VERSLAG over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen
19.7.2006 - (COM(2005)0671 – C6‑0033/2006 – 2005/0279(CNS)) - *
Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling
Rapporteur: Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen
(COM(2005)0671 – C6‑0033/2006 – 2005/0279(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0671)[1],
– gelet op artikel 37 van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0033/2006),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A6‑0253/2006),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG‑Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;
5. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
6. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst |
|
Amendementen van het Parlement |
|
Amendement 1
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 1 (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
1. Een uit een derde land ingevoerd product mag in de Gemeenschap in de handel worden gebracht met de vermelding “biologisch” op het etiket, indien het voldoet aan de in deze verordening vastgestelde productievoorschriften. |
1. Een uit een derde land ingevoerd product mag in de Gemeenschap in de handel worden gebracht met de vermelding “biologisch” op het etiket, indien het aan de volgende voorwaarden voldoet: het voldoet aan de in deze verordening vastgestelde productievoorschriften en het land van herkomst is duidelijk zichtbaar voor de importeurs en de consumenten en de naleving van bovenstaande voorwaarden is controleer- en verifieerbaar. Economische actoren in derde landen die bij elke willekeurige productie-, verwerkings- of distributiefase van het product in kwestie betrokken zijn, moeten hun activiteiten hebben gemeld bij een in artikel 9 bedoelde bevoegde instantie of controleorganisatie, mits de betrokken instantie of organisatie in het derde land van productie controles verricht, dan wel bij een op grond van lid 5 erkende controleorganisatie. Het product is voorzien van een certificaat dat is afgegeven door de in artikel 9 bedoelde bevoegde controle-instanties of ‑organisaties. In het certificaat wordt bevestigd dat het product aan de in dit lid vastgestelde voorwaarden voldoet. |
|
Motivering
Als voor deze producten geen certificaat vereist is, moeten ze worden vergezeld van een document waarin wordt gesteld dat ze aan alle in de EU-verordening vastgestelde voorschriften voldoen.
Amendement 2
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 2 (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
2. Een marktdeelnemer uit een derde land die zijn producten op grond van lid 1 in de Gemeenschap in de handel wil brengen met de vermelding “biologisch” op het etiket, moet zijn activiteiten onderwerpen aan controle door een controle-instantie of –organisatie als bedoeld in artikel 9, mits de betrokken instantie of organisatie in het derde land van productie controles verricht, dan wel door een op grond van lid 5 van dit artikel erkende controleorganisatie. |
Schrappen |
|
Motivering
Als aan een ingevoerd product directe markttoegang wordt verschaft zonder certificaat dat bewijst dat het product daadwerkelijk biologisch is, wordt aan de consument niet dezelfde garantie geboden als die welke biologische producten uit de EU bieden.
Amendement 3
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 3, punt a) (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
a) het product is geproduceerd overeenkomstig productienormen die gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor de biologische productiemethode in de Gemeenschap, of overeenkomstig de internationaal erkende normen die zijn vastgesteld in de richtsnoeren van de Codex Alimentarius;· |
a) het product is geproduceerd overeenkomstig productienormen die gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor de biologische productiemethode in de Gemeenschap;
|
|
Motivering
De Codex Alimentarius biedt algemene richtsnoeren voor de productie van biologische producten en houdt helemaal geen rekening met de strenge productievoorschriften in Verordening nr. 2092/91 waaraan producenten van biologische producten uit de Gemeenschap moeten voldoen. Producenten uit de Gemeenschap worden derhalve tijdens het productieproces sterk benadeeld.
Amendement 4
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 3, punt b) (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
b) de producent onder controleregelingen valt die gelijkwaardig zijn aan die van het communautaire controlesysteem, of die voldoen aan de richtsnoeren van de Codex Alimentarius; |
b) de producent onder controleregelingen valt die gelijkwaardig zijn aan die van het communautaire controlesysteem;
|
|
Motivering
De Codex Alimentarius biedt algemene richtsnoeren voor de productie van biologische producten en houdt helemaal geen rekening met de strenge productieregelingen in Verordening nr. 2092/91 waaraan producenten van biologische producten uit de Gemeenschap moeten voldoen. Producenten uit de Gemeenschap worden derhalve tijdens het productieproces sterk benadeeld.
Amendement 5
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 3, punt d) (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
d) voor het product een certificaat is afgegeven door de bevoegde instanties of controleorganisaties van een derde land dat op grond van lid 4 is erkend, of door een controleorganisatie die op grond van lid 5 is erkend, waaruit blijkt dat het product voldoet aan de in dit lid vastgestelde voorwaarden. |
d) d) voor het product een certificaat is afgegeven door de controle-instanties of organisaties van een derde land dat op grond van lid 4 is erkend, of door een controleorganisatie die op grond van lid 5 is erkend, waaruit blijkt dat het product voldoet aan de in dit lid vastgestelde voorwaarden. Conform de in artikel 14, lid 2 bedoelde procedure moet de Commissie de kenmerken van het controlecertificaat specificeren en moet ze de regels voor het gebruik ervan vaststellen vóór de nieuwe invoerregeling van toepassing wordt. Het certificaat heeft alleen betrekking op de zending waar het bij zit en waarnaar het verwijst. |
|
Motivering
Het certificaat bij ingevoerde goederen kan niet gelijk zijn aan het certificaat dat in Verordening nr. 1788/2001 als ‘controlecertificaat’ wordt bestempeld, aangezien invoervergunningen ooit zullen ophouden te bestaan. Dit betekent dat het huidige certificaat moet worden gewijzigd en dat de regels voor het gebruik daarvan moeten worden vastgesteld voordat de nieuwe invoerregeling van kracht wordt (in principe op 1 januari 2007).
Amendement 6
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 3, punt d bis) (nieuw) (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
|
d bis) de controleorganisaties van een derde land die op grond van lid 4 zijn goedgekeurd of die op grond van lid 5 zijn erkend, die voldoen aan de Europese norm EN 45011 met betrekking tot de algemene criteria voor productcertificatieorganen (ISO 65) en die vóór 1 januari 2009 conform bovenstaande norm zijn geaccrediteerd door een willekeurige accreditatie-instelling die het Multilateraal Erkenningsakkoord heeft ondertekend. |
|
Motivering
Om te waarborgen dat producten uit derde landen aan een controlesysteem worden onderworpen dat gelijkwaardig is aan het communautaire controlesysteem, moeten controleorganisaties in derde landen aan de norm EN 45011 voldoen (of conform deze norm zijn geaccrediteerd). Er moet voor het verkrijgen van de accreditering een redelijke termijn worden voorzien.
Amendement 7
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 4, subparagraaf 1 (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
Volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure erkent de Commissie de derde landen waarvan de productienormen en controleregelingen gelijkwaardig zijn aan die welke in de Gemeenschap worden toegepast, dan wel in overeenstemming zijn met de internationaal erkende normen die zijn vastgesteld in de richtsnoeren van de Codex Alimentarius, en maakt zij een lijst van deze landen bekend. |
Volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure erkent de Commissie de derde landen waarvan de productienormen en controleregelingen gelijkwaardig zijn aan die welke in de Gemeenschap worden toegepast, en maakt zij een lijst van deze landen bekend. Deze bekendgemaakte lijst moet regelmatig worden herzien en de gegevens moeten aan de hand van frequente in situ inspecties van de productiefaciliteiten, normen en aanverwante documenten worden gecontroleerd.
|
|
Motivering
De Codex Alimentarius biedt algemene richtsnoeren voor de productie van biologische producten en houdt helemaal geen rekening met de strenge productieregelingen in Verordening nr. 2092/91 waaraan producenten van biologische producten uit de Gemeenschap moeten voldoen. Producenten uit de Gemeenschap worden derhalve tijdens het productieproces sterk benadeeld.
Amendement 8 ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
|
De Commissie dient uiterlijk op 1 januari 2009 een voorstel in voor maatregelen in het kader van de technische bijstand van de EU bij de invoering van wettelijke kadervoorwaarden en controlesystemen voor de biologische landbouw in derde landen. | ||||||
Motivering | |||||||
De Commissie moet in ieder geval, eventueel via deskundige derden, er zich ter plaatse van vergewissen dat gelijkwaardige productienormen worden nageleefd. | |||||||
Amendement 9 | |||||||
ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
Artikel 11, lid 4, subparagraaf 2 bis (nieuw) (Verordening (EEG) nr. 2092/91) | |||||||
| |||||||
Amendement 10 | |||||||
ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
Artikel 11, lid 4, subparagraaf 2 bis (nieuw) (Verordening (EEG) nr. 2092/91) | |||||||
| |||||||
Motivering | |||||||
Europese marktdeelnemers, voor wie heel strenge normen gelden, kunnen met oneerlijke concurrentie te maken krijgen. Als internationale ecologische normen inzake ingevoerde goederen worden aanvaard, moet worden gewaarborgd dat de Europese normen ook buiten de EU worden aanvaard, in het bijzonder in de Verenigde Staten en Japan. |
Amendement 11
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 5, subparagraaf 1 (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
Voor producten die worden ingevoerd uit een derde land dat niet op grond van lid 4 is erkend, en wanneer de marktdeelnemer zijn activiteiten niet aan controle door een controle-instantie of –organisatie als bedoeld in artikel 9 heeft onderworpen, erkent de Commissie volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure de in het kader van de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel voor de uitvoering van controles en de afgifte van certificaten in dat derde land bevoegde controleorganisaties, en maakt zij een lijst van deze controleorganisaties bekend. |
Voor producten die worden ingevoerd uit een derde land dat niet op grond van lid 4 is erkend, en wanneer de marktdeelnemer zijn activiteiten niet aan controle door een controle-instantie of –organisatie als bedoeld in artikel 9 heeft onderworpen, erkent de Commissie volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure de in het kader van de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel voor de uitvoering van controles en de afgifte van certificaten in dat derde land bevoegde controleorganisaties, en stelt zij een lijst van deze controleorganisaties op en maakt ze deze lijst bekend. |
|
Amendement 12 ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
In het kader van het onderzoek van een verzoek om erkenning nodigt de Commissie de controleorganisatie uit alle nodige informatie te verstrekken. De Commissie kan deskundigen machtigen de productievoorschriften en de door de controleorganisatie in het betrokken derde land verrichte controleactiviteiten ter plaatse te onderzoeken. |
In het kader van het onderzoek van een verzoek om erkenning nodigt de Commissie de controleorganisatie uit alle nodige informatie te verstrekken. De Commissie kan deskundigen machtigen de productievoorschriften en de door de controleorganisatie in het betrokken derde land verrichte controleactiviteiten ter plaatse te onderzoeken. De Commissie stelt een onderzoek in wanneer er aanwijzingen zijn voor onregelmatigheden bij een volgens deze procedure erkende controleorganisatie. Wanneer een controleorganisatie de voorwaarden voor erkenning in de zin van deze verordening niet meer vervult, wordt zij van de lijst geschrapt. | ||||||
Amendement 13 ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
|
Uiterlijk op 1 januari 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad en verslag in over de specifieke risico's van import uit derde landen, die bijzondere aandacht en toezicht vergen met als doel onregelmatigheden te voorkomen. Voorts dient de Commissie een voorstel in voor de opleiding en/of ondersteuning van plaatselijke certificeerders en inspecteurs in derde landen. | ||||||
Amendement 14 | |||||||
ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
Artikel 11, lid 5, subparagraaf 3 ter (nieuw) (Verordening (EEG) nr. 2092/91) | |||||||
| |||||||
Motivering | |||||||
De lijst van marktdeelnemers die biologische producten produceren, moet jaarlijks worden gecontroleerd om te garanderen dat ze aan de voorwaarden blijven voldoen en geen traditionele producenten zijn geworden die hun definitieve opname op de lijst van biologische producenten uitbuiten. | |||||||
Amendement 15 ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
|
Met ingang van 1 januari 2009 moeten alle controleorganisaties voor importen uit derde landen erkend zijn volgens de in dit lid bedoelde procedure en voldoen aan de specificaties uit de norm EN 45011 of de ISO gids 65. | ||||||
Motivering | |||||||
Aangezien voor toezicht op importen uit derde landen andere capaciteiten vereist zijn dan voor binnenlandse controle, moeten voortaan ook de controleorganisaties waarvan de hoofdzetel zich in de EU bevindt aan een aparte erkenningsprocedure worden onderworpen wanneer zij importen uit derde landen willen certificeren. Er moet worden gewezen op de noodzaak tot conformiteit met de norm EN 45011(waarin de algemene eisen qua bevoegdheid, betrouwbaarheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid voor productcertificatieorganen zijn vastgelegd). | |||||||
Amendement 16 | |||||||
ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
Artikel 11, lid 5, subparagraaf 3 quater (nieuw) (Verordening (EEG) nr. 2092/91) | |||||||
| |||||||
Amendement 17 | |||||||
ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
Artikel 11, lid 6, subparagraaf 1 (Verordening (EEG) nr. 2092/91) | |||||||
| |||||||
Motivering | |||||||
Het zijn de controleorganisaties die de controles uitvoeren en eventuele onregelmatigheden ontdekken; we zijn van mening dat dit de betekenis van de norm is. Dit alles is gebaseerd op de delegaties die door de bevoegde instanties zijn vastgesteld. | |||||||
Amendement 18 | |||||||
ARTIKEL 1, PUNT 2 | |||||||
Artikel 11, lid 6, subparagraaf 2 (Verordening (EEG) nr. 2092/91) | |||||||
| |||||||
Motivering | |||||||
Het zijn de controleorganisaties die de controles uitvoeren en eventuele onregelmatigheden ontdekken; we zijn van mening dat dit de betekenis van de norm is. Dit alles is gebaseerd op de delegaties die door de bevoegde instanties zijn vastgesteld. |
Amendement 19
ARTIKEL 1, PUNT 2
Artikel 11, lid 6, subparagraaf 3 (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
Elke lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die op grond van dit lid is verleend, met inbegrip van informatie over de betrokken productienormen en controleregelingen. |
Elke lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die op grond van dit lid is verleend, met inbegrip van informatie over de betrokken productienormen, geïmporteerde hoeveelheden en controleregelingen. De lidstaten houden een openbare gemeenschappelijke databank over de importen bij die door de Europese Autoriteit voor de voedselveiligheid wordt gecoördineerd. |
|
Amendement 20
ARTIKEL 1, PUNT 3 BIS (nieuw)
Bijlage I, deel A, punt 2.2 (Verordening (EEG) nr. 2092/91)
|
3 bis) Bijlage I, deel A, lid 2.2 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt vervangen:
"2.2. Aanvullende bemesting met andere in bijlage II vermelde organische of minerale meststoffen is bij uitzondering toegestaan, tot een hoeveelheid van 30 kgN/ha en voorzover, — het in wisselbouw verbouwde gewas of de te veredelen bodem niet adequaat kan worden bemest volgens de methoden onder a), b) en c) van de vorige subparagraaf; — de producten in bijlage II waarin sprake is van mest en/of dierlijke uitwerpselen alleen mogen worden gebruikt voorzover bij de toepassing ervan in combinatie met de dierlijke mest als bedoeld in bovenstaand punt 2.1, onder b) aan de beperkingen van Deel B, punt 7.1 van deze bijlage wordt voldaan." |
|
Motivering
In sommige lidstaten is bij traditionele landbouw het gebruik van dierlijke uitwerpselen tot 170 kgN/ha toegestaan. Het gebruik van traditioneel afval als meststof schaadt de geloofwaardigheid van de biologische landbouw. Bovendien zorgt het ook voor concurrentievervalsing tussen de lidstaten. Als overgangsoplossing moet derhalve een duidelijke vermindering van de toegestane hoeveelheid traditionele meststoffen worden ingevoerd zodat traditionele organische meststoffen volledig kunnen worden uitgebannen wanneer de nieuwe verordening inzake biologische landbouw in werking treedt.
TOELICHTING
De regelingen betreffende de import van producten van de biologische landbouw waren in de vigerende verordening 91/2092 provisorisch vastgesteld. In haar voorstel tot wijziging van deze verordening, in het kader van procedure 2005/0279 (CNS), stelt de Commissie een regeling op middellange termijn voor, die zij dan voor de lange termijn wil opnemen in de door haar voorgestelde nieuwe Verordening (2005/0278 (CNS)) voor biologische producten.
De thans voorgestelde wijzigingen in de vigerende verordening moeten ertoe bijdragen dat in de periode tot de invoering van de nieuwe verordening gegevens en voorstellen worden ingezameld die van nut zijn voor de bevordering van de biologische landbouw in derde landen en voor de naleving van de normen bij invoer.
De huidige verordening bevat een lijst van zes derde landen wier wetgeving inzake teelten, certificering en het in de handel brengen van biologische producten beschouwd wordt als gelijkwaardig aan de EU-verordening.
Toch wordt voor 70% van de invoer van biologische producten nog steeds gewerkt met zogenaamde "invoervergunningen". Deze worden, volgens verschillende procedures, afgeleverd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Voor importeurs is dit vaak onoverzichtelijk en de mogelijkheid bestaat dat de bepalingen inzake inspectie en certificering door de lidstaten verschillend worden uitgelegd.
Het ontbreekt nog steeds aan onderling overleg tussen de lidstaten en aan een databank over importhoeveelheden, producenten en importeurs. Momenteel gelden de invoervergunningen voor telkens een jaar en voor een bepaalde hoeveelheid van een bepaald product. Bij de controle op de naleving van de productievoorschriften en de hoeveelheden gaan de autoriteiten nog steeds uit van documenten en niet van steekproeven ter plaatse. Daardoor komt het dat de procedure van de invoervergunningen terecht wordt bekritiseerd als te bureaucratisch en inefficiënt. Kennelijk deden zich in het verleden telkens weer gevallen van fraude voor, ondanks de relatief veelvuldige controles op ingevoerde producten.
Rol van de Europese Commissie en de nationale autoriteiten
Principieel is het voorstel van de Commissie tot wijziging van de huidige verordening een stap in de goede richting. De procedure voor erkenning van ingevoerde biologische producten moet inderdaad strenger worden om ervoor te zorgen dat in heel Europa uniformiteit bestaat op het vlak van de inspecties en de certificering. Het blijft echter nog steeds onduidelijk hoe bedrog kan worden voorkomen en hoe de Commissie het titanenwerk van het toezicht op de controleorganisaties tot een goed eind zal kunnen brengen. Gezien de bevoegdheden die de nationale instanties sinds 1991 hebben verworven, is het nodig dat die instanties ook in de toekomst betrokken worden bij de erkennings- en controleprocedures. Zij zouden toezichts- en adviesfuncties moeten krijgen. Voorts moet, op basis van de bestaande databank van de Commissie, een gemeenschappelijke importdatabank tot stand worden gebracht, met de namen van de importeurs, de producenten, de controleorganisaties en de ingevoerde hoeveelheden. Een algemeen overzicht over de importen kan dienstig zijn om "dubbele certificering" en invoer van conventionele producten met een vervalst certificaat te herkennen en uit te sluiten, en om de traceerbaarheid van de producten te garanderen.
Risicogeoriënteerde inspectieprocedure en ondubbelzinnige regels
Het bestaande controlestelsel voor de biologische landbouw is procesgeoriënteerd. Dat impliceert onder meer dat voor de controle op import uit derde landen andere algemene voorwaarden gelden en dat de procedure gedeeltelijk kan verschillen van die voor binnenlandse producten. Er moet echter stellig voor worden gewaakt dat biologische producten, die in de handel worden gebracht met het voor de gehele EU geldende bio-etiket, zonder enige uitzondering zijn geproduceerd overeenkomstig de beginselen en de voorschriften van Verordening (EEG) 2092/91.
Bij invoer van biologische producten uit derde landen moeten de bevoegde nationale en Europese instanties er rekening mee houden dat de wettelijke voorwaarden in de producerende landen verschillen van die van de EU. Zo werken de landbouwers in derde landen soms in andere structuren en is de documentatieplicht in tal van derde landen niet zo uitgebreid als in de EU. Onregelmatigheden kunnen zich voordoen ver van de productieplaats, bijvoorbeeld op de laad- of losplaatsen, in de havens of in een entrepot. Bovendien staan de certificeerders in derde landen wegens de stijgende vraag naar biologische producten onder een zekere concurrentiedruk, die vooral wegens de afstand tot de eindverbruiker kan leiden tot een fout begrepen flexibiliteit bij de controles.
Daarom is er dringend behoefte aan een diepgaande analyse van de risicopunten, om de controles en inspecties efficiënter te maken. De Commissie moet het toezicht op de geaccrediteerde controleurs verbeteren door steekproefcontroles uit te voeren op de plaatsen waar problemen zijn vastgesteld. De regels voor de controles op importen uit derde landen moeten duidelijker worden geformuleerd en de erkenning en accreditatie van certificeerders moet gebeuren volgens uniforme regels voor de gehele EU.
Er moet worden gezorgd voor voldoende flexibiliteit bij de aanpassing aan de specifieke omstandigheden in de derde landen. Aangezien de problemen met de certificering en de inspectie van importen uit derde landen verschillen van die voor de producten van de interne markt, pleit de rapporteur ervoor dat zowel de controleorganisaties met hoofdzetel in de EU als die met hoofdzetel buiten de EU aan een erkenningsprocedure worden onderworpen wanneer zij importen uit derde landen willen certificeren.
De invoerregelingen voor producten van de biologische landbouw kunnen een voorbeeldfunctie hebben voor de gekwalificeerde toegang tot de markt van de EU. Bij biologische producten biedt de EU producenten en verwerkende industrie uit derde landen een markt van hoog niveau aan, tegen interessante prijzen, waarop zij hun producten onder duidelijke voorwaarden kunnen afzetten.
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0671 – C6 0033/2006 – 2005/0279(CNS) |
|||||||
Datum raadpleging EP |
27.1.2006 |
|||||||
Commissie ten principale |
AGRI |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) |
ENVI |
INTA |
IMCO |
|
|
|||
Geen advies |
ENVI |
INTA |
IMCO |
|
|
|||
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
|
|||
Rapporteur(s) |
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf |
|||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
|
||||||
Vereenvoudigde procedure – datum besluit |
|
|||||||
Betwisting rechtsgrondslag |
|
|
|
|
|
|||
Wijziging financiële voorzieningen |
|
|
|
|
|
|||
Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité – datum EP-besluit |
|
|||||||
Raadpleging Comité van de regio's – datum EP-besluit |
|
|||||||
Behandeling in de commissie |
20.2.2006 |
24.4.2006 |
20.6.2006 |
12.7.2006 |
|
|||
Datum goedkeuring |
12.7.2006 |
|||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
28 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marie-Hélène Aubert, Katerina Batzeli, Niels Busk, Luis Manuel Capoulas Santos, Giuseppe Castiglione, Joseph Daul, Albert Deß, Ioannis Gklavakis, Lutz Goepel, Bogdan Golik, Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, Esther Herranz García, Elisabeth Jeggle, Albert Jan Maat, Diamanto Manolakou, Mairead McGuinness, Neil Parish, María Isabel Salinas García, Agnes Schierhuber, Willem Schuth, Czesław Adam Siekierski, Marc Tarabella, Witold Tomczak, Janusz Wojciechowski |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
María del Pilar Ayuso González, Christa Klaß, Astrid Lulling, Jan Mulder |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
|||||||
Datum indiening |
19.7.2006 |
|||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... |
|||||||
- [1] Nog niet in het PB gepubliceerd.