VERSLAG over het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden met het oog op de aanneming van het besluit van de Raad betreffende de versterking van de grensoverschrijdende politiesamenwerking bij gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen en het politieoptreden primair is gericht op de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten
23.6.2006 - (6930/2005 – C6-0117/2005 – 2005/0804(CNS)) - *
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Frieda Brepoels
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden met het oog op de aanneming van het besluit van de Raad betreffende de versterking van de grensoverschrijdende politiesamenwerking bij gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen en het politieoptreden primair is gericht op de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten
(6930/2005 – C6-0117/2005 – 2005/0804(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden (6930/2005)[1],
– gelet op artikel 34, lid 2, onder c) van het EU-Verdrag,
– gelet op artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0117/2005),
– gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0222/2006),
1. hecht zijn goedkeuring aan het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Raad de tekst van het initiatief dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, als mede aan de regering van het Koninkrijk der Nederlanden.
Door het Koninkrijk der Nederlanden voorgestelde tekst | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Overweging 3 bis (nieuw) | |
|
(3 bis) Dit besluit vindt zijn grondslag in de conclusies van de Raad van 13 juli 2001 betreffende de veiligheid van de bijeenkomsten van de Europese Raad en andere vergelijkbare gebeurtenissen. |
Motivering | |
Dit voorstel heeft tot doel de contacten tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de verschillende lidstaten te optimaliseren en vindt zijn grondslag in de conclusies van de Raad van 13 juli 2001. | |
Amendement 2 Overweging 3 ter (nieuw) | |
|
(3 ter) Dit besluit bouwt verder op de voorzieningen van het gemeenschappelijk optreden 97/339/JBZ van 26 mei 1997 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie met betrekking tot de samenwerking op het terrein van de openbare orde en veiligheid1 en de resolutie van de Raad van 29 april 2004 betreffende de beveiliging van de bijeenkomsten van de Europese Raad en andere vergelijkbare evenementen2. _________________ 1 PB L 147 van 5.6.1997, blz. 1. 2 PB C 116 van 30.4.2004, blz.18. |
Motivering | |
Dit besluit bouwt verder op de voorzieningen van het gemeenschappelijk optreden van 26 mei 1997 en de resolutie van de Raad van 29 april 2004 en optimaliseert de in dit kader voorziene informatie-uitwisseling. | |
Amendement 3 Overweging 4 | |
(4) Gelet op deze ontwikkeling, moet ten vervolge op eerder genomen initiatieven1, de internationale politiesamenwerking op dit vlak worden versterkt. _____________ 1Resolutie van de Raad van 29 april 2004 betreffende de beveiliging van de bijeenkomsten van de Europese Raad en andere vergelijkbare evenementen (PB C 116 van 30.4.2004, blz. 18). |
(4) Gelet op deze ontwikkeling, moet ten vervolge op eerder genomen initiatieven, de internationale politiesamenwerking op dit vlak worden versterkt, conform het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel enmet inachtneming van de Europese regels inzake de bescherming vande persoonlijke levenssfeer. |
Motivering | |
In overweging 3 ter wordt verwezen naar de resolutie van de Raad. Het dient tevens te worden benadrukt dat het voorstel geenszins kan indruisen tegen het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel en de Europese regels inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. | |
Amendement 4 Overweging 5 | |
(5) Het Schengen-Acquis biedt onvoldoende mogelijkheden om grensoverschrijdende bijstand op effectieve wijze uit te voeren. |
Schrappen |
Motivering | |
Een verwijzing naar het Schengen-Acquis is in deze overbodig. | |
Amendement 5 Artikel 3, lid 1 | |
1. Het voorzitterschap van de Raad stelt jaarlijks in het laatste kwartaal van het kalenderjaar een overzicht op van de verwachte internationale bijstandsbehoefte in het volgende kalenderjaar. |
1. Het voorzitterschap van de Raad stelt jaarlijks in het laatste kwartaal van het kalenderjaar een overzicht op van de verwachte internationale bijstandsbehoefte in het volgende kalenderjaar. Indien na het verstrijken van deze termijn bijstand wordt gevraagd door een lidstaat voor een niet voorzien evenement, zal het voorzitterschap het aanvullend evenement onmiddellijk toevoegen aan dit overzicht en vertrouwelijk meedelen aan de Raad. |
Motivering | |
Sommige internationale evenementen kunnen niet ruim op voorhand worden gepland of vereisen bijzondere autorisatie van de lidstaat waar het evenement plaats heeft. Het beschikbaar stellen van de gegevens voor dergelijke evenementen voor 30 oktober van elk kalenderjaar is in sommige gevallen dan ook niet haalbaar. Om die reden lijkt het aangewezen in de mogelijkheid te voorzien het overzicht van de verwachte internationale bijstandsbehoefte te kunnen aanvullen bij een onverwacht evenement. | |
Amendement 6 Artikel 3, lid 4 bis (nieuw) | |
|
4 bis. Dit mechanisme vormt een aanvulling op het mechanisme dat werd ingesteld bij gemeenschappelijk optreden 97/339/JBZ. |
Motivering | |
Hier moet duidelijk worden gemaakt dat dit mechanisme geen afbreuk doet aan het activeren van nationale contactpunten die rechtstreeks functioneren overeenkomstig gemeenschappelijk optreden 97/339/JBZ, die wellicht op het punt van informele bijeenkomsten een effectief instrument blijven. De verwijzing in de overwegingen die de rapporteur naar dit gemeenschappelijk optreden heeft voorgesteld lijkt niet voldoende om dit verband voldoende duidelijk te maken. | |
Amendement 7 Artikel 4, lid 5 | |
5. Het voorzitterschap zendt de in lid 1 bedoelde evaluatie ter vertrouwelijke vaststelling aan de Raad. |
Schrappen |
Motivering | |
Een vertrouwelijke evaluatie van de acties die hebben plaatsgevonden lijkt in strijd met het feit dat deze van invloed kan zijn op of bepalend kan zijn voor toekomstige veranderingen in de wetgeving. Daarom moet de evaluatie openbaar zijn en aan de andere communautaire instellingen, met name het Europees Parlement, worden voorgelegd. | |
Amendement 8 Artikel 5 | |
1. Het secretariaat-generaal van de Raad verricht ter ondersteuning van de lidstaten een onderzoek naar bestaande overeenkomsten inzake grensoverschrijdende bijstandsverlening. |
1. Het secretariaat-generaal van de Raad verricht ter ondersteuning van de lidstaten onderzoek naar bestaande overeenkomsten inzake grensoverschrijdende bijstandsverlening. |
2. De lidstaten stellen het secretariaat-generaal van de Raad uiterlijk binnen zes maanden na het van kracht worden van dit besluit in het bezit van de teksten van dergelijke overeenkomsten. |
2. De lidstaten stellen het secretariaat-generaal van de Raad in het bezit van de teksten van bestaande overeenkomsten en van nieuwe of in ontwikkeling zijnde initiatieven. |
3. De Raad beraadt zich op basis van de uitkomsten van het in lid 1 bedoelde onderzoek binnen 1 jaar over de vraag of aanpassing van de relevante Europese wet- en regelgeving, in het bijzonder de Schengenuitvoeringsovereenkomst, een oplossing kan bieden voor de bestaande problemen. |
3. Op basis van de verkregen informatie beraadt de Raad zich over de vastgestelde knelpunten en problemen en de vraag of een aanpassing van de relevante Europese wet- en regelgeving noodzakelijk is. |
Motivering | |
Een éénmalige evaluatie van de reeds bestaande vormen van samenwerking tussen verschillende lidstaten geeft slechts een fragmentarisch beeld vermits de bestaande bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen de verschillende Europese lidstaten in constante ontwikkeling zijn. Daarom lijkt ons het beperken van het onderzoek naar deze vormen van samenwerking tot een éénmalige inventarisatie weinig nuttig. De ondersteunings- en onderzoeksopdracht zoals geformuleerd in dit artikel dient voortdurend te gebeuren en ook nieuwe en in ontwikkeling zijnde initiatieven te omvatten. |
- [1] PB C 101 van 27.4.2005, blz. 36.
TOELICHTING
Eén van de basisdoelstellingen van de Europese Unie is het creëren van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid door de ontwikkeling van een gezamenlijk optreden op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Het Europese vrij verkeer van personen vereist dergelijk optreden ten einde het gebrek aan controle bij grensoverschrijding op te vangen.
Op heel wat terreinen bestaat er nu reeds interactie en samenwerking tussen verschillende Europese politiediensten. Dit gezamenlijk optreden vindt zijn rechtsgrond in internationale verdragen, bilaterale overeenkomsten en vormen van Europese samenwerking volgend uit de doelstelling zoals uiteengezet in artikel 29 van het EU-Verdrag. De voornaamste doelstelling is het bestrijden en voorkomen van criminele feiten.
Het voorliggend initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden met het oog op het aannemen van het besluit van de Raad is primair gericht op de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten bij internationale gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen.
Het is een voorstel met een beperkte, doch terechte ambitie. Bij internationale samenwerking spelen vertrouwen, een goede communicatie tussen de betrokken diensten en het beschikken over betrouwbare informatie immers een cruciale rol. Bij het voorkomen of in de hand houden van calamiteiten is een goede voorbereiding van essentieel belang.
De bestaande vormen van samenwerking in de vorm van bilaterale overeenkomsten voldoen niet steeds aan de Europese werkelijkheid.
De rapporteur steunt dan ook het voorstel om via de jaarlijkse opmaak door het Voorzitterschap van de Raad van een overzicht van verwachte internationale bijstandsbehoefte voor het volgende kalenderjaar, te komen tot een optimalisering van de grensoverschrijdende bijstandsverlening. In artikel 3 van het voorstel is voorzien dat die gegevens door de lidstaten jaarlijks voor 30 oktober van elk kalenderjaar dienen ter beschikking te worden gesteld van het Voorzitterschap. Sommige internationale evenementen kunnen echter niet ruim op voorhand worden gepland of vereisen bijzondere autorisatie van de lidstaat waar het evenement plaats heeft. Het ruim op voorhand beschikbaar stellen van die gegevens is dan ook vaak niet haalbaar. Daarom stelt de rapporteur voor in de mogelijkheid te voorzien om die lijst aan te vullen bij een onverwacht evenement.
Ook het in artikel 4 voorziene systeem van evaluatie lijkt ons in het kader van de optimalisering van de samenwerking tussen de nationale politiediensten een nuttig instrument. Zo dient de Raad jaarlijks voor 31 januari een evaluatie op te stellen van de internationale bijstand die tijdens het voorafgaande kalenderjaar is verleend. Die evaluatie omvat een overzicht van de internationale evenementen die hebben plaatsgevonden, een overzicht van de verleende en ontvangen bijstand, een overzicht van de door de lidstaten geconstateerde problemen en aanbevelingen die ertoe strekken dergelijke problemen op te lossen.
De onderzoeks -en ondersteuningstaak die in artikel 5 van het voorliggend voorstel aan het Secretariaat-Generaal van de Raad wordt toebedeeld mag niet worden beperkt tot een éénmalige inventarisatie. Ze dient voortdurend te gebeuren en ook nieuwe en in ontwikkeling zijnde bilaterale of multilaterale initiatieven te omvatten.
Tenslotte willen we erop wijzen dat het voorkomen en bestrijden van criminaliteit en de bescherming van de openbare orde bij uitstek behoren tot de bevoegdheid van de lidstaten. Dit voorstel beoogt enkel de samenwerking tussen de verschillende lidstaten op dit vlak te verbeteren door de creatie van een uniform, transparant en efficiënt kader van informatie-uitwisseling. Het voorstel is aldus in overeenstemming met het subsidiariteits -en proportionaliteitsbeginsel.
De rapporteur steunt dan ook de doelstelling en voorgestelde werkwijze van voorliggend voorstel. Dit voor zover de administratieve verplichtingen in het kader van de informatie -en evaluatieopdracht zoals nu uitgewerkt tot een minimum beperkt blijven.
MINDERHEIDSSTANDPUNT
overeenkomstig artikel 48, lid 3 van het Reglement
van Athanasios Pafilis, Giusto Catania en Ole Krarup (GUE)
16.6.2006
Wij stemmen tegen de toepassingssfeer van het verslag en het voorstel van de Raad omdat er geen sprake is van een juist evenwicht tussen enerzijds de bestrijding van de ernstige, grensoverschrijdende misdaad en anderzijds de eerbiediging van democratische beginselen als het recht in groten getale bij (politieke) samenkomsten bijeen te komen.
Op grond van de redactie van het onderhavige voorstel is het van toepassing op alle bijeenkomsten of samenscholingen van personen uit verschillende landen: of het nu gaat om voetbalwedstrijden of andere sportevenementen, religieuze evenementen, staatsbezoeken of internationale politieke bijeenkomsten/topconferenties. De toepassingssfeer is eenvoudigweg te breed. Bovendien laat het de omschrijving van de behoeften voor grensoverschrijdende bijstand niet werkelijk over aan de lidstaat waar de bijeenkomst plaatsvindt.
Verder bestaat op dit terrein al veel samenwerking. Duidelijke voorbeelden zijn de Top van de G8 in Genève en de Olympische spelen in Athene. Het is daarom niet juist als de Raad zegt dat het noodzakelijk is de internationale politie-samenwerking op dit terrein te versterken.
PROCEDURE
Titel |
Initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden met het oog op de aanneming van het besluit van de Raad betreffende de versterking van de grensoverschrijdende politiesamenwerking bij gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen en het politieoptreden primair is gericht op de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten | ||||||
Document- en procedurenummers |
6930/2005 - C6-0117/2005 - 2005/804(CNS) | ||||||
Datum raadpleging EP |
2.5.2005 | ||||||
Commissie ten principale |
LIBE | ||||||
Medeadviserende commissie(s) |
|
|
|
|
| ||
Geen advies |
|
|
|
|
| ||
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
| ||
Rapporteur(s) |
Frieda Brepoels |
| |||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
| |||||
Vereenvoudigde procedure – datum besluit |
| ||||||
Behandeling in de commissie |
29.5.2006 |
20.6.2006 |
|
|
| ||
Datum goedkeuring |
20.6.2006 | ||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
23 | |||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Alexander Alvaro, Johannes Blokland, Mihael Brejc, Michael Cashman, Giusto Catania, Jean-Marie Cavada, Fausto Correia, Kinga Gál, Lívia Járóka, Timothy Kirkhope, Ewa Klamt, Ole Krarup, Henrik Lax, Edith Mastenbroek, Claude Moraes, Hartmut Nassauer, Athanasios Pafilis, Inger Segelström, Antonio Tajani, Donato Tommaso Veraldi, Stefano Zappalà | ||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Frieda Brepoels, Gérard Deprez, Giovanni Claudio Fava, Roland Gewalt, Marie-Line Reynaud, Rainer Wieland | ||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
| ||||||
Datum indiening |
23.6.2006 | ||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... | ||||||