VERSLAG  over de bescherming van het Europese natuurlijke, architectonische en culturele erfgoed in eiland- en plattelandsgemeenten

20.7.2006 - (2006/2050(INI))

Commissie cultuur en onderwijs
Rapporteur: Nikolaos Sifunakis

Procedure : 2006/2050(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0260/2006
Ingediende teksten :
A6-0260/2006
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de bescherming van het Europese natuurlijke, architectonische en culturele erfgoed in eiland- en plattelandsgemeenten

(2006/2050(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 151 van het EG-Verdrag,

–   gezien het UNESCO-verdrag van 16 november 1972 inzake de bescherming van het mondiaal cultureel en natuurlijk erfgoed,

–   gezien de Overeenkomst van de Raad van Europa van 3 oktober 1985 inzake het behoud van het architectonisch erfgoed van Europa (Granada),

–   gezien de Overeenkomst van de Raad van Europa van 16 januari 1972 inzake het behoud van het archeologisch erfgoed (Valetta),

–   gezien het Europees landschapsverdrag van 20 oktober 2000, zoals dat door de Raad van Europa (Florence) is goedgekeurd,

–   gezien de kaderconventie van de Raad van Europa van 27 oktober 2005 over de bijdrage van het cultureel erfgoed aan de samenleving (Faro),

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 13 mei 1974 nopens de instandhouding van het Europese culturele erfdeel[1], van 14 september 1982 inzake de bescherming van het architectonisch en archeologisch erfgoed[2], van 28 oktober 1988 over de instandhouding van het architectonisch en archeologisch erfgoed van de Gemeenschap[3], van 12 februari 1993 over het behoud van het architectonisch en cultureel erfgoed[4] en van 16 januari 2001 over de uitvoering van de Overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld in de lidstaten van de Europese Unie[5],

–   gelet op Besluit nr. 508/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 februari 2000 tot instelling van het programma "Cultuur 2000"[6],

–   gezien het standpunt zoals dat op 25 oktober 2005 door het Europees Parlement in eerste lezing is vastgesteld met het oog op de aanneming van Besluit nr. .../2006/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Cultuur 2007 (2007-2013)[7],

–   gezien artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs (A6‑0260/2006),

A.  overwegende dat het cultureel erfgoed een belangrijk onderdeel vormt van de identiteit en historische ontwikkeling van de volkeren van Europa,

B.  overwegende dat het cultureel erfgoed zowel materiële als immateriële waarden omvat, die permanent door de culturele en creatieve bijdragen van elke nieuwe generatie worden verrijkt,

C.  overwegende dat het cultureel erfgoed zowel het architectonisch erfgoed omvat als het natuurlijke erfgoed dat in de loop der tijd door de invloed van de mens op zijn omgeving is gekenmerkt,

D.  overwegende dat de Europese Unie de bevordering en het behoud van de culturele diversiteit en de levenskwaliteit en de bescherming van het milieu hoog in haar vaandel heeft staan,

E.  overwegende dat het behoud van de vele elementen van het cultureel erfgoed een basis voor verdere sociale en economische ontwikkeling vormt en daarmee bijdraagt aan de bescherming van het milieu, werkgelegenheidskansen en de Europese integratie,

F.  overwegende dat het cultureel erfgoed van bijzonder belang is in landelijke gebieden, die 90 % van het Europees grondgebied uitmaken en die met leegloop, een teruglopende bevolking en economische stagnatie te kampen hebben,

G.  overwegende dat de Europese eilanden, met name de kleinere, er over het algemeen in zijn geslaagd hun oorspronkelijke gedaante onveranderd te behouden en dat hun belangrijke culturele erfgoed op passende wijze moet worden gesteund, beschermd en ontwikkeld,

H.  overwegende dat het belangrijk is niet alleen monumenten te behouden en te ontwikkelen, maar ook andere elementen van culturele creaties die de leefomgeving van de huidige inwoners van de EU vormgeven en leefbaar maken,

I.   overwegende dat het Europese culturele erfgoed in zijn geheel van fundamentele waarde voor de Europese burger is, ongeacht het feit of dit een Europese, nationale of lokale dimensie heeft,

1.  roept de Raad op tot uitdrukkelijke erkenning van de bijdrage van het cultureel erfgoed aan de Europese integratie in termen van Europese identiteit en nationaliteit, duurzame economische en sociale ontwikkeling, interculturele uitwisseling en culturele verscheidenheid;

2.  verzoekt de Commissie om in haar wetsvoorstellen de algemene bepalingen van artikel 51, lid 4 van het EG-Verdrag met betrekking tot cultuur op doeltreffende wijze ten uitvoer te leggen en de gevolgen van de wetgevingsvoorstellen voor de cultuur en het cultureel erfgoed zorgvuldig in aanmerking te nemen, teneinde te waarborgen dat het gehele beleid van de Unie maatregelen ter bevordering van de cultuur en het cultureel erfgoed omvat;

3.  neemt het standpunt in dat het cultureel erfgoed moet worden beschouwd als een ondeelbaar geheel waarvoor collectieve beschermende maatregelen moeten worden genomen;

4.  benadrukt dat voor een duurzame ontwikkeling een geïntegreerde benadering inzake het cultureel, natuurlijk en architectonisch erfgoed in zowel stedelijke als landelijke gebieden vereist is en roept er daarbij toe op bijzondere aandacht te besteden aan het Europees cultureel erfgoed in landelijke gebieden;

5.  benadrukt tevens dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de bescherming en de ontwikkeling van het natuurlijk en architectonisch erfgoed van de eilandgemeenten van Europa;

6.  staat op het standpunt dat bij acties in rurale en insulaire gebieden rekening moet worden gehouden met de volgende beginselen:

     -    een duurzaam evenwicht tussen bevolking en milieu,

     -    een geïntegreerde benadering inzake traditionele landbouwgebieden,

-    betrekken van het lokale publiek bij de opstelling en tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen en onderlinge afstemming tussen hun standpunten en de besluiten van de centrale autoriteiten,

      -   een voortdurende dialoog met de sociale, particuliere en vrijwilligersorganisaties die actief bij het cultureel erfgoed betrokken zijn,

7.   dringt er bij de Europese Unie, de lidstaten, de lokale autoriteiten en culturele non-gouvernementele organisaties op aan om maatregelen te treffen ten behoeve van de bescherming en het herstel van het Europees cultureel erfgoed, met name in traditionele dorpen, en om het publiek bewuster te maken van het belang daarvan;

8.   is van oordeel dat ten behoeve van de ontwikkeling van deze sector onder meer rekening moet worden gehouden met de volgende factoren (waarbij het subsidiariteitsbeginsel in acht moet worden genomen):

     -   systematische bestudering van het landelijke erfgoed,

-   de schepping van een passend wetgevingskader om de bescherming van het landelijk erfgoed te waarborgen, met daarin prikkels tot het behoud van traditionele gebouwen en gemeenschappen en tot het nemen van maatregelen om ervoor te zorgen dat nieuwe gebouwen bij nabijgelegen historische gebouwen en bij de lokale architectuur passen,

      -   financiële bijstand voor de restauratie van lokale monumenten en ten behoeve van de handhaving van traditionele landbouwmethoden,

      -   alomvattende restauratie van traditionele gebouwen en traditionele vormen van architectuur, waarbij moderne materialen op geschikte wijze moeten worden ingezet en waarbij moderne voorzieningen dusdanig in traditionele bouwwerken worden aangelegd dat deze niets aan het oorspronkelijke karakter afdoen,

      -   behoud van lokale kennis en traditionele beroepen,

9.   roept de lidstaten en de regionale en plaatselijke autoriteiten op om, waar nodig, te voorzien in prikkels voor het slopen of verbouwen van gebouwen die uit de toon vallen bij het specifieke architectonische karakter van de desbetreffende gemeenschap of buurt of bij de natuurlijke omgeving en de omliggende gebouwen en daardoor het totaalbeeld verstoren;

10. roept de lidstaten op om de bescherming en instandhouding van hun cultureel erfgoed in samenwerking met de Commissie te bevorderen door gebruikmaking van de Structuurfondsen en de bestaande communautaire initiatieven LEADER+, URBAN II en Interreg III, die in de komende financiële vooruitzichten (2007-2013) zullen worden geïntegreerd in de nieuwe financiële instrumenten voor politieke cohesie en van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

11. roept de lidstaten op niet te vergeten dat een strategie van financiële prikkels coördinatie tussen de centrale en lokale autoriteiten en andere lokale lichamen en instanties vergt (en dat bovendien vele erkende monumenten religieus van aard zijn), waarbij de natuurlijke en culturele omgeving van de desbetreffende plaatsen moet worden beschermd en verbeterd;

12. roept de lidstaten op om de ontwikkeling van duurzaam alternatief toerisme aan te moedigen en te ondersteunen en daarbij prioriteit te verlenen aan kleine traditionele dorpen, met behulp van communautaire financiële instrumenten zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, het Europees Visserijfonds, enz.;

13. roept de Commissie op om in het kader van bestaande communautaire programma's (zoals het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie) maatregelen aan te moedigen ter ondersteuning van ambachtelijke en beroepsactiviteiten, vooral van die activiteiten die op het punt van verdwijnen staan en die nodig zijn voor de goede restauratie en het behoud van het architectonisch erfgoed;

14. roept de Commissie en de lidstaten op opleiding aan te moedigen van vakmensen die gespecialiseerd zijn in ruimtelijke ordening, architectuur, de restauratie en het herstel van gebouwen en aanverwante activiteiten, teneinde de specifieke kenmerken van het erfgoed te behouden en dit tegelijkertijd in overeenstemming te brengen met de huidige behoeften; roept daarnaast op tot maatregelen ter verbetering van de opleiding van ambachtslieden en leveranciers van traditionele materialen, alsmede tot toepassing van methoden om deze te kunnen blijven gebruiken;

15. roept de Commissie op om in het kader van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) steun te verlenen aan initiatieven ter ontwikkeling van nieuwe gereedschappen, technieken en manieren tot behoud van het cultureel erfgoed;

16. verzoekt de Commissie en de lidstaten geen financiële steun van de Gemeenschap te verlenen aan projecten die aantoonbaar zouden resulteren in de vernietiging van waardevolle delen van ons cultureel erfgoed;

17. roept de Commissie op binnen het kader van bestaande communautaire programma's maatregelen te nemen om de toegankelijkheid te vergroten en kleine bedrijven, traditionele ambachten en beroepen en lokale tradities en gewoonten aan te moedigen door een speciale groots opgezette campagne ter promotie van dorpjes en gemeenschappen binnen de lidstaten, zodat concreet aan de ontwikkeling van de lokale economie en aan het beteugelen van de uittocht uit het platteland wordt bijgedragen;

18. roept de Commissie op internationale conferenties en bijeenkomsten te organiseren waarbij ervaringen kunnen worden gedeeld en uitgewisseld;

19. roept de Commissie op om, in de eerste plaats in het kader van het meerjarenprogramma Cultuur 2007 (2007-2013), partnernetwerken in de verschillende lidstaten in staat te stellen meerjarenprogramma's ten uitvoer te leggen die erop gericht zijn geheel in oorspronkelijke staat herstelde traditionele dorpen met maximaal, laten we zeggen, 1 000 inwoners te bevorderen;

20. is van oordeel dat dergelijke maatregelen het mogelijk zullen maken culturele activiteiten te organiseren die erop zijn gericht het cultureel erfgoed van deze dorpen te ontwikkelen met het doel om op de langere termijn de samenwerking tussen de traditionele dorpen in Europa te versterken en hen in staat te stellen naast hun Europese dimensie hun specifiek lokale culturen te ontwikkelen;

21. wenst dat in de toekomst ten gunste van kleine, traditionele gemeenschappen een actie wordt ontwikkeld die in de lijn ligt van de invoering van culturele hoofdsteden;

22. is van mening dat de door Europa Nostra uitgereikte Prijs voor Cultureel Erfgoed van de Europese Unie een waardevol initiatief is dat in de toekomst een voortzetting dient te krijgen; is van oordeel dat in dit verband, maar dan in een bredere context, een nieuwe categorie prijzen voor de beste algehele restauratie van een traditioneel dorp dient te worden ingevoerd om gemeenten die hun architectonische leefomgeving gedeeltelijk of geheel in stand weten te houden, aan te moedigen om hun inspanningen op dit gebied te versterken;

23. is verheugd over het recente voorstel van de Raad om een lijst van het Europese culturele erfgoed op te stellen en roept de Commissie op dit plan te steunen; is van mening dat het lokale culturele erfgoed van het platteland en van eilanden in dit verband extra aandacht verdient, waarbij de immateriële aspecten van cultureel erfgoed niet uit het oog mogen worden verloren; is van mening dat kandidaat-landen ook bij dit initiatief moeten worden betrokken;

24. roept de Raad en de Commissie op om een 'Jaar van het Europees cultureel erfgoed' te promoten teneinde de Europese burgers bewuster te maken van het belang om de nodige maatregelen te treffen ten behoeve van de ontwikkeling van hun cultureel erfgoed;

25. verzoekt de Commissie en de lidstaten om met de Raad van Europa samen te werken teneinde traditionele dorpen en het architectonisch erfgoed in plattelands- en eilandgemeenten verder te ontwikkelen in het kader van het initiatief 'Dagen van het Europees cultureel erfgoed' opdat het Europese publiek zich bewuster wordt van de waarde van hun lokale en regionale culturele identiteit, die onder meer in het onroerende culturele erfgoed en in monumenten wordt weerspiegeld;

26. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Raad van Europa.

TOELICHTING

1.        Op weg naar een alomvattende Europese strategie inzake cultureel erfgoed

De Europese Unie zal over een gemeenschappelijke Europese identiteit beschikken wanneer haar burgers overtuigd zijn dat zij één en dezelfde cultuur delen. Daarom is het van essentieel belang dat het beleid van de Europese Unie prioriteit verleent aan de erkenning van het gemeenschappelijke natuurlijke en architectonisch-culturele erfgoed en zijn betekenis voor toekomstige generaties als deel van een gemeenschappelijke geschiedenis en als inspiratiebron voor de toekomst.

Het behoud en de ontwikkeling van het cultureel erfgoed maakt deel uit van de algemene doelstellingen zoals genoemd in artikel 2 van het EG-Verdrag.

De Europese Unie moet tevens tot een alomvattende aanpak komen opdat in de maatregelen op alle beleidsterreinen bepalingen ten behoeve van het behoud van het cultureel erfgoed worden geïntegreerd.

Artikel 151, lid 4 van het EG-Verdrag bepaalt dat "de Gemeenschap bij haar optreden uit hoofde van andere bepalingen van dit Verdrag rekening [houdt] met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen". Dit betekent in feite dat bij alle beleidsmaatregelen van de Europese Unie rekening moet worden gehouden met de cultuur. Dit is met name van belang als het gaat om cultureel erfgoed, dat op grond van zijn specifieke karakter in aanmerking moet worden genomen bij alle maatregelen op het gebied van onder meer landbouw, regionale ontwikkeling, milieubeheer, onderzoek en onderwijs.

Deze algemene bepaling van het Verdrag vormt de sleutel tot doeltreffende acties van de EU-instellingen ten behoeve van de bescherming en instandhouding van het cultureel erfgoed.

Bij wetgevingsvoorstellen van de Commissie moet het Directoraat-generaal Onderwijs en Cultuur bijgevolg in sterkere mate rekening houden met de gevolgen van die voorstellen voor de cultuur en het cultureel erfgoed, teneinde de beleidsmaatregelen van de Europese Unie over de hele linie beter te coördineren ten behoeve van cultuur en cultureel erfgoed.

2.        Erkenning van het cultureel erfgoed van plattelands- en eilandgemeenten

Dit verslag heeft ten doel het specifieke karakter en het belang van het natuurlijk en architectonisch-cultureel erfgoed van Europa te benadrukken met het oog op de positieve invloed die dit heeft op sociaal, ecologisch en economisch gebied en voor de Europese integratie.

Meer specifiek tracht het verslag de uitdagingen aan te wijzen die zich in verband met dit minder bekende aspect van het cultureel erfgoed voordoen, d.w.z. met het Europees cultureel erfgoed van plattelands- en eilandgemeenten, die sterker moeten worden beschermd, waarbij de aandacht vooral dient uit te gaan naar traditionele dorpen.

Bijna 90 % van het grondgebied van de uitgebreide Unie bestaat uit landelijke gebieden met waardevolle wildreservaten en belangrijk cultuurgoed. Desondanks houden vele beleidsmaatregelen die relevant zijn voor de plattelandsgemeenten, te weinig rekening met hun specifieke eigenschappen en hun daadwerkelijke behoeften. De snelle groei van de steden heeft niet alleen economische, maar ook ecologische, sociale en culturele gevolgen voor het cultureel erfgoed van plattelandsgemeenten, die een belangrijk bestanddeel van onze collectieve Europese herinnering en een bron van creativiteit vormen.

Tegenwoordig bestaat er een tendens om de inspanningen te richten op de meest veelbelovende manifestaties van ons culturele erfgoed, d.w.z. de mooiste monumenten, de meest intacte oude steden en de belangrijkste historische en archeologische plekken. Ook al is het van essentieel belang dat deze ook in de toekomst behouden blijven, moet evenzeer aandacht worden besteed aan de bevordering van de rurale en insulaire gebieden, met name traditionele dorpen, in Europa.

Dit waardevolle deel van het cultureel erfgoed wordt echter voortdurend ondermijnd door de maatschappelijke en technologische vooruitgang, moderne landbouwmethoden, ongebreidelde economische exploitatie en projectontwikkeling en onverschilligheid van de burgers.

Het is derhalve van cruciaal het belang van de natuur te erkennen en te beseffen dat een langetermijnbeheer van het cultureel erfgoed in landelijke gebieden noodzakelijk is om de levenskwaliteit van alle Europese burgers te kunnen verbeteren.

Een doeltreffend beleid op dit gebied moet op de volgende beginselen worden gebaseerd:

a.  een duurzaam evenwicht tussen de bevolking en het milieu,

b.  een geïntegreerde benadering inzake traditionele landbouwgebieden, die de afgebakende sectorale benaderingen transcendeert en op overleg tussen de centrale autoriteiten en de lokale bevolking stoelt,

c.  betrekken van het lokale publiek bij de opstelling en tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen en onderlinge afstemming tussen zijn standpunten en besluiten en die van de centrale autoriteiten,

3.        Bescherming en ontwikkeling van het cultureel erfgoed in plattelands- en eilandgemeenten

De specifieke voorstellen die in dit verslag naar voren worden gebracht, hebben ten doel te waarborgen dat de Europese Unie, de lidstaten, de lokale autoriteiten en non-gouvernementele organisaties specifieke maatregelen nemen om het Europese natuurlijke en architectonisch-culturele erfgoed te beschermen en ontwikkelen, met name in rurale en insulaire gebieden en in de traditionele dorpen.

In het verslag wordt onder meer het volgende voorgesteld:

-    een systematisch overzicht van het cultureel erfgoed in plattelands- en eilandgemeenten,

-    het opstellen van een wetgevingskader om de bescherming van dat erfgoed te waarborgen,

-    financiële steun voor de restauratie van lokale monumenten en ten behoeve van de handhaving van traditionele landbouwmethoden,

-    uitgebreide maatregelen ten behoeve van het herstel van de oorspronkelijke architectonische vorm van traditionele dorpen, die alle vroegere ingrepen ongedaan maken die in strijd zijn met dit doel,

-    opleiding van vakmensen op het gebied van grondgebruik en ruimtelijke ordening, architectuur, de restauratie van gebouwen en aanverwante activiteiten om hen inzicht te verschaffen over de manier waarop het specifieke karakter van het erfgoed in overeenstemming met de huidige behoeften kan worden behouden,

-    opleiding en ondersteuning van ambachtslieden en leveranciers van traditionele materialen alsmede het gebruik van methoden die het hergebruik van dergelijke materialen vergemakkelijken.

4.        Initiatieven van de Europese Unie

Gezien het feit dat de financiële middelen die voor culturele programma's worden uitgetrokken, ontoereikend zijn, moet naar aanvullende middelen uit andere communautaire instrumenten worden gezocht om het cultureel erfgoed te kunnen beschermen.

Er moet derhalve grotere aandacht worden besteed aan het cultureel erfgoed, dat volledig geïntegreerd dient te worden in het beleid en de financiële instrumenten van de Europese Unie, met inbegrip van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het cohesie- en het onderzoeksbeleid, het cultureel beleid, enz.

a)        Het gemeenschappelijk landbouwbeleid

De plattelandsontwikkeling vormt thans de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU. Maatregelen ter verbetering van het milieu, het landschap en de levenskwaliteit in landelijke gebieden vormen een van de prioriteiten uit hoofde van het besluit van de Raad inzake de communautaire strategieën voor de plattelandsontwikkeling (2007-2013).

Het Gemeenschapsinitiatief LEADER+, dat in de komende financiële vooruitzichten (2007-2013) deel zal uitmaken van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, heeft in grote mate bijgedragen tot de ontwikkeling van het cultureel en architectonisch erfgoed in landelijke gebieden. Daarnaast kan ook de ontwikkeling van landelijk toerisme, die een van de doelstellingen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling vormt, helpen om plattelands- en eilandgemeenten te behouden en te ontwikkelen.

De rapporteur is van mening dat de lidstaten in de toekomst beter gebruik dienen te maken van de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid verstrekte middelen.

b)        Cohesiebeleid

De structuurfondsen, samen met de bestaande communautaire initiatieven URBAN II en Interreg III, die in de komende financiële vooruitzichten (2007-2013) deel zullen uitmaken van de nieuwe financiële instrumenten van het cohesiebeleid, leveren eveneens een belangrijke bijdrage aan het behoud en de ontwikkeling van het cultureel erfgoed.

Evenwel varieert het gebruik dat van de structuurfondsen wordt gemaakt sterk van lidstaat tot lidstaat. Landen als Griekenland en Portugal hebben in het kader van het communautair bestek voor bijstandsverlening operationele programma's met een specifiek culturele doelstelling gestart, terwijl andere landen op dit gebied niet in dezelfde mate actief zijn geworden.

De lidstaten moeten derhalve aangemoedigd worden de structuurfondsen te gebruiken voor de bevordering van hun culturele erfgoed.

c)        Het programma Cultuur 2007 (2007-2013)

De werkingssfeer en de begroting van het programma Cultuur 2000, dat tot nu toe aanzienlijke steun heeft verleend aan programma's ten behoeve van het cultureel erfgoed, zijn beperkt. Bovendien zijn er geen middelen uitgetrokken voor programma's die gericht zijn op het herstel van gebouwen of monumenten.

Het zou daarom een goed idee zijn om in het kader van het nieuwe programma Cultuur 2007 nieuwe mogelijkheden te onderzoeken.

Gezien het feit dat partnernetwerken in de lidstaten in staat worden gesteld om in het kader van het programma Cultuur voorstellen voor meerjarenprogramma's in te dienen, zou kunnen worden overwogen om een netwerk te creëren van, laten we zeggen, vijf of meer volledig herstelde traditionele dorpen met minder dan duizend inwoners, die in verschillende lidstaten zijn gelegen.

In dit geval zouden maatregelen kunnen worden genomen om hun cultureel erfgoed te ontwikkelen teneinde de samenwerking tussen de traditionele dorpen in Europa te versterken en hen in staat te stellen naast hun Europese dimensie hun specifiek lokale configuraties te ontwikkelen.

5. Samenwerking met de Raad van Europa

De Raad van Europa speelt, met zijn talrijke, vaak in samenwerking met de Europese Unie genomen initiatieven, een belangrijke rol bij het behoud van het Europees cultureel erfgoed.

Een voorbeeld hiervoor is de invoering van de Dag van het cultureel erfgoed, waarop monumenten en locaties die normaal gesproken gedurende de rest van het jaar gesloten zijn, de deuren openen voor het publiek. In dit verband zou het mogelijk zijn de initiatieven ter ontwikkeling van traditionele dorpen en het architectonisch erfgoed van plattelands- en eilandgemeenten te versterken teneinde het Europees publiek bewuster te maken van de waarde van lokale monumenten.

Het is van essentieel belang dat de EU en de lidstaten rekening houden met de talrijke verdragen van de Raad van Europa inzake het behoud van het culturele, archeologische en architectonische erfgoed van Europa en dat zij hun samenwerking met dit orgaan overeenkomstig artikel 151, lid 3 van het EG-Verdrag versterken.

6. Overige acties

Ten slotte zou het Europees cultureel erfgoed kunnen worden ontwikkeld door middel van andere specifieke initiatieven zoals:

a) de organisatie van een Jaar van het Europees cultureel erfgoed en aanvullende maatregelen om het Europees publiek bewuster te maken van het belang van het Europees cultureel erfgoed.

b) In verband met de door Europa Nostra uitgereikte Prijs voor Cultureel Erfgoed van de Europese Unie zou een nieuwe categorie prijzen kunnen worden verleend voor de beste algehele restauratie van een traditioneel dorp, om zo gemeenten die hun traditionele leefomgeving gedeeltelijk of geheel hebben behouden, een belangrijke stimulans te bieden om op dezelfde weg verder te gaan.

PROCEDURE

Titel

De bescherming van het Europese natuurlijke en architectonisch-culturele erfgoed in eiland- en plattelandsgemeenten

Procedurenummer

2006/2050(INI)

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking toestemming

CULT
16.3.2006

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

REGI
16.3.2006

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

REGI
20.4.2006

 

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Nikolaos Sifunakis
30.1.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

20.3.2006

29.5.2006

13.7.2006

 

 

Datum goedkeuring

13.7.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

26
0
1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Badia I Cutchet, Ivo Belet, Guy Bono, Marie-Hélène Descamps, Jolanta Dičkutė, Věra Flasarová, Hanna Foltyn-Kubicka, Milan Gaľa, Claire Gibault, Vasco Graça Moura, Lissy Gröner, Luis Herrero-Tejedor, Ruth Hieronymi, Manolis Mavrommatis, Marianne Mikko, Ljudmila Novak, Doris Pack, Zdzisław Zbigniew Podkański, Christa Prets, Pál Schmitt, Nikolaos Sifunakis, Hannu Takkula, Helga Trüpel, Henri Weber, Thomas Wise, Tomáš Zatloukal

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Erna Hennicot-Schoepges, Nina Škottová

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Datum indiening

20.7.2006

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

2 substitute members from PPE were present, but only 1 vote was taken into account for the final vote.

 

  • [1]  PB C 62 van 30.5.1974, blz. 5.
  • [2]  PB C 267 van 11.10.1982, blz. 25.
  • [3]  PB C 309 van 5.12.1988, blz. 423.
  • [4]  PB C 72 van 15.3.1993, blz. 160.
  • [5]  PB C 262 van 18.9.2001, blz. 48.
  • [6]  PB L 63 van 10.3.2000, blz. 1.
  • [7]  Op deze datum goedgekeurde teksten, (P6_TA(2005)0397.