VERSLAG 

23.6.2006 - over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité, getiteld “Aanzet tot een debat over een communautaire aanpak van milieukeurregelingen voor visserijproducten”
(2005/2189(INI))

Commissie visserij
Rapporteur: Carmen Fraga Estévez

Procedure : 2005/2189(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0219/2006
Ingediende teksten :
A6-0219/2006
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité, getiteld “Aanzet tot een debat over een communautaire aanpak van milieukeurregelingen voor visserijproducten”

(2005/2189(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité, getiteld “Aanzet tot een debat over een communautaire aanpak van milieukeurregelingen voor visserijproducten” (COM(2005)0275),

–   gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

–   gezien verslag nr. 780 van de 26ste bijeenkomst van het Comité voor Visserij van de FAO, welke van 7 tot en met 11 maart 2005 in Rome heeft plaatsgevonden,

–   gezien de mededeling van de Commissie tot vaststelling van een actieplan van de Gemeenschap om milieubeschermingseisen in het gemeenschappelijk visserijbeleid te integreren (COM(2002)0186),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, getiteld “De toekomst van de markt voor visserijproducten in de Europese Unie: verantwoordelijkheid, partnerschap, concurrentievermogen” (COM(1997)0719),

–   gezien Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[1],

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6‑0219/2006),

A. overwegende dat het op de markt brengen van visserijproducten voorzien van een keurmerk waarmee wordt aangegeven dat de dieren overeenkomstig de eisen voor een duurzaam milieu zijn gevangen, gekweekt, geplukt of verwerkt, op aanzienlijke wijze kan bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen betreffende duurzame visserij door producenten en consumenten,

B.  overwegende echter dat er op internationaal niveau geen vereiste is voor een unieke definitie van het begrip “duurzaam” voor wat betreft visserijproducten,

C. overwegende dat een ecologische aanpak altijd op brede overwegingen gebaseerd moet zijn,

D. overwegende dat in het kader van een programma van milieukeurregelingen en -certificering de voorkeur moet worden gegeven aan een systeem van veelzijdige duidelijkheidscriteria,

E.  overwegende dat de FAO sinds 1998 de verschillende aspecten van milieukeurregelingen op visserij- en aquacultuurproducten bestudeert en dat in mei 2005 het Comité voor Visserij van de FAO richtlijnen heeft uitgewerkt op dat gebied,

F.  overwegende dat de WTO tijdens de bijeenkomst in Doha in 2001 deze vraag heeft bestudeerd, waarbij de ontwikkelingslanden duidelijk hun terughoudendheid te kennen hebben gegeven, omdat zij vrezen dat milieukeurmerken zorgen voor overdreven protectionisme,

G. overwegende dat de milieukeurregeling voor visserijproducten kan bijdragen aan de verbetering van de gegevensvergaring over diverse vissoorten (verbetering van de kwantiteit en betrouwbaarheid van de gegevens),

H. overwegende dat de huidige wildgroei aan milieukeurmerken en de daarbijbehorende vereisten, welke wantrouwen en verwarring veroorzaken bij de consumenten, mogelijk kunnen leiden tot het in diskrediet brengen van dit instrument,

I.   overwegende dat de Europese Gemeenschap onlangs de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen en het daarbij behorende milieukeurmerk (Dolphin Safe) heeft ondertekend,

J.   overwegende bovendien dat het bewijs is geleverd van de bestaande verwarring tussen milieukeurmerken en kwaliteitsetiketten,

K. overwegende dat, overeenkomstig verordening (EG) nr. 2371/2002, alle visserijactiviteiten die binnen de Europese Unie worden uitgevoerd, per definitie duurzaam zouden moeten zijn, omdat zij moeten voldoen aan de betreffende communautaire bepalingen,

1.  juicht de mededeling van de Commissie toe waarmee de aanzet wordt gegeven tot een debat over een communautaire aanpak van milieukeurregelingen voor visserijproducten;

2.  betreurt echter de achterstand die de Commissie heeft opgelopen met het publiceren van haar mededeling, waardoor particuliere milieukeurmerken als paddestoelen uit de grond konden worden gestampt die niet onderworpen zijn aan enig extern toezicht, waardoor problemen met de geloofwaardigheid en verwarring bij consumenten en producenten zijn ontstaan;

3.  vestigt bovendien de aandacht op de daadwerkelijke doelstellingen van het gebruik van een groot aantal van deze keurmerken, welke tegenover consumenten, die steeds meer belang hechten aan duurzame ontwikkeling, worden gebruikt als verkoopargument terwijl ze geen enkele reële garantie bieden wat betreft duurzame ontwikkeling;

4.  is van mening dat de huidige reeks regelingen bijdraagt aan de complexiteit van het vraagstuk en een eventueel voorstel niet zodanig moet worden opgezet dat degenen die reeds op de markt actief zijn een commercieel voordeel wordt geboden;

5.  neemt er kennis van dat de Commissie enkel een debat wil openen over de algemene gang van zaken en op dit moment nog geen diepgaande discussie wil starten, en dat zij dus nog geen vereisten voorstelt om milieukeurregelingen op communautair niveau vast te stellen; betreurt echter dat de Commissie door deze mededeling slechts een minieme bijdrage levert aan het debat waar zij de aanzet tot wil geven en dat momenteel bijzonder vaag en ontdaan van problematiek is;

6.  betreurt het dat de mededeling van de Commissie zo weinig ambitieus is en is van mening dat de gekozen optie (het stellen van minimale eisen aan facultatieve milieu-etiketteringsprogramma's) niet volledig recht doet aan de belangen die op het spel staan; is van mening dat wanneer labels op de markt worden gebruikt, zij onafhankelijk moeten worden gecontroleerd opdat zij absoluut betrouwbaar en geloofwaardig voor de consument zijn;

7.  bepleit betere erkenning op Europees niveau van de ambachtelijke visserij; bepleit tevens dat voor de eventuele lancering van een ecolabelingsstelsel de betrokkenen met inbegrip van de vertegenwoordigers van de ambachtelijke visserij worden geraadpleegd en dat met hun suggesties rekening wordt gehouden;

8.  is van mening dat een etiket slechts dan effectief is wanneer het uniform is en makkelijk te begrijpen voor de consument zodat deze zich bij zijn keuze kan richten op producten die garant staan voor duurzaamheid van de visbestanden;

9.  spoort de Commissie derhalve aan tot het verder aanzwengelen van een breed debat waaraan alle betrokken partijen deelnemen en welke het mogelijk maakt om op grondige wijze van gedachten te wisselen over de vele belangrijke vragen waar men nu een antwoord op wil;

10. is het, voor het grootste deel, eens met de doelstellingen betreffende duurzaamheid, harmonisering, traceerbaarheid, transparantie, objectiviteit en non-discriminatie zoals genoemd onder punt 4 van de mededeling; is van mening dat invoering van een uniek EU-milieukeurmerk tot bureaucratische rompslomp leidt;

11. is ervan overtuigd dat het gebruik van betrouwbare milieukeurmerken een uiterst effectief instrument kan zijn om illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserij te bestrijden omdat het een zeer duidelijke documentatie vereist waaruit blijkt waar de vis vandaan komt zodat het veel moeilijker wordt illegaal gevangen vis op de markt af te zetten;

12. nodigt de Commissie uit te preciseren wat zij verstaat onder openbare keurregelingen op communautair niveau, in de wetenschap dat haar analyse van de opties nr. 2 (“Totstandbrenging van één enkele communautaire milieukeurregeling voor vis en visserijproducten”) en nr. 3 (“Vaststelling van minimumvereisten voor vrijwillige milieukeurregelingen”), zoals in de mededeling voorgesteld, tot verwarring leidt door de verschillende begrippen die er op internationaal niveau bestaan wat betreft de juistheid van een dergelijk systeem;

13. is van mening dat de Commissie, als een programma van milieukeurmerken en ‑certificering eenmaal ingevoerd is, dit programma bij alle actoren in dit proces moet bevorderen en verduidelijken, en dat de Commissie er ook naar moet streven dat men volledig kan vertrouwen op de naleving van de regels die zijn ingesteld door de organen die bevoegd worden om de milieukeurmerken en -certificering af te geven zodat de consument niet misleid wordt;

14. dringt er bij de Commissie op aan dat zij binnen zes maanden een mededeling aan de Raad en het Europees Parlement presenteert waarin zij rekening houdt met de ontwikkelingen binnen het brede debat en die details verstrekt over de minimumvereisten en de richtlijnen waaraan een communautaire milieukeurregeling voor visserijproducten moet voldoen;

15. dringt er bij de Commissie eveneens op aan, wanneer de basis wordt gelegd voor een milieukeurregeling voor visserijproducten binnen de Europese Unie, rekening te houden met de betreffende internationale vereisten, en met name met de vereisten die zijn opgesteld door de FAO, en er dus voor te zorgen dat een dergelijk systeem:

(a)  overeenkomt met de FAO-gedragscode voor een verantwoordelijke vorm van visvangst en met resoluties van andere internationale organisaties, waaronder die van de VN en de WTO;

(b)  een vrijwillig karakter heeft en betere bescherming van het milieu garandeert, zonder te impliceren dat een product zonder milieukeurmerk als een product van mindere kwaliteit zou kunnen worden beschouwd;

(c)  transparant is in al zijn aspecten, inclusief de organisatiestructuur en de vormen van financiële ondersteuning;

(d)  niet discrimineert en de handel niet belemmert vooral ten opzichte van ontwikkelingslanden en tegelijkertijd eerlijke concurrentie mogelijk maakt;

(e)  wordt bevorderd door de Commissie, die zal worden opgedragen met het opstellen van functioneringsnormen voor het systeem, waarbij de onafhankelijkheid van de gespecialiseerde accreditatie- en certificeringsinstanties wordt gegarandeerd, daar dit essentiële instrumenten zijn om alle garanties betreffende de procedure en de geloofwaardigheid van de beloftes op het keurmerk te bieden;

(f)  vereisten voor duurzaamheid bevat die worden gekenmerkt door een eisenniveau dat hoger ligt dan dat welke van kracht is onder het communautaire systeem voor het beheer van de eigen middelen en gebaseerd is op serieuze wetenschappelijke analyses; deze vereisten kunnen zowel van algemene als van specifieke aard zijn, afhankelijk van de verschillende visserijproducten;

(g)  de waarheidsgetrouwheid van de informatie op de keurmerken garandeert, wat impliceert dat er gewaakt wordt over de bewaringscyclus van elk product, van het vissersvaartuig tot aan de uiteindelijke consument en verzekert dat de certificering wordt gevolgd en er bij elk gecertificeerd product gecontroleerd wordt of het product aan de specificaties voldoet;

(h)  voorziet in betrouwbare en onafhankelijke verificatie- en auditcontroles;

(i)  het onmisbare publieke karakter van het systeem verzekert;

(j)  kiest voor een keurmerk dat de definitieve resultaten vermeldt van de evaluatie van het product op een voor de consument eenvoudig te begrijpen manier;

16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie, alsmede aan de regeringen van de lidstaten.

  • [1]  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

TOELICHTING

In het werkdocument dat voor het ontwerpverslag is gepresenteerd, werden de volgende punten geanalyseerd: I.- Antecedenten, II.- Definitie en reikwijdte van milieukeurregelingen en III.- Commerciële aspecten.

Deze toelichting volgt die analyse en noemt achtereenvolgens andere interessante aspecten met betrekking tot milieukeurregelingen voor visserij- en aquacultuurproducten, en onderzoekt de ontwerpresolutie, evenals de aanbevelingen zoals door uw rapporteur aan de Commissie visserij voorgesteld.

IV.- Noodzaak van het bestuderen van de basis van een milieukeurregeling in de EU

Het aantal milieukeurmerken, waarvan de belangen per keurmerk variëren, is zodanig dat er in de toekomst ongetwijfeld conflicten ontstaan over de definitie of de betekenis van de term “duurzame visserij”. De dreiging is dus serieus omdat de diverse keurmerken, welke op verschillende criteria zijn gebaseerd, de consument zeker in verwarring zullen brengen. Het is dus noodzakelijk om algemene vereisten overeen te komen, al was het alleen maar op communautair niveau, betreffende de duurzaamheid, welke worden opgenomen in het communautaire juridische kader dat voor dit doel wordt uitgewerkt.

Het is voor de Unie van belang dat zij deze vraag aansnijdt om zo de wildgroei aan verschillende milieukeurmerken te remmen en het instellen van een of meerdere systemen die op dezelfde fundamentele beginselen en vereisten zijn gebaseerd, te garanderen. Om dat te bereiken dienen met name de volgende elementen te worden overwogen:

1.  De informatie is tegenwoordig zeer versnipperd en het gebrek aan helderheid is duidelijk, ook binnen internationale instellingen. Daarom is het noodzakelijk dat de Unie, samen met alle betrokken sectoren op grondige wijze van gedachten wisselt voor er een definitieve beslissing wordt genomen. Het is van essentieel belang dat de behoeften van de Unie zeer goed bekend zijn, voor er een beslissing wordt aangenomen waarvan de gevolgen negatief kunnen zijn.

2.  De vraag moet worden gesteld of de diversiteit van de keurmerken een voordeel is. Een dergelijke diversiteit maakt een grotere flexibiliteit mogelijk, maar doet ook afbreuk aan de essentiële waarde van de keurregeling, met als gevolg het wantrouwen van de consument, in tegenstelling tot de voordelen van een uniek of beperkt systeem.

3.  Wat de traceerbaarheid van het product tot bij de eindconsument betreft, is het van belang dat de informatie op de keurmerken juist en controleerbaar is. Daarom moet er een goed doordacht traceerbaarheidssysteem worden ontwikkeld.

4.  Wat is het meest interessante beheersysteem van een milieukeurregeling? Moet er voor openbaar of particulier beheer worden gekozen? Openbare systemen bieden in principe grotere garanties dan particuliere systemen, ze zijn op het eerste gezicht minder discriminerend en bieden door hun organisatie een hoger niveau van juridische veiligheid en onafhankelijkheid. Particuliere systemen moeten zich baseren op de substantiële minimumvereisten zoals door de Europese Unie vastgesteld en zoals in de richtlijnen van de FAO vastgelegd, en steunen op de bestaande richtlijnen, met name die van de Internationale Organisatie voor Standaardisatie (ISO).

5.  De oprichter van elke milieukeurregeling dient gebruik te maken van een externe en onafhankelijke, gespecialiseerde accrediteringsinstantie zodat deze in zijn naam de te nemen stappen voor accreditatie onderneemt bij de certificeringsinstanties.

V.- Vereisten betreffende duurzaamheid

Een van de meest complexe elementen van het debat bestaat uit het opstellen van vereisten met als doel het garanderen van de duurzaamheid van de visbestanden. Op internationaal niveau is er op dit moment nog geen overeenstemming bereikt over het op dat gebied vaststellen van een of meerdere indicatoren, en is het wenselijk dat de Unie voor zichzelf duidelijke vereisten opstelt.

Over welk soort vereisten hebben we het? Dat is de vraag. Om te beginnen dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen algemene vereisten en specifieke vereisten, afhankelijk van de betreffende vissoort. Bij deze eerste vereisten dient er onderscheid te worden gemaakt tussen vereisten die gebaseerd zijn op wetenschappelijke analyses (in principe baseert communautaire wetgeving zich op duurzame ontwikkeling, en om die reden dienen alle visserijactiviteiten deze vereisten in acht te nemen), vereisten gebaseerd op de minste gevolgen voor het milieu of het ecosysteem (wat betekent dat er rekening wordt gehouden met de meest selectieve productiemethoden) en, tenslotte, vereisten die verbonden zijn met de voedselveiligheid (de producten mogen niet schadelijk zijn voor de gezondheid).

Deze vereisten moeten verder worden gepreciseerd omdat met behulp van deze algemene vereisten de specifieke vereisten voor elke vissoort welke in aanmerking komt voor een milieukeurmerk, verder zullen worden uitgewerkt.

VI.- Analyse van de mededeling van de Commissie

Voor een mededeling die is bedoeld om een aanzet te geven tot een communautaire aanpak van milieukeurregelingen voor visserijproducten, moet uw rapporteur bekennen diep teleurgesteld te zijn door het gebrek aan analyse en de magere inhoud; misschien is dit een aanwijzing over het belang dat de Commissie aan dit onderwerp hecht.

Vooral het hoofdstuk betreffende de “werkzaamheden in verband met milieukeuren in internationale fora” is hier een mooi voorbeeld van: drie miserabele paragrafen vatten de activiteiten van de FAO (die zich al sinds 1998 met deze vraag bezighoudt) en de WTO samen, zonder dat de geboden informatie zelfs maar is bijgewerkt. Tevens worden de richtlijnen van de FAO betreffende milieukeurregelingen niet eens genoemd, hoewel ze, zonder aangenomen te zijn, in vele werkdocumenten reeds worden genoemd.

Ook kan er kritiek worden geuit op de methodologie van de Commissie. Het is bijzonder betreurenswaardig dat, wanneer men zegt de aanzet te willen geven tot een algemeen debat dat openstaat voor alle betrokken partijen (vissers, bedrijven in de visserijsector, regeringen, consumenten en andere betrokken partijen, zoals NGO’s of andere reeds bestaande certificeringsinstanties), het meest interessante deel van de mededeling, waarin de definities betreffende milieukeurregelingen evenals de doelstellingen en vereisten welke in acht dienen te worden genomen bij het creëren van controleerbare keurregelingen worden genoemd, slechts in twee bijlagen voorkomt welke zijn opgesteld in slechts één van de talen van de Unie. Vele geïnteresseerden hebben dus niet de kans om dit fundamentele onderdeel van elke milieukeurregeling te raadplegen.

Evenals de misschien te algemene doelstellingen zoals vermeld onder punt 4 van de mededeling, is de inhoud van dit hoofdstuk weinig verrassend; de Commissie lijkt de mogelijkheid op een unieke, particuliere milieukeurregeling al vooraf uit te sluiten.

Het creëren van een communautair milieukeurmerk houdt natuurlijk ook het in acht nemen van procedures in die complexer zijn voor de bevoegde autoriteit en brengt ongetwijfeld hogere kosten met zich mee. Het belang van een uniek keurmerk dient evenwel niet te worden verwaarloosd. Een dergelijk keurmerk kent feitelijk, rekening houdend met de voordelen die het verkrijgen ervan zou betekenen op de markt, een grotere juridische zekerheid toe aan de kandidaten die zich bij de milieukeurregeling willen aansluiten, biedt betere garanties qua consumentenvertrouwen, vermijdt ten onder te gaan aan ontmoediging en verwarring door de wildgroei aan keurmerken en maakt het daarbovenop ook nog mogelijk het systeem ondubbelzinnig te combineren met de doelstellingen die duurzame ontwikkeling moeten bevorderen. Bovendien zou de creatie ervan een grotere aantrekkingskracht hebben op vissers en bedrijven ten gunste van milieukeurregelingen, een grotere concurrentie tussen die twee laatste bevorderen betreffende het gebruik van selectievere vistechnieken, en consumenten efficiënter overtuigen om deel te nemen aan de verbetering van het zeemilieu in ruil voor hun geld.

De Commissie stelt drie mogelijkheden voor betreffende het creëren van een communautaire milieukeurregeling. Optie nr. 1: Geen maatregelen; Optie nr. 2: Totstandbrenging van één enkele communautaire milieukeurregeling voor vis en visserijproducten; Optie nr. 3: Vaststelling van minimumvereisten voor vrijwillige milieukeurregelingen.

Uw rapporteur is vanzelfsprekend blij dat de eerste optie van tafel is, en wel om de redenen die de Commissie noemt. Zonder de garantie van een onafhankelijke certificering en accreditatie zou het vertrouwen van deze programma’s onderworpen zijn aan voorzichtigheid. Bovendien zou zowel het risico op versnippering van de communautaire markt als de wildgroei van keurmerken het vrije verkeer van producten in gevaar brengen.

Het onderscheid dat de Commissie maakt tussen de tweede en de derde optie is echter niet geheel duidelijk, in de wetenschap dat, wat ook de internationale vereisten op dat gebied zijn en dan met name de vereisten opgesteld door de FAO, de instantie belast met het opstellen van de minimumvereisten voor het verkrijgen van een milieukeurmerk, feitelijk eigenaar wordt van het systeem. Gezien het feit dat de derde optie aan de Commissie de mogelijkheid toebedeelt deze vereisten vast te stellen, wordt de milieukeurregeling een publiek systeem, evenals met de tweede optie, ofschoon deze laatste in geen enkel geval het bestaan van een uniek keurmerk garandeert.

Bovendien kan het beheer van het systeem net zo goed neerkomen op publieke als op particuliere instanties. En kan ook de eigenaar van het systeem publiek of particulier zijn. Verschillende milieukeurmerken kunnen dus naast elkaar bestaan terwijl ze onderworpen zijn aan eenzelfde juridisch kader, wat de wens lijkt te zijn van de Commissie.

Wat bovenal van belang is, is dat bovengenoemde minimumvereisten worden opgesteld een toezichtsysteem op het systeem wordt ingevoerd en transparantie van en respect voor de bewaringscyclus worden gegarandeerd. En afhankelijk van hoe beperkend die vereisten zijn, zal de ingestelde regeling zelf ook meer of minder transparant, onafhankelijk, veilig en niet discriminerend zijn.

ADVIES van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (26.4.2006)

aan de Commissie visserij

inzake het lanceren van een debat over een communautaire aanpak van milieu-etiketteringsprogramma's voor visserijproducten
(2005/2189(INI))

Rapporteur voor advies: Frédérique Ries

SUGGESTIES

De Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie visserij onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  dankt de Commissie voor haar mededeling in het besef hoe lastig het is om een labelstelsel in te voeren dat zowel efficiënt is alsook enige ruimte laat voor bedrijven; legt er de nadruk op dat het voornaamste doel van ecolabels moet zijn dat de consument in staat wordt gesteld een weloverwogen keuze te maken die de instandhouding van visbestanden bevordert;

2.  is van mening dat dit systeem een aanvulling moet zijn op het wettelijk kader ter instandhouding van de visbestanden: dit moet het fundamentele doel blijven van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

3.  is van mening dat gezien de overbevissing en de uitputting van veel visbestanden in de EU-wateren en in de gehele wereld een ecolabelstelsel om geloofwaardig en effectief te zijn, moet uitgaan van het principe dat ecolabels voor bepaalde bestanden eenvoudig niet mogelijk zijn en dat de consumptie van vis moet worden teruggedrongen totdat de bestanden zich hebben hersteld;

4.  betreurt het dat de bestaande regels voor het labelen van visproducten zoals te vinden in artikel 4 van de Verordening van de Raad (EG) nr. 104/2000 van 17 december 1999 over de gemeenschappelijke marktordening voor de visserij en aquacultuurproducten slecht worden geïmplementeerd en nageleefd in de lidstaten;

5.  betreurt het dat zij niet kan beschikken over een gedetailleerde analyse die haar in staat stelt om nauwkeurig te evalueren wat de gevolgen zijn van deze maatregelen voor de visserijsector en het maritieme ecostelsel;

6.  betreurt het dat de mededeling van de Commissie zo weinig ambitieus is en is van mening dat de gekozen optie (het stellen van minimale eisen aan facultatieve milieu-etiketteringsprogramma's) niet volledig recht doet aan de belangen die op het spel staan; is van mening dat wanneer labels op de markt worden gebruikt, zij onafhankelijk moeten worden gecontroleerd opdat zij absoluut betrouwbaar en geloofwaardig voor de consument zijn;

7.  bepleit betere erkenning op Europees niveau van de ambachtelijke visserij; bepleit tevens dat voor de eventuele lancering van een ecolabelingsstelsel de betrokkenen met inbegrip van de vertegenwoordigers van de ambachtelijke visserij worden geraadpleegd en dat met hun suggesties rekening wordt gehouden;

8.  bepleit invoering van een uniforme procedure voor het ontwikkelen en waarmerken die op langere termijn stimulerend werkt voor duurzame productiemethoden en exploitatie van de visbestanden mits de etikettering strenge voorwaarden stelt:

     - het minimaliseren van bijvangst,

     - vangst, gereguleerd op basis van het 'maximum sustainable yield'-principe,

     - doelmatige handhaving en controle om illegale praktijken tegen te gaan;

9.  is van mening dat een dergelijke procedure op Europees niveau moet worden ingevoerd in overleg met alle betrokkenen uit de sector en moet voldoen aan een aantal essentiële voorwaarden zoals transparantie, toegankelijkheid, tegen lage kosten verkrijgbaar en geloofwaardigheid;

10. bepleit het voortbestaan van nationale en andere keurmerken voor visserijproducten die onder andere wijzen op de bijzondere kenmerken in de vangstmethoden zoals dolfijnvriendelijkheid of de kwaliteit van het product;

11. is van mening dat een etiket slechts dan effectief is wanneer het uniform is en makkelijk te begrijpen voor de consument zodat deze zich bij zijn keuze kan richten op producten die garant staan voor duurzaamheid van de visbestanden;

12. pleit ervoor dat de criteria voor dit etiket niet direct worden gekoppeld aan Europese visserijmaatregelen en dat zij volledig zijn afgestemd op de normen die zijn vervat in de gedragscode van de FAO voor verantwoordelijke visserij opdat het etiket toegankelijk is en legt er de nadruk op dat ecolabels die in de EU zijn ontwikkeld, niet mogen discrimineren tegen niet-Europese visserij, vooral die van ontwikkelingslanden;

13. bepleit dat toetreding tot het stelsel op basis van vrijwilligheid plaatsvindt en stelt prikkels voor voor toetreding van bedrijven, in het bijzonder het MKB en de werkers uit de ambachtelijke visserij, tot dit stelsel;

14. erkent dat het stelsel, wil het effectief, toegankelijk en geloofwaardig zijn, centraal moet worden beheerd zonder dat dit leidt tot overbodige administratieve dwang en stelt voor dat het communautair agentschap voor visserijcontrole wordt betrokken bij het uitgeven van, de controle op en het beheer van dit etiket, bij dit proces, maar erkent dat hiervoor een belangrijke verruiming nodig zou zijn van het mandaat en een aanzienlijke verhoging van de financiële en andere middelen;.

BEKNOPTE MOTIVERING

De Commissie heeft in december 1997 voor het eerst gewezen op de noodzaak om het te hebben over niet-discriminerende vrijwillige milieu-etiketteringsprogramma's. In 2002 heeft zij een communautair actieplan goedgekeurd om milieubeschermingsbepalingen op te nemen in het gemeenschappelijk visserijbeleid en heeft zij aangekondigd dat zij een debat wil aanzwengelen over milieu-etikettering van visserijproducten. Op 29 juni 2005 heeft de Commissie haar mededeling uitgebracht om een debat te lanceren over een communautaire benadering van milieu-etiketteringsprogramma's voor visserijproducten.

Door de recente hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is het nodig geworden te gaan praten over invoering van milieu-etiketteringsprogramma's als een middel om milieubescherming beter te integreren in de visserijsector. Doordat onlangs in deze sector verschillende producten zijn opgedoken met een "milieu-etiket", doet zich de kwestie voor van concurrentie, buitenlandse handel en consumentenbescherming.

Een van de doelstellingen van de Commissie is het bevorderen van duurzame visserij en een adequaat beschermingsniveau van het mariene ecosysteem, een geharmoniseerde benadering van milieu-etiketteringsprogramma's en transparante objectieve voorlichting aan de consument.

De Commissie heeft drie opties:

1. Het niet handelen en de vrijheid om milieu-etiketten op de markt te brengen zonder interventie en controle van de overheid.

2. Eén uniform communautair milieu-etiketteringsprogramma op te zetten voor vis en visserijproducten.

3. Het vaststellen van minimumeisen voor milieu-etiketteringsprogramma's op vrijwillige basis.

De Commissie kiest in haar mededeling duidelijk voor optie 3.

De rapporteur geeft evenwel uiting aan haar bezorgdheid over deze optie die niet toereikend is wanneer men streeft naar de door de Commissie gestelde ambitieuze doeleinden.

Het vaststellen van minimumeisen voor milieu-etiketteringsprogramma's op vrijwillige basis zou slechts de bestaande situatie reguleren en voorkomen dat misleidende certificaten opduiken. Het zou geen duidelijke boodschap afgeven om zowel bij de consument als de producent het bewustzijn te prikkelen. Door een wildgroei aan etiketten zou de rol die een milieu-etiket kan spelen teniet worden gedaan.

Dit zijn enkele van de overwegingen waarom de rapporteur voor een uniform communautair etiketteringsprogramma is met ambitieuze criteria. In het licht van de in de mededeling geformuleerde doelstellingen en met inschakeling van alle betrokkenen moet de Commissie een milieu-etiketteringssysteem vaststellen dat toegankelijk en geloofwaardig is.

De Commissie moet ervoor zorgen dat dit etiket de handel niet belemmert. Daarom moet zo'n etiket volledig overeenstemmen met de internationale richtsnoeren voor milieu-etiketteringsprogramma's zoals geformuleerd door de FAO en gebaseerd op haar gedragscode voor verantwoordelijke visserij[1].

Om te voorkomen dat er weer een nieuwe structuur in het leven wordt geroepen, stelt de rapporteur voor om het Europees Agentschap voor visserijcontrole te betrekken bij het beheer van dit etiket.

Bij een dergelijk programma moet vooral aandacht worden geschonken aan het belang van duidelijke informatie naar de consument toe zodat het etiket de grootst mogelijke impact krijgt. Tenslotte: het etiket moet concrete resultaten opleveren waar het gaat om bescherming en bevordering van de duurzaamheid van de visbestanden in de EU-wateren.

PROCEDURE

Titel

Lanceren van een debat over een communautaire aanpak van milieu-etiketteringsprogramma's voor visserijproducten

Procedurenummer

2005/2189(INI)

Commissie ten principale

PECH

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

ENVI]

27.10.2005

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

0.0.0000

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Frédérique Ries

14.12.2005

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

21.3.2005

25.4.2005

 

 

 

Datum goedkeuring

25.4.2005

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

30

1

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Johannes Blokland, John Bowis, Hiltrud Breyer, Dorette Corbey, Chris Davies, Mojca Drčar Murko, Edite Estrela, Jillian Evans, Matthias Groote, Gyula Hegyi, Dan Jørgensen, Christa Klaß, Eija-Riitta Korhola, Urszula Krupa, Riitta Myller, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Dagmar Roth-Behrendt, Guido Sacconi, Carl Schlyter, Richard Seeber, Jonas Sjöstedt, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Anja Weisgerber and Åsa Westlund.

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Dariusz Maciej Grabowski, Vasco Graça Moura, Miroslav Mikolášik, Claude Turmes and Glenis Willmott.

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

PROCEDURE

Titel

Aanzet tot een debat over een communautaire aanpak van milieukeurregelingen voor visserijproducten

Procedurenummer

2005/2189(INI)

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking toestemming

PECH
27.10.2005

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

ENVI
27.10.2005

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

 

 

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Carmen Fraga Estévez
15.9.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

3.10.2005

23.2.2006

18.4.2006

 

 

Datum goedkeuring

21.6.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

22
1
0

Bij de eindstemming aanwezige leden

James Hugh Allister, Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Iles Braghetto, Luis Manuel Capoulas Santos, David Casa, Zdzisław Kazimierz Chmielewski, Carmen Fraga Estévez, Ioannis Gklavakis, Alfred Gomolka, Pedro Guerreiro, Ian Hudghton, Heinz Kindermann, Rosa Miguélez Ramos, Philippe Morillon, Seán Ó Neachtain, Bernard Poignant, Dirk Sterckx, Struan Stevenson, Margie Sudre

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Duarte Freitas, Francesco Musotto, James Nicholson

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Danutė Budreikaitė

Datum indiening

23.6.2006

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

 

  • [1]  Rapport 23ste zitting van de Visserijcommissie (Rome, Italië, 15-19 februari 1999) FAO Fisheries Report, nr. 595.