn van de toename in het containervervoer en het vervoer van vrachtwagens (het idee van de zeesnelweg). Met name zal de vraag naar het vervoer van vloeibaar aardgas (LNG) toenemen om redenen van milieubescherming en diversificatie van het aanbod.

Amendement 187

Bijlage 1, hoofdstuk 1 “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 1

- De vergroening van het luchtvervoer: verlaging van emissie en geluidshinder, waarin opgenomen werkzaamheden aan motoren en alternatieve brandstoffen, structuren en nieuwe vliegtuigontwerpen, luchthavenactiviteiten en luchtverkeersafhandeling.

- De vergroening van het luchtvervoer: ontwikkelen van technologie voor de verlaging van emissie en geluidshinder, waarin opgenomen werkzaamheden aan motoren en alternatieve brandstoffen, structuren, lichtere materialen en nieuwe vliegtuigontwerpen, waaronder rotorvliegtuigen (helikopters en tiltrotors), luchthavenactiviteiten en luchtverkeersafhandeling, verbetering van reparatie en onderhoud.

Motivering

Terwijl het concept "luchtvaartuig" breed genoeg is om alle soorten luchtvaartuigen met vaste vleugels te omvatten, van grote intercontinentale vliegtuigen tot kleine regionale, moeten ook de rotorvliegtuigen (helikopters en tiltrotors) worden genoemd, omdat dit een van de segmenten is die tegenwoordig de grootste behoefte aan vergroenende technologieën hebben.

De nadruk ligt op het ontwikkelen van technologieën voor nieuwe (deel)systemen. Vanwege de lange levensduur van vliegtuigen zal de vergroening van het luchtvervoer grotendeels afhankelijk zijn van de mogelijkheden tot vergroening van de bestaande vloot via bijvoorbeeld de ontwikkeling van groene onderdelen, de overdracht van recent ontwikkelde technologieën op de bestaande vloot en nieuwe reparatietechnieken, enz. Specifieke aandacht voor onderhoud, reparatie en revisie zal een aanzienlijke bijdrage leveren aan de vergroening van het luchtvervoer en zal tevens de betrokkenheid van de KMO’s in alle lidstaten stimuleren.

Een aanzienlijk deel van het energieverbruik houdt verband met het gewicht van de vliegtuigen. Er wordt momenteel actief onderzoek gedaan naar sterkere en tegelijk lichtere materialen, omdat deze een lager energieverbruik combineren met hogere veiligheidsnormen. Dit geldt ook voor het zeevervoer.

Amendement 188

Bijlage 1, hoofdstuk 1 “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 3

Zorgen voor tevredenheid en veiligheid van de klant: verbetering van het comfort van passagiers, innovatieve diensten aan boord en een efficiëntere verwerking van passagiers; verbetering van alle veiligheidsaspecten van het luchtvervoer; ruimere keuze uit vliegtuigen van groot tot klein.

Zorgen voor tevredenheid en veiligheid van de klant: verbetering van het comfort van passagiers, innovatieve diensten aan boord en een efficiëntere verwerking van passagiers; verbetering van alle veiligheidsaspecten van het luchtvervoer; ruimere keuze uit vliegtuigen, van grote tot kleinere voor verbindingen tussen stadscentra en regionale toepassingen (zoals tiltrotors, waarbij ook wordt gezorgd voor de ontwikkeling van betere ontwerpen met het oog op de toegankelijkheid van de vliegtuigen voor gehandicapten, in overleg met representatieve gehandicaptenorganisaties.

Motivering

De term "kleinere" drukt beter uit dat er gedacht moet worden aan vliegtuigen in alle maten die kleiner zijn dan de allergrootste categorie. Verder moeten de verbindingen tussen stadscentra worden verbeterd, evenals alle regionale verbindingen waar de bestaande infrastructuur ontoereikend is

Toegankelijkheid van de reguliere vervoersdiensten voor gehandicapten is een centraal onderdeel van het vervoersbeleid van de meeste lidstaten. Hier liggen kansen voor Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven om de ontwikkelingen op dit gebied te ondersteunen en bijvoorbeeld vergelijkingsgegevens te verschaffen, studies over de kosten en baten van een toegankelijk vervoer, met inbegrip van de bredere sociale implicaties, en betere en vernieuwende oplossingen voor toegankelijke ontwerpen.

Amendement 189

Bijlage 1, hoofdstuk 1 “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 4

Verbetering van de kostenefficiency: verlaging van de kosten bij productontwikkeling en fabricage en exploitatiekosten met nadruk op onderhoudsvrije vliegtuigen, meer gebruik van automatisering en simulatie.

Verbetering van de kostenefficiency: verlaging van de kosten bij productontwikkeling en fabricage en exploitatiekosten met nadruk op innovatieve en onderhouds- en reparatievrije vliegtuigen, meer gebruik van automatisering en simulatie.

Motivering

Op het terrein van de bedrijfsvoering zijn onderhoud, reparatie en revisie belangrijke kostendeterminanten. De luchtvervoersector zou haar concurrentievoordeel kunnen versterken door nieuwe, geïntegreerde en geavanceerde concepten in te voeren voor onderhoud, reparatie en revisie. Specifieke aandacht voor deze aspecten zal tevens de betrokkenheid van de KMO’s in alle lidstaten stimuleren.

Amendement 190

Bijlage 1, hoofdstuk 1 “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 6

- Exploratie van het luchtvervoer van de toekomst: aandacht voor de uitdagingen van de luchtvaart op langere termijn met radicalere, milieuefficiëntere en innovatievere combinaties van technologie die tot significante vorderingen in het luchtvervoer leiden.

- Exploratie van het luchtvervoer van de toekomst: aandacht voor de uitdagingen van de luchtvaart op langere termijn met radicalere, milieuefficiëntere, voor gehandicapten toegankelijker en innovatievere combinaties van technologie die tot significante vorderingen in het luchtvervoer leiden.

Motivering

Toegankelijkheid van de reguliere vervoersdiensten voor gehandicapten is een centraal onderdeel van het vervoersbeleid van de meeste lidstaten. Hier liggen kansen voor Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven om de ontwikkelingen op dit gebied te ondersteunen en bijvoorbeeld vergelijkingsgegevens te verschaffen, studies over de kosten en baten van een toegankelijk vervoer, met inbegrip van de bredere sociale implicaties, en betere en vernieuwende oplossingen voor toegankelijke ontwerpen.

Amendement 191

Bijlage 1, hoofdstuk 1 “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 6 bis (nieuw)

 

- bevorderen van het algemene luchtvaartonderzoek als een bron van ideeën en gekwalificeerd personeel voor de gehele luchtvaartsector.

Motivering

Het algemene luchtvaartonderzoek kan in Europa bogen op een lange traditie. Het is een natuurlijke bron van ideeën en gekwalificeerd personeel voor de gehele luchtvaartsector. Intussen kunnen KMO’s en kleinere onderzoeksinstellingen soms gemakkelijker bijdragen aan dit kleine broertje van de commerciële luchtvaart.

Amendement 192

Bijlage 1, hoofdstuk 1 “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, titel

Oppervlaktevervoer

Duurzaam oppervlaktevervoer

Motivering

Net als in KP6 met in de titel het woord ‘duurzaam’ worden vermeld, aangezien artikel 6 van het Verdrag bepaalt dat duurzame ontwikkeling moet worden geïntegreerd in o.a. de sectoren onderzoek en vervoer.

Amendement 193

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 1

- De vergroening van het oppervlaktevervoer: verlaging van milieuverontreiniging en geluidshinder; ontwikkeling van schone en efficiënte motoren, met inbegrip van hybride technologie en het gebruik van alternatieve brandstoffen voor het vervoer; sloopstrategieën voor auto's en schepen.

- De vergroening van het oppervlaktevervoer: verlaging van milieuverontreiniging en geluidshinder; ontwikkeling van schone en efficiënte motoren, met inbegrip van hybride technologie en het gebruik van alternatieve brandstoffen voor het vervoer, met name waterstof en brandstofcellen, rekening houdend met aspecten van kostenefficiëntie en energie-efficiëntie; sloopstrategieën voor auto's en schepen.

Motivering

Voor de toepassing van brandstofcellen in het vervoer moeten ook vanuit dit prioriteitsgebied financiële middelen worden ingezet.

Voor vervoersactiviteiten moeten de kosten worden bestudeerd en beoordeeld in termen van energie.

Amendement 194

Bijlage 1, hoofdstuk 1 “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 1 bis (nieuw)

 

- Bevordering van de doelstellingen van de Marco Polo-programma’s: specifiek onderzoek naar de technische mogelijkheden en de voordelen voor gezondheid en milieu van een verschuiving naar 'groenere' vervoerswijzen en een algemene vermijding van verkeersdrukte.

Motivering

Er wordt veel geld gespendeerd in de programma’s Marco Polo I en II. Er lijkt echter vooralsnog onvoldoende overeenkomstig onderzoek te worden verricht om te waarborgen dat de gesteunde maatregelen wel echt aansluiten op de doelstellingen. In deze context zijn met name ophelderingen en studies nodig voor plannen voor het vermijden van verkeersdrukte.

Amendement 195

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 2

Stimulering van de "modal shift" en bestrijding van de congestie van vervoercorridors: ontwikkeling van innovatieve, intermodale en interoperabele regionale en nationale vervoersnetten, -infrastructuren en -systemen in Europa; internalisering; uitwisseling van informatie tussen auto's/schepen en vervoersinfrastructuur; optimalisering van de infrastructuurcapaciteit.

Stimulering van de "modal shift" en bestrijding van de congestie van vervoercorridors: ontwikkeling van innovatieve, intermodale en interoperabele regionale en nationale vervoers- en logistieknetten, -infrastructuren en ‑systemen in Europa en methoden om hiervan een doeltreffend operationeel gebruik te maken, tezamen met strategieën voor het creëren van vervoersverbindingen tussen enerzijds de stads- en plattelandsgebieden en anderzijds de corridors en hogerliggende vervoersnetten, internalisering; uitwisseling van informatie tussen auto's/schepen en vervoersinfrastructuur; ontwikkeling van offshore infrastructuren; optimalisering van de infrastructuurcapaciteit, met inbegrip van activiteiten met het oog op de interoperabiliteit en operationele optimalisatie van de plaatselijke, regionale, nationale en Europese vervoersnetten, en het opdoen van meer ervaring met en verder ontwikkelen van het Europese systeem voor spoorwegverkeersgeleiding en -regeling (ERTMS).

Motivering

Het ERTMS heeft een belangrijke plaats binnen TEN -T. Verder flankerend onderzoek moet worden gedaan op het gebied van standaardisatie, stabilisatie en nieuwe ervaringen.

De capaciteit van de Europese havens moet volgens deskundigen tegen 2020 verdubbelen (bron: UPACCIM Union des Ports Autonomes et des Chambres de Commerce et d'Industrie Maritimes): gezien de toenemende problemen bij het ontwikkelen van nieuwe haveninfrastructuur op grond van de ecologische bescherming van de kust zou een veelbelovend alternatief voor het vervoer van LNG kunnen liggen in meer ontwikkeling van infrastructuur op zee voor de aflevering van aardgas door LNG-tankers.

Gezien de huidige problemen die in de weg staan aan vooruitgang op het gebied van de intermodaliteit, alsmede de toenemende congestie is het dringend noodzakelijk dat op Europees, nationaal en regionaal niveau nieuwe logistieke systemen worden ontwikkeld.

Infrastructurele maatregelen brengen alleen dan verbeteringen aan in de vervoerssituatie wanneer voor de gebruikers de efficiëntie van de nieuwe infrastructuur duidelijk is. Intermodale vervoersnetten vereisen een grote inspanning in de vorm van coördinatie (door de exploitanten) en planningshulpmiddelen (voor de gebruikers) om de voordelen te laten winnen van de inherente traagheid.

De voorgestelde veranderingen zullen een blijvende verbetering inhouden van de mogelijkheden om het aandeel van het spoorwegvervoer in de stedelijke gebieden (spoorwegverbindingen) en in de toevoerroutes van en naar de voornaamste corridors te vergroten. Met name bepaalde nieuwe technische en organisatorische ontwikkelingen uit het zesde kaderprogramma zijn op dit gebied bijzonder veelbelovend.

Amendement 196

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 3

- Waarborging van duurzame stedelijke mobiliteit: innovatieve organisatieschema's, inclusief schone en veilige voertuigen en niet-verontreinigende vervoermiddelen, nieuwe methoden voor openbaar vervoer en rationalisering van het privé-vervoer, communicatie-infrastructuur, geïntegreerde stadsplanning en vervoer.

- Waarborging van duurzame en toegankelijke stedelijke mobiliteit: innovatieve organisatieschema's, inclusief schone en veilige voertuigen en minder verontreinigende vervoermiddelen, ook op basis van waterstof en brandstofcellen, met een betere toegankelijkheid voor mensen met verminderde mobiliteit,, betere en innovatieve oplossingen voor transportvoertuigen en infrastructuur en toegankelijkheid hiervan voor gehandicapten, nieuwe methoden voor openbaar en/of collectief vervoer met de nadruk op de efficiëntie van de totale mobiliteitsketen (openbaar/collectief vervoer, autodelen of -poolen, lopen en fietsen) en rationalisering van het privé-vervoer, communicatie-infrastructuur, geïntegreerde stadsplanning, wegwerkzaamheden en vervoer met inbegrip van een "modal shift" van het vrachtverkeer in overeenstemming met de milieuaspecten; betaalbare tarieven, een evenwicht in de maatregelen tussen enerzijds materieel en infrastructuur en anderzijds mobiliteitsmanagement; beheersinstrumenten; slimme software voor geïntegreerde luchtkwaliteit, geluids- en verkeersmodellering; grotere mobiliteit tussen de steden en hun buitengebieden; mobiliteitsmanagement en maatregelen met het oog op gedragsverandering.

Motivering

Toegankelijkheid van de reguliere vervoersdiensten voor gehandicapten is een centraal onderdeel van het vervoersbeleid van de meeste lidstaten. Hier liggen kansen voor Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven om de ontwikkelingen op dit gebied te ondersteunen en bijvoorbeeld vergelijkingsgegevens te verschaffen, studies over de kosten en baten van een toegankelijk vervoer, met inbegrip van de bredere sociale implicaties, en betere en vernieuwende oplossingen voor toegankelijke ontwerpen.

Amendement 197

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 4

- Verbetering van de veiligheid: zoals eigen aan het vervoersysteem, bij het vervoer voor chauffeurs, passagiers, bemanning, fietsers en voetgangers, bij het ontwerp van voertuigen en schepen en binnen het vervoersysteem als geheel.

- Verbetering van de veiligheid: zoals eigen aan het vervoersysteem, bij het vervoer voor chauffeurs, passagiers, bemanning, fietsers en voetgangers en goederen (inclusief LNG), bij het ontwerp van voertuigen, schepen en infrastructuren en binnen het vervoersysteem als geheel.

Motivering

De ontwikkelingen op het gebied van LNG moeten worden ondersteund door O&O ten behoeve van een duurzaam beheer. Er is behoefte aan efficiënte en veilige infrastructuur en technologie voor LNG, samen met een grondig begrip van het gedrag van de actoren op het gebied van LNG: de energieverhouding van LNG-tankers, thermodynamische cycli, nieuwe materialen, nieuwe apparatuur, enz. Omdat het steeds moeilijker wordt om in Europa LNG-terminals te bouwen, voornamelijk vanwege het gebrek aan acceptatie bij externe partijen, lijkt de ontwikkeling van offshore-infrastructuur voor LNG een veelbelovende oplossing te vormen die de industriële randvoorwaarden, de eisen van externe partijen en de veiligheidsaspecten met succes combineert.

Amendement 198

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 5

- Opvoering van het concurrentievermogen: verbetering van ontwerpprocessen; ontwikkeling van geavanceerde aandrijf- en voertuigtechnologieën; innovatieve en kosteneffectieve productiesystemen en infrastructuuraanleg; integratieve architecturen.

- Opvoering van het concurrentievermogen: verbetering van ontwerpprocessen; ontwikkeling van geavanceerde aandrijf- en voertuigtechnologieën; innovatieve en kosteneffectieve productiesystemen en infrastructuuraanleg en ‑onderhoud; integratieve architecturen.

Motivering

Het onderhoud van de infrastructuren voor het oppervlaktevervoer moet ook met OTO-activiteiten worden gesteund, omdat dit vaak zeer kostenbesparend is, zo al niet kostenbesparender dan de aanleg van nieuwe infrastructuur.

Amendement 199

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 7 “Vervoer (inclusief luchtvaart)”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3

- Ondersteuning van het Europese mondiale satellietnavigatiesysteem (Galileo): exacte navigatie- en tijddiensten voor een scala van sectoren; efficiënt gebruik van satellietnavigatie en ondersteuning van de definitie van technologie van de tweede generatie.

- Ondersteuning van het Europese mondiale satellietnavigatiesysteem (Galileo) en EGNOS: exacte navigatie- en tijddiensten voor een scala van sectoren; efficiënt gebruik van satellietnavigatie en ondersteuning van de definitie van technologie van de tweede generatie die kunnen worden benut voor het rationaliseren van het oppervlaktevervoer met het oog op een grotere efficiëntie en veiligheid.. Verbetering van de convergentie tussen Galileo en alle andere bestaande vervoerssystemen.

Motivering

Ook het EGNOS-programma ("European Geostationary Navigation Overlay Service") als Europese bijdrage aan de eerste generatie GNSS's (wereldwijde satellietnavigatiesystemen) verdient speciale ondersteuning om de beperkingen van het huidige luchtnavigatiesysteem te verhelpen en te kunnen inspelen op de sterke toename van het reizigersverkeer door de lucht in de afgelopen jaren

Benadrukt moet worden dat Galileo moet aansluiten bij de reeds aanwezige trend naar een "viervoudig" concept dat spraak, data, video, mobiele communicatie combineert, waardoor het algemene alomtegenwoordigheidsbeginsel wordt uitgebreid naar vervoers- en communicatiesystemen.

Benadrukken van de rol van Galileo voor de verwezenlijking van een beter geïntegreerd, veiliger en efficiënter vervoerssysteem.

Amendement 200

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Doelstelling”

Een diepgaand, gemeenschappelijk inzicht verkrijgen in complexe en onderling samenhangende sociaal-economische uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd, zoals groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen, sociale cohesie en duurzaamheid, kwaliteit van het bestaan en mondiale onderlinge afhankelijkheid, met name teneinde een verbeterde kennisbasis voor beleid op de betrokken gebieden te creëren.

Een diepgaand, gemeenschappelijk inzicht verkrijgen in complexe en onderling samenhangende sociaal-economische uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd, zoals demografische veranderingen en milieu-uitdagingen en alle daarmee verbonden gevolgen en kansen voor groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen, sociale cohesie, interculturele verstandhouding en integratie en duurzaamheid, kwaliteit van het bestaan en mondiale onderlinge afhankelijkheid, met name teneinde een verbeterde kennisbasis voor beleid op deze gebieden te creëren, met het specifieke doel de voorwaarden te scheppen voor een moderne, duurzame samenleving die gebaseerd is op volledige werkgelegenheid.

Motivering

De uitdagingen groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen, enz. ... zijn de agendapunten van Lissabon, en niet de uitdagingen waar het hier om gaat. Het punt is dat andere belangrijke uitdagingen van invloed zijn op onze huidige opvattingen over de fundamenten van onze samenleving; de agenda van Lissabon is hier een gevolg van. Onderzoek moet erop zijn gericht de gevolgen, en niet te vergeten ook de nieuwe kansen, van de veranderingen te doorgronden en beleidsscenario's te ontwikkelen voor de Europese beleidsvormers.

Het doel bestaat erin tot een functionerend Europees samenlevingsmodel met een zo goed als volledige werkgelegenheid te komen.

De interacties tussen de verschillende culturen in de Europese samenlevingen behoren tot de grootste uitdagingen van Europa en zijn van cruciaal belang voor de algemene sociale cohesie en voor het concurrentievermogen van Europa.

Amendement 201

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Achtergrond”, alinea 1

Europa heeft een krachtige en kwalitatief hoogwaardige onderzoeksbasis op het gebied van de sociaal-economische wetenschappen en de geesteswetenschappen. De diversiteit van de benaderingen binnen de EU op economisch, sociaal, politiek en cultureel gebied zorgt voor een zeer vruchtbare voedingsbodem voor onderzoek op deze gebieden op EU-niveau. Gezamenlijk onderzoek waarin Europese sociaal-economische aspecten op de genoemde gebieden aan de orde komen, heeft een hoge Europese toegevoegde waarde. In de eerste plaats hebben de betrokken onderwerpen en uitdagingen een hoge prioriteit op EU-niveau en komen zij in EU-beleid aan de orde. In de tweede plaats vormt vergelijkend onderzoek tussen verschillende of alle EU-landen een bijzonder effectief instrument en biedt dit tevens belangrijke leermogelijkheden voor landen en regio’s.

Europa heeft een krachtige en kwalitatief hoogwaardige onderzoeksbasis op het gebied van de sociaal-economische en sociaal-culturele wetenschappen en de geesteswetenschappen. De diversiteit van de benaderingen binnen de EU op economisch, sociaal, politiek en cultureel gebied zorgt voor een zeer vruchtbare voedingsbodem voor onderzoek op deze gebieden op EU-niveau. Gezamenlijk onderzoek waarin Europese sociaal-economische aspecten op de genoemde gebieden aan de orde komen, heeft een hoge Europese toegevoegde waarde. In de eerste plaats hebben de betrokken onderwerpen en uitdagingen een hoge prioriteit op EU-niveau en komen zij in EU-beleid aan de orde. In de tweede plaats vormt vergelijkend onderzoek tussen verschillende of alle EU-landen een bijzonder effectief instrument en biedt dit tevens belangrijke leermogelijkheden voor landen en regio’s.

Motivering

In Europa is het onderzoek in de sociaal-culturele wetenschappen goed vertegenwoordigd en van hoge kwaliteit en moet daarom in deze alinea worden genoemd.

Amendement 202

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Achtergrond”, alinea 3

Er volgt nu een overzicht van de te ondersteunen activiteiten waarvan wordt verwacht dat ze een significante bijdrage leveren tot een verbetering van de formulering, uitvoering, effecten en evaluatie van beleid op een breed scala van gebieden zoals het economisch en sociaal beleid en het beleid op het gebied van onderwijs en opleiding, het bedrijfsleven, de internationale handel, consumentenbelangen, buitenlandse betrekkingen, justitie en binnenlandse zaken en officiële statistieken. Daarnaast zullen er mogelijkheden worden geboden voor de aanpak van opkomende sociaal-economische uitdagingen en voor de uitvoering van onderzoek op het gebied van nieuwe of onvoorziene beleidsbehoeften.

Er volgt nu een overzicht van de te ondersteunen activiteiten waarvan wordt verwacht dat ze een significante bijdrage leveren tot een verbetering van de formulering, uitvoering, effecten en evaluatie van beleid op een breed scala van gebieden zoals het economisch, wetenschappelijk, technologisch, sociaal beleid en het beleid op het gebied van onderwijs en opleiding, cultuur, gendergelijkheid, het bedrijfsleven, de internationale handel, consumentenbelangen, buitenlandse betrekkingen, justitie en binnenlandse zaken en officiële statistieken. Daarnaast zullen er mogelijkheden worden geboden voor de aanpak van opkomende demografische en sociaal-economische uitdagingen en voor de uitvoering van onderzoek op het gebied van nieuwe of onvoorziene beleidsbehoeften.

Motivering

De vergelijkende evaluatie en analyse van het wetenschappelijk en technologisch beleid van de verschillende lidstaten van de Unie zou een geschikte manier zijn om de nationale inspanningen te verbeteren, teneinde te kunnen voldoen aan de doelstellingen van de overeenkomst van Lissabon.

Cultureel onderzoek, met betrekking tot alle aspecten van de cultuur, is belangrijk en breed genoeg om in het kaderprogramma te worden genoemd.

De demografische veranderingen en de verschuiving in de leeftijdsstructuur van de EU-bevolking confronteren ons in de toekomst met nieuwe beleidsuitdagingen. Onderzoek naar deze uitdagingen dient een onderdeel van het kaderprogramma te zijn.

Amendement 203

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1

• Groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen in een kennismaatschappij: ontwikkeling en integratie van onderzoek op gebieden die gevolgen hebben voor groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen, uiteenlopend van innovatie, onderwijs met inbegrip van permanente educatie en de rol van wetenschappelijke en andere kennis tot nationale institutionele contexten.

• Groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen in een kennismaatschappij: ontwikkeling en integratie van onderzoek op gebieden die gevolgen hebben voor groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen, uiteenlopend van innovatie, onderwijs met inbegrip van permanente educatie en de rol van wetenschappelijke en andere kennis tot nationale institutionele contexten; de centrale rol van kennis en immateriële goederen bij de productie van economische, sociale en culturele welvaart en voor het welzijn van maatschappij en milieu op mondiaal niveau; ouderdom en beleid inzake veroudering, in verband met de nodige veranderingen in de socialezekerheids- en zorgstelsels.

Motivering

Aan kennis moet een centrale rol worden toegekend bij de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon voor het tot stand brengen van een kenniseconomie en daarmee het waarborgen van het concurrentievermogen en de groei van Europa. Dit zal ook bevorderlijk zijn voor het milieu en voor het maatschappelijk en cultureel welzijn.

Met betrekking tot O&O en de sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen kunnen kennis en immateriële goederen stimulerend zijn voor onderzoeksactiviteiten en ontwikkeling, met name bij het aantrekkelijker maken van de wetenschap voor jonge onderzoekers en het vergroten van de bekendheid met de grootste onderzoeksuitdagingen in Europa.

De veroudering van de bevolking en de toekomst van de welvaartsstaat behoren tot de grootste uitdagingen voor Europa, die dringend moeten worden aangepakt. Voor de nodige aanpassingen van de sociale zekerheids- en zorgstelsels is kennis nodig.

Amendement 204

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 2

Combinatie van economische, sociale en milieudoelstellingen in Europees perspectief: door de behandeling van twee cruciale en sterk verweven vraagstukken (de voortdurende evolutie van Europese sociaal-economische modellen en de economische en sociale cohesie in een uitgebreide EU), rekening houdend met de bescherming van het milieu.

Combinatie van economische, sociale en milieudoelstellingen in Europees perspectief: door de behandeling van twee cruciale en sterk verweven vraagstukken (de voortdurende evolutie van Europese sociaal-economische modellen en de economische, sociale en regionale cohesie in een uitgebreide EU) op interdisciplinaire wijze, rekening houdend met het sociaal-economisch effect van de Europese wetgeving, de bescherming van het milieu, duurzaamheid, met inbegrip van duurzame stadsplanning, energievraagstukken en de rol van steden en stedelijke agglomeraties.

Motivering

Duurzame ontwikkeling, als hoeksteen van het beleid, vereist een interdisciplinaire aanpak en moet wat haar effect betreft aan een analyse worden onderworpen.

Amendement 205

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3

• Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie; leefstijlen, werk, gezinnen, gendervraagstukken, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme en intolerantie.

• Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie; leefstijlen, werk, gezinnen, het combineren met werk en gezinsleven vraagstukken van gendergelijkheid, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan, groeiende ongelijkheden; stedelijke gebieden als complexe ecosystemen; concurrentievermogen van steden; publieke en particuliere actoren in de ontwikkeling van de planning van steden en stedelijke gebieden, criminaliteit; de situatie en levenskwaliteit van gehandicapten, met name de situatie van gehandicapten met complexe zorgbehoeften en gehandicapten die in zorginstellingen in Europa leven, de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, etniciteit, godsdienstige verscheidenheid, culturele interacties, met inbegrip van vertalingen ter vergemakkelijking van de culturele communicatie, en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme en intolerantie en de strijd tegen alle vormen van discriminatie; het positieve effect van het cultureel erfgoed op de kwaliteit van het bestaan in de stedelijke omgeving; stedelijk bestuur; ontwikkeling van innovatieve instrumenten, benaderingen en opleidingen voor een effectievere samenwerking tussen verschillende overheden en tussen openbare en publieke actoren bij de ontwikkeling van planningsprocedures voor steden en stedelijke gebieden; ongelijkheden ondanks economische ontwikkeling..

Motivering

Met betrekking tot initiatieven op het gebied van de levenskwaliteit bestaat er grote behoefte aan beschikbaarstelling van financiering voor omvattend en diepgaand onderzoek naar de situatie van gehandicapten die in Europa in instellingen wonen. Een recent voorlopig onderzoek van een door een Commissie gefinancierd initiatief laat zien dat er op dit moment weinig informatie voorhanden is over de tehuizen en diensten in Europa. In het eindverslag van het project wordt gesteld dat op dit gebied nader onderzoek noodzakelijk is en dat in het toekomstige onderzoekskader van de Europese Unie op deze zaken moet worden ingegaan.

Bovendien is nog veel meer onderzoek noodzakelijk om vergelijkingsgegevens te verkrijgen over de situatie in de diverse EU-lidstaten en toetredingslanden met betrekking tot persoonlijke hulpverlening aan gehandicapten, directe uitkeringen en zelfstandige woonvormen voor gehandicapten. Ook is onderzoek noodzakelijk om te kunnen beoordelen welke keuzevrijheid gehandicapten en hun gezinnen hebben met betrekking tot zelfstandig wonen.

De mondiale context waarin overheden werken, verandert snel. Innovatieve instrumenten voor de relaties tussen gemeentes, regio’s en andere overheidsniveaus, en ook tussen overheidsinstanties en andere belanghebbenden, moeten worden ontwikkeld en getest. De Europese stad wordt gekenmerkt door specifieke capaciteiten voor sociale integratie, compacte patronen voor ruimtelijke ontwikkeling, concentratie van economische bedrijvigheid en collectieve infrastructuren en op participatie gebaseerde bestuursmodellen. Daarom is de stad van het grootste belang voor het bereiken van Europa’s sociaal-economische en milieudoelstellingen, zoals die bijvoorbeeld zijn beschreven in de Lissabon- en de Göteborg-strategie

Voor wat betreft initiatieven betreffende de kwaliteit van het bestaan is er grote behoefte aan financiering voor een compleet en grondig onderzoek naar de situatie van gehandicapten die in instellingen in Europa leven. Uit een recent voorlopig onderzoek in het kader van een door de Commissie gefinancierd initiatief komt naar voren dat er op dit moment maar weinig informatie is over dergelijk instellingen en diensten in Europa. In het eindrapport van dit project wordt gesteld dat verder onderzoek op dit terrein nodig is en dat de kwestie in het toekomstige kaderprogramma voor onderzoek van de Europese Unie zou moeten worden opgenomen.

Het stedelijk landschap vormt de levens van de burgers en kan bijdragen aan hun welzijn. Geweld en andere problemen houden vaak verband met de slechte kwaliteit van de stedelijke architectuur.

Het is essentieel dat in het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) het vertalen als onderzoeksgebied wordt opgenomen, omdat vertalingen van het hoogste belang zijn voor wederzijds begrip tussen Europese landen en burgers. Indien de Europese Unie het vertalingsproces wil optimaliseren, zoals de Commissie in haar mededeling van 22 november 2005 inzake een “Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid” verklaart, is het essentieel dat uitvoerig onderzoek wordt gedaan naar het vertalen tussen een aantal verschillende talen en dat onderzoekers financiële steun voor projecten op dit gebied kunnen aanvragen.

Godsdienstige verscheidenheid is een zeer actueel thema dat voor Europa van groot belang is en daarom uitdrukkelijk dient te worden genoemd. De in Europa bestaande religieuze tradities zijn van blijvende invloed en dragen in grote mate bij tot het pluralisme in Europa, daar religieuze actoren aan de ene kant invloedrijke deelnemers van de burgermaatschappij zijn en omdat aan de andere kant religieuze ideeën en ethische stelsels weliswaar conflicten met zich mee kunnen brengen, maar ook impulsen tot conflictoplossingen, dialoog en het slaan van bruggen kunnen geven.

De groeiende ongelijkheden moeten op het niveau van het kaderprogramma worden genoemd. Het oplossen van problemen en wegnemen van zorgen rond etniciteit is een cruciale taak in Europa, waarmee op het niveau van het kaderprogramma rekening dient te worden gehouden.

Een van de grootste problemen waarmee de Europese samenleving wordt geconfronteerd, is de vraag hoe werk en gezin met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. Bovendien zijn ook gendergelijkheid en de bestrijding van elke vorm van discriminatie uitdagingen waarmee de EU zich moet bezighouden.

Amendement 206

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 4

Europa in de wereld: inzicht in veranderende interacties en onderlinge afhankelijkheden tussen wereldregio’s en hun gevolgen voor de betrokken regio’s, met name Europa; en manieren om opkomende bedreigingen en risico’s het hoofd te bieden zonder mensenrechten, vrijheid en welzijn te ondermijnen.

Europa in de wereld: inzicht in veranderende interacties, interculturele betrekkingen en onderlinge afhankelijkheden tussen wereldregio’s, met inbegrip van de interculturele betrekkingen en onderlinge afhankelijkheden van de ontwikkelingsregio's, en hun gevolgen voor de betrokken regio’s, met name Europa in het bijzonder door historisch en taalkundig onderzoek; en manieren om opkomende bedreigingen en risico’s het hoofd te bieden zonder mensenrechten, vrijheid en welzijn te ondermijnen.

Motivering

Er mag niet worden voorbijgegaan aan het onderzoek naar de betrekkingen en interacties tussen de ontwikkelingsregio's. Door dit onderzoek kan beter inzicht worden verkregen in de ontwikkeling van deze regio's en hun invloed op de geglobaliseerde wereld, met name wat betreft Europa.

De studie van culturele interactie via de geschiedenis en de taal kan bijdragen aan het vergroten van de synergieën tussen Europa en de rest van de wereld.

Amendement 207

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 5

De burger in de Europese Unie: bestudering, in de context van de toekomstige ontwikkeling van de EU, van de aspecten van het realiseren van een gevoel van democratisch "eigendom" en actieve participatie door de volkeren van Europa; effectieve en democratische governance met inbegrip van economische governance; en het creëren van een gezamenlijk inzicht in en respect voor de overeenkomsten en verschillen binnen Europa qua cultuur, instellingen, geschiedenis, talen en waarden.

Burgerschap in de Europese Unie: bestudering, in de context van de toekomstige ontwikkeling van de EU, van de aspecten van het realiseren van een gevoel van democratisch "eigendom" en actieve en gelijkwaardige participatie door de volkeren van Europa; continue opbouw van de civiele samenleving in het uitgebreide Europa; effectieve en democratische governance met inbegrip van economische governance.

Motivering

De bestudering van de verschillende aan de historische ontwikkeling van het hedendaagse Europa ten grondslag liggende culturen en hun verscheidenheid is belangrijk genoeg om onder dit punt als specifieke activiteit te worden behandeld. Europa wordt alom beschouwd als de meest indrukwekkende multiculturele geopolitieke eenheid ter wereld. De multiculturele identiteit van Europa moet niet alleen op zichzelf in ere worden gehouden, zij kan ons bovendien waardevolle inzichten verschaffen wat betreft de toekomst van de economische, sociale en ecologische agenda van Lissabon en de voortgang van de Europese politieke integratie.

Het onderzoek op het gebied van de opbouw van de civiele samenleving moet in KP7 worden voortgezet.

Het belang van het Europese culturele erfgoed en het historische ontstaan van een Europese identiteit die deel uitmaakt van onze rijkdom als Europeanen. Daarbij moet er een evenwichtige participatie zijn van mannen en vrouwen en moet vooraf worden nagedacht over de integratie van het genderperspectief.

Amendement 208

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 5 bis (nieuw)

 

Europees multicultureel erfgoed en Europese multiculturele identiteit: het creëren van een gezamenlijk inzicht in de Europese culturen qua instellingen, geschiedenis, talen, waarden en praktijken; bestudering van overeenkomsten en verschillen tussen deze culturen en de historische factoren die daartoe hebben geleid; exploratie van de manieren waarop de Europese culturele diversiteit en verscheidenheid tot de toekomstige ontwikkeling en de verdere integratie van de EU kunnen bijdragen.

Motivering

De bestudering van de verschillende aan de historische ontwikkeling van het hedendaagse Europa ten grondslag liggende culturen en hun verscheidenheid is belangrijk genoeg om onder dit punt als specifieke activiteit te worden behandeld. Europa wordt alom beschouwd als de meest indrukwekkende multiculturele geopolitieke eenheid ter wereld. De multiculturele identiteit van Europa moet niet alleen op zichzelf in ere worden gehouden, zij kan ons bovendien waardevolle inzichten verschaffen wat betreft de toekomst van de economische, sociale en ecologische agenda van Lissabon en de voortgang van de Europese politieke integratie.

Amendement 209

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 7

Prognose-activiteiten voor belangrijke wetenschappelijke, technologische en verwante sociaal-economische vraagstukken zoals de demografische tendensen in de toekomst en de mondialisering van kennis en de evolutie van onderzoekssystemen, alsmede van toekomstige ontwikkelingen die zich binnen belangrijke onderzoeksgebieden en wetenschappelijke disciplines of combinaties daarvan voordoen.

Prognose-activiteiten voor belangrijke wetenschappelijke, technologische en verwante sociaal-economische vraagstukken zoals de demografische tendensen in de toekomst en de mondialisering van kennis, de kennisverspreiding en de evolutie van onderzoekssystemen, alsmede van toekomstige ontwikkelingen die zich binnen belangrijke onderzoeksgebieden en wetenschappelijke disciplines of combinaties daarvan voordoen.

Motivering

Vanwege de mondialisering van kennis is het van cruciaal belang de kennisverspreidingsmechanismen te doorgronden.

Amendement 210

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 7 bis (nieuw)

 

• De uitbreiding van de Europese Unie: onderzoek naar de problemen rond de uitbreiding van de EU, waaronder economische hervormingen, bedrijfsverhuizingen, demografische veranderingen, migratiebewegingen, nieuwe en weer de kop opstekende ziekten en de verspreiding daarvan, bevordering van democratie, ontwikkeling van zelfbestuur, cultureel erfgoed;

Motivering

Talrijke en grootschalige veranderingen, nog niet voltooid en nog altijd onvoldoende bekend.

Onderzoek op het gebied van de uitbreiding van de Europese Unie moet in KP7 worden voortgezet.

Amendement 211

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 7 bis (nieuw)

 

Vrede in de context van de Europese Unie en de wereld: vrede als fundamentele waarde, zijn positieve gevolgen in de Europese Unie en andere regio's van de wereld, problemen veroorzaakt door het gebrek aan vrede (oorlog, onveiligheid) en betrekkingen tussen de regio's omwille van het behoud van de vrede.

Motivering

Vrede is een fundamentele waarde en moet dit zijn, zowel in de Europese Unie als in de rest van de wereld. Met vrede, of het gebrek daaraan, zijn tal van betrekkingen en (negatieve of positieve) gevolgen verbonden die bestudeerd dienen te worden.

Amendement 212

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 8 “Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 7 bis (nieuw)

 

Onderzoek in de geesteswetenschappen: talen – taalstructuur en het leren van talen, literatuur, geschiedenis, kunstgeschiedenis, aardrijkskunde, land- en volkenkunde, filosofie, en cultureel erfgoed op het gebied van de beeldende kunsten en kunstnijverheid, architectuur en steden.

Motivering

Om te weten te komen waar de Europese Unie heen gaat, moeten we eerst haar culturele wortels leren kennen.

Amendement 213

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, titel en ondertitel “Doelstelling”, alinea 1

9. Veiligheid en ruimtevaart

9. Veiligheid

Doelstelling

Doelstelling

Ontwikkelen van de technologie en kennis voor het bouwen van de capaciteiten die nodig zijn om de burger te beschermen tegen bedreigingen zoals terrorisme en misdaad met inachtneming van fundamentele mensenrechten; zorgen voor een optimale en gecoördineerde toepassing van de beschikbare technologieën ter bevordering van de veiligheid in Europa; stimuleren van de samenwerking tussen aanbieders en gebruikers bij de ontwikkeling van veiligheidsoplossingen.

Ontwikkelen van de technologie en kennis voor het bouwen van de capaciteiten die nodig zijn om de burger te beschermen tegen bedreigingen zoals terrorisme, natuurrampen en misdaad met inachtneming van fundamentele mensenrechten en de privacy; stimuleren van conflictpreventie en vreedzame conflictoplossing; zorgen voor een optimale en gecoördineerde toepassing van de beschikbare technologieën ter bevordering van de veiligheid in Europa; stimuleren van de samenwerking tussen aanbieders en gebruikers bij de ontwikkeling van veiligheidsoplossingen onder waarborging van transparantie en verantwoordingsplicht, onder meer door overleg met het Europees Parlement..

Ondersteunen van een Europees Ruimtevaartprogramma dat zich toespitst op toepassingen zoals GMES waarvan de burger profiteert en die de concurrentiepositie van de Europese ruimtevaartindustrie verbeteren. Hiermee wordt een bijdrage geleverd tot de ontwikkeling van een Europees Ruimtevaartbeleid, in aanvulling op de inspanningen van de lidstaten en andere hoofdrolspelers, zoals het Europees Ruimteagentschap.

(De geschrapte tekst wordt geplaatst bij het nieuwe thema 9 bis ‘Ruimtevaart’)

Motivering

De geschrapte tekst zal de tekst worden van een nieuwe kop 9 bis ruimtevaart.

De veiligheidsbehoeften van de burgers beperken zich niet alleen tot de bescherming tegen bedreigingen door de mens, maar strekken zich ook uit tot de bescherming tegen natuurrampen.

Amendement 214

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9.1 “Veiligheid”, titel

9.1 Veiligheid

Schrappen

Amendement 215

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 2

Veiligheidsgerelateerd onderzoek is een belangrijk element bij het ondersteunen van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en is eveneens essentieel voor het bereiken van een hoog niveau van veiligheid in de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, dat in het programma van Den Haag is vastgelegd. Ook zal het bijdragen tot de ontwikkeling van technologieën en capaciteiten ter ondersteuning van ander EU-beleid op gebieden zoals vervoer, civiele bescherming, energie en milieu.

Veiligheidsgerelateerd onderzoek is een belangrijk element bij het ondersteunen van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en is eveneens essentieel voor het bereiken van een hoog niveau van veiligheid in de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, dat in het programma van Den Haag is vastgelegd. Ook zal het bijdragen tot de ontwikkeling van technologieën en capaciteiten ter ondersteuning van ander EU-beleid op gebieden zoals vervoer, civiele bescherming, energie, milieu en gezondheid.

Amendement 216

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 3

Het huidige veiligheidsgerelateerde onderzoek in Europa gaat gebukt onder een versnippering van inspanningen, een ontbrekende kritische massa ten aanzien van schaal en reikwijdte, en een gebrek aan koppelingen en interoperabiliteit. Europa dient de samenhang van zijn inspanningen te verbeteren door doeltreffende institutionele regelingen te treffen en door de relevante nationale en internationale instanties tot samenwerking en coördinatie aan te zetten teneinde dubbel werk te voorkomen en waar mogelijk van synergie-effecten te profiteren. Bij het veiligheidsonderzoek op Gemeenschapsniveau komt de nadruk te liggen op activiteiten met een duidelijke toegevoegde waarde ten opzichte van nationale activiteiten. Het veiligheidsonderzoek op Gemeenschapsniveau zal daarmee een bijdrage leveren tot de verbetering van het concurrentievermogen van de Europese veiligheidsindustrie.

Het huidige veiligheidsgerelateerde onderzoek in Europa gaat gebukt onder een versnippering van inspanningen, een ontbrekende kritische massa ten aanzien van schaal en reikwijdte, en een gebrek aan koppelingen en interoperabiliteit. Europa dient de samenhang van zijn inspanningen te verbeteren door doeltreffende institutionele regelingen te treffen en door de relevante nationale en internationale instanties tot samenwerking en coördinatie aan te zetten teneinde dubbel werk te voorkomen en waar mogelijk van synergie-effecten te profiteren. Bij het veiligheidsonderzoek op Gemeenschapsniveau komt de nadruk te liggen op activiteiten met een duidelijke toegevoegde waarde ten opzichte van nationale activiteiten. Het veiligheidsonderzoek op Gemeenschapsniveau zal daarmee een bijdrage leveren tot de verbetering van het concurrentievermogen van de Europese veiligheidsindustrie. Het veiligheidsonderzoek moet de nadruk leggen op de capaciteiten van de Unie met betrekking tot surveillance, informatieverspreiding en informatievergaring inzake bedreigingen en incidenten alsmede systemen voor betere evaluaties en situatiebeheersing door middel van een beter gebruik van gemeenschappelijke ICT-systemen op het gebied van verschillende operaties. Het onderzoek moet dusdanig worden georganiseerd dat het tot een gemeenschappelijke defensiemarkt in Europa bijdraagt.

Amendement 217

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 3 bis (nieuw)

 

Bij het opstellen van de regels voor deelname moet rekening worden gehouden met de aanbeveling van de groep op hoog niveau inzake veiligheidsonderzoek van maart 2004 en met de bevindingen van de Europese adviesraad inzake veiligheidsonderzoek. De speciale geheimhoudingseisen moeten worden nageleefd, maar de transparantie van de onderzoeksresultaten mag daarbij niet onnodig worden beperkt. Daartoe moeten gebieden worden aangewezen, waar thans transparantie van onderzoeksresultaten mogelijk is.

Motivering

Dit amendement heeft ten doel het misverstand rond GMES recht te zetten dat erop berust dat het als operationeel programma is gepland waarvoor alleen EU-financiering uit middelen van het kaderprogramma voor onderzoek mogelijk is.

Amendement 218

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 3 ter (nieuw)

 

Op grond van het gestructureerde karakter van de markt moeten op het gebied van veiligheidsonderzoek speciale eisen worden gesteld aan de financiële participatie door het kaderprogramma. De voorbereidende actie dient daarbij een leidraad te vormen.

Amendement 219

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 4 bis (nieuw)

 

De KMO-definitie is voor het gebied van het veiligheidsonderzoek niet geschikt om tot de bevordering van het midden- en kleinbedrijf bij te dragen. Bij de formulering van de regels voor deelname moet, door middel van een aanpassing van het werknemersaantal en de omzetcijfers, rekening worden gehouden met het feit dat deze sector op grond van zijn gestructureerde karakter van andere sectoren verschilt.

Amendement 220

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 1

Bescherming tegen terrorisme en misdaad: het aanbieden van technologische oplossingen voor het signaleren van (onder meer CBRN-)bedreigingen en het opsporen, voorkomen, herkennen, beveiligen tegen, neutraliseren en bestrijden van de gevolgen van terreuraanslagen en misdaden.

Bescherming tegen terrorisme en misdaad: het aanbieden van technologische oplossingen voor het signaleren van (onder meer CBRN-)bedreigingen en het opsporen, voorkomen, herkennen, beveiligen tegen, neutraliseren en bestrijden van de gevolgen van terreuraanslagen en misdaden, onder meer door de ontwikkeling van strategische reserves en strategische capaciteiten voor de snelle productie van medische tegenmaatregelen.

Motivering

Strategische reactiecapaciteiten behoren inmiddels tot de technische mogelijkheden.

Door middel van de genomische constructie van productiestammen ten behoeve van medische tegenmaatregelen tegen biologische, toxicologische of chemische agentia kunnen strategische capaciteiten opgebouwd worden om snel op potentiële bedreigingen te kunnen reageren en de beschikbaarheid van preventieve of therapeutische maatregelen voor de bevolking te garanderen.

Amendement 221

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 3

Beveiliging van de grenzen: aandacht voor technologie en know how ter verhoging van de doeltreffendheid en efficiëntie van alle systemen, apparatuur, gereedschappen en processen die nodig zijn om de veiligheid van Europa's grenzen en kusten te beveiligen, waaronder grenscontrole en –bewaking.

Beveiliging van de grenzen: aandacht voor technologie en know how ter verhoging van de doeltreffendheid en efficiëntie van alle systemen, apparatuur, gereedschappen en processen en methodes voor snelle identificatie die nodig zijn om de veiligheid van Europa's grenzen en kusten te beveiligen, waaronder grenscontrole en –bewaking.

Motivering

De capaciteiten voor een snelle identificatie van chemische stoffen en/of voorwerpen vormt de basis voor effectieve en snelle grenscontroles.

Amendement 222

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 4

- Herstel van de veiligheid in crisissituaties: aandacht voor technologieën ter ondersteuning van allerlei noodmaatregelen (zoals in de civiele bescherming, bij humanitaire en reddingsoperaties, ter ondersteuning van het GBVB) en voor onderwerpen zoals interorganisationele coördinatie en communicatie, gedistribueerde architecturen en de menselijke factor.

- Herstel van de veiligheid en zekerheid in crisissituaties: aandacht voor technologieën die een overzicht bieden over en ter ondersteuning dienen van allerlei noodmaatregelen (zoals in de civiele bescherming, bij humanitaire hulp, natuurrampen en reddingsoperaties, ter ondersteuning van het GBVB) en voor onderwerpen zoals interorganisationele coördinatie en communicatie, gedistribueerde architecturen en de menselijke factor.

Motivering

Dit amendement spreekt voor zich: in deze context moet zowel voor de veiligheid als voor de zekerheid van de bevolking worden gezorgd.Een gezamenlijke Europese rampenbestrijdingseenheid vormt een belangrijk onderdeel van de mondiale inspanningen ten behoeve van een snelle reactie. Voor het effectief beheersen van rampsituaties is het van essentieel belang om een zo goed mogelijk overzicht over de situaties te krijgen. Met name bij natuurrampen is het van cruciaal belang om toegang te krijgen tot gedetailleerde observaties van een uitgestrekt gebied, wat alleen vanuit de ruimte mogelijk is.

Amendement 223

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 5

Integratie van beveiligingssystemen en interoperabiliteit: aandacht voor technologieën ter verbetering van de interoperabiliteit van systemen, apparaten, diensten en processen, waaronder informatie-infrastructuren voor rechtshandhaving, alsmede voor de betrouwbaarheid, organisatorische aspecten, bescherming van de vertrouwelijkheid en integriteit van informatie, en de traceerbaarheid van alle transacties en bewerkingen.

Integratie van beveiligingssystemen, interconnectie en interoperabiliteit: inlichtingen, informatievergaring en binnenlandse veiligheid, aandacht voor technologieën ter verbetering van de interoperabiliteit van systemen, apparaten, diensten en processen, waaronder informatie-infrastructuren voor rechtshandhaving, alsmede voor de betrouwbaarheid, organisatorische aspecten, bescherming van de vertrouwelijkheid en integriteit van informatie, en de traceerbaarheid van alle transacties en bewerkingen. Er moet prioriteit worden verleend aan sterkere integratie en grotere interoperabiliteit opdat de Unie ten volle gebruik kan maken van de op de genoemde terreinen geboekte resultaten.

Motivering

De vergrijzing van de bevolking zal een van de grootste uitdagingen voor Europa en de toekomst van de welvaartsstaat vormen en moet worden aangepakt. Om de nodige maatregelen te kunnen treffen is kennis vereist.

Om de voor beveiligingssystemen gewenste interoperabiliteit te kunnen bereiken moeten deze naar behoren aan elkaar worden gekoppeld.

Amendement 224

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9 “Veiligheid en ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 6

Veiligheid en samenleving: doelgericht onderzoek dat zich toespitst op sociaaleconomische analyses, scenario-ontwikkeling en activiteiten met betrekking tot misdaad, het veiligheidsgevoel van de burger, ethiek, privacybescherming en maatschappelijke toekomstplanning. Bij het onderzoek zal ook aandacht worden geschonken aan technologieën waarmee de privacy en de vrijheden beter kunnen worden beschermd, aan.

Veiligheid en samenleving: doelgericht onderzoek dat zich toespitst op analyses van de culturele, sociale, politieke en economische dimensies en gevolgen van terrorisme en misdaad, de rol van menselijke waarden, beleidsvorming, het effect en de rol van de media, conflictoplossing, scenario-ontwikkeling psychologie van terrorisme en het sociale milieu van terrorisme, het veiligheidsgevoel van de burger, ethiek, privacybescherming en maatschappelijke toekomstplanning. Bij het onderzoek zal ook aandacht worden geschonken aan technologieën waarmee de privacy en de vrijheden beter kunnen worden beschermd, aan.

Motivering

Algemene en persoonlijke veiligheidkwesties kunnen niet worden opgelost wanneer ze alleen in technische termen worden bekeken. Ook de menselijke, culturele en sociale dimensies moeten worden aangepakt. Hiertoe kunnen behoren de sociale factoren die bepalend zijn voor conflicten, misdaden en terrorisme; de rol van menselijke waarden; beleidsvorming; het effect en de rol van de media; de oplossing van conflicten; de kwetsbaarheid en sociaal-psychologische gevolgen van onveiligheid en terrorisme op groepen en individuen; De sociale dimensie is te zwak – zo waren de gebeurtenissen in Frankrijk eind oktober/begin november 2005 (geweld op straat en vernielingen van privé-eigendommen) heel moeilijk te voorzien. De huidige tekst biedt onvoldoende mogelijkheden voor de bestudering van de sociale of etnische oorzaken van de “ill fare state”.

Amendement 225

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s”, punt 9.2. “Ruimtevaart”

9.2 Ruimtevaart

9 bis. Ruimtevaart

 

Doelstelling

 

Ondersteunen van een Europees Ruimtevaartprogramma dat zich toespitst op toepassingen zoals GMES waarvan de burger profiteert en die de concurrentiepositie van de Europese ruimtevaartindustrie verbeteren. Hiermee wordt een bijdrage geleverd tot de ontwikkeling van een Europees Ruimtevaartbeleid, in aanvulling op de inspanningen van de lidstaten en andere hoofdrolspelers, zoals het Europees Ruimteagentschap.

(De tekst van de nieuwe kop 9 bis. Ruimtevaart komt overeen met de in kop 9. geschrapte tekst.)

Motivering

De tekst van de nieuwe kop 9 bis. Ruimtevaart komt overeen met de in kop 9. geschrapte tekst.

Amendement 226

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 9.2 “Ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 1

De EU kan op dit terrein een bijdrage leveren aan een betere definitie van gemeenschappelijke doelstellingen op basis van gebruikersbehoeften en beleidsdoelstellingen, aan de coördinatie van activiteiten om dubbel werk te voorkomen en de interoperabiliteit zo groot mogelijk te maken, evenals aan de vaststelling van normen. Overheidsinstanties en besluitvormers zijn belangrijke potentiële gebruikers en ook de Europese industrie zal baat hebben bij een goed gedefinieerd Europees Ruimtevaartbeleid dat ten uitvoer wordt gelegd door middel van een Europees Ruimtevaartprogramma, deels gesteund door de voorgestelde acties op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Acties op Europees niveau zijn tevens nodig ter ondersteuning van EU-beleidsdoelstellingen, bijvoorbeeld op de gebieden landbouw, visserij, milieu, telecommunicatie, veiligheid en vervoer, en er dient voor te worden gezorgd dat Europa als een gerespecteerde partner wordt gezien op het terrein van regionale en internationale samenwerking.

De EU kan op dit terrein een bijdrage leveren aan een betere definitie van gemeenschappelijke doelstellingen op basis van gebruikersbehoeften en beleidsdoelstellingen, aan de coördinatie van activiteiten om dubbel werk te voorkomen en de interoperabiliteit zo groot mogelijk te maken, evenals aan de vaststelling van normen. Overheidsinstanties en besluitvormers zijn belangrijke potentiële gebruikers en ook de Europese industrie zal baat hebben bij een goed gedefinieerd Europees Ruimtevaartbeleid dat ten uitvoer wordt gelegd door middel van een Europees Ruimtevaartprogramma, deels gesteund door de voorgestelde acties op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Acties op Europees niveau zijn tevens nodig ter ondersteuning van EU-beleidsdoelstellingen, bijvoorbeeld op de gebieden landbouw, bosbouw, visserij, milieu, gezondheid, telecommunicatie, veiligheid en vervoer, en er dient voor te worden gezorgd dat Europa als een gerespecteerde partner wordt gezien op het terrein van regionale en internationale samenwerking.

Amendement 227

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 9.2 “Ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 2

In de afgelopen 40 jaar heeft Europa een uitstekende technologische know how ontwikkeld. Om de industrie (fabrikanten, dienstverleners en exploitanten inbegrepen) concurrerend te houden, zijn nieuw onderzoek en nieuwe technologie noodzakelijk. Ruimtevaarttoepassingen hebben grote voordelen voor de burger.

In de afgelopen 40 jaar heeft Europa een uitstekende technologische know how ontwikkeld. Om de industrie (fabrikanten, dienstverleners en exploitanten inbegrepen) concurrerend te houden, zijn nieuw onderzoek en nieuwe technologie noodzakelijk. Ruimtevaarttoepassingen hebben op grond van spin-off-effecten grote voordelen voor de burger en zijn in de technologische samenleving onontbeerlijk.

Motivering

Op satellieten gebaseerde technologische toepassingen spelen een steeds belangrijker rol in de ontwikkeling van de samenleving. Ruimtevaartonderzoek is een gebied dat een grote hoeveelheid technologische spin-offs creëert. Veel alledaagse technologie werd oorspronkelijk in het kader van ruimtevaartonderzoek ontwikkeld. Bovendien behoort ruimtevaartonderzoek tot de gebieden die het grootste rendement per geïnvesteerde euro opleveren.

Amendement 228

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 9.2 “Ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 3

Onderstaande activiteiten zijn gericht op de benutting van middelen uit de ruimtevaart voor de realisatie van toepassingen, zoals GMES (Global Monitoring for Environment and Security), op de bijdrage daarvan tot de rechtshandhaving in het EU-beleid, op verkenning van de ruimte, waardoor mogelijkheden voor internationale samenwerking en spectaculaire technologische doorbraken ontstaan, alsmede op de exploitatie en verkenning van de ruimte met behulp van grondslagleggende activiteiten die de strategische rol van de Europese Unie moeten garanderen. Deze activiteiten zullen worden aangevuld met andere acties van het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en van het Onderwijs- en opleidingsprogramma. De voordelen van onderstaande activiteiten voor het overheidsbeleid, aanvullende ondersteuning voor eventuele nieuwe beleidsbehoeften inbegrepen, zullen eveneens zo groot mogelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld door middel van in de ruimte gestationeerde oplossingen ten behoeve van ontwikkelingslanden en het gebruik van teledetectie-instrumenten en –methoden ter ondersteuning van ontwikkelingen in het Gemeenschapsbeleid.

Onderstaande activiteiten zijn gericht op de benutting van ruimtevaarttechnologie (samen met in situ-technologie, met inbegrip van luchtruimtechnologie) voor de realisatie van toepassingen, zoals GMES (Global Monitoring for Environment and Security), op de bijdrage daarvan tot de rechtshandhaving in het EU-beleid, op verkenning van de ruimte en infrastructuur voor ‘on-orbit’ diensten, waardoor mogelijkheden voor internationale samenwerking en spectaculaire technologische doorbraken en kostenefficiënte missies ontstaan, alsmede op de exploitatie en verkenning van de ruimte met behulp van grondslagleggende activiteiten die de strategische rol van de Europese Unie moeten garanderen. Deze activiteiten zullen worden aangevuld met andere acties van het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en van het Onderwijs- en opleidingsprogramma. De voordelen van onderstaande activiteiten voor het overheidsbeleid, aanvullende ondersteuning voor eventuele nieuwe beleidsbehoeften inbegrepen, zullen eveneens zo groot mogelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld door middel van in de ruimte gestationeerde oplossingen ten behoeve van ontwikkelingslanden en het gebruik van teledetectie-instrumenten en –methoden ter ondersteuning van ontwikkelingen in het Gemeenschapsbeleid.

Motivering

Een zeer belangrijk aspect van de volledige ontwikkeling van de Galileo- en GMES-programma's in de toekomst is de succesvolle toepassing van infrastructuur voor ‘on-orbit’ diensten.

Het Europees ruimtevaartprogramma, dat in nauwe samenwerking met het Europees Ruimtevaartagentschap wordt uitgewerkt en ten uitvoer gelegd, verloopt zeer succesvol. Op grond van dit succes is het een uitdaging om prioriteiten voor het ruimtevaartbeleid te zetten en kosteneffectieve ruimtemissies te ontwikkelen zonder daarbij afbreuk te doen aan Europas vermogen om zijn ruimtevaartactiviteiten te waarborgen.

Het is ook belangrijk te beschikken over in-situ-observatie ten behoeve van milieu- en veiligheidsbeheer en de noodzaak daarvan voor uiteenlopende diensten (zoals ‘urban mapping’) die een zeer hoge, niet door satellietbeelden bereikbare resolutie vereisen.

Amendement 229

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 9.2 “Ruimtevaart”, “Achtergrond”, alinea 3 bis (nieuw)

 

Bij de uitvoering van de hieronder beschreven communautaire activiteiten moet gebruik worden gemaakt van de bestaande capaciteiten in Europa, zo mogelijk door middel van uitbestedingen. Er moet worden voorkomen dat de financiële middelen worden versnipperd door de oprichting van nieuwe entiteiten en beheersstructuren.

Motivering

Europa beschikt op het vlak van de ruimtevaart reeds over competente publieke actoren die op technologisch, wetenschappelijk en management-gebied uitblinken. De schaarse middelen van KP7 voor de ruimtevaart moeten aan activiteiten worden besteed en niet aan de verdubbeling van instellingen en administratieve kosten.

Amendement 230

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 9.2 “Ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 1

– GMES: ontwikkeling van satellietgebaseerde observatiesystemen en –technieken voor milieu- en veiligheidsbeheer en de integratie daarvan met componenten op de grond, op zee en in de lucht; ondersteuning van het gebruik en de verstrekking van GMES-data en –diensten.

– GMES: ontwikkeling van satellietgebaseerde en in situ-observatiesystemen en –technieken voor milieu- en veiligheidsbeheer en de integratie daarvan met componenten op de grond, op zee en in de lucht; ondersteuning van de integratie, de harmonisatie en het gebruik en de verstrekking van (satellietgebaseerde en in situ, d.w.z. op de grond, vanuit schepen of vanuit de lucht verkregen) GMES-data en -diensten.

Motivering

Dit amendement wijst met klem op het belang van in situ-observatie voor het milieubeheer en de veiligheid: GMES omvat zowel een ruimte- als een in situ-component, en de integratie van deze beide componenten is van cruciaal belang. Bovendien kunnen sommige doelstellingen van GMES in dit stadium niet door in de ruimte gestationeerde systemen worden verwezenlijkt, zodat deze het best door in situ-instrumenten kunnen worden aangevuld. Een loskoppeling van de in de ruimte gestationeerde systemen van andere technieken is in de context van GMES contraproductief. Er bestaat behoefte aan integratie-instrumenten, daar de integratie niet automatisch tot stand komt en grote inspanningen op het gebied van harmonisatie, onderlinge aanpassing e.d. vereist. Door een dergelijke integratie kunnen echter dubbele inspanningen worden vermeden, doordat rekening wordt gehouden met de bestaande systemen en alleen nieuwe systemen worden ontwikkeld waar dit nodig is.

Amendement 231

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, ondertitel “Thema’s”, punt 9.2 “Ruimtevaart”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 3 bis (nieuw)

ontwikkeling van in de ruimte gestationeerde systemen voor risicopreventie en risicobeheersing en alle soorten noodsituaties, verbetering van de convergentie met andersoortige systemen.

Motivering

Dit amendement onderstreept het hiervoor voorgestelde amendement voor de convergentie van Galileo en benadrukt de noodzaak van meer aandacht voor risico's en civiele bescherming in het kader van in de ruimte gestationeerde diensten.

Amendement 232

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 9.2 “Ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 1

– Bijdrage tot internationale initiatieven ter verkenning van de ruimte.

– Maximaliseren van de wetenschappelijke toegevoegde waarde door synergieën met het Europees Ruimteagentschap en de initiatieven ter verkenning van de ruimte van ruimtevaartorganisaties van de lidstaten; vergemakkelijken van toegang tot wetenschappelijke gegevens.

Motivering

Een belangrijk aantal initiatieven voor ruimteonderzoek is door zowel de ESA als door de lidstaten op nationaal niveau ontwikkeld. De Gemeenschap moet ernaar streven de synergieën tussen de verschillende actoren op dit terrein te maximaliseren en toegevoegde waarde te creëren, onder meer door een betere verspreiding van wetenschappelijke resultaten binnen de gehele Europese ruimtevaartgemeenschap.

Amendement 233

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 9.2 “Ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 1bis (nieuw)

 

- Coördinatie van inspanningen voor de ontwikkeling van in de ruimte gestationeerde telescopen en detectoren en voor de gegevensanalyse in de ruimtewetenschappen.

Motivering

De ontwikkeling van instrumenten voor ruimteobservatie zoals telescopen en detectoren dienen een kerndoelstelling van het Europees beleid inzake de verkenning van de ruimte te zijn, gezien zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de gegevens die ruimtewetenschappers met behulp van deze instrumenten zullen kunnen verkrijgen.

Amendement 234

Bijlage I, hoofdstuk I “Samenwerking”, afdeling “Thema’s” punt 9.2 “Ruimtevaart”, “Activiteiten”, opsommingsteken 3, streepje 2

– Ruimtevaartwetenschappen, met inbegrip van leven in de ruimte.

– Ruimtevaartwetenschappen, met inbegrip van biogeneeskunde en biowetenschappen in de ruimte.

Amendement 235

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën”, “Doelstelling”

Dit programma beoogt de dynamiek, creativiteit en excellentie van het Europees grensverleggend onderzoek te vergroten door het ondersteunen van “door onderzoekers aangestuurde” onderzoeksprojecten die op alle gebieden door op Europees niveau concurrerende individuele teams worden uitgevoerd. De projecten worden gefinancierd op basis van voorstellen die door onderzoekers over een onderwerp naar keuze worden ingediend en door vakgenoten uitsluitend aan de hand van het criterium excellentie worden geëvalueerd.

Dit programma beoogt de dynamiek, creativiteit en excellentie van het Europees grensverleggend onderzoek te vergroten door het ondersteunen van “door onderzoekers aangestuurde” onderzoeksprojecten die op alle gebieden door op Europees niveau concurrerende individuele teams worden uitgevoerd. De projecten worden gefinancierd op basis van voorstellen die door onderzoekers uit zowel de particuliere als de openbare sector over een onderwerp naar keuze worden ingediend en door vakgenoten uitsluitend aan de hand van het criterium excellentie worden geëvalueerd. In beide gevallen worden de onderzoeksresultaten bekendgemaakt en verspreid.

Motivering

In Europa is er sprake van een gebrekkige samenwerking tussen publieke en private O&O-activiteiten. Daarom is het van belang om te benadrukken dat zowel de particuliere als de openbare sector een grote rol dient te spelen bij de verbetering van de Europese onderzoekscapaciteiten. Een wijd vertakte en sterke samenwerking tussen deze sectoren vormt duidelijk één van de prioriteiten van het programma.

Amendement 236

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën”, “Achtergrond”, alinea 2

Ondanks veel successen en een hoog prestatieniveau op een groot aantal gebieden benut Europa zijn onderzoekspotentieel en ‑middelen niet optimaal en heeft het dringend behoefte aan een grotere kennisgenererende capaciteit.

Ondanks veel successen en een hoog prestatieniveau op een groot aantal gebieden benut Europa zijn onderzoekspotentieel en ‑middelen niet optimaal en heeft het dringend behoefte aan een grotere capaciteit kennis te genereren en deze in economische waarde en groei om te zetten.

Motivering

Teneinde de Lissabon-strategie van de Unie te kunnen omzetten en de meest concurrerende kennisgebaseerde economie te worden moet Europa niet alleen meer kennis vergaren, maar deze kennis ook in omzetten in meer economische waarde en groei.

Amendement 237

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën” II, ondertitel “Achtergrond”, alinea 3

Een Europawijd concurrerend financieringsmechanisme voor door individuele teams uitgevoerd grensverleggend onderzoek is een sleutelcomponent van de Europese onderzoeksruimte en vult andere EU- en nationale activiteiten aan. Het helpt de dynamiek en aantrekkelijkheid van Europa voor de beste onderzoekers uit zowel Europese als derde landen, en voor industriële investeringen versterken.

Een Europawijde concurrerende financieringsstructuur voor door individuele teams uitgevoerd grensverleggend onderzoek is een sleutelcomponent van de Europese onderzoeksruimte en vult andere EU- en nationale activiteiten aan. Het helpt de dynamiek en aantrekkelijkheid van Europa voor de beste onderzoekers uit zowel Europese als derde landen, en voor industriële investeringen versterken.

Motivering

Ter voorkoming van misverstanden over het feit dat de ERC als een autonoom orgaan moet fungeren, kan hier beter worden gesproken van een "structuur", die juridisch onafhankelijk moet zijn en moet worden opgericht op grond van artikel 171 van het EG-verdrag.

Amendement 238

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën”, ondertitel “Activiteiten”, alinea 1

In deze actie komen de meest beloftevolle en productieve onderzoeksgebieden en de beste kansen voor wetenschappelijke en technologische vooruitgang binnen de disciplines en over de disciplines heen aan bod, inclusief activiteiten op het gebied van engineering, sociale wetenschappen en geesteswetenschappen. De actie wordt uitgevoerd los van de thematische lijnen van de andere onderdelen van het kaderprogramma, en besteedt aandacht aan jonge onderzoekers en nieuwe groepen alsook aan gevestigde teams.

.

In deze actie komen de meest beloftevolle en productieve onderzoeksgebieden en de beste kansen voor wetenschappelijke en technologische vooruitgang binnen de disciplines en over de disciplines heen aan bod, inclusief activiteiten op het gebied van engineering, sociale wetenschappen en geesteswetenschappen. De actie wordt uitgevoerd los van de thematische lijnen van de andere onderdelen van het kaderprogramma, en besteedt aandacht aan onderzoekers in een vroege fase en nieuwe groepen alsook aan gevestigde teams.

(Deze wijziging geldt voor de hele tekst. Bij aanname betekent het aanpassing op alle plaatsen waar het voorkomt.)

Amendement 239

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën”, “Activiteiten”, alinea 2

De EU-activiteiten op het gebied van grensverleggend onderzoek worden uitgevoerd door een Europese Onderzoeksraad (ERC), bestaande uit een wetenschappelijke raad, ondersteund door een specifieke uitvoeringsstructuur.

De EU-activiteiten op het gebied van grensverleggend onderzoek worden uitgevoerd door een Europese Onderzoeksraad (ERC), die eerst als uitvoerend agentschap wordt opgericht, en vervolgens een juridisch onafhankelijke structuur krijgt volgens de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het Verdrag. Hij bestaat uit een wetenschappelijke raad en een raad van bestuur. Het bestuur wordt ondersteund door tijdelijk wetenschappelijk personeel dat wordt gekozen door de leden van de wetenschappelijke raad.

De leiding voer de Europese Onderzoeksraad berust bij personeel dat ofwel daartoe wordt geworven ofwel wordt gedetacheerd vanuit EU-instellingen. Het zal alleen de werkelijke administratieve behoeften dekken die nodig zijn om de vereiste stabiliteit en continuïteit voor een effectief beheer te waarborgen.

Amendement 240

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën”, ondertitel “Activiteiten”, alinea 3

De wetenschappelijke raad bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese wetenschappelijke wereld op het hoogste niveau, die handelen op persoonlijke titel, onafhankelijk van politieke of andere belangen. De leden ervan worden aangesteld door de Commissie na een onafhankelijke aanwijzingsprocedure. De wetenschappelijke raad ziet onder meer toe op besluiten betreffende het type van onderzoek dat moet worden gefinancierd en staat garant voor de kwaliteit van de activiteit vanuit wetenschappelijk oogpunt. De taken van de wetenschappelijke raad omvatten met name de ontwikkeling van het jaarlijkse werkprogramma, de instelling van het proces van peer review alsook voortgangscontrole en kwaliteitscontrole van de programma-uitvoering vanuit wetenschappelijk oogpunt.

De wetenschappelijke raad bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese wetenschappelijke wereld op het hoogste niveau, die handelen op persoonlijke titel, onafhankelijk van politieke of andere belangen. De leden ervan worden, onder waarborging van de diversiteit van de door hen vertegenwoordigde wetenschappelijke onderzoeksgebieden, door de wetenschappelijke gemeenschap gekozen in de medebeslissingsprocedure, op grond van algemene door de Europese wetgever vastgelegde criteria, volgens de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het Verdrag. De leden van de wetenschappelijke raad worden gekozen voor een periode van vier jaar, die eenmaal voor maximaal nog eens drie jaar kan worden verlengd, in een roulerend systeem dat de continuïteit van het werk van de wetenschappelijke raad waarborgt. De wetenschappelijke raad is onder meer volledig verantwoordelijk voor besluiten betreffende het type van onderzoek dat moet worden gefinancierd en staat garant voor de kwaliteit van de activiteit vanuit wetenschappelijk oogpunt en de aanneming van een gedragscode over het vermijden van belangenconflicten. De taken van de wetenschappelijke raad omvatten met name de ontwikkeling van het jaarlijkse werkprogramma, de instelling van het proces van peer review alsook voortgangscontrole en kwaliteitscontrole van de programma-uitvoering vanuit wetenschappelijk oogpunt.

Amendement 241

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën”, “Activiteiten”, alinea 4

De specifieke uitvoeringsstructuur is verantwoordelijk voor alle aspecten in verband met implementatie en programma-uitvoering, zoals geregeld in het jaarlijkse werkprogramma. Deze structuur geeft met name uitvoering aan het proces van peer review en selectie overeenkomstig de door de wetenschappelijke raad vastgestelde beginselen en draagt zorg voor het financiële en wetenschappelijke beheer van de subsidies.

De specifieke uitvoeringsstructuur is verantwoordelijk voor alle aspecten in verband met implementatie en programma-uitvoering, zoals geregeld in het jaarlijkse werkprogramma. Deze structuur geeft met name uitvoering aan het proces van peer review en selectie overeenkomstig de door de wetenschappelijke raad vastgestelde beginselen en draagt zorg voor het financiële en wetenschappelijke beheer van de subsidies. De administratieve en personeelkosten voor de Europese Onderzoeksraad (wetenschappelijke raad en specifieke uitvoeringsstructuur) mogen niet meer dan 3% van het jaarlijkse door de Europese Onderzoeksraad toegewezen budget bedragen.

Motivering

Het succes van de Europese Onderzoeksraad is ervan afhankelijk dat zoveel mogelijk geld naar de projecten vloeit. De oprichting van een buitensporige administratie moet worden voorkomen.

Amendement 242

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën”, ondertitel “Activiteiten”, alinea 5 en 6

De uitvoering en het beheer van de activiteit wordt zo vaak als nodig getoetst en geëvalueerd om de prestaties te beoordelen en op basis van de ervaring de procedures aan te passen en te verbeteren.

De Europese Commissie staat in voor de volledige autonomie en integriteit van de Europese Onderzoeksraad.

De wetenschappelijke raad en de uitvoeringsstructuur doen jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering en het beheer van de activiteit om de prestaties te beoordelen en op basis van de ervaring de procedures aan te passen en te verbeteren.

Gedurende een eerste overgangsperiode zorgt de Commissie ervoor dat de werking van de Europese Onderzoeksraad in overeenstemming is met de beginselen van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie en transparantie, en dat hij de zich aan de door de wetenschappelijke raad opgestelde strategie en uitvoeringsmethodologie houdt. Tegelijkertijd zal de Europese Commissie alle noodzakelijke initiatieven nemen - binnen de medebeslissingsprocedure als vastgelegd in artikel 251 van het Verdrag - om de Europese Onderzoeksraad op te richten als permanente, juridisch onafhankelijke structuur . De werking en het beheer van de ERC worden doorlopend herzien en geëvalueerd teneinde zijn prestaties te beoordelen en de procedures op basis van de ervaring aan te passen en te verbeteren. Tegen 2008 zal een onafhankelijke herziening van de structuren en mechanismen van de ERC worden uitgevoerd aan de hand van de criteria van wetenschappelijke excellentie, autonomie, efficiëntie en transparantie en met volledige participatie van de wetenschappelijke raad. Na de herziening kunnen de structuur en de mechanismen van de ERC worden gewijzigd. De Commissie ziet erop toe dat de nodige voorbereidingen worden getroffen voor een eventueel vereiste overgang naar een gewijzigde structuur.

Amendement 243

Bijlage I, hoofdstuk II “Ideeën”, “Activiteiten”, alinea 6 bis (nieuw)

De ERC is bevoegd eigen strategische studies uit te voeren ter voorbereiding en ondersteuning van zijn operationele activiteiten. Met name is hij bevoegd overleg te plegen met Europese intergouvernementele en nationale initiatieven teneinde verdubbelingen bij de financiering van onderzoek op Europees en nationaal niveau te voorkomen.

Motivering

De ERC dient eigen strategieën voor grensverleggend onderzoek te ontwikkelen, onder meer door de uitbesteding van specifieke studies aan competente organen. Bij de ontwikkeling van zijn activiteiten dient ERC daarnaast te letten op de doelstelling van Europese toegevoegde waarde en complementariteit met andere activiteiten op het gebied van onderzoeksfinanciering, teneinde ongewenste verdubbelingen of versnippering van de inspanningen van de EU ten behoeve van fundamenteel onderzoek te voorkomen.

Amendement 244

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, “Doelstelling”

Kwantitatief en kwalitatief versterken van het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa, door mensen te stimuleren om onderzoeker te worden, Europese onderzoekers aan te moedigen in Europa te blijven en onderzoekers uit de hele wereld naar Europa aan te trekken en Europa aantrekkelijker te maken voor de beste onderzoekers. Hiertoe wordt een coherent pakket “Marie Curie-acties” opgezet die gericht zijn op onderzoekers in alle stadia van hun loopbaan, gaande van initiële onderzoeksopleiding tot permanente educatie en loopbaanontwikkeling.

Kwantitatief en kwalitatief versterken van het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa, door mensen te stimuleren om onderzoeker te worden, Europese onderzoekers aan te moedigen in Europa te blijven en onderzoekers uit de hele wereld naar Europa aan te trekken en Europa aantrekkelijker te maken voor de beste onderzoekers. Hiertoe wordt dezelfde reeks instrumenten als onder het zesde kaderprogramma toegepast, zo nodig met kleine aanpassingen, door een coherent pakket “Marie Curie-acties” op te zetten waarbij bijzondere nadruk wordt gelegd op de Europese toegevoegde waarde die zij genereren op grond van het structurerende effect dat zij op de Europese Onderzoeksruimte hebben. Deze acties zijn gericht die gericht zijn op onderzoekers in alle stadia van hun loopbaan, gaande van speciaal voor jonge mensen bedoelde initiële onderzoeksopleiding tot permanente educatie en loopbaanontwikkeling,zowel in de openbare als in de particuliere sector. Er zullen ook inspanningen worden ondernomen om te waarborgen dat een aanzienlijk deel van de middelen toegewezen wordt aan acties met een sterkere participatie door vrouwelijke onderzoekers, aangezien zij op deze gebieden nog steeds in veel mindere mate zijn vertegenwoordigd dan mannen.

Motivering

Het programma "Menselijk kapitaal en mobiliteit" is een zeer succesvol programma, en de ervaring leert dat dezelfde reeks instrumenten dient te worden toegepast als in het zesde kaderprogramma. De deelnemers aan het programma zouden prijs stellen op een dergelijke continuïteit. Het Europees Parlement heeft op 10 maart 2005 in zijn "Richtsnoeren voor het beleid ter ondersteuning van het onderzoek in de Unie" (2004/2150 (INI)) besloten dat de acties van het zesde kaderprogramma moeten worden voortgezet.

Het is belangrijk om de aandacht te vestigen op het feit dat acties die zijn gericht op de bevordering van de mobiliteit en die de loopbaanontwikkeling van onderzoekers ondersteunen ook van positieve invloed zijn op structuren in het veld doordat zij ertoe bijdragen echte Europese samenwerking in de Europese Onderzoeksruimte tot stand te brengen. Er dient te worden benadrukt dat de loopbaanontwikkeling van onderzoekers zowel in de openbare als in de particuliere sector moet worden bevorderd.

Hoewel de Marie Curie-acties gericht zijn op onderzoekers in alle stadia van hun loopbaan is het belangrijk om jonge onderzoekers speciaal te noemen, teneinde te voldoen aan de doelstelling van het programma “Mensen” onderzoekers te stimuleren tot de ontwikkeling van hun wetenschappelijke activiteiten en hen aan te moedigen hun loopbaan binnen de Gemeenschap voort te zetten. Specifieke inspanningen zijn bovendien op hun plaats voor acties die erop zijn gericht vrouwen in de wetenschappelijke wereld te integreren en hun rol daarbinnen te versterken.

Amendement 245

Bijlage 1, Hoofdstuk III “Mensen”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 1

Veel en hoog opgeleide gekwalificeerde onderzoekers zijn een noodzakelijke voorwaarde om de wetenschap te bevorderen en de innovatie te schragen, maar ook een belangrijke factor om investeringen in onderzoek door openbare en particuliere entiteiten aan te trekken en gaande te houden. Tegen de achtergrond van groeiende concurrentie op wereldniveau zijn de ontwikkeling van een open Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers en de diversifiëring van vaardigheden en loopbaantrajecten van onderzoekers cruciaal voor het ondersteunen van een circulatie van onderzoekers en hun kennis, zowel binnen Europa als mondiaal, die positieve effecten heeft.

Veel en hoog opgeleide gekwalificeerde onderzoekers zijn een noodzakelijke voorwaarde om de wetenschap te bevorderen en de innovatie te schragen, maar ook een belangrijke factor om investeringen in onderzoek door openbare en particuliere entiteiten aan te trekken en gaande te houden. Tegen de achtergrond van groeiende concurrentie op wereldniveau zijn de ontwikkeling van een open Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers, vrij van alle vormen van discriminatie en de diversifiëring van vaardigheden en loopbaantrajecten van onderzoekers cruciaal voor het ondersteunen van een circulatie van onderzoekers en hun kennis, zowel binnen Europa als mondiaal, die positieve effecten heeft.

Motivering

De Europese onderzoeksmarkt moet vrij zijn van alle vormen van discriminatie om zo veel mogelijk mensen, waaronder vrouwen aan te trekken en de EU in staat te stellen overeenkomstig de Lissabon-doelstellingen concurrerender te worden.

Amendement 246

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 1 bis (nieuw)

 

Er zullen speciale maatregelen worden ingevoerd om jonge onderzoekers te stimuleren en te steunen in de beginfasen van hun wetenschappelijke carrière, evenals maatregelen om de "braindrain" tegen te gaan, zoals herintegratiesubsidies.

Motivering

Speciale aandacht en heldere acties zijn hier nodig, niet alleen gezien het verwachte spectaculaire demografische tekort aan onderzoekers van Europese herkomst, maar ook om aantrekkelijke en concurrerende voorwaarden te creëren voor jonge wetenschappers van overal ter wereld.

Amendement 247

Bijlage I, hoofdstuk III "Mensen", "Achtergrond", alinea 1 bis (nieuw)

 

De in het kaderprogramma voorziene acties moeten speciale aandacht besteden aan onderzoekers in de eerste fasen van hun loopbaan; tegelijk moeten maatregelen worden getroffen om de braindrain tegen te gaan, zoals het verstrekken van beurzen ter ondersteuning van de terugkeer en reïntegratie van onderzoekers.

Motivering

Teneinde de doelstelling van 700 000 onderzoekers in het jaar 2010 te kunnen verwezenlijken is het noodzakelijk de rekrutering van onderzoekers te verbeteren en tegelijkertijd speciale maatregelen te nemen om de braindrain te verminderen, om jonge onderzoekers die Europa hebben verlaten tot terugkeer te bewegen en om de reïntegratie van onderzoekers die hun initiële opleidingsperiode hebben afgesloten te ondersteunen. Specifieke maatregelen voor de reïntegratie van onderzoekers zouden onderzoekers erbij kunnen helpen werk te vinden op hun vakgebied.

Amendement 248

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 2

Mobiliteit, zowel transnationaal als intersectoraal, inclusief het stimuleren van industriële deelname en de openstelling van onderzoeksloopbanen en academische posten op Europese schaal, is een sleutelcomponent van de Europese Onderzoeksruimte en onontbeerlijk om de Europese onderzoekscapaciteiten en -prestaties te vergroten.

Mobiliteit, zowel transnationaal als intersectoraal, inclusief het stimuleren van industriële deelname en de openstelling van onderzoeksloopbanen en academische posten op Europese schaal, is een sleutelcomponent van de Europese Onderzoeksruimte en onontbeerlijk om de Europese onderzoekscapaciteiten en -prestaties te vergroten. Het programma “Mensen” zal nauw worden gecoördineerd met de programma's voor opleiding en onderwijs evenals met andere onderdelen van het kaderprogramma. Een ander centraal onderdeel is het scheppen van gepaste werkomstandigheden, zij het wat betreft de waarborging van de onafhankelijkheid van het onderzoek, de aanpassing van salarissen aan de hoogste internationale normen en sterkere inspanningen om onderzoekers op te nemen in de sociale zekerheids- en verzekeringstelsels. De versterking van de mobiliteit van onderzoekers en de verhoging van de middelen voor instellingen die onderzoekers uit andere lidstaten aantrekken, zal het ontstaan van excellentiecentra bevorderen en voor verspreiding van excellentie in heel Europa zorgen.

Motivering

Onderzoeksopleiding is onderdeel van netwerken van excellentie, van het programma “Mensen” en van bepaalde programma's op onderwijsgebied. Coördinatie en gemeenschappelijke acties zullen positief zijn voor een efficiënt gebruik van de mobiliteit van onderzoekers. Er moet een duidelijke koppeling worden gelegd met de programma's voor onderwijs en opleiding om zo een permanente ontwikkeling van de wetenschappelijke carrière van jonge onderzoekers te verzekeren.

Ter bevordering van de Europese Onderzoeksruimte, die onder meer ten doel heeft het beroep van onderzoeker aantrekkelijker te maken, is het belangrijk om het niveau van de werkomstandigheden te verbeteren en tegelijkertijd de onafhankelijkheid van het onderzoek te garanderen.

Amendement 249

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, “Achtergrond”, alinea 2 bis (nieuw)

 

Mobiliteit van onderzoekers geldt voor alle terreinen van wetenschappelijk en technologisch onderzoek die onder het zevende kaderprogramma vallen, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met toekomstige wetenschappelijke ontwikkelingen.

 

Gezien het feit dat vrouwen in vele landen van Europa slechts in geringe mate in wetenschappelijke beroepen zijn vertegenwoordigd, zal het programma “Mensen” voorzien in acties om deze anachronistische genderongelijkheid weg te nemen.

 

De Europese Unie en de lidstaten dienen op Europees, nationaal en regionaal niveau acties te starten om diensten te creëren die het mogelijk maken werk en gezinsleven met elkaar te combineren.

 

Om de doelstelling van 8 onderzoekers op 1000 werknemers te kunnen bereiken, zijn acties nodig op het gebied van opleidingsstructuur en onderwijsmethoden, teneinde de belangstelling van jonge mensen voor een wetenschappelijke loopbaan te wekken.

Motivering

De mobiliteit van onderzoekers is een sleutelfactor bij het inrichten van een Europese onderzoeksruimte. Het is belangrijk te achterhalen welke instrumenten de mobiliteit van mannen en vrouwen ten goede komen. Er moet worden voorzien in maatregelen om beroeps- en privé-leven op elkaar af te stemmen. Hoewel deze laatste in eerste instantie vooral voor vrouwen van belang zijn, moeten ze ook op mannen van toepassing.

Het bereiken van een kritieke massa onderzoekers is een essentiële randvoorwaarde voor het inrichten van een Europese onderzoeksruimte. Er moet actie worden ondernomen om die doelstelling te behalen, te weten door het opleidingsprogramma en de onderwijsmethoden onder de loep te nemen opdat meer jonge mensen zich tot de wetenschap aangetrokken voelen.

Amendement 250

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, “Achtergrond”, alinea 2 bis (nieuw)

 

De Marie Curie-acties worden algemeen als het beste onderdeel van het kaderprogramma beschouwd en zijn zeer succesvol verlopen. Het Marie Curie-programma werd echter sterk gekenmerkt door overinschrijving, met alle gevolgen van dien voor de onderzoeksgemeenschap en met name het bedrijfsleven. Een duidelijke verhoging van het budget voor dit programma is volledig gerechtvaardigd.

Motivering

Het Parlement dient te onderstrepen hoe succesvol de Marie Curie-acties van het kaderprogramma zijn verlopen, wat moge blijken uit het niveau van overinschrijving. Om deze reden mag het budget niet worden verlaagd.

Amendement 251

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 1

Initiële opleiding van onderzoekers voor het verbeteren van hun loopbaanvooruitzichten, in publieke en particuliere sectoren, inclusief via de verbreding van hun wetenschappelijke en generieke vaardigheden en het aantrekken van meer jonge onderzoekers voor een wetenschappelijke loopbaan.

Initiële opleiding van onderzoekers voor het verbeteren van hun loopbaanvooruitzichten, in publieke en particuliere sectoren, inclusief via de verbreding van hun wetenschappelijke en generieke vaardigheden, met inbegrip van vaardigheden betreffende technologieoverdracht en ondernemerschap, en het aantrekken van meer jonge onderzoekers voor een wetenschappelijke loopbaan.

Motivering

Onderzoekers moeten de bekwaamheid kunnen verwerven om commerciële kansen te herkennen en waar mogelijk om te zetten. Dit dient een fundamentele vaardigheid van alle deelnemers aan het Marie Curie-programma te zijn.

Amendement 252

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, alinea 2

Een en ander wordt geïmplementeerd via Marie Curie-netwerken als het voornaamste doel het ondervangen van fragmentatie en het versterken op Europees niveau van de initiële opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers. De leden van de transnationale netwerken benutten hun complementaire bekwaamheden via geïntegreerde opleidingsprogramma's. De ondersteuning omvat rekrutering van beginnende onderzoekers, organisatie van opleidingsevenementen die ook openstaan voor onderzoekers buiten het netwerk en hogere leerstoelen en/of industriële posten voor kennisoverdracht en supervisie.

Een en ander wordt geïmplementeerd via Marie Curie-netwerken als het voornaamste doel het ondervangen van fragmentatie en het versterken op Europees niveau van de initiële opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers. Twinning-netwerken, gekenmerkt door een nauwere integratie van een gering aantal partners, zullen worden ingevoerd op basis van het Erasmus-programma. De mobiliteit van onderzoekers zal worden bevorderd door meer communicatie en meer koppelingen tussen het programma “Mensen” en het programma “Capaciteiten”. De leden van de transnationale netwerken benutten hun complementaire bekwaamheden via geïntegreerde opleidingsprogramma's. De ondersteuning omvat rekrutering van beginnende onderzoekers, organisatie van opleidingsevenementen die ook openstaan voor onderzoekers buiten het netwerk en hogere leerstoelen en/of industriële posten voor kennisoverdracht en supervisie , en die gebaseerd zijn op de hoofdlijnen van de beurzen voor opleiding bij het bedrijfsleven uit het vijfde kaderprogramma. Er zal worden gezorgd voor reïntegratiesubsidies voor jonge onderzoekers na hun eerste opleidingsperiode. Bovendien zal er een permanent mechanisme worden ingevoerd voor horizontale coördinatie tussen het programma “Mensen” en het hoger onderwijsprogramma “Erasmus”.

Motivering

Twinning-netwerken zullen leiden tot een grotere mobiliteit van jonge onderzoekers tussen een aantal centra met hetzelfde specialisatiegebied, en de contacten tussen hun medewerkers versterken. Deze netwerken zullen jonge onderzoekers de gelegenheid geven bij een moederinstelling te verblijven en in het buitenland een opleiding te volgen.

Twinning-netwerken zullen leiden tot een grotere mobiliteit van beginnende onderzoekers en onderzoekers aan het begin van hun loopbaan tussen een aantal centra met hetzelfde specialisatiegebied, en geeft hun de gelegenheid bij een moederinstelling te verblijven en in het buitenland een opleiding te volgen. Om KP7 gunstiger te maken voor beginnende onderzoekers en onderzoekers aan het begin van hun loopbaan moet de regeling voor herintegratie gelijk zijn voor alle onderzoekers. Teneinde onderwijs en onderzoek als onderdeel van de kennisdriehoek volledig te kunnen integreren, moeten de acties nauw worden gecoördineerd met de programma's voor onderwijs en opleiding.

Om KP7 gunstiger te maken voor jonge onderzoekers moet de regeling voor herintegratie gelijk zijn voor alle onderzoekers.

Als onderdeel van de kennisdriehoek moet onderwijs en onderzoek volledig worden geïntegreerd. Zo zal het bijvoorbeeld nodig zijn, omdat de sectoren van hoger onderwijs en onderzoek elkaar overlappen (waarbij promotie-onderzoeken tot beide sectoren kunnen behoren), dat de acties nauw worden gecoördineerd met de programma's voor onderwijs en opleiding.

De migratie van onderzoekers tussen de openbare en de particuliere sector is een centraal instrument van open innovatie. Daarom moet de mobiliteit van onderzoekers tussen de academische wereld en de industrie worden verhoogd. Bovendien moeten in het licht van de positieve ervaringen die in de industrie met de Marie Curiebeurzen voor opleiding bij het bedrijfsleven van KP5 zijn opgedaan de hoofdlijnen daarvan worden overgenomen in de Marie Curie-netwerken en de samenwerkingstrajecten en partnerschappen tussen de industrie en de academische wereld zoals voorgesteld voor KP7. Er zijn snelle doorlooptijden nodig omdat de goede kandidaten anders in de tussentijd andere aanbiedingen aannemen.

Een betere communicatie met de onderzoeksgemeenschap ter voorlichting van onderzoekers over de beschikbare mogelijkheden in de Unie zou de mobiliteit kunnen stimuleren en de braindrain kunnen afremmen.

Amendement 253

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 2

- Permanente educatie en loopbaanontwikkeling ter ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van ervaren onderzoekers. Met het oog op het aanvullen van vaardigheden of het aanleren van nieuwe vaardigheden en bekwaamheden of het verhogen van inter/multidisciplinariteit en/of intersectorale mobiliteit is in ondersteuning voorzien voor onderzoekers met speciale behoeften aan extra/aanvullende bekwaamheden en vaardigheden, voor onderzoekers om een onderzoeksloopbaan te hervatten na een onderbreking en voor het (her)integreren van onderzoekers in een onderzoekspost op langere termijn in Europa, inclusief in hun land van herkomst, na een transnationale/internationale mobiliteitservaring. Deze actielijn wordt geïmplementeerd via zowel individuele beurzen die rechtstreeks op communautair niveau worden toegekend als via de medefinanciering van regionale, nationale of internationale programma's.

- Permanente educatie en loopbaanontwikkeling ter ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van onderzoekers. Met het oog op het aanvullen van vaardigheden of het aanleren van nieuwe vaardigheden en bekwaamheden of het verhogen van inter/multidisciplinariteit en/of intersectorale mobiliteit is in ondersteuning voorzien: voor de beste postdoctoraalstudenten die kunnen toetreden tot gerenommeerde onderzoeksteams om aan hun proefschrift te werken, waarvoor een wederzijdse erkenning van de kwaliteit van dergelijke opleidingen en, waar mogelijk, van de in verband met de desbetreffende programma's verleende diploma's en andere certificaten vereist is. Ook is ondersteuning voorzien voor onderzoekers met speciale behoeften aan extra/aanvullende bekwaamheden en vaardigheden, voor onderzoekers om een onderzoeksloopbaan te hervatten na een onderbreking, zoals zwangerschaps- of ouderschapsverlof en voor het (her)integreren van onderzoekers in een onderzoekspost op langere termijn in Europa, inclusief in hun land van herkomst, na een transnationale/internationale mobiliteitservaring. Deze actielijn wordt geïmplementeerd via zowel individuele beurzen die rechtstreeks op communautair niveau. De Commissie onderzoekt de mogelijkheid van medefinanciering van regionale, nationale en internationale programma’s bij wijze van een proefregeling, met inachtneming van de criteria Europese toegevoegde waarde, transparantie en openheid.

Amendement 254

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, “Activiteiten”, opsommingsteken 2 bis (nieuw)

 

- Creatie van een autonoom en onafhankelijk Europees universitair netwerk onder de auspiciën van de Europese Onderzoeksraad.

Motivering

Europa heeft dringend behoefte aan een onafhankelijk, autonoom en multidisciplinair systeem van samenwerkende universiteiten, teneinde de braindrain tegen te gaan en Europese onderzoekers weer uit het buitenland aan te trekken. Een dergelijke organisatie moet een gemeenschappelijk instrument worden, dat openstaat voor alle netwerken en ervoor zorgt dat de ERC doeltreffend kan werken.

Amendement 255

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 3

• Trajecten en partnerschappen tussen de industrie en de academische wereld: de ondersteuning van samenwerkingsprogramma's op langere termijn tussen organisaties uit de academische wereld en de industrie, met name KMO’s, beoogt de uitbreiding van kennisdeling via gezamenlijke onderzoekspartnerschappen, ondersteund door de rekrutering van ervaren onderzoekers bij het partnerschap, door de detachering van personeel tussen beide sectoren, en door de organisatie van evenementen.

• Trajecten en partnerschappen tussen de industrie en de academische wereld: de ondersteuning van samenwerkingsprogramma's op langere termijn tussen organisaties uit de academische wereld en de industrie, met name KMO’s en traditionele productiebedrijven, beoogt de uitbreiding van kennisdeling via gezamenlijke onderzoekspartnerschappen, ondersteund door de rekrutering van ervaren onderzoekers met ervaring op het gebied van partnerschappen tussen de industrie en de academische wereld en jonge onderzoekers bij het partnerschap, door de detachering van personeel tussen beide sectoren, en door de organisatie van evenementen, waarbij ten behoeve van die rekrutering en detachering de hoofdlijnen van de beurzen voor opleiding bij het bedrijfsleven uit het vijfde kaderprogramma worden overgenomen. Voorts dient het onderzoekers te worden vergemakkelijkt om van een openbare onderzoeksinstelling naar een particuliere te verhuizen en vice versa.

Motivering

Mogelijkheden om in een bedrijfsmatige omgeving te werken moeten ook voor jonge onderzoekers openstaan. De neergang van traditionele en zware industrie is door de Europese instellingen erkend in diverse mededelingen, waaronder het voorstel voor het zevende kaderprogramma. Het is daarom logisch om mensen die in deze sectoren werken, te steunen bij hun onderzoeksinspanningen. De taak van het vergemakkelijken van de samenwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven vergt mensen die deze rol kunnen vervullen. Het is belangrijk onderzoekers te rekruteren die al ervaring hebben op dit gebied.

De migratie van onderzoekers – als belangrijke dragers van stilzwijgende kennis – tussen de openbare en de particuliere sector is een centraal instrument van open innovatie. Daarom moet de mobiliteit van onderzoekers tussen de academische wereld en de industrie worden verhoogd. Bovendien moeten in het licht van de positieve ervaringen die in de industrie met de Marie Curiebeurzen voor opleiding bij het bedrijfsleven van KP5 zijn opgedaan de hoofdlijnen daarvan worden overgenomen in de Marie Curie-netwerken en de samenwerkingstrajecten en partnerschappen tussen de industrie en de academische wereld zoals voorgesteld voor KP7. Een bijzonder efficiënt kenmerk was de mogelijkheid om eerst de gastheerstatus te verkrijgen en vervolgens op tijdelijke basis onderzoekers te huren, met inachtneming van de voorgeschreven toelatings- en selectiecriteria. Er zijn snelle doorlooptijden nodig omdat de goede kandidaten anders in de tussentijd andere aanbiedingen aannemen.

Onder het motto "dubbele loopbaan" moet de mobiliteit van onderzoekers ook vanuit het perspectief worden aangemoedigd dat een grotere interactie tussen openbaar en particulier onderzoek mogelijk is. Een dergelijke uitwisseling tussen academisch en particulier onderzoek dient tegelijkertijd te worden vergemakkelijkt door KMO’s en andere ondernemingen sterker bij het Marie Curie-programma te betrekken. Ervaren onderzoekers moeten tevens worden gestimuleerd om nieuwe wetenschappelijke uitdagingen op nieuwe werkterreinen aan te gaan.

Amendement 256

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 5

• Specifieke acties ter ondersteuning van de totstandbrenging van een echte Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers, door het opheffen van hinderpalen voor mobiliteit en het uitbreiden van de loopbaanvooruitzichten van onderzoekers in Europa. Voorts worden toelagen verstrekt voor voorlichtingscampagnes over de Marie Curie-acties en de doelstellingen ervan.

• Specifieke acties ter ondersteuning van de totstandbrenging van een echte Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers, door het opheffen van hinderpalen voor mobiliteit en het uitbreiden van de loopbaanvooruitzichten van onderzoekers in Europa. Stimuleringsmaatregelen voor openbare instellingen die de mobiliteit, kwaliteit en profiel van hun onderzoekers bevorderen. Voorts worden toelagen verstrekt voor voorlichtingscampagnes over de Marie Curie-acties en de doelstellingen ervan.

Motivering

Overheidsinstellingen die de mobiliteit van hun onderzoekers bevorderen, verdienen zekere stimulansen, ook financiële, om dit soort acties verder te ontwikkelen.

Amendement 257

Bijlage I, hoofdstuk III “Mensen”, “Activiteiten”, na opsommingsteken 5, nieuwe alinea

 

Teneinde de mobiliteit en de interregionale mobiliteit (mobiliteit (ook binnen hetzelfde land) van onderzoekers verder te bevorderen zullen de door de Structuurfondsen en andere instrumenten gefinancierde activiteiten worden gecoördineerd met de activiteiten onder het zevende kaderprogramma.

Motivering

De mobiliteit van onderzoekers zou verder kunnen worden bevorderd door een grotere coördinatie tussen het zevende kaderprogramma, de Structuurfondsen en andere programma's.

Interregionale mobiliteit is een belangrijk onderdeel van de nationale en transnationale mobiliteit, maar slechts weinig subsidieregelingen bieden hiervoor mogelijkheden.

Amendement 258

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, alinea 1, streepje 3

– Ondersteunen van de ontwikkeling van regionale door onderzoek aangestuurde clusters

– Ondersteunen van de ontwikkeling van regionale door onderzoek aangestuurde clusters en door onderzoek aangestuurde techno-kernen, binnen het kader van de Europese technologieplatforms

Motivering

Ook de regionale clusters worden terecht ingepast in de bredere Europese dimensie teneinde volledig te profiteren van de resultaten van onderzoek en innovatie.

Minder ontwikkelde regio's en regio's met structurele problemen moeten techno-kernen vormen voordat zij een begin kunnen maken met de ontwikkeling van door onderzoek aangestuurde clusters. Een techno-kern is een lokale concentratie van onderzoeksinstellingen, een universiteit, een incubator, een industriepark, een Bureau Buitenlandse Investeringen, banken, durfkapitaalverstrekkers en diensten voor groeiende ondernemingen. Er is gebleken dat dergelijke techno-kernen de motor van innovatie in minder ontwikkelde regio's zijn.

Amendement 259

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, alinea 1, streepje 5

– Dichter bij elkaar brengen van wetenschap en maatschappij voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij

– Dichter bij elkaar brengen van wetenschap en maatschappij voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij; communautaire, nationale en regionale helpdesks in staat stellen om aan KMO’s, de industrie en kennisinstellingen alle nodige informatie inzake het kaderprogramma, het programma voor concurrentievermogen en innovatie en de Structuurfondsen te verstrekken.

Amendement 260

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, alinea 1, streepje 6

– Horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking.

– Horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale, grensoverschrijdende en interregionale samenwerking.

Motivering

Voor grensoverschrijdende en interregionale samenwerking dient hetzelfde principe te

worden toegepast als voor internationale samenwerking.

Amendement 261

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, alinea 1, streepjes 6 bis en 6 ter (nieuw)

 

- Onderhouden van contacten inzake onderzoek en innovatie en tussen de industrie en KMO’s

 

- Verhogen van de zichtbaarheid van Europees toponderzoek

Amendement 262

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, alinea 2, streepje 2

– Monitoren en analyseren van onderzoeksgerelateerd publiek beleid en industriële strategieën

– Monitoren en uitvoeren van beleidsevaluaties van onderzoeksgerelateerd publiek beleid en industriële strategieën

Motivering

De voornaamste prestatie-indicatoren moeten in lijn zijn met de politieke, technologische en maatschappelijke doelstellingen. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende onderzoekstypes en –fasen, en de evaluatiesystemen moeten flexibel zijn en toegesneden zijn op de verschillende fasen en types van onderzoek en ontwikkeling. De koppeling aan beleidsdoelstellingen is gezien de toenemende uitgaven door de lidstaten van de EU aan O&O van vitaal belang.

Amendement 263

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, alinea 2, streepje 3

– Coördineren van onderzoeksbeleid, inclusief transnationale samenwerkingsinitiatieven op nationaal of regionaal niveau over onderwerpen van gemeenschappelijk belang.

– Coördineren van onderzoeksbeleid, inclusief transnationale samenwerkingsinitiatieven op nationaal of regionaal niveau over onderwerpen van gemeenschappelijk belang. Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan a) een synergiegerichte benadering van de ontwikkeling van onderzoekspotentieel in combinatie met innovatiegerichte structuurfondsen en programma's en b) de vermindering van administratieve en fysieke obstakels voor een effectieve grensoverschrijdende samenwerking tussen regio's uit verschillende lidstaten en de ontwikkeling van gecombineerde onderzoeks- en innovatiecapaciteit.

Motivering

Het grensoverschrijdend beleid speelt binnen het kader van het regionaal beleid een bijzondere rol en is met name van belang voor de Europese integratie en de overwinning van grenzen tussen de lidstaten. Maar al te vaak faalt de innovatieve samenwerking over de grenzen tussen de lidstaten heen vanwege administratieve en ruimtelijke belemmeringen. Iedere bijdrage tot de coördinatie van het beleid van de regio's en de lidstaten ter oplossing van deze problemen moet worden toegejuicht. Innovatie houdt niet op aan de grens met andere lidstaten.

Amendement 264

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", ondertitel “Achtergrond”, alinea 2

De ontwikkeling van een Europese benadering met betrekking tot onderzoeksinfrastructuren- inclusief op informatica en communicatie gebaseerde e‑infrastructuren- en het uitvoeren van activiteiten op dit gebied op Unieniveau, kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot het stimuleren en het benutten van het Europese onderzoekspotentieel.

De ontwikkeling van een Europese benadering met betrekking tot onderzoeksinfrastructuren- inclusief op informatica en communicatie gebaseerde e‑infrastructuren- en het uitvoeren van activiteiten op dit gebied op Unieniveau, kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot het stimuleren en het benutten van het Europese onderzoekspotentieel en tot de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte.

Motivering

Onderzoeksinfrastructuren vervullen een centrale rol, niet alleen voor het onderzoek zelf, maar ook voor hoogtechnologische innovatie.

Amendement 265

Bijlage I, hoofdstuk IV, “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", “Activiteiten”, alinea 1 bis (nieuw)

 

Om de verspreiding van kennis te ondersteunen kan de toepassing van een systeem van “kennisvouchers” voor KMO’s die op het niveau van de lidstaten worden gefinancierd, een nuttig instrument blijken. Kennis en knowhow die rechtstreeks kunnen worden omgezet in innovatieve commerciële producten kunnen kosteloos ter beschikking worden gesteld aan KMO’s via een nationaal of regionaal systeem van "kennisvouchers" voor KMO’s, om aldus de innovatiecapaciteit van KMO’s te versterken. De toepassing van een op het niveau van de lidstaten gefinancierd systeem van "kennisvouchers" voor KMO’s zou een nuttig instrument kunnen blijken om de verspreiding van kennis te ondersteunen. "Kennisvouchers" komen in aanmerking voor communautaire financiering door het kaderprogramma en de Structuurfondsen ("regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid").

Motivering

Het systeem van kennisvouchers voor KMO’s introduceert een nieuw mechanisme voor de ondersteuning van KMO’s door reeds bestaande kennis te gebruiken en in innovatieve toepassingen om te zetten, om zo de "kenniskloof" in de industrie en het bedrijfsleven in de EU te verkleinen. Dit mechanisme, dat bijvoorbeeld uit middelen van het zevende kaderprogramma of de Structuurfondsen kan worden gefinancierd, zou zeer succesvol kunnen blijken en een aanvulling kunnen vormen op de doelstellingen van het programma voor concurrentievermogen en innovatie.

Amendement 266

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", ondertitel “Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 1

- transnationale toegang zodat de Europese onderzoekers toegang krijgen tot de beste onderzoeksinfrastructuren om hun onderzoek te verrichten, ongeacht de plaats waar de infrastructuur zich bevindt;

- transnationale toegang zodat de Europese onderzoekers, waaronder ook onderzoekers vanuit het bedrijfsleven en KMO’s, toegang krijgen tot de beste onderzoeksinfrastructuren om hun onderzoek te verrichten, ongeacht de plaats waar de infrastructuur zich bevindt;

Motivering

Ter voorkoming van onduidelijkheid en ten behoeve van een gelijke behandeling van alle onderzoekers ongeacht waar zij werkzaam zijn.

Amendement 267

Bijlage I, hoofdstuk IV, “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", “Activiteiten”, alinea 2, opsommingsteken 1, streepje 2

integrerende activiteiten voor het beter structureren op Europese schaal van de wijze waarop onderzoeksinfrastructuren op een gegeven gebied werken en voor het bevorderen van het coherente gebruik en de coherente ontwikkeling ervan;

integrerende activiteiten voor het beter structureren op Europese schaal van de wijze waarop onderzoeksinfrastructuren op een gegeven gebied werken, zoals infrastructuren voor klinisch onderzoek / netwerken voor pediatrie, en voor het bevorderen van het coherente gebruik en de coherente ontwikkeling ervan;

Motivering

Verschillende academische groepen proberen succesvolle netwerken op te bouwen voor klinische tests op het gebied van pediatrische aandoeningen (bijv. pediatrische oncologie, waar het voor dergelijke tests nodige aantal te onderzoeken gevallen samenwerking tussen verschillende centra op internationaal niveau vereist). Deze initiatieven moeten dringend worden ondersteund.

Amendement 268

Bijlage I, hoofdstuk IV, “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", “Activiteiten”, alinea 2, opsommingsteken 1, streepje 3

– e-infrastructuur voor onderzoek door het bevorderen van de verdere ontwikkeling en groei van communicatie- en netinfrastructuren met een hoge capaciteit en hoge prestatie en het versterken van de Europese computercapaciteiten van hoge kwaliteit, alsmede door het bevorderen van de toepassing door gebruikersgroepen, het versterken van hun mondiaal belang en het vergroten van het niveau van vertrouwen, verder bouwend op de successen van GEANT en de Grid-infrastructuren.

– e-infrastructuur voor onderzoek door het bevorderen van de verdere ontwikkeling, groei en mondiale connectiviteit van communicatie- en netinfrastructuren met een hoge capaciteit en hoge prestatie en het versterken van de Europese computercapaciteiten van hoge kwaliteit, alsmede door het bevorderen van de toepassing door gebruikersgroepen, het versterken van hun mondiaal belang en het vergroten van het niveau van vertrouwen, verder bouwend op de successen van GEANT en de Grid-infrastructuren gebaseerd op open standaards ten behoeve van interoperabiliteit.

Motivering

Het is van belang dat de EU de mogelijkheid heeft om ook met derde landen samen te werken door middel van de ontwikkeling van onderzoeksprojecten op het gebied van e-infrastructuur met een internationale dimensie.

Open standaards zijn het beste middel om interoperabiliteit en technologische neutraliteit te waarborgen; interoperabiliteit is van cruciaal belang voor het succes van ICT.

Amendement 269

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", “Activiteiten”, alinea 2, opsommingsteken 2, streepje 1

– bouw van nieuwe infrastructuren en belangrijke moderniseringen van bestaande infrastructuren ter bevordering van de totstandbrenging van nieuwe onderzoeksinfrastructuren, op basis van de werkzaamheden van met name het ESFRI; beslissingen in dit verband kunnen hun grondslag vinden in artikel 171 van het Verdrag of in de besluiten tot vaststelling van de specifieke programma’s in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag.

– bouw van nieuwe infrastructuren en belangrijke moderniseringen van bestaande infrastructuren ter bevordering van de totstandbrenging van nieuwe onderzoeksinfrastructuren, bijvoorbeeld ter bevordering van wetenschap, technologie en het cultureel erfgoed, op basis van de werkzaamheden van onder meer het ESFRI hoewel dit geenszins als voorwaarde moet worden beschouwd voor het verlenen van subsidies; beslissingen in dit verband kunnen hun grondslag vinden in artikel 171 van het Verdrag of in de besluiten tot vaststelling van de specifieke programma’s in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag.

Motivering

Het zevende kaderprogramma op het gebied van onderzoek dient een "Europees netwerk voor cultureel erfgoed" in het leven te roepen dat een onderzoeksinfrastructuur schept door middel waarvan onderzoek naar het materiële en immateriële culturele erfgoed van Europa met elkaar worden gecombineerd.Het zou onbevredigend zijn indien de lijst van het ESFRI het enige criterium zou vormen voor steun aan nieuwe infrastructuurprojecten. Er moet worden gewaarborgd dat projecten die niet op die lijst staan, maar van strategisch belang voor de toekomst zouden kunnen zijn, niet worden uitgesloten

Amendement 270

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", “Activiteiten”, alinea 2, opsommingsteken 2, streepje 1 bis (nieuw)

 

- ontwikkeling van een 'scientific methods server', die in grote mate tot de efficiëntie van onderzoeksmethodes zal bijdragen door bepaalde onderzoeksresultaten in goed vergelijkbare vorm beschikbaar te maken.

Motivering

De in opdracht van het Parlement uitgevoerde STOA-studie getiteld 'How to optimise the efficiency of science and research, the most important critical success factors of the high-tech economies – Scientific Methods Server' (Project EP/IV/A/2003/07/01) concludeert onder meer dat een dergelijke server voor de verspreiding van onderzoeksresultaten de efficiëntie van het onderzoek aanzienlijk zou verhogen. Teneinde de kosten te minimaliseren zouden onderzoekers voor eigen gebruik bepaalde (tussentijdse) resultaten, zoals resultaten van laboratoriumtests, van de server kunnen oproepen.

Amendement 271

Bijlage I, hoofdstuk IV, “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", “Activiteiten”, alinea 2, opsommingsteken 2, streepje 2 bis (nieuw)

 

- centra voor "open innovatie" die de mogelijkheid bieden om grote collaboratieve industriële O&O-projecten op één locatie uit te voeren, waarbij de partners van het onderzoeksconsortium personeel detacheren voor tijdelijke functies, en/of die open toegang tot onderzoeksinfrastructuur en -diensten bieden op basis van faciliteitendeling.

Motivering

'Open innovatie' is een belangrijk nieuw paradigma voor het waarborgen van groei door kennis. Bedoeld is de tendens van bedrijven om steeds meer zowel interne als externe bronnen voor ideeën te benutten om waarde uit innovatie te scheppen en de risico's te delen. Bedrijven die van externe ideeën gebruik maken om zakelijk vooruitgang te kunnen boeken en interne ideeën ten gunste van de lopende operaties uitbesteden, kunnen daar hun voordeel mee doen. Om dit mogelijk te maken moeten grote ondernemingen, KMO’s, universiteiten en onderzoeksinstellingen nauw met elkaar samenwerken in op "open innovatie" gerichte ecosystemen.

Amendement 272

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", ondertitel “Activiteiten”, alinea 3

De in dat verband voor financiering voorgestelde infrastructuurprojecten worden aangewezen op basis van een reeks criteria, met in het bijzonder:

De in dat verband voor financiering voorgestelde infrastructuurprojecten worden uitsluitend op basis van de volgende criteria aangewezen:

 

– Wetenschappelijke excellentie boven alles

– Toegevoegde waarde van de financiële steun van de EU

– Toegevoegde waarde van de financiële steun van de EU

– Geschiktheid om een dienst aan te bieden aan gebruikers van de (academische en industriële) wetenschappelijke wereld op Europees niveau

– Geschiktheid om een dienst aan te bieden aan gebruikers van de (academische en industriële) wetenschappelijke wereld op Europees niveau

– Relevantie op internationaal niveau

– Relevantie op internationaal niveau

– Technologische haalbaarheid

– Technologische en organisatorische haalbaarheid en capaciteit voor technologische ontwikkeling

– Mogelijkheden tot Europese partnerschappen en de verbintenis van belangrijke stakeholders

– Mogelijkheden tot Europese partnerschappen en de verbintenis van belangrijke stakeholders, de EIB en de Structuurfondsen

– Geraamde kosten van aanleg en exploitatie.

– Geraamde kosten van aanleg en exploitatie

 

– Bijdrage tot de Europese onderzoeksruimte

 

– Bijdrage tot de doelstelling van de ontwikkeling van op onderzoek gebaseerde clusters van excellentie

Amendement 273

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling "Onderzoeksinfrastructuren", “Activiteiten”, alinea 4

Voor wat de aanleg van nieuwe infrastructuren betreft wordt voor een efficiënte coördinatie van de communautaire financiële instrumenten, met name het kaderprogramma en de Structuurfondsen, gezorgd.

Voor wat de aanleg van nieuwe infrastructuren betreft moet rekening worden gehouden met het potentieel voor wetenschappelijke excellentie in zowel de convergentieregio’s als de ultraperifere regio’s. Er wordt gezorgd voor een efficiënte coördinatie van de communautaire financiële instrumenten, met name het kaderprogramma en de Structuurfondsen, gezorgd. De lokale en regionale autoriteiten moeten nauw worden betrokken bij de besluitvorming over de oprichting en financiering van deze infrastructuren.

Amendement 274

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, "Doelstellingen"

Versterken van de innovatiecapaciteit van de Europese KMO’s en de bijdrage ervan tot de ontwikkeling van op nieuwe technologie gebaseerde producten en markten door hen te helpen bij het uitbesteden van onderzoek, bij het opvoeren van hun onderzoeksinspanningen, bij het uitbreiden van hun netwerken, bij het beter benutten van onderzoeksresultaten en het verwerven van technologische know how.

Versterken van de innovatiecapaciteit van de Europese KMO’s en de bijdrage ervan tot de ontwikkeling van op nieuwe technologie gebaseerde producten en markten door hen te helpen bij het uitbesteden van onderzoek, bij het opvoeren van hun onderzoeksinspanningen, bij het verkrijgen van betere toegang tot prefinanciering, bij het uitbreiden van hun netwerken, bij het beter benutten van onderzoeksresultaten en het verwerven van technologische know how; overbrugging van de ‘pre-seed’-kloof tussen onderzoek en innovatie.

Amendement 275

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, ondertitel “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, ondertitel “Achtergrond”

De KMO’s nemen een centrale plaats in binnen de Europese industrie. Zij moeten een sleutelcomponent zijn van het innovatiesysteem en in de keten van de omzetting van kennis in nieuwe producten, procédés en diensten. Doortoenemende concurrentie op de interne markt en op mondiaal vlak dienen de Europese KMO’s hun kennis en onderzoeksintensiteit te vergroten, hun zakelijke activiteiten tot grotere markten uit te breiden en hun kennisnetwerken te internationaliseren. De meeste acties van de lidstaten met betrekking tot KMO’s stimuleren en ondersteunen geen transnationale onderzoekssamenwerking en technologieoverdracht. Acties op EU-niveau zijn nodig om de impact van op nationaal en regionaal niveau ondernomen acties aan te vullen en te versterken. Naast de hieronder bedoelde acties wordt tevens de deelname van KMO’s gestimuleerd en vergemakkelijkt en wordt met hun behoeften rekening gehouden in het gehele kaderprogramma.

De KMO’s nemen een centrale plaats in binnen de Europese industrie. Zij moeten een sleutelcomponent zijn van het innovatiesysteem en in de keten van de omzetting van kennis in nieuwe producten, procédés en diensten. Door toenemende concurrentie op de interne markt en op mondiaal vlak dienen de Europese KMO’s hun kennis en onderzoeksintensiteit te vergroten, projecten te ontwikkelen die de markttoegang van onderzoeksproducten vergemakkelijken, hun zakelijke activiteiten tot grotere markten uit te breiden en hun kennisnetwerken te internationaliseren. De meeste acties van de lidstaten met betrekking tot KMO’s stimuleren en ondersteunen geen transnationale onderzoekssamenwerking en technologieoverdracht. Acties op EU-niveau zijn nodig om de impact van op nationaal en regionaal niveau ondernomen acties aan te vullen en te versterken. Naast de hieronder bedoelde acties wordt tevens de deelname van KMO’s gestimuleerd en vergemakkelijkt en wordt met hun behoeften rekening gehouden in het gehele kaderprogramma. Ingeval overinschrijving op KMO-specifieke instrumenten plaatsvindt, wordt het budget van de verschillende instrumenten van het kaderprogramma herzien met het oog op een mogelijke herbestemming van middelen ten gunste van instrumenten waar veel vraag naar is. De synergie tussen het kaderprogramma en EUREKA kan worden benut ter ondersteuning van de vorming van partnerschappen tussen grote bedrijven en KMO’s.

Amendement 276

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, ondertitel “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, ondertitel “Activiteiten”, alinea 1, inleiding

Specifieke acties ter ondersteuning van KMO’s zijn bedoeld om KMO’s of KMO-associaties te ondersteunen die behoefte hebben aan het uitbesteden van onderzoek aan universiteiten en onderzoekscentra: overwegend low- en medium-tech-KMO’s met weinig of geen onderzoekscapaciteit. Onderzoeksintensieve KMO’s die onderzoek moeten uitbesteden ter aanvulling van hun kernonderzoekscapaciteit mogen eveneens deelnemen. De acties worden uitgevoerd binnen het gehele gebied van wetenschap en technologie. Financiële middelen worden via twee systemen toegekend:

Specifieke acties ter ondersteuning van KMO’s zijn bedoeld om KMO’s of KMO-associaties te ondersteunen die behoefte hebben aan het uitbesteden van onderzoek aan universiteiten en onderzoekscentra: overwegend low- en medium-tech-KMO’s met weinig of geen onderzoekscapaciteit. Onderzoeksintensieve KMO’s die onderzoek moeten uitbesteden ter aanvulling van hun kernonderzoekscapaciteit mogen eveneens deelnemen; deze kunnen ook dienst doen als leveranciers van onderzoek voor andere projectpartners. Ook zal ondersteuning worden gegeven aan de vorming van spin-offs als middel om de resultaten van onderzoek te commercialiseren. De acties worden uitgevoerd binnen het gehele gebied van wetenschap en technologie, op basis van een aanpak van onderaf. De acties zullen betrekking hebben op onderzoeks- en demonstratie-activiteiten die tot doel hebben de resultaten dichter bij de markt te brengen en deze actielijn te koppelen met de instrumenten van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie. Financiële middelen worden toegekend via:

Motivering

Om het concurrentievermogen van KMO’s te verbeteren moet worden gewerkt aan een nauwe integratie van het onderzoek met demonstratie- en andere activiteiten zoals het aangaan van verbintenissen. De volgende stap zou zijn dat deze worden gekoppeld met de instrumenten van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie ter bevordering van de commercialisatie van producten.

Amendement 277

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, “Activiteiten”, alinea 1, streepje 1

– Onderzoek voor KMO’s: om kleine groepen van innovatieve KMO’s te ondersteunen bij het oplossen van gemeenschappelijke of complementaire technologische problemen;

– Onderzoek voor KMO’s: om kleine groepen van innovatieve KMO’s en ambachtelijke ondernemingen in Europa bij het oplossen van gemeenschappelijke of complementaire technologische problemen te ondersteunen, door middel van het kaderprogramma en/of intergouvernementele financieringsregelingen, zoals de initiatieven JEREMIE en JASPER van de Commissie, de EIB en de EBWO.

Motivering

JEREMIE en JASPER zijn initiatieven van de Commissie, de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Regionale Ontwikkeling en zijn speciaal gericht op steun aan KMO’s in alle lidstaten. Lidstaten kunnen ervoor kiezen in te stappen in het programma. Het doel van de financiële steun moet zijn de toegang tot financiering, die noodzakelijk moet zijn voor de ontwikkeling van onderzoek voor MKO’s. Gezien de strategische richtsnoeren van de Commissie voor regionaal innovatiebeleid is complementariteit tussen JEREMIE en JASPER belangrijk.

Ten aanzien van EUREKA: dit is een internationale samenwerking tussen lidstaten en de Commissie, waarbij steun wordt verleend aan hightech KMO’s.

De Europese ambachtelijke ondernemingen zijn van cruciaal belang in verband met het scheppen van banen en moeten hun concurrentievermogen door middel van onderzoek verhogen. Het behoud en de modernisering van een breed scala aan ambachtelijke ondernemingen zal een belangrijk concurrentievoordeel voor Europa op de mondiale markt betekenen en een van de voornaamste taken in het kader van het proces van Lissabon zijn. Programma's als CRAFT kunnen in dit opzicht een grote bijdrage leveren.

Amendement 278

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, “Activiteiten”, alinea 1, streepje 2 bis (nieuw)

 

- Onderzoek voor organisaties van het maatschappelijke middenveld: ter ondersteuning van organisaties van het maatschappelijke middenveld of netwerken van dergelijke organisaties voor het in opdracht geven van onderzoeken

Amendement 279

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, ondertitel “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, ondertitel “Activiteiten”, alinea 1 bis (nieuw)

 

Deze drie regelingen vervangen de coöperatieve onderzoeksactiviteiten en de collectieve onderzoeksactiviteiten voor KMO’s in het zesde kaderprogramma. Hierbij zullen geen wijzigingen worden aangebracht in de regels voor administratie en beheer, behalve wanneer dit noodzakelijk is omwille van de vereenvoudiging.

Motivering

Ten behoeve van de continuïteit en vereenvoudiging en om het programma gebruikersvriendelijker te maken.

Amendement 280

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, ondertitel “Activiteiten”, alinea 1 ter (nieuw)

 

Bovendien zal steun worden verleend aan regelingen voor "nationale premies voor de verkennende fase", waaraan KMO’s of verenigingen van KMO’s de financiële middelen kunnen ontlenen om voorstellen voor het kaderprogramma op te stellen.

Motivering

Om een van de bestaande hindernissen weg te nemen moeten nationale steunmaatregelen in de eerste fase van de voorbereiding van KMO’s op deelname aan KP7 op Europees niveau worden ondersteund. Een nationale premie voor de verkennende fase kan bijvoorbeeld bijdragen in de kosten van overbruggingsbijeenkomsten en van het uitwerken van voorstellen.

Amendement 281

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, “Activiteiten”, alinea 1, streepje 2 ter (nieuw)

 

- Maatregelen ter vergemakkelijking van de participatie van KMO’s in het kaderprogramma: creatie van nieuwe of verdere ontwikkeling van bestaande organen die erin zijn gespecialiseerd KMO’s te helpen om aan het kaderprogramma deel te nemen.

Motivering

Het niveau van de deelname van KMO’s aan KP6 is lager dan verwacht. Hiervoor zijn tal van redenen aan te wijzen, veelal is personeelstekort de oorzaak. Speciale 'Lissabon-angels' zouden KMO’s die aan het kaderprogramma wensen deel te nemen kunnen ondersteunen.

Amendement 282

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Onderzoek ten behoeve van KMO’s”, “Activiteiten”, alinea 2

Het programma Concurrentievermogen en Innovatie verleent steun aan netwerken van tussenpersonen en nationale regelingen die acties ondernemen om de deelname van KMO’s aan het kaderprogramma te stimuleren en te vergemakkelijken.

Het programma Concurrentievermogen en Innovatie verleent steun aan netwerken van tussenpersonen en nationale en regionale regelingen die acties ondernemen, met de volgende doelstellingen:

 

- Stimulering van de deelname van KMO’s aan en vergemakkelijking van toegang voor KMO’s tot het kaderprogramma; en

 

- Waarborgen dat KMO’s ten volle profiteren van de onder het kaderprogramma beschikbare financieringsmogelijkheden.

Motivering

Alle acties van het zevende kaderprogramma en het programma voor concurrentievermogen en innovatie moeten de volledige een brede participatie van KMO’s waarborgen. Dit kan worden bereikt door beide programma's gebruikersvriendelijker te maken. Een dergelijke benadering zal de moeilijkheden voor KMO’s bij de voorbereiding van projecten verminderen en het management en de financiële administratie vereenvoudigen, waardoor de deelname van KMO’s aan de onderzoeks- en innovatieprogramma's zal worden vergroot. De EU-programma's zullen voor KMO’s aantrekkelijk zijn wanneer de projecten drie essentiële kenmerken hebben: geld, korte beslissingstermijnen en een eenvoudige aanvraagprocedure.

Amendement 283

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, ondertitel “Kennisregio’s”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 2

Regio’s worden in toenemende mate erkend als belangrijke spelers in het onderzoeks- en ontwikkelingslandschap van de EU. Onderzoeksbeleid en -activiteiten op regionaal niveau steunen vaak op de ontwikkeling van “clusters” die publieke en private actoren verenigen

De pilootactie “ Kennisregio’s ” heeft de dynamiek van deze ontwikkeling en de noodzaak van ondersteuning en stimulering van de ontwikkeling van dergelijke structuren aangetoond.

Regio’s worden in toenemende mate erkend als belangrijke spelers in het onderzoeks- en ontwikkelingslandschap van de EU. Onderzoeksbeleid en -activiteiten op regionaal interregionaal en grensoverschrijdend niveau steunen vaak op de ontwikkeling van “clusters” die publieke en private actoren verenigen

De pilootactie “ Kennisregio’s ” heeft de dynamiek van deze ontwikkeling en de noodzaak van ondersteuning en stimulering van de ontwikkeling van dergelijke structuren aangetoond.

Motivering

Binnen het regionaal beleid hebben grensoverschrijdend en interregionaal beleid afzonderlijke kenmerken en zijn ze van bijzonder belang voor de integratie in de EU, waarbij wordt getracht de grenzen van de lidstaten te overschrijden.

Amendement 284

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Kennisregio’s”, “Achtergrond”, alinea 2

De op dit gebied ondernomen acties stellen de Europese regio’s in staat hun investeringscapaciteit in OTO te versterken en onderzoeksactiviteiten uit te voeren, terwijl ook hun potentieel voor het succesvol betrekken van hun ondernemingen bij Europese onderzoeksprojecten wordt gemaximaliseerd.

De op dit gebied ondernomen acties stellen de Europese regio’s in staat hun investeringscapaciteit in OTO te versterken en onderzoeksactiviteiten uit te voeren, terwijl ook hun potentieel voor het succesvol betrekken van hun ondernemingen bij Europese onderzoeksprojecten wordt gemaximaliseerd en de creatie van regionale centra en/of clusters wordt vergemakkelijkt, waardoor de regionale ontwikkeling in Europa wordt bevorderd en de Europese Onderzoeksruimte wordt ontwikkeld.

Motivering

Niet alleen grensoverschrijdende, maar alle clusters moeten worden aangemoedigd om tot de ontwikkeling van Europa's onderzoekscapaciteit bij te dragen.

Amendement 285

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Kennisregio’s”, ondertitel “Achtergrond”, alinea 2 bis (nieuw)

 

Er moet aandacht worden besteed aan het specifieke geval van naburige grensregio’s, zoals het geval was onder de Interreg Bijprogramma’s en vastgelegd in de regels voor de territoriale doelstelling. Het programma “Kennisregio’s” moet oplossingen omvatten voor grensoverschrijdende problemen en mechanismen voor het bevorderen van grensoverschrijdende regionale samenwerking in onderzoek, ongeacht de vraag of de betrokken regio’s onder de doelstellingen voor convergentie of regionale concurrentie.

Motivering

Binnen het regionaal beleid hebben grensoverschrijdend en interregionaal beleid afzonderlijke kenmerken en zijn ze van bijzonder belang voor de integratie in de EU

Amendement 286

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, ondertitel “Kennisregio’s”, ondertitel “Activiteiten”, alinea 1

Het nieuwe initiatief Kennisregio's omvat en verenigt regionale actoren die betrokken zijn bij onderzoek: universiteiten, onderzoekscentra, industrie, overheden (regionale raden of regionale ontwikkelingsagentschappen). De projecten hebben betrekking op de gezamenlijke analyse van de onderzoeksagenda's van regionale clusters (in samenhang met andere activiteiten voor regionale innovatieclusters in ruimere zin) en de creatie van een instrumentarium om deze aan bod te laten komen in specifieke onderzoeksactiviteiten, inclusief de"monitoring" van regio's met een minder ontwikkeld onderzoeksprofiel door hoog ontwikkelde regio's. Dit omvat maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van onderzoeksnetwerken en toegang tot onderzoeksfinanciering alsmede betere integratie van onderzoekscholen en -instellingen in de regionale economieën. Deze activiteiten worden geïmplementeerd in nauwe samenhang met het regionaal beleid van de EU en het programma Concurrentievermogen en Innovatie en de programma's Onderwijs en Opleiding.

Het nieuwe initiatief Kennisregio's omvat en verenigt regionale actoren die betrokken zijn bij onderzoek: universiteiten, onderzoekscentra, industrie, overheden (regionale raden of regionale ontwikkelingsagentschappen). De projecten hebben betrekking op acties ten behoeve van de uitvoering van regionale vernieuwingsstrategieën, de gezamenlijke analyse van de onderzoeksagenda's van regionale of grensoverschrijdende clusters (in samenhang met andere activiteiten voor regionale innovatieclusters in ruimere zin) en de creatie van een instrumentarium om deze aan bod te laten komen in specifieke onderzoeksactiviteiten, inclusief de"monitoring" van regio's met een minder ontwikkeld onderzoeksprofiel door hoog ontwikkelde regio's en rechtstreekse ondersteuning van opkomende kennisregio's. Dit omvat maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van onderzoeksnetwerken en toegang tot onderzoeksfinanciering alsmede betere integratie van onderzoekscholen en -instellingen in de regionale economieën. Deze activiteiten worden geïmplementeerd in nauwe samenhang met het regionaal beleid van de EU (met name ten aanzien van het gebruik van Structuurfondsen) en het programma Concurrentievermogen en Innovatie en de programma's Onderwijs en Opleiding.

Motivering

De geslaagde ontwikkeling van de regionale innovatiestrategieën binnen KP5 en KP6 maakt het mogelijk nu de uitvoeringsfase in te gaan. Instellingen in aangrenzende regio's in twee landen kunnen belangstelling hebben voor het opzetten van gemeenschappelijke clusters.

Amendement 287

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Kennisregio’s”, “Activiteiten”, alinea 2

In de context van de specifieke activiteit “Kennisregio’s” worden synergieën nagestreefd met het regionaal beleid van de EU, met name met betrekking tot de convergentieregio’s en ultraperifere regio's.

 

In de context van de specifieke activiteit “Kennisregio’s” worden synergieën nagestreefd met het regionaal beleid en met grote nationale en regionale programma's van de EU, met name met betrekking tot de convergentieregio’s en ultraperifere regio's. In dit verband worden uit de Structuurfondsen en mogelijk ook door de Bijberoep aanvullende middelen verstrekt ter versterking van regionale structuren voor technologieoverdracht, met name wetenschap- en technologieparken en –complexen, innovatiezones en incubatie- en high-tech-centra.

Motivering

Een verwijzing in deze alinea naar nationale en regionale programma's zorgt voor meer samenhang met het regionaal beleid van de Gemeenschap.

Amendement 288

Bijlage I, hoofdstuk IV. “Capaciteiten”, afdeling “Onderzoekspotentieel”, “Activiteiten”, alinea 1, opsommingsteken 1

Transnationale wederzijdse detacheringen van onderzoekspersoneel tussen geselecteerde organisaties in de convergentieregio’s en een of meer partnerorganisaties; de rekrutering van binnenkomende ervaren onderzoekers uit andere EU-landen door geselecteerde centra;

Transnationale wederzijdse detacheringen van onderzoekspersoneel tussen geselecteerde organisaties in de convergentieregio’s en een of meer partnerorganisaties; de rekrutering van binnenkomende ervaren onderzoekers en managers uit lidstaten, geassocieerde landen, buurlanden en derde landen door geselecteerde centra;

Motivering

Het is belangrijk om managers op het gebied van onderzoek en innovatie te betrekken bij het uitwisselingsmechanisme voor personeel.

Amendement 289

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Onderzoekspotentieel”, “Activiteiten”, alinea 2 bis (nieuw)

 

Er wordt eveneens naar synergie gestreefd met het programma voor Concurrentievermogen en innovatie teneinde de regionale commercialisering van O&O te bevorderen in samenwerking met de industrie.

Amendement 290

Bijlage I, hoofdstuk IV. “Capaciteiten”, afdeling “Wetenschap in de maatschappij”, “Doelstelling”, alinea 1 bis (nieuw)

 

Met name het milieubeleid vormt een raakvlak tussen wetenschappelijke kennis en maatschappelijke ontwikkeling.

Motivering

De ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en de maatschappelijke ontwikkeling moeten hand in hand gaan.

Amendement 291

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Wetenschap in de maatschappij”, “Activiteiten”, alinea 1, opsommingsteken 1

Versterking en verbetering van het Europese wetenschapssysteem, inclusief: kwesties in verband met wetenschappelijke adviesverlening en expertise; de toekomst van wetenschappelijke publicaties; beschermingsmaatregelen voor wetenschappelijke gebieden die openstaan voor misbruik; fraude, vertrouwen en “zelfregulering”.

Versterking en verbetering van het Europese wetenschapssysteem, inclusief: kwesties in verband met wetenschappelijke adviesverlening en expertise; creatie van een Europese Kennisbank; de toekomst van wetenschappelijke publicaties; maatregelen ter bevordering van het catalogiseren en archiveren van wetenschappelijke publicaties en om wetenschappelijke publicaties toegankelijker te maken voor het geïnteresseerde publiek; beschermingsmaatregelen voor wetenschappelijke gebieden die openstaan voor misbruik; fraude, vertrouwen en “zelfregulering”.

Motivering

Het Europese onderzoek zou effectiever zijn indien onderzoeksresultaten op bredere schaal beschikbaar zouden zijn. De Europese Kennisbank zou een openbaar toegankelijke bibliotheek van onderzoeksresultaten vormen, waarin resultaten na afronding van het project en na het verstrijken van een bepaalde embargoperiode worden gepubliceerd, tenzij er bijzondere redenen zijn dit niet te doen.

De interactie tussen wetenschap en maatschappij vereist een wederzijds begrip, dat alleen op basis van reciprociteit kan worden bereikt, door wetenschappelijke publicaties toegankelijke te maken voor het bredere geïnteresseerde publiek.

Amendement 292

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Wetenschap in de maatschappij”, “Activiteiten”, alinea 1, opsommingsteken 2

Op grotere schaal betrekken van onderzoekers en het publiek in het algemeen, inclusief het georganiseerde maatschappelijk middenveld, bij wetenschapsgerelateerde kwesties, om te anticiperen op politieke en maatschappelijke kwesties, inclusief ethische kwesties, en deze te verhelderen.

Op grotere schaal betrekken van onderzoekers en het publiek in het algemeen, inclusief het georganiseerde maatschappelijk middenveld, bij wetenschapsgerelateerde kwesties, om te anticiperen op politieke en maatschappelijke kwesties, inclusief ethische kwesties, en deze te verhelderen, zoals het gebruik van dieren voor test- en onderzoeksdoeleinden.

Motivering

Met het oog op de ernstige bezorgdheid van het Europese publiek over het gebruik van dieren voor test- en onderzoeksdoeleinden moet deze kwestie hier uitdrukkelijk worden genoemd.

Amendement 293

Bijlage I, hoofdstuk IV. “Capaciteiten”, afdeling “Wetenschap in de maatschappij”, “Activiteiten”, alinea 1, opsommingsteken 3 bis (nieuw)

 

● Risicobeoordeling en risicobeheer als instrumenten voor de besluitvorming.

Motivering

Risicobeoordeling is een procedure waarbij een kwantitatieve vergelijking kan worden gemaakt tussen verschillende opties. Er moet alles voor worden gedaan de burgers te informeren en zo de invloed van emoties op de besluitvorming te beperken.

Amendement 294

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Wetenschap in de maatschappij”, “Activiteiten”, alinea 1, opsommingsteken 4

Genderonderzoek, inclusief de integratie van de genderdimensie in alle onderzoeksgebieden en de rol van vrouwen in onderzoek.

Genderonderzoek, inclusief de integratie van de genderdimensie in alle onderzoeksgebieden en de bevordering van vrouwen in onderzoek en wetenschappelijke besluitvormingsorganen.

Motivering

De actieve bevordering van vrouwen in het onderzoek, als onderzoekers en als besluitvormers, is nodig om de invloed van de samenleving op het maatschappelijke leven te vergroten.

Amendement 295

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Wetenschap in de maatschappij”, “Activiteiten””, alinea 1, opsommingsteken 5

Creëren van een omgeving die jongeren nieuwsgierig maakt naar wetenschap door het versterken van het wetenschapsonderwijs op alle niveaus, inclusief de scholen, en door het bevorderen van de interesse voor en deelname aan wetenschap onder jongeren.

Creëren van een omgeving vrij van stereotypen, die jongeren nieuwsgierig maakt naar wetenschap door het versterken van het wetenschapsonderwijs op alle niveaus, inclusief de scholen, en door het bevorderen van de interesse voor en volledige deelname aan wetenschap onder jongeren.

Motivering

Het is belangrijk om een ‘wetenschappelijke omgeving’ te scheppen zonder alle stereotypen om volledige deelname van jongens en meisjes aan wetenschapsonderwijs te bevorderen, niet alleen op scholen, maar ook aan andere instellingen.

Amendement 296

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Wetenschap in de maatschappij”, “Activiteiten”, alinea 1, opsommingsteken 7

Verbeterde communicatie tussen de wetenschappelijke wereld en de bredere groep van beleidsmakers, de media en het grote publiek; door wetenschappers te helpen hun werk beter te communiceren en door het ondersteunen van wetenschappelijke informatie en media.

Verbeterde intercommunicatie en wederzijds begrip tussen de wetenschappelijke wereld en de bredere groep van beleidsmakers, de media en het grote publiek; door wetenschappers te helpen hun werk beter te communiceren te presenteren en door het ondersteunen van wetenschappelijke informatie, publicaties en media.

Motivering

Bij communicatie moet het er niet alleen om gaan eigen standpunten uit te dragen, maar ook gehoor te geven aan meningen van buitenaf.

Voor wederzijds begrip kan niet alleen van de normale communicatie via de media gebruik worden gemaakt, maar is ook een concrete presentatie van onderzoeksresultaten nuttig. Ook wetenschappelijke publicaties dienen te worden ondersteund.

Amendement 297

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Internationale samenwerkingsactiviteiten”, alinea 1

Om competitief te worden en een leidende rol te spelen op wereldniveau heeft de Europese Gemeenschap een sterk en coherent internationaal wetenschaps- en technologiebeleid nodig.

Om competitief te worden en een leidende rol te spelen op wereldniveau heeft de Europese Gemeenschap een sterk en coherent internationaal wetenschaps- en technologiebeleid nodig. Er zal een overkoepelende strategie worden geformuleerd voor de internationale samenwerking, die alle internationale acties zal omvatten die in het kader van de diverse programma's van het kaderprogramma worden voorbereid.

Amendement 298

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Internationale samenwerkingsactiviteiten”, alinea 2, streepje 1 bis (nieuw)

 

- Bijdrage tot de productie van kennis in Europa door universiteiten, onderzoeksinstellingen en Europese ondernemingen in staat te stellen betrekkingen aan te knopen met partners in derde landen, teneinde de toegang tot elders in de wereld uitgevoerd onderzoek te vergemakkelijken en te helpen externe markten te openen voor Europese ondernemingen.

Motivering

Doel en middel moeten niet met elkaar worden verwisseld. Strategische partnerschappen vormen slechts een middel om toegang te verkrijgen tot de kennis, het menselijk kapitaal en de markten van derde landen.

Amendement 299

Bijlage I, hoofdstuk IV , “Capaciteiten”, afdeling “Internationale samenwerkingsactiviteiten”, alinea 5

Onder het programma “Capaciteiten” worden horizontale - niet op een specifiek thematisch of interdisciplinair gebied gerichte maatregelen – ondersteuningsacties geïmplementeerd. Er worden inspanningen geleverd om de coherentie van de nationale activiteiten te verbeteren door de coördinatie van nationale programma’s inzake internationale wetenschappelijke samenwerking te ondersteunen. Er wordt gezorgd voor de algemene coördinatie van de internationale samenwerkingsacties binnen de verschillende programma’s van het kaderprogramma.

Onder het programma “Capaciteiten” worden maatregelen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese strategie voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie geïmplementeerd. Met name worden acties en maatregelen die onder de programma’s ‘Samenwerking’ en ‘Mensen’ vallen, ondersteund en worden waar nodig door specifieke samenwerkingsacties van wederzijds belang geflankeerd.

 

Het accent ligt op biregionale W&T-samenwerking en het bepalen van beleid voor W&T-samenwerking, alsmede op het ondersteunen van de coördinatie van nationaal beleid voor W&T-samenwerking. Rekening houdend met de met INTAS opgedane ervaringen in de samenwerking met de landen van Oost-Europa en Centraal-Azië wordt INTAS voortgezet. De activiteiten van INTAS worden gefinancierd vanuit de specifieke programma’s “Samenwerking”, “Mensen” en “Capaciteiten”. Er wordt gezorgd voor de algemene coördinatie van de internationale samenwerkingsacties binnen de verschillende programma’s van het kaderprogramma.

Amendement 300

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Niet-nucleaire acties van het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek”, “Achtergrond”, alinea 1

De onafhankelijkheid van het GCO van speciale belangen, particuliere of nationale, gecombineerd met zijn technische expertise vergemakkelijkt, de communicatie en consensusvorming tussen stakeholders (industriële associaties, milieuactiegroepen, bevoegde instanties van de lidstaten, andere onderzoekscentra, enz.) en beleidsmakers, in het bijzonder op EU-niveau. Via wetenschappelijke en technologische ondersteuning helpt het GCO het EU-beleidsproces effectiever, transparanter en wetenschappelijk verantwoorder te maken.

De onafhankelijkheid van het GCO van speciale belangen, particuliere of nationale, gecombineerd met zijn technische expertise vergemakkelijkt, de communicatie en consensusvorming tussen stakeholders (industriële associaties, milieuactiegroepen, bevoegde instanties van de lidstaten, andere onderzoekscentra, enz.) en beleidsmakers, in het bijzonder op EU-niveau. Via wetenschappelijke en technologische ondersteuning helpt het GCO het EU-beleidsproces effectiever, transparanter en wetenschappelijk verantwoorder te maken. In deze context verleent het GCO ondersteuning aan het Europees Parlement en versterkt het zijn betrekkingen met de parlementaire commissies en de leden. Verzoeken om studies en van andere aard worden door het Parlement bij het GCO via een Samenwerkingsgroep EP/GCO ingediend. Al het door het GCO uitgevoerde onderzoek wordt gecoördineerd met het onderzoek dat in het kader van de thematische prioriteiten wordt verricht, teneinde overlappingen te vermijden.

Motivering

Het GCO dient actief met de Commissie te communiceren over het onderzoek dat in het kader van de negen prioriteiten wordt verricht, teneinde te waarborgen dat er geen dubbel werk wordt geleverd.

Het EP moet vanwege zijn centrale rol in de beleidvorming onafhankelijk wetenschappelijk advies inwinnen, evenals de lidstaten. Bovendien zal een dergelijke expertise het vertrouwen van de publieke opinie in de besluiten van het EP verhogen.

Amendement 301

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Niet-nucleaire acties van het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek”,“Achtergrond”, alinea 3 bis (nieuw)

 

Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek versterkt zijn unieke positie in de Europese onderzoeksruimte, in het hart van de Europese wetenschapscultuur. Door de toegang tot zijn onderzoeksfaciliteiten voor Europese en niet-Europese onderzoekers, met name voor wetenschappers in een vroege fase van hun loopbaan, te vergemakkelijken intensiveert het zijn samenwerking met andere openbare en particuliere onderzoeksorganisaties, werkt het voortdurend aan de verbetering van de wetenschappelijke kwaliteit van zijn eigen activiteiten en draagt het op een meer wetenschappelijke basis bij tot het hoger onderwijs en hogere beroepsopleidingen, waaraan het GCO een hoge prioriteit zal blijven geven.

Motivering

Het GCO heeft vestigingen in vijf lidstaten en is er in de afgelopen jaren in geslaagd zeer waardevolle betrekkingen met de nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten aan te knopen. Het GCO bevindt zich in het hart van de Europese wetenschapscultuur. Het GCO beschikt bovendien over unieke faciliteiten die voor onderzoekers van andere instellingen zullen openstaan om gezamenlijke projecten uit te voeren, en speelt een belangrijke rol bij de opleiding van jonge onderzoekers.

Amendement 302

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Niet-nucleaire acties van het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek”,“Activiteiten”, opsommingsteken 1, streepje 2 bis (nieuw)

 

- Ontwikkelen van voor risicobeoordelings- en risicobeheersprocedures als instrumenten voor de besluitvorming, met name met het oog op de taken van het Europees Parlement, de Commissie en communautaire organen.

Motivering

Risicobeoordeling is een procedure waarbij een kwantitatieve vergelijking kan worden gemaakt tussen verschillende opties ten behoeve van de besluitvorming. Het GCO moet een centrale rol vervullen bij de verdere ontwikkeling van deze procedures ter ondersteuning van alle Europese instellingen en organen.

Amendement 303

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Niet-nucleaire acties van het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek”,“Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 3 bis (nieuw)

 

- Verstrekken van expertise en vervullen van een centrale rol in de GMES-onderzoeksactiviteiten en bij de ontwikkeling van nieuwe toepassingen op dit gebied.

Motivering

Dit amendement heeft ten doel het misverstand over GMES uit de weg te ruimen dat erop berust dat dit initiatief een operationeel programma moet gaan vormen waarvoor thans echter slechts onderzoeksmiddelen (KP) ter beschikking staan als enige financieringsbron van de EU.

Amendement 304

Bijlage I, hoofdstuk IV “Capaciteiten”, afdeling “Niet-nucleaire acties van het gemeenschappelijk centrum voor onderzoek”,“Activiteiten”, opsommingsteken 2, streepje 4 bis (nieuw)

 

- Bevorderen en versterken van de ontwikkeling en validatie van alternatieve strategieën, en met name methoden zonder gebruikmaking van dieren, op alle relevante onderzoeksterreinen (veiligheidsbeoordeling, testen van vaccins, geneeskundig en biomedisch onderzoek enz.).

Motivering

In overeenstemming met de vereisten van het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, artikel 23 van Richtlijn nr. 86/609/EEG van de Raad zoals gewijzigd, en de doelstelling van de voorgestelde EU-verordening om testmethoden zonder dierproeven te bevorderen, moeten de activiteiten van de GCO ook betrekking hebben op de ontwikkeling van alternatieve teststrategieën en in het bijzonder van testmethoden zonder dierproeven.

Amendement 305

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 3

Voor zover verschillende financieringssystemen kunnen worden gebruikt, kunnen de werkprogramma’s het financieringssysteem specificeren dat moet worden gebruikt voor het thema waarover voorstellen worden ingewacht.

In beginsel moet de keuze van het toe te passen financieringssysteem aan het onderzoekspersoneel worden overgelaten, en slechts in zeer specifieke gevallen kunnen de werkprogramma’s het financieringssysteem specificeren dat moet worden gebruikt voor het thema waarover voorstellen worden ingewacht.

Motivering

De ervaringen met het zesde kaderprogramma hebben geleerd dat de uiteindelijke keuze van het toe te passen financieringssysteem aan het onderzoekspersoneel moet worden overgelaten.

Amendement 306

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 4, letter a), onder 1

Ondersteuning van onderzoeksprojecten die worden uitgevoerd door consortia met deelnemers uit verschillende landen, gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis, nieuwe technologie, producten of gemeenschappelijke middelen voor onderzoek. De omvang, het bereik en de interne organisatie van de projecten kan variëren per gebied en per onderwerp. De projecten kunnen uiteenlopen van gerichte onderzoeksacties van kleine of middelgrote omvang tot grotere integrerende projecten die voor het bereiken.

Ondersteuning van onderzoeksprojecten die worden uitgevoerd door consortia met deelnemers uit verschillende landen, gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis, nieuwe technologie, producten of gemeenschappelijke middelen voor onderzoek. De omvang, het bereik en de interne organisatie van de projecten kan variëren per gebied en per onderwerp. De projecten kunnen uiteenlopen van gerichte onderzoeksacties van kleine of middelgrote omvang tot grotere integrerende projecten die voor het bereiken. De nadruk moet komen te liggen op kleinere projectconsortia en KMO’s. Hiertoe zullen er eenvoudige, korte projecten met een snelle procedure komen, zonder ingewikkelde financiële beginselen en onnodige verslaglegging

Amendement 307

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 4, letter a), onder 4

Ondersteuning van projecten die worden uitgevoerd door individuele onderzoeksteams. Dit systeem wordt overwegend gebruikt voor het ondersteunen van projecten voor door onderzoekers aangestuurd "grensverleggend" onderzoek dat gefinancierd wordt in het kader van de Europese Onderzoeksraad.

Ondersteuning van projecten die worden uitgevoerd door individuele onderzoeksteams. Dit systeem wordt overwegend gebruikt voor het ondersteunen van projecten voor door onderzoekers aangestuurd "grensverleggend" onderzoek dat gefinancierd wordt via overdraagbare subsidies in het kader van de Europese Onderzoeksraad.

Motivering

Subsidie-overeenkomsten komen tot stand tussen de Commissie en een andere rechtspersoon. Wanneer de verantwoordelijke onderzoeker echter verhuist naar een andere onderzoeksorganisatie, moet de subsidie met hem of haar meegaan.

Amendement 308

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 4, letter a), onder 5.

Ondersteuning van opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers, overwegend gebruikt voor de uitvoering van de Marie Curie-acties.

Ondersteuning van opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers, in alle programma’s, projecten en initiatieven, ook de Marie Curie-acties. Bevordering van de omstandigheden die het voor vrouwen gemakkelijker maken een onderzoekscarrière te beginnen en deze voor te zetten.

Motivering

Echte integratie vraagt om een omvattend beleid en om ondersteunende voorzieningen als kinderopvang en hulp voor mobiliteit.

Amendement 309

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 4, letter a), onder 6

Ondersteuning van onderzoeksprojecten waarbij het grootste deel van het onderzoek wordt uitgevoerd door universiteiten, onderzoekscentra of andere juridische entiteiten, ten behoeve van specifieke groepen, in het bijzonder KMO’s of associaties van KMO’s.

Ondersteuning van onderzoeksprojecten waarbij het grootste deel van het onderzoek wordt uitgevoerd door universiteiten, onderzoekscentra of andere juridische entiteiten, ten behoeve van specifieke groepen, in het bijzonder KMO’s of associaties van KMO’s. Er zal naar worden gestreefd aanvullende financiering vanuit de EIB-groep vrij te maken.

Motivering

Voordat een technologische starter startkapitaal kan aantrekken, moet hij eerst de lastiger uitdaging overwinnen van het verkrijgen van kapitaal voor de voorbereidende activiteiten. Voorbereidingskapitaal wordt gebruikt voor het financieren van activiteiten die tot doel hebben aan de investeerders aan te tonen dat een nieuwe technologie een bepaalde mate van commerciële en technische levensvatbaarheid bezit. Tot deze activiteiten behoort veelal: a) het uitvoeren van een marktonderzoek, b) het maken van een werkend prototype en c) andere activiteiten zoals: inschakelen van consultants, aanvankelijke ontwikkelingskosten voor human resources, bijstand bij het aanvragen van subsidies en bijstand bij het vinden van investeerders. Voorbereidingskapitaal is essentieel, moet op tijd worden ingezet en is zeer beperkt beschikbaar in vergelijking met startfinanciering.

Amendement 310

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 4, letter b), alinea 1, voetnoot 25

25. Of van de Raad in overleg met het Europees Parlement.

Schrappen

Motivering

De steun moet zijn beslag krijgen in de medebeslissingsprocedure.

Amendement 311

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 4, letter b, opsommingsteken 2

Een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitvoering van gezamenlijke technologie-initiatieven om doelstellingen te realiseren die niet haalbaar zijn via de in punt 1 hiervoor bedoelde financieringssystemen. Bij gezamenlijke technologie-initiatieven wordt een combinatie gemobiliseerd van financiering van verschillende aard en uit verschillende bronnen: particuliere en publieke, Europese en nationale. Deze financiering kan verschillende vormen aannemen en kan worden toegewezen of gemobiliseerd via een waaier van mechanismen: steun uit het kaderprogramma, leningen van de Europese Investeringsbank, steun voor risicokapitaal. Rechtsgrondslag voor een dergelijke bijdrage kunnen artikel 171 van het Verdrag of de besluiten betreffende de specifieke programma's zijn. De communautaire steun wordt verleend behoudens vaststelling van een algemeen financieel plan gebaseerd op een formele verbintenis van alle betrokken partijen.

Een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitvoering van gezamenlijke technologie-initiatieven om doelstellingen te realiseren die niet haalbaar zijn via de in punt 1 hiervoor bedoelde financieringssystemen. Bij gezamenlijke technologie-initiatieven wordt een combinatie gemobiliseerd van financiering van verschillende aard en uit verschillende bronnen: particuliere en publieke, Europese en nationale. Deze financiering kan verschillende vormen aannemen en kan worden toegewezen of gemobiliseerd via een waaier van mechanismen: steun uit het kaderprogramma, leningen van de Europese Investeringsbank, steun voor risicokapitaal. Rechtsgrondslag voor een dergelijke bijdrage kunnen artikel 171 van het Verdrag of de besluiten betreffende de specifieke programma's zijn. De communautaire steun wordt verleend behoudens vaststelling van een algemeen financieel plan gebaseerd op een formele verbintenis van alle betrokken partijen. De regels voor deelname zullen specifieke maatregelen bevatten om te zorgen dat, wat betreft de uitvoering van gezamenlijke technologie-initiatieven, de toegankelijkheid voor en de participatie van KMO’s en kleine onderzoeksgroepen wordt gestimuleerd en ondersteund, ook op het vlak van adequate deelname in de besluitvormingsprocedures. Dit aspect van de gezamenlijke technologie-initiatieven moet onderdeel zijn van de periodieke evaluatie van die initiatieven na hun totstandbrenging.

Amendement 312

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 4 bis en 4 ter(nieuw)

 

De Gemeenschap zal activiteiten ten behoeve van de overdracht van technologie steunen en bijdragen aan de overbrugging van de kloof tussen onderzoek en de commercialisatie daarvan door financiering te bieden voor het Europees investeringsfonds (EIF) voor het beheren van een "faciliteit voor overdracht van technologie".

 

Onverminderd en conform de gedetailleerde regelingen die zullen worden vastgesteld door de verordening op grond van artikel 167 van het Verdrag en door besluiten van de Raad tot vaststelling van de specifieke programma's, zal de faciliteit financiering bieden voor activiteiten op het gebied van overdracht van technologie door universiteiten, onderzoekscentra of andere rechtspersonen die actief zijn op het gebied van overdracht van technologie.

Motivering

Het Europese landschap van de technologieoverdracht lijdt onder een aantal structurele gebreken, waarop reeds diverse studies hebben gewezen (zoals het onderzoek 'Technology transfer accelerator' van DG RTD, de Europese biotechnologiewerkgroep van het Britse voorzitterschap). Om deze falende markt aan te kunnen pakken is het zeer belangrijk dat er een specifieke faciliteit wordt opgezet, die een grote rol kan spelen bij het uitwerken van projecten van universiteiten of onderzoekscentra tot in een fase van ontwikkeling waar vervolgens bijvoorbeeld risicokapitaal in het spel kan komen.

Op dit moment bestaan er geen communautaire instrumenten om deze kloof te dichten, die toch van essentieel gewicht is voor het concurrentievermogen van de Europese economie en voor de commercialisatie van het onderzoek. Vanwege de reikwijdte van deze kloof zou het nuttig zijn een faciliteit voor de overdracht van technologie te verwezenlijken in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, die zou kunnen worden beheerd door het Europees Investeringsfonds (EIF), dat de kloof tussen het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en de kaderprogramma voor onderzoek zou kunnen overbruggen.

Amendement 313

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 6

Naast directe financiële steun voor de deelnemers zal de Gemeenschap via de “risicodelende financieringsfaciliteit” hun toegang verbeteren tot EIB-leningen door het verstrekken van een subsidie aan de bank. De communautaire subsidie wordt door de bank naast de eigen middelen gebruikt ter dekking van de voorziening en kapitaalallocatie voor haar leningfinanciering. Behoudens en in overeenstemming met modaliteiten die moeten worden vastgesteld bij de verordening ingevolge artikel 167 van het Verdrag en de besluiten van de Raad tot vaststelling van de specifieke programma’s, zal dit mechanisme EIB-leningen op ruimere schaal voor Europese OTO-acties (zoals gezamenlijke technologie-initiatieven, grote projecten inclusief Eureka-projecten, en nieuwe onderzoeksinfrastructuren) mogelijk maken.

Naast directe financiële steun voor de deelnemers zal de Gemeenschap via de “risicodelende financieringsfaciliteit” hun toegang verbeteren tot EIB-leningen door het verstrekken van een subsidie aan de bank. De communautaire subsidie wordt door de bank naast de eigen middelen gebruikt ter dekking van de voorziening en kapitaalallocatie voor haar leningfinanciering. Behoudens en in overeenstemming met modaliteiten die moeten worden vastgesteld bij de verordening ingevolge artikel 167 van het Verdrag en de besluiten van de Raad tot vaststelling van de specifieke programma’s, zal dit mechanisme EIB-leningen op ruimere schaal voor Europese OTO-acties (zoals gezamenlijke technologie-initiatieven, grote projecten inclusief Eureka-projecten, en nieuwe onderzoeksinfrastructuren) mogelijk maken en door KMO’s uitgevoerde projecten. Regionale ontwikkelaars moeten geraadpleegd worden over de ontwikkeling van deze “risicodelende financieringsfaciliteit” teneinde particuliere investeringen in O&O-projecten te stimuleren.

Motivering

De toegang van KMO’s tot deze onderzoeksfaciliteit (' risicodelende financieringsfaciliteit') is een belangrijke kwestie gezien de steeds groter wordende O&O-achterstand van de EU, vooral op het gebied van particuliere O&O. De EIB dient een systeem op te zetten voor de delegatie van operaties aan commerciële banken of specialistische eenheden binnen de financiële instellingen, naar het voorbeeld van de globale leningen die de EIB reeds toepast (in het licht van het feit dat de EIB over onvoldoende personeel beschikt om grote aantallen kleine leningen te kunnen verwerken). In dit systeem is reeds voor een later tijdstip voorzien, zodat het alleen nog in de praktijk hoeft te worden gebracht.

Amendement 314

Bijlage III, titel “Financieringssystemen”, ondertitel “Acties onder contract”, alinea 7 bis (nieuw)

 

De Gemeenschap zal activiteiten ten behoeve van de overdracht van technologie steunen en bijdragen aan de overbrugging van de kloof tussen onderzoek en de commercialisatie daarvan door financiering te bieden voor het Europees investeringsfonds (EIF) voor het beheren van een "faciliteit voor overdracht van technologie". Onverminderd en conform de gedetailleerde regelingen die zullen worden vastgesteld door de verordening op grond van artikel 167 van het Verdrag en door besluiten van de Raad tot vaststelling van de specifieke programma's, zal de faciliteit financiering bieden voor activiteiten op het gebied van overdracht van technologie door universiteiten, onderzoekscentra of andere rechtspersonen die actief zijn op het gebied van overdracht van technologie.

Motivering

Het Europese landschap van de technologieoverdracht lijdt onder een aantal structurele gebreken, waarop reeds diverse studies hebben gewezen (zoals het onderzoek 'Techology transfer accelerator' van DG RTD, de Europese biotechnologiewerkgroep van het Britse voorzitterschap). Om deze falende markt aan te kunnen pakken is het zeer belangrijk dat er een specifieke faciliteit wordt opgezet, die een grote rol kan spelen bij het uitwerken van projecten van universiteiten of onderzoekscentra tot in een fase van ontwikkeling waar vervolgens bijvoorbeeld risicokapitaal in het spel kan komen.

Op dit moment bestaan er geen communautaire instrumenten om deze kloof te dichten, die toch van essentieel gewicht is voor het concurrentievermogen van de Europese economie en voor de commercialisatie van het onderzoek. Vanwege de reikwijdte van deze kloof zou het nuttig zijn een faciliteit voor de overdracht van technologie te verwezenlijken in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, die zou kunnen worden beheerd door het Europees Investeringsfonds (EIF), dat de kloof tussen het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en de kaderprogramma voor onderzoek zou kunnen overbruggen.

Amendement 315

Bijlage II, indicatieve verdeling over de programma's

Samenwerking

44432

Gezondheid

8317

Voeding, landbouw en biotechnologie

2455

Informatie- en communicatietechnologieën

12670

Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën

4832

Energie

2931

Milieu (inclusief klimaatverandering)

2535

Vervoer (inclusief Luchtvaart)

5940

Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen

792

Veiligheid en ruimtevaart

3960

Ideeën

11862

Mensen

7129

Capaciteiten

7486

Onderzoeksinfrastructuren

3961

Onderzoek ten behoeve van KMO's

1901

Kennisregio's

158

Onderzoekspotentieel

554

Wetenschap in de maatschappij

554

Internationale samenwerkingsactiviteiten

358

Niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

1817

TOTAAL

72726

Amendementen van het Parlement

Samenwerking

32582

Gezondheid

6134

Voeding, landbouw en biotechnologie

1935

Informatie- en communicatietechnologieën

9050

Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën

3467

Energie

2415

Milieu (inclusief klimaatverandering)

1886

Vervoer (inclusief Luchtvaart)

4180

Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen

657

Veiligheid

1429

Ruimtevaart

1429

Ideeën

7560

Mensen

4927

Capaciteiten

4042

Onderzoeksinfrastructuren

1708

Onderzoek ten behoeve van KMO's

1366

Kennisregio's

126

Onderzoekspotentieel

350

Wetenschap in de maatschappij

359

Internationale samenwerkingsactiviteiten

133

Niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

1751

TOTAAL

50862

Motivering

De aanpassingen hebben ten doel het kaderprogramma in lijn te brengen met het standpunt van het Europees Parlement inzake het Interinstitutioneel Akkoord over begrotingsdiscipline (en de financiële vooruitzichten 2007-2013), zoals goedgekeurd op de plenaire zitting van 15 mei 2006. Door de interne toewijzing van begrotingsmiddelen worden de prioriteiten voor het kaderprogramma aangegeven, die door alle fracties binnen de commissie ITRE worden gesteund.

  • [1]  Nog niet verschenen in het PB.

TOELICHTING

Europa verdient beter

Tijdens de top van Lissabon werd de vorming van de Europese onderzoeksruimte (EOR) goedgekeurd, die de onderzoeks- en innovatie-activiteiten in geheel Europa zal integreren, terwijl tijdens de Europese Raad van Barcelona werd afgesproken dat de totale uitgaven voor O&O in de Unie zullen worden verhoogd, met als streefdoel om tegen 2010 op 3% van het BBP uit te komen, waarbij tweederde van deze nieuwe investeringen afkomstig zal moeten zijn uit de particuliere sector.

In zijn verslag over de strategie van Lissabon wees de groep op hoog niveau onder leiding van Wim Kok[1] op de ontwikkeling van een kennismaatschappij als één van de vijf belangrijkste beleidsgebieden. De volgende maatregelen werden aanbevolen: "creëren van een ruimte van onderzoek en innovatie; bevorderen dat 3% van het BBP aan O&O wordt uitgegeven; Europa aantrekkelijker maken voor de beste onderzoekstalenten; bevorderen van nieuwe technologieën".

In zijn resolutie over Wetenschap en techniek - richtsnoeren voor toekomstig beleid van de Europese Unie ter bevordering van het onderzoek (verslag-Locatelli)[2] onderschreef het Europees Parlement de mededeling van de Commissie over hetzelfde onderwerp[3], volgens welke de begroting van het zevende kaderprogramma moet worden verdubbeld om deze doelstellingen te kunnen realiseren. In overeenstemming met deze strategie heeft de Commissie een voorstel voor KP7 voorgelegd met een totaal bedrag aan Gemeenschapsfinanciering van 72,7 miljard euro. De voorgestelde begroting werd door het Europees Parlement krachtig gesteund in zijn resolutie over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013 (verslag-Boege)[4].

In het verslag-Locatelli wordt afgezien van de begrotingskwesties een aantal topprioriteiten genoemd die voor het Europees Parlement van het grootste belang blijven. Het voorstel van de Commissie voor KP7 voldoet aan het leeuwendeel van deze aanbevelingen en doelstellingen. Derhalve wordt het zevende kaderprogramma door het Europees Parlement grotendeels aanvaard.

Desondanks moet beslist ook worden benadrukt dat alleen met behoud van het oorspronkelijke, door de Europese Commissie en het Europees Parlement genoemde financieringsniveau de verwezenlijking van de onderstaande doelstellingen zal kunnen worden gewaarborgd. Ieder bezuiniging in de begroting voor KP7 gaat tegen de strategie van Lissabon in en is in strijd met alle verklaringen van de leiders van de Europese Unie. Daarom is er behoefte aan een duidelijke visie en een sterk leiderschap. Wij verwachten dat deze beide kenmerken in de besluiten van de Europese Raad zullen worden weerspiegeld.

De nadruk moet liggen op fundamenteel onderzoek en ondersteuning van fundamenteel onderzoek op "onderzoekersinitiatief", dat wordt geselecteerd op grond van het enkele criterium van wetenschappelijke excellentie. Hierdoor zal het fundamenteel onderzoek een Europese toegevoegde waarde krijgen en zal de creativiteit op het hoogste niveau worden gestimuleerd door middel van een Europabrede concurrentie. Op dit gebied is het onderzoeksproces dikwijls langdurig en ingewikkeld. Daarom kan alleen een kritieke massa aan financiering het uiteindelijke succes te weeg brengen.

Ook de hernieuwde nadruk die werd gelegd op het programma "Mensen" als ondersteuning van de opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers (op alle niveaus) werd door het Europees Parlement zeer goed ontvangen. Gezien het feit dat Europa zeker 700 000 onderzoekers te kort komt als het zijn streefdoel van 3% investeringen in O&O tegen 2010 wil halen, is een krachtige steun voor jonge onderzoekers noodzakelijk.

Naast deze nieuwe maatregelen moet worden gezorgd voor een grote mate van continuïteit met KP6 in de specifieke activiteiten voor KMO's, namelijk onderzoek voor KMO's en verenigingen van KMO's, op het gehele gebied van wetenschap en techniek.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van het verslag van de Groep deskundigen op hoog niveau onder leiding van professor Ramon Marimon[5] vertoont het programma "Samenwerking" een grote continuïteit met KP6 in de thematische prioriteiten; daarnaast wordt een reeks belangrijke nieuwe instrumenten en corrigerende maatregelen ingevoerd. Het Europees Parlement is van mening dat voldoende begrotingsmiddelen moeten worden gehandhaafd voor alle gebieden die onder dit programma vallen, teneinde de onderzoeksmaatregelen op EU-niveau te stimuleren en te consolideren. Dit zal van cruciaal belang zijn voor de verbetering van de levenskwaliteit in de EU, evenals voor de Europese groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Speciale aandacht moet echter worden geschonken aan die gebieden waar in het bijzonder onderzoeksactiviteiten voor de lange termijn nodig zijn, zodat steun vanuit de publieke sector van groter belang is. Wij kunnen ons geen goede voorstelling maken van de effecten van eventuele bezuinigingen op deze kwetsbare gebieden, zoals volksgezondheid (gezien de vergrijzing en een aantal gevaarlijke ziekten in opkomst), energie (gezien het steeds dringender worden van de energieproblematiek) of het milieu (om de problemen van de klimaatverandering het hoofd te bieden).

Doelstellingen van KP7

1. Verbeteren van de samenwerking binnen de Europese onderzoeksruimte, met inbegrip van samenwerking bij het fundamenteel onderzoek, waarvan een hefboomwerking moet uitgaan om de nationale onderzoeksbegrotingen te vergroten en de voorwaarden voor onderzoekers te verbeteren.

2. Bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte in alle regio's van de EU, ontwikkelen van nieuwe grote infrastructuur, optimaal gebruik maken van het bestaande potentieel, samenbrengen van wetenschappers uit meer ontwikkelde regio's en hun collega's uit convergentieregio's, en verkennen van de mogelijkheden voor gebruik van de structuurfondsen voor de ontwikkeling van O&O-capaciteiten in de Europese onderzoeksruimte.

3. Ontwikkelen van hooggekwalificeerde arbeidskrachten, aantrekkelijker maken van een onderzoeksloopbaan voor jonge onderzoekers en hun deelname aan KP7 vergemakkelijken, de mobiliteit van onderzoekers binnen de Europese onderzoeksruimte vergroten, evenals de aantrekkelijkheid van Europa voor buitenlandse onderzoekers; speciale aandacht moet worden besteed aan de deelname en de loopbaan van vrouwen op onderzoeksgebied.

4. Overbruggen van de kloof tussen onderzoek en innovatie door het stimuleren van particuliere investeringen op gebieden die essentieel zijn voor het concurrentievermogen, het bevorderen van publiek-particuliere partnerschappen en het stimuleren van de deelname van KMO's aan communautaire O&O-activiteiten.

5. Verwezenlijking van de kennisdriehoek: werken aan de doelstellingen van de agenda van Lissabon via communautair gefinancierde onderzoeksactiviteiten gericht op het opbouwen van de Europese kenniseconomie en ‑maatschappij.

6. Invoering van eenvoudiger en doorzichtiger administratieve procedures teneinde de deelname aan KP7 te vergemakkelijken.

Instrumenten van KP7 - versterking van de Europese onderzoeksruimte

De ontwikkeling van een Europese onderzoeksruimte wordt binnen KP7 op vele verschillende manieren ondersteund. Al deze maatregelen moeten de voortzetting vormen van de resultaten van KP6 op de weg naar de Europese onderzoeksruimte. Om versnippering en overlap te verminderen en om een grote mate van integratie met nationale en regionale acties te waarborgen, zal aan de netwerken van excellentie een grotere rol worden toebedeeld. Ook aan de ERA-NET's en EUREKA moet een belangrijke rol worden toegekend voor de integratie van O&O-activiteiten in Europa.

Fundamenteel onderzoek - de Europese Onderzoeksraad

Cruciaal voor de economische ontwikkeling is de oprichting van de Europese Onderzoeksraad (ERC), die het fundamenteel onderzoek op Europees niveau zal stimuleren op basis van wetenschappelijke excellentie en zo een Europese toegevoegde waarde zal creëren via Europabrede concurrentie en bevordering van wetenschappelijke excellentie op het hoogste niveau. De ERC moet op Europees niveau adequaat worden gefinancierd en ten aanzien van zijn werkzaamheden autonoom en onafhankelijk functioneren. De ERC zal onderzoeksprojecten steunen die zullen worden gekozen op grond van hun wetenschappelijke verdienste en voor door de onderzoekers zelf te kiezen onderwerpen, dus met een benadering van onderaf. Er zal een individuele subsidieregeling worden ingevoerd, die ruimte biedt voor zowel individuele teams als voor combinaties van teams.

Onderzoek op initiatief van bedrijven - gezamenlijke technologie-initiatieven

Om te kunnen beantwoorden aan de uitdagingen van de mondiale concurrentie zal het Europese bedrijfsleven worden ondersteund met een grote diversiteit aan onderzoeks‑ en demonstratieprojecten, uiteenlopend van kleine collaboratieve projecten (CP's) tot grote gezamenlijke technologie-initiatieven (JTI's). Deze laatste zullen de voordelen plukken van een publiek-particulier partnerschap op lange termijn en zullen het resultaat vormen van de activiteiten van de Europese technologieplatforms (ETP's), welke een belangrijk instrument zijn bij het bijeenbrengen van alle belanghebbenden (onderzoeksinstellingen, bedrijfsleven en KMO's, financiële instellingen en beleidsmakers) in heel Europa. Het is belangrijk dat deze ETP's zullen bijdragen aan de integratie van de Europese onderzoeksruimte door een gemeenschappelijke langetermijnvisie op te stellen om met een specifieke uitdaging om te gaan en een samenhangende strategie te formuleren om die visie te realiseren. Verder moeten ze nationale en regionale strategieën onderling integreren, met name de strategieën van nationale technologieplatforms en regionale clusters.

De speciale rol van de KMO's moet worden onderstreept via een rechtstreekse, intensieve deelname aan CP's en gezamenlijke technologie-initiatieven, evenals via bijzondere steunmaatregelen zoals specifieke uitnodigingen voor KMO's, regelingen voor "nationale premies voor de verkennende fase" die financiële middelen ter beschikking stellen aan KMO's of verenigingen van KMO's om voorstellen voor het kaderprogramma uit te werken.

Menselijk potentieel

De ontwikkeling van arbeidskrachten, de waarborging van hun flexibele mobiliteit als "massaverschijnsel" onder wetenschappers, het vergemakkelijken van de wetenschappelijke loopbaan van jonge onderzoekers, het verbeteren van de situatie van vrouwen in de wetenschap, evenals het openstellen van Europa voor internationale samenwerking, zijn de belangrijkste doelstellingen van het programma "Mensen". Krachtige maatregelen moeten worden genomen om onderzoekers van wereldformaat naar Europa toe te trekken en daar te behouden.

Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan gendermainstreaming - kwesties rond moederschapsverlof en kinderopvang moeten grondig worden behandeld. Het verbeteren van de gelijke startpositie van vrouwen en mannen in de wetenschap zal de ontsluiting mogelijk maken van een consistent menselijk onderzoekspotentieel.

Speciale maatregelen ter bevordering van de participatie van jonge onderzoekers en om hen te stimuleren in de keuze voor een Europese wetenschappelijke loopbaan, worden binnen alle acties van KP7 ingevoerd. Zo worden bijvoorbeeld bij "Ideeën" speciale uitnodigingen voor jonge onderzoekers ingevoerd in de vorm van zogenaamde "excellentiesubsidies" voor jonge onderzoekers. Bij "Mensen" wordt voorgesteld" twinning-netwerken" in te voeren, waarbij sprake is van een nauwere integratie van een klein aantal partners met een speciaal aanbod voor onderzoekers in de beginfase. Bovendien worden diverse soorten herintegratiesubsidies verstrekt aan jonge onderzoekers.

Infrastructuur

Voor de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte is het van vitaal belang dat de beschikbaarheid, coördinatie en toegankelijkheid van de Europese wetenschappelijke en technologische infrastructuur op het hoogste niveau wordt vergroot. De ontwikkeling van nieuwe infrastructuur zal nauw worden gecoördineerd met de structuurfondsen en andere financiële instrumenten op Europees en nationaal niveau. Zo kan bijvoorbeeld het onderdeel "Capaciteiten" bijdragen aan de ontwikkeling van grote infrastructuur op nationaal niveau, en daarbij met name door structuurfondsen worden gesteund, door de toegankelijkheid en de integratie daarvan binnen de Europese onderzoeksruimte te waarborgen.

Kennisregio's

De acties zullen de totstandbrenging van de kennis- en innovatieregio's vergemakkelijken (waarbij alle driehoeksrelaties tussen onderwijs, onderzoek en innovatie worden verkend) en bijdragen aan de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte. Dit zal onder meer de vorm hebben van "mentoring" door hoogontwikkelde regio's ten gunste van minder ontwikkelde regio's, evenals rechtstreekse steun voor opkomende kennis- en innovatieregio's. Ook zal worden gestreefd naar maatregelen ten behoeve van een betere toegang van KMO's tot technologische innovatie.

Onderzoekspotentieel

Het is van het grootste belang dat de Europese onderzoeksruimte in de uitgebreide Unie volledig wordt verwezenlijkt. De bestaande en opkomende centra met groot potentieel, zoals de centra van excellentie en de centra van kennisoverdracht, in de convergentieregio's moeten worden ondersteund. Ze moeten worden geheroriënteerd, een uitgebreid relatienetwerk krijgen en in de Europese onderzoeksruimte worden geïntegreerd. Deze hervorming moet ook vanuit de structuurfondsen worden bevorderd.

Kennisdriehoek

Voor een geslaagde realisatie van alle doelstellingen van KP7 is een duurzame ontwikkeling van excellente arbeidskrachten vereist, alsmede van fundamenteel onderzoek en nieuwe technologieën, uitmondend in commercialisatie en een verbetering van het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven. Daarom moeten wij een geïntegreerde kennisdriehoek tussen onderwijs, onderzoek en innovatie creëren. Een van de belangrijkste succesfactoren hiervan zal worden gevormd door de duurzame ontwikkeling van alle elementen van de kennisdriehoek en hun diepgaande integratie via naadloze interfaces.

Onderwijs - onderzoek

Versterking van de rol van de universiteiten in het onderzoek is nodig, om studenten te werven voor onderzoeksloopbanen. Jonge onderzoekers zijn één van de belangrijkste aspecten van KP7. Onderwijs is voornamelijk een kwestie van nationaal beleid, maar er moeten wel bepaalde maatregelen worden ingevoerd die de koppeling kunnen leggen tussen KP7 en de programma's voor onderwijs en opleiding in de Europese ruimte voor hoger onderwijs, zodat een soepele ontwikkeling van de onderzoeksloopbaan van jongeren mogelijk wordt.

Onderzoek - innovatie

De continuïteit tussen onderzoek en innovatie moet worden gehandhaafd, ook dankzij gezamenlijke technologie-initiatieven en Europese technologieplatforms. Deze kunnen bijdragen aan de nauwe integratie van KP7-activiteiten met het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) ten behoeve van een ononderbroken bevordering van een technologie in alle ontwikkelingsstadia, van onderzoek via demonstratie tot commercialisatie. Er is voorzien in samenwerkingsprogramma's voor langere termijn tussen organisaties van de academische wereld en het bedrijfsleven, met name KMO's, die streven naar een grotere kennisuitwisseling door middel van onderzoekspartnerschappen, ondersteund door de inschakeling van ervaren onderzoekers voor het partnerschap in de vorm van wederzijdse detacheringen van medewerkers tussen beide sectoren. Ook moeten er uitgebreidere maatregelen komen ter stimulering van beurzen voor onderzoekers in dienst van bedrijven en van onderzoeksactiviteiten door mensen uit het bedrijfsleven.

Het multidisciplinaire aspect van het onderzoek moet krachtig worden bevorderd, omdat dit aan de basis ligt van de ontwikkeling van baanbrekende disciplines als biotechnologie en nanotechnologie. Verder moeten de intellectuele-eigendomsrechten afdoende beschermd worden om de economische opbrengsten van onderzoeksresultaten veilig te stellen. Dit is met name in een belangrijke en dynamische sector als de ICT een cruciaal punt; daar blijkt echter naast de andere modellen ook het ontwikkelingsmodel op basis van "open source" zijn nut te bewijzen als basis voor innovatie, grotere samenwerking en van kennisverspreiding.

Vooruitzichten voor het toekomstige onderzoeks‑ en innovatiebeleid

KP6 was gericht op de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte, en binnen het kader van KP6 zijn vele succesvolle initiatieven begonnen en uitgewerkt. Thans zal KP7 de Europese onderzoeksruimte nog verder versterken door de invoering van nieuwe instrumenten en de integratie van de oude. Met name zal de oprichting van de Europese Onderzoeksraad, voorgesteld in KP7, een krachtige stimulans zijn voor het fundamenteel onderzoek op Europees niveau.

Wellicht zou een vergelijkbare werkwijze kunnen worden gekozen voor de versterking van het toegepast onderzoek, door de vorming van een Europese ruimte van onderzoek en innovatie (ERIA), waarmee onze maatregelen zouden kunnen worden gericht op een betere integratie van onderzoek en innovatie en op de omzetting van wetenschappelijke kennis in innovatie en commerciële producten. Dit idee werd ook geopperd in de strategie van Lissabon en in het verslag-Kok, waar werd voorgesteld nauwe koppelingen aan te brengen tussen onderzoek en innovatie. De rechtvaardiging hiervoor ligt in de noodzaak om meer middelen en risicokapitaal vanuit het bedrijfsleven in te schakelen in het proces van onderzoek en innovatie, en om concrete financiële voordelen aan deze investeringen te ontlenen. Daarom is het zo belangrijk dat de acties van KP7 worden gecoördineerd met het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie. Het is nuttig te analyseren of een orgaan als een 'Europees instituut voor de technologie' (EIT) ook een bijdrage zou kunnen leveren aan het creëren van synergie tussen deze twee programma's. Zo'n EIT zou fungeren als contactorgaan voor overdracht van technologie en zou nieuwe technologieën genereren alsmede de directe toepassingen daarvan, spin-offs creëren, de activiteiten vergemakkelijken, technologische starters, micro-ondernemingen en kleine ondernemingen begeleiden en kennis verspreiden.

Uiteraard kan het succes van een zo breed beleidsgebied als geheel niet worden gewaarborgd met enkel de kaderprogramma's voor onderzoek en innovatie. Deze kwestie vraagt ook om een macro-economische benadering. Het aantrekkelijk maken van investeringen in O&O door het bedrijfsleven is een absolute noodzaak en vraagt om krachtiger maatregelen. Een goed geïntegreerde Europese gemeenschappelijke markt zal de overdracht van technologie versterken en zo een breed samenwerkingsverband creëren tussen bedrijfsleven en onderzoek.

ADVIES van de Begrotingscommissie  (22.2.2006)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)
(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

Rapporteur voor advies: Marilisa Xenogiannakopoulou

BEKNOPTE MOTIVERING

I. Algemeen overzicht van het 7de kaderprogramma (KP)

Het Europees Parlement heeft onlangs, op 8 juni 2005[1], bevestigd dat wetenschappelijk onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie van centrale betekenis zijn voor een op kennis gebaseerde economie en belangrijke factoren vormen voor groei en duurzame ontwikkeling, het concurrentievermogen van ondernemingen, werkgelegenheid en het realiseren van de doelstellingen van de Lissabonstrategie[2]. Reeds in 2003 uitte het zijn opvatting dat de onderzoeksinspanningen moesten worden opgevoerd en geconsolideerd om het op de zitting van de Europese Raad te Barcelona van 2002 vastgestelde doelcijfer voor de O&O-uitgaven van 3% van het BIP van de EU tegen 2010[3] te bereiken. Hoewel de in Lissabon gedane toezegging op de Topconferentie van Barcelona in 2002 werd herhaald, heeft de Raad in alle daaropvolgende jaarlijkse begrotingsprocedures steeds weer geprobeerd de uitgaven voor onderzoek te besnoeien.

1. Context

Het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling is bedoeld voor de periode 2007-2013 en voorziet in een verdubbeling van de begroting voor het 6de kaderprogramma, waardoor het bedrag voor de zevenjaarlijkse programmeringsperiode gebracht wordt op € 72.726 miljoen, plus het deel dat voor rekening van Euratom komt, ten belope van € 3.092 miljoen (periode 2007-2011).

Gelukkig was het Europees Parlement tijdens de begrotingsprocedure voor 2006 in staat de voorstellen te verdedigen die de Commissie afgelopen jaar bij gelegenheid van de uitvoering van het 6de KP gedaan had in het voorontwerp van begroting (VOB). De door de Raad in zijn ontwerpbegroting geplande algemene besnoeiing betrof in het bijzonder de betalingen, en beliep 40-45% van alle relevante begrotingslijnen. Deze besnoeiingen waren niet gerechtvaardigd, aangezien de uitvoering van de kredieten voor het 6de KP de afgelopen jaren constant op ongeveer 98% had gelegen.

2. Juridische beperkingen

De meerjarige kaderprogramma's, die gebaseerd zijn op de artikelen 166 en 164 van de Verdragen, staan in dienst van twee belangrijke strategische doelstellingen: versterking van de wetenschappelijke en technologische basis van de industrie en bevordering van haar internationale concurrentievermogen, door bevordering van onderzoeksactiviteiten, die ook al in het kader van andere beleidsvormen van de EU ondersteund worden. Deze twee doelstellingen vormen de algemene achtergrond voor de keuze van prioriteiten en instrumenten. Activiteiten die beter op nationaal of regionaal vlak kunnen worden uitgevoerd, d.w.z. zonder grensoverschrijdende activiteiten, komen niet voor financiering in aanmerking. Het 7de KP verstrekt ook mogelijkheden tot financiering voor organisaties uit derde landen ("internationale samenwerking").

De EU draagt tot een zeker percentage bij aan de totale kosten van een project, waarbij de mate van medefinanciering uiteen kan lopen van 35-100%, afhankelijk van het soort activiteit, maar doorgaans bedraagt het 50%. Deelnemers moeten dus een overeenkomstig bedrag aan eigen middelen mobiliseren. Het 7de KP zal worden gefinancierd uit hoofde van de titels 02, 06, 08, 09, 10 en 11 van de EG-begroting. Vijf DG's van de Commissie zijn gezamenlijk bij het beheer van het budget betrokken: DG Onderzoek, DG Ondernemingen, DG Informatiemaatschappij, DG Energie & Vervoer en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO).

3. Structuur en tijdplan

Document COM(2005)0119 omvat twee wetgevingsvoorstellen, het communautaire deel (besluit van EP en Raad in het kader van de medebeslissingsprocedure) en een Euratom-deel (besluit van de Raad, volgens de overlegprocedure). Het communautaire deel van het 7de KP bestaat uit vier hoofdonderdelen: Samenwerking (44.432 mln), Ideeën (11.862 mln), Mensen (7.129 mln), Capaciteiten (7.486 mln) en Niet-nucleaire activiteiten van het GCO (1.817 mln).

SAMENWERKING

Thema's[4]

mln EUR

Gezondheid

8317

Voedsel, landbouw en biotechnologie

2455

Informatie- en communicatietechnologieën

12670

Nanowetenschap, nanotechnologie, materialen
en nieuwe productietechnologieën

4832

Energie

2931

Milieu (m.i.v. klimaatverandering)

2535

Vervoer (m.i.v. aeronautica)

5940

Sociaal-economische wetenschappen en menswetenschappen

792

Veiligheid en ruimte

3960

Totaal SAMENWERKING

44432

IDEEËN

Europese Onderzoeksraad

11862

MENSEN

Marie Curie-acties

7129

CAPACITEITEN

Onderzoeksinfrastructuur

3961

Onderzoek ten behoeve van het MKB

1901

Gebieden van kennis

158

Onderzoekspotentieel

554

Wetenschap in de samenleving

554

Activiteiten op het gebied van internationale samenwerking

358

Totaal CAPACITEITEN

7486

Niet-nucleaire activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

1817

TOTAAL EG

72726

Op 21 september 2005 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 166, lid 3 van het EGV een voorstel gedaan voor de zeven specifieke programma's, die door de Raad zullen worden goedgekeurd na raadpleging van het EP (art. 116, lid 4 EGV). Elke in het 7de KP vervatte activiteit zal worden uitgevoerd middels deze specifieke programma's, waarin de gedetailleerde regels worden vastgesteld voor de uitvoering, de duur ervan en waarin wordt aangegeven hoeveel geld hiervoor nodig zal zijn. Het totaal van de nodig geachte bedragen, die in de specifieke programma's zijn vastgesteld, mag niet hoger oplopen dan het algemene maximum dat is vastgesteld voor het KP en voor elke activiteit. Op grond van deze voorstellen zal de Commissie in het begin van 2006 en overeenkomstig de artikelen 167, 172 en 251 van het EGV twee wetgevingsvoorstellen indienen om de regels vast te stellen voor de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten en om de regels vast te stellen voor de verspreiding van de onderzoeksresultaten (medebeslissing).

4. Kleine en middelgrote ondernemingen

Kleine en middelgrote ondernemingen ondervinden meer moeilijkheden bij het verkrijgen van toegang tot de communautaire kaderprogramma's, vanwege de vaak moeizame procedures en de grote hoeveelheid administratief werk die er van hen wordt verlangd. Ter bevordering van de deelname van het MKB moeten daarom niet alleen interdisciplinaire acties worden ondernomen in het kader van "samenwerking", "mensen" en "capaciteiten", maar moet er ook worden gezorgd voor een vereenvoudigde uitvoering van de programma's, die in het bijzonder een vermindering inhoudt van de administratieve verplichtingen van de deelnemers, bijvoorbeeld door gebruikmaking van een indienings- en evaluatieprocedure die uit twee fasen bestaat (d.w.z. met een eenvoudiger, eerste fase) en gemeenschappelijke standaarden voor controle en harmonisatie van de interne controleactiviteiten van de Commissie.

5. Hernieuwbare energieën

Hernieuwbare energieën zijn een integraal aspect van een effectieve strategie tot bescherming van het klimaat; zij kunnen ertoe bijdragen de doelstellingen van Kyoto te realiseren; zij verspillen geen middelen; zij verminderen de emissie van schadelijke stoffen in de atmosfeer en bieden ook de mogelijkheid tot duurzame regionale ontwikkeling en nieuwe werkgelegenheidsvooruitzichten.

II. Aanbevelingen van de rapporteur voor advies

1. De Raad beweert weliswaar keer op keer dat hij veel waarde hecht aan wetenschappelijk onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, die hij erkent als kernelementen van een op kennis gebaseerde economie en als essentiële factoren voor groei en duurzame ontwikkeling, maar in zijn ontwerpbegroting van 2006 heeft hij opnieuw de betalingen voor de desbetreffende begrotingslijnen van het 6de KP voor onderzoek met ongeveer 40% verminderd. Het Parlement zou hierin niet moeten toestemmen.

2. Uit het achterwege blijven van serieuze onderhandelingen over een nieuw financieel kader voor de periode 2007-2013 (althans tot op heden, december 2005) blijkt hoe weinig belangstelling de lidstaten aan de dag leggen om aan de Commissie meer geld voor onderzoeksdoeleinden toe te vertrouwen dan absoluut noodzakelijk is. Om een blokkering van het wetgevende werk aan de nieuwe programma's te voorkomen, hebben Parlement, Raad en Commissie in een triloog van 18 oktober ingestemd met een gemeenschappelijke verklaring "Richtsnoeren voor wetsvoorstellen m.b.t. het meerjarige financiële kader 2007-2013". Hierdoor wordt het EP en Raad mogelijk gemaakt voort te gaan met de wetgevende werkzaamheden in afwachting van een akkoord over het Interinstitutioneel Akkoord. Het EP zou niet verplicht moeten zijn af te zien van zijn wetgevingsactiviteiten elke keer wanneer een wetgevingstekst budgettaire implicaties heeft. Het zou door moeten gaan met een "normale" eerste lezing zoals in het geval van het 7de KP, overeenkomstig de wetgevingsprocedure die is vastgesteld in artikel 251 van het Verdrag, daarbij rekening houdend met de grote meerderheid waarmee de resolutie van 8 juni 2005 werd goedgekeurd. Uw rapporteur voor advies wenst daarom de door de Commissie voorgestelde bedragen te handhaven, opdat het EP consistent blijft vasthouden aan zijn onderhandelingspositie van 8 juni 2005.

3. Om de doelstellingen van Lissabon te realiseren moet, naar de overtuiging van uw rapporteur voor advies, alles in het werk worden gesteld om de administratieve situatie voor het MKB te verbeteren en dit een betere toegang tot het 7de KP te verlenen. De lopende hervorming van het Financieel Reglement[5] en de uitvoeringsbepalingen ervan vormen ook voor het 7de KP een gelegenheid om de bureaucratische rompslomp te verminderen en het leven gemakkelijker te maken voor begunstigden, zoals kleine en middelgrote bedrijven, die niet in staat zijn om een al te zware administratieve last op zich te nemen.

4. De schommelingen van de aardolieprijzen in de afgelopen twee jaar, die nog steeds aanhouden, en recente natuurrampen welke verband houden met de wereldwijde temperatuurstijging vormen een duidelijke aanwijzing: Europa moet minder afhankelijk worden van aardolie. Uw rapporteur voor advies is ingenomen met het voorstel van de Commissie om meer aandacht te schenken aan activiteiten op het gebied van moderne technologieën voor het gebruik van hernieuwbare energieën.

AMENDEMENTEN

De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Ontwerpwetgevingsresolutie

Amendement 1

Paragraaf 1 bis (nieuw)

1 bis.  wijst erop dat de in het wetgevingsvoorstel aangegeven kredieten voor de periode na 2006 nog aangepast kunnen worden aan de hand van het besluit over het meerjarige financiële kader;

Amendement 2

Paragraaf 1 ter (nieuw)

1 ter.  dringt er bij de Commissie op aan om, indien dat dienstig zou blijken en zodra het volgende meerjarige financiële kader zal zijn goedgekeurd, een voorstel te doen om het in het programma genoemde financiële referentiebedrag aan te passen;

Motivering

Standaardamendement om te benadrukken dat de voorgestelde bedragen eventueel nog bevestigd moeten worden in een meerjarig financieel kader.

Voorstel voor een besluit

Door de Commissie voorgestelde tekst[6]

 

Amendementen van het Parlement

Amendement 3

Artikel 3

Het zevende kaderprogramma wordt uitgevoerd via specifieke programma's. Deze programma's stellen precieze doelstellingen en de nadere uitvoeringsregels vast.

Het zevende kaderprogramma wordt uitgevoerd via specifieke programma's. Deze programma's stellen precieze doelstellingen en de nadere uitvoeringsregels vast, overeenkomstig het Financieel Reglement.

Motivering

De uitvoering van de begroting van de EU moet in overeenstemming zijn met het Financieel Reglement.

Amendement 4

Artikel 3, alinea 1 bis (nieuw)

 

Ieder specifiek programma moet zijn eigen begrotingslijn hebben onder hoofdstuk 3 van de algemene begroting, om een follow-up van de financiële uitvoering te verzekeren en een betere uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de begrotingsautoriteit te garanderen over de activiteiten die uit hoofde van het kaderprogramma worden gefinancierd.

Motivering

Uw rapporteur voor advies is van oordeel dat de vermindering van de thematische prioriteiten en hun concentratie onder een hoofdstuk risico's kunnen inhouden voor de transparantie van deze programma's en de rekenschap die hierover wordt afgelegd. Om een beter toezicht op deze activiteiten te verzekeren, is het nodig een afzonderlijke begrotingslijn op te nemen voor elk specifiek programma.

Amendement 5

Artikel 4, lid 1, inleidende formule

Het totale maximumbedrag van de financiële deelneming van de Gemeenschap in dit zevende kaderprogramma bedraagt 72726 miljoen EUR. Dat bedrag wordt als volgt verdeeld over de activiteiten en acties bedoeld in de leden 2 tot 6 van artikel 2 (in miljoen EUR):

Het totale indicatieve maximumbedrag van de financiële deelneming van de Gemeenschap in dit zevende kaderprogramma bedraagt 72726 miljoen EUR voor de 7-jarige periode beginnend op 1 januari 2007. Dat bedrag wordt als volgt verdeeld over de activiteiten en acties bedoeld in de leden 2 tot 6 van artikel 2 (in miljoen EUR):

Motivering

Standaardamendement om te benadrukken dat de voorgestelde bedragen eventueel nog bevestigd moeten worden in een meerjarig financieel kader.

Amendement 6

Artikel 4, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. De toegang tot financiële middelen wordt door toepassing van het proportionaliteitsbeginsel met betrekking tot de in te dienen documenten en door de instelling van een gegevensbank voor de indiening van aanvragen vergemakkelijkt.

Motivering

De methoden en procedures moeten worden vereenvoudigd, om de transparantie van de selectieprocedure te versnellen en de toegang tot programma's gemakkelijker te maken. De aan het met de uitvoering belaste agentschap toegewezen middelen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de gedragscode voor de instelling van uitvoerende agentschappen en met verordening nr. 58/2003 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd. Op deze wijze wordt een adequate financiering van de maatregelen in het kader van het programma gewaarborgd.

Amendement 7

Artikel 4, lid 3 ter (nieuw)

 

3 ter. Het totaal van de beheersuitgaven in het kader van het programma, waaronder de interne en de beheersuitgaven voor de uitvoeringsagentschappen, moeten evenredig zijn met de in de betrokken programma's voorziene taken en zijn onderworpen aan het besluit van de begrotingsautoriteit en de wetgevende autoriteiten.

Motivering

De methoden en procedures moeten worden vereenvoudigd, om de transparantie van de selectieprocedure te versnellen en de toegang tot programma's gemakkelijker te maken. De aan het met de uitvoering belaste agentschap toegewezen middelen moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van de gedragscode voor de instelling van uitvoerende agentschappen en met verordening nr. 58/2003 van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd. Op deze wijze wordt een adequate financiering van de maatregelen in het kader van het programma gewaarborgd.

Amendement 8

Artikel 4, alinea 4 bis (nieuw)

 

De Commissie moet aan de begrotingsautoriteit voorafgaande informatie verstrekken wanneer zij voornemens is om af te wijken van de uitgavenverdeling zoals die wordt vermeld in de aanmerkingen en de bijlage bij de jaarlijkse begroting.

Motivering

Voor een verbetering van het financieel toezicht op de door de Gemeenschap gefinancierde onderzoekactiviteiten acht uw rapporteur het noodzakelijk dat de Commissie de begrotingsautoriteit op gezette tijden informeert over de uitvoering van de specifieke programma's en voorafgaande informatie verstrekt telkens wanneer zij voornemens is af te wijken van de uitgavenverdeling die in de algemene begroting wordt vermeld

.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Document- en procedurenummers

COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door
  Datum bekendmaking

BUDG
27.4.2005

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Marilisa Xenogiannakopoulou
9.6.2005

Behandeling in de commissie

22.2.2006

 

 

 

 

Datum goedkeuring

2.2.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

34

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Laima Liucija Andrikienė, Reimer Böge, Simon Busuttil, Paulo Casaca, Gérard Deprez, Valdis Dombrovskis, Brigitte Douay, Bárbara Dührkop Dührkop, James Elles, Szabolcs Fazakas, Louis Grech, Nathalie Griesbeck, Catherine Guy-Quint, Jutta D. Haug, Ville Itälä, Anne E. Jensen, Alain Lamassoure, Janusz Lewandowski, Vladimír Maňka,, Gérard Onesta, Giovanni Pittella, Antonis Samaras, Esko Seppänen, Nina Škottová, László Surján, Helga Trüpel, Kyösti Tapio Virrankoski, Ralf Walter, Thomas Wise, Marilisa Xenogiannakopoulou

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Albert Jan Maat, Hans-Peter Martin, Paul Rübig, José Albino Silva Peneda, Margarita Starkevičiūtė

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

  • [1]  Resolutie van het Europees Parlement over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen voor de uitgebreide Unie 2007-2013 (2004/2209(INI)), P6_TA-PROV(2005)0224, punt 16.
  • [2]  Resolutie van het Europees Parlement P6_TA(2005)0069 van 9 maart 2005.
  • [3]  Resolutie van het Europees Parlement van 18 november 2003 ter voorbereiding van het 7de kaderprogramma inzake "Investering in onderzoek: een actieplan voor Europa" (COM(20030266 - 2003/2148(INI)), P5_TA(2003)0495.
  • [4]  Details over elk subprogramma zijn te vinden op http://www.cordis.lu/fp7/faq.htm#1.
  • [5]  Voorstel COM(2005)0181, verslag-Grässle.
  • [6]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid  (24.2.2006)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)
(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

Rapporteur voor advies: Satu Hassi

BEKNOPTE MOTIVERING

Het Commissievoorstel betreffende het zevende kaderprogramma is in talrijke opzichten een positief voorstel. In het voorstel wordt rekening gehouden met een aantal in eerdere besluiten door het Parlement geformuleerde standpunten.

De echte betekenis van het voorstel blijft echter onzeker totdat een besluit is genomen over de financiële vooruitzichten van de Europese Unie voor 2007-2013. Mocht de totale begroting kleiner zijn dan die in het voorstel, dan is de kans groot dat ook de voor het zevende kaderprogramma beschikbare kredieten aanzienlijk geringer zullen dan die in dit voorstel.

Er valt ook kritiek te leveren op de procedure, aangezien de Commissie op 21 september 2005 al haar voorstellen voor specifieke programma's had gepubliceerd, terwijl het kaderprogramma nog in behandeling was volgens de medebeslissingsprocedure en specifieke programma's dienen te worden gebaseerd op het kaderprogramma. Door aldus te handelen heeft de Commissie a priori afbreuk gedaan aan de betekenis van de medebeslissingsprocedure.

Vanuit het oogpunt van milieu en volksgezondheid bevat het voorstel een aantal positieve punten. De rapporteur voor advies stelt voor akkoord te gaan met die welke betrekking hebben op het terugdringen van de vervuiling, de bescherming van biodiversiteit, het tegengaan van klimaatverandering, de ontwikkeling van nieuwe energietechnologieën en het creëren van een energie-intelligent Europa. De rapporteur voor advies stelt voor meer nadruk te leggen op het voorkomen van ziekten alsmede op onderzoek ter ondersteuning van die doelstelling. Ze is voorts voorstander van versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld en van de rechten van de vrouw.

De rapporteur voor advies stelt voor de afzonderlijke terreinen van energie-onderzoek in het kaderprogramma in een zodanige volgorde te rangschikken dat hieruit de volgorde van prioriteit blijkt die wordt toegekend aan de verschillende opties voor het in de hand houden van klimaatverandering en het bevorderen van duurzame energie; zij wenst voorts dat afzonderlijke begrotingslijnen worden gecreëerd voor de afzonderlijke energie-opties. Voorgesteld wordt onderzoek naar de vastlegging en opslag van CO2 af te stemmen op het milieueffect. De rapporteur voor advies is van oordeel dat onderzoek naar schone technologie voor kolen moet worden gefinancierd door de kolenindustrie, aangezien deze al een lang verleden achter zich heeft en over aanzienlijke financiële middelen beschikt.

Voor wat betreft het stamcelonderzoek stelt de rapporteur voor advies voor geen communautaire financiële middelen uit te trekken voor embryonaal stamcelonderzoek, maar wel voor volwassenstamcelonderzoek, navelstrengstamcelonderzoek en ander alternatief onderzoek, waarbij geen embryo's als grondstof worden gebruikt.

Ter zake van landbouwbiotechnologie is de rapporteur voor advies voorstander van bescherming van niet-GGO biodiversiteit en onderzoek naar het milieueffect van GGO's.

De rapporteur voor advies vestigt de aandacht op de wanverhouding tussen het energiegedeelte in het voorstel voor een zevende kaderprogramma en het voorgestelde zevende Euratom-onderzoeksprogramma dat niet onder de medebeslissingsprocedure valt. In het kader van het Euratomvoorstel zouden over een periode van vijf jaar meer financiële middelen worden uitgetrokken voor kernfusie en andere aspecten van kernenergie dan voor alle andere vormen van energieonderzoek over een periode van 7 jaar tezamen. Dit is in strijd met verschillende EU-besluiten, volgens welke het opwarmen van de aarde beneden de 2° moet worden gehouden en de rol van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen doorslaggevend is om dit te bereiken. Kernenergie valt niet onder de gezamenlijk overeengekomen prioriteiten. Hieraan zijn grote gevaren verbonden en zelfs theoretisch gezien kan kernfusie geen beduidende rol spelen bij het in de hand houden van klimaatverandering, omdat de uraniumvoorraden te beperkt zijn. Met kernfusie zal in de komende decennia geen bruikbare energie kunnen worden geproduceerd en het blijft de vraag of kernfusie over enkele decennia een haalbare optie zal zijn.

AMENDEMENTEN

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[1]Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 1 bis (nieuw)

(1 bis) Van overheidswege gefinancierd onderzoek dient in eerste instantie te beantwoorden aan algemene behoeften en prioriteiten.

Motivering

Van overheidswege gefinancierd onderzoek dient zich te concentreren op onderzoeksbehoeften van algemeen belang, en hierbij dient men zich in eerste instantie niet te laten leiden door het concurrentievermogen van de industrie.

Amendement 2

Overweging 2

(2) De centrale rol van het onderzoek bij het verzekeren van het concurrentievermogen en de economische groei werd erkend door de Europese Raad van Lissabon die er de nadruk op legde dat kennis en innovatie de kern zijn van de economische vooruitgang, inclusief de groei van de werkgelegenheid in Europa.

(2) De centrale rol van het onderzoek bij het verzekeren van het concurrentievermogen en de economische groei werd erkend door de Europese Raad van Lissabon die er de nadruk op legde dat kennis en innovatie de kern zijn van de economische en sociale vooruitgang, inclusief de groei van de werkgelegenheid in Europa.

Amendement 3

Overweging 4 bis (nieuw)

(4 bis)Het Europees Parlement heeft aangedrongen op een voortrekkersrol van de Europese Unie bij het ontwikkelen en toepassen van milieutechnologieën en het garanderen van duurzame productie en consumptie. Het Parlement heeft ook herhaaldelijk de nadruk gelegd op de rol van onderzoek om oplossingen voor klimaatverandering te vinden. Ten einde de noodzakelijke sprong voorwaarts met betrekking tot technologische ontwikkeling te bewerkstelligen, zijn aanzienlijke communautaire inspanningen op het gebied van onderzoek vereist. Het Parlement heeft ook onderstreept dat exploitatie van vrouwen moet worden tegengegaan en steun en financiering van het klonen van mensen in het kader van EU-programma's moet worden uitgesloten.

Amendement 4

Overweging 5

(5) Rekening houdend met de onderzoeksbehoeften van al het communautair beleid en bouwend op uitgebreide steun van de Europese industrie, de wetenschappelijke wereld, universiteiten en andere belanghebbende kringen dient de Gemeenschap de wetenschappelijke en technologische doelstellingen vast te stellen die in de periode 2007 tot 2013 op grond van haar zevende kaderprogramma bereikt moeten worden.

(5) Rekening houdend met de onderzoeksbehoeften van al het communautair beleid en bouwend op uitgebreide steun van de Europese industrie, de wetenschappelijke wereld, universiteiten en andere belanghebbende niet-commerciële kringen dient de Gemeenschap de wetenschappelijke en technologische doelstellingen vast te stellen die in de periode 2007 tot 2013 op grond van haar zevende kaderprogramma bereikt moeten worden.

Amendement 5

Overweging 10

(10) De onderzoeks- en innovatiecapaciteiten in geheel Europa moeten worden versterkt en het optimale gebruik ervan moet worden verzekerd.

(10) De onderzoeks- en innovatiecapaciteiten in geheel Europa moeten worden versterkt en het optimale gebruik ervan moet worden verzekerd. In dit verband zou nagedacht kunnen worden over een vrijstelling van de vennootschapsbelasting op Europese subsidies die aan het MKB worden toegekend uit hoofde van het zevende kaderprogramma onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

Motivering

Bij het 'nadenken over een optimale benutting van de innovatiecapaciteit' moet ook de 'fiscaliteit' op Europees niveau aan bod komen.

Amendement 6

Overweging 12

(12) In het kader van "Samenwerking" moet ondersteuning worden verleend voor transnationale samenwerking op elke schaal in geheel de Europese Unie en daarbuiten, op een aantal thematische gebieden die overeenstemmen met belangrijke terreinen van kennis- en technologiebevordering, waar onderzoek moet worden ondersteund en versterkt om Europese sociale, economische, ecologische en industriële uitdagingen aan te pakken.

(12) In het kader van "Samenwerking" moet ondersteuning worden verleend voor transnationale samenwerking op elke schaal in geheel de Europese Unie en daarbuiten, op een aantal thematische gebieden die overeenstemmen met belangrijke terreinen van kennis- en technologiebevordering, waar onderzoek moet worden ondersteund en versterkt om Europese sociale, economische, ecologische, volksgezondheids- en industriële uitdagingen aan te pakken.

Amendement 7

Overweging 14

(14) In het kader van "Mensen" moeten individuen worden gestimuleerd om onderzoeker te worden, moeten Europese onderzoekers worden aangemoedigd om in Europa te blijven, moeten onderzoekers uit de hele wereld naar Europa worden aangetrokken en moet Europa aantrekkelijker gemaakt worden voor de beste onderzoekers.

(14) In het kader van "Mensen" moeten individuen worden gestimuleerd om onderzoeker te worden, moeten Europese onderzoekers worden aangemoedigd om in Europa te blijven, moeten onderzoekers uit de hele wereld naar Europa worden aangetrokken en moet Europa aantrekkelijker gemaakt worden voor de beste onderzoekers. In dit verband zou op Europees niveau nagedacht kunnen worden over een fiscale harmonisatie voor onderzoekers.

Motivering

Europa maakt zich terecht zorgen over de 'brain drain' naar Azië en Amerika in verband met aantrekkelijker arbeidsomstandigheden. Het kan geen kwaad dat de Raad nadenkt over een specifieke fiscale harmonisatie voor onderzoekers in de privé- en de publieke sector.

Amendement 8

Overweging 15

(15) In het kader van "Capaciteiten" moeten het gebruik en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren worden geoptimaliseerd; moeten de innovatieve capaciteiten van KMO's en hun vermogen om van onderzoek te profiteren worden versterkt; moet de ontwikkeling van regionale door onderzoek aangestuurde clusters worden ondersteund; moet het onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de EU worden ontsloten; moeten wetenschap en maatschappij dichter bij elkaar worden gebracht voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij; en moeten horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking worden ondernomen.

(15) In het kader van "Capaciteiten" moeten het gebruik en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren worden geoptimaliseerd; moeten de procedures voor toegang tot het zevende kaderprogramma worden vereenvoudigd; moet de verschaffing van informatie over de acties in het kader van het zevende kaderprogramma worden verbeterd; moeten de innovatieve capaciteiten van KMO's en hun vermogen om van onderzoek te profiteren worden versterkt; moet de ontwikkeling van regionale en plaatselijke door onderzoek aangestuurde clusters worden ondersteund; moet het onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's inclusief plaatselijke centra, van de EU worden ontsloten; moeten wetenschap en maatschappij dichter bij elkaar worden gebracht voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij; en moeten horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking worden ondernomen.

Motivering

Betere informatieverschaffing en eenvoudiger procedures voor toegang tot de acties van het zevende kaderprogramma zullen de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan ten goede komen.

Er moet nadruk worden gelegd op de ontwikkeling van plaatselijke centra, met name die in de ultraperifere regio's van de EU.

Amendement 9

Overweging 19

(19) Gezien de op grote schaal gesteunde verruimde draagwijdte van de acties van het kaderprogramma, het hefboomeffect van de financiering op nationale en particuliere investeringen, de noodzaak om de Gemeenschap in staat te stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken, de vitale rol die de steunverlening van de Gemeenschap speelt bij het efficiënter en effectiever maken van het Europese onderzoekssysteem en de bijdrage van een groter zevende kaderprogramma tot het nieuw leven inblazen van de Lissabon-strategie is er dringend behoefte aan verdubbeling van het onderzoeksbudget van de EU

(19) Gezien de op grote schaal gesteunde verruimde draagwijdte van de acties van het kaderprogramma, het hefboomeffect van de financiering op nationale en particuliere investeringen, de noodzaak om de Gemeenschap in staat te stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken, de vitale rol die de steunverlening van de Gemeenschap speelt bij het efficiënter en effectiever maken van het Europese onderzoekssysteem en de bijdrage van een groter zevende kaderprogramma tot het streven oplossingen te vinden voor klimaatverandering en duurzame ontwikkeling, de gezondheid van de Europese bevolking, alsmede tot het nieuw leven inblazen van de Lissabon-strategie is er dringend behoefte aan verdubbeling van het onderzoeksbudget van de EU

Amendement 10

Overweging 24

(24) Het zevende kaderprogramma moet bijdragen tot het bevorderen van duurzame ontwikkeling en milieubescherming.

(24) Het zevende kaderprogramma en de uit hoofde hiervan ondersteunde projecten en technologieën moeten bijdragen tot het bevorderen van duurzame ontwikkeling en milieubescherming.

Motivering

De specifieke programma's, projecten en technologieën moeten ook worden beoordeeld op hun bijdrage aan duurzame ontwikkeling.

Amendement 11

Overweging 25

(25) De uit hoofde van dit kaderprogramma ondersteunde onderzoeksactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief die welke weergegeven zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Er wordt en zal rekening worden gehouden met de opinies van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën.

(25) De uit hoofde van dit kaderprogramma ondersteunde onderzoeksactiviteiten moeten met name de mens ten goede komen en worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief die welke weergegeven zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Verdrag inzake de rechten van de mens en biogeneeskunde van de Raad van Europa en de Universele Verklaring over bio-ethiek en mensenrechten van UNESCO.

Motivering

Onderzoekactiviteiten mogen niet resulteren in grotere werkloosheid onder Europese burgers of schade toebrengen aan de mens, zoals in het geval van klonen en prenataal onderzoek, enz.

Amendement 12

Overweging 28

(28) Er dienen tevens passende maatregelen te worden genomen om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen te recupereren in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

(28) Er dienen tevens passende maatregelen te worden genomen om, enerzijds, de doeltreffendheid van de toegekende steun en, anderzijds, de doeltreffendheid van het gebruik van deze middelen te controleren, om onregelmatigheden en fraude tegen te gaan en de nodige stappen moeten worden gezet om verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen te recupereren in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Motivering

In het geval van publieke middelen (voor onderzoek) dient ook de doeltreffendheid van het gebruik ervan te worden gecontroleerd.

Amendement 13

Overweging 29

(29) Het is belangrijk om deugdelijk financieel beheer van het zevende kaderprogramma en de uitvoering ervan op een zo effectief en gebruikersvriendelijk mogelijke wijze, alsmede toegangsgemak voor alle deelnemers te verzekeren. Het is nodig de naleving te verzekeren van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen; en van de eisen van vereenvoudiging en betere regelgeving,

(29) Het is belangrijk om deugdelijk financieel beheer van het zevende kaderprogramma en de uitvoering ervan op een zo effectief en gebruikersvriendelijk mogelijke wijze, alsmede toegangsgemak voor alle deelnemers te verzekeren. Het zevende kaderprogramma wordt gekenmerkt door een aanzienlijke vereenvoudiging van de administratieve procedures en meer nadruk op de beoordeling van onderzoeksprogramma's op wetenschappelijke waarde. Het is nodig de naleving te verzekeren van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen; en van de eisen van vereenvoudiging en betere regelgeving,

Motivering

Bij de beoordeling van de projecten moet de nadruk liggen op de wetenschappelijke waarde ervan, en niet op administratieve zaken.

Amendement 14

Artikel 2, lid 4

(4) Mensen: kwantitatief en kwalitatief versterken van het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa.

(4) Mensen: kwantitatief en kwalitatief versterken van het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa. In dit verband zou op Europees niveau nagedacht kunnen worden over een fiscale harmonisatie voor onderzoekers.

Motivering

Europa maakt zich terecht zorgen over de 'brain drain' naar Azië en Amerika in verband met aantrekkelijker arbeidsomstandigheden. Het kan geen kwaad dat de Raad nadenkt over een specifieke fiscale harmonisatie voor onderzoekers in de privé- en de publieke sector.

Amendement 15

Artikel 2, lid 5

(5) Capaciteiten: ondersteuning van sleutelelementen van de Europese onderzoeks- en innovatiecapaciteiten zoals onderzoeksinfrastructuren; regionale door onderzoek aangestuurde clusters; de ontwikkeling van een volledig onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de Gemeenschap; onderzoek ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's); kwesties op het gebied van "wetenschap in de maatschappij"; horizontale internationale samenwerkingsactiviteiten.

(5) Capaciteiten: ondersteuning van sleutelelementen van de Europese onderzoeks- en innovatiecapaciteiten zoals onderzoeksinfrastructuren; regionale door onderzoek aangestuurde clusters; de ontwikkeling van een volledig onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de Gemeenschap, met inbegrip van plaatselijke onderzoekcentra; onderzoek ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's); kwesties op het gebied van "wetenschap in de maatschappij"; horizontale internationale samenwerkingsactiviteiten en bijstand op het gebied van wetenschappelijke uitwisselingen in de ultraperifere regio's van de EU.

Motivering

Er dient rekening te worden gehouden met de behoefte aan samenwerking en wetenschappelijke uitwisselingen tussen onderzoekcentra in de ultraperifere regio's van de EU.

Amendement 16

Artikel 3

Het zevende kaderprogramma wordt uitgevoerd via specifieke programma's. Deze programma's stellen precieze doelstellingen en de nadere uitvoeringsregels vast.

Het zevende kaderprogramma wordt uitgevoerd via specifieke programma's. Deze programma's stellen precieze doelstellingen en de nadere uitvoeringsregels vast. De administratieve procedures worden aanzienlijk vereenvoudigd in vergelijking met de eerdere programma's en meer nadruk wordt gelegd op de beoordeling van de onderzoeksprojecten op wetenschappelijke waarde.

Motivering

Bij de beoordeling van de projecten moet de nadruk liggen op de wetenschappelijke waarde ervan, en niet op administratieve zaken.

Amendement 17

Artikel 6

Alle onderzoeksactiviteiten die worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen.

Alle onderzoeksactiviteiten die worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma worden uitgevoerd ten behoeve van de mens en zijn ontwikkeling, en met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief die welke zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde van de Raad van Europa en de Universele Verklaring over bio-ethiek en mensenrechten van UNESCO.

Motivering

Met EU-middelen gefinancierde onderzoekactiviteiten mogen niet resulteren in grotere werkloosheid of schade toebrengen aan de mens, zoals in het geval van klonen en prenataal onderzoek, enz.

Amendement 18

Artikel 7, lid 1

1. Uiterlijk in 2010 verricht de Commissie, bijgestaan door externe deskundigen, een tussentijdse evaluatie van dit kaderprogramma en de specifieke programma's ervan in termen van de kwaliteit van de lopende onderzoeksactiviteiten en voortgang in de zin van de doelstellingen.

1. Uiterlijk in 2010 verricht de Commissie, bijgestaan door externe deskundigen, een tussentijdse evaluatie van dit kaderprogramma en de specifieke programma's ervan in termen van de kwaliteit van de lopende onderzoeksactiviteiten en voortgang in de zin van de doelstellingen middels het opstellen van een onafhankelijk rapport.

Motivering

Omdat de O&O-agenda voortdurend evolueert, moet beter toezicht op het zevende kaderprogramma worden uitgeoefend.

Amendement 19

Bijlage I, Deel I, "Samenwerking", alinea 3, inleidende formule

De voor EU-actie vastgestelde negen thema's zijn de volgende:

De voor EU-actie vastgestelde tien thema's zijn de volgende:

Motivering

Samenhang met het volgende amendement.

Amendement 20

Bijlage I, Deel I, "Samenwerking", alinea 3, punt 9 bis (nieuw)

 

(9 bis) oprichting van een platform voor contacten tussen ontwerpers en het bedrijfsleven;

Motivering

Het komt binnen de EU heel vaak voor dat innovatieve ideeën van ontwerpers en bedrijven onaf in de kast blijven liggen. Omwille van structuren, de kosten en/of andere redenen slagen ontwerpers er niet in hun concept verder te ontwikkelen. Dat is een grote verspilling van talent: in veel gevallen weten ze niet tot wie ze zich moeten wenden om hun idee ingepast te krijgen in grotere onderzoekprojecten of om te zetten in een concrete industriële toepassing. De EU moet bijdragen aan de oprichting van een platform waar ontwerpers en het bedrijfsleven elkaar kunnen ontmoeten.

Amendement 21

Bijlage I, Deel I, "Samenwerking", alinea 5

Er wordt vooral aandacht besteed aan prioritaire wetenschappelijke gebieden die themaoverschrijdend zijn zoals mariene wetenschappen en technologieën.

Er wordt vooral aandacht besteed aan prioritaire wetenschappelijke gebieden die themaoverschrijdend zijn zoals mariene wetenschappen en technologieën. Deze aandacht stoelt op coördinatie en op het verkrijgen van resultaten aan de hand waarvan een relevant EU-beleid kan worden ontwikkeld.

Motivering

De EU heeft behoefte aan een eigen beleid inzake mariene wetenschappen en technologieën.

Amendement 22

Bijlage I, Deel I, "Samenwerking", alinea 5 bis (nieuw)

 

Er dient gezorgd te worden voor de participatie van kleine en middelgrote bedrijven (het MKB) - in het bijzonder het kennis-MKB - door middel van praktische steunmaatregelen, in combinatie met kwantitatief en kwalitatief toezicht op de behaalde resultaten.

Motivering

Het MKB speelt een wezenlijke rol bij innovatie en verbetering van het concurrentievermogen en hun participatie moet dan ook worden verzekerd én beoordeeld als onderdeel van het kaderprogramma.

Amendement 23

Bijlage I, Deel I, "Samenwerking", alinea 5 ter (nieuw)

 

Er moet steun worden verleend aan initiatieven voor het bevorderen van de wetenschappelijke dialoog en de verspreiding van resultaten aan een zo breed mogelijke doelgroep naast de wetenschappelijke wereld, ten einde de rol van de civiele samenleving in onderzoek te vergroten. De gendergelijkheidsdimensie moet op alle niveaus van onderzoek worden bevorderd.

Motivering

Er dient een kennissamenleving te worden ontwikkeld; binnen die kennissamenleving moet het potentieel van vrouwen ten volle worden benut.

Amendement 24

Bijlage I, Deel I, "Samenwerking", alinea 7

Met name bij onderwerpen met een industriële relevantie werden de thema's vastgesteld op basis van onder andere de werkzaamheden van de verschillende "Europese technologieplatforms", opgezet op gebieden waar Europa's concurrentievermogen, economische groei en welvaart afhangen van belangrijke vooruitgang op het gebied van onderzoek en technologie op middellange tot lange termijn. De Europese technologieplatforms verenigen, onder industriële leiding, de stakeholders teneinde een strategische onderzoeksagenda te bepalen en uit te voeren. Dit kaderprogramma zal bijdragen tot de verwezenlijking van deze strategische onderzoeksagenda's voor zover deze echte Europese toegevoegde waarde bieden.

Met name bij onderwerpen met een industriële relevantie werden de thema's vastgesteld op basis van onder andere de werkzaamheden van de verschillende "Europese technologieplatforms", opgezet op gebieden waar Europa's concurrentievermogen, economische groei en welvaart afhangen van belangrijke vooruitgang op het gebied van onderzoek en technologie op middellange tot lange termijn. De Europese technologieplatforms verenigen, onder industriële leiding, de stakeholders teneinde een strategische onderzoeksagenda te bepalen en uit te voeren.

Motivering

Het is niet de taak van het kaderprogramma om de strategische onderzoekagenda's van het bedrijfsleven te dienen.

Amendement 24

Bijlage I, Deel I, "Samenwerking", alinea 10

Teneinde de verspreiding en het gebruik van de voortbrengselen van het EU-onderzoek te versterken wordt de verbreiding van kennis en de overdracht van resultaten, ook onder de beleidsmakers, ondersteund op alle thematische gebieden, inclusief via de financiering van netwerkinitiatieven, seminars en evenementen, bijstand door externe deskundigen en informatie- en elektronische diensten met name CORDIS. Acties ter ondersteuning van innovatie vinden plaats onder het programma Concurrentievermogen en innovatie. Steun wordt eveneens verleend voor initiatieven die gericht zijn op het aangaan van de dialoog over wetenschappelijke vraagstukken en onderzoeksresultaten met een breed publiek buiten de onderzoekswereld, en op het gebied van wetenschapscommunicatie en -onderwijs. Er wordt rekening gehouden met ethische beginselen en genderaspecten.

Teneinde de verspreiding en het gebruik van de voortbrengselen van het EU-onderzoek te versterken wordt de verbreiding van kennis en de overdracht van resultaten, ook onder de beleidsmakers, ondersteund op alle thematische gebieden, inclusief via de financiering van netwerkinitiatieven, seminars en evenementen, bijstand door externe deskundigen en informatie- en elektronische diensten met name CORDIS. Acties ter ondersteuning van innovatie vinden plaats onder het programma Concurrentievermogen en innovatie. Steun wordt eveneens verleend voor initiatieven die gericht zijn op het aangaan van de dialoog over wetenschappelijke vraagstukken en onderzoeksresultaten met een breed publiek buiten de onderzoekswereld, en op het gebied van wetenschapscommunicatie en -onderwijs. Er wordt bij alle relevante onderzoekthema's terdege en op horizontale wijze rekening gehouden met ethische beginselen, toegankelijkheidskwesties en genderaspecten.

Motivering

Nieuwe technologieën creëren anders nieuwe belemmeringen voor veel Europese burgers. Indien met dergelijke zaken in de ontwerpfase rekening wordt gehouden, is volledige toegankelijkheid gegarandeerd met beperkte kosten (in de regel 2-4% van het totaalbudget van elk nieuw project).

Amendement 26

Bijlage I, Deel I, "Gezamenlijke technologie-initiatieven", alinea 1

In een beperkt aantal gevallen verantwoorden de reikwijdte van de OTO-doelstelling en de omvang van de betrokken middelen het opzetten van publiek/private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven. Deze initiatieven, die overwegend voortvloeien uit de werkzaamheden van de Europese technologieplatforms en betrekking hebben op één of een klein aantal geselecteerde aspecten van onderzoek op hun gebied, combineren investeringen van de particuliere sector en nationale en Europese openbare financiering, inclusief subsidiefinanciering uit het kaderprogramma voor onderzoek en leningfinanciering van de Europese Investeringsbank. Gezamenlijke technologie-initiatieven kunnen hun grondslag vinden in artikel 171 van het Verdrag (dit kan de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming inhouden) of de besluiten tot vaststelling van specifieke programma's in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag.

In een beperkt aantal gevallen verantwoorden de reikwijdte van de OTO-doelstelling en de omvang van de betrokken middelen het opzetten van publiek/private partnerschappen op lange termijn in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven. Deze initiatieven, die overwegend voortvloeien uit de werkzaamheden van de Europese technologieplatforms en betrekking hebben op één of een klein aantal geselecteerde aspecten van onderzoek op hun gebied, combineren investeringen van de particuliere sector en nationale en Europese openbare financiering, inclusief subsidiefinanciering uit het kaderprogramma voor onderzoek en leningfinanciering van de Europese Investeringsbank. Gezamenlijke technologie-initiatieven kunnen hun grondslag vinden in artikel 171 van het Verdrag (dit kan de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming inhouden) of de besluiten tot vaststelling van specifieke programma's in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag. Elk gezamenlijk technologie-initiatief moet goedgekeurd worden door een apart besluit van de Raad om te zorgen voor een grotere mate van billijkheid (zowel in economische, als in technologische zin) tussen de diverse lidstaten.

Motivering

Steun voor dit soort structuren mag niet tot grotere technologische en economische verschillen tussen de lidstaten leiden.

Amendement 27

Bijlage I, Deel I, "Gezamenlijke technologie-initiatieven", alinea 3

Er wordt speciale aandacht besteed aan de algemene coherentie en coördinatie tussen gezamenlijke technologie-initiatieven en nationale programma's en projecten op dezelfde gebieden.

Er wordt speciale aandacht besteed aan de participatie van het MKB en onderzoeksinstituten aan dergelijke initiatieven en aan de algemene coherentie en coördinatie tussen gezamenlijke technologie-initiatieven en nationale programma's en projecten op dezelfde gebieden.

Motivering

De participatie van het MKB in zogenaamde joint technology initiatives is van groot belang. Net zo belangrijk is het evenwel dat ook onderzoeksinstituten eraan deelnemen, teneinde ervoor te zorgen dat met publieke middelen gefinancierd onderzoek niet alleen het bedrijfsleven ten goede komt, maar ook de samenleving en publieke belangen in het algemeen. In andere gevallen zouden door het bedrijfsleven geleide joint technology initiatives bijvoorbeeld verkeersveiligheidsaspecten kunnen verwaarlozen ten gunste van comfort voor de bestuurder en méér verkopen.

Amendement 28

Bijlage I, Deel I, "Internationale samenwerking", alinea 1, punt 2

Specifieke samenwerkingsacties op elk thematisch gebied met bepaalde derde landen bij wederzijdse belangstelling om samen te werken rond bepaalde onderwerpen. In nauwe samenhang met de bilaterale samenwerkingsovereenkomsten of multilaterale dialoog tussen de EU en deze landen of groepen van landen fungeren deze acties als geprivilegieerde instrumenten om uitvoering te geven aan de samenwerking tussen de EU en deze landen. Het gaat met name om: acties gericht op het versterken van de onderzoekscapaciteiten van kandidaat-lidstaten en buurlanden; samenwerkingsactiviteiten gericht op ontwikkelingslanden en opkomende landen die geconcentreerd zijn op hun bijzondere behoeften op gebieden zoals gezondheid, landbouw, visserij en milieu, en uitgevoerd worden onder financiële voorwaarden die aangepast zijn aan hun mogelijkheden.

Specifieke samenwerkingsacties op elk thematisch gebied met bepaalde derde landen bij wederzijdse belangstelling om samen te werken rond bepaalde onderwerpen. In nauwe samenhang met de bilaterale samenwerkingsovereenkomsten of multilaterale dialoog tussen de EU en deze landen of groepen van landen fungeren deze acties als geprivilegieerde instrumenten om uitvoering te geven aan de samenwerking tussen de EU en deze landen. Het gaat met name om: acties gericht op het versterken van de onderzoekscapaciteiten van kandidaat-lidstaten en buurlanden; samenwerkingsactiviteiten gericht op ontwikkelingslanden en opkomende landen die geconcentreerd zijn op hun bijzondere behoeften op gebieden zoals gezondheid, met bijzondere aandacht voor weesziekten en verwaarloosde ziekten, landbouw, visserij en milieu, en uitgevoerd worden onder financiële voorwaarden die aangepast zijn aan hun mogelijkheden.

Motivering

Er moet meer aandacht besteed worden aan weesziekten en verwaarloosde ziekten.

Amendement 29

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 1, "Gezondheid", "Doelstelling"

Verbetering van de gezondheid van de burgers van Europa en opvoering van het concurrentievermogen van Europese industrieën en bedrijven in de gezondheidssector, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan mondiale gezondheidsaspecten zoals opkomende epidemieën. De nadruk zal liggen op translationeel onderzoek (omzetting van fundamentele ontdekkingen in klinische toepassingen), de ontwikkeling en validering van nieuwe therapieën, methoden voor gezondheidsbevordering en preventie, en diagnose-instrumenten en technologieën, alsmede duurzame en efficiënte gezondheidszorgstelsels.

Verbetering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de burgers van Europa en bijdrage aan het presteren van de Europese gezondheidssector, mét steun voor het concurrentievermogen van de bedrijven in deze sector, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan mondiale gezondheidsaspecten zoals opkomende epidemieën, weesziekten en verwaarloosde ziekten. Onderzoek zal gericht zijn op het voorkomen van ziekten en de ontwikkeling van doeltreffende behandelingen en geneesmiddelen; tegelijkertijd moet worden gezorgd voor gelijkelijke toegang tot resultaten van met publieke middelen gefinancierd onderzoek. De nadruk zal liggen op translationeel onderzoek (omzetting van fundamentele ontdekkingen in toepassingen op klinisch en bevolkingsniveau), de ontwikkeling en validering van nieuwe therapieën, methoden voor gezondheidsbevordering en preventie, en diagnose-instrumenten en technologieën, technologieën voor gezond ouder worden, alsmede duurzame, toegankelijke en efficiënte gezondheidszorgstelsels.

Amendement 30

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Achtergrond", alinea 2

Voor veel ziekten (zoals kanker, hart- en vaatziekten en psychische en neurologische aandoeningen, met name die welke samenhangen met veroudering, zoals de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson) is klinisch onderzoek alleen mogelijk via internationale trials in verschillende centra om in een kort tijdsbestek het benodigde aantal patiënten te halen. Epidemiologisch onderzoek vereist een grote verscheidenheid aan populaties en internationale netwerken om significante conclusies te kunnen trekken. Ook voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en therapieën voor zeldzame ziekten is een internationale aanpak nodig om het aantal patiënten voor elke studie op te voeren. Bovendien maakt de uitvoering van onderzoek onder impuls van het gezondheidsbeleid op Europees niveau een vergelijking mogelijk van de modellen, de systemen, de gegevens en het patiëntenmateriaal in nationale databanken en biobanken.

Voor veel ziekten (zoals kanker, hart- en vaatziekten, ademhalingsstoornissen, reumatische aandoeningen, psychische en neurologische aandoeningen, met name die welke samenhangen met veroudering, zoals de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson en niet-besmettelijke kinderziekten) is klinisch onderzoek alleen mogelijk via internationale trials in verschillende centra om in een kort tijdsbestek het benodigde aantal patiënten te halen. Epidemiologisch onderzoek gericht op het identificeren van ziektedeterminanten op niveaus die uiteenlopen van het moleculaire tot het sociale vereist een grote verscheidenheid aan populaties en internationale netwerken om significante conclusies te kunnen trekken. Ook voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en therapieën voor zeldzame ziekten alsmede voor het verrichten van epidemiologisch onderzoek naar die ziekten is een internationale aanpak nodig om het aantal patiënten voor elke studie op te voeren. Bovendien maakt de uitvoering van onderzoek onder impuls van het gezondheidsbeleid op Europees niveau een vergelijking mogelijk van de modellen, de systemen, de gegevens en het patiëntenmateriaal in nationale databanken en biobanken, inclusief voor iedereen toegankelijke navelstrengbloedstamcellen- banken.

Amendement 31

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Achtergrond", alinea 3

Krachtig EU-gebaseerd biomedisch onderzoek zal bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van de Europese sectoren biotechnologie voor de gezondheidszorg, medische technologie en farmaceutische industrie. De EU moet ook een actieve rol spelen bij het creëren van een klimaat dat bevorderlijk is voor innovatie in de farmaceutische sector, met name om het succes van klinisch onderzoek te maximaliseren. De economische impulsen voor de biotechnologie voor de gezondheidszorg en de medische technologie komen vooral van onderzoeksgebaseerde KMO's. Hoewel Europa nu meer biotechnologiebedrijven heeft dan de VS, zijn dit voor het grootste deel kleine bedrijven die minder volwassen zijn dan hun concurrenten. Publiek-privaat onderzoek op EU-niveau zal de ontwikkeling van deze bedrijven vergemakkelijken. EU-onderzoek zal ook bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe normen en standaards voor het creëren van een adequaat wetgevingskader voor nieuwe medische technologie (bijvoorbeeld regeneratieve geneeskunde).

Krachtig EU-gebaseerd biomedisch onderzoek zal bijdragen tot een verbetering van de gezondheid en het concurrentievermogen van de Europese sectoren biotechnologie voor de gezondheidszorg, medische technologie en farmaceutische industrie. De economische impulsen voor de biotechnologie voor de gezondheidszorg en de medische technologie komen vooral van onderzoeksgebaseerde KMO's. Hoewel Europa nu meer biotechnologiebedrijven heeft dan de VS, zijn dit voor het grootste deel kleine bedrijven die minder volwassen zijn dan hun concurrenten. Publiek-privaat onderzoek op EU-niveau zal de ontwikkeling van deze bedrijven vergemakkelijken. EU-onderzoek zal ook bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe normen en standaards voor het creëren van een adequaat wetgevingskader voor nieuwe medische technologie (bijvoorbeeld regeneratieve geneeskunde). Europees onderzoek en innovatie voor de ontwikkeling van alternatieve teststrategieën, en in het bijzonder van proeven zonder dieren, zal leiden tot een voortrekkersrol op mondiaal vlak bij het aanpakken van de zorgen bij het publiek en belanghebbenden over het onverminderde gebruik van dieren in biomedisch onderzoek, en zou daarnaast een markt voor industriesectoren kunnen opleveren.

 

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel richt de communautaire financiering van onderzoek zich op onderzoek van volwassen stamcellen en van navelstrengbloedstamcellen, en sluit het niet uit dat overschotembryo's die vernietigd zullen worden, gebruikt worden voor onderzoek naar behandelwijzen. Overeenkomstig artikel 18 van Verdrag inzake de rechten van de mens en biogeneeskunde van de Raad van Europa (Verdrag van Oviedo, 1997) mogen embryo's niet worden gemaakt voor onderzoekdoeleinden.

 

In dit kader dient gewerkt te worden aan de vaststelling van het programma MICE (Medicines Investigation for the Children of Europe), zoals voorzien in verordening (EG) nr. .../... [betreffende geneesmiddelen die in de pediatrie worden gebruikt, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad, Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004].

Motivering

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat werd vastgesteld in Nice in Frankrijk op 7 december 2000, verbiedt expliciet eugenetische praktijken en het reproductief klonen van mensen, maar zegt niets over embryo-onderzoek (artikel 3).

– "(...) overeenkomstig de relevante internationale verdragen en gedragscodes, bijv.

(…) het Verdrag in zake de rechten van de mens en biogeneeskunde van de Raad van Europa, ondertekend in Oviedo op 4 april 1997, en het Aanvullend Protocol over het verbod op het klonen van mensen, ondertekend in Parijs van 12 januari 1998"

Bron: intern werkdocument van de Commissie over 'Human Embryonic Stem Cell Research' Brussel, 3 april 2003, SEC(2003) 441.

Er dient herinnerd te worden aan het standpunt van het EP, d.w.z. de wens om in het zevende kaderprogramma het programma MICE op te nemen.

Amendement 32

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 1, "Gezondheid", Achtergrond, alinea 4

Nu volgt een beschrijving van de activiteiten die aan de orde zullen komen, waaronder ook onderzoek dat met het oog op beleid essentieel is. Twee strategische onderwerpen, namelijk de gezondheid van kinderen en de gezondheid van de vergrijzende bevolking, zullen de activiteiten overspannen. Onderzoeksagenda’s die zijn opgesteld door Europese technologieplatforms, zoals het platform voor innovatieve geneesmiddelen, zullen indien van toepassing worden ondersteund. Als aanvulling hierop en naar aanleiding van nieuwe beleidsbehoeften kunnen aanvullende acties worden gesteund, bijvoorbeeld op het gebied van het gezondheidsbeleid en gezondheid en veiligheid op het werk.

Nu volgt een beschrijving van de activiteiten die aan de orde zullen komen, waaronder ook onderzoek dat met het oog op beleid essentieel is. Drie strategische onderwerpen, namelijk de gezondheid van kinderen, de gezondheid van vrouwen en de gezondheid van de vergrijzende bevolking, zullen de activiteiten overspannen. Onderzoeksagenda’s die zijn opgesteld door Europese technologieplatforms, zoals het platform voor innovatieve geneesmiddelen, zullen indien van toepassing worden ondersteund. Als aanvulling hierop en naar aanleiding van nieuwe beleidsbehoeften kunnen aanvullende acties worden gesteund, bijvoorbeeld op het gebied van het gezondheidsbeleid en gezondheid en veiligheid op het werk. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan en onderzoek te worden verricht naar de behoeften van subgroepen van de bevolking, waaronder personen met een handicap, minderheden en achtergestelde bevolkingsgroepen.

Amendement 33

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Activiteiten", kopje 1 "Biotechnologie, universele instrumenten en technologieën voor de gezondheid van de mens", streepje 1

- "High throughput" onderzoek. Katalyse van experimentele vorderingen bij biomedisch onderzoek door de bevordering van het genereren, standaardiseren, verwerven en analyseren van gegevens.

- "High throughput" onderzoek. Katalyse van experimentele vorderingen bij biomedisch onderzoek door de bevordering van het genereren, standaardiseren, verwerven en analyseren van gegevens. Samen met elementair onderzoek op de gebieden neurobiologie en gedragsbiologie, genetica en genomica voor de gezondheid van mens en dier.

Motivering

Huidig onderzoek heeft de noodzaak aangetoond van het investeren in elementair onderzoek op het gebied van de neurowetenschappen, als een hoeksteen van de biowetenschappen en de kennis van de mens.

Amendement 34

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 1, "Gezondheid", Activiteiten, subtitel 1 "Biotechnologie, universele instrumenten en technologieën voor de gezondheid van de mens", streepje 2

–         Detectie, diagnose en monitoring. Met de nadruk op niet-invasieve of minimaal invasieve benaderingen.

–         Detectie, diagnose en monitoring. Met de nadruk op niet-invasieve of minimaal invasieve benaderingen en technologieën zoals DNA-chips en moleculaire beeldvormings- en diagnostische technieken. Er dient prioriteit te worden toegekend aan rechtstreeks aan therapie gekoppelde diagnose-instrumenten.

Motivering

Zowel op het gebied van de genetische ziekten, maar ook bij andere ziekten is de afgelopen jaren ten aanzien van diagnostica enorm veel vooruitgang geboekt, met name door de sequentiebepaling van DNA. Er is een grote kloof tussen diagnose en therapie. Voor de patiënt is uiteraard niet alleen de diagnose van groot belang, maar zeker ook de therapie. Daarom moet prioriteit worden toegekend aan onderzoek dat daarop is gericht.

Amendement 35

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Activiteiten", kopje 1 "Biotechnologie, universele instrumenten en technologieën voor de gezondheid van de mens", streepje 3

- Prognose van de geschiktheid, veiligheid en werkzaamheid van therapieën. Ontwikkeling en validering van biologische markers, in vivo en in vitro methoden en modellen, met inbegrip van simulatie, farmacogenomica, benaderingen voor targeting en alternatieven voor dierproeven.

- Prognose van de geschiktheid, veiligheid en werkzaamheid van therapieën. Ontwikkeling en validering van biologische markers, in vitro methoden en modellen, met inbegrip van simulatie, farmacogenomica, benaderingen voor targeting en andere alternatieven voor dierproeven, met name ter vervanging van het gebruik van niet-menselijke primaten.

Motivering

Gezien de vereisten in het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, en de ernstige bezorgdheid bij het publiek over proeven met dieren is het onaanvaardbaar dat de EU financiering toekent aan de ontwikkeling van in vivo-methoden en -modellen. Overeenkomstig artikel 23 van richtlijn 86/609/EEG en artikel 7, lid 2, de punten a) en b), van het zesde communautair actieprogramma voor het milieu moet de EU alternatieven voor dierproeven ontwikkelen en valideren. Bovendien hebben de Commissie en de Raad herhaaldelijk aangegeven het gebruik van niet-menselijke primaten in onderzoek terug te zullen dringen en uiteindelijk af te schaffen (zie de preambule bij Besluit 1999/575/EG betreffende de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die voor onderzoek worden gebruikt). Dit moet een weerspiegeling krijgen in de financiering van de EU uit hoofde van het kaderprogramma.

Amendement 36

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 1, "Gezondheid", Activiteiten, subtitel 1 "Biotechnologie, universele instrumenten en technologieën voor de gezondheid van de mens", streepje 4

–         Innovatieve therapeutische benaderingen en ingrepen. Consolidatie en waarborging van verdere ontwikkelingen op het gebied van geavanceerde therapieën en technologieën die mogelijkheden bieden voor toepassing bij vele ziekten en aandoeningen.

–         Innovatieve therapeutische benaderingen en ingrepen. Consolidatie en waarborging van verdere ontwikkelingen op het gebied van geavanceerde therapieën en technologieën die mogelijkheden bieden voor toepassing bij vele ziekten en aandoeningen waaronder bij kinderen. Prioriteit zal worden gegeven aan synthetische biologie waarbij gebruik wordt gemaakt van volwassen stamcellen.

Amendement 37

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 1, "Gezondheid", Activiteiten, subtitel 2 "Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens", streepje 2

–         Onderzoek naar de hersenen en gerelateerde ziekten, ontwikkeling van de mens en veroudering. Exploratie van het gezonde verouderingsproces en de manier waarop genen en omgeving, zowel onder normale omstandigheden als bij hersenziekten, met hersenactiviteit interageren.

–         Onderzoek naar de hersenen en gerelateerde ziekten, ontwikkeling van de mens en veroudering. Exploratie van het gezonde ontwikkelings- en verouderingsproces en de manier waarop genen en omgevingsfactoren, zowel onder normale omstandigheden als bij hersenziekten, met hersenactiviteit interageren.

Amendement 38

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Activiteiten", kopje 2 "Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens", streepje 2 bis (nieuw)

 

- menselijke ethologie. Studie van de mens en de stedelijke, natuurlijke en culturele omgeving.

Motivering

Kennis van de mens en van zijn reactie op en aanpassing aan de omgeving is van elementair belang om hem en zijn mogelijk disfunctioneren te begrijpen.

Amendement 39

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Activiteiten", kopje 2 "Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens", streepje 3

- Translationeel onderzoek bij infectieziekten. Onderzoek naar de resistentie tegen antibiotica, de mondiale bedreiging door hiv/aids, malaria en tuberculose en epidemieën in opkomst (bijvoorbeeld sars en zeer pathogene influenza).

- Translationeel onderzoek bij infectieziekten. Onderzoek naar de resistentie tegen antibiotica, de mondiale bedreiging door hiv/aids, malaria en tuberculose en epidemieën in opkomst (bijvoorbeeld sars en zeer pathogene influenza) en verwaarloosde ziekten.

Motivering

Er is een groot aantal ziekten, waardoor voornamelijk de ontwikkelingslanden worden getroffen, die bij translationeel onderzoek worden verwaarloosd. Verwaarloosde ziekten moeten de nadruk krijgen omdat zij buiten het gebied van het onderzoek en ontwikkelingswerk van de geneesmiddelenindustrie vallen.

Amendement 40

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 1, "Gezondheid", Activiteiten, subtitel 2 "Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens", streepje 4

–         Translationeel onderzoek bij belangrijke ziekten: kanker, hart- en vaatziekten, diabetes/obesitas; zeldzame ziekten; en andere chronische aandoeningen (bijvoorbeeld osteoartritis). Ontwikkeling van patiëntgerichte strategieën van preventie tot diagnose en behandeling, met inbegrip van klinisch onderzoek.

–         Translationeel onderzoek bij belangrijke ziekten: kanker, long-, hart- en vaatziekten, ademhalingsstoornissen, diabetes/obesitas; zeldzame ziekten; verwaarloosde ziekten; en andere chronische aandoeningen (bijvoorbeeld osteoartritis en reumatische aandoeningen). Ontwikkeling van patiëntgerichte strategieën van preventie tot diagnose en behandeling, met inbegrip van klinisch onderzoek.

Motivering

Er moet meer aandacht besteed worden aan behandeling en bestrijding van weesziekten en verwaarloosde ziekten zoals tuberculose, malaria, etc.

Amendement 41

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 1, "Gezondheid", Activiteiten, subtitel 2 "Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens", streepje 4 bis (nieuw)

- Translationeel onderzoek naar ziekten als gevolg van door milieu- en werkgerelateerde stressfactoren veroorzaakte ziekten (bijv. astma, allergieën).

Amendement 42

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Activiteiten", kopje 2 "Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens", streepje 4 ter (nieuw)

 

- palliatieve geneeskunde: pijntherapie en symptomatische therapie voor ziekten die nog niet te genezen zijn om de symptomen van de patiënt zo doeltreffend mogelijk te bestrijden.

Motivering

Een groot aantal ziekten zal in de komende 7 à 8 jaar nog niet te genezen zijn. Ook na het aflopen van het 7e kaderprogramma zullen er nog mensen aan ziekten sterven. Het doel van de palliatieve geneeskunde is het bestrijden van het lijden van de mens, voornamelijk de bestrijding van pijn maar ook van andere symptomen zoals dorst, jeuk en neiging tot overgeven, wanneer de oorzaak van de ziekte zelf niet meer te bestrijden is.

Amendement 43

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Activiteiten", kopje 3 "Optimalisering van de verstrekking van gezondheidszorg aan de burgers van Europa", streepje 1

- Klinische resultaten omzetten in klinische praktijk. Inzicht krijgen in klinische besluitvorming en de manier waarop de resultaten van klinisch onderzoek in klinische praktijk worden omgezet, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de specifieke aspecten bij kinderen, vrouwen en ouderen.

- Klinische resultaten omzetten in klinische praktijk. Inzicht krijgen in klinische besluitvorming en de manier waarop de resultaten van klinisch onderzoek in klinische praktijk worden omgezet, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de specifieke aspecten bij kinderen, vrouwen, ouderen en personen met een handicap.

Motivering

De verstrekking van gezondheidszorg is vaak niet zodanig goed opgezet dat gehandicapten er een goede toegang toe hebben. Er is geen onderzoek naar de wijze hoe de gezondheidszorg zulke benadeelde groepen kan bereiken en op dit gebied is dus onderzoek noodzakelijk.

Amendement 44

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Activiteiten", kopje 3 "Optimalisering van de verstrekking van gezondheidszorg aan de burgers van Europa", streepje 2

- Kwaliteit, efficiëntie en solidariteit van gezondheidszorgstelsels met inbegrip van stelsels in overgang. Effectieve ingrepen omzetten in managementbeslissingen, zorgen voor een adequaat aanbod van mankracht, factoren analyseren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, waaronder analyses van veranderingen in de bevolking (bijvoorbeeld vergrijzing, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving).

- Kwaliteit, efficiëntie en solidariteit van gezondheidszorgstelsels met inbegrip van stelsels in overgang. Effectieve ingrepen omzetten in managementbeslissingen, zorgen voor een adequaat aanbod van mankracht, factoren analyseren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, waaronder analyses van veranderingen in de bevolking (bijvoorbeeld vergrijzing, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving). Toegang tot gezondheidszorg van benadeelde gezondheidsgroepen, waaronder personen met een handicap.

Motivering

De verstrekking van gezondheidszorg is vaak niet zodanig goed opgezet dat gehandicapten er een goede toegang toe hebben. Er is geen onderzoek naar de wijze hoe de gezondheidszorg zulke benadeelde groepen kan bereiken en op dit gebied is dus onderzoek noodzakelijk.

Amendement 45

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid", "Activiteiten", kopje 3 bis (nieuw)

 

• Alternatieve proefnemingsstrategieën en methoden waarbij geen proefdieren worden gebruikt

 

- Versterking van het onderzoek voor de ontwikkeling en validatie van alternatieven voor proefnemingen op dieren. Ter ontwikkeling en validatie van alternatieve proefnemingsstrategieën en in het bijzonder zonder proefnemingen op dieren, voor het testen van vaccins voor menselijk en veterinair gebruik, proefnemingen in verband met toxicologische en farmaceutische veiligheid en andere onderzoeksgebieden. Er moet speciale aandacht worden besteed aan het vervangen van het gebruik van niet-menselijke primaten.

Motivering

Overeenkomstig de vereisten in het protocol inzake de bescherming en het welzijn van dieren, artikel 23 van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad en artikel 7, lid 2, letters a) en b) van het zesde communautaire actieprogramma voor het milieu moeten de ontwikkeling en validatie van alternatieve proefnemingsstrategieën en met name van methoden waarbij geen proefdieren worden gebruikt, worden opgenomen onder de activiteiten in verband met gezondheid en biomedisch onderzoek.

Amendement 46

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 2Voeding, landbouw en biotechnologie, doelstelling

Een Europese kennisgebaseerde bio-economie opbouwen door wetenschap, industrie en andere stakeholders bijeen te brengen teneinde nieuwe en opkomende mogelijkheden voor onderzoek te benutten die op sociale en economische uitdagingen gericht zijn: de toenemende vraag naar voeding die veiliger, gezonder en kwalitatief hoogwaardiger is en naar een duurzamer gebruik en een duurzamere productie van hernieuwbare biologische rijkdommen; het stijgende risico op epizoötieën en zoönosen en aan de voeding gerelateerde aandoeningen; bedreigingen voor de duurzaamheid en continuïteit van de landbouw en visserijproductie ten gevolge van met name klimaatverandering; en de toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardige voeding, die rekening houdend met het welzijn van dieren en de rurale context wordt geproduceerd.

Een Europese kennisgebaseerde bio-economie opbouwen door wetenschap, industrie en andere stakeholders bijeen te brengen teneinde nieuwe en opkomende mogelijkheden voor onderzoek te benutten die op sociale, milieu- en economische uitdagingen gericht zijn: de toenemende vraag naar voeding die veiliger, gezonder en kwalitatief hoogwaardiger is en naar een duurzamer gebruik en een duurzamere productie van hernieuwbare biologische rijkdommen; het stijgende risico op epizoötieën en zoönosen en aan de voeding gerelateerde aandoeningen; bedreigingen voor de duurzaamheid en continuïteit van de landbouw en visserijproductie ten gevolge van met name klimaatverandering; en de toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardige voeding, die rekening houdend met het welzijn van dieren en de rurale context wordt geproduceerd.

Amendement 47

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 2, Voeding, landbouw en biotechnologie, Achtergrond, alinea 1

Innovaties en de vooruitgang van de kennis op het gebied van het duurzaam beheer, de duurzame productie en het duurzaam gebruik van biologische rijkdommen (micro-organismen, planten en dieren) zullen de basis leggen voor nieuwe, duurzame, milieuefficiënte en concurrerende producten voor de landbouw, visserij, voedingsmiddelen, gezondheids- en houtsector en andere sectoren. Overeenkomstig de Europese strategie voor biowetenschappen en biotechnologie zal dit bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van Europese biotechnologie- en voedingsmiddelenbedrijven, met name technisch hoogwaardige KMO’s, terwijl het maatschappelijk welzijn en de welvaart worden verbeterd. Onderzoek naar de veiligheid van voedsel en voederketens, aan de voeding gerelateerde ziekten, voedingskeuzes en de effecten van voeding op de gezondheid zal helpen bij de bestrijding van aan de voeding gerelateerde aandoeningen (zoals obesitas en allergieën) en infectieziekten (zoals overdraagbare spongiforme encefalopathieën en vogelgriep), terwijl het belangrijke bijdragen levert tot de uitvoering van bestaande en de formulering van toekomstige beleidslijnen en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en de bescherming van de consument.

Innovaties en de vooruitgang van de kennis op het gebied van het duurzaam beheer, de duurzame productie en het duurzaam gebruik van biologische rijkdommen (micro-organismen, planten en dieren) zullen de basis leggen voor nieuwe, duurzame, milieuefficiënte en concurrerende producten voor de landbouw, visserij, voedingsmiddelen , gezondheids- en houtsector en andere sectoren. Duurzame productie van gezond voedsel en andere producten alsmede de Europese strategie voor biowetenschappen en biotechnologie zullen bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van Europese biotechnologie- en voedingsmiddelenbedrijven, met name technisch hoogwaardige KMO’s, terwijl het maatschappelijk welzijn en de welvaart worden verbeterd. Onderzoek naar de veiligheid van voedsel en voederketens, aan de voeding gerelateerde ziekten, duurzame voedingskeuzes en de effecten van voeding op de gezondheid zal helpen bij de bestrijding van aan de voeding gerelateerde aandoeningen (zoals obesitas en allergieën) en infectieziekten (zoals overdraagbare spongiforme encefalopathieën en vogelgriep), terwijl het belangrijke bijdragen levert tot de uitvoering van bestaande en de formulering van toekomstige beleidslijnen en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en de bescherming van de consument.

Motivering

Bevordering van innovatief onderzoek voor biologische landbouw en andere energievriendelijke landbouwsystemen.

Amendement 48

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 2, Voeding, landbouw en biotechnologie, Activiteiten, punt 1

•          Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van “omica”-technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, planten en dieren, waaronder exploitatie van hun biodiversiteit; verbeterde gewassen en productiesystemen, inclusief biologische landbouw, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; plattelandsontwikkeling; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met inbegrip van zoönosen; een veilige verwijdering van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

•          Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van “omica”-technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, planten en dieren, waaronder behoud en duurzaam gebruik van hun natuurlijke biodiversiteit en genetische landbouwhulpmiddelen; verbeterde gewassen en productiesystemen, inclusief biologische en andere duurzame energievriendelijke landbouwsystemen, telen met behulp van merkers, regelingen voor kwaliteitsproductie en toezicht op en evaluatie van GGO-effecten op milieu en mens; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; geïntegreerde plattelandsontwikkeling, inclusief deelneming van het maatschappelijk middenveld aan planning en besluitvorming; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met inbegrip van zoönosen; andere gevaren voor een duurzame en veilige voedselvoorziening en -productie (waaronder klimaatverandering en olietekort); een veilige verwijdering en veilig gebruik van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

Motivering

De activiteiten zijn hoofdzakelijk gericht op duurzame voedselproductie en duurzaam beheer van de rijkdommen.

Amendement 49

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 2, Voeding, landbouw en biotechnologie, Activiteiten, punt 2

•          “Fork to farm”: voeding, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als microbiologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van voedsel/voederketens; het concept “totale voedselketen” (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid.

•          “Fork to farm”: voeding, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, cultuur, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas en allergieën; positieve gezondheidseffecten van bepaalde voeding en bepaald voedsel; innovatieve technologie voor de verwerking, het transport en de afzet van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief minder verpakking en "food miles"); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als biologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit en duurzaamheid (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van voedsel/voederketens; het concept “totale voedselketen” (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid.

Amendement 50

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 2, Voeding, landbouw en biotechnologie, Activiteiten, punt 3

•          Biowetenschappen en biotechnologie voor duurzame non-food producten en processen: verbeteringen op het gebied van gewassen, grondstoffen, mariene producten en biomassa (inclusief mariene rijkdommen) voor energie, milieu, en producten met een hoge toegevoegde waarde zoals materialen en chemische stoffen, inclusief nieuwe landbouwsystemen, bioprocessen en bioraffinage-concepten; biokatalyse; producten en processen van de bosbouw en de houtsector; milieusanering en schonere processen.

•          Biowetenschappen en biotechnologie voor duurzame non-food producten en processen: verbeteringen op het gebied van gewassen, grondstoffen, mariene producten en biomassa (inclusief mariene rijkdommen) voor energie, milieu, en producten met een hoge toegevoegde waarde zoals materialen en chemische stoffen, inclusief nieuwe op duurzame en hernieuwbare energie gebaseerde landbouwsystemen, bioprocessen en bioraffinage-concepten; biokatalyse; producten en processen van de bosbouw en de houtsector; milieusanering en schonere processen.

Amendement 51

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 3. Informatie- en communicatietechnologieën, Achtergrond, alinea 2

Door de toenemende economische en maatschappelijke behoeften, alsmede de steeds verdere popularisering van de ICT en de noodzaak om de technologische grenzen te verleggen, raakt de agenda voor onderzoek steeds voller. Om de technologie dichter bij de mensen te brengen en beter af te stemmen op de behoeften van organisaties dient de complexiteit van de technologie te worden verborgen terwijl de functionaliteit op verzoek juist zichtbaar moet worden gemaakt; voorts dient de technologie eenvoudig te gebruiken, toegankelijk en betaalbaar te zijn; ten slotte moeten er nieuwe, op ICT gebaseerde toepassingen, oplossingen en diensten worden aangeboden die betrouwbaar zijn en aan de omstandigheden en voorkeuren van de gebruikers kunnen worden aangepast. Onder invloed van de vraag naar "meer waar voor minder geld" zijn ICT-onderzoekers wereldwijd betrokken bij een wedloop om tot een steeds verdergaande miniaturisering te komen, de convergentie van computer-, communicatie- en mediatechnologie en de convergentie met andere relevante wetenschappen en disciplines te leren beheersen, en om systemen te bouwen die kunnen leren en zichzelf kunnen aanpassen. Al die inspanningen hebben tot een golf van nieuwe technologieën geleid. Bij de ICT-onderzoeksactiviteiten zal tevens worden geput uit een breder gamma van wetenschappelijke en technologische disciplines, zoals bio- en levenswetenschappen, psychologie, pedagogie, en cognitieve en sociale wetenschappen.

Door de toenemende economische en maatschappelijke behoeften, alsmede de steeds verdere popularisering van de ICT en de noodzaak om de technologische grenzen te verleggen, raakt de agenda voor onderzoek steeds voller. Om de technologie dichter bij de mensen te brengen en beter af te stemmen op de behoeften van organisaties dient de complexiteit van de technologie te worden verborgen terwijl de functionaliteit op verzoek juist zichtbaar moet worden gemaakt; voorts dient de technologie eenvoudig te gebruiken, toegankelijk en betaalbaar te zijn; en bovendien voor iedereen toegankelijk, met inbegrip van personen met een handicap; ten slotte moeten er nieuwe, op ICT gebaseerde toepassingen, oplossingen en diensten worden aangeboden die betrouwbaar zijn en aan de omstandigheden en voorkeuren van de gebruikers kunnen worden aangepast. ICT dient te worden gebruikt voor duurzame ontwikkeling, in het bijzonder bij het beheer van transport, het behoud van energie en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Onder invloed van de vraag naar "meer waar voor minder geld" zijn ICT-onderzoekers wereldwijd betrokken bij een wedloop om tot een steeds verdergaande miniaturisering te komen, de convergentie van computer-, communicatie- en mediatechnologie en de convergentie met andere relevante wetenschappen en disciplines te leren beheersen, en om systemen te bouwen die kunnen leren en zichzelf kunnen aanpassen. Al die inspanningen hebben tot een golf van nieuwe technologieën geleid. Bij de ICT-onderzoeksactiviteiten zal tevens worden geput uit een breder gamma van wetenschappelijke en technologische disciplines, zoals bio- en levenswetenschappen, psychologie, pedagogie, en cognitieve en sociale wetenschappen.

Motivering

De toegankelijkheid van de informatiemaatschappij voor gehandicapten is absoluut essentieel voor het bereiken van de doelen van Lissabon ten aanzien van de integratie van benadeelde groepen in de maatschappij. In dit verband is het EDF van oordeel dat het kaderprogramma een tweeledige benadering moet kiezen die zowel gebaseerd is op de beginselen van assisterende technologieën (AT) en de design for all-beginselen.

Gezien het snelle tempo van de innovatie en de veranderingen op dit gebied is het van essentieel belang dat de perspectieven en de inbreng van gehandicapten horizontaal wordt geïntegreerd in het grootste deel van de projecten in het kader van de informatiemaatschappij, zowel ten aanzien van ICT-innovaties voor goederen/apparatuur en diensten als bij de interactie tussen assisterende technologieën en universele vormgeving.

Amendement 52

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 3 "Informatie- en communicatietechnologieën", "Achtergrond", alinea 4

De ICT-onderzoeksactiviteiten zullen in nauwe samenhang met beleidsacties voor de verbreiding van ICT en wetgeving worden opgezet in het kader van een allesomvattende, holistische strategie. De prioriteiten zijn vastgesteld na uitvoerig overleg waarbij rekening is gehouden met de bijdragen van allerlei Europese Technologieplatforms en industriële initiatieven op gebieden zoals nano-elektronica, ingebedde systemen, mobiele communicatie, elektronische media, robotica en software, diensten en grids.

De ICT-onderzoeksactiviteiten zullen in nauwe samenhang met beleidsacties voor de verbreiding van ICT en wetgeving worden opgezet in het kader van een allesomvattende, holistische strategie. De prioriteiten zijn vastgesteld na uitvoerig overleg waarbij rekening is gehouden met de bijdragen van allerlei Europese Technologieplatforms en industriële initiatieven op gebieden zoals nano-elektronica, ingebedde systemen, mobiele communicatie, elektronische media, robotica en software, diensten en grids en relevante infrastructuren die zijn ontworpen om de Europese computercapaciteit op hoog niveau te vergroten (GÉANT en GRID).

Motivering

GÉANT, hogesnelheidsnetwerken en GRID-technologieën moeten volledig worden ondersteund omdat het hier gaat om grote successen als gevolg van onderzoek dat is gefinancierd met de kaderprogramma's en omdat ze zich momenteel in de voorhoede van ICT van wereldklasse bevinden - een status die niet in gevaar mag worden gebracht.

Amendement 53

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 3 "Informatie- en communicatietechnologieën", "Activiteiten", "Toepassingsonderzoek", streepje 1

- ICT als antwoord op maatschappelijke uitdagingen: nieuwe systemen en diensten op gebieden van openbaar belang ter verbetering van de kwaliteit, efficiëntie, toegankelijkheid en inclusiviteit; gebruiksvriendelijke toepassingen, integratie van nieuwe technologieën en initiatieven zoals "ambient assisted living":

- ICT als antwoord op maatschappelijke uitdagingen: nieuwe systemen en diensten op gebieden van openbaar belang ter verbetering van de kwaliteit, efficiëntie, toegankelijkheid en inclusiviteit, met name ten aanzien van benadeelde groepen, waaronder de toegankelijkheid van ICT voor personen met een handicap; gebruiksvriendelijke toepassingen, integratie van nieuwe technologieën en initiatieven zoals "ambient assisted living":

Motivering

De toegankelijkheid van de informatiemaatschappij voor gehandicapten is absoluut essentieel voor het bereiken van de doelen van Lissabon ten aanzien van de integratie van benadeelde groepen in de maatschappij. In dit verband is het EDF van oordeel dat het kaderprogramma een tweeledige benadering moet kiezen die zowel gebaseerd is op de beginselen van assisterende technologieën (AT) en de design for all-beginselen.

Gezien het snelle tempo van de innovatie en de veranderingen op dit gebied is het van essentieel belang dat de perspectieven en de inbreng van gehandicapten horizontaal wordt geïntegreerd in het grootste deel van de projecten in het kader van de informatiemaatschappij, zowel ten aanzien van ICT-innovaties voor goederen/apparatuur en diensten als bij de interactie tussen assisterende technologieën en universele vormgeving.

Amendement 54

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 4, Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën, Activiteiten, punt "Materialen"

Het verwerven van nieuwe kennis over materialen met hoge prestaties voor nieuwe producten en processen; op kennis gebaseerde materialen met op maat vervaardigde eigenschappen; betrouwbaardere ontwerpen en simulaties; hogere complexiteit; milieucompatibiliteit; integratie van nano-, moleculair en macroniveau in de chemische technologie en de metaalverwerking; nieuwe nanomaterialen; biomaterialen en hybride materialen, met inbegrip van het ontwerp en de controle van de verwerking ervan.

Het verwerven van nieuwe kennis over materialen met hoge prestaties voor nieuwe producten en processen alsmede voor hun onderhoud, opwaardering en langere levensduur, ; op kennis gebaseerde materialen met op maat vervaardigde eigenschappen; betrouwbaardere ontwerpen en simulaties; hogere complexiteit; milieucompatibiliteit; integratie van nano-, moleculair, micro- en macroniveau in de chemische technologie en de metaalverwerking; nieuwe nanomaterialen; biomaterialen en hybride materialen, met inbegrip van het ontwerp en de controle van de verwerking ervan.

Amendement 55

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 4, Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën, Activiteiten, punt "Nieuwe productie"

Het scheppen van de voorwaarden en de middelen voor kennisintensieve productie, waaronder de constructie, ontwikkeling en validatie van nieuwe paradigma's om in te spelen op de nieuwe behoeften van de industrie; ontwikkeling van algemene productiemiddelen voor adaptieve, in netwerken opgenomen en op kennis gebaseerde productiewijzen; ontwikkeling van nieuwe technische concepten om gebruik te maken van de convergentie van technologieën (zoals nano-, bio-, informatie- en kennistechnologie en de bijbehorende technische vereisten) voor de volgende generatie van producten en diensten met hoge toegevoegde waarde, alsmede aanpassing aan de veranderende behoeften.

Het scheppen van de voorwaarden en de middelen voor duurzame kennisintensieve productie, waaronder de constructie, ontwikkeling en validatie van nieuwe paradigma's om in te spelen op de nieuwe behoeften van de industrie; ontwikkeling van algemene productiemiddelen voor adaptieve, in netwerken opgenomen en op kennis gebaseerde productiewijzen; ontwikkeling van nieuwe technische concepten om gebruik te maken van de convergentie van technologieën (zoals nano-, bio-, informatie- en kennistechnologie en de bijbehorende technische vereisten) voor de volgende generatie van producten en diensten met hoge toegevoegde waarde, alsmede aanpassing aan de veranderende behoeften.

Amendement 56

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 4, Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën, Activiteiten, punt "Integratie van technologieën voor industriële toepassingen"

Integratie van nieuwe kennis en technologieën op het gebied van nanotechnologie, materialen en productie in sectorale en multisectorale toepassingen zoals gezondheidszorg, bouw, vervoer, energie, chemie, milieu, textiel en kleding, pulp en papier, en mechanica.

Integratie van nieuwe kennis en technologieën, inclusief ecotechnologieën, op het gebied van nanotechnologie, materialen en productie in sectorale en multisectorale toepassingen zoals gezondheidszorg, bouw, vervoer, energie, chemie, milieu, textiel en kleding, pulp en papier, en mechanica.

Amendement 57

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 5 "Energie", Doelstelling

Omzetting van het huidige op fossiele brandstoffen gebaseerde energiesysteem in een duurzamer systeem op basis van een gevarieerde combinatie van energiebronnen en energiedragers, gecombineerd met een verbeterde energie-efficiëntie, teneinde het hoofd te bieden aan de urgente problemen in verband met de continuïteit van de energievoorziening en klimaatverandering en daarbij tevens het concurrentievermogen van de energiesector van Europa op te voeren.

Omzetting van het huidige op fossiele brandstoffen gebaseerde energiesysteem in de meest energie-efficiënte en de minst van fossiele brandstoffen afhankelijke economie ter wereld tegen 2020; deze duurzame energie-economie zal voornamelijk gebaseerd zijn op een gevarieerde combinatie van hernieuwbare energiebronnen en energiedragers, gecombineerd met een verbeterde energie-efficiëntie en energiebehoud, teneinde het hoofd te bieden aan de urgente problemen in verband met de continuïteit van de energievoorziening en klimaatverandering en daarbij tevens het concurrentievermogen van de duurzame energiesector van Europa op te voeren.

Amendement 58

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 5 "Energie", Achtergrond, alinea 1

Energiesystemen worden met grote uitdagingen geconfronteerd. Er zijn een aantal redenen om met spoed te werken aan de ontwikkeling van adequate en tijdige oplossingen: de alarmerende tendensen bij de mondiale vraag naar energie (die volgens de ramingen de komende 30 jaar met 60% zal stijgen), de noodzaak van een drastische ingreep in de emissie van broeikasgassen om de verwoestende gevolgen van klimaatverandering te beperken, de negatieve effecten van de vluchtigheid van de olieprijzen (vooral voor de vervoersector die sterk van olie afhankelijk is) en de geopolitieke instabiliteit in olieproducerende regio’s. Er moet worden gewerkt aan onderzoek en demonstratie die de meest milieu- en kosteneffectieve technologieën en maatregelen moeten opleveren om de EU in staat te stellen aan haar doelstellingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto en daarna te voldoen en de toezeggingen van haar energiebeleid, zoals beschreven in het Groenboek over de continuïteit van de energievoorziening van 2000, te realiseren.

Energiesystemen worden met grote uitdagingen geconfronteerd. Er zijn een aantal redenen om met spoed te werken aan de identificatie en ontwikkeling van adequate en tijdige oplossingen: de alarmerende tendensen bij de mondiale vraag naar energie (die volgens de ramingen de komende 30 jaar met 60% zal stijgen), de noodzaak van een drastische ingreep in de emissie van broeikasgassen om de verwoestende gevolgen van klimaatverandering te beperken, de negatieve effecten van de vluchtigheid van de olieprijzen (vooral voor de vervoersector die sterk van olie afhankelijk is) en de geopolitieke instabiliteit in olieproducerende regio’s. Er moet worden gewerkt aan onderzoek en demonstratie die de meest milieu- en kosteneffectieve technologieën en maatregelen moeten opleveren om de EU in staat te stellen aan haar doelstellingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto en daarna te voldoen en de toezeggingen van haar energiebeleid, zoals beschreven in het Groenboek over energie-efficiëntie van 2005 en het Groenboek over de continuïteit van de energievoorziening van 2000, te realiseren.

Amendement 59

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 5 "Energie", Achtergrond, alinea 2

Europa heeft zich bij een aantal energietechnologieën tot wereldleider ontwikkeld. Het is pionier op het gebied van moderne hernieuwbare energietechnologie, zoals bio-energie en windenergie. De EU is ook een mondiale speler op het gebied van technologie voor elektriciteitsopwekking en -distributie en heeft een sterke positie bij het onderzoek op het gebied van koolstofvastlegging en -opslag. Deze posities worden echter sterk bedreigd door de concurrentie (met name uit de VS en Japan).

Europa heeft zich bij een aantal energieopwekkings- en energie-efficiëntietechnologieën tot wereldleider ontwikkeld. Het is pionier op het gebied van moderne hernieuwbare energietechnologie, zoals zonne-energie, bio-energie en windenergie. De EU is ook een mondiale speler op het gebied van technologie voor elektriciteitsopwekking en -distributie en heeft een sterke positie bij het onderzoek op het gebied van koolstofvastlegging en -opslag. Deze posities worden thans echter geconfronteerd met concurrentie (met name uit de VS en Japan).

Amendement 60

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 5 "Energie", Achtergrond, alinea 3

Een ingrijpende transformatie van het energiesysteem vereist nieuwe technologie, waarbij de risico’s zo hoog zijn en de baten zo onzeker dat particuliere bedrijven niet alle investeringen kunnen leveren die voor onderzoek, ontwikkeling, demonstratie en toepassing nodig zijn. Bij het mobiliseren van particuliere investeringen moet steun van de overheid dan ook een cruciale rol spelen, en de Europese activiteiten en middelen moeten op een coherente en effectievere wijze worden gecombineerd om te concurreren met economieën die op grote schaal en consequent in soortgelijke technologieën investeren. Europese technologieplatforms spelen hierbij een cruciale rol doordat zij op een gecoördineerde wijze het benodigde onderzoek mobiliseren. Er wordt nu een overzicht gegeven van de activiteiten die worden ondernomen om de doelstelling te realiseren. Er is een specifiek onderdeel voor “kennis voor de energiebeleidsvorming” waarmee ook steun kan worden gegeven aan nieuwe beleidsbehoeften die naar voren komen, bijvoorbeeld in verband met de rol van het Europese energiebeleid bij de ontwikkeling van internationale activiteiten op het gebied van klimaatverandering, en instabiliteit of verstoring van de energievoorziening en de energieprijzen.

Een ingrijpende transformatie van het energiesysteem in een duurzaam energie-intelligent systeem vereist nieuwe technologie, waarbij de risico’s zo hoog zijn en de baten zo onzeker dat particuliere bedrijven niet alle investeringen kunnen leveren die voor onderzoek, ontwikkeling, demonstratie en toepassing nodig zijn. Bij het mobiliseren van particuliere investeringen moet steun van de overheid dan ook een cruciale rol spelen, en de Europese activiteiten en middelen moeten op een coherente en effectievere wijze worden gecombineerd om te concurreren met economieën die op grote schaal en consequent in soortgelijke technologieën investeren. Europese technologieplatforms spelen hierbij een cruciale rol doordat zij op een gecoördineerde wijze het benodigde onderzoek mobiliseren. Er wordt nu een overzicht gegeven van de activiteiten die worden ondernomen om de doelstelling te realiseren. Er is een specifiek onderdeel voor “kennis voor de energiebeleidsvorming” waarmee ook steun kan worden gegeven aan nieuwe beleidsbehoeften die naar voren komen, bijvoorbeeld in verband met de rol van het Europese energiebeleid bij de ontwikkeling van internationale activiteiten op het gebied van klimaatverandering, en instabiliteit of verstoring van de energievoorziening en de energieprijzen.

Amendement 61

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 5 "Energie", Activiteiten, punt "Waterstof en brandstofcellen"

Geïntegreerde actie om een stevige technologische grondslag te leggen voor een concurrerende brandstofcel- en waterstofindustrie in de EU voor stationaire en draagbare toepassingen en de vervoersector. Het Europese technologieplatform voor waterstof en brandstofcellen ondersteunt deze activiteit door voorstellen te formuleren voor een geïntegreerde strategie voor onderzoek en toepassing.

Geïntegreerde actie om een stevige technologische grondslag te leggen voor een concurrerende brandstofcel- en waterstofindustrie in de EU voor stationaire en draagbare op hernieuwbare energiebronnen gebaseerde toepassingen en de vervoersector. Het Europese technologieplatform voor waterstof en brandstofcellen ondersteunt deze activiteit door voorstellen te formuleren voor een geïntegreerde strategie voor onderzoek en toepassing.

Motivering

Overeenkomstig de doelstelling van de EU om uiterlijk in 2050 te komen tot een duurzame waterstofeconomie, dient onderzoek te worden geconcentreerd op waterstofproductie uit hernieuwbare energiebronnen.

Amendement 62

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 5 "Energie", Activiteiten, punt "Technologie voor de vastlegging en opslag van CO2 ten behoeve van elektriciteitsopwekking met nulemissie"

Een ingrijpende beperking van de milieueffecten van het gebruik van fossiele brandstoffen, gericht op zeer efficiënte elektriciteitscentrales met vrijwel nulemissie, op basis van technologie voor de vastlegging en opslag van CO2.

Onderzoek naar technologieën voor de vastlegging en opslag van CO2 zal gericht zijn op de ontwikkeling van maatschappelijke, economische, wettelijke en milieucriteria voor die technologie, inclusief waarborgen ten aanzien van het permanente karakter van de opslag gedurende de gehele levensduur ervan.

CO2-vastleggings- en opslagprojecten zullen worden onderworpen aan een onafhankelijke wetenschappelijke toetsing en controles ter plekke; de resultaten hiervan worden openbaar gemaakt.

Amendement 63

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 5 "Energie", Activiteiten, punt "Energie-efficiëntie en energiebesparing "

Nieuwe concepten en technologieën voor de verbetering van de energie-efficiëntie en energiebesparing voor gebouwen, diensten en de industrie. Dit omvat de integratie van strategieën en technologieën voor energie-efficiëntie, het gebruik van nieuwe en hernieuwbare energietechnologieën en beheersing van de vraag naar energie.

Ontwikkeling en demonstratie van nieuwe concepten en technologieën voor de verbetering van de energie-efficiëntie en energiebesparing voor lage energie-, passieve energie- en plus-energie- gebouwen, diensten en de industrie. Dit omvat de integratie van strategieën en technologieën voor energie-efficiëntie, het gebruik van nieuwe en hernieuwbare en duurzame nieuwe energietechnologieën en beheersing van de vraag naar energie.

Amendement 64

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 5 "Energie", Activiteiten, punt "Kennis voor de energiebeleidsvorming"

Ontwikkeling van instrumenten, methoden en modellen voor het beoordelen van de belangrijkste economische en sociale aspecten in verband met energietechnologie en voor het realiseren van kwantificeerbare doelstellingen en scenario’s voor de middellange en lange termijn.

Ontwikkeling van instrumenten, methoden en modellen voor het beoordelen van de belangrijkste economische en sociale aspecten in verband met energietechnologie en voor het realiseren van kwantificeerbare doelstellingen en scenario’s voor de middellange en lange termijn. de ontwikkeling van beleidsinstrumenten voor een aanzienlijke bespoediging van de tenuitvoerlegging van nieuwe energie-efficiëntie, vraagbeheersing en hernieuwbare energieconcepten en technologieën.

Amendement 65

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", Achtergrond, alinea 2

Er is onderzoek op EU-niveau nodig voor de naleving van internationale verplichtingen zoals het Protocol van Kyoto, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit, de doelstellingen van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling van 2002, het EU-waterinitiatief en bijdragen tot de Intergouvernementele Werkgroep voor klimaatverandering en het aardobservatie-initiatief. Daarnaast zijn er significante behoeften aan onderzoek die voortvloeien uit bestaand en komend beleid op EU-niveau, de uitvoering van het zesde milieuactieprogramma en de bijbehorende thematische strategieën, de actieplannen voor milieutechnologie en milieu en gezondheid, en richtlijnen zoals de water-kaderrichtlijn.

Er is onderzoek op EU-niveau nodig voor de naleving van internationale verplichtingen zoals het VN-Raamverdrag klimaatverandering (UNFCCC) en het Protocol van Kyoto, het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit, de doelstellingen van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling van 2002, het EU-waterinitiatief en bijdragen tot de Intergouvernementele Werkgroep voor klimaatverandering en het aardobservatie-initiatief. Daarnaast zijn er significante behoeften aan onderzoek die voortvloeien uit bestaand en komend beleid op EU-niveau, de uitvoering van het zesde milieuactieprogramma en de bijbehorende thematische strategieën, de actieplannen voor milieutechnologie en milieu en gezondheid, de Gemeenschapsstrategie inzake kwik en richtlijnen zoals de water-kaderrichtlijn.

Amendement 66

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", Achtergrond, alinea 3

De EU moet haar positie op de wereldmarkt voor milieutechnologie verbeteren. Deze technologie levert een bijdrage tot duurzame groei waarbij milieuefficiënte oplossingen voor milieuproblemen op uiteenlopende schaal worden geboden en ons cultureel erfgoed wordt beschermd. Milieueisen fungeren als prikkel voor innovatie en kunnen zakelijke mogelijkheden bieden. De Europese technologieplatforms voor watervoorziening en sanitaire voorzieningen en voor duurzame chemie bevestigen de noodzaak van actie op EU-niveau en in onderstaande activiteiten is rekening gehouden met hun onderzoekagenda’s. Ook bij andere platforms (bijvoorbeeld voor de bouwsector en voor bosbouw) speelt milieutechnologie een rol en hier is ook rekening mee gehouden.

De EU moet haar positie op de wereldmarkt voor milieutechnologie verbeteren. Deze technologie draagt bij tot duurzame consumptie en productie en levert een bijdrage tot duurzame groei waarbij milieuefficiënte oplossingen voor milieuproblemen op uiteenlopende schaal worden geboden en ons cultureel erfgoed wordt beschermd. Milieueisen fungeren als prikkel voor innovatie en kunnen zakelijke mogelijkheden bieden. De Europese technologieplatforms voor watervoorziening en sanitaire voorzieningen en voor duurzame chemie bevestigen de noodzaak van actie op EU-niveau en in onderstaande activiteiten is rekening gehouden met hun onderzoekagenda’s. Ook bij andere platforms (bijvoorbeeld voor de bouwsector en voor bosbouw) speelt milieutechnologie een rol en hier is ook rekening mee gehouden.

Amendement 67

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", "Activiteiten", "Klimaatverandering, verontreiniging en risico's", streepje 1

- Druk op het milieu en het klimaat: het functioneren van het klimaatsysteem en het systeem aarde; adaptatie- en mitigatiemaatregelen; verontreiniging in lucht, bodem en water; veranderingen in de samenstelling van de atmosfeer en de watercyclus; interacties tussen klimaat, landoppervlak en de oceaan; en effecten op de biodiversiteit en ecosystemen.

- Druk op het milieu en het klimaat, inclusief: oorzaken van klimaatverandering nu en in het verleden ("paleoklimaat"); het functioneren van het klimaatsysteem en het systeem aarde; adaptatie- en mitigatiemaatregelen; verontreiniging in lucht, bodem en water; veranderingen in de samenstelling van de atmosfeer en de watercyclus; interacties tussen klimaat, landoppervlak en de oceaan; interactie tussen landbouw en klimaatverandering en effecten op de biodiversiteit en ecosystemen.

Amendement 68

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", Activiteiten, punt "Klimaatverandering, verontreiniging en risico’s", streepje 2

–         Milieu en gezondheid: interactie van milieustressoren met de gezondheid van de mens, inclusief identificatie van bronnen, koppeling met het binnenmilieu, effecten en nieuwe risicofactoren; geïntegreerde risicobeoordelingsmethoden voor toxische stoffen, met inbegrip van alternatieven voor dierproeven; kwantificering en kosten-batenanalyse van milieugezondheidsrisico’s en indicatoren voor preventiestrategieën.

–         Milieu en gezondheid: interactie van milieustressoren met de gezondheid van de mens, inclusief identificatie van bronnen, biomonitoring, koppeling met het binnenmilieu, effecten en nieuwe risicofactoren; geïntegreerde risicobeoordelingsmethoden voor toxische en gevaarlijke stoffen, met inbegrip van alternatieven voor dierproeven; kwantificering en kosten-batenanalyse van milieugezondheidsrisico’s en indicatoren voor preventiestrategieën.

Amendement 69

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", Activiteiten, punt "Klimaatverandering, verontreiniging en risico’s", streepje 3

–         Natuurgevaren: verbetering van prognose en geïntegreerde beoordelingen van gevaren –kwetsbaarheid – en risico’s voor rampen in verband met geologische gevaren (zoals aardbevingen, vulkanen en tsunami’s) en het klimaat (zoals stormen en overstromingen); ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en verbetering van strategieën voor preventie en mitigatie.

–         Natuurgevaren: verbetering van prognose en geïntegreerde beoordelingen van gevaren –kwetsbaarheid – en risico’s voor rampen in verband met geologische gevaren (zoals aardbevingen, vulkanen en tsunami’s) en het klimaat (zoals stormen, bosbranden, droogte en overstromingen); ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en verbetering van strategieën voor preventie en mitigatie en evaluatie van de sociaal-economische gevolgen voor de getroffen gebieden.

Motivering

Een van de belangrijkste taken in verband met natuurrampen is het vaststellen van de gevolgen die dergelijke rampen hebben voor de continuïteit van de economische bedrijvigheid en daardoor voor het welzijn van de bevolking. Het zou geen nut hebben een beter inzicht te krijgen in natuurrampen als dit niet tot een betere bescherming van de betrokken gebieden zou leiden.

Amendement 70

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", Activiteiten, punt "Duurzaam beheer van rijkdommen", streepje 1

–         Behoud en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gecreëerde rijkdommen: ecosystemen; beheer van waterreserves; beheer en preventie van afval; bescherming en beheer van biodiversiteit, bodembescherming, bescherming van de zeebedding en kustgebieden, aanpak voor de bestrijding van woestijnvorming en bodemaantasting; bosbeheer; duurzaam beheer en duurzame planning van het stedelijk milieu, gegevensbeheer en informatiediensten; beoordeling en voorzorgen in verband met natuurlijke processen.

–         Behoud en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gecreëerde rijkdommen: ecosystemen, hun gebruik en functie; beheer van waterreserves; beheer en preventie van afval; bescherming en beheer van biodiversiteit, bodembescherming, bescherming van de zeebedding en kustgebieden, aanpak voor de bestrijding van woestijnvorming en bodemaantasting; landschapsbehoud; bosbescherming en -beheer; duurzaam beheer en duurzame planning van het stedelijk milieu, historische hulpbronnen en cultureel erfgoed, gegevensbeheer en informatiediensten; beoordeling en voorzorgen in verband met natuurlijke processen; criteria voor de effectbeoordeling van stedelijk ontwikkelingsbeleid en landbouwbeleid.

Motivering

Bij onderzoek van het milieu moet worden uitgegaan van een holistische benadering en hetzelfde geldt voor het beleid dat daaruit voortvloeit.

Amendement 71

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", Activiteiten, punt "Duurzaam beheer van rijkdommen", streepje 2

–         Evolutie van het mariene milieu: effecten van menselijke activiteiten op het mariene milieu en zijn rijkdommen; verontreiniging en eutrofiëring in regionale zeeën en kustgebieden; diepzee-ecosystemen; beoordeling van mariene biodiversiteit-tendensen, van ecosysteem-processen en van de oceaancirculatie; zeebedding-geologie.

–         Evolutie en beheer van het mariene milieu: effecten van menselijke activiteiten op het mariene milieu en zijn rijkdommen; verontreiniging en eutrofiëring in regionale zeeën en kustgebieden; diepzee-ecosystemen; beoordeling van mariene biodiversiteit-tendensen, van ecosysteem-processen en van de oceaancirculatie; zeebedding-geologie.

Amendement 72

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", "Activiteiten", "Milieutechnologie", streepje 1 bis (nieuw)

 

- Bescherming, behoud en versterking van het cultureel erfgoed, met inbegrip van de leefomgeving van de mens: een verbetering van de beoordeling van beschadigingen van het cultureel erfgoed, ontwikkeling van innovatieve behoudsstrategieën, bevordering van de integratie van het cultureel erfgoed in de stedelijke omgeving.

Motivering

Milieutechnologieën die reeds in de loop van cultureel onderzoek zijn ontdekt, zijn op andere gebieden gebruikt.

Amendement 73

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", "Activiteiten", "Milieutechnologie", streepje 2

- Technologisch aspectenonderzoek en verificatie en beproeving van technologie: methoden en instrumenten voor de beoordeling van de milieurisico's en de levenscyclus van processen, technologieën en producten; ondersteuning voor de platforms voor duurzame chemie en watervoorziening en sanitaire voorzieningen; wetenschappelijke en technologische aspecten van een toekomstig Europees programma voor de verificatie en beproeving van milieutechnologie.

- Technologisch aspectenonderzoek en verificatie en beproeving van technologie: methoden en instrumenten voor de beoordeling van de milieurisico's en de levenscyclus van processen, technologieën en producten; ondersteuning voor de platforms voor duurzame chemie en watervoorziening en sanitaire voorzieningen; wetenschappelijke en technologische aspecten van een toekomstig Europees programma voor de verificatie en beproeving van milieutechnologie; evaluatie en impact van ontziltingstechnologieën op het mariene milieu en op de bodem.

Motivering

Met dit amendement wordt benadrukt dat meer onderzoek moet worden gedaan naar de bijzonderheden van het ontzilten van zeewater - een veelbelovende technologie met zowel voor- als nadelen.

Amendement 74

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", "Activiteiten", "Milieutechnologie", streepje 2 bis (nieuw)

 

- Mathematische methoden voor de economische evaluatie van verontreinigende emissies: ontwikkeling van modellen voor de toekenning van economische waarden aan verontreinigende gassen, milieuboekhouding.

Motivering

Er moet verdere aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van wiskundige modellen waarmee het in de toekomst mogelijk zal zijn waarden aan bepaalde verontreinigingen toe te kennen, zodat een verontreiniging in de berekeningen kan worden opgenomen door middel van een enkele rekeneenheid, waardoor ook andere instrumenten kunnen worden ontwikkeld.

Amendement 75

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 6 "Milieu (inclusief klimaatverandering)", "Activiteiten", Nieuw kopje

 

Biodiversiteit:

 

- Bescherming en duurzaam beheer van de biodiversiteit; beoordeling en voorspelling van de tendensen op middellange en lange termijn; milieueffectbeoordeling en beoordeling van de economische en sociale effecten van de wijzigingen op het gebied van de biodiversiteit enerzijds en de interacties tussen de samenleving en de biodiversiteit anderzijds.

Motivering

De millenniumbeoordeling van ons ecosysteem heeft duidelijk het verlies aan biodiversiteit aangetoond als gevolg van het slechte beheer thans. Dit verlies aan biodiversiteit heeft een niveau bereikt dat tot dusverre onbekend was in de geschiedenis van de mensheid en waarvoor aanzienlijke Europese onderzoeksinspanningen noodzakelijk zijn.

Overeenkomsten met internationale verplichtingen zoals het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het Protocol van Kyoto en bovendien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de biologische diversiteit geven aanleiding tot aanzienlijke inspanningen op het gebied van het onderzoek naar de biodiversiteit.

Amendement 76

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart), Doelstelling

Op basis van technologische vorderingen geïntegreerde, “groenere” en “slimmere” pan-Europese vervoerssystemen ontwikkelen ten behoeve van de burger en de maatschappij, met inachtneming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen; en de leidende rol die de Europese industrieën zich op de wereldmarkt hebben verworven, consolideren en verder ontwikkelen.

Op basis van technologische en operationele vorderingen geïntegreerde, “groenere” en “slimmere” pan-Europese vervoerssystemen toegankelijk voor personen met een handicap, ontwikkelen ten behoeve van alle burgers en de maatschappij, met inachtneming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen; en het concurrentievermogen van de Europese industrieën op de wereldmarkt, consolideren en verder ontwikkelen.

Motivering

De toegankelijkheid van de belangrijkste vervoersdiensten voor gehandicapten is een centraal punt in het vervoersbeleid van de meeste lidstaten. Er zijn kansen voor Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven voor het ondersteunen van de ontwikkelingen op dit gebied en het verstrekken van vergelijkbare gegevens, bijvoorbeeld studies inzake de kosten en voordelen van een toegankelijk vervoer, met inbegrip van de bredere sociale gevolgen en verbeterde en innovatieve oplossingen op het gebied van toegankelijk ontwerpen.

Amendement 77

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart), Achtergrond, alinea 2

De uitbreiding (waardoor het grondgebied met 25% is toegenomen en de bevolking met 20%) en de economische ontwikkeling van de EU confronteren ons met nieuwe uitdagingen om personen en goederen op een efficiënte, kosteneffectieve en duurzame wijze te vervoeren. Het vervoer is ook van direct belang voor andere belangrijke beleidsterreinen zoals handel, concurrentie, werkgelegenheid, cohesie, energie, veiligheid en de interne markt. Investeren in OTO in de EU-vervoersector is een eerste vereiste om technologisch concurrentievoordeel op de wereldmarkt te waarborgen . Activiteiten op Europees niveau zullen ook de herstructurering van de industrie stimuleren, met inbegrip van de integratie van de toeleveringsketen en met name KMO’s.

De uitbreiding (waardoor het grondgebied met 25% is toegenomen en de bevolking met 20%) en de economische ontwikkeling van de EU confronteren ons met nieuwe uitdagingen om personen en goederen op een efficiënte, kosteneffectieve en duurzame wijze te vervoeren. Het vervoer is ook van direct belang voor andere belangrijke beleidsterreinen zoals handel, concurrentie, werkgelegenheid, milieu, cohesie, energie, veiligheid en de interne markt. Vraagbeheersing in de vervoersector is van essentieel belang voor logistieke en ruimtelijke planning. Investeren in OTO in de EU-vervoersector is een eerste vereiste om technologisch concurrentievoordeel op de wereldmarkt te waarborgen . Activiteiten op Europees niveau zullen ook de herstructurering van de industrie stimuleren, met inbegrip van de integratie van de toeleveringsketen en met name KMO’s.

Amendement 78

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart), Achtergrond, alinea 3

De door Europese technologieplatforms ontwikkelde onderzoekagenda’s ondersteunen de noodzaak van een nieuw perspectief op “vervoerssystemen” waarin aandacht is voor de interactie van voertuigen, vervoersnetten en het gebruik van vervoersdiensten, dat alleen op Europees niveau kan worden ontwikkeld. De kosten van OTO stijgen op al deze gebieden sterk en samenwerking op EU-niveau is essentieel om te zorgen voor een “kritische massa” van uiteenlopende OTO-aanbieders voor een kosteneffectieve aanpak van de schaal en de multidisciplinaire uitdagingen en om het hoofd te bieden aan de politieke, technologische en sociaal-economische uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld het “schone en veilige voertuig” van de toekomst, interoperabiliteit en intermodaliteit met speciale aandacht voor het railvervoer, betaalbaarheid, veiligheid, capaciteit, betrouwbaarheid en milieueffecten in een uitgebreide Unie. Ook de ontwikkeling van technologie ter ondersteuning van het Galileo-systeem en de toepassingen daarvan zal bij de verwezenlijking van het Europees beleid essentieel zijn.

De door Europese technologieplatforms ontwikkelde onderzoekagenda’s ondersteunen de noodzaak van een nieuw perspectief op “vervoerssystemen” waarin aandacht is voor de interactie van voertuigen, vervoersnetten en het gebruik van vervoersdiensten, dat alleen op Europees niveau kan worden ontwikkeld. De kosten van OTO stijgen op al deze gebieden sterk en samenwerking op EU-niveau is essentieel om te zorgen voor een “kritische massa” van uiteenlopende OTO-aanbieders voor een kosteneffectieve aanpak van de schaal en de multidisciplinaire uitdagingen en om het hoofd te bieden aan de politieke, technologische en sociaal-economische uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld het “schone en veilige voertuig” van de toekomst, interoperabiliteit en intermodaliteit met speciale aandacht voor het railvervoer en het vervoer over water, betaalbaarheid, veiligheid, capaciteit, betrouwbaarheid en milieueffecten in een uitgebreide Unie. Ook de ontwikkeling van technologie ter ondersteuning van het Galileo-systeem en de toepassingen daarvan zal bij de verwezenlijking van het Europees beleid essentieel zijn.

Amendement 79

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart), Achtergrond, alinea 4

Naast onderstaande thema’s en activiteiten die van groot belang zijn voor de industrie, zullen de behoeften van beleidsmakers ook op geïntegreerde wijze aan de orde komen, waarbij economische, sociale en milieuaspecten van het vervoersbeleid zullen worden bestreken. Daarnaast zal er ondersteuning worden gegeven om te voorzien in zowel bestaande als nieuwe beleidsbehoeften, bijvoorbeeld in verband met ontwikkelingen bij het maritieme beleid.

Naast onderstaande thema’s en activiteiten die van groot belang zijn voor de industrie, zullen de behoeften van beleidsmakers ook op geïntegreerde wijze aan de orde komen, waarbij economische, sociale en milieuaspecten van het vervoersbeleid zullen worden bestreken. Daarnaast zal er ondersteuning worden gegeven om te voorzien in zowel bestaande als nieuwe beleidsbehoeften, bijvoorbeeld in verband met ontwikkelingen bij het maritieme beleid of de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim.

Amendement 80

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart), Activiteiten, punt "Luchtvaart en luchtvervoer", streepje 3

–         Zorgen voor tevredenheid en veiligheid van de klant: verbetering van het aan comfort van passagiers, innovatieve diensten aan boord en een efficiëntere verwerking van passagiers; verbetering van alle veiligheidsaspecten van het luchtvervoer; ruimere keuze uit vliegtuigen van groot tot klein.

–         Zorgen voor veiligheid van de klant: verbetering van alle veiligheidsaspecten van het luchtvervoer; ruimere keuze uit vliegtuigen van groot tot klein, waartoe ook behoort het verbeteren van het ontwerp met het oog op de toegankelijkheid van luchtvaartuigen voor gehandicapten, waarbij deze ontwikkeling moet geschieden met raadpleging van representatieve organisaties van gehandicapten.

Motivering

Financiering van EU-onderzoek betreffende luchtvervoer valt alleen te rechtvaardigen, als het om de veiligheid van de passagier gaat.

De toegankelijkheid van de belangrijkste vervoersdiensten voor gehandicapten is een centraal punt in het vervoersbeleid van de meeste lidstaten. Er zijn kansen voor Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven voor het ondersteunen van de ontwikkelingen op dit gebied en het verstrekken van vergelijkbare gegevens, bijvoorbeeld studies inzake de kosten en voordelen van een toegankelijk vervoer, met inbegrip van de bredere sociale gevolgen en verbeterde en innovatieve oplossingen op het gebied van toegankelijk ontwerpen.

Amendement 81

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart)", "Activiteiten", "Luchtvaart en luchtvervoer", streepje 6

- Exploratie van het luchtvervoer van de toekomst: aandacht voor de uitdagingen van de luchtvaart op langere termijn met radicalere, milieuefficiëntere en innovatievere combinaties van technologie die tot significante vorderingen in het luchtvervoer leiden.

- Exploratie van het luchtvervoer van de toekomst: aandacht voor de uitdagingen van de luchtvaart op langere termijn met radicalere, milieuefficiëntere en innovatievere combinaties van technologie waaronder ten aanzien van de toegankelijkheid voor gehandicapten, die tot significante vorderingen in het luchtvervoer leiden.

Motivering

De toegankelijkheid van de belangrijkste vervoersdiensten voor gehandicapten is een centraal punt in het vervoersbeleid van de meeste lidstaten. Er zijn kansen voor Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven voor het ondersteunen van de ontwikkelingen op dit gebied en het verstrekken van vergelijkbare gegevens, bijvoorbeeld studies inzake de kosten en voordelen van een toegankelijk vervoer, met inbegrip van de bredere sociale gevolgen en verbeterde en innovatieve oplossingen op het gebied van toegankelijk ontwerpen.

Amendement 82

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart), Activiteiten, punt "Oppervlaktevervoer", titel

•          Oppervlaktevervoer (rail, weg en water)

•          Duurzaam oppervlaktevervoer (rail, weg en water)

Motivering

Naar het voorbeeld van het zesde kaderprogramma dient het woord "Duurzaam" in de titel te worden opgenomen, aangezien krachtens artikel 6 van het Verdrag duurzame ontwikkeling moet worden geïntegreerd in bijvoorbeeld de onderzoek- en vervoersector.

Amendement 83

Bijlage I, Deel I, Thema's, punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart), Activiteiten, punt "Oppervlaktevervoer (rail, weg en water)", streepje 2

–         Stimulering van de “modal shift” en bestrijding van de congestie van vervoercorridors: ontwikkeling van innovatieve, intermodale en interoperabele regionale en nationale vervoersnetten, -infrastructuren en -systemen in Europa; internalisering; uitwisseling van informatie tussen auto’s/schepen en vervoersinfrastructuur; optimalisering van de infrastructuurcapaciteit.

–         Stimulering van de “modal shift” en bestrijding van de congestie van vervoercorridors: ontwikkeling van duurzame innovatieve, intermodale en interoperabele regionale en nationale vervoersnetten, -infrastructuren en -systemen in Europa; internalisering; uitwisseling van informatie tussen auto’s/schepen en vervoersinfrastructuur; optimalisering van de infrastructuurcapaciteit.

Amendement 84

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 7 "Vervoer (inclusief luchtvaart)", "Activiteiten", "Oppervlaktevervoer (rail, weg en water)", streepje 3

- Waarborging van duurzame stedelijke mobiliteit: innovatieve organisatieschema's, inclusief schone en veilige voertuigen en niet-verontreinigende vervoermiddelen, nieuwe methoden voor openbaar vervoer en rationalisering van het privé-vervoer, communicatie-infrastructuur, geïntegreerde stadsplanning en vervoer.

- Waarborging van duurzame stedelijke mobiliteit: innovatieve organisatieschema's, inclusief schone en veilige voertuigen en niet-verontreinigende vervoermiddelen, verbeterde en innovatieve oplossingen voor de toegang van gehandicapten tot voertuigen en infrastructuur, nieuwe methoden voor openbaar vervoer en rationalisering van het privé-vervoer, communicatie-infrastructuur, geïntegreerde stadsplanning en vervoer.

Motivering

De toegankelijkheid van de belangrijkste vervoersdiensten voor gehandicapten is een centraal punt in het vervoersbeleid van de meeste lidstaten. Er zijn kansen voor Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinitiatieven voor het ondersteunen van de ontwikkelingen op dit gebied en het verstrekken van vergelijkbare gegevens, bijvoorbeeld studies inzake de kosten en voordelen van een toegankelijk vervoer, met inbegrip van de bredere sociale gevolgen en verbeterde en innovatieve oplossingen op het gebied van toegankelijk ontwerpen.

Amendement 85

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 8 "Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen", "Activiteiten", "Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen"

•Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie; leefstijlen, werk, gezinnen, gendervraagstukken, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme en intolerantie.

•Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie; leefstijlen, werk, gezinnen, gendervraagstukken, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme, intolerantie en alle vormen van discriminatie.

Amendement 86

Bijlage I, Deel I, Afdeling "Thema's", punt 9 bis (nieuw)

 

9 bis. Oprichting van een uitwisselingsplatform tussen ontwerpers en industrie

 

Doelstelling:

 

bevorderen van het contact tussen onderzoekers en industrie

 

Achtergrond:

 

In de Europese Unie is er sprake van een groot aantal nog niet afgeronde innovaties die zijn uitgewerkt door onderzoekers of Europese ondernemers. Om redenen van structuren, kosten of om nog andere redenen beschikken de ontwerpers niet altijd over de middelen om hun concept verder te ontwikkelen. Hier is sprake van werkelijke verspilling, omdat de betrokkenen vaak niet weten tot wie zij zich moeten wenden om hun procédé over te dragen aan een organisatie of bedrijf die/dat uitgebreidere onderzoekswerkzaamheden zou kunnen integreren of transformeren tot concrete toepassing in de industrie. De Europese Unie dient deze bruggenbouw tussen ontwerpers en industrie te bevorderen.

 

Activiteiten:

 

- opzet van een gemeenschappelijk Europees bestand van vraag en aanbod

 

- beheer en toezicht op deze contactmaatregel.

Amendement 87

Bijlage I, Deel II "Ideeën", "Activiteiten", alinea 2

De EU-activiteiten op het gebied van grensverleggend onderzoek worden uitgevoerd door een Europese Onderzoeksraad (ERC), bestaande uit een wetenschappelijke raad, ondersteund door een specifieke uitvoeringsstructuur.

De EU-activiteiten op het gebied van grensverleggend onderzoek worden uitgevoerd door een Europese Onderzoeksraad (ERC), bestaande uit een wetenschappelijke raad, op te richten overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag.

Motivering

De ERC moet worden opgericht op basis van artikel 171 van het Verdrag - dit is het enige rechtskader dat zal garanderen dat de Raad wetenschappelijk autonoom en onafhankelijk is. Het voorstel van de Commissie voor de instelling van een uitvoerende structuur voor de ERC is een bureaucratische oplossing waarmee de stimulering van het Europese wetenschapsbeleid niet gediend is.

Amendement 88

Bijlage I, Deel II "Ideeën", "Activiteiten", alinea 4

De specifieke uitvoeringsstructuur is verantwoordelijk voor alle aspecten in verband met implementatie en programma-uitvoering, zoals geregeld in het jaarlijkse werkprogramma. Deze structuur geeft met name uitvoering aan het proces van peer review en selectie overeenkomstig de door de wetenschappelijke raad vastgestelde beginselen en draagt zorg voor het financiële en wetenschappelijke beheer van de subsidies.

Schrappen

Amendement 89

Bijlage I, Deel III "Mensen", "Activiteiten", punt 2

• Permanente educatie en loopbaanontwikkeling ter ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van ervaren onderzoekers. Met het oog op het aanvullen van vaardigheden of het aanleren van nieuwe vaardigheden en bekwaamheden of het verhogen van inter/multidisciplinariteit en/of intersectorale mobiliteit is in ondersteuning voorzien voor onderzoekers met speciale behoeften aan extra/aanvullende bekwaamheden en vaardigheden, voor onderzoekers om een onderzoeksloopbaan te hervatten na een onderbreking en voor het (her)integreren van onderzoekers in een onderzoekspost op langere termijn in Europa, inclusief in hun land van herkomst, na een transnationale/internationale mobiliteitservaring. Deze actielijn wordt geïmplementeerd via zowel individuele beurzen die rechtstreeks op communautair niveau worden toegekend als via de medefinanciering van regionale, nationale of internationale programma's.

• Permanente educatie en loopbaanontwikkeling ter ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van ervaren onderzoekers. Met het oog op het aanvullen van vaardigheden of het aanleren van nieuwe vaardigheden en bekwaamheden of het verhogen van inter/multidisciplinariteit en/of intersectorale mobiliteit is in ondersteuning voorzien voor onderzoekers met speciale behoeften aan extra/aanvullende bekwaamheden en vaardigheden, voor onderzoekers om een onderzoeksloopbaan te hervatten na een onderbreking en voor het (her)integreren van onderzoekers in een onderzoekspost op langere termijn in Europa, inclusief in hun land van herkomst, na een transnationale/internationale mobiliteitservaring. Deze actielijn wordt geïmplementeerd via individuele beurzen die rechtstreeks op communautair niveau worden toegekend.

Motivering

Het kaderprogramma moet niet worden gebruikt ter ondersteuning van projecten die al door de lidstaten afzonderlijk worden gefinancierd. De verhoging van de omvang van financiering die door middel van communautaire subsidies wordt verstrekt, moet voorrang krijgen.

Amendement 90

Bijlage I, Deel III "Mensen", "Activiteiten", punt 5

• Specifieke acties ter ondersteuning van de totstandbrenging van een echte Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers, door het opheffen van hinderpalen voor mobiliteit en het uitbreiden van de loopbaanvooruitzichten van onderzoekers in Europa. Voorts worden toelagen verstrekt voor voorlichtingscampagnes over de Marie Curie-acties en de doelstellingen ervan.

• Specifieke acties ter ondersteuning van de totstandbrenging van een echte Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers, door het opheffen van hinderpalen voor mobiliteit en het uitbreiden van de loopbaanvooruitzichten van onderzoekers in Europa. Begunstiging van universiteiten, onderzoekscentra en bedrijven die nieuwe, aan onderzoek gewijde banen creëren. Met name de aandacht richten op de behoeften van vrouwelijke onderzoekers en de sociale ondersteuning waaraan behoefte is als het gezinsleven moet worden gecombineerd met een wetenschappelijke carrière. Voorts worden toelagen verstrekt voor voorlichtingscampagnes over de Marie Curie-acties en de doelstellingen ervan.

Motivering

In veel gevallen vinden de moeilijkheden waarmee vrouwelijke onderzoekers worden geconfronteerd hun oorsprong in de moeite die het kost een baan met een gezin te combineren.

Amendement 91

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", "Onderzoeksinfrastructuren", "Activiteiten", "Steun voor bestaande onderzoeksinfrastructuren", streepje 3

- e-infrastructuur voor onderzoek door het bevorderen van de verdere ontwikkeling en groei van communicatie- en netinfrastructuren met een hoge capaciteit en hoge prestatie en het versterken van de Europese computercapaciteiten van hoge kwaliteit, alsmede door het bevorderen van de toepassing door gebruikersgroepen, het versterken van hun mondiaal belang en het vergroten van het niveau van vertrouwen, verder bouwend op de successen van GEANT en de Grid-infrastructuren.

- e-infrastructuur voor onderzoek door het bevorderen van de verdere ontwikkeling en groei van communicatie- en netinfrastructuren met een hoge capaciteit en hoge prestatie en het versterken van de Europese computercapaciteiten van hoge kwaliteit, alsmede door het bevorderen van de toepassing door gebruikersgroepen, het versterken van hun mondiaal belang en het vergroten van het niveau van vertrouwen, verder bouwend op de successen van GEANT en de Grid-infrastructuren.

 

De bevordering van optimale praktijken bij de inschakeling van de gebruiker in onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten.

Motivering

Een van de zwakke punten van de vorige onderzoeksprogramma's van de EU was de deelname van de gebruikers aan de selectie-, uitvoerings- en evaluatieprocessen voor projecten. In de afgelopen jaren is het beginsel van de inschakeling van de gebruikers een realiteit en een aanvaarde benadering bij onderzoek en ontwikkeling geworden; deze positieve verandering in denkwijze moet tot uiting komen in het nieuwe kaderprogramma. Willen de resultaten van onderzoek en ontwikkeling een doeltreffende toepassing in de praktijk krijgen, dan moet worden erkend dat de inschakeling van de gebruiker van essentieel belang is. Gehandicapte gebruikers weten het beste wat hun behoeften zijn en hoe ervoor moet worden gezorgd dat innovatie op het gebied van de ontwikkeling van producten en diensten in de praktijk het best tegemoet kan komen aan de behoeften van gehandicapten.

Het beginsel van het inschakelen van de gebruikers moet worden opgenomen bij de criteria voor de financiering van projecten door het 7e kaderprogramma onderzoek en ontwikkeling.

Amendement 92

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", "Wetenschap in de maatschappij", "Achtergrond"

De invloed van wetenschap en technologie op ons dagelijkse leven wordt alsmaar groter. Als product van de sociale activiteit en gemodelleerd door sociale en culturele factoren blijft wetenschap en technologie niettemin een afgelegen gebied ver van de dagelijkse zorgen van een groot deel van het publiek en van de politieke besluitvormers, en blijft deze het voorwerp van misverstanden en ongefundeerde hoop en vrees. Controversiële kwesties omtrent opkomende technologieën moeten door de maatschappij worden behandeld op basis van goed geïnformeerde discussies die leiden tot verstandige keuzen en beslissingen.

De invloed van wetenschap en technologie op ons dagelijkse leven wordt alsmaar groter. Als product van de sociale activiteit en gemodelleerd door sociale en culturele factoren blijft wetenschap en technologie niettemin een afgelegen gebied ver van de dagelijkse zorgen van een groot deel van het publiek en van de politieke besluitvormers, en blijft deze het voorwerp van misverstanden en ongefundeerde hoop en vrees. Controversiële kwesties omtrent opkomende technologieën moeten door de maatschappij worden behandeld op basis van goed geïnformeerde discussies die leiden tot verstandige keuzen en beslissingen.

 

Het Europese onderzoeksbeleid kan alleen succes hebben als de samenleving in Europa en de lidstaten ervan overtuigd is dat rekening wordt gehouden met haar bezorgdheden en legitieme ethische grenzen.

Motivering

Het Commissievoorstel wekt de indruk dat het grootste probleem is de publieke opinie te overtuigen. Aan de andere kant is het zeer belangrijk dat wetenschapsbeoefenaren een open oor hebben voor de bezorgdheden die in de maatschappij leven en zich aan grenzen houden.

Amendement 93

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", "Wetenschap in de maatschappij", "Activiteiten", nieuw punt

• Op grotere schaal betrekken van onderzoekers en het publiek in het algemeen, inclusief het georganiseerde maatschappelijk middenveld, bij wetenschapsgerelateerde kwesties, om te anticiperen op politieke en maatschappelijke kwesties, inclusief ethische kwesties, en deze te verhelderen.

• Op grotere schaal betrekken van onderzoekers en het publiek in het algemeen, inclusief het georganiseerde maatschappelijk middenveld, bij wetenschapsgerelateerde kwesties, om te anticiperen op politieke en maatschappelijke kwesties, inclusief ethische kwesties, en deze te verhelderen.

 

• Kritische overweging van onderzoeksactiviteiten om ijkpunten vast te stellen voor ethisch verantwoord onderzoek waarbij op passende wijze met fundamentele rechten rekening wordt gehouden.

Motivering

In het deel "wetenschap in de maatschappij" van het programma moet een duidelijker verwijzing naar ethische grenzen worden opgenomen.

Amendement 94

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", "Internationale samenwerkingsactiviteiten", alinea 3, streepje 3

- Ontwikkelingslanden, gericht op hun speciale behoeften;

- Ontwikkelingslanden, gericht op hun speciale behoeften, bijvoorbeeld ernstige en verwaarloosde ziekten;

Motivering

Ernstige en verwaarloosde ziekten hebben belangrijke gevolgen op gezondheidsgebied voor ontwikkelingslanden. Het aanpakken van deze ziekten is een essentieel deel van de bestrijding van de armoede in de wereld.

Amendement 95

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", "Niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek", "Activiteiten", "Solidariteit en verantwoord beheer van hulpbronnen", streepje 4 bis (nieuw)

 

- De bevordering en versterking van de ontwikkeling en validatie van alternatieve proefnemingsstrategieën, en met name methoden die niet gebruikmaken van proefnemingen op dieren, op alle relevante onderzoeksgebieden (veiligheidsbeoordeling, testen van vaccins, gezondheids- en biomedisch onderzoek, enz.).

Motivering

Overeenkomstig de vereisten in het protocol inzake de bescherming en het welzijn van dieren, artikel 23 van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad en artikel 7, lid 2, letters a) en b) van het zesde communautaire actieprogramma voor het milieu, cosmeticarichtlijn 76/768/EEG zoals gewijzigd, en het doel van de voorgestelde EU-verordening chemische stoffen om proefnemingsmethoden zonder proefdiergebruik te bevorderen, moeten de ontwikkeling en validatie van alternatieve proefnemingsstrategieën en met name van methoden waarbij geen proefdieren worden gebruikt, worden opgenomen onder de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.

Amendement 96

Bijlage II, Indicatieve verdeling over de programma's

Samenwerking*,1

44432

Samenwerking *,1

47214

Gezondheid

8317

Gezondheid

9099

Voeding, landbouw en biotechnologie

2455

Voeding, landbouw en biotechnologie

2455

Informatie- en communicatietechnologieën

12670

Informatie- en communicatietechnologieën

11670

Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën

4832

Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën

4832

Energie

2931

Energie

3931

Milieu (inclusief klimaatverandering)

2535

Milieu (inclusief klimaatverandering)

3535

Vervoer (inclusief luchtvaart)

5940

Vervoer (inclusief luchtvaart)

5940

Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen

792

Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen

792

Veiligheid en ruimtevaart

3960

Veiligheid en ruimtevaart

3460

Ideeën

11862

Ideeën

10862

Mensen

7129

Mensen

7129

Capaciteiten

7486

Capaciteiten

7204

Onderzoeksinfrastructuren*

3961

Onderzoeksinfrastructuren*

3679

Onderzoek ten behoeve van KMO's

1901

Onderzoek ten behoeve van KMO's

1901

Kennisregio's

158

Kennisregio's

158

Onderzoekspotentieel

554

Onderzoekspotentieel

554

Wetenschap in de maatschappij

554

Wetenschap in de maatschappij

554

Internationale samenwerkingsactiviteiten

358

Internationale samenwerkingsactiviteiten

358

Niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

1817

Niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek

1817

TOTAAL

72726

TOTAAL

72726

Motivering

Terecht is de rapporteur van mening dat de kredieten voor gezondheid, energie en milieu in het 7e kaderprogramma moeten worden verhoogd.

Het voorstel om het Euratom-programma dienovereenkomstig te besnoeien, leidt echter niet tot het gewenste doel, aangezien dit programma niet onder de medebeslissingsprocedure valt. Daarom wordt voorgesteld in het kader van het 7e kaderprogramma, dat onder de medebeslissingsprocedure valt, bedragen uit te trekken voor milieu, gezondheid en energie.

Amendement 97

Bijlage III, "Financieringssystemen", punt 5 "Ondersteuning van opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers"

Ondersteuning van opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers, overwegend gebruikt voor de uitvoering van de Marie Curie-acties.

 

                                                      

Ondersteuning van opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers in alle programma's, projecten en initiatieven, en ook in de Marie Curie-acties. Bevordering van de voorwaarden die het voor vrouwen gemakkelijker maken met een loopbaan in het onderzoek te beginnen en deze voort te zetten.

Motivering

Voor een werkelijke integratie is een allesomvattend beleid noodzakelijk, evenals ondersteunende faciliteiten zoals centra voor kinderopvang en assistentie voor mobiliteit.

MINDERHEIDSSTANDPUNT

van Frédérique Ries, Holger Krahmer, Willem Schuth en Jorgo Chatzimarkakis

overeenkomstig artikel 48, lid 3 van het Reglement

Wij zijn het niet eens met het vandaag geformuleerde standpunt van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, met name ten aanzien van embryonaal stamcellenonderzoek. Met een krappe meerderheid zijn weliswaar de pogingen om een einde te maken aan de financiering van dit soort onderzoek op Europees niveau verworpen. Door in verschillende amendementen te stellen voorrang te willen geven aan volwassenstamcelonderzoek, heeft diezelfde behoudende filosofie gezegevierd.

Een standpunt dat in tegenspraak is met de vigerende wetgevingen in veertien lidstaten waar onderzoek op overschotembryo's is toegestaan; ook het Parlement van Tsjechië heeft op 1 februari 2006 hiertoe besloten. Slechts in vijf lidstaten is het verboden.

Onze principes zijn duidelijk: wij zijn tegen het exploiteren van mensen, wij veroordelen het reproductief klonen en verwijzen met klem naar artikel 3 van het Handvest van de grondrechten. Wij blijven echter streven naar liberaal, humanistisch en tolerant onderzoek, in het kader waarvan zeer veelbelovend wetenschappelijk onderzoek om godsdienstige of filosofische redenen, die wij overigens respecteren, wordt uitgesloten. Een en ander om de wetenschap een kans te geven concreet invulling te geven aan de verwachtingen van duizenden patiënten in Europa ten aanzien van nieuwe behandelwijzen.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Document- en procedurenummers

COM(2005)0119 – C6 0099/2005 – 2005/0043(COD)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door
  Datum bekendmaking

ENVI
27.4.2005

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Satu Hassi
24.5.2005

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

21.11.2005

 

 

 

 

Datum goedkeuring

23.2.2005

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

41
4
13

Bij de eindstemming aanwezige leden

Georgs Andrejevs, Liam Aylward, Irena Belohorská, Johannes Blokland, John Bowis, Frederika Brepoels, Hiltrud Breyer, Dorette Corbey, Avril Doyle, Anne Ferreira, Karl-Heinz Florenz, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Mary Honeyball, Marie Anne Isler Béguin, Christa Klaß, Holger Krahmer, Urszula Krupa, Peter Liese, Riitta Myller, Dimitrios Papadimoulis, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Dagmar Roth-Behrendt, Karin Scheele, Richard Seeber, Kathy Sinnott, Jonas Sjöstedt, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Evangelia TzampaziAlfonso Andria, Giovanni Berlinguer, Milan Gaľa, Ambroise Guellec, Kartika Tamara Liotard, Miroslav Mikolášik, Andres Tarand

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alfonso Andria, Giovanni Berlinguer, Milan Gaľa, Ambroise Guellec, Kartika Tamara Liotard, Miroslav Mikolášik, Andres Tarand

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Simon Busuttil, Giusto Catania, Jorgo Chatzimarkakis, Glyn Ford, Alfred Gomolka, David Hammerstein Mintz, Joel Hasse Ferreira, Anna Hedh, Luis Herrero-Tejedor, Elisabeth Jeggle, Thomas Mann, Ljudmila Novak, Bernd Posselt, José Ribeiro e Castro, Raül Romeva i Rueda, Paul Rübig, Willem Schuth, Henri Weber, Anna Záborská

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

ADVIES VAN DE Commissie vervoer en toerisme  (19.10.2005)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)
(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

Rapporteur voor advies: Jaromír Kohlíček

BEKNOPTE MOTIVERING

Het zevende kaderprogramma

Op 6 april 2005 stelde de Commissie haar Mededeling ‘Bouwen aan de Europese Onderzoeksuimte (EOR) van kennis voor groei’ voor en lanceerde ze een voorstel voor een besluit betreffende het zevende kaderprogramma (KP) voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013). De opbouw van de EOR begon onder het zesde KP en zal doorgaan onder het zevende en dit zal bijdragen aan het behalen van de Lissabon-doelstellingen. Investeren in kennis is immers een uitstekende manier om economische groei te bevorderen en meer en betere banen te creëren. Dat kennis belangrijk is voor de Lissabon-strategie, werd bevestigd door de groep op hoog niveau onder leiding van Wim Kok en door de resolutie van het Parlement over het verslag van mevrouw Locatelli.

Het zevende KP is onderverdeeld in vier programma’s:

· Samenwerking: transnationale samenwerking op negen thematische onderzoeksgebieden, waaronder vervoer, inclusief luchtvaart.

· Ideeën: bevordering van creativiteit en uitmuntendheid door zogeheten ‘grensverleggend onderzoek’ te financieren. De financiering wordt via een Europese Onderzoeksraad geregeld.

· Mensen: ontwikkeling van het menselijk potentieel door opleiding, mobiliteit en loopbaanontwikkeling te ondersteunen.

· Capaciteiten: verbetering van de onderzoeksinfrastructuur en verdere innovatie. Regionale samenwerking, betrokkenheid van KMO’s en het samenbrengen van wetenschap en maatschappij zijn de sleutelelementen.

Ten opzichte van KP6 zijn voor KP7 de procedures vereenvoudigd en is de begroting aanzienlijk gestegen. De totale begroting voor zeven jaar bedraagt 72,7 miljard euro. De respectieve verdeling over de vier programma’s is ongeveer 44 miljard voor Samenwerking, 12 miljard voor Ideeën en elk 7 miljard voor Mensen en Capaciteiten.

Transport en luchtvaart in het zevende kaderprogramma

Het zesde kaderprogramma omvatte het onderzoeksgebied ‘luchtvaart en ruimte’, terwijl ‘oppervlaktevervoer’ onder het onderzoeksgebied ‘duurzame ontwikkeling’ was geschaard. In KP7 zijn alle vervoerswijzen onder één enkel thema samengebracht, te weten ‘Vervoer (inclusief luchtvaart)’. Uw rapporteur verwelkomt deze verandering aangezien vele problemen, zoals files en vervuiling, bij meerdere soorten vervoer voorkomen en het nuttig is om van elkaars ervaringen te leren.

Onder KP6 zijn de zogeheten technologieplatforms opgericht. Hierin werden bedrijven, onderzoeksinstellingen, nationale onderzoeksprogramma’s, de financiële wereld en de regelgevende autoriteiten op Europees niveau samengebracht om een gezamenlijke strategische onderzoeksagenda uit te stippelen. Rekening houdend met hun inbreng, stelt de Commissie voor dat het onderzoek moet worden toegespitst op:

Voor luchtvaart en luchtvervoer:

· vergroening van het luchtvervoer

· verhoging van de efficiëntie

· zorgen voor tevredenheid en veiligheid van de klant

· verhoging van de kostenefficiency

· bescherming van vliegtuig en passagiers

· exploratie van het luchtvervoer van de toekomst

Voor oppervlaktevervoer (rail, weg en water):

· vergroening van het oppervlaktevervoer

· stimulering van de "modal shift" en bestrijding van de congestie van vervoercorridors

· waarborging van duurzame stedelijke mobiliteit

· verbetering van de veiligheid

· opvoering van het concurrentievermogen

KP7 voorziet in een begroting voor Vervoer (inclusief luchtvaart) van 5,9 miljard euro en daarnaast in de mogelijkheid om ‘gezamenlijke technologie-initiatieven’ (grootschalige projecten van gemeenschappelijk Europees belang) te starten. Onder het KP6 werd de begroting als volgt verdeeld: 1 miljard euro voor luchtvervoer, 100 miljoen euro voor Galileo en 610 miljoen euro voor oppervlaktetransport. Hoewel er voor KP7 nog geen officiële verdeling van de middelen is voorgesteld, heeft uw rapporteur indicaties gekregen dat luchtvervoer en Galileo samen waarschijnlijk het grootste deel van de beschikbare begroting toegewezen zullen krijgen (ongeveer tweederde), terwijl het kleinste deel voor oppervlaktevervoer is bestemd. Uw rapporteur merkt op dat deze verdeling niet het relatieve economische belang van deze sectoren weerspiegelt.

Met de discussie over de nieuwe financiële vooruitzichten dreigt de begroting voor KP7 te worden beperkt. Het lijkt me gepast dat het nieuwe hoofdstuk in het voorstel van de Commissie voor transport gezien het hieronder aangegeven economische belang van de sector niet de dupe van dergelijke beperkingen mag zijn:

· Lucht- en oppervlaktevervoer zijn samen goed voor bijna 14% van het BBP van de EU.

· De vervoerssector biedt in de hele EU aan ongeveer 19 miljoen mensen werk.

· Vervoerskosten beslaan ongeveer 14% van het budget van een gezin.

Deze belangrijke sector komt er in de begroting bekaaid van af: 5,9 miljard euro in 7 jaar komt in feite neer op een kopje koffie per persoon per jaar op een totale bevolking van bijna 460 miljoen EU-burgers.

Amendementen

Uw rapporteur is over het algemeen tevreden met het voorstel van de Commissie, vooral met het nieuwe, aparte hoofdstuk voor alle vervoerswijzen, de nadruk op veiligheid en milieu en de verhoging van de begroting. Sommige onderdelen zijn echter voor verbetering vatbaar:

· Oppervlaktevervoer: het grotere aandeel, in economische termen, van het oppervlaktevervoer ten opzichte van het luchtvervoer, moet in de verdeling van de begroting en de onderzoeksagenda’s weerspiegeld zijn.

· Milieu: de beperking van het transport en het stimuleren van niet-gemotoriseerd vervoer (fietsen) moeten worden toegevoegd.

· Overkoepelende aanpak: vervoer moet als een geïntegreerd systeem worden beschouwd, waarbij vervoerswijzen uitwisselbaar zijn en men van elkaars technologie kan leren.

· Toegankelijkheid: de toegankelijkheid in het algemeen en voor minder mobiele personen in het bijzonder verdient bijzondere aandacht.

· Toerisme: toerisme dient in de onderzoeksagenda te worden opgenomen aangezien deze economische sector nog steeds groeit en veel transport met zich meebrengt.

· Elektronisch boeken: hierdoor kan de doeltreffendheid worden verhoogd, met name wanneer boekingssystemen interoperabel zijn.

AMENDEMENTEN

De Commissie vervoer en toerisme verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[1]Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 3 Informatie- en communicatietechnologieën - Toepassingsonderzoek - streepje 3

- voor mobiliteit: intelligente op ICT gebaseerde vervoerssystemen en voertuigen waarmee mensen en goederen veilig, comfortabel en efficiënt kunnen worden vervoerd;

- voor mobiliteit: intelligente op ICT gebaseerde vervoers- en logistieke systemen en voertuigen waarmee mensen en goederen veilig, comfortabel en efficiënt kunnen worden vervoerd;

Motivering

Bij de verbetering van de mobiliteit op het gebied van vervoer moet absoluut rekening worden gehouden met het feit dat de logistiek inmiddels is gemoderniseerd.

Amendement 2

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7 Vervoer - Doelstelling

Op basis van technologische vorderingen geïntegreerde, "groenere" en "slimmere" pan-Europese vervoerssystemen ontwikkelen ten behoeve van de burger en de maatschappij, met inachtneming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen; en de leidende rol die de Europese industrieën zich op de wereldmarkt hebben verworven, consolideren en verder ontwikkelen.

Op basis van technologische vorderingen geïntegreerde, "groenere", klantvriendelijkere en "slimmere" pan-Europese vervoers- en logistieke systemen ontwikkelen ten behoeve van de burger en de maatschappij, met inachtneming van het milieu en de natuurlijke rijkdommen; en de leidende rol die de Europese industrieën zich op de wereldmarkt hebben verworven, consolideren en verder ontwikkelen.

Motivering

Gezien de algehele geografische situatie van de EU en de ontwikkeling van haar vervoerssystemen is het absoluut noodzakelijk in sterkere mate nieuwe en betere logistieke systemen te ontwikkelen die de mobiliteit ten goede komen en de effecten van het vervoer op het milieu verminderen.

De vermelding van de tevredenheid van de klant is in overeenstemming met het voorstel van de Commissie.

Amendement 3

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7 Vervoer - Achtergrond - alinea 3

De door Europese technologieplatforms ontwikkelde onderzoekagenda’s ondersteunen de noodzaak van een nieuw perspectief op "vervoerssystemen" waarin aandacht is voor de interactie van voertuigen, vervoersnetten en het gebruik van vervoersdiensten, dat alleen op Europees niveau kan worden ontwikkeld. De kosten van OTO stijgen op al deze gebieden sterk en samenwerking op EU-niveau is essentieel om te zorgen voor een "kritische massa" van uiteenlopende OTO-aanbieders voor een kosteneffectieve aanpak van de schaal en de multidisciplinaire uitdagingen, evenals om het hoofd te bieden aan de politieke, technologische en sociaal-economische uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld het "schone en veilige voertuig" van de toekomst, interoperabiliteit en intermodaliteit met speciale aandacht voor het railvervoer, betaalbaarheid, veiligheid, capaciteit, betrouwbaarheid en milieueffecten in een uitgebreide Unie. Ook de ontwikkeling van technologie ter ondersteuning van het Galileo-systeem en de toepassingen daarvan zal bij de verwezenlijking van het Europees beleid essentieel zijn

De door Europese technologieplatforms ontwikkelde onderzoekagenda’s ondersteunen de noodzaak van een nieuw perspectief op "vervoerssystemen" waarin aandacht is voor de interactie van voertuigen, vervoersnetten en het gebruik van vervoersdiensten, dat alleen op Europees niveau kan worden ontwikkeld. De kosten van OTO stijgen op al deze gebieden sterk en samenwerking op EU-niveau is essentieel om te zorgen voor een "kritische massa" van uiteenlopende OTO-aanbieders voor een kosteneffectieve aanpak van de schaal en de multidisciplinaire uitdagingen, evenals om het hoofd te bieden aan de politieke, technologische en sociaal-economische uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld het "schone en veilige voertuig" van de toekomst, interoperabiliteit en intermodaliteit met speciale aandacht voor het railvervoer, betaalbaarheid, veiligheid, capaciteit, betrouwbaarheid en milieueffecten in een uitgebreide Unie. Het onderzoek betreffende milieukwesties moet de ontwikkeling van het "schone en veilige voertuig" van de toekomst en het voorkomen, beperken en optimaliseren van vervoer omvatten. Ook de ontwikkeling van technologie ter ondersteuning van het Galileo-systeem en de toepassingen daarvan zal bij de verwezenlijking van het Europees beleid essentieel zijn

Amendement 4

Bijlage I, deel I, Samenwerking, Punt 7, Vervoer, Achtergrond, alinea 3 bis (nieuw)

De verdeling van de begroting voor onderzoek naar vervoer moet het economische belang van de verschillende vervoerswijzen weerspiegelen.

Motivering

Aangezien het aandeel van oppervlaktetransport in economische termen veel groter is dan de luchtvaart, moet dit worden weerspiegeld in de onderzoeksagenda’s en de verdeling van de begroting. Zoals de Commissie zelf aangeeft, staat oppervlaktetransport voor 11% van het BBP van de EU en zijn er 16 miljoen mensen in de sector tewerkgesteld, terwijl dat bij de luchtvaart slechts respectievelijk 2,6% en 3,1 miljoen mensen is.

Amendement 5

Bijlage I, deel I, Samenwerking, thema 7, Vervoer, kopje 3, Activiteiten, subkopje Luchtvaart en luchtvervoer, streepje 3

– Zorgen voor tevredenheid en veiligheid van de klant: verbetering van het comfort van passagiers, innovatieve diensten aan boord en een efficiëntere verwerking van passagiers; verbetering van alle veiligheidsaspecten van het luchtvervoer; ruimere keuze uit vliegtuigen van groot tot klein.

– Zorgen voor tevredenheid en veiligheid van de klant: verbetering van het comfort van passagiers, innovatieve diensten aan boord en een efficiëntere verwerking van passagiers door onder meer nationale informatie- en boekingssystemen van de verschillende aanbieders en vervoerswijzen op Europees niveau interoperabel te maken; verbetering van alle veiligheidsaspecten van het luchtvervoer; ruimere keuze uit vliegtuigen van groot tot klein.

Motivering

De integratie van boekingssystemen komt niet alleen de klant ten goede, maar ook de doeltreffendheid van het systeem in zijn geheel.

Amendement 6

Bijlage I, deel I, Samenwerking, thema 7, Vervoer, kopje 3 Activiteiten, subkopje Luchtvaart en luchtvervoer, streepje 6 bis (nieuw)

- Gebruik van specifieke luchtvaartconcepten in het oppervlaktetransport en omgekeerd, onder meer concepten in verband met de levenscyclus van een voertuig, modulaire concepten en aërodynamica.

Motivering

Vervoer is hoofdzakelijk per vervoersmiddel geregeld en er wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheden van andere vervoersmiddelen. Hetzelfde geldt voor onderzoek betreffende transport. Kennis en onderzoeksresultaten voor één bepaald vervoersmiddel moeten ook in het voordeel van andere vervoersmiddelen kunnen worden aangewend. Zo loopt de auto-industrie wat de levenscyclus van een voertuig betreft voorop. Het railvervoer experimenteert met modulaire concepten, dat wil zeggen het gebruik van modules (bijvoorbeeld een compartiment voor passagiers of een container voor goederen) die aan de situatie kunnen worden aangepast. De kennis van aërodynamica uit de luchtvaart kan ook voor andere transportmiddelen nuttig zijn, zoals hogesnelheidstreinen.

Amendement 7

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7 Vervoer - Activiteiten - Oppervlaktevervoer - titel

· Oppervlaktevervoer (rail, weg en water)

· Duurzaam oppervlaktevervoer (rail, weg en water)

Motivering

Evenals in het zesde O&O-kaderprogramma moet hier het woord "duurzaam" worden vermeld, aangezien duurzame ontwikkeling krachtens artikel 6 van het Verdrag verplicht moet worden geïntegreerd in bijvoorbeeld de onderzoeks- en vervoerssector.

Amendement 8

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7 Vervoer - Activiteiten - Oppervlaktevervoer - streepje 1

- De vergroening van het oppervlaktevervoer: verlaging van milieuverontreiniging en geluidshinder; ontwikkeling van schone en efficiënte motoren, met inbegrip van hybride technologie en het gebruik van alternatieve brandstoffen voor het vervoer; sloopstrategieën voor auto’s en schepen.

- De vergroening van het oppervlaktevervoer: verlaging van milieuverontreiniging en geluidshinder; ontwikkeling van schone en efficiënte motoren, met inbegrip van hybride technologie en het gebruik van alternatieve brandstoffen voor het vervoer; sloopstrategieën voor auto’s en schepen, niet-gemotoriseerd vervoer zoals mechanismen voor de overbrenging van energie, en beter materiaal voor fietsen en integratie van wandel - en fietsinfrastructuur in bestaande situaties.

Motivering

Niet-gemotoriseerd vervoer zoals wandelen en fietsen kan rechtstreeks en significant bijdragen aan de vergroening van het vervoer. De onderzoekinspanningen moeten worden toegespitst op de verbetering van technologie en materialen en ook op de bevordering van het gebruik ervan door de infrastructuur aan te passen ten gunste van wandelen en fietsen.

Amendement 9

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7 Vervoer - Activiteiten - Oppervlaktevervoer - streepje 2

- Stimulering van de "modal shift" en bestrijding van de congestie van vervoercorridors: ontwikkeling van innovatieve, intermodale en interoperabele regionale en nationale vervoersnetten, -infrastructuren en -systemen in Europa; internalisering; uitwisseling van informatie tussen auto’s/schepen en vervoersinfrastructuur; optimalisering van de infrastructuurcapaciteit.

- Stimulering van de "modal shift" en bestrijding van de congestie van vervoercorridors: ontwikkeling van innovatieve, intermodale en interoperabele regionale en nationale vervoers- en logistieke netten, -infrastructuren en -systemen in Europa; ontwikkeling van een overkoepelende aanpak met een evenwichtige verdeling tussen de transportmiddelen, inclusief de bevordering van het railvervoer en het vervoer over de binnenwateren als alternatief voor het wegvervoer en voor het luchtvervoer over korte afstanden; internalisering; uitwisseling van informatie tussen auto’s/schepen en vervoersinfrastructuur; optimalisering van de infrastructuurcapaciteit.

Motivering

Een overkoepelende aanpak houdt in dat transport in een bepaald gebied als één systeem wordt gezien; aan de transportbehoeften in dat gebied kan worden voldaan op de manier die het beste op de behoeften van de klant, de leverancier en het milieu is afgestemd. Via onderzoek kunnen technologieën en gebruikstoepassingen worden ontwikkeld om een dergelijke aanpak te bereiken, waardoor een "groen" vervoer per spoor en over de binnenwateren wordt bevorderd.

Gezien de huidige problemen in verband met de vooruitgang op het gebied van de intermodaliteit en de toename van de congestie is het dringend noodzakelijk op het niveau van de Unie en in nationaal en regionaal verband nieuwe logistieke systemen te ontwikkelen.

Amendement 10

Bijlage I - Deel I samenwerking - Punt 7 Vervoer - Activiteiten - Oppervlaktevervoer - streepje 2 bis (nieuw)

 

- onderbouwing van de doelstellingen van het Marco Polo-programma's: speciale studies over de technische mogelijkheden en het nut voor de gezondheid en het milieu van een verschuiving van de verkeersstromen naar milieuvriendelijker vervoersmiddelen en van het ongedifferentieerd vermijden van vervoer.

Motivering

In het kader van de programma's Marco Polo I en II worden grote financiële inspanningen geleverd. Dienovereenkomstige onderzoeksinspanningen om te waarborgen dat stimuleringsmaatregelen ook inderdaad overeenkomen met het doel, ontbreken echter tot dusverre. Het concept ongedifferentieerde vermijding van vervoer behoeft in dit verband met name verduidelijking en onderzoek.

Amendement 11

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7Vervoer - Activiteiten - Oppervlaktevervoer - streepje 3

- Waarborging van duurzame stedelijke mobiliteit: innovatieve organisatieschema’s, inclusief schone en veilige voertuigen en niet-verontreinigende vervoermiddelen, nieuwe methoden voor openbaar vervoer en rationalisering van het privé-vervoer, communicatie-infrastructuur, geïntegreerde stadsplanning en vervoer.

- Waarborging van duurzame en toegankelijke stedelijke mobiliteit: innovatieve organisatieschema’s, inclusief minder verontreinigende en veiligere voertuigen en minder verontreinigende vervoermiddelen, verbetering van de toegankelijkheid voor minder mobiele personen, nieuwe methoden voor openbaar en(of)collectief vervoer waarbij het accent ligt op efficiency voor de gehele mobiliteitsketen (openbaar/collectief vervoer, carsharing of carpooling, wandelen en fietsen) en rationalisering van het privé-vervoer, communicatie-infrastructuur, geïntegreerde stadsplanning en vervoer.

Motivering

Hoewel steeds meer wordt erkend dat toegankelijkheid belangrijk is, in het bijzonder voor minder mobiele personen, is er nog meer onderzoek over dit aspect nodig. Bijzondere aandacht kan worden besteed aan maatregelen die ook voor andere transportgebruikers positief kunnen zijn. Het verlagen van drempels en het creëren van voldoende ruimte in bussen voor rolstoelen bijvoorbeeld blijken ook de gewone gebruiker ten goede te komen (makkelijker instappen, korter stilstaan bij de bushalte, meervoudig gebruik van de ruimte).

Het is van belang dat het gehele netwerk voor mobiliteit van de burger (intermodale keten) in aanmerking wordt genomen om onderzoek naar het stadsvervoer efficiënter te maken.

Amendement 12

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7Vervoer - Activiteiten - Oppervlaktevervoer - streepje 3 bis (nieuw)

 

- kwaliteit van de mobiliteit en tevredenheid van de gebruiker: verbetering van de diensten, netwerken en infrastructuren met als doel deze comfortabeler en aantrekkelijker te maken; perfectionering van de geïntegreerde systemen en een aanbod van diensten en capaciteiten dat is aangepast en de vraag van het individu en van specifieke groepen (ouderen, vrouwen, enz.).

Motivering

Gezien de demografische veranderingen en de nieuwe behoeften aan mobiliteit in de huidige Europese samenleving moet worden geanticipeerd op veranderingen in de sensibiliteit en perceptie van de gebruikers van vervoer over land (comfort, voorkeuren, ...).

Amendement 13

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7 Vervoer - Activiteiten - Oppervlaktevervoer - streepje 5

- Opvoering van het concurrentievermogen: verbetering van ontwerpprocessen; ontwikkeling van geavanceerde aandrijf- en voertuigtechnologieën; innovatieve en kosteneffectieve productiesystemen en infrastructuuraanleg; integratieve architecturen.

- Opvoering van het concurrentievermogen: verbetering van ontwerpprocessen met het oog op een verlaging van de kosten en een grotere tevredenheid van de klant; ontwikkeling van geavanceerde aandrijf- en voertuigtechnologieën; innovatieve en kosteneffectieve productiesystemen en infrastructuuraanleg; integratieve architecturen.

Motivering

Grotere tevredenheid van de klant is ook op het gebied van vervoer over land en over zee een belangrijk onderzoeksaspect waarmee rekening moet worden gehouden.

Amendement 14

Bijlage I - Deel I Samenwerking - Punt 7 Vervoer - Activiteiten - Punt 3 bis (nieuw)

 

· Toerisme: de effecten van het toerisme op het vervoer en de effecten van efficiënt en schoon vervoer op de duurzame ontwikkeling van het toerisme onderzoeken; ontwikkeling van een duurzaam toerisme dat niet buitensporig veel vervoer vergt; innovatieve concepten voor toeristisch vervoer, inclusief elektronisch boeken en een geïntegreerde reservering van tickets.

Motivering

Aangezien toerisme nauw met vervoer verbonden is, is onderzoek naar het verband tussen de twee sectoren gewenst. Innovatieve concepten, zoals elektronisch boeken of een geïntegreerde reservering van tickets, kunnen voor de toeristische markt van groot belang zijn.

Amendement 15

Bijlage I - Deel I samenwerking - Punt 7 Vervoer - Activiteiten - Punt 3 ter (nieuw)

 

· Nieuwe systemen ter verbetering van de efficiency en waarborging van de financiering van de TEN's en andere Europese mobiliteits- en vervoersprojecten: verbetering van innovatieve formules voor leningen en publiek-private partnerschappen op Europees niveau.

Motivering

Gezien de dringende noodzaak tot stimulering van nieuwe en vernieuwing en instandhouding van bestaande pan-Europese infrastructurele voorzieningen zijn innovatieve en doeltreffende formules nodig met het oog op de noodzakelijke financiering.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Document- en procedurenummers

COM(2005)0119 - C6-0099/2005 - 2005/0043(COD))

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door

        Datum bekendmaking

TRAN
27.4.2005

Nauwere samenwerking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Jaromír Kohlíček
18.4.2005

Behandeling in de commissie

12.9.2005

10.10.2005

 

 

 

Datum goedkeuring

10.10.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

39

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Etelka Barsi-Pataky, Paolo Costa, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Christine De Veyrac, Arūnas Degutis, Armando Dionisi, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Mathieu Grosch, Ewa Hedkvist Petersen, Stanisław Jałowiecki, Georg Jarzembowski, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Jörg Leichtfried, Eva Lichtenberger, Patrick Louis, Erik Meijer, Robert Navarro, Seán Ó Neachtain, Willi Piecyk, Luís Queiró, Reinhard Rack, Luca Romagnoli, Gilles Savary, Renate Sommer, Ulrich Stockmann, Gary Titley, Georgios Toussas, Marta Vincenzi, Corien Wortmann-Kool, Roberts Zīle

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Markus Ferber, Sepp Kusstatscher, Pier Antonio Panzeri, Zita Pleštinská, Hannu Takkula

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

ADVIES VAN DE Commissie regionale ontwikkeling  (31.1.2006)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)
(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

Rapporteur voor advies: Alyn Smith

BEKNOPTE MOTIVERING

De Europese Commissie zegt aan het begin van de toelichting: "Kennis staat centraal in de Lissabon-agenda, en onderbouwt alle elementen ervan. Onderzoek en technologie zijn, samen met onderwijs en innovatie, de componenten van de “kennisdriehoek”.

In de Communautaire Strategische Richtsnoeren verklaart de Commissie dat de wisselwerking tussen het cohesiebeleid enerzijds en het zevende kaderprogramma voor OTO en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie anderzijds cruciaal is.

De structuurfondsen spelen een heel belangrijke rol bij het bevorderen van het onderzoek, met name op het gebied van het opbouwen en vernieuwen van infrastructuur en netwerken, innovatieve startups van bedrijven, en de modernisering van KMO's. In de volgende programmeringsperiode zal deze rol ongetwijfeld sterker worden, aangezien de activiteiten op alle beleidsterreinen worden aangepast aan en afgestemd op de vereisten van Lissabon en Göteborg.

Er is echter sprake van tweeledigheid tussen enerzijds het doel van het regionaal beleid om de verschillen tussen de rijkere en de armere regio's van de Unie te verminderen, een bijdrage te leveren aan het Lissabon-programma en de nationale hervormingsprogramma's ten uitvoer te brengen, en anderzijds het feit dat het onderzoek en de high-tech-activiteiten sterk geconcentreerd zijn in de kernregio's van de EU. Volgens de Commissie[1] gaat ongeveer de helft van de overheidsuitgaven en particuliere uitgaven voor onderzoek naar slechts 30 regio's op een totaal van 254 regio's. De ongelijkheid tussen de regio's op het gebied van de onderzoekuitgaven van de bedrijven is zelfs nog veel groter.

Het is gemakkelijk om deze verschillen uit te leggen als volkomen tegenstrijdig, maar dit is een vergissing. De twee beleidsvormen vullen elkaar nl. aan en dit wordt duidelijk wanneer men bedenkt dat het Europese onderzoekbeleid in het algemeen tot doel heeft ervoor te zorgen dat Europa een vooraanstaande positie inneemt en blijft innemen op het gebied van de wetenschappelijke uitvindingen en de geavanceerde technologie. Gezien deze doelstellingen moet er bij investeringen ten behoeve van de centra voor toponderzoek rekening worden gehouden met het feit dat deze centra ook afhankelijk zijn van de infrastructuur en de menselijke hulpbronnen, het beleidsklimaat en het investeringsniveau van de bedrijven, en dat ze ontwikkeld kunnen worden door middel van grensoverschrijdende samenwerking.

Aan de andere hand hanteren de regionale beleidsmakers tegengestelde criteria bij het beslissen of en hoe de financiële middelen besteed moeten worden voor onderzoek. Het is niet nodig dat er twee of meer landen bij betrokken worden, het is niet nodig dat de desbetreffende onderzoekcentra tot de topinstituten of -organisaties van Europa behoren. Er kan zelfs gezegd worden dat hier het tegenovergestelde geldt. Uit regionaal oogpunt zouden onderzoekcentra die een achterstand hebben wegens jarenlang gebrek aan investeringen en verouderde voorzieningen, juist in aanmerking moeten komen voor meer regionale steun om hen in staat te stellen de achterstand in te halen ten opzichte van de verder gevorderde regio's; dit fundamentele beginsel pleit tegen elke fusie of het door elkaar gebruiken van het voor onderzoek bestemde geld uit het regionaal fonds en het onderzoekbudget zelf. Volgens uw rapporteur is het absoluut noodzakelijk de twee budgets gescheiden te houden om de twee doelstellingen van te Unie te kunnen realiseren, nl. enerzijds het garanderen van de vooraanstaande positie van het Europese onderzoek in de algemene economische context en anderzijds het steunen van de regio's met een onderzoekpotentieel teneinde hun prestaties te verbeteren door middel van gerichte investeringen. Deze tweeledige aanpak zal de Unie in staat stellen het aantal topcentra uit te breiden en daardoor het vermogen van het Europese onderzoek te vergroten om bij te dragen tot het herstructureren van de Europese economie, het scheppen van duurzame werkgelegenheid en het zorgen voor een schoon en duurzaam milieu. Daarom is uw rapporteur van mening dat de huidige begrotingsstructuur ongewijzigd moet blijven, omdat deze structuur ervoor garant staat dat de regio's met een achterstand, vooral in de nieuwe lidstaten maar niet alleen daar, optimale steun krijgen op dit belangrijke gebied.

Het voorstel van de EG-Commissie voor het zevende kaderprogramma is gebaseerd op vier pijlers, nl. samenwerking, ideeën, mensen en capaciteiten. Het laatstgenoemde punt, waarvoor in de begroting 7,536 miljard euro is uitgetrokken, is van fundamenteel belang voor het regionaal beleid, omdat dit programma specifieke maatregelen omvat die gericht zijn op:

· onderzoekinfrastructuren

· onderzoek ten behoeve van KMO's

· kennisregio's

· onderzoekpotentieel in de convergentieregio’s

· wetenschap in de maatschappij

· internationale samenwerkingsactiviteiten

Gezien de uitbreiding van de Unie en de onmiddellijke effecten ervan op de verdeling van de rijkdom in de gehele Unie en op de geografische spreiding van de topcentra voor onderzoek, is het van fundamenteel belang maatregelen te treffen die gericht zijn op het ontwikkelen van of investeren in het onderzoekpotentieel van de convergentieregio's.

Acties op dit gebied zijn gericht op steun voor:

· Transnationale wederzijdse detacheringen van onderzoekspersoneel in de convergentieregio’s

· De aanschaf en ontwikkeling van onderzoeksuitrusting in geselecteerde centra

· De organisatie van workshops en conferenties om kennisoverdracht te vergemakkelijken

· “Evaluatiefaciliteiten” via welke elk onderzoekscentrum in de convergentieregio’s een internationale onafhankelijke deskundige evaluatie van het niveau van hun algemene onderzoekskwaliteit en –infrastructuren kan verkrijgen.

Voor dit onderdeel is in totaal 558 miljoen euro toegewezen, een bedrag dat het grootste aandeel vormt van de onderzoekgelden die beschikbaar zijn voor de regio's.

De voorgestelde steun noopt uw rapporteur echter tot het maken van de volgende opmerking:

De ontwikkeling van kennisregio's door het aanmoedigen en ondersteunen van de oprichting van 'regionale door onderzoek aangestuurde clusters' kan verkeerd geïnterpreteerd worden. Zoals hierboven uiteengezet, is het idee van door onderzoek aangestuurde clusters gebaseerd op het beginsel van excellentie van het EU-onderzoeksbeleid. Het bestaan van dergelijke clusters kan een indirecte invloed hebben op de nagestreefde doelstellingen van het regionaal beleid van de EU en dus zouden de kennisregio's dit beginsel van excellentie steunen door beleidsonderricht en advies over de ontwikkeling van clusters in alle regio's.

De kernactiviteiten die erop gericht zijn om de regio's te laten profiteren van de doelstelling 'regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid' in het kader van de voorgestelde nieuwe verordeningen voor de structuurfondsen, hebben nog steun nodig om de ontwikkeling van de onderzoekcapaciteiten te kunnen voortzetten die vele regio's met succes hadden gestart toen zij de status van doelstelling 1 hadden uit hoofde van de huidige verordeningen en vooral profiteerden van de steun aan de KMO's.

In het zevende kaderprogramma is ingezien dat het noodzakelijk is de innovatiecapaciteit van de Europese KMO's te vergroten en de bijdrage van deze ondernemingen aan de ontwikkeling van nieuwe op de technologie gebaseerde producten en markten te versterken door deze bedrijven te helpen om de onderzoekactiviteiten uit te besteden, hun onderzoekinspanningen te verhogen, hun netwerken uit te breiden, de onderzoekresultaten beter te exploiteren en technologische knowhow te verwerven.

Op het gehele gebied van de wetenschap en de technologie zullen speciale acties worden uitgevoerd om de KMO's te ondersteunen met behulp van financiële middelen die via twee wegen worden toegekend:

· onderzoek ten behoeve van KMO's met het doel kleine groepen van innovatieve KMO's te helpen bij het oplossen van gemeenschappelijke of complementaire technologische problemen

· onderzoek voor verenigingen van KMO's.

Hiervoor is een bedrag van 1,914 miljard euro uitgetrokken.

Het programma concurrentievermogen en innovatie zal ook steun verlenen aan netwerken van bemiddelende instanties en nationale actieprogramma's om de deelneming van KMO's aan het kaderprogramma aan te moedigen en te vergemakkelijken; in alle onderdelen van het zevende kaderprogramma wordt de deelneming van de KMO's aangemoedigd en wordt rekening gehouden met hun behoeften. Coördinatie tussen het zevende kaderprogramma en het programma concurrentievermogen en innovatie zou moeten zorgen voor een regionaal hefboomeffect van de onderzoekresultaten.

Uw rapporteur is tevens van mening dat het zevende kaderprogramma ook onderzoek zou moeten omvatten naar talrijke aspecten van de stadsontwikkeling.

Hoewel de rapporteur algemeen bezien tevreden is over het voorstel van de Commissie, is hij van mening dat elke vermindering van het globale budget voor de O&O-activiteiten van de EU, of het nu in het kader van het zevende kaderprogramma is of in het kader van het regionaal beleid van de EU, absoluut ongewenst is, omdat O&O op de lange termijn zeer belangrijk is voor de economische groei van de regio's, de lidstaten en de EU in haar geheel.

Desondanks is uw rapporteur van mening dat de volgende verbeteringen kunnen worden aangebracht:

AMENDEMENTEN

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[2]Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 1

(1) De Gemeenschap heeft als doelstelling de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de communautaire industrie te versterken en een hoog niveau van concurrentievermogen te verzekeren. Daartoe bevordert de Gemeenschap alle onderzoeksactiviteiten die nodig worden geacht, met name door het stimuleren van de ondernemingen, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen ("KMO's"), onderzoekscentra en universiteiten bij hun activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

(1) De Gemeenschap heeft als doelstelling de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de communautaire industrie te versterken en een hoog niveau van concurrentievermogen te verzekeren. Daartoe bevordert de Gemeenschap alle onderzoeksactiviteiten die nodig worden geacht, teneinde in te spelen op de grote uitdagingen in de Europese samenleving, alsook om de innovatie en het onderzoek naar energiebronnen en naar de demografische veranderingen in Europa te verbeteren, met name door het stimuleren van de ondernemingen, inclusief de industrie, kleine en middelgrote ondernemingen ("KMO's"), onderzoekscentra en universiteiten bij hun activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

 

Motivering

De eerste paragraaf van 7FP moet verwijzingen bevatten naar de belangrijkste uitdagingen van het Europa van vandaag.

Amendement 2

Overweging 2

(2) De centrale rol van het onderzoek bij het verzekeren van het concurrentievermogen en de economische groei werd erkend door de Europese Raad van Lissabon die er de nadruk op legde dat kennis en innovatie de kern zijn van de economische vooruitgang, inclusief de groei van de werkgelegenheid in Europa.

(2) De centrale rol van het onderzoek bij het verzekeren van het concurrentievermogen en de economische groei werd erkend door de Europese Raad van Lissabon die er de nadruk op legde dat kennis en innovatie de kern zijn van de economische vooruitgang, inclusief de groei van de werkgelegenheid in Europa en de territoriale samenhang.

Motivering

Strookt met de bewoordingen van de Europese Raad van Lissabon.

Amendement 3

Overweging 5

(5) Rekening houdend met de onderzoeksbehoeften van al het communautair beleid en bouwend op uitgebreide steun van de Europese industrie, de wetenschappelijke wereld, universiteiten en andere belanghebbende kringen dient de Gemeenschap de wetenschappelijke en technologische doelstellingen vast te stellen die in de periode 2007 tot 2013 op grond van haar zevende kaderprogramma bereikt moeten worden.

(5) Rekening houdend met de onderzoeksbehoeften van al het communautair beleid en bouwend op uitgebreide steun van alle Europese regio's, met inbegrip van regio's met specifieke beperkingen, de Europese industrie, de wetenschappelijke wereld, universiteiten en andere belanghebbende kringen dient de Gemeenschap de wetenschappelijke en technologische doelstellingen vast te stellen die in de periode 2007 tot 2013 op grond van haar zevende kaderprogramma bereikt moeten worden.

Motivering

De doelmatigheid van het programma en de onderzoeksbehoeften met het oog op de ontwikkeling van een Europese onderzoeksruimte vereisen krachtige ondersteuning door alle betrokkenen, ook op regionaal niveau.

Amendement 4

Overweging 15

(15) In het kader van "Capaciteiten" moeten het gebruik en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren worden geoptimaliseerd; moeten de innovatieve capaciteiten van KMO's en hun vermogen om van onderzoek te profiteren worden versterkt; moet de ontwikkeling van regionale door onderzoek aangestuurde clusters worden ondersteund; moet het onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de EU worden ontsloten; moeten wetenschap en maatschappij dichter bij elkaar worden gebracht voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij; en moeten horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking worden ondernomen.

(15) In het kader van "Capaciteiten" moeten het gebruik en de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren worden geoptimaliseerd; moeten de innovatieve capaciteiten van KMO's en hun vermogen om van onderzoek te profiteren worden versterkt; moet de ontwikkeling van regionale door onderzoek aangestuurde clusters worden ondersteund; moet het onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de EU worden ontsloten overeenkomstig artikel 299, lid 2 van het Verdrag; moeten wetenschap en maatschappij dichter bij elkaar worden gebracht voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij; en moeten horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking worden ondernomen.

Motivering

Stemt overeen met de bepalingen van het Verdrag betreffende de ultraperifere regio's (artikel 299, lid 2).

Amendement 5

Overweging 17

(17) Het zevende kaderprogramma complementeert de activiteiten die worden uitgevoerd in de lidstaten alsmede andere communautaire acties die nodig zijn voor de algemene strategische inspanning voor de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen, naast met name die betreffende de Structuurfondsen, landbouw, onderwijs, opleiding, concurrentievermogen en innovatie, industrie, werkgelegenheid en milieu.

(17) Het zevende kaderprogramma complementeert de activiteiten die worden uitgevoerd in de lidstaten alsmede andere communautaire acties die nodig zijn voor de algemene strategische inspanning voor de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen, naast met name die betreffende de Structuurfondsen, landbouw, onderwijs, opleiding, concurrentievermogen en innovatie, industrie, werkgelegenheid en milieu. De acties van het kaderprogramma die bestemd zijn voor de regio's vormen een doeltreffend instrument voor regionale ontwikkeling. Zij mogen in geen geval in de plaats komen van de Structuurfondsen of het Cohesiefonds, maar moeten deze fondsen aanvullen.

Motivering

Et moet op gewezen worden dat meerdere Europese fondsen voor de ontwikkeling van de Europese regio's naast elkaar bestaan. De besteding van de middelen van het zevende kaderprogramma en van de Structuurfondsen is een belangrijke motor van de ruimtelijke dynamiek en moet daarom worden bevorderd.

Amendement 6

Overweging 18

(18) De op grond van dit kaderprogramma ondersteunde innovatie- en KMO-gerelateerde activiteiten moeten de activiteiten aanvullen die worden ondernomen op grond van het kaderprogramma voor Concurrentievermogen en innovatie.

(18) De op grond van dit kaderprogramma ondersteunde innovatie- en KMO-gerelateerde activiteiten moeten de activiteiten aanvullen die worden ondernomen op grond van het kaderprogramma voor Concurrentievermogen en innovatie. Het is in dit verband van belang dat de intellectuele eigendom beter wordt beschermd en dat op Europees vlak meer maatregelen worden genomen tegen productpiraterij en namaak, activiteiten die grote schade berokkenen aan het innovatievermogen van de Europese KMO's.

Motivering

Het verlies aan arbeidsplaatsen in Europa als gevolg van namaak wordt geschat op ongeveer 100.000 per jaar. De negatieve gevolgen die piraterij en namaak hebben voor KMO's en de werkgelegenheid moeten niet worden onderschat. Met een betere bescherming van de intellectuele eigendom kunnen de KMO's concurrerender worden en meer investeren in innovatie.

Amendement 7

Overweging 19

(19) Gezien de op grote schaal gesteunde verruimde draagwijdte van de acties van het kaderprogramma, het hefboomeffect van de financiering op nationale en particuliere investeringen, de noodzaak om de Gemeenschap in staat te stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken, de vitale rol die de steunverlening van de Gemeenschap speelt bij het efficiënter en effectiever maken van het Europese onderzoekssysteem en de bijdrage van een groter zevende kaderprogramma tot het nieuw leven inblazen van de Lissabon-strategie is er dringend behoefte aan verdubbeling van het onderzoeksbudget van de EU.

(19) Gezien de op grote schaal gesteunde verruimde draagwijdte van de acties van het kaderprogramma, het hefboomeffect van de financiering op nationale en particuliere investeringen, de noodzaak om de Gemeenschap in staat te stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken, de vitale rol die de steunverlening van de Gemeenschap speelt bij het efficiënter en effectiever maken van het Europese onderzoekssysteem en de bijdrage van een groter zevende kaderprogramma tot het nieuw leven inblazen van de Lissabon-strategie is er dringend behoefte aan verdubbeling van het onderzoeksbudget van de EU. Om de doelstellingen van het kaderprogramma te verwezenlijken is een ambitieus budget nodig, zodat alle voorgestelde acties uitgevoerd kunnen worden, met name de maatregelen die ten doel hebben om de regionale dimensie van het onderzoek te versterken. Als het regionaal beleid en het onderzoeksbeleid elkaar aanvullen, kan dit de regio's stimuleren om te investeren in onderzoek en een bijdrage leveren aan de evenwichtige ontwikkeling van het Europese grondgebied.

Motivering

De acties van het zevende kaderprogramma zijn aanvullend ten aanzien van de andere beleidsmaatregelen van de EU en spelen een essentiële rol bij de ontwikkeling van de regio's. Bepaalde maatregelen zijn rechtstreeks van belang voor de Europese regio's, zoals de "Kennisregio's" en de acties ten behoeve van KMO's, en een verlaging van het budget voor het zevende kaderprogramma zou dan ook ten koste kunnen gaan van de middelen voor deze maatregelen en kan er zelfs toe leiden dat deze zouden verdwijnen.

Amendement 8

Overweging 21

(21) Aangezien de doelstelling van de in overeenstemming met artikel 163 van het Verdrag te nemen maatregelen door het bevorderen van de totstandbrenging van een kennismaatschappij en kenniseconomie in Europa niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in dat artikel, gaat dit kaderprogramma niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(21) Aangezien de doelstelling van de in overeenstemming met artikel 163 van het Verdrag te nemen maatregelen door het bevorderen van de totstandbrenging van een kennismaatschappij en kenniseconomie in Europa niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, in nauwe samenwerking met de Europese regio's, mag de Gemeenschap maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in dat artikel, gaat dit kaderprogramma niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Motivering

In overeenstemming met de artikelen 163 en 5 moeten de Europese regio's nauwer bij het programma worden betrokken, ook al om het programma efficiënter en werkzamer te maken.

Amendement 9

Overweging 24 bis (nieuw)

 

(24 bis) Het zevende kaderprogramma moet profiteren van een grotere complementariteit met de structuurfondsen via de financieringssystemen van de lidstaten.

Motivering

De gebieden onderzoek en innovatie in de structuurfondsen, het zevende kaderprogramma en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie moeten complementair zijn.

Amendement 10

Overweging 24 ter (nieuw)

 

(24 ter) Het zevende kaderprogramma moet de synergie en de complementariteit verzekeren met communautaire initiatieven op het gebied van innovatieve acties (het toekomstig kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, CIP)

Motivering

De gebieden onderzoek en innovatie in de structuurfondsen, het zevende kaderprogramma en het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie moeten complementair zijn.

Amendement 11

Artikel 2, lid 2, alinea 1 bis (nieuw)

 

Het transnationale karakter is niet van toepassing op maatregelen die erop gericht zijn om "convergentieregio's" of de door het statistisch effect getroffen regio's te helpen bij het verbeteren van hun onderzoekcapaciteiten en -infrastructuur.

Amendement 12

Artikel 2, lid 5

5. Capaciteiten: ondersteuning van sleutelelementen van de Europese onderzoeks- en innovatiecapaciteiten zoals onderzoeksinfrastructuren; regionale door onderzoek aangestuurde clusters; de ontwikkeling van een volledig onderzoekspotentieel in de convergentieregio’s en ultraperifere regio's van de Gemeenschap; onderzoek ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's); kwesties op het gebied van "wetenschap in de maatschappij"; horizontale internationale samenwerkingsactiviteiten.

5. Capaciteiten: ondersteuning van sleutelelementen van de Europese onderzoeks- en innovatiecapaciteiten zoals onderzoeksinfrastructuren; regionale door onderzoek aangestuurde clusters; de ontwikkeling van een volledig onderzoekspotentieel in de convergentieregio’s en ultraperifere regio's van de Gemeenschap, in overeenstemming met artikel 299, lid 2 van het Verdrag; onderzoek ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's); kwesties op het gebied van "wetenschap in de maatschappij"; horizontale internationale samenwerkingsactiviteiten.

Motivering

Juridische verduidelijking ten aanzien van de toepasselijkheid in de ultraperifere regio's.

Amendement 13

Artikel 7, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. De evaluatie van het kaderprogramma en het toezicht op de kaderdoelstellingen moet gebaseerd zijn op objectieve statistische gegevens. De Commissie werkt samen met Eurostat om regionale en nationale statistische gegevens te verzamelen en deze mede te delen aan de betrokken instellingen, regio's en lidstaten.

Motivering

De lidstaten moeten ertoe aangespoord worden gebruik te maken van de budgetten voor regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid, onderzoek en innovatie.

Amendement 14

Bijlage I, I Samenwerking, alinea 10

Teneinde de verspreiding en het gebruik van de voortbrengselen van het EU-onderzoek te versterken wordt de verbreiding van kennis en de overdracht van resultaten, ook onder de beleidsmakers, ondersteund op alle thematische gebieden, inclusief via de financiering van netwerkinitiatieven, seminars en evenementen, bijstand door externe deskundigen en informatie- en elektronische diensten met name CORDIS. Acties ter ondersteuning van innovatie vinden plaats onder het programma Concurrentievermogen en innovatie. Steun wordt eveneens verleend voor initiatieven die gericht zijn op het aangaan van de dialoog over wetenschappelijke vraagstukken en onderzoeksresultaten met een breed publiek buiten de onderzoekswereld, en op het gebied van wetenschapscommunicatie en -onderwijs. Er wordt rekening gehouden met ethische beginselen en genderaspecten.

Teneinde de verspreiding en het gebruik van de voortbrengselen van het EU-onderzoek te versterken wordt de verbreiding van kennis en de overdracht van resultaten, ook onder de beleidsmakers, ondersteund op alle thematische gebieden, inclusief via de financiering van netwerkinitiatieven, het opzetten van registers van onderzoekers, registers van onderzoekresultaten en registers van onderzoekmogelijkheden op regionaal niveau, seminars en evenementen, bijstand door externe deskundigen en informatie- en elektronische diensten met name CORDIS. Acties ter ondersteuning van innovatie vinden plaats onder het programma Concurrentievermogen en innovatie. Steun wordt eveneens verleend voor initiatieven die gericht zijn op het aangaan van de dialoog over wetenschappelijke vraagstukken en onderzoeksresultaten met een breed publiek buiten de onderzoekswereld, en op het gebied van wetenschapscommunicatie en -onderwijs. Er wordt rekening gehouden met ethische beginselen en genderaspecten. Behalve de instanties van de lidstaten moeten zouden ook de regionale instanties gegevens moeten ontvangen over de vraag welke organisaties op hun grondgebied aanvragen indienen en deelnemen, als stimulans voor het hanteren van een strategische aanpak van het zevende kaderprogramma, met inbegrip van het verspreiden van de economische voordelen, het zorgen voor complementariteit met de regionale programma's en het uitwisselen van expertise betreffende het programma.

Motivering

Er dient ook financiering te worden verstrekt voor de oprichting van registers op regionaal niveau.

Amendement 15

Bijlage I, I Samenwerking, Coördinatie van niet-communautaire onderzoeksprogramma’s, alinea 2, streepje 2

- Het verlenen van extra financiële steun van de EU aan die deelnemers welke een gemeenschappelijk fonds in het leven roepen met het oog op het organiseren van gezamenlijke uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in het kader van hun respectieve nationale en regionale programma's ("ERA-NET PLUS").

- Het verlenen van steun van de EU, in aanvulling op andere communautaire instrumenten zoals de structuurfondsen, aan die deelnemers welke een gemeenschappelijk fonds in het leven roepen met het oog op het organiseren van gezamenlijke uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in het kader van hun respectieve nationale en regionale programma's ("ERA-NET PLUS").

Motivering

De lidstaten moeten ertoe aangespoord worden gebruik te maken van de budgetten voor regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid, onderzoek en innovatie.

Amendement 16

Bijlage I, I Samenwerking, Coördinatie van niet-communautaire onderzoeksprogramma’s, alinea 3, streepje 5

- Kritische massa in termen van omvang van en aantal betrokken programma's, gelijkenissen tussen daarin aan bod komende activiteiten.

- Kritische massa in termen van omvang of regionale dimensie van en aantal betrokken programma's, gelijkenissen tussen daarin aan bod komende activiteiten.

Motivering

Om tot een grotere territoriale samenhang te komen in het kader van de Lissabon-strategie.

Amendement 17

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 1. Gezondheid, Activiteiten, bullet 3, streepje 1

- Klinische resultaten omzetten in klinische praktijk. Inzicht krijgen in klinische besluitvorming en de manier waarop de resultaten van klinisch onderzoek in klinische praktijk worden omgezet, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de specifieke aspecten bij kinderen, vrouwen en ouderen.

- Klinische resultaten omzetten in klinische praktijk. Inzicht krijgen in klinische besluitvorming en de manier waarop de resultaten van klinisch onderzoek in klinische praktijk worden omgezet, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de specifieke aspecten bij kinderen, vrouwen en ouderen; ontwikkeling van de toepassingen van de telegeneeskunde voor bevolkingsgroepen die in de perifere gebieden van de Europese Unie wonen, met name op eilanden en in berggebieden.

Motivering

Tot de bevolkingsgroepen waarmee in het bijzonder rekening wordt gehouden daar waar het gaat om de optimalisering van de geneeskundige verzorging, behoren ook die groepen die in de perifere gebieden (met name op eilanden en in berggebieden) wonen. Doel is de ondersteuning van de toepassingen van de telegeneeskunde voor die bevolkingsgroepen van de EU.

Amendement 18

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 1: Gezondheid, Activiteiten, bullet 3, streepje 2

- Kwaliteit, efficiëntie en solidariteit van gezondheidszorgstelsels met inbegrip van stelsels in overgang. Effectieve ingrepen omzetten in managementbeslissingen, zorgen voor een adequaat aanbod van mankracht, factoren analyseren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, waaronder analyses van veranderingen in de bevolking (bijvoorbeeld vergrijzing, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving).

- Kwaliteit, efficiëntie en solidariteit van gezondheidszorgstelsels met inbegrip van stelsels in overgang. Effectieve ingrepen omzetten in managementbeslissingen, zorgen voor een adequaat aanbod van mankracht, factoren analyseren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, waaronder analyses van veranderingen in de bevolking (bijvoorbeeld vergrijzing, geografische isolatie, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving).

Motivering

Tot de factoren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg behoren, naast vergrijzing, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving, ook de geografische isolatie van bepaalde bevolkingsgroepen.

Amendement 19

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 7: Vervoer (inclusief luchtvaart), Activiteiten, bullet 2, streepje 2

- Stimulering van de"modal shift" en bestrijding van de congestie van vervoercorridors: ontwikkeling van innovatieve, intermodale en interoperabele regionale en nationale vervoersnetten, -infrastructuren en -systemen in Europa; internalisering; uitwisseling van informatie tussen auto’s/schepen en vervoersinfrastructuur; optimalisering van de infrastructuurcapaciteit.

- Stimulering van de "modal shift" en bestrijding van de congestie van vervoercorridors: ontwikkeling van innovatieve, intermodale en interoperabele regionale en nationale vervoersnetten, -infrastructuren en -systemen in Europa; internalisering; uitwisseling van informatie tussen auto’s/schepen en vervoersinfrastructuur; ontwikkeling van mechanismen voor informatie aan en feedback met de direct betrokkenen, met name de vervoersbedrijven, de plaatselijke overheden en het publiek; optimalisering van de infrastructuurcapaciteit, met bijzondere aandacht voor verbetering van de toegang tot de perifere gebieden van de EU.

Motivering

Een permanent mechanisme voor informatie aan en feedback met de direct betrokkenen (vervoerders, plaatselijke overheden en organisaties van bewoners van omliggende gebieden) kan bijdragen tot een rationeel en coherent gebruik van de vervoerscorridors, -netwerken en infrastructuur, omdat het de mogelijkheid biedt bij de besluitvorming rekening te houden met alle - vaak conflicterende - standpunten en belangen van de belanghebbenden.

Bij de optimalisering van de vervoersinfrastructuur moet ook rekening worden gehouden met de bevolkingsgroepen in de perifere gebieden van de EU.

Amendement 20

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 7: Vervoer (inclusief luchtvaart), Activiteiten, bullet 2, streepje 4 bis (nieuw)

 

- verbetering van de mobiliteit en tevredenheid van de gebruiker: verbetering van de diensten, netwerken en infrastructuren met als doel deze comfortabeler en aantrekkelijker te maken; perfectionering van de geïntegreerde systemen en een aanbod van diensten en capaciteiten dat is aangepast en de vraag van het individu en van specifieke groepen (ouderen, vrouwen, enz.).

Motivering

Gezien de demografische veranderingen en de nieuwe behoeften aan mobiliteit in de huidige Europese samenleving moet worden geanticipeerd op veranderingen in de sensibiliteit en perceptie van de gebruikers van vervoer over land (comfort, voorkeuren ...).

Amendement 21

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 8: Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen, Activiteiten, bullet 3

Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie; leefstijlen, werk, gezinnen, gendervraagstukken, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme en intolerantie.

Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie, de ontwikkeling van de regio's binnen de Europese werkelijkheid; leefstijlen, werk, gezinnen, gendervraagstukken, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme en intolerantie.

Motivering

Tot de grote maatschappelijke tendensen, inclusief hun gevolgen, behoort, naast de demografische ontwikkelingen, ook de ontwikkeling van het Europa van de regio's.

Amendement 22

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 8: Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen, Activiteiten, bullet 7 bis (nieuw)

· Stedelijk onderzoek met het oog op: een beter inzicht in thematische (milieu, vervoer, sociale en economische aspecten, enz.) en ruimtelijke (stedelijk, regionaal) interacties in de stad; het ontwikkelen van (1) innovatieve planningsmechanismen voor een geïntegreerde en duurzame aanpak van de problemen en (2) innovatieve bestuurstechnieken om de participatie van de burgers en de samenwerking tussen overheid en particulieren te verbeteren; een beter inzicht in de rol van de Europese steden in een globale context (concurrentie tussen de steden); het verlenen van steun aan de plaatselijke overheden bij het verbeteren van de sociale samenhang en het bestrijden van uitsluiting in de steden waar de ongelijkheid toeneemt ondanks de economische ontwikkeling.

Amendement 23

Bijlage I, IV Capaciteiten, alinea 1, streepje 5

- Dichter bij elkaar brengen van wetenschap en maatschappij voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij

- Dichter bij elkaar brengen van wetenschap en maatschappij voor de harmonieuze integratie van wetenschap en technologie in de Europese maatschappij.

De bestaande voorlichtingsbureaus van de EU op nationaal of regionaal niveau opdragen aan de KMO's, de industrie en onderzoeksinstellingen desgewenst alle nodige informatie inzake het kaderprogramma, het programma voor concurrentievermogen en innovatie en de structuurfondsen te verstrekken.

Motivering

De bestaande voorlichtingsbureaus moeten richtsnoeren en informatie krijgen zodat zij de KMO's, de industrie en de onderwijsinstellingen van dienst kunnen zijn.

Amendement 24

Bijlage I, IV Capaciteiten, alinea 1, streepje 6

- Horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking.

- Horizontale acties en maatregelen ter ondersteuning van internationale samenwerking, inclusief grensoverschrijdende samenwerking en maatregelen op interregionaal niveau.

Motivering

Voor grensoverschrijdende en interregionale samenwerking dient hetzelfde principe te worden toegepast als voor internationale samenwerking.

Amendement 25

Bijlage I, IV Capaciteiten, alinea 1, streepje 6 bis (nieuw)

 

- stimulerende acties, met name via het Kennisregio's-programma, waarvoor de reguliere financiering kan worden overgenomen door de structuurfondsen.

Motivering

Voor het Capaciteiten-programma, en met name het Kennisregio's-programma, moet het mogelijk zijn dat de structuurfondsen achteraf in financiering voorzien.

Amendement 26

Bijlage I, IV Capaciteiten, Onderzoeksinfrastructuren, Achtergrond, alinea 3

De EU kan en moet als katalysator en hefboom fungeren bij het tot stand brengen van een bredere en efficiëntere toegang tot, en gebruik van de in de verschillende lidstaten bestaande infrastructuren, door het stimuleren van de ontwikkeling van deze infrastructuren op gecoördineerde wijze en door het bevorderen van de totstandbrenging van nieuwe onderzoeksinfrastructuren van pan-Europees belang op middellange en lange termijn.

De EU kan en moet als katalysator en hefboom fungeren bij het tot stand brengen van een bredere en efficiëntere toegang tot, en gebruik van de in de verschillende lidstaten bestaande infrastructuren, door het stimuleren van de ontwikkeling van deze infrastructuren op gecoördineerde wijze en door het bevorderen van de totstandbrenging van nieuwe onderzoeksinfrastructuren van pan-Europees belang op middellange en lange termijn. Extra aandacht moet gaan naar de behoeften van de convergentieregio's en de ultraperifere regio's. Wanneer projecten uit deze regio's worden geselecteerd, moet een gedifferentieerd steunpercentage worden toegepast.

Motivering

In de context van onderzoeksinfrastructuren moet extra aandacht worden besteed aan de bijzondere omstandigheden in de convergentieregio's en de ultraperifere regio's.

Amendement 27

Bijlage I, IV Capaciteiten, Onderzoeksinfrastructuren, Activiteiten, bullet 2, streepje 1

- bouw van nieuwe infrastructuren en belangrijke moderniseringen van bestaande infrastructuren ter bevordering van de totstandbrenging van nieuwe onderzoeksinfrastructuren, op basis van de werkzaamheden van met name het ESFRI ; beslissingen in dit verband kunnen hun grondslag vinden in artikel 171 van het Verdrag of in de besluiten tot vaststelling van de specifieke programma’s in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag.

- bouw van nieuwe infrastructuren en belangrijke moderniseringen van bestaande infrastructuren ter bevordering van de totstandbrenging van nieuwe onderzoeksinfrastructuren, op basis van de werkzaamheden van met name het ESFRI en rekening houdende met de behoeften van onderzoekers in de convergentieregio's en de perifere regio's op het gebied van plaatselijke onderzoekinfrastructuur van hoog niveau; beslissingen in dit verband kunnen hun grondslag vinden in artikel 171 van het Verdrag of in de besluiten tot vaststelling van de specifieke programma’s in overeenstemming met artikel 166 van het Verdrag.

Motivering

Het is heel belangrijk dat nieuwe infrastructuur van hoog niveau wordt gebouwd of bestaande wordt opgewaardeerd in landen en/of regio's die daarover niet beschikken voor hun onderzoekers, door middel van hun integratie in de 'road map' van ESFRI voor Europese onderzoekinfrastructuur die communautaire steun behoeven.

Amendement 28

Bijlage I, IV Capaciteiten, Onderzoeksinfrastructuren, Activiteiten, bullet 2, laatste zin

Voor wat de aanleg van nieuwe infrastructuren betreft wordt voor een efficiënte coördinatie van de communautaire financiële instrumenten, met name het kaderprogramma en de Structuurfondsen, gezorgd.

Voor wat de aanleg van nieuwe infrastructuren betreft wordt voor een efficiënte coördinatie van de communautaire financiële instrumenten, met name het kaderprogramma en de Structuurfondsen, gezorgd, in het bijzonder rekening houdende met de noodzaak van convergentie van de regio's die niet beschikken over geëigende onderzoekinfrastructuren met de regio's die op onderzoekgebied wel ontwikkeld zijn.

Motivering

De financiering van de bouw van nieuwe onderzoekinfrastructuren met middelen van zowel het kaderprogramma, als de Structuurfondsen houdt in dat ook in het kaderprogramma rekening gehouden moet worden met de factor regionale convergentie, zodat de convergentieregio's die niet beschikken over geëigende onderzoekinfrastructuren niet nog verder gaan 'divergeren' met de regio's die op onderzoekgebied wel ontwikkeld zijn.

Amendement 29

Bijlage I, IV Capaciteiten, Onderzoek ten behoeve van KMO’s, Activiteiten, alinea 2 bis (nieuw)

 

De structuurfondsenverordening biedt de mogelijkheid om financiële steun te verstrekken voor steunregelingen voor KMO's, gelijk aan het systeem van kennisvouchers dat momenteel in een aantal lidstaten in gebruik is. Het systeem van kennisvouchers is een van de initiatieven die de lidstaten kunnen nemen om de onderzoekscapaciteit van de KMO's te ontwikkelen.

Motivering

Dit amendement introduceert de mogelijkheid voor lidstaten en regio's om gebruik te maken van de structuurfondsen op dezelfde manier als kennisvouchers worden gebruikt in een aantal lidstaten en zoals is voorgesteld in de resolutie van het EP over het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO).

Amendement 30

Bijlage I, IV Capaciteiten, Kennisregio's, Achtergrond, alinea 1

Regio’s worden in toenemende mate erkend als belangrijke spelers in het onderzoeks- en ontwikkelingslandschap van de EU. Onderzoeksbeleid en -activiteiten op regionaal niveau steunen vaak op de ontwikkeling van “clusters” die publieke en private actoren verenigen. De pilootactieKennisregio’s” heeft de dynamiek van deze ontwikkeling en de noodzaak van ondersteuning en stimulering van de ontwikkeling van dergelijke structuren aangetoond.

Regio’s worden in toenemende mate erkend als belangrijke spelers in het onderzoeks- en ontwikkelingslandschap van de EU. Onderzoeksbeleid en -activiteiten op regionaal, interregionaal en grensoverschrijdend niveau steunen vaak op de ontwikkeling van “clusters” die publieke en private actoren verenigen. De pilootactieKennisregio’s” heeft de dynamiek van deze ontwikkeling en de noodzaak van ondersteuning en stimulering van de ontwikkeling van dergelijke structuren aangetoond. Nauwere coördinatie met de ERA-NET-regeling zal het nieuwe Kennisregio's-project verbeteren.

Motivering

Binnen het regionaal beleid hebben grensoverschrijdende en interregionale maatregelen aparte kenmerken en zijn zij van bijzonder belang voor de integratie van de EU, aangezien met deze maatregelen beoogd wordt de grenzen van de lidstaten te overschrijden.

De ERA-NET-regeling voorziet reeds in regionale samenwerking. Kennisregio's-acties moeten het regionale element in de ERA-NET-acties zoveel mogelijk aanvullen.

Amendement 31

Bijlage I, IV Capaciteiten, Kennisregio's, Achtergrond, alinea 2 bis (nieuw)

 

Er moet aandacht worden besteed aan het specifieke geval van samenwerking tussen grensregio's, zoals dat ook is gebeurd in de Interreg III-programma's en zoals is vastgelegd in de bepalingen inzake de territoriale doelstellingen. Het Kennisregio's-programma moet oplossingen omvatten voor grensoverschrijdende problemen alsook mechanismen om grensoverschrijdende regionale samenwerking op het gebied van onderzoek aan te moedigen, ongeacht of de betrokken regio's onder de convergentiedoelstelling dan wel onder de doelstelling regionaal concurrentievermogen vallen.

Motivering

Binnen het regionaal beleid heeft het grensoverschrijdend regionaal beleid aparte kenmerken en is het van bijzonder belang voor de integratie van de EU.

Amendement 32

Bijlage I, IV Capaciteiten, Kennisregio's, Activiteiten, alinea 2

In de context van de specifieke activiteit "Kennisregio’s" worden synergieën nagestreefd met het regionaal beleid van de EU, met name met betrekking tot de convergentieregio’s en ultraperifere regio's.

In de context van de specifieke activiteit "Kennisregio’s" worden synergieën nagestreefd met het regionaal beleid van de EU, met name met betrekking tot de convergentieregio’s en ultraperifere regio's.

In het kader van deze synergie zullen aanvullende financiële middelen worden aangeboord van de Structuurfondsen en eventueel van de Europese Investeringsbank voor steun aan regionale infrastructuren voor de overdracht van technologie, in het bijzonder wetenschaps- en technologieparken, innovatiekernen en -zones,"incubators" en technocentra.

Motivering

Het staat vast dat er een gat bestaat in het tussenliggende stadium van de overdracht van technologie, d.w.z. tussen de afronding van het zuivere onderzoekwerk en de duidelijkheid omtrent de economische levensvatbaarheid van het onderzoekresultaat. Er bestaan ondertussen veel regionale structuren die helpen bij de overdracht van technologie, maar deze ondervinden serieuze financieringsproblemen. Het gecombineerde gebruik van de middelen voor onderzoek en die van de Structuurfondsen, eventueel aangevuld met middelen van de EIB, is derhalve van groot belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het kaderprogramma.

Amendement 33

Bijlage I, IV Capaciteiten, Kennisregio's, Activiteiten, alinea 2 bis (nieuw)

 

Deze synergie is niet bedoeld voor de financiering van dezelfde subsidiabele uitgaven en moet het gedecentraliseerde beheer van het distributiemechanisme van het regionaal beleid van de EU veiligstellen. De subsidiëring van onderzoek en innovatie door de structuurfondsen zal geconcentreerd worden op

 

1) onderzoekinfrastructuur (innovatiecentra, technologieparken, enz.),

 

2) innovatieve projecten (overdracht van technologie, informatietechnologieën, startups, toegepast-onderzoekprojecten, omzetting van onderzoekresultaten in proef- of prototypeprojecten), en

 

3) het innovatieklimaat (subsidiëring van kleine en middelgrote ondernemingen die niet onder het zevende kaderprogramma en het programma Concurrentievermogen en Innovatie vallen).

Motivering

Het amendement van de rapporteur is heel juist; er moet evenwel ook melding worden gemaakt van de omzetting van onderzoekresultaten in proef- of prototypeprojecten).

Amendement 34

Bijlage I, IV Capaciteiten, Kennisregio's, Activiteiten, alinea 2 ter (nieuw)

 

Er wordt ook gestreefd naar synergie met het programma Concurrentievermogen en Innovatie teneinde de regionale commercialisering van O&O te bevorderen in samenwerking met de industrie en de privé-sector in het algemeen.

Motivering

Het amendement van de rapporteur is heel juist, maar er dient ook melding te worden gemaakt van de samenwerking met de privé-sector in het algemeen, naast die met de industrie.

Amendement 35

Bijlage I, IV Capaciteiten, Onderzoekspotentieel, Activiteiten, bullet 1 bis (nieuw)

 

• Ondersteuning van bestaande en nieuwe excellentiecentra in de convergentie- en perifere regio's van de EU, inclusief hun 'sturing' door partnerorganisaties van een hoog onderzoekniveau tot het moment waarop de geselecteerde centra in de convergentieregio's over voldoende kritische massa aan onderzoekers beschikken.

Motivering

De aard van onderzoek en het uitbreidingsstadium waarin de Unie zich bevindt, maken dat het (hoogwaardig) onderzoekpotentieel erg verspreid is en met name ook geïsoleerd is in de arme regio's. Vandaar ook dat gewerkt moet worden aan bevordering van de mobiliteit van dit potentieel naar de bestaande Europese excellentiecentra , en dat steun moet worden verleend aan zowel bestaande, als nieuwe excellentiecentra in de convergentieregio's en de perifere regio's van de EU.

Amendement 36

Bijlage I, IV Capaciteiten, Onderzoekspotentieel, Activiteiten, alinea 1, bullet 4 bis (nieuw)

· Begeleiding van regio's met een laag onderzoeksprofiel door regio's met een hoog ontwikkeld onderzoeksprofiel.

Amendement 37

Bijlage I, IV Capaciteiten, Onderzoekspotentieel, Activiteiten, alinea 2

Er worden sterke synergieën nagestreefd met het regionaal beleid van de EU. Acties in het kader van deze rubriek zullen behoeften en kansen identificeren die de onderzoekscapaciteiten van opkomende en bestaande centra van excellentie in convergentieregio’s versterken en waarin de Structuurfondsen en het Cohesiefonds kunnen tegemoet komen.

Er worden sterke synergieën nagestreefd met het regionaal beleid van de EU. Acties in het kader van deze rubriek zullen behoeften en kansen identificeren die de onderzoekscapaciteiten van opkomende en bestaande centra van excellentie in convergentieregio’s versterken en waarin de Structuurfondsen en het Cohesiefonds kunnen tegemoet komen. Het begrip excellentie mag echter niet gelijk worden gesteld met high-tech alleen: ook traditionele sectoren moeten in aanmerking kunnen komen voor steun in regio's waar het onderzoek minder ontwikkeld is.

Motivering

Het streven naar synergie met het regionaal beleid impliceert dat alle sectoren in aanmerking moeten kunnen komen voor steun uit de middelen van het zevende kaderprogramma. Speerpuntsectoren worden sterk gestimuleerd, maar ook de meer traditionele sectoren, die veel werkgelegenheid bieden, moeten gesteund kunnen worden.

Amendement ingediend door Gerardo Galeote Quecedo en Cristina Gutiérrez-Cortines

Amendement 38

Bijlage I, IV Capaciteiten, Onderzoekspotentieel, Activiteiten, alinea 2 bis (nieuw)

 

Er wordt ook gestreefd naar synergie met het programma Concurrentievermogen en Innovatie teneinde de regionale commercialisering van O&O te bevorderen in samenwerking met de industrie.

Amendement ingediend door Nikolaos Vakalis

Amendement 39

Bijlage III, Financieringssystemen, Acties onder contract, letter a), punt 6 bis (nieuw)

 

6 bis. Versterking en volledige benutting van het onderzoekpotentieel van de Europese regio's

 

Vereenvoudiging van de toegang tot financiering voor regionale 'onderzoekclusters" en voor het onderzoekpotentieel van de convergentieregio's en de perifere regio's van de EU. In het kader van het bedoelde mechanisme kunnen aanvullende middelen worden gegenereerd van de Structuurfondsen en de Europese Investeringsbank in de vorm van leningen, kredieten, risicokapitaal, garanties, kredietportefeuilles, alsook steun voor organisatorische en technische capaciteiten.

Motivering

De expertise van de EIB bij het beheer van het mechanisme voor risicospreiding is van groot nut voor de verbreding van de financiële ondersteuning van Europees onderzoek. Mechanismen voor indirecte financiële ondersteuning zijn nodig, niet alleen voor grote onderzoekprojecten (met name gemeenschappelijke technologische initiatieven) zoals bepaald in het nieuwe mechanisme 'financieringsfacilitering risicospreiding', maar ook voor ondersteuning van regionale onderzoek- en innovatiestructuren en het onderzoekpotentieel van de Europese regio's.

Amendement 40

Bijlage III, Financieringssystemen, Acties onder contract, letter b), alinea 2

De Gemeenschap voert de financieringssystemen uit in overeenstemming met de bepalingen van de ingevolge artikel 167 van het Verdrag vastgestelde verordening, de relevante staatssteuninstrumenten, met name het communautaire kader voor staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling, alsmede de internationale regels op dit gebied. In overeenstemming met dit internationale kader moeten de schaal en de vorm van de financiële deelneming per geval kunnen worden aangepast, met name indien financiering uit andere bronnen van de publieke sector beschikbaar is, inclusief andere bronnen van communautaire financiering zoals de Europese Investeringsbank (EIB).

De Gemeenschap voert de financieringssystemen uit in overeenstemming met de bepalingen van de ingevolge artikel 167 van het Verdrag vastgestelde verordening, de relevante staatssteuninstrumenten die zijn toegespitst op onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met name het communautaire kader voor staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling, alsmede de internationale regels op dit gebied. In overeenstemming met dit internationale kader moeten de schaal en de vorm van de financiële deelneming per geval kunnen worden aangepast, met name indien financiering uit andere bronnen van de publieke sector beschikbaar is, inclusief andere bronnen van communautaire financiering zoals de Europese Investeringsbank (EIB).

Motivering

De nieuwe door de Europese Commissie voorgestelde verordeningen inzake staatssteun voorzien specifiek in een accentverschuiving naar onderzoeks- en innovatieactiviteiten in de lidstaten.

Amendement 41

Bijlage III, Financieringssystemen, Acties onder contract, punt b), alinea 3

Naast directe financiële steun voor de deelnemers zal de Gemeenschap via de “risicodelende financieringsfaciliteit” hun toegang verbeteren tot EIB-leningen door het verstrekken van een subsidie aan de bank. De communautaire subsidie wordt door de bank naast de eigen middelen gebruikt ter dekking van de voorziening en kapitaalallocatie voor haar leningfinanciering. Behoudens en in overeenstemming met modaliteiten die moeten worden vastgesteld bij de verordening ingevolge artikel 167 van het Verdrag en de besluiten van de Raad tot vaststelling van de specifieke programma’s, zal dit mechanisme EIB-leningen op ruimere schaal voor Europese OTO-acties (zoals gezamenlijke technologie-initiatieven, grote projecten inclusief Eureka-projecten, en nieuwe onderzoeksinfrastructuren) mogelijk maken.

Naast directe financiële steun voor de deelnemers zal de Gemeenschap via de “risicodelende financieringsfaciliteit” hun toegang verbeteren tot EIB-leningen door het verstrekken van een subsidie aan de bank. De communautaire subsidie wordt door de bank naast de eigen middelen gebruikt ter dekking van de voorziening en kapitaalallocatie voor haar leningfinanciering. Behoudens en in overeenstemming met modaliteiten die moeten worden vastgesteld bij de verordening ingevolge artikel 167 van het Verdrag en de besluiten van de Raad tot vaststelling van de specifieke programma’s, zal dit mechanisme EIB-leningen op ruimere schaal voor Europese OTO-acties (zoals gezamenlijke technologie-initiatieven, grote projecten inclusief Eureka-projecten, en nieuwe onderzoeksinfrastructuren) mogelijk maken. Regionale ontwikkelaars moeten geraadpleegd worden over de ontwikkeling van deze “risicodelende financieringsfaciliteit” teneinde particuliere investeringen in O&O-projecten te stimuleren.

Amendement 42

Bijlage III, Financieringssystemen, Acties onder contract, letter b), alinea 4

Bij deelnemers aan een actie onder contract die gevestigd zijn in een regio met een ontwikkelingsachterstand (convergentieregio’s en ultraperifere regio’s) wordt aanvullende financiering uit de Structuurfondsen gemobiliseerd telkens waar dat mogelijk en nodig is. Bij deelneming van entiteiten uit de kandidaat-lidstaten kan onder soortgelijke voorwaarden een extra bijdrage uit de financiële pretoetredingsinstrumenten worden verstrekt. De gedetailleerde financieringsregelingen voor acties in het kader van het onderdeel "onderzoeksinfrastructuren" van het programma "Capaciteiten" van het zevende kaderprogramma worden vastgesteld met het oog op het verzekeren van effectieve complementariteit tussen communautaire onderzoeksfinanciering en andere EU- en nationale instrumenten, met name de Structuurfondsen.

 

Bij deelnemers aan een actie onder contract die gevestigd zijn in een regio wordt aanvullende financiering uit de Structuurfondsen gemobiliseerd telkens waar dat mogelijk en nodig is, rekening houdend met de behoeften van de betrokken regio's. Dit moet gebeuren in overeenstemming met de prioriteiten die zijn vastgelegd in de nationale programma's alsook met de prioriteiten van de Commissie inzake de implementatie van de structuurfondsen. Bij deelneming van entiteiten uit de kandidaat-lidstaten kan onder soortgelijke voorwaarden een extra bijdrage uit de financiële pretoetredingsinstrumenten worden verstrekt. De gedetailleerde financieringsregelingen voor acties in het kader van het onderdeel "onderzoeksinfrastructuren" van het programma "Capaciteiten" van het zevende kaderprogramma worden vastgesteld met het oog op het verzekeren van effectieve complementariteit tussen communautaire onderzoeksfinanciering en andere EU- en nationale instrumenten, met name de Structuurfondsen.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Procedurenummer

COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD)

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking

ITRE

27.4.2005

Advies uitgebracht door

        Datum bekendmaking

REGI

27.10.2005

Nauwere samenwerking

Datum bekendmaking

-

Rapporteur

        Datum benoeming

Alyn Smith

5.10.2005

Behandeling in de commissie

22.11.2005

 

 

 

 

Datum goedkeuring

24.1.2005

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

48

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Alfonso Andria, Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Jean Marie Beaupuy, Rolf Berend, Jana Bobošíková, Graham Booth, Bernadette Bourzai, Giovanni Claudio Fava, Hanna Foltyn-Kubicka, Iratxe García Pérez, Eugenijus Gentvilas, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Ambroise Guellec, Zita Gurmai, Gábor Harangozó, Marian Harkin, Jim Higgins, Alain Hutchinson, Carlos José Iturgaiz Angulo, Mieczysław Edmund Janowski, Gisela Kallenbach, Tunne Kelam, Miloš Koterec, Constanze Angela Krehl, Jamila Madeira, Yiannakis Matsis, Miroslav Mikolášik, Francesco Musotto, James Nicholson, Lambert van Nistelrooij, Jan Olbrycht, Markus Pieper, Francisca Pleguezuelos Aguilar, Alyn Smith, Grażyna Staniszewska, Margie Sudre, Kyriacos Triantaphyllides, Oldřich Vlasák, Vladimír Železný

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Simon Busuttil, Ole Christensen, Den Dover, Jillian Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Mirosław Mariusz Piotrowski, László Surján, Manfred Weber

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Adamos Adamou

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

  • [1]  Commissie memo nr. 05/209 van 15 juni 2005
  • [2]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

ADVIES VAN DE Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling  (27.1.2006)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)
(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

Rapporteur voor advies: Thijs Berman

BEKNOPTE MOTIVERING

Het zevende kaderprogramma van de Europese Unie vormt de kern van de strategie van Lissabon en het valt dan ook van harte toe te juichen dat de Commissie besloten heeft haar financiële steun voor de periode 2007-2013 te verdubbelen tot meer dan 70 miljard euro.

Met deze verdubbeling komen de totale overheidsuitgaven voor O&O van de Europese Unie op 0,96% van het BBP. Dit is geen buitensporig percentage, maar slechts de vertaling van de toezeggingen van de Europese Raad, die als doelstelling voor de Europese onderzoeksinspanningen twee maal, in maart 2002 en maart 2005, 3% van het BBP heeft genoemd.

Dit bedrag van 72 miljard euro is derhalve echt het minimum. De impasse in de besprekingen over de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 zorgen er evenwel voor dat de verwezenlijking van deze doelstelling zwaar onder druk is komen te staan. Het is echter hoog tijd dat Europa de investeringen in O&O aanpast aan haar ambities. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat bepaalde essentiële onderzoeksgebieden alleen met middelen uit private bronnen kunnen worden gefinancierd. Hun ontwikkeling hangt dientengevolge voor een belangrijk deel af van publieke steun. Meer dan bij enig ander gebied kan Europa bij onderzoek een daadwerkelijke meerwaarde vertegenwoordigen.

Dit geldt in het bijzonder voor agronomisch onderzoek. Naast uitermate welkome verbeteringen zoals de vereenvoudiging van de financieringsregels en -mechanismen, de grotere flexibiliteit en de versterkte multidisciplinaire aanpak, is de belangrijkste ontwikkeling ten aanzien van deze sector het feit dat landbouw erkend is als één van de negen thema's van de actie van de Europese Unie. In het zesde kaderprogramma bleef agronomisch onderzoek bijna uitsluitend beperkt tot voedselkwaliteit en -veiligheid, en bepaalde aspecten van duurzame ontwikkeling. In het zevende kaderprogramma presenteert de Commissie een bredere visie middels haar voorstel tot het "opbouwen van een Europese kennisgebaseerde bio-economie (...) teneinde nieuwe en opkomende mogelijkheden voor onderzoek te benutten die op sociale en economische uitdagingen gericht zijn".

Sinds de hervorming van 1992, met de introductie van directe steun, de tweede pijler van het GLB en de noodzaak om landbouw in het kader van de duurzame ontwikkeling te integreren, is het duidelijk dat de hoofdtaak van de landbouw niet meer alleen tot productie is beperkt; hoewel deze uiteraard wel van cruciaal belang is. Deze tendens zet zich nu voort met de ontkoppeling, milieuconditionaliteit en de versterkte opening in de richting van de markten. Het beroep van boer ondergaat een grondige transformatie, die de ontwikkeling van nieuwe instrumenten, nieuwe kennis en nieuwe vaardigheden vereist. Bovendien wordt hij geconfronteerd met een groot aantal nieuwe uitdagingen en eisen: meer concurrentie, aanvullende eisen inzake milieu en dierenwelzijn, loskoppeling van het dagelijks beheer van het bedrijf en het beheer van het platteland, ontwikkeling van het beroep en van het statuut van het beroep, ontwikkeling van de rol van het platteland in de samenleving, enz. Hierbij komt dat de nieuwe technologieën tot een radicale verandering van de productiemogelijkheden leiden. Optimalisering van de productie, in het bijzonder wat de kwaliteit en de veiligheid van de producten betreft, is inmiddels een commerciële 'must'.

Multifunctionaliteit is inmiddels het sleutelconcept van de Europese landbouw. Het is de taak van onderzoek productiesystemen te ontwikkelen die op economisch, ecologisch en sociaal vlak hoogwaardige en onderling verenigbare resultaten opleveren.

Het gedeelte van het zevende kaderprogramma dat gewijd is aan voeding, landbouw en biotechnologie lijkt in grote lijnen bij deze dynamiek aan te sluiten.

Het is eveneens belangrijk te erkennen dat Europees onderzoek van groot belang is voor andere continenten die in veel gevallen geen middelen hebben om te investeren. Bio-economieonderzoek kan van nut zijn voor de ontwikkelingslanden, wier economie in belangrijke mate van de landbouw afhankelijk is.

Het is van essentieel belang twee aspecten in het bijzonder onder de aandacht te brengen: duurzame ontwikkeling en plattelandsontwikkeling. In dit verband moeten de traditionele scheidslijnen die het platteland lang hebben gekenmerkt, opnieuw onder de loep worden genomen. Er bestaat echt behoefte aan een multidisciplinaire aanpak. Onderzoek moet betrekking hebben op economische en sociale aspecten, met name om vast te stellen welke plaats de landbouw toekomt bij de ontwikkeling van plattelands-, stedelijke en peri-urbaine gebieden. Onderzoek moet ook het totaal aan productiesystemen afdekken: welke technische of organisatorische innovaties zijn er nodig, welke innovaties op het gebied van fytosanitaire preventie en het vlak van het dierenwelzijn, enz.? Onderzoek moet echter niet alleen toekomstgericht te zijn, ze moet ook de bestaande instrumenten in kaart brengen en beoordelen. Op die manier kunnen de politieke besluitvormers van de noodzakelijke expertise worden voorzien voor hun strategische keuzes.

Het is op deze wijze dat de Europese landbouw bij de technologische ontwikkelingen in de kop van het peloton zal zitten, dat zij haar concurrentievermogen zal kunnen vergroten en dat ons platteland een 'levend' gebied blijft. Wat hierbij op het spel staat, zijn niet alleen de weides en akkers, maar de hele samenleving.

AMENDEMENTEN

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[1]

 

Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 5

(5) Rekening houdend met de onderzoeksbehoeften van al het communautair beleid en bouwend op uitgebreide steun van de Europese industrie, de wetenschappelijke wereld, universiteiten en andere belanghebbende kringen dient de Gemeenschap de wetenschappelijke en technologische doelstellingen vast te stellen die in de periode 2007 tot 2013 op grond van haar zevende kaderprogramma bereikt moeten worden.

(5) Rekening houdend met de onderzoeksbehoeften van al het communautair beleid en bouwend op uitgebreide steun van de Europese industrie, de wetenschappelijke wereld, universiteiten en andere belanghebbende kringen dient de Gemeenschap de wetenschappelijke en technologische doelstellingen alsook de doelstellingen inzake de financiële middelen vast te stellen die in de periode 2007 tot 2013 op grond van haar zevende kaderprogramma bereikt moeten worden.

Motivering

De goedkeuring van de voorstellen van de Commissie inzake de financiële vooruitzichten 2007-2013 is van cruciaal belang voor het welslagen en de doeltreffende uitvoering van het zevende kaderprogramma.

Amendement 2

Overweging 6

(6) Deze doelstellingen dienen voort te bouwen op de prestaties van het zesde kaderprogramma met betrekking tot de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte en zetten deze voort op weg naar de ontwikkeling van een kenniseconomie en –maatschappij in Europa. Van deze doelstellingen zijn de volgende vooral belangrijk:

(6) Deze doelstellingen dienen voort te bouwen op de prestaties van het zesde kaderprogramma met betrekking tot de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte en zetten deze voort op weg naar de ontwikkeling van een kenniseconomie en –maatschappij in Europa, die de doelstellingen van de Lissabonstrategie zal vervullen in het geheel van het communautair sectorieel beleid. Van deze doelstellingen zijn de volgende vooral belangrijk:

Amendement 3

Overweging 20 bis (nieuw)

 

(20 bis) Geïntegreerde projecten zijn niet noodzakelijk grote projecten in termen van deelnemers en/of budget. De omvang van het project is afhankelijk van het toepassingsgebied, de doelstellingen en het thematisch gebied. Essentieel voor het slagen van een IP is dat de nodige kritieke massa gemobiliseerd wordt.

Amendement 4

Artikel 7, lid 1

1. Uiterlijk in 2010 verricht de Commissie, bijgestaan door externe deskundigen, een tussentijdse evaluatie van dit kaderprogramma en de specifieke programma’s ervan in termen van de kwaliteit van de lopende onderzoeksactiviteiten en voortgang in de zin van de doelstellingen.

1. Uiterlijk in 2010 verricht de Commissie, in een participatieproces waarbij externe deskundigen en het maatschappelijk middenveld betrokken zijn, een tussentijdse evaluatie van dit kaderprogramma en de specifieke programma’s ervan in termen van de kwaliteit van de lopende onderzoeksactiviteiten en voortgang in de zin van de doelstellingen.

Motivering

Het maatschappelijk middenveld moet deelnemen aan het evaluatieproces om transparantie en democratie in de besluiten inzake de communautaire onderzoeksfondsen te verzekeren.

Amendement 5

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 1. Gezondheid, doelstelling

Verbetering van de gezondheid van de burgers van Europa en opvoering van het concurrentievermogen van Europese industrieën en bedrijven in de gezondheidssector, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan mondiale gezondheidsaspecten zoals opkomende epidemieën. De nadruk zal liggen op translationeel onderzoek (omzetting van fundamentele ontdekkingen in klinische toepassingen), de ontwikkeling en validering van nieuwe therapieën, methoden voor gezondheidsbevordering en preventie, en diagnose-instrumenten en technologieën, alsmede duurzame en efficiënte gezondheidszorgstelsels.

Verbetering van de gezondheid van de burgers van Europa en opvoering van het concurrentievermogen van Europese industrieën en bedrijven in de gezondheidssector, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan mondiale gezondheidsaspecten zoals opkomende epidemieën. De nadruk zal liggen op translationeel onderzoek (omzetting van fundamentele ontdekkingen in klinische toepassingen), de ontwikkeling en validering van nieuwe therapieën, methoden voor gezondheidsbevordering en ziekte- en invaliditeitspreventie , en diagnose-instrumenten en technologieën, alsmede duurzame en efficiënte gezondheidszorgstelsels.

Motivering

Invaliditeitspreventie is even belangrijk als ziektepreventie en moet daarom worden opgenomen in het kaderprogramma.

Amendement 6

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 1. Gezondheid, Achtergrond, alinea 2

Voor veel ziekten (zoals kanker, hart- en vaatziekten en psychische en neurologische aandoeningen, met name die welke samenhangen met veroudering, zoals de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson) is klinisch onderzoek alleen mogelijk via internationale trials in verschillende centra om in een kort tijdsbestek het benodigde aantal patiënten te halen. Epidemiologisch onderzoek vereist een grote verscheidenheid aan populaties en internationale netwerken om significante conclusies te kunnen trekken. Ook voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en therapieën voor zeldzame ziekten is een internationale aanpak nodig om het aantal patiënten voor elke studie op te voeren. Bovendien maakt de uitvoering van onderzoek onder impuls van het gezondheidsbeleid op Europees niveau een vergelijking mogelijk van de modellen, de systemen, de gegevens en het patiëntenmateriaal in nationale databanken en biobanken.

Voor veel ziekten (zoals reumatische aandoeningen, kanker, hart- en vaatziekten en psychische en neurologische aandoeningen, met name die welke samenhangen met veroudering, zoals de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson) is klinisch onderzoek alleen mogelijk via internationale trials in verschillende centra om in een kort tijdsbestek het benodigde aantal patiënten te halen. Epidemiologisch onderzoek vereist een grote verscheidenheid aan populaties en internationale netwerken om significante conclusies te kunnen trekken. Ook voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en therapieën voor zeldzame ziekten is een internationale aanpak nodig om het aantal patiënten voor elke studie op te voeren. Bovendien maakt de uitvoering van onderzoek onder impuls van het gezondheidsbeleid op Europees niveau een vergelijking mogelijk van de modellen, de systemen, de gegevens en het patiëntenmateriaal in nationale databanken en biobanken.

Motivering

Reumatische aandoeningen moeten in het kaderprogramma worden opgenomen omdat een zeer groot aantal mensen aan artritis lijdt (meer dan 100 miljoen binnen de EU volgens de Europese Liga tegen Reuma - EULAR).

Amendement 7

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 1. Gezondheid, Activiteiten, punt 2, streepje 4

– Translationeel onderzoek bij belangrijke ziekten: kanker, hart- en vaatziekten, diabetes/obesitas; zeldzame ziekten; en andere chronische aandoeningen (bijvoorbeeld osteoartritis). Ontwikkeling van patiëntgerichte strategieën van preventie tot diagnose en behandeling, met inbegrip van klinisch onderzoek.

– Translationeel onderzoek bij belangrijke ziekten: reumatische aandoeningen, kanker, hart- en vaatziekten, diabetes/obesitas; zeldzame ziekten; en andere chronische aandoeningen (bijvoorbeeld osteoartritis). Ontwikkeling van patiëntgerichte strategieën van preventie tot diagnose en behandeling, met inbegrip van klinisch onderzoek.

Motivering

Reumatische aandoeningen moeten in het kaderprogramma worden opgenomen omdat een zeer groot aantal mensen aan artritis lijdt (meer dan 100 miljoen binnen de EU volgens de Europese Liga tegen Reuma - EULAR).

Amendement 8

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 2. Voeding, landbouw en biotechnologie, Achtergrond, alinea 1

Innovaties en de vooruitgang van de kennis op het gebied van het duurzaam beheer, de duurzame productie en het duurzaam gebruik van biologische rijkdommen (micro-organismen, planten en dieren) zullen de basis leggen voor nieuwe, duurzame, milieuefficiënte en concurrerende producten voor de landbouw‑, visserij‑, voedingsmiddelen‑, gezondheids‑ en houtsector en andere sectoren. Overeenkomstig de Europese strategie voor biowetenschappen en biotechnologie zal dit bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van Europese biotechnologie- en voedingsmiddelenbedrijven, met name technisch hoogwaardige KMO’s, terwijl het maatschappelijk welzijn en de welvaart worden verbeterd. Onderzoek naar de veiligheid van voedsel‑ en voederketens, aan de voeding gerelateerde ziekten, voedingskeuzes en de effecten van voeding op de gezondheid zal helpen bij de bestrijding van aan de voeding gerelateerde aandoeningen (zoals obesitas en allergieën) en infectieziekten (zoals overdraagbare spongiforme encefalopathieën en vogelgriep), terwijl het belangrijke bijdragen levert tot de uitvoering van bestaande en de formulering van toekomstige beleidslijnen en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en de bescherming van de consument.

Innovaties en de vooruitgang van de kennis op het gebied van het duurzaam beheer, de duurzame productie en het duurzaam gebruik van biologische rijkdommen (micro-organismen, planten en dieren) zullen de basis leggen voor nieuwe, duurzame, milieuefficiënte en concurrerende producten voor de landbouw‑, visserij‑, voedingsmiddelen‑, gezondheids‑ en houtsector en andere sectoren. Overeenkomstig de Europese strategie voor biowetenschappen en biotechnologie zal dit bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van Europese biotechnologie- en voedingsmiddelenbedrijven, met name technisch hoogwaardige KMO’s, terwijl het maatschappelijk welzijn en de welvaart worden verbeterd. Er wordt expliciet aangedrongen op een hoge deelname van KMO's aan de onderzoeksactiviteiten. Onderzoek naar voedingsfysiologie van de gezonde mens,de veiligheid van voedsel‑ en voederketens, aan de voeding gerelateerde ziekten, voedingskeuzes en de effecten van voeding op de gezondheid zal helpen bij de bestrijding van aan de voeding gerelateerde aandoeningen (zoals obesitas en allergieën) en infectieziekten (zoals overdraagbare spongiforme encefalopathieën en vogelgriep), terwijl het belangrijke bijdragen levert tot de uitvoering van bestaande en de formulering van toekomstige beleidslijnen en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en de bescherming van de consument.

Motivering

Voeding moet niet alleen gezien worden als een potentiële bron van ziekten (zwaarlijvigheid, allergieën, TSE), maar ook als een bijdrage aan de gezondheid van de gezonde mens.

De onderzoekscapaciteit van de KMO's in Europa moet benut worden, en de onderlinge uitwisseling van informatie tussen de KMO's moet bevorderd worden.

Amendement 9

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 2. Voeding, landbouw en biotechnologie, Achtergrond, alinea 2

De diversiteit van de Europese industrieën op deze gebieden biedt weliswaar voordelen en kansen, maar leidt ook tot een versnipperde benadering van vergelijkbare problemen. Deze kunnen beter worden aangepakt door meer samenwerking en gedeelde deskundigheid, bijvoorbeeld bij nieuwe methodologieën, processen en standaards die voortvloeien uit veranderingen in de EU-wetgeving.

De diversiteit van de Europese industrieën op deze gebieden biedt weliswaar voordelen en kansen, maar leidt ook tot een versnipperde benadering van vergelijkbare problemen. Deze kunnen beter worden aangepakt door meer samenwerking en gedeelde deskundigheid, bijvoorbeeld bij nieuwe methodologieën, processen en standaards die voortvloeien uit veranderingen in de EU-wetgeving. Om communicatiekloven te dichten en de samenwerking op het gebied van het Europees landbouwonderzoek te verbeteren zou het nuttig zijn internetplatforms op te zetten en te ontwikkelen.

Motivering

Om beter samen te werken op EU-niveau en de synergieën beter te benutten, vormt een gemeenschappelijk internetplatform een geschikt middel om contacten te leggen.

Amendement 10

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 2. Voeding, landbouw en biotechnologie, Achtergrond, alinea 2 bis (nieuw)

 

Er moet ook aandacht worden besteed aan toegepast onderzoek en de optimale verspreiding van de resultaten ervan. In het algemeen is het communiceren van de onderzoeksresultaten van cruciaal belang indien men wil dat de inspanningen van de vorsers een wezenlijke bijdrage leveren tot de aanpak van de problemen en uitdagingen in de landbouwsector. Bovendien is het evenzeer belangrijk dat het landbouwonderzoek beantwoordt aan de behoeften, vereisten en uitdagingen van de sector.

Motivering

De kwestie van de communicatie tussen de onderzoekssector en de landbouwsector en ook van het onderzoek met de samenleving in het algemeen, moet een van de aandachtspunten zijn bij het formuleren van de doelstellingen, de planning en de uitvoering van onderzoeksprogramma's. Onderzoek dat niet beantwoordt aan de behoeften van de landbouwers en de landbouwsector in het algemeen, is zinloos alsook onderzoek dat geen raakvlak heeft met de uitdagingen waarop het een antwoord moet bieden.

Amendement 11

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 2. Voeding, landbouw en biotechnologie, Achtergrond, alinea 3

Verschillende Europese technologieplatforms dragen bij tot de vaststelling van gemeenschappelijke onderzoeksprioriteiten op het gebied van bijvoorbeeld plantengenomica en de biotechnologie, de bosbouw en de houtsector, de algehele gezondheid van dieren, veehouderij, voedingsmiddelen en industriële biotechnologie. Het onderzoek zal ook de kennisbasis opleveren die nodig is voor de ondersteuning van: het gemeenschappelijk landbouwbeleid; landbouw en handelsaspecten; regelgeving voor de voedselveiligheid; gezondheid, ziektebestrijding en normen voor welzijn bij dieren in de Gemeenschap; en de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid teneinde te komen tot een duurzame ontwikkeling van visserij en aquacultuur. Er zijn ook voorzieningen getroffen voor een flexibele reactie op nieuwe beleidsbehoeften, met name in verband met nieuwe maatschappelijke of economische tendensen.

Verschillende Europese technologieplatforms dragen bij tot de vaststelling van gemeenschappelijke onderzoeksprioriteiten op het gebied van bijvoorbeeld plantengenomica en de biotechnologie, de bosbouw en de houtsector, de algehele gezondheid van dieren, veehouderij, duurzaam bodemgebruik, voedingsmiddelen en industriële biotechnologie. Het onderzoek zal ook de kennisbasis opleveren die nodig is voor de ondersteuning van: het gemeenschappelijk landbouwbeleid; landbouw en handelsaspecten; regelgeving voor de voedselveiligheid; gezondheid, ziektebestrijding en normen voor welzijn bij dieren in de Gemeenschap; en de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid teneinde te komen tot een duurzame ontwikkeling van visserij en aquacultuur. Er zijn ook voorzieningen getroffen voor een flexibele reactie op nieuwe beleidsbehoeften, met name in verband met nieuwe maatschappelijke of economische tendensen.

Amendement 12

Bijlage I, I Samenwerking, Thema's, 2. Voeding, landbouw en biotechnologie, Activiteiten, alinea 1

Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van “omica”-technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, planten en dieren, waaronder exploitatie van hun biodiversiteit; verbeterde gewassen en productiesystemen, inclusief biologische landbouw, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; plattelandsontwikkeling; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met inbegrip van zoönosen; een veilige verwijdering van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van “omica”- technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, metabonomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, met inbegrip van de studie van het metagenoom, planten en dieren, waaronder behoud en duurzame exploitatie van hun biodiversiteit; verbeterde gewassen en productiesystemen in al hun verscheidenheid, inclusief biologische en andere duurzame landbouwsystemen die weinig energie gebruiken, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten, en effecten van niet-inheemse soorten; onderzoek inzake de coëxistentie van genetisch gemodificeerde met conventionele en met biologische teelten; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; geïntegreerde plattelandsontwikkeling, met inbegrip van de aspecten van deelname van het maatschappelijk middenveld aan de planning en besluitvorming; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met name epidemiologische studies, onderzoek naar vaccins en diagnoses, met inbegrip van zoönosen en aan diervoeders gerelateerde ziekten; andere bedreigingen van de duurzaamheid en de veiligheid van de voedselproductie (met inbegrip van klimaatverandering en afname van de olievoorraden); een veilige verwijdering, opwerking en gebruik van dierlijk afval; behoud, duurzaam beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; onderzoek op en ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben en gebruiken, zowel in Europa als in de ontwikkelingslanden (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

Motivering

Aanvullingen ter verduidelijking en specificering van de tekst, met de nadruk op de noodzaak van ondersteuning van genetisch onderzoek in al zijn aspecten, en epidemiologisch en zoösanitair onderzoek.

Er moet meer aandacht gaan naar de effecten van niet-inheemse soorten en de manier waarop op regionaal en Europees niveau het probleem kan worden aangepakt van de schadelijke effecten van deze genetisch gemodificeerde planten.

Daarnaast moet niet alleen onderzoek worden verricht naar toekomstige instrumenten, maar moeten ook de bestaande instrumenten en methoden op het vlak van besluitvorming ten aanzien van plattelandsontwikkeling en landbouw onder de loep worden genomen.

Amendement 13

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 2, Voeding, landbouw en biotechnologie, activiteiten, alinea 2

Fork to farm”: voeding, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als microbiologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van voedsel/voederketens; het concept “totale voedselketen” (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid.

Farm to fork”: voeding, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, cultuur, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas en allergieën; gezondheidsvoordelen van bepaalde voeding en diëten; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als biologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders, waaronder de effecten, kwaliteit en veiligheid van organische voedingsmiddelen; integriteit en duurzaamheid (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van voedsel/voederketens; resistentie en aanpassing van de voedselketen aan de mondiale veranderingen (energiekosten, klimaatverandering, enz.); het concept “totale voedselketen” (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid; systeemontwikkeling voor een geharmoniseerde aanpak van de uitwisseling van gegevens met betrekking tot voedingsmiddelen.

Motivering

Organische landbouw is niet alleen gerelateerd aan duurzame landbouw maar heeft ook een positieve invloed op gezondheid en welzijn. Betere verwerking en uitwisseling van gegevens verbetert het concurrentievermogen in de voedingsmiddelensector en dient derhalve te worden bevorderd.

Amendement 14

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 2, Voeding, landbouw en biotechnologie, activiteiten, alinea 3

Biowetenschappen en biotechnologie voor duurzame non-food producten en processen: verbeteringen op het gebied van gewassen, grondstoffen, mariene producten en biomassa (inclusief mariene rijkdommen) voor energie, milieu, en producten met een hoge toegevoegde waarde zoals materialen en chemische stoffen, inclusief nieuwe landbouwsystemen, bioprocessen en bioraffinage-concepten; biokatalyse; producten en processen van de bosbouw en de houtsector; milieusanering en schonere processen.

Biowetenschappen en biotechnologie voor duurzame non-food producten en processen: verbeteringen op het gebied van gewassen, grondstoffen, mariene producten en biomassa (inclusief mariene rijkdommen) voor energie, milieu, en producten met een hoge toegevoegde waarde zoals materialen en chemische stoffen, inclusief nieuwe landbouwsystemen, bioprocessen en bioraffinage-concepten; biokatalyse; producten en processen van de bosbouw en de houtsector; milieusanering en schonere processen met indien mogelijk bijzondere aandacht voor de wijze waarop deze innovatie kunnen bevorderen in zowel Europa, als de ontwikkelingslanden.

Motivering

Duurzame non-foodproducten hebben een groot economisch potentieel, zowel voor Europa, als voor de ontwikkelingslanden. Onderzoek moet onder andere aandacht besteden aan complementariteit en synergie, teneinde het concurrentievermogen van de hele landbouw te vergroten.

Amendement 15

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 4, Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën, activiteiten, alinea 1

· Nanowetenschappen en nanotechno-logieën

Het verwerven van nieuwe kennis over grootteafhankelijke en interfaceverschijnselen; nanoschaalbesturing van materiaaleigenschappen voor nieuwe toepassingen; integratie van technologieën op nanoschaal; zelfassemblerende eigenschappen; nanomotoren; nanomachines en nanosystemen; methoden en gereedschappen voor het karakteriseren en manipuleren in de nanodimensie; nano- en ultraprecisietechnologieën in de chemie; de gevolgen voor de veiligheid van de mens, de gezondheid en het milieu; metrologie, nomenclatuur en normen; verkenning van nieuwe concepten en benaderingen voor sectorale toepassingen, waaronder de integratie en convergentie van opkomende technologieën.

· Nanowetenschappen en nanotechno-logieën

Het verwerven van nieuwe kennis over grootteafhankelijke en interfaceverschijnselen; nanoschaalbesturing van materiaaleigenschappen voor nieuwe toepassingen; integratie van technologieën op nanoschaal; zelfassemblerende eigenschappen; nanomotoren; nanomachines en nanosystemen; methoden en gereedschappen voor het karakteriseren en manipuleren in de nanodimensie; nano- en ultraprecisietechnologieën in de chemie; de gevolgen voor de veiligheid van de mens en het dier, en van de voedselketen, de gezondheid en het milieu; metrologie, nomenclatuur en normen; verkenning van nieuwe concepten en benaderingen voor sectorale toepassingen, waaronder de integratie en convergentie van opkomende technologieën.

Motivering

Nanotechnologieën kunnen invloed hebben op de medische technologieën voor de mens en het dier; onderzoek mag niet beperkt blijven tot de gezondheid van de mens. Ook de voedselketen kan op termijn profiteren van de nanotechnologieën.

Amendement 16

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 4, Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën, activiteiten, alinea 2

· Materialen

Het verwerven van nieuwe kennis over materialen met hoge prestaties voor nieuwe producten en processen; op kennis gebaseerde materialen met op maat vervaardigde eigenschappen; betrouwbaardere ontwerpen en simulaties; hogere complexiteit; milieucompatibiliteit; integratie van nano-, moleculair en macroniveau in de chemische technologie en de metaalverwerking; nieuwe nanomaterialen; biomaterialen en hybride materialen, met inbegrip van het ontwerp en de controle van de verwerking ervan.

· Materialen

Het verwerven van nieuwe kennis over materialen met hoge prestaties voor nieuwe producten en processen; op kennis gebaseerde materialen met op maat vervaardigde eigenschappen; betrouwbaardere ontwerpen en simulaties; hogere complexiteit; milieucompatibiliteit; integratie van nano-, moleculair en macroniveau in de chemische technologie en de metaalverwerking; nieuwe nanomaterialen; biomaterialen en hybride materialen, en materialen die geïnspireerd zijn door de biologie (bio-nabootsing) met inbegrip van het ontwerp en de controle van de verwerking ervan.

Motivering

Bij onderzoek moeten niet alleen de nieuwe biomaterialen en hybridematerialen worden opgenomen, maar ook de anorganische materialen, d.w.z. materialen waarvan de structurele en functionele kenmerken geïnspireerd zijn op levende organismen.

Amendement 17

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 6, Milieu (inclusief klimaatverandering), titel

6. Milieu (inclusief klimaatverandering)

6. Milieu en duurzame ontwikkeling (inclusief klimaatverandering)

Motivering

Het concept en de strategieën van duurzame ontwikkeling moeten in deze titel worden genoemd, omdat ze voor Europa en de wereld van cruciaal belang zijn (Gotenburg 2001).

Amendement 18

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 6, Milieu (inclusief klimaatverandering), achtergrond, laatste alinea

Er volgt nu een overzicht van een reeks activiteiten waarvan er vele direct relevant zijn voor de beleidsbehoeften. Er kan echter aanvullende ondersteuning worden gegeven aan nieuwe beleidsbehoeften die naar voren komen, bijvoorbeeld in verband met de duurzaamheidseffectbeoordelingen van EU-beleidsonderdelen; de follow-up van het post-Kyoto-beleid inzake klimaatverandering; en nieuw milieubeleid, bijvoorbeeld beleid, normen en regelgeving op maritiem gebied.

Er volgt nu een overzicht van een reeks activiteiten waarvan er vele direct relevant zijn voor de beleidsbehoeften. Er kan echter aanvullende ondersteuning worden gegeven aan nieuwe beleidsbehoeften die naar voren komen, bijvoorbeeld in verband met de duurzaamheidseffectbeoordelingen van EU-beleidsonderdelen; de follow-up van het post-Kyoto-beleid inzake klimaatverandering; en nieuw milieubeleid.

Motivering

Refereren aan de maritieme sector is in deze context te specifiek en zou tot verwarring kunnen leiden. Doet men dat toch, dan moeten er nog meer amendementen worden ingediend om ook andere sectoren op te nemen.

Amendement 19

Bijlage I, I Samenwerking, Thema 8, Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen, activiteiten, alinea 3

Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie; leefstijlen, werk, gezinnen, gendervraagstukken, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme en intolerantie.

Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie verstedelijking en plattelandsontwikkeling; leefstijlen, werk, gezinnen, gendervraagstukken, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme en intolerantie.

Motivering

Eén van de huidige trends in de samenleving is de verandering van de plaats en de rol van plattelandsgebieden. Plattelandsontwikkeling omvat diverse sociale, economische en demografische uitdagingen. We hebben meer onderzoek nodig naar hun maatschappelijke gevolgen en naar instrumenten om deze effectief het hoofd te bieden.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Document- en procedurenummers

2005/0043(COD)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door
  Datum bekendmaking

AGRI
27.4.2005

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Thijs Berman
19.4.2005

Vervangen rapporteur voor advies

-

Behandeling in de commissie

14.6.2005

13.9.2005

26.1.2006

 

 

Datum goedkeuring

26.1.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

33
1
0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Peter Baco, Thijs Berman, Giuseppe Castiglione, Albert Deß, Gintaras Didžiokas, Michl Ebner, Carmen Fraga Estévez, Duarte Freitas, Jean-Claude Fruteau, Ioannis Gklavakis, Bogdan Golik, Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, María Esther Herranz García, Elisabeth Jeggle, Heinz Kindermann, Stéphane Le Foll, Jean-Claude Martinez, Mairead McGuinness, Neil Parish, María Isabel Salinas García, Agnes Schierhuber, Willem Schuth, Czesław Adam Siekierski, Marc Tarabella, Witold Tomczak, Kyösti Tapio Virrankoski, Bernard Piotr Wojciechowski, Andrzej Tomasz Zapałowski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Wiesław Stefan Kuc, Vincenzo Lavarra, Véronique Mathieu, Markus Pieper, Zdzisław Zbigniew Podkański, Karin Resetarits

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

ADVIES VAN DE COMMISSIE VISSERIJ (4.10.2005)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)
(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

Rapporteur voor advies: Rosa Miguélez Ramos

BEKNOPTE MOTIVERING

Inleiding

Het Europees Parlement heeft wetenschappelijk onderzoek altijd beschouwd als een van de speerpunten van het gemeenschappelijk visserijbeleid en gemeend dat dit van fundamenteel belang was voor een rationele exploitatie van de mariene hulpbronnen en een correct beheer van de communautaire vloot.

In de resolutie van het Europees Parlement van 17 januari 2002 over het Groenboek van de Commissie betreffende de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid[1] zijn namelijk de hoofdlijnen vervat die de leidraad moeten vormen voor modernisering van deze sector. Het EP was van oordeel dat het absoluut noodzakelijk is te kunnen beschikken over betrouwbare gegevens over de stand van de visbestanden om te komen tot een rationeel visserijbeheer.

In deze resolutie werd daarom gevraagd om meer investeringen in wetenschappelijk onderzoek teneinde een beeld te kunnen vormen van het potentieel van de mariene ecosystemen, niet alleen in het belang van de visserij en de aquacultuur, doch tevens in verband met belangrijke elementen als de vervuiling, de klimaatverandering en natuurlijke gevaren, de instandhouding van de biodiversiteit, de vooruitgang op het gebied van volksgezondheid en farmacologie, de menselijke en dierlijke voeding en een goede organisatie van het kustgebruik.

In de resolutie van het Parlement over het Groenboek, dat nog steeds actueel is, werd reeds betreurd dat in het VIe kaderprogramma voor onderzoek de visserij en mariene wetenschappen niet specifiek aan de orde werden gesteld, doch slechts verspreid hiernaar werd verwezen in verschillende programma's en doelstellingen. Daarom werd in de resolutie verzocht om een gezamenlijke en homogene aanpak in het kader van communautaire O&O-programma's.

Het wetenschappelijk mariene onderzoek lijkt ook een punt van zorg te zijn voor de Commissie. Dit verklaarde althans commissaris Borg in zijn uiteenzetting voor de Commissie visserij ter gelegenheid van de hoorzittingen met de commissarissen, toen hij expliciet aangaf dat verbetering van de wetenschappelijke basis een van de prioriteiten zou zijn in het kader van het VIIe kaderprogramma.

Kaderprogramma's voor onderzoek

Ondanks de goede voornemens van de communautaire instellingen is de ontwikkeling van het mariene onderzoek in de successieve kaderprogramma's (KP's) teleurstellend.

In het IVe en Ve KP werden specifieke programma's opgenomen voor visserij en aquacultuur (FAIR) voor de sector van toegepast mariene onderzoek, met een financiële enveloppe van resp. 130 en 150 mln euro. In het VIe KP werd het bedrag drastisch verlaagd tot 60 mln euro, bestemd voor prioriteit 8 - visserijbeleid - en (marginaal) de prioriteiten 5 en 6, resp. voeding en milieu.

Het Commissievoorstel inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het VIIe KP besteedt geen specifieke aandacht aan de visserij noch aan de aquacultuur. Er wordt uitsluitend verwezen naar een thema 2 "Voeding, landbouw en biotechnologie", dat met enige goede wil zou kunnen worden geïnterpreteerd als een thema waaronder ook visserijonderzoek kan vallen. Hetzelfde gebeurt met thema 6 "Milieu, inclusief klimaatverandering", waar eigenlijk expliciet zou moeten worden verwezen naar onderzoek naar mariene hulpbronnen en integraal beheer van kustzones.

Onderzoeksdoelstellingen

Bij wetenschappelijk mariene onderzoek moet niet alleen prioriteit worden gegeven aan onderzoek gericht op het verwerven van kennis inzake de visbestanden, maar ook aan de economische en sociale aspecten die van cruciaal belang zijn voor het visserijbeheer.

In een periode waar naar verwachting meerjarige beheers- of herstelprogramma's zullen worden ingesteld voor talloze commerciële vissoorten, is het van belang te weten welke gevolgen de verschillende scenario's voor vangstverlagingen en vaststelling van biomassaniveaus kunnen hebben voor de plaatselijke en regionale economie, de werkgelegenheid en de ruimtelijke ordening, zodat de integrale ontwikkeling van sterk van de visserij afhankelijke kustzones door deze plannen niet in gevaar wordt gebracht. Betrouwbare wetenschappelijke informatie kan alleen maar bijdragen tot een beter begrip omtrent de besluiten van communautaire instellingen, die soms moeilijk te verteren zijn voor kustgemeenschappen.

Tevens is het noodzakelijk de internationale wetenschappelijke instanties die zich bezighouden met visserij te steunen. Men denke hierbij aan de ICES en organisaties die vallen onder regionale visserijorganisaties en zich bezighouden met interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek, waaronder biologie, ecologie, economie en sociale wetenschappen.

Om deze doelstellingen te verwezenlijken is een geschikt financieel kader noodzakelijk voor onderzoek op het gebied van visserij en het mariene milieu. Beleid waar onvoldoende middelen voor wordt uitgetrokken blijft meestal steken in mooie woorden en goede bedoelingen.

Conclusies

1. Voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid is een belangrijke uitbreiding noodzakelijk van het onderzoek naar het mariene milieu, waarbij zowel aandacht moet worden besteed aan biologische en ecologische aspecten als aan sociaal-economische aspecten, aangezien de beheersprogramma's voor een verantwoordelijke visserij beperkingen met zich meebrengen voor de communautaire vloot, met belangrijke gevolgen voor de kunstgemeenschappen van de Unie.

2. De behandeling die in het VIIe kaderprogramma wordt gereserveerd voor de visserijsector staat in schril contrast met de verklaringen van de hoogste communautaire autoriteiten en van gezagsdragers van de lidstaten over de prioriteiten voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe GVB, en betekent een stap achteruit ten opzichte van vorige programma's. De begrotingskredieten voor mariene onderzoek zijn geleidelijk aan steeds verder verlaagd, de officiële verklaringen ten spijt.

3. Het VIIe kaderprogramma voor communautair onderzoek besteedt geen aandacht naar onderzoek naar visserij, aquacultuur en het mariene milieu in specifieke programma's. Daarom is er geen enkele garantie dat dit onderzoek ook daadwerkelijk van de grond zal komen.

4. Voor de ontwikkeling en een doelmatige werking van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn specifieke programma's noodzakelijk voor toegepast en fundamenteel onderzoek en moet hiervoor voldoende geld beschikbaar worden gesteld. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat in het VIIe kaderprogramma een verdeelsleutel wordt opgenomen die borg staat voor een goede financiering.

AMENDEMENTEN

De Commissie visserij verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[2]Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Artikel 2, lid 2, letter b)

b) Voeding, landbouw en biotechnologie;

b) Voeding, landbouw, visserij en biotechnologie;

Amendement 2

Artikel 2, lid 2, letter b bis) (nieuw)

 

(b bis) Visserij en duurzame exploitatie van de oceanen;

Motivering

De kwetsbare visserijsector en de bescherming van de oceanen als strategische prioriteit van de EU moeten een belangrijke rol spelen in dit nieuwe kaderprogramma en wel door de visserij en de bescherming van de oceanen tot doelstelling te verheffen en niet alleen maar zijdelings aan bod te laten komen.

Amendement 3

Bijlage I, "Samenwerking", punt (2)

(2) Voeding, landbouw en biotechnologie;

(2) Voeding, landbouw, visserij en biotechnologie;

Amendement 4

Bijlage I, "Samenwerking", punt (2 bis) (nieuw)

 

(2 bis) Visserij en duurzame exploitatie van de oceanen;

Amendement 5

Bijlage I, "Thema's", punt 2, titel

2. Voeding, landbouw en biotechnologie

2. Voeding, landbouw, visserij en biotechnologie

Amendement 6

Bijlage I, "Thema's", punt 2, "Doelstelling"

Een Europese kennisgebaseerde bio-economie opbouwen door wetenschap, industrie en andere stakeholders bijeen te brengen teneinde nieuwe en opkomende mogelijkheden voor onderzoek te benutten die op sociale en economische uitdagingen gericht zijn: de toenemende vraag naar voeding die veiliger, gezonder en kwalitatief hoogwaardiger is en naar een duurzamer gebruik en een duurzamere productie van hernieuwbare biologische rijkdommen; het stijgende risico op epizoötieën en zoönosen en aan de voeding gerelateerde aandoeningen; bedreigingen voor de duurzaamheid en continuïteit van de landbouw- en visserijproductie ten gevolge van met name klimaatverandering; en de toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardige voeding, die rekening houdend met het welzijn van dieren en de rurale context wordt geproduceerd.

Een Europese kennisgebaseerde bio-economie opbouwen door wetenschap, industrie en andere stakeholders bijeen te brengen ter ondersteuning van het beleid van de Unie en om nieuwe en opkomende mogelijkheden voor onderzoek te benutten die op sociale en economische uitdagingen gericht zijn: de toenemende vraag naar voeding die veiliger, gezonder en kwalitatief hoogwaardiger is en naar een duurzamer gebruik en een duurzamere productie van hernieuwbare biologische rijkdommen; het stijgende risico op epizoötieën en zoönosen en aan de voeding gerelateerde aandoeningen; bedreigingen voor de duurzaamheid en continuïteit van de landbouw- en visserijproductie (met inbegrip van de aquacultuur) ten gevolge van met name klimaatverandering; en de toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardige voeding, die rekening houdend met het welzijn van dieren, de rurale context en de belangen van kustregio's wordt geproduceerd.

Amendement 7

Bijlage I, "Thema's", punt 2, "Achtergrond", alinea 1

Innovaties en de vooruitgang van de kennis op het gebied van het duurzaam beheer, de duurzame productie en het duurzaam gebruik van biologische rijkdommen (micro-organismen, planten en dieren) zullen de basis leggen voor nieuwe, duurzame, milieuefficiënte en concurrerende producten voor de landbouw‑, visserij‑, voedingsmiddelen‑, gezondheids‑ en houtsector en andere sectoren. Overeenkomstig de Europese strategie voor biowetenschappen en biotechnologie zal dit bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van Europese biotechnologie- en voedingsmiddelenbedrijven, met name technisch hoogwaardige KMO’s, terwijl het maatschappelijk welzijn en de welvaart worden verbeterd. Onderzoek naar de veiligheid van voedsel‑ en voederketens, aan de voeding gerelateerde ziekten, voedingskeuzes en de effecten van voeding op de gezondheid zal helpen bij de bestrijding van aan de voeding gerelateerde aandoeningen (zoals obesitas en allergieën) en infectieziekten (zoals overdraagbare spongiforme encefalopathieën en vogelgriep), terwijl het belangrijke bijdragen levert tot de uitvoering van bestaande en de formulering van toekomstige beleidslijnen en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en de bescherming van de consument.

Innovaties en de vooruitgang van de kennis op het gebied van het duurzaam beheer, de duurzame productie en het duurzaam gebruik van biologische terrestrische en mariene rijkdommen (micro-organismen, planten en dieren) zullen de basis leggen voor nieuwe, duurzame, milieuefficiënte en concurrerende producten voor de landbouw‑, visserij‑, voedingsmiddelen‑, gezondheids‑ en houtsector en andere sectoren. Overeenkomstig de Europese strategie voor biowetenschappen en biotechnologie zal dit bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van Europese biotechnologie- en voedingsmiddelenbedrijven, met name technisch hoogwaardige KMO’s, terwijl het maatschappelijk welzijn en de welvaart worden verbeterd. Onderzoek naar de veiligheid van voedsel‑ en voederketens (met inbegrip van de natuurlijke voedselketens), aan de voeding gerelateerde ziekten, voedingskeuzes en de effecten van voeding op de gezondheid zal helpen bij de bestrijding van aan de voeding gerelateerde aandoeningen (zoals obesitas en allergieën) chemische vervuiling en infectieziekten (zoals overdraagbare spongiforme encefalopathieën en vogelgriep), terwijl het belangrijke bijdragen levert tot de uitvoering van bestaande en de formulering van toekomstige beleidslijnen en regelgeving op het gebied van de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en de bescherming van de consument.

Amendement 8

Bijlage I, "Thema's", punt 2, "Achtergrond", alinea 3

Verschillende Europese technologieplatforms dragen bij tot de vaststelling van gemeenschappelijke onderzoeksprioriteiten op het gebied van bijvoorbeeld plantengenomica en de biotechnologie, de bosbouw en de houtsector, de algehele gezondheid van dieren, veehouderij, voedingsmiddelen en industriële biotechnologie. Het onderzoek zal ook de kennisbasis opleveren die nodig is voor de ondersteuning van: het gemeenschappelijk landbouwbeleid; landbouw en handelsaspecten; regelgeving voor de voedselveiligheid; gezondheid, ziektebestrijding en normen voor welzijn bij dieren in de Gemeenschap; en de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid teneinde te komen tot een duurzame ontwikkeling van visserij en aquacultuur. Er zijn ook voorzieningen getroffen voor een flexibele reactie op nieuwe beleidsbehoeften, met name in verband met nieuwe maatschappelijke of economische tendensen.

Verschillende Europese technologieplatforms dragen bij tot de vaststelling van gemeenschappelijke onderzoeksprioriteiten op het gebied van bijvoorbeeld plantengenomica en de biotechnologie, de bosbouw en de houtsector, de algehele gezondheid van dieren, veehouderij, voedingsmiddelen en industriële biotechnologie. Het onderzoek zal ook de kennisbasis opleveren die nodig is voor de ondersteuning van: het gemeenschappelijk landbouwbeleid; landbouw en handelsaspecten; regelgeving voor de voedselveiligheid; gezondheid, ziektebestrijding en normen voor welzijn bij dieren in de Gemeenschap; en de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid teneinde te komen tot een duurzame ontwikkeling van visserij en aquacultuur, veiligheid van uit zee afkomstige voedingsproducten en herstel van het milieu. Er zijn ook voorzieningen getroffen voor een flexibele reactie op nieuwe beleidsbehoeften, met name in verband met nieuwe maatschappelijke of economische tendensen.

Amendement 9

Bijlage I, "Thema's", punt 2, "Activiteiten", alinea 1

• Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van “omica”-technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, planten en dieren, waaronder exploitatie van hun biodiversiteit; verbeterde gewassen en productiesystemen, inclusief biologische landbouw, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; plattelandsontwikkeling; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met inbegrip van zoönosen; een veilige verwijdering van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

• Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van “omica”-technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, planten en dieren, waaronder exploitatie van hun biodiversiteit; verbeterde gewassen en productiesystemen, inclusief biologische landbouw en aquacultuur, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; ontwikkeling van het platteland en de kustregio's; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met inbegrip van zoönosen; een veilige verwijdering van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw, plattelandsontwikkeling en visserij, nodig hebben (landschap, methoden voor land- en kustregiobeheer enz.). Hiertoe moet in het bijzonder voor wat betreft de visserij en de aquacultuur voorrang worden gegeven aan toegepast onderzoek met als belangrijkste doel de verbetering van wetenschappelijke gegevens waarop de wetgeving en het visserijbeheer moeten worden gebaseerd, vooral met betrekking tot de maatregelen voor het herstel van de soorten die het grootste biologische risico lopen.

Motivering

Met het oog op de besluitvorming heeft zowel de politiek als de visserijsector speciaal behoefte aan dit soort praktisch gericht onderzoek. Bovendien wordt zo een duidelijk afgebakende doelstelling toegevoegd aan het voorstel dat toch al niet overloopt van concrete doelstellingen. Aangezien het zevende kaderprogramma een langere looptijd heeft, is de opname van haalbare doelstellingen meer dan gerechtvaardigd.

Amendement 10

Bijlage I, "Thema's", punt 2, "Activiteiten", alinea 2

“Fork to farm”: voeding, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als microbiologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van voedsel/voederketens; het concept “totale voedselketen” (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid.

“Van vork tot tafel, van zee tot schotel": voeding, met inbegrip van zeeproducten, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als microbiologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van terrestrische en aquatische voedsel/voederketens; het concept “totale voedselketen” (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid.

Amendement 11

Bijlage I, "Thema's", punt 2, "Activiteiten", alinea 3

Biowetenschappen en biotechnologie voor duurzame non-food producten en processen: verbeteringen op het gebied van gewassen, grondstoffen, mariene producten en biomassa (inclusief mariene rijkdommen) voor energie, milieu, en producten met een hoge toegevoegde waarde zoals materialen en chemische stoffen, inclusief nieuwe landbouwsystemen, bioprocessen en bioraffinage-concepten; biokatalyse; producten en processen van de bosbouw en de houtsector; milieusanering en schonere processen.

Biowetenschappen en biotechnologie voor duurzame non-food producten en processen: verbeteringen op het gebied van gewassen, grondstoffen, mariene producten en biomassa (inclusief mariene rijkdommen) voor energie, milieu, en producten met een hoge toegevoegde waarde zoals materialen en chemische stoffen, inclusief nieuwe landbouwsystemen, bioprocessen en bioraffinage-concepten; biokatalyse; producten en processen van de bosbouw en de houtsector; milieusanering (bijvoorbeeld na een milieuongeval) en schonere processen.

Amendement 12

Bijlage I, "Thema's, punt 2, "Activiteiten", alinea 3 bis (nieuw)

 

Menswetenschappen - het centraal stellen van de individu bij de duurzame en verantwoorde productie van voedingsmiddelen. Revitalisering van landbouw- en visserijgemeenschappen en -regio's.

Amendement 13

Bijlage I, "Thema's", punt 2, "Activiteiten", alinea 3 ter (nieuw)

 

Sociaal-economische gevolgen van maatregelen die ter bescherming van visbestanden en op het gebied van vlootbeheer worden genomen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

Amendement 14

Bijlage I, "Thema's", punt 2 bis (nieuw)

 

2 bis. Visserij en duurzame exploitatie van de oceanen;

 

Doelstelling

 

- Toepassing van nieuwe modellen voor het beheer van visbestanden als basis voor wetenschappelijke ontwikkeling.

- Tenuitvoerlegging van systemen voor het beheer van de visserij, uitgaande van allesomvattende ecosystemen en niet alleen van afzonderlijke soorten.

- Verbetering van de betrouwbaarheid en de kwaliteit van statistische gegevens en van gegevens over controle en surveillance van de visserij.

- Ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur.

 

Achtergrond

 

Het is van fundamenteel belang om processen te ontwikkelen met het oog op een beter beheer van de visbestanden door middel van innovatieve vismethoden en door verbetering van de bestaande methoden, rekening houdend met de ecologische, technische, sociaal-economische en politieke aspecten van een onderneming van deze omvang.

De algehele verbetering van de kwaliteit van de oceanen en de daarin voorkomende rijkdommen hangt af van de toepassing van systemen voor het beheer van de visbestanden die uitgaan van alle elementen van het ecosysteem (biologische, chemische en fysische) in relatie tot de menselijke activiteit. De gevolgen van deze activiteiten moeten worden geëvalueerd in de context van veranderingen in de ecosystemen in het algemeen en in de mariene bronnen in het bijzonder.

De bevordering van multidisciplinair onderzoek, waarin oceanografie, visserijbiologie en sociale wetenschappen samengaan, vereist de integratie van economische gegevens die in overeenstemming zijn met de gegevensbanken over het beheer van visbestanden.

Het is van fundamenteel belang om de systemen voor de surveillance van nieuwe vaartuigen te integreren met het oog op de bescherming van de oceanen, om de kosten te reduceren en om de toegang tot de daaruit voortkomende informatie te vergemakkelijken.

De aquacultuur moet dringend wetenschappelijk worden ondersteund met het oog op de toepassing van meer ecologische productiemethoden, de ontwikkeling van nieuwe soorten, de verbetering van de kwaliteit van het visvoer en de bestudering van de gevolgen van eventuele productiviteitsverhogende genetische manipulatie.

 

Activiteiten

 

- Beheersmechanismen die zijn gebaseerd op informatie uit vele bronnen, zoals TAC, visinspanning, technische middelen en institutionele aanpassingen.

- Evaluatie van het belang van visserijtechnologieën, selectiviteit, de sociaal-economische gevolgen van het beheer en de besluitvormingsprocessen.

- Kwantificering van de onzekerheden bij de evaluatie van de bestanden en de visserij.

- Betere kennis van de diepzeevisserij.

- Bepaling van de optimale visstand op elk exploitatieniveau.

- Betere kennis van de processen in de voedselketens, met inachtneming van de productiviteitsschommelingen in de mariene systemen en de doorgifte van verontreinigingen van de ene voedselketen naar de andere.

- Ontwikkeling en toepassing van bio-economische modellen met het oog op de evaluatie van de gevolgen van beheersmaatregelen die zijn gericht op een duurzame exploitatie van de visserij op lange termijn.

- Betere coördinatie van de inzameling van gegevens over de visserij en het milieu in programma's voor toezicht en voor de ontwikkeling en het bijhouden van databanken.

- Toezicht op de kwaliteit en de veiligheid van visserijproducten om een positief productimago te behouden.

- Verbetering van de aquacultuur-technologieën (zoals vermindering van het gebruik van antibiotica en de toepassing van geïntegreerde systemen).

- Betere kennis op het gebied van de genetica, de voeding, de fysiologie en de interactie met het milieu in de aquacultuur.

- Inventarisatie van de processen die leiden tot opeenhoping van potentieel giftige stoffen (toxinen, metalen, POP's) en van de ontgiftingsprocessen (giftige algen in tweekleppige weekdieren).

- Diversen.

Motivering

De kwetsbare visserijsector en de bescherming van de oceanen als strategische prioriteit van de EU moeten een belangrijke rol spelen in dit nieuwe kaderprogramma en wel door de visserij en de bescherming van de oceanen tot doelstelling te verheffen en niet alleen maar zijdelings aan bod te laten komen onder de noemer van het te beperkte thema "voeding, landbouw en biotechnologie".

Amendement 15

Bijlage I, "Thema's", punt 6, "Doelstelling"

Een duurzaam beheer van het milieu en zijn rijkdommen door onze kennis over de interacties tussen biosfeer, ecosystemen en menselijke activiteiten te verbeteren en nieuwe technologieën, instrumenten en diensten te ontwikkelen teneinde mondiale milieuaspecten op geïntegreerde wijze te kunnen benaderen. De nadruk zal liggen op prognoses van veranderingen in klimaatsystemen, ecologische systemen en aard- en oceaansystemen; op instrumenten en technologieën voor monitoring, preventie en vermindering van de druk op en risico’s voor het milieu, met inbegrip van de gezondheid, alsmede voor het behoud van het natuurlijke en door de mens gecreëerde milieu.

Een duurzaam beheer van het milieu en zijn rijkdommen door onze kennis over de interacties tussen biosfeer, ecosystemen en menselijke activiteiten te verbeteren en nieuwe technologieën, instrumenten en diensten te ontwikkelen teneinde mondiale milieuaspecten op geïntegreerde wijze te kunnen benaderen. De nadruk zal liggen op prognoses van veranderingen in klimaatsystemen, ecologische systemen en aard- en oceaansystemen; op instrumenten en technologieën voor monitoring, preventie en vermindering van de druk op en risico’s voor het milieu, met inbegrip van de gezondheid, alsmede voor het behoud van het natuurlijke en door de mens gecreëerde milieu; en tenslotte op de gevolgen van de mondiale klimaatverandering voor de mariene hulpbronnen en de visserij.

Amendement 16

Bijlage I, "Thema's", punt 6, "Achtergrond", alinea 4

Er volgt nu een overzicht van een reeks activiteiten waarvan er vele direct relevant zijn voor de beleidsbehoeften. Er kan echter aanvullende ondersteuning worden gegeven aan nieuwe beleidsbehoeften die naar voren komen, bijvoorbeeld in verband met de duurzaamheidseffectbeoordelingen van EU-beleidsonderdelen; de follow-up van het post-Kyoto-beleid inzake klimaatverandering; en nieuw milieubeleid, bijvoorbeeld beleid, normen en regelgeving op maritiem gebied.

Er volgt nu een overzicht van een reeks activiteiten waarvan er vele direct relevant zijn voor de beleidsbehoeften. Er kan echter aanvullende ondersteuning worden gegeven aan nieuwe beleidsbehoeften die naar voren komen, bijvoorbeeld in verband met de duurzaamheidseffectbeoordelingen van EU-beleidsonderdelen (bijv. milieuaspecten van landbouw- en visserijbeleid, met inbegrip van geïntegreerd beheer van kustregio's); de follow-up van het post-Kyoto-beleid inzake klimaatverandering; en nieuw milieubeleid, bijvoorbeeld beleid, normen en regelgeving op maritiem gebied.

Amendement 17

Bijlage II, tabel, "Samenwerking"

Samenwerking                        44432

Samenwerking,                                  44432

Gezondheid                                      8317

Gezondheid                                      8317

Voeding, landbouw en
biotechnologie        2455

Voeding, landbouw, visserij en
biotechnologie        2455

Informatie- en communicatie-
technologieën        12670

Informatie- en communicatie-
technologieën        12670

Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën    4832

Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën    4832

Energie                                  2931

Energie                                  2931

Milieu (inclusief
klimaatverandering)      2535

Milieu (inclusief
klimaatverandering),
mariene hulpbronnen    2535

Vervoer (inclusief luchtvaart)               5940

Vervoer (inclusief luchtvaart)               5940

Sociaal-economische wetenschappen
en geesteswetenschappen    792

Sociaal-economische wetenschappen
en geesteswetenschappen    792

Veiligheid en ruimtevaart                     3960

Veiligheid en ruimtevaart                     3960

 

Binnen elk specifiek kader van beleidsontwikkeling wordt een verdeelsleutel vastgesteld.

Motivering

Om bij de toewijzing van de in deze sector vaak forse bedragen te voldoen aan de eisen van transparantie, moet tevoren een verdeelsleutel worden vastgesteld. Deze sleutel moet een duidelijke afspiegeling vormen van de communautaire prioriteiten en voorkomen dat uit ingediende projecten een arbitraire selectie wordt gemaakt. Bovendien zou een verdeelsleutel in bepaalde sectoren een remmend effect kunnen hebben op de indiening van projecten.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Document- en procedurenummers

COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD)]

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door
  Datum bekendmaking

PECH
9.6.2005

Nauwere samenwerking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Rosa Miguélez Ramos

16.6.2005

Behandeling in de commissie

28.8.2005

 

 

 

 

Datum goedkeuring

4.10.2005

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

22

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

James Hugh Allister, Elspeth Attwooll, Marie-Hélène Aubert, Iles Braghetto, Luis Manuel Capoulas Santos, David Casa, Zdzisław Kazimierz Chmielewski, Carmen Fraga Estévez, Ioannis Gklavakis, Alfred Gomolka, Pedro Guerreiro, Ian Hudghton, Heinz Kindermann, Henrik Dam Kristensen, Albert Jan Maat, Rosa Miguélez Ramos, Philippe Morillon, Seán Ó Neachtain, Willi Piecyk, Catherine Stihler, Margie Sudre

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Duarte Freitas

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

  • [1]  PB C 271 E van 7.11.2002, blz. 401.
  • [2]  PB C .../Nog niet in het PB gepubliceerd.

ADVIES VAN DE Commissie juridische zaken  (10.5.2006)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)
(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

Rapporteur voor advies: Aloyzas Sakalas

AMENDEMENTEN

De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst[1]Amendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 4 bis (nieuw)

 

(4 bis) Er dient geen communautaire steun te worden verleend voor onderzoeksactiviteiten die stimulansen bieden voor de uitbuiting van vrouwen en de commercialisering van hun lichaam met het oog op de levering van eicellen als "grondstof" voor de productie van embryo's, embryonale stamcellen en embryonale stamcellijnen.

Amendement 2

Overweging 4 ter (nieuw)

 

(4 ter) Steun voor en financiering van het klonen van mensen moet worden uitgesloten van elk EU - programma, in het licht van de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 8 maart 2005 (A/RES/59/280) die uitdrukkelijk verwijst naar de noodzaak om gezondheidsrisico's en uitbuiting van vrouwen te voorkomen.

Amendement 3

Overweging 14

(14) In het kader van "Mensen" moeten individuen worden gestimuleerd om onderzoeker te worden, moeten Europese onderzoekers worden aangemoedigd om in Europa te blijven, moeten onderzoekers uit de hele wereld naar Europa worden aangetrokken en moet Europa aantrekkelijker gemaakt worden voor de beste onderzoekers.

(14) In het kader van "Mensen" moeten individuen worden gestimuleerd om onderzoeker te worden, moeten Europese onderzoekers worden aangemoedigd om in Europa te blijven, moeten onderzoekers uit de hele wereld naar Europa worden aangetrokken en moet Europa aantrekkelijker gemaakt worden voor de beste onderzoekers. Daartoe moet worden gestreefd naar verbetering van de wederzijdse erkenning van diploma's en beroepskwalificaties die op het grondgebied van de Gemeenschap en in derde landen zijn verworven.

Motivering

Om de Europese onderzoekers aan te moedigen in Europa te blijven en buitenlandse onderzoekers aan te trekken, is het van fundamenteel belang wederzijdse erkenning van de kwalificaties die in de lidstaten en in het buitenland zijn verworven te bespoedigen ten einde het verkeer van onderzoekers op communautair grondgebied niet te belemmeren.

Amendement 4

Overweging 21

(21) Aangezien de doelstelling van de in overeenstemming met artikel 163 van het Verdrag te nemen maatregelen door het bevorderen van de totstandbrenging van een kennismaatschappij en kenniseconomie in Europa niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in dat artikel, gaat dit kaderprogramma niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(21) Aangezien de doelstelling van de in overeenstemming met artikel 163 van het Verdrag te nemen maatregelen door het bevorderen van de totstandbrenging van een kennismaatschappij en kenniseconomie in Europa niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, mag de Gemeenschap maatregelen vaststellen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Lidstaten mogen echter niet worden gedwongen om, via hun financiële bijdragen aan de EU-begroting, indirect onderzoeksactiviteiten op het gebied van embryo's en embryonale stamcellen mede te financieren die aldaar verboden zijn vanwege fundamentele en cruciale ethische bezwaren. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in dat artikel, gaat dit kaderprogramma niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Amendement 5

Overweging 25

(25) De uit hoofde van dit kaderprogramma ondersteunde onderzoeksactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief die welke weergegeven zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Er wordt en zal rekening worden gehouden met de opinies van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën.

(25) De uit hoofde van dit kaderprogramma ondersteunde onderzoeksactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief die welke weergegeven zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de bescherming van de menselijke waardigheid en het menselijk leven, de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van het milieu overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, de desbetreffende internationale verdragen, de Verklaring van Helsinki in haar meest recente versie, de Conventie inzake mensenrechten en biogeneeskunde van de Raad van Europa, ondertekend in Oviedo op 4 april 1997, het aanvullende protocol hierbij betreffende het verbod op het klonen van mensen, ondertekend in Parijs op 12 januari 1998, het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, de Universele Verklaring over het menselijk genoom en de mensenrechten van UNESCO, de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 8 maart 2005 (A/RES/59/280), de desbetreffende resoluties van de Wereldgezondheidsorganisatie, de resoluties van het Europees Parlement van 10 maart 2005 over de handel in menselijke eicellen1 en van 26 oktober 2005 over octrooien voor biotechnologische uitvindingen2 en de wetten en regelingen die gelden in de landen waar de desbetreffende onderzoeksprojecten worden uitgevoerd.

 

__________
1 PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 251.
2 Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0407.

Amendement 6

Overweging 25 bis (nieuw)

 

(25 bis) De bevoegdheden van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek zijn opgenomen in artikel 163 e.v. van het EG-Verdrag; hierin wordt bepaald dat de Gemeenschap de activiteiten van de lidstaten dient aan te vullen ter verwezenlijking van de doelstelling om de wetenschappelijke en technologische grondslagen van de industrie van de Gemeenschap te versterken, de ontwikkeling van haar internationale concurrentiepositie te bevorderen en de onderzoeksactiviteiten te stimuleren.

Motivering

Opgenomen in het advies van de Commissie juridische zaken van 2003.

Amendement 7

Overweging 25 ter (nieuw)

 

(25 ter) De bevoegdheden van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek vormen een aanvulling op die van de lidstaten en de Gemeenschap dient hoofdzakelijk van deze aanvullende bevoegdheden gebruik te maken via initiatieven om financiële steun en/of niet-bindende coördinatie te bieden of het nationale beleid te steunen en aan te vullen. Dit mag echter nooit, zelfs niet indirect, neerkomen op harmonisatie van nationale bepalingen.

Motivering

Opgenomen in het advies van de Commissie juridische zaken van 2003.

Amendement 8

Overweging 25 quater (nieuw)

 

(25 quater) Interventie door de Gemeenschap op basis van haar aanvullende bevoegdheden dient te worden beperkt tot het aanvullen, steunen of coördineren van de maatregelen van de lidstaten. Op dergelijke terreinen is negatieve afbakening van bevoegdheden (bijvoorbeeld het uitsluiten van harmonisatie op bepaalde terreinen) gemeengoed. De Gemeenschap mag alleen handelen om de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zonodig hun maatregelen te steunen en aan te vullen. De bevoegdheid om wetgevingsvoorschriften op deze terreinen vast te stellen, blijft in handen van de lidstaten, en interventie door de Gemeenschap mag niet tot gevolg hebben dat interventie door de lidstaten wordt uitgesloten.

Motivering

Opgenomen in het advies van de Commissie juridische zaken van 2003.

Amendement 9

Overweging 29

(29) Het is belangrijk om deugdelijk financieel beheer van het zevende kaderprogramma en de uitvoering ervan op een zo effectief en gebruikersvriendelijk mogelijke wijze, alsmede toegangsgemak voor alle deelnemers te verzekeren. Het is nodig de naleving te verzekeren van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen; en van de eisen van vereenvoudiging en betere regelgeving,

(29) Het is belangrijk om deugdelijk financieel beheer van het zevende kaderprogramma en de uitvoering ervan op een zo effectief en gebruikersvriendelijk mogelijke wijze, alsmede de rechtszekerheid en de toegankelijkheid van het programma voor alle deelnemers te verzekeren. Het is nodig de naleving te verzekeren van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen,en van de eisen van vereenvoudiging en betere regelgeving,

Amendement 10

Artikel 2, lid 5

5. Capaciteiten: ondersteuning van sleutelelementen van de Europese onderzoeks- en innovatiecapaciteiten zoals onderzoeksinfrastructuren; regionale door onderzoek aangestuurde clusters; de ontwikkeling van een volledig onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de Gemeenschap; onderzoek ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's); kwesties op het gebied van "wetenschap in de maatschappij"; horizontale internationale samenwerkingsactiviteiten.

5. Capaciteiten: ondersteuning van sleutelelementen van de Europese onderzoeks- en innovatiecapaciteiten zoals onderzoeksinfrastructuren; regionale door onderzoek aangestuurde clusters; de ontwikkeling van een volledig onderzoekspotentieel in de convergentieregio's en ultraperifere regio's van de Gemeenschap; onderzoek ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's); kwesties op het gebied van "wetenschap in de maatschappij", met inbegrip van ethische kwesties; horizontale internationale samenwerkingsactiviteiten.

Motivering

In vergelijking met het vijfde en zesde kaderprogramma geeft het ontwerp van de Commissie minder prioriteit aan ethische aspecten en kritische reflectie op onderzoek. Het Parlement dient hierin verandering te brengen.

Amendement 11

Artikel 6

Alle onderzoeksactiviteiten die worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen.

Alle onderzoeksactiviteiten die worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma worden uitgevoerd met inachtneming van de integriteit van de mens, het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen en de fundamentele ethische beginselen.

Amendement 12

Artikel 6, alinea 1 bis (nieuw)

 

De volgende activiteiten worden niet gefinancierd in het kader van het zevende kaderprogramma:

 

- onderzoeksprojecten die in een lidstaat verboden zijn om redenen die gebaseerd zijn op primaire overwegingen inzake mensenrechten en constitutionele beginselen;

 

- onderzoeksprojecten die afbreuk doen aan primaire waarden wat betreft de menselijke waardigheid;

 

- onderzoeksactiviteiten gericht op het klonen van menselijke embryo's;

 

- onderzoeksactiviteiten gericht op het wijzigen van het erfelijk materiaal van mensen waarbij deze wijzigingen erfelijk kunnen worden;

 

- ingrepen in de menselijke kiemlijn;

 

- het gebruik en het creëren van embryo's en embryonale stamcellen voor wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden, aangezien menselijke wezens een doel op zich zijn en het menselijk lichaam, en met name het vrouwelijk lichaam, niet mag worden gecommercialiseerd.

 

Onderzoek met betrekking tot chimaeren wordt niet direct of indirect gefinancierd.

Motivering

De Commissie beoogt het vraagstuk van de ethische beperkingen alleen in het kader van de specifieke programma's te behandelen waar het Parlement geen recht van medebeslissing heeft. Het is derhalve van belang deze kwestie in het kaderprogramma te behandelen. Het amendement is gebaseerd op de formulering van de Commissie voor de specifieke programma's, maar is gewijzigd gezien het besluit van het EP van maart 2005 en een eerder advies van de Commissie juridische zaken. Als gevolg van de Hwang-affaire in Zuid-Korea is het meer dan ooit van belang het subsidiariteitsbeginsel zeer strikt te interpreteren.

Amendement 13

Artikel 6, alinea 1 ter (nieuw)

 

Ingeval van een uit ethisch oogpunt omstreden technologie (bijvoorbeeld onderzoek met embryonale stamcellen, overtollige embryo's van een IVF-behandeling, vragen rond het gebruik van genetische gegevens indien er geen therapieën bestaan) verleent de Gemeenschap prioriteit aan onderzoeksprojecten die een alternatief bieden voor deze ethisch omstreden technologieën (bijvoorbeeld onderzoek met volwassen stamcellen en navelstrengstamcellen, behandeling van vruchtbaarheidsproblemen zonder het creëren van overtollige embryo's, genetische tests in verband met de therapie).

Motivering

Er bestaan uiteenlopende standpunten over deze kwestie. Als omstreden technologieën door de EU moeten worden gesteund, dient er consensus te bestaan zodat het ethische dilemma wordt opgelost door de in ethisch opzicht niet omstreden technologieën te steunen en voorrang te verlenen.

Amendement 14

Artikel 7, lid 1

1. Uiterlijk in 2010 verricht de Commissie, bijgestaan door externe deskundigen, een tussentijdse evaluatie van dit kaderprogramma en de specifieke programma's ervan in termen van de kwaliteit van de lopende onderzoeksactiviteiten en voortgang in de zin van de doelstellingen.

1. Uiterlijk in 2010 verricht de Commissie, in een participatieproces waarbij externe deskundigen en het maatschappelijk middenveld betrokken zijn, een tussentijdse evaluatie van dit kaderprogramma en de specifieke programma's ervan in termen van de kwaliteit van de lopende onderzoeksactiviteiten en voortgang in de zin van de doelstellingen.

Motivering

Het maatschappelijk middenveld moet aan de evaluatieproces deelnemen om te zorgen voor transparantie en democratie bij besluiten over kredieten voor onderzoek van de EU.

Amendement 15

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", alinea 10

Teneinde de verspreiding en het gebruik van de voortbrengselen van het EU-onderzoek te versterken wordt de verbreiding van kennis en de overdracht van resultaten, ook onder de beleidsmakers, ondersteund op alle thematische gebieden, inclusief via de financiering van netwerkinitiatieven, seminars en evenementen, bijstand door externe deskundigen en informatie- en elektronische diensten met name CORDIS. Acties ter ondersteuning van innovatie vinden plaats onder het programma Concurrentievermogen en innovatie. Steun wordt eveneens verleend voor initiatieven die gericht zijn op het aangaan van de dialoog over wetenschappelijke vraagstukken en onderzoeksresultaten met een breed publiek buiten de onderzoekswereld, en op het gebied van wetenschapscommunicatie en -onderwijs. Er wordt rekening gehouden met ethische beginselen en genderaspecten.

Teneinde de verspreiding en het gebruik van de voortbrengselen van het EU-onderzoek te versterken wordt de verbreiding van kennis en de overdracht van resultaten, ook onder de beleidsmakers, ondersteund op alle thematische gebieden, inclusief via de financiering van netwerkinitiatieven, seminars en evenementen, bijstand door externe deskundigen en informatie- en elektronische diensten met name CORDIS. Acties ter ondersteuning van innovatie vinden plaats onder het programma Concurrentievermogen en innovatie. Steun wordt eveneens verleend voor initiatieven die gericht zijn op het aangaan van de dialoog over wetenschappelijke vraagstukken en onderzoeksresultaten met een breed publiek buiten de onderzoekswereld, en op het gebied van wetenschapscommunicatie en -onderwijs. Er wordt rekening gehouden met ethische beginselen, met inbegrip van de beginselen die zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de Conventie van de Raad van Europa over mensenrechten en biogeneeskunde, en genderaspecten.

Amendement 16

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", Titel 2 "Gezamenlijke technologie-initiatieven", alinea 2, streepje 1 bis (nieuw)

 

- relevantie voor het maatschappelijk middenveld.

Amendement 17

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid, titel 2 "Achtergrond", alinea 3

Krachtig EU-gebaseerd biomedisch onderzoek zal bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van de Europese sectoren biotechnologie voor de gezondheidszorg, medische technologie en farmaceutische industrie. De EU moet ook een actieve rol spelen bij het creëren van een klimaat dat bevorderlijk is voor innovatie in de farmaceutische sector, met name om het succes van klinisch onderzoek te maximaliseren. De economische impulsen voor de biotechnologie voor de gezondheidszorg en de medische technologie komen vooral van onderzoeksgebaseerde KMO's. Hoewel Europa nu meer biotechnologiebedrijven heeft dan de VS, zijn dit voor het grootste deel kleine bedrijven die minder volwassen zijn dan hun concurrenten. Publiek-privaat onderzoek op EU-niveau zal de ontwikkeling van deze bedrijven vergemakkelijken. EU-onderzoek zal ook bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe normen en standaards voor het creëren van een adequaat wetgevingskader voor nieuwe medische technologie (bijvoorbeeld regeneratieve geneeskunde).

Krachtig EU-gebaseerd biomedisch onderzoek zal bijdragen tot een verbetering van het concurrentievermogen van de Europese sectoren biotechnologie voor de gezondheidszorg, medische technologie en farmaceutische industrie. De EU moet ook een actieve rol spelen bij het creëren van een klimaat dat bevorderlijk is voor innovatie in de farmaceutische sector, met name om het succes van klinisch onderzoek te maximaliseren. De economische impulsen voor de biotechnologie voor de gezondheidszorg en de medische technologie komen vooral van onderzoeksgebaseerde KMO's. Hoewel Europa nu meer biotechnologiebedrijven heeft dan de VS, zijn dit voor het grootste deel kleine bedrijven die minder volwassen zijn dan hun concurrenten. Publiek-privaat onderzoek op EU-niveau zal de ontwikkeling van deze bedrijven vergemakkelijken. EU-onderzoek zal ook bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe normen en standaards voor het creëren van een adequaat wetgevingskader voor nieuwe medische technologie (bijvoorbeeld regeneratieve geneeskunde). Individuen zijn een doel op zich en worden niet als middel gebruikt. Voorts wordt benadrukt dat bij EU-onderzoek het voorzorgsbeginsel in acht wordt genomen middels een permanente beoordeling van de mogelijke risico's die zijn verbonden aan de niet volledig te voorspellen gevolgen van nieuwe technologieën.

Amendement 18

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid, titel 3 "Activiteiten", punt 1 "Biotechnologie, universele instrumenten en technologieën voor de gezondheid van de mens", streepje 2

- Detectie, diagnose en monitoring. Met de nadruk op niet-invasieve of minimaal invasieve benaderingen.

- Detectie, diagnose en monitoring. Met de nadruk op niet-invasieve of minimaal invasieve benaderingen. Er moet prioriteit worden verleend aan diagnostische instrumenten die rechtstreeks verband houden met de therapie.

Motivering

De diagnostiek heeft de afgelopen jaren niet alleen bij genetische ziekten, maar ook bij andere aandoeningen enorme vooruitgang geboekt, vooral door DNA-sequencing. Er is echter sprake van een grote kloof tussen diagnose en therapie. Voor de patiënt is niet alleen de diagnose, maar ook de therapie van groot belang. Daarom moet prioriteit worden verleend aan onderzoeksactiviteiten die dit probleem aanpakken.

Amendement 19

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid, titel 3 "Activiteiten", punt 2 "Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens", streepje 4 bis (nieuw)

 

- Palliatieve geneeskunde: pijntherapie en symptomatische therapie voor nog niet te genezen ziekten om de symptomen van de patiënt zo doeltreffend mogelijk te bestrijden.

Motivering

Veel ziekten zullen de komende zeven à acht jaar niet te genezen zijn. Ook na afloop van het zevende kaderprogramma zullen mensen aan ziekten sterven. Doel van de palliatieve geneeskunde is het bestrijden van lijden, hoofdzakelijk pijn, maar ook van andere symptomen zoals dorst, jeuk en misselijkheid wanneer de oorzaak van de ziekte zelf niet meer kan worden bestreden.

Amendement 20

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", Afdeling "Thema's", punt 1 "Gezondheid, titel 3 "Activiteiten", punt 3 "Optimalisering van de verstrekking van gezondheidszorg aan de burgers van Europa", streepje 2

- Kwaliteit, efficiëntie en solidariteit van gezondheidszorgstelsels met inbegrip van stelsels in overgang. Effectieve ingrepen omzetten in managementbeslissingen, zorgen voor een adequaat aanbod van mankracht, factoren analyseren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, waaronder analyses van veranderingen in de bevolking (bijvoorbeeld vergrijzing, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving).

- Kwaliteit, efficiëntie en solidariteit van gezondheidszorgstelsels met inbegrip van stelsels in overgang. Effectieve ingrepen omzetten in managementbeslissingen, zorgen voor een adequaat aanbod van mankracht, factoren analyseren die van invloed zijn op gelijke toegang tot kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, waaronder analyses van veranderingen in de bevolking (bijvoorbeeld vergrijzing, mobiliteit en migratie en veranderingen in de werkomgeving). Toegang tot de gezondheidszorg voor benadeelde groepen, met inbegrip van gehandicapten.

Motivering

Er moet onderzoek worden gedaan naar de vraag hoe de gezondheidszorg benadeelde groepen bereikt.

Amendement 21

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", Afdeling "Thema's", punt 2 "Voeding, landbouw en biotechnologie", titel 3 "Activiteiten", punt 1

• Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van "omica"-technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, planten en dieren, waaronder exploitatie van hun biodiversiteit; verbeterde gewassen en productiesystemen, inclusief biologische landbouw, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; plattelandsontwikkeling; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met inbegrip van zoönosen; een veilige verwijdering van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

• Duurzame productie en duurzaam beheer van biologische rijkdommen van grond, bossen en het aquatisch milieu: ontsluitend onderzoek, met inbegrip van "omica"-technologie zoals genomica, proteomica, metabolomica, systeembiologie en convergerende technologieën voor micro-organismen, planten en dieren, waaronder behoud en duurzaam gebruik van hun biodiversiteit en genetische hulpbronnen op boerderijen en in situ; verbeterde gewassen en productiesystemen, inclusief biologische en andere duurzame landbouwsystemen die weinig energie verbruiken, regelingen voor kwaliteitsproductie en GGO-effecten; duurzame, concurrerende en multifunctionele landbouw en bosbouw; geïntegreerde plattelandsontwikkeling, met inbegrip van de aspecten van deelname van het maatschappelijk middenveld aan de planning en besluitvorming; welzijn van dieren, veehouderij en dierlijke productie; gezondheid van planten; duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur; infectieziekten bij dieren, met inbegrip van zoönosen; andere bedreigingen voor de duurzaamheid en veiligheid van de voedselproductie (met inbegrip van klimaatverandering en afname van olievoorraden); een veilige verwijdering, opwerking en gebruik van dierlijk afval; behoud, beheer en exploitatie van levende aquatische rijkdommen; ontwikkeling van de instrumenten die beleidsmakers en anderen die een rol spelen bij landbouw en plattelandsontwikkeling, nodig hebben (landschap, methoden voor landbeheer enz.).

Motivering

Bij deze activiteit moet het accent vooral worden gelegd op de duurzaamheid van de voedselproductie en het beheer van de rijkdommen.

Amendement 22

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", Afdeling "Thema's", punt 2 "Voeding, landbouw en biotechnologie", titel 3 "Activiteiten", punt 2

• "Fork to farm": voeding, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders (inclusief verpakking); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als microbiologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van voedsel/voederketens; het concept "totale voedselketen" (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid.

• "Fork to farm": voeding, gezondheid en welzijn: voor consument, maatschappij, cultuur, industrie en gezondheid relevante aspecten van voeding en diervoeders, met inbegrip van gedrags- en cognitiewetenschappen; voeding, aan de voeding gerelateerde ziekten en aandoeningen, waaronder obesitas en allergieën; gezondheidsvoordelen van bepaalde voeding en diëten; innovatieve technologie voor de verwerking van voedingsmiddelen en diervoeders, vervoer en detailhandel (inclusief vermindering van verpakking en vervoersafstanden); verbeterde kwaliteit en veiligheid, zowel chemisch als biologisch, van voedingsmiddelen, dranken en diervoeders; integriteit en duurzaamheid (en controle) van de voedselketen; milieueffecten op en van voedsel/voederketens; het concept "totale voedselketen" (inclusief schaal- en schelpdieren); traceerbaarheid.

Amendement 23

Bijlage I, Deel I "Samenwerking", Afdeling "Thema's", punt 8 "Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen", titel 3 "Activiteiten", punt 4 "Europa in de wereld"

• Europa in de wereld: inzicht in veranderende interacties en onderlinge afhankelijkheden tussen wereldregio's en hun gevolgen voor de betrokken regio's, met name Europa; en manieren om opkomende bedreigingen en risico's het hoofd te bieden zonder mensenrechten, vrijheid en welzijn te ondermijnen.

• Europa in de wereld: inzicht in veranderende interacties en onderlinge afhankelijkheden tussen wereldregio's en hun gevolgen voor de betrokken regio's, met name Europa, in het bijzonder via historisch en taalkundig onderzoek; en manieren om opkomende bedreigingen en risico's het hoofd te bieden zonder mensenrechten, vrijheid en welzijn te ondermijnen.

Motivering

Bestudering van de culturele interacties via geschiedenis en taal kan bijdragen tot verbetering van de synergieën tussen Europa en de rest van de wereld.

Amendement 24

Bijlage I, Deel III "Mensen", titel "Achtergrond", alinea 2

Mobiliteit, zowel transnationaal als intersectoraal, inclusief het stimuleren van industriële deelname en de openstelling van onderzoeksloopbanen en academische posten op Europese schaal, is een sleutelcomponent van de Europese Onderzoeksruimte en onontbeerlijk om de Europese onderzoekscapaciteiten en -prestaties te vergroten.

Mobiliteit, zowel transnationaal als intersectoraal, inclusief de wederzijdse erkenning van diploma's en beroepskwalificaties die op het grondgebied van de Gemeenschap en in derde landen zijn verworven, het stimuleren van industriële deelname en de openstelling van onderzoeksloopbanen en academische posten op Europese schaal, is een sleutelcomponent van de Europese Onderzoeksruimte en onontbeerlijk om de Europese onderzoekscapaciteiten en -prestaties te vergroten.

Motivering

Om de Europese onderzoekers aan te moedigen in Europa te blijven en buitenlandse onderzoekers aan te trekken, is het van fundamenteel belang de wederzijdse erkenning van de kwalificaties die in de lidstaten en in het buitenland zijn verworven te bespoedigen ten einde het verkeer van onderzoekers op communautair grondgebied niet te belemmeren.

Amendement 25

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", Afdeling 5 "Wetenschap in de maatschappij", titel 1 "Doelstelling"

Met het oog op het opbouwen van een effectieve en democratische Europese kennismaatschappij is het doel het bevorderen van de harmonieuze integratie van de wetenschappelijke en technologische inspanning en gerelateerd onderzoeksbeleid in het Europese sociale weefsel, door het stimuleren op Europese schaal van reflectie op en discussie over wetenschap en technologie en de relatie ervan met maatschappij en cultuur.

Met het oog op het opbouwen van een effectieve en democratische Europese kennismaatschappij is het doel het bevorderen van de harmonieuze integratie van de wetenschappelijke en technologische inspanning en gerelateerd onderzoeksbeleid in het Europese sociale weefsel, door het stimuleren op Europese schaal van reflectie op en discussie over wetenschap en technologie en de relatie ervan met maatschappij en cultuur. Het Europees onderzoeksbeleid zal alleen succesvol zijn als de samenleving in Europa en de lidstaten ervan overtuigd zijn dat aan haar zorgen tegemoet wordt gekomen en legitieme ethische grenzen in acht worden genomen.

Motivering

In vergelijking met het vijfde en zesde kaderprogramma geeft het ontwerp van de Commissie minder prioriteit aan ethische aspecten en kritische reflectie op onderzoek. Het Parlement dient hierin verandering te brengen.

Amendement 26

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", Afdeling 5 "Wetenschap in de maatschappij", titel "Achtergrond"

De invloed van wetenschap en technologie op ons dagelijkse leven wordt alsmaar groter. Als product van de sociale activiteit en gemodelleerd door sociale en culturele factoren blijft wetenschap en technologie niettemin een afgelegen gebied ver van de dagelijkse zorgen van een groot deel van het publiek en van de politieke besluitvormers, en blijft deze het voorwerp van misverstanden en ongefundeerde hoop en vrees. Controversiële kwesties omtrent opkomende technologieën moeten door de maatschappij worden behandeld op basis van goed geïnformeerde discussies die leiden tot verstandige keuzen en beslissingen.

De invloed van wetenschap en technologie op ons dagelijkse leven wordt alsmaar groter. Als product van de sociale activiteit en gemodelleerd door sociale en culturele factoren blijft wetenschap en technologie niettemin een afgelegen gebied ver van de dagelijkse zorgen van een groot deel van het publiek en van de politieke besluitvormers, en blijft deze het voorwerp van misverstanden en ongefundeerde hoop en vrees. Ontwikkelingen op het gebied van nieuwe technologieën, bijvoorbeeld biotechnologie, werpen nieuwe fundamentele vragen op. Alleen als deze naar behoren worden geregeld, kunnen inbreuken op de fundamentele ethische beginselen worden voorkomen. Controversiële kwesties omtrent opkomende technologieën moeten door de maatschappij worden behandeld op basis van goed geïnformeerde discussies die leiden tot verstandige keuzen en beslissingen.

Motivering

In vergelijking met het vijfde en zesde kaderprogramma geeft het ontwerp van de Commissie minder prioriteit aan ethische aspecten en kritische reflectie op onderzoek. Het Parlement dient hierin verandering te brengen.

Amendement 27

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", Afdeling 5 "Wetenschap in de maatschappij", titel 3 "Activiteiten", alinea 1, punt 2 bis (nieuw)

 

Kritische reflectie op onderzoeksactiviteiten, met als doel benchmarks vast te stellen voor ethisch gezond onderzoek, met inachtneming van fundamentele rechten.

Motivering

In vergelijking met het vijfde en zesde kaderprogramma geeft het ontwerp van de Commissie minder prioriteit aan ethische aspecten en kritische reflectie op onderzoek. Het Parlement dient hierin verandering te brengen.

Amendement 28

Bijlage I, Deel IV "Capaciteiten", Afdeling 7 bis (nieuw)

 

ETHISCHE ASPECTEN

 

Tijdens de uitvoering van dit kaderprogramma en de daaruit voortvloeiende onderzoeksactiviteiten moeten fundamentele ethische beginselen in acht worden genomen. Deze omvatten onder meer de beginselen zoals genoemd in het Handvest van de grondrechten van de EU, waaronder: bescherming van de menselijke waardigheid en het menselijk leven, bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van dieren en het milieu, in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht en de meest recente versies van relevante internationale overeenkomsten, richtlijnen en gedragscodes, bijvoorbeeld de Verklaring van Helsinki, de Conventie inzake mensrechten en biogeneeskunde van de Raad van Europa, getekend in Oviedo op 4 april 1997 en de aanvullende protocollen hierbij, het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, de Universele Verklaring over het menselijk genoom en de mensenrechten van UNESCO, het VN-Verdrag inzake biologische en toxine wapens (BTWC), het Internationaal Verdrag inzake plantgenetische hulpbronnen voor voedsel en landbouw en de desbetreffende resoluties van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en de uiteenlopende benaderingen in Europa dienen deelnemers aan onderzoeksprojecten zich te houden aan de bestaande wetgeving, regelgeving en ethische voorschriften in de landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd. Degenen die onderzoeksprojecten uitvoeren of hieraan deelnemen welke betrekking hebben op ethisch gevoelige kwesties, bijvoorbeeld DNA-onderzoek op mensen, onderzoek op wilsonbekwame personen, onderzoek dat verband houdt met het lijden van gewervelde dieren, enz., moeten vóór het begin van de OTO-activiteiten de desbetreffende nationale of plaatselijke ethische commissies om toestemming verzoeken. Verder worden voorstellen die betrekking hebben op ethisch gevoelige kwesties of waarin ethische aspecten niet naar behoren worden behandeld, stelselmatig door de Commissie aan een ethische toetsing onderworpen. In specifieke gevallen kan tijdens de uitvoering van een project een ethische toetsing plaatsvinden. De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad jaarlijks over haar activiteiten op dit terrein en verstrekt op verzoek informatie. Op grond van het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren dient de Gemeenschap bij het formuleren en uitvoeren van haar beleid, met inbegrip van onderzoek, ten volle rekening te houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren. Op grond van richtlijn 86/609/EEG van de Raad van 24 november 1986 betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt1 moeten alle proeven zodanig worden opgezet dat de proefdieren ongemak, onnodige pijn en onnodig lijden wordt bespaard, waarbij gebruik wordt gemaakt van een zo gering mogelijk aantal dieren, waarbij dieren betrokken zijn met de laagste graad van neurofysiologische gevoeligheid en zo min mogelijk pijn, lijden, ongemak of blijvend letsel wordt berokkend. Verandering van het genetisch materiaal van dieren en het klonen van dieren mag alleen in overweging worden genomen als de doelstellingen ethisch verantwoord zijn en de omstandigheden zodanig dat het welzijn van de dieren gewaarborgd is en de beginselen van biodiversiteit in acht worden genomen. Tijdens de uitvoering van dit programma worden de wetenschappelijke vorderingen en de nationale en internationale bepalingen regelmatig door de Commissie getoetst om rekening te houden met verdere ontwikkelingen. Onderzoek met betrekking tot ethische vraagstukken die verband houden met wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen wordt uitgevoerd in het kader van het thema "Wetenschap in de maatschappij" van dit programma.

 

__________
1 PB L 358 van 18.12.1986, blz. 1. Richtlijn als gewijzigd bij richtlijn 2003/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 230 van 16.9.2003, blz. 32).

Motivering

De Commissie stelt voor deze formulering in de specifieke programma's op te nemen. De Raad zou de formulering in de specifieke programma's kunnen wijzigen zonder dat het Europees Parlement hier via de medebeslissingsprocedure bij wordt betrokken. Het EP dient deze formulering derhalve via de medebeslissingsprocedure in het kaderprogramma op te nemen. De door de Commissie voorgestelde formulering is op een punt te onduidelijk, met name moet een verplichting tot rapportage aan het Parlement worden opgenomen.

Amendement 29

Bijlage III, Afdeling "Financieringssystemen", letter a), punt 6

6. Onderzoek ten behoeve van specifieke groepen (in het bijzonder KMO's)

6. Onderzoek ten behoeve van specifieke groepen (in het bijzonder KMO's)

Ondersteuning van onderzoeksprojecten waarbij het grootste deel van het onderzoek wordt uitgevoerd door universiteiten, onderzoekscentra of andere juridische entiteiten, ten behoeve van specifieke groepen, in het bijzonder KMO's of associaties van KMO's.

Ondersteuning van onderzoeksprojecten waarbij het grootste deel van het onderzoek wordt uitgevoerd door universiteiten, onderzoekscentra of andere juridische entiteiten, ten behoeve van specifieke groepen, in het bijzonder KMO's of associaties van KMO's of organisaties van het maatschappelijk middenveld.

Motivering

Door organisaties uit het maatschappelijk middenveld toegang te verlenen tot wetenschappelijke knowhow wordt eraan bijgedragen de acceptatie van en het begrip voor nieuwe technologieën bij het publiek te vergemakkelijken.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Document- en procedurenummers

COM(2005)0119 – C6 0099/2005 – 2005/0043(COD)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door
  Datum bekendmaking

JURI
16.3.2006

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Aloyzas Sakalas
12.12.2005

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

21.3.2006

 

 

 

 

Datum goedkeuring

3.5.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

15

8

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Berger, Rosa Díez González, Bert Doorn, Monica Frassoni, Giuseppe Gargani, Piia-Noora Kauppi, Klaus-Heiner Lehne, Marcin Libicki, Hans-Peter Mayer, Aloyzas Sakalas, Francesco Enrico Speroni, Gabriele Stauner, Andrzej Jan Szejna, Rainer Wieland, Jaroslav Zvěřina, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Hiltrud Breyer, Toine Manders, Manuel Medina Ortega, Miroslav Mikolášik, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Michel Rocard, Kathy Sinnott, Andrzej Tomasz Zapałowski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Sylvia-Yvonne Kaufmann, Peter Liese, Patrizia Toia, Stefano Zappalà

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...

  • [1]  PB C .../Nog niet in het PB gepubliceerd.

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid  (24.1.2006)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)
(COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD))

Rapporteur voor advies: Britta Thomsen

BEKNOPTE MOTIVERING

Gender mainstreaming is van essentieel belang voor het concurrentievermogen en de economische en sociale samenhang van het Europese model, en de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen is één van de doelstellingen van de Europese Unie die in de Verdragen vermeld staan.

Tot de doelen die deel uitmaken van de Europese mededingingsstrategie van de Agenda van Lissabon behoort onder meer het punt, de arbeidsparticipatie van vrouwen voor 2010 tot 60% op te trekken.

Verder zullen er voor 2010 naar schatting tussen de 600 000 en 700 000 nieuwe onderzoekers moeten worden aangetrokken en opgeleid om aan de behoeften op onderzoekgebied te voldoen. En hierbij is dan geen rekening gehouden met de te verwachten pensionering van een groot aantal oudere onderzoekers in de komende tien jaar. De situatie is nijpend geworden.

Het huidige voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013) is ontworpen als reactie op de behoeften op concurrentiegebied en werkgelegenheidsterrein van de EU. De Commissie stelt met name voor, de begroting van het zevende kaderprogramma te verdubbelen ten opzichte van het budget van het zesde kaderprogramma, met een groei tot 67,8 miljard euro gedurende de periode van 2007 tot 2013.

De politieke context en de doelstellingen van dit voorstel komen aan de orde in de mededeling "Bouwen aan de Europese onderzoeksruimte van kennis voor groei" (COM(2005)0118 def.), die tezelfdertijd door de Commissie wordt gepresenteerd en waarin de belofte wordt gedaan dat er speciale energie in zal worden gestoken jongere generaties en vrouwen te stimuleren een loopbaan in wetenschap en technologie te kiezen en het genderaspect in het onderzoek te integreren.

Het zevende kaderprogramma zal zijn opgebouwd uit vier specifieke programma's, met als aanduidingen "Samenwerking", "Ideeën", "Mensen" en "Capaciteiten". Voor de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid van het Europees Parlement is het derde soort activiteit van speciaal belang, aangezien dit als doel de versterking van carrièrevooruitzichten en mobiliteit voor onze onderzoekers heeft. Bij dit punt stelt de Commissie voor, activiteiten waarbij individuele onderzoekers worden gesteund en die als "Marie Curie-acties" worden aangeduid, meer de nadruk te geven om het menselijk potentieel van het Europese onderzoek door ondersteuning van beroepsopleiding, mobiliteit en de ontwikkeling van Europese carrières in het onderzoek te versterken.

De commissie is vooral bezorgd over het feit dat in de meeste Europese landen het aantal vrouwelijke afgestudeerden proportioneel hoger is dan dat van de mannelijke afgestudeerden. Met andere woorden: vrouwen bereiken op opleidingsniveau meer dan mannen; de kloof tussen vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep van 20 tot 24 jaar die een secundair opleidingsniveau halen, bedraagt in de EU in 2004 vijf procentpunten. Vrouwen krijgen in hun wetenschappelijke werkzaamheden met belemmeringen te maken simpelweg omdat zij vrouw zijn, terwijl ondertussen de arbeidsmarkt voor wetenschappelijk werk door mannen gedomineerd blijft.

De redenen zijn voor de hand liggend: beoefenaren van de exacte wetenschappen hebben het langst nodig hun kwalificaties te verwerven, hebben in hun carrières met veel onzekerheden te maken en internationale mobiliteit is voor hun loopbaan van veel belang. Het is dan ook niet verbazend dat veel meer vrouwelijke dan mannelijke professoren alleenstaand zijn en geen kinderen hebben.

Het zevende kaderprogramma biedt stellig mogelijkheden voor maatregelen om de participatie van vrouwen aan wetenschap en technologie te bevorderen en zo iets te doen tegen de huidige ondervertegenwoordiging van vrouwen in wetenschappelijke beroepen. Om deze kans niet te missen, moet de Europese Unie voor gender mainstreaming in haar zevende kaderprogramma zorgen.

Het is van belang dat vrouwen niet op grond van hun leeftijd van een beurs worden uitgesloten. Bij veel beurzen geldt een leeftijdsgrens van 30 of 35 jaar, waaraan veel vrouwen wegens moederschapsverlof of zorg voor kinderen niet kunnen voldoen.

Zoals "kennis" het kernbegrip van de agenda van Lissabon is, dat in alle elementen daarvan doorklinkt, zijn "onderzoek en technologie" en "opleiding en innovatie" de bouwstenen van de "kennisdriehoek". In dit licht moet in het zevende kaderprogramma vooral speciale aandacht worden besteed aan gendergelijkheid en moet de genderdimensie volledig in onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie-activiteiten worden geïntegreerd.

AMENDEMENTEN

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement 1

Overweging 2

(2) De centrale rol van het onderzoek bij het verzekeren van het concurrentievermogen en de economische groei werd erkend door de Europese Raad van Lissabon die er de nadruk op legde dat kennis en innovatie de kern zijn van de economische vooruitgang, inclusief de groei van de werkgelegenheid in Europa.

(2) De centrale rol van het onderzoek werd erkend door de Europese Raad van Lissabon die er de nadruk op legde dat kennis en innovatie van cruciaal belang zijn en voor de Unie een nieuw strategisch doel voor het komende decennium vaststelde: de meest concurrerende en dynamische, op kennis gebaseerde economie in de wereld te worden, in staat tot een duurzame economische ontwikkeling die gericht is op volledige werkgelegenheid met meer en betere banen en een grotere sociale cohesie.

Motivering

De "driehoek" van Lissabon moet hier worden genoemd.

Amendement 2

Overweging 4 bis (nieuw)

 

(4 bis) Er dient geen hulp van de Gemeenschap te worden gegeven aan enige onderzoeksactiviteit die vereist dat menselijke embryo's worden vernietigd of waarbij gebruik wordt gemaakt van materiaal dat aan menselijke embryo's is ontnomen in een proces dat leidt tot de vernietiging van de betrokken embryo.

Motivering

Het Europees Parlement heeft herhaaldelijk gewezen op de destructieve benadering van de Gemeenschap in verband met menselijke embryo's en het stamcellenonderzoek van menselijke embryo's.

Amendement 3

Overweging 4 ter (nieuw)

 

(4 ter) Het Europees Parlement heeft in het licht van de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 8 maart 2005 ((A/59/516/add.I) waarin expliciet wordt verwezen naar de noodzaak gezondheidsrisico's uit de weg te gaan, de noodzaak onderstreept een einde te maken aan de steun en financiering van het klonen van mensen in het kader van enig communautair programma.

Motivering

Deze definitie van beperkingen op ethische gronden is van bijzonder groot belang.

Amendement 4

Overweging 9

(9) Het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa moet kwantitatief en kwalitatief worden versterkt.

(9) Het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa moet kwantitatief en kwalitatief worden versterkt. Dit dient niet in de laatste plaats te betekenen dat het aantal vrouwen in het onderzoek aanzienlijk wordt uitgebreid.

Motivering

Een aanzienlijk deel van het menselijk potentieel in het onderzoek waarvan geen gebruik wordt gemaakt, wordt gevormd door vrouwen.

Amendement 5

Overweging 14

(14) In het kader van “Mensen” moeten individuen worden gestimuleerd om onderzoeker te worden, moeten Europese onderzoekers worden aangemoedigd om in Europa te blijven, moeten onderzoekers uit de hele wereld naar Europa worden aangetrokken en moet Europa aantrekkelijker gemaakt worden voor de beste onderzoekers.

(14) In het kader van “Mensen” moeten individuen worden gestimuleerd om onderzoeker te worden, moet een beter gebruik worden gemaakt van het onbenutte onderzoekpotentieel onder vrouwen, moeten Europese onderzoekers worden aangemoedigd om in Europa te blijven, moeten onderzoekers uit de hele wereld naar Europa worden aangetrokken en moet Europa aantrekkelijker gemaakt worden voor de beste onderzoekers. Daartoe moet het mogelijk zijn te streven naar een bespoediging van de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties die op het grondgebied van de Europese Unie en die welke in derde landen zijn verworven.

Motivering

Om Europese onderzoekers aan te moedigen in Europa te blijven en onderzoekers uit het buitenland aan te trekken, is het van fundamenteel belang de wederzijdse erkenning van in de lidstaten behaalde kwalificaties en ook van die welke in het buitenland zijn verworven te versnellen om geen belemmeringen voor het vrije verkeer van onderzoekers op het communautaire grondgebied op te werpen.

Amendement 6

Overweging 14 bis (nieuw)

 

(14 bis) In het kader van "Mensen" moet de nieuwsgierigheid en belangstelling van kinderen voor de wetenschap worden aangemoedigd in een omgeving die belangstelling voor de wetenschap bij kinderen en jongeren aanwakkert, door een versterking van het onderricht in exacte vakken op alle niveaus, waaronder op scholen, en door de bevordering van de belangstelling voor en het deelnemen aan exacte vakken onder jongeren.

Amendement 7

Overweging 19

(19) Gezien de op grote schaal gesteunde verruimde draagwijdte van de acties van het kaderprogramma, het hefboomeffect van de financiering op nationale en particuliere investeringen, de noodzaak om de Gemeenschap in staat te stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken, de vitale rol die de steunverlening van de Gemeenschap speelt bij het efficiënter en effectiever maken van het Europese onderzoekssysteem en de bijdrage van een groter zevende kaderprogramma tot het nieuw leven inblazen van de Lissabon-strategie is er dringend behoefte aan verdubbeling van het onderzoeksbudget van de EU .

(19) Gezien de op grote schaal gesteunde verruimde draagwijdte van de acties van het kaderprogramma, het hefboomeffect van de financiering op nationale en particuliere investeringen, de noodzaak om de Gemeenschap in staat te stellen om nieuwe wetenschappelijke en technologische uitdagingen aan te pakken en volledig gebruik te maken van het potentieel van haar onderzoekers zonder enige vorm van discriminatie, de vitale rol die de steunverlening van de Gemeenschap speelt bij het efficiënter en effectiever maken van het Europese onderzoekssysteem en de bijdrage van een groter zevende kaderprogramma tot het nieuw leven inblazen van de Lissabon-strategie is er dringend behoefte aan verdubbeling van het onderzoeksbudget van de EU .

Motivering

Een zo goed mogelijk gebruik van het potentieel van alle onderzoekers, mannen of vrouwen, op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek moet voor de Europese Unie een prioriteit zijn.

Amendement 8

Overweging 25

(25) De uit hoofde van dit kaderprogramma ondersteunde onderzoeksactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief die welke weergegeven zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Er wordt en zal rekening worden gehouden met de opinies van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën.

(25) De uit hoofde van dit kaderprogramma ondersteunde onderzoeksactiviteiten moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de fundamentele ethische beginselen, inclusief die welke weergegeven zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Raad van Europa inzake mensenrechten en biogeneeskunde. Er wordt en zal rekening worden gehouden met de opinies van de Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën.

Amendement 9

Overweging 26

(26) Op grond van het zevende kaderprogramma zal op passende wijze rekening worden gehouden met de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek met het oog op het verder uitbreiden van hun actieve rol in het onderzoek.

(26) Op het zevende kaderprogramma zijn de besluiten van de Europese Unie van toepassing inzake gelijkstelling van mannen en vrouwen en gendermainstreaming zoals deze tot uiting komen in het Verdrag van Amsterdam en in het werkprogramma van de Commissie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen. Op grond van het zevende kaderprogramma zal op passende wijze rekening worden gehouden met de rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek en er zal een bijzondere inspanning worden geleverd met het oog op het verder uitbreiden van hun actieve rol in het onderzoek.

Motivering

Op grond van artikel 3, lid 2 van het Verdrag moet de Unie trachten een einde te maken aan ongelijkheden en de gelijkstelling van mannen en vrouwen bij al haar activiteiten bevorderen.

Amendement 10

Artikel 2, lid 4

(4) Mensen: kwantitatief en kwalitatief versterken van het menselijk potentieel in onderzoek en technologie in Europa.

(4) Mensen: kwantitatief en kwalitatief versterken van het menselijk potentieel, met name van het vrouwelijk potentieel, in onderzoek en technologie in Europa.

Amendement 11

Artikel 2, lid 6 bis (nieuw)

 

6 bis. Bij alle activiteiten die onder het programma vallen, moet rekening worden gehouden met de genderdimensie en de beginselen van gelijke kansen en gelijke behandeling voor mannen en vrouwen alsmede de bestrijding van alle vormen van discriminatie.

Motivering

Overeenkomstig artikel 3, lid 2 van het EG-Verdrag moet de Gemeenschap streven naar het uitschakelen van ongelijkheden, en de gelijkheid van mannen en vrouwen bij al haar werkzaamheden bevorderen, waaronder de activiteiten die vallen onder het 7e kaderprogramma voor onderzoek. Bovendien moet de Gemeenschap overeenkomstig artikel 13 van het EG-Verdrag streven naar uitschakeling van alle vormen van discriminatie.

Amendement 12

Artikel 7, lid 2, alinea 1

Twee jaar na de voltooiing van dit kaderprogramma laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een externe evaluatie uitvoeren van de achtergrond, uitvoering en prestaties ervan.

Twee jaar na de voltooiing van dit kaderprogramma laat de Commissie door onafhankelijke deskundigen een externe evaluatie uitvoeren van de achtergrond, uitvoering en prestaties ervan, met name ten aanzien van de bevordering, de ontwikkeling en de gebruikmaking van de bekwaamheden en het potentieel van vrouwen.

Motivering

De evaluatie van het programma moet zich ook concentreren op de bereikte vooruitgang om de rol en competenties van vrouwen op onderzoeksgebied te versterken.

Amendement 13

Bijlage I, Afdeling I, alinea 8

De negen thema’s omvatten ook onderzoek dat nodig is voor het onderbouwen van de formulering, uitvoering en beoordeling van EU-beleid, onder meer op het gebied van gezondheid, veiligheid, consumentenbescherming, energie, milieu, ontwikkelingshulp, visserij, maritieme aangelegenheden, landbouw, dierenwelzijn, vervoer, onderwijs en opleiding, werkgelegenheid, sociale zaken, cohesie, en justitie en binnenlandse zaken naast prenormatief en conormatief onderzoek dat relevant is voor het verbeteren van de kwaliteit van normen en de uitvoering ervan.

De negen thema’s omvatten ook onderzoek dat nodig is voor het onderbouwen van de formulering, uitvoering en beoordeling van EU-beleid, onder meer op het gebied van gezondheid, veiligheid, consumentenbescherming, energie, milieu, ontwikkelingshulp, visserij, maritieme aangelegenheden, landbouw, dierenwelzijn, vervoer, onderwijs en opleiding, werkgelegenheid, sociale zaken, gelijkheid van mannen en vrouwen, cohesie, en justitie en binnenlandse zaken naast prenormatief en conormatief onderzoek dat relevant is voor het verbeteren van de kwaliteit van normen en de uitvoering ervan.

Amendement 14

Bijlage I, Deel I, Samenwerking, Thema 1 Gezondheid, Titel 2, Achtergrond, alinea 2

Voor veel ziekten (zoals kanker, hart- en vaatziekten en psychische en neurologische aandoeningen, met name die welke samenhangen met veroudering, zoals de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson) is klinisch onderzoek alleen mogelijk via internationale trials in verschillende centra om in een kort tijdsbestek het benodigde aantal patiënten te halen. Epidemiologisch onderzoek vereist een grote verscheidenheid aan populaties en internationale netwerken om significante conclusies te kunnen trekken. Ook voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en therapieën voor zeldzame ziekten is een internationale aanpak nodig om het aantal patiënten voor elke studie op te voeren. Bovendien maakt de uitvoering van onderzoek onder impuls van het gezondheidsbeleid op Europees niveau een vergelijking mogelijk van de modellen, de systemen, de gegevens en het patiëntenmateriaal in nationale databanken en biobanken.

Voor veel ziekten (zoals kanker, chlamydia, hart- en vaatziekten, aandoeningen van de luchtwegen, osteoporose en psychische en neurologische aandoeningen, met name die welke samenhangen met veroudering, zoals de ziekte van Alzheimer en de ziekte van Parkinson en niet-overdraagbare ziekten waarvan kinderen het slachtoffer worden) is klinisch onderzoek alleen mogelijk via internationale trials in verschillende centra om in een kort tijdsbestek het benodigde aantal patiënten te halen. Epidemiologisch onderzoek dient niet alleen te worden uitgevoerd op het niveau van het genoom en moleculen. Het vereist een grote verscheidenheid aan populaties en internationale netwerken om significante conclusies te kunnen trekken. Ook voor de ontwikkeling van nieuwe diagnostica en therapieën voor zeldzame ziekten en het uitvoeren van epidemiologisch onderzoek naar deze ziekten is een internationale aanpak nodig om het aantal patiënten voor elke studie op te voeren. Bovendien maakt de uitvoering van onderzoek onder impuls van het gezondheidsbeleid op Europees niveau een vergelijking mogelijk van de modellen, de systemen, de gegevens en het patiëntenmateriaal in nationale databanken en biobanken, met inbegrip van openbare banken voor navelstrengbloedstamcellen.

Motivering

De chlamydia-infectie is een veel voorkomende bacteriële, seksueel overdraagbare aandoening die naar schatting in een derde van de gevallen tot onvruchtbaarheid leidt, waardoor het de meest voorkomende oorzaak van steriliteit als gevolg van een infectie is.

Het epidemiologisch onderzoek moet veel meer omvatten met het oog op de volksgezondheidszorg op maatschappelijk niveau en het moet niet alleen op het niveau van het genoom en moleculen worden uitgevoerd. In dit verband moet het onderzoek naar het instellen van openbare banken voor navelstrengbloedstamcellen worden versterkt om tot een inventaris te komen die voldoende is om zoveel mogelijk potentiële ontvangers een grote kans te geven op een therapeutisch effectieve behandeling wanneer er een klinische indicatie is.

Osteoporose is een ziekte waaraan enorm veel vrouwen in Europa lijden en daarom is klinisch onderzoek op dit gebied van essentieel belang ter verbetering van de levenskwaliteit van de vrouwen die deze aandoening hebben.

Amendement 15

Bijlage I, Thema 1 Gezondheid, Titel 2, Achtergrond, alinea 4

Nu volgt een beschrijving van de activiteiten die aan de orde zullen komen, waaronder ook onderzoek dat met het oog op beleid essentieel is. Twee strategische onderwerpen, namelijk de gezondheid van kinderen en de gezondheid van de vergrijzende bevolking, zullen de activiteiten overspannen. Onderzoeksagenda’s die zijn opgesteld door Europese technologieplatforms, zoals het platform voor innovatieve geneesmiddelen, zullen indien van toepassing worden ondersteund. Als aanvulling hierop en naar aanleiding van nieuwe beleidsbehoeften kunnen aanvullende acties worden gesteund, bijvoorbeeld op het gebied van het gezondheidsbeleid en gezondheid en veiligheid op het werk.

Nu volgt een beschrijving van de activiteiten die aan de orde zullen komen, waaronder ook onderzoek dat met het oog op beleid essentieel is. Drie strategische onderwerpen, namelijk de gezondheid van kinderen, de gezondheid van vrouwen en de gezondheid van de vergrijzende bevolking, zullen de activiteiten overspannen. Bovendien zullen genderaspecten in deze strategische onderwerpen worden geïntegreerd. Onderzoeksagenda’s die zijn opgesteld door Europese technologieplatforms, zoals het platform voor innovatieve geneesmiddelen, zullen indien van toepassing worden ondersteund. Als aanvulling hierop en naar aanleiding van nieuwe beleidsbehoeften kunnen aanvullende acties worden gesteund, bijvoorbeeld op het gebied van het gezondheidsbeleid en gezondheid en veiligheid op het werk, alsmede gezondheid vanuit genderperspectief.

Motivering

Deze aanvulling is noodzakelijk omdat de fysieke conditie en sociale omstandigheden van bij voorbeeld ouderen belangrijke, van de sekse afhankelijke verschillen vertonen.

Amendement 16

Bijlage I, Thema 1 Gezondheid, Titel 3, Activiteiten, Subtitel 2 Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens, streepje 4

– Translationeel onderzoek bij belangrijke ziekten: kanker, hart- en vaatziekten, diabetes/obesitas; zeldzame ziekten; en andere chronische aandoeningen (bijvoorbeeld osteoartritis). Ontwikkeling van patiëntgerichte strategieën van preventie tot diagnose en behandeling, met inbegrip van klinisch onderzoek.

– Translationeel onderzoek bij belangrijke ziekten: kanker, hart- en vaatziekten, diabetes/obesitas; zeldzame ziekten; en andere chronische aandoeningen (bijvoorbeeld osteoartritis en osteoporose). Ontwikkeling van patiëntgerichte strategieën van preventie tot diagnose en behandeling, met inbegrip van klinisch onderzoek en met inachtneming van specifieke kenmerken in verband met de sekse.

Motivering

Bij de strategieën ter voorkoming en behandeling van ziekten moet rekening worden gehouden met de verschillen tussen mannen en vrouwen.

Amendement 17

Bijlage I, Thema 1 Gezondheid, Titel 3, Activiteiten, Subtitel 2 Translationeel onderzoek voor de gezondheid van de mens, streepje 4 ter (nieuw)

 

- Palliatieve geneeskunde: pijntherapie en symptomatische therapie bij tot dusverre nog ongeneeslijke ziekten om de symptomen bij de patiënten zo goed mogelijk te bestrijden.

Motivering

Een groot aantal ziekten zal ook in de komende 7 à 8 jaar nog niet zijn te genezen. Ook na afloop van het 7e kaderprogramma voor onderzoek zullen er nog mensen aan ziekten overlijden. Het doel van de palliatieve geneeskunde is het lijden, waarbij het vooral gaat om pijn maar ook andere symptomen zoals dorst, jeuk, misselijkheid, te bestrijden - ook wanneer de ziekte zelf niet meer kan worden bestreden.

Amendement 18

Bijlage I, Thema 3 Informatie- en communicatietechnologieën, Titel 3, Activiteiten, Subtitel 2 Integratie van technologieën, streepje 2

– Thuisomgevingen: communicatie, bewaking, besturing, hulpverlening; naadloze interoperabiliteit en toepassing van alle componenten; interactieve digitale inhoud en diensten.

– Thuisomgevingen: uitfilteren van onwettige inhouden, communicatie, bewaking, besturing, hulpverlening; naadloze interoperabiliteit en toepassing van alle componenten; interactieve digitale inhoud en diensten.

Motivering

Met de informatie- en communicatietechnologieën moet het mogelijk zijn onwettige contents uit te filteren, zoals pornografie of pedopornografie, die vooral op het internet toenemen.

Amendement 19

Bijlage I, Thema 8 Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen, Doelstelling

Een diepgaand, gemeenschappelijk inzicht verkrijgen in complexe en onderling samenhangende sociaal-economische uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd, zoals groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen, sociale cohesie en duurzaamheid, kwaliteit van het bestaan en mondiale onderlinge afhankelijkheid, met name teneinde een verbeterde kennisbasis voor beleid op de betrokken gebieden te creëren.

Een diepgaand, gemeenschappelijk inzicht verkrijgen in complexe en onderling samenhangende sociaal-economische uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd, zoals werkgelegenheid van hoge kwaliteit, een vergrijzende bevolking, sociale cohesie en duurzaamheid, kwaliteit van het bestaan en mondiale onderlinge afhankelijkheid, met name teneinde een verbeterde kennisbasis voor beleid op de betrokken gebieden te creëren.

Motivering

De vergrijzing van de bevolking is een van de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst.

Amendement 20

Bijlage I, Thema 8 Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen, Activiteiten, alinea 1

• Groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen in een kennismaatschappij: ontwikkeling en integratie van onderzoek op gebieden die gevolgen hebben voor groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen, uiteenlopend van innovatie, onderwijs met inbegrip van permanente educatie en de rol van wetenschappelijke en andere kennis tot nationale institutionele contexten.

• Groei, een in milieuopzicht duurzame economische ontwikkeling, werkgelegenheid, sociale rechtvaardigheid, gendergelijkheid en concurrentievermogen in een kennismaatschappij: ontwikkeling en integratie van onderzoek op gebieden die gevolgen hebben voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid, uiteenlopend van innovatie, onderwijs met inbegrip van permanente educatie en de rol van wetenschappelijke en andere kennis tot nationale institutionele contexten.

Motivering

Concurrentievermogen op alle gebieden van de maatschappij moet geen nastrevenswaardig doel worden.

Amendement 21

Bijlage I, Thema 8 Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen, Activiteiten, alinea 3

• Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie; leefstijlen, werk, gezinnen, gendervraagstukken, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van racisme en intolerantie.

• Belangrijke tendensen in de maatschappij en hun gevolgen: voorbeelden hiervan zijn demografische veranderingen zoals vergrijzing en migratie; leefstijlen, werk, gezinnen, het combineren van het beroepsleven met het gezinsleven, de gelijkheid van mannen en vrouwen, gezondheid en de kwaliteit van het bestaan; criminaliteit; de rol van het bedrijfsleven in de diversiteit van de maatschappij en de bevolking, culturele interacties en vraagstukken in verband met de bescherming van grondrechten en de bestrijding van discriminatie in alle vormen, racisme en intolerantie.

Motivering

Een van de belangrijkste moeilijkheden waarmee de Europese samenleving zich ziet geconfronteerd, is de manier waarop het beroepsleven moet worden gecombineerd met het gezinsleven. Bovendien zijn ook de punten van de gelijkheid van mannen en vrouwen en de bestrijding van alle vormen van discriminatie een deel van de problematiek waarvoor de EU zich ziet geplaatst.

Amendement 22

Thema's, Afdeling II, Activiteiten, derde alinea

De wetenschappelijke raad bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese wetenschappelijke wereld op het hoogste niveau, die handelen op persoonlijke titel, onafhankelijk van politieke of andere belangen. De leden ervan worden aangesteld door de Commissie na een onafhankelijke aanwijzingsprocedure. De wetenschappelijke raad ziet onder meer toe op besluiten betreffende het type van onderzoek dat moet worden gefinancierd en staat garant voor de kwaliteit van de activiteit vanuit wetenschappelijk oogpunt. De taken van de raad van beheer omvatten met name de ontwikkeling van het jaarlijkse werkprogramma, de instelling van het proces van peer review alsook voortgangscontrole en kwaliteitscontrole van de programma-uitvoering vanuit wetenschappelijk oogpunt.

De wetenschappelijke raad bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese wetenschappelijke wereld op het hoogste niveau, die handelen op persoonlijke titel, onafhankelijk van politieke of andere belangen. Het aandeel van vrouwen of mannen in het aantal leden van de wetenschappelijke raad mag nooit minder dan 40% bedragen. De leden ervan worden aangesteld door de Commissie na een onafhankelijke aanwijzingsprocedure. De wetenschappelijke raad ziet onder meer toe op besluiten betreffende het type van onderzoek dat moet worden gefinancierd en staat garant voor de kwaliteit van de activiteit vanuit wetenschappelijk oogpunt. De taken van de raad van beheer omvatten met name de ontwikkeling van het jaarlijkse werkprogramma, de instelling van het proces van peer review alsook voortgangscontrole en kwaliteitscontrole van de programma-uitvoering vanuit wetenschappelijk oogpunt.

Motivering

De toevoeging is nodig om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan het streven van de Europese Unie dat vrouwen voor tenminste 40% in raadgevende organen vertegenwoordigd zijn.

Amendement 23

Bijlage I, Titel III, Mensen, Achtergrond, alinea 1

Veel en hoog opgeleide gekwalificeerde onderzoekers zijn een noodzakelijke voorwaarde om de wetenschap te bevorderen en de innovatie te schragen, maar ook een belangrijke factor om investeringen in onderzoek door openbare en particuliere entiteiten aan te trekken en gaande te houden. Tegen de achtergrond van groeiende concurrentie op wereldniveau zijn de ontwikkeling van een open Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers en de diversifiëring van vaardigheden en loopbaantrajecten van onderzoekers cruciaal voor het ondersteunen van een circulatie van onderzoekers en hun kennis, zowel binnen Europa als mondiaal, die positieve effecten heeft.

Veel en hoog opgeleide gekwalificeerde onderzoekers zijn een noodzakelijke voorwaarde om de wetenschap te bevorderen en de innovatie te schragen, maar ook een belangrijke factor om investeringen in onderzoek door openbare en particuliere entiteiten aan te trekken en gaande te houden. Tegen de achtergrond van groeiende concurrentie op wereldniveau zijn de ontwikkeling van een open Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers zonder enige vorm van discriminatie en de diversifiëring van vaardigheden en loopbaantrajecten van onderzoekers cruciaal voor het ondersteunen van een circulatie van onderzoekers en hun kennis, zowel binnen Europa als mondiaal, die positieve effecten heeft.

Motivering

De Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers mag geen enkele vorm van discriminatie kennen om zoveel mogelijk personen, onder wie vrouwen, aan te trekken, zodat de Europese Unie in staat wordt gesteld haar mededingingsvermogen overeenkomstig de doelstellingen van Lissabon te vergroten.

Amendement 24

Thema's, Afdeling III, Mensen, Achtergrond, tweede alinea

Mobiliteit, zowel transnationaal als intersectoraal, inclusief het stimuleren van industriële deelname en de openstelling van onderzoeksloopbanen en academische posten op Europese schaal, is een sleutelcomponent van de Europese Onderzoeksruimte en onontbeerlijk om de Europese onderzoekscapaciteiten en -prestaties te vergroten.

Mobiliteit, zowel transnationaal als intersectoraal, inclusief het stimuleren van industriële deelname en de openstelling van onderzoeksloopbanen en academische posten op Europese schaal, is een sleutelcomponent van de Europese Onderzoeksruimte en onontbeerlijk om de Europese onderzoekscapaciteiten en -prestaties te vergroten. Aan mannen en vrouwen moeten dezelfde mogelijkheden voor mobiliteit worden geboden, zodat centrale aandacht voor de sekse of verplichtingen tegenover het gezin een voorwaarde is ter bevordering van de mobiliteit bij onderzoekpersoneel.

Amendement 25

Bijlage I, Titel III, Mensen, Activiteiten, punt 2 Permanente educatie en loopbaanontwikkeling

• Permanente educatie en loopbaanontwikkeling ter ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van ervaren onderzoekers. Met het oog op het aanvullen van vaardigheden of het aanleren van nieuwe vaardigheden en bekwaamheden of het verhogen van inter/multidisciplinariteit en/of intersectorale mobiliteit is in ondersteuning voorzien voor onderzoekers met speciale behoeften aan extra/aanvullende bekwaamheden en vaardigheden, voor onderzoekers om een onderzoeksloopbaan te hervatten na een onderbreking en voor het (her)integreren van onderzoekers in een onderzoekspost op langere termijn in Europa, inclusief in hun land van herkomst, na een transnationale/internationale mobiliteitservaring. Deze actielijn wordt geïmplementeerd via zowel individuele beurzen die rechtstreeks op communautair niveau worden toegekend als via de medefinanciering van regionale, nationale of internationale programma’s.

• Permanente educatie en loopbaanontwikkeling ter ondersteuning van de loopbaanontwikkeling van ervaren onderzoekers. Met het oog op het aanvullen van vaardigheden of het aanleren van nieuwe vaardigheden en bekwaamheden of het verhogen van inter/multidisciplinariteit en/of intersectorale mobiliteit is in ondersteuning voorzien voor onderzoekers met speciale behoeften aan extra/aanvullende bekwaamheden en vaardigheden, voor onderzoekers om een onderzoeksloopbaan te hervatten na een onderbreking, met name na een moederschaps- of ouderschapsverlof, en voor het (her)integreren van onderzoekers in een onderzoekspost op langere termijn in Europa, inclusief in hun land van herkomst, na een transnationale/internationale mobiliteitservaring. Deze actielijn wordt geïmplementeerd via zowel individuele beurzen die rechtstreeks op communautair niveau worden toegekend als via de medefinanciering van regionale, nationale of internationale programma’s.

Motivering

Vrouwelijke onderzoekers hebben binnen de onderzoekssector niet dezelfde mogelijkheden om vooruit te komen als mannen. Daarom moet het 7e kaderprogramma voor onderzoek een bijdrage leveren aan de verbetering van de carrièremogelijkheden van vrouwen. Bovendien is het noodzakelijk de nodige voorwaarden te scheppen om het voor vrouwen mogelijk te maken hun werkzaamheden na hun moederschapsverlof te hervatten, en om ervoor te zorgen dat mannen en vrouwen datzelfde na een ouderschapsverlof kunnen doen.

Amendement 26

Thema's, Afdeling IV, Onderzoek ten behoeve van KMO's, Achtergrond, alinea 1 bis (nieuw)

Verder zal er een speciaal initiatief worden genomen ter vergroting van het aandeel van vrouwen in het industrieel onderzoek, waar dit aandeel thans slechts 15% bedraagt.

Motivering

In de overheidssector ligt in de EU het aandeel van vrouwen bij onderzoekers ongeveer op 30%, maar is het aandeel van vrouwen in het industrieel onderzoek slechts 15%. Er is te weinig gedaan om dit probleem op te lossen, omdat het bedrijfsleven gebrek aan onderzoekers heeft. Sommige bedrijven hebben zelf strategieën ontwikkeld om aantrekkelijker te zijn voor vrouwen door de arbeidscultuur en het wervingssysteem te veranderen.

Amendement 27

Bijlage I, Titel IV Capaciteiten, Wetenschap in de maatschappij, Achtergrond, alinea 1 bis (nieuw)

 

Het Europese onderzoeksbeleid zal alleen slagen als de maatschappij in Europa en de lidstaten ervan overtuigd zijn dat rekening wordt gehouden met de zorgen van het publiek en dat de legitieme ethische grenzen die naar de mening van het publiek aan het onderzoek moeten worden gesteld, worden geëerbiedigd.

Motivering

Het Commissievoorstel wekt de indruk dat het grootste probleem is de publieke opinie te overtuigen. Aan de andere kant is het zeer belangrijk dat wetenschapsbeoefenaars luisteren naar de zorgen van de samenleving en zich aan de grenzen houden.

Amendement 28

Bijlage I, Titel IV Capaciteiten, Wetenschap in de maatschappij, Activiteiten, alinea 3 bis (nieuw)

 

Een kritische overweging van onderzoeksactiviteiten, gericht op het stellen van normen voor ethisch verantwoord onderzoek met inachtneming van fundamentele rechten.

Motivering

In het wetenschappelijke en maatschappelijke deel van het programma moet meer de nadruk worden gelegd op ethische beperkingen.

Amendement 29

Thema's, Afdeling IV, Wetenschap in de maatschappij, Activiteiten, punt 4

Genderonderzoek, inclusief de integratie van de genderdimensie in alle onderzoeksgebieden en de rol van vrouwen in onderzoek.

Genderonderzoek, inclusief de integratie van de genderdimensie in alle onderzoeksgebieden en de stimulering van vrouwen in onderzoek, alsmede steun aan onderzoeksinfrastructuur/ERA-netwerken en coördinatie tussen Europese, regionale en nationale initiatieven

Zie de motivering bij amendement 8.

Amendement 30

Bijlage I, Titel IV Capaciteiten, Wetenschap in de maatschappij, Activiteiten, alinea 5

• Creëren van een omgeving dat jongeren nieuwsgierig maakt naar wetenschap door het versterken van het wetenschapsonderwijs op alle niveaus, inclusief de scholen, en door het bevorderen van de interesse voor en deelname aan wetenschap onder jongeren.

• Creëren van een omgeving, vrij van ieder stereotype, die jongeren nieuwsgierig maakt naar wetenschap door het versterken van het wetenschapsonderwijs op alle niveaus, inclusief de scholen, en door het bevorderen van de interesse voor een volledige deelname aan wetenschap onder jongeren.

Motivering

Het is noodzakelijk een "wetenschapsmilieu" te creëren waaraan ieder stereotype ontbreekt om volledige deelname van jongens en meisjes aan wetenschappelijke activiteiten te stimuleren en het wetenschapsonderwijs te versterken, niet alleen op scholen maar ook op andere daarvoor in aanmerking komende instellingen.

Amendement 31

Bijlage I, Titel IV Capaciteiten, Wetenschap in de maatschappij, Activiteiten, alinea 7 bis (nieuw)

 

Waarborging van kinderopvangfaciliteiten, waarover overeenstemming werd bereikt op de Raad van Barcelona van 2002, welke beslissing inhoudt dat de lidstaten vóór 2010 kinderopvang moeten bieden aan tenminste 90% van de kinderen tussen de 3 jaar en de verplichte onderwijsleeftijd, en aan tenminste 33% van de kinderen onder de 3 jaar ;

Motivering

Goede en voldoende kinderopvang is van cruciaal belang, vooral voor werkende vrouwen met kinderen.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Procedurenummer

COM(2005)0119 – C6‑0099/2005 – 2005/0043(COD)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

FEMM
12.5.2005

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

Nee

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Britta Thomsen
20.6.2005

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

28.11.2005

24.1.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

24.1.2006

Uitslag eindstemming

voor:

tegen:

onthoudingen:

27

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Edit Bauer, Edite Estrela, Věra Flasarová, Claire Gibault, Lissy Gröner, Zita Gurmai, Anneli Jäätteenmäki, Piia-Noora Kauppi, Urszula Krupa, Pia Elda Locatelli, Doris Pack, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Teresa Riera Madurell, Raül Romeva i Rueda, Amalia Sartori, Konrad Szymański, Corien Wortmann-Kool, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Anna Hedh, Mary Honeyball, Elisabeth Jeggle, Karin Jöns, Christa Klaß, Kartika, Maria Martens, Zita Pleštinská, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Bernadette Vergnaud

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Document- en procedurenummers

COM(2005)0119 – C6-0099/2005 – 2005/0043(COD)

Datum indiening bij EP

6.4.2005

Commissie ten pricipale
  Datum bekendmaking

ITRE
27.4.2005

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

BUDG
27.4.2005

ENVI
27.4.2005

TRAN
27.4.2005

REGI
27.10.2005

AGRI
27.4.2005

 

PECH
9.6.2005

JURI
16.3.2006

FEMM
12.5.2005

 

 

Geen advies
  Datum besluit

 

 

 

 

 

Nauwere samenwerking
  Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Jerzy Buzek
31.3.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Vereenvoudigde procedure
  Datum besluit

 

Betwisting rechtsgrondslag
  Datum JURI-advies

 

 

 

Wijziging financiële voorzieningen
  Datum BUDG-advies

 

 

 

Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité
  Datum EP-besluit

 

Raadpleging Comité van de regio's
  Datum EP-besluit

 

Behandeling in de commissie

21.6.2005

13.7.2005

12.9.2005

4.10.2005

11.10.2005

 

22.11.2005

29.11.2005

16.1.2005

25.1.2005

20.2.2006

 

19.4.2006

24.4.2006

4.5.2006

12.5.2006

 

Datum goedkeuring

30.5.2006

Uitslag eindstemming

+

0

36

7

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

John Attard-Montalto, Jan Březina, Philippe Busquin, Jerzy Buzek, Joan Calabuig Rull, Pilar del Castillo Vera, Jorgo Chatzimarkakis, Giles Chichester, Den Dover, Adam Gierek, Norbert Glante, Umberto Guidoni, Fiona Hall, David Hammerstein Mintz, Rebecca Harms, Erna Hennicot-Schoepges, Ján Hudacký, Romana Jordan Cizelj, Vincenzo Lavarra, Angelika Niebler, Reino Paasilinna, Umberto Pirilli, Miloslav Ransdorf, Vladimír Remek, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Mechtild Rothe, Paul Rübig, Andres Tarand, Britta Thomsen, Patrizia Toia, Catherine Trautmann, Alejo Vidal-Quadras Roca

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

María del Pilar Ayuso González, Avril Doyle, Cristina Gutiérrez-Cortines, Edit Herczog, Toine Manders, Lambert van Nistelrooij, Francisca Pleguezuelos Aguilar, Vittorio Prodi, John Purvis

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

Giovanni Berlinguer (Pia Elda Locatelli), Hiltrud Breyer (Claude Turmes), Kathy Sinnott

Datum indiening

1.6.2006

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...