VERSLAG over de follow-up van het verslag over de mededinging op het gebied van de professionele dienstverlening
14.9.2006 - (2006/2137(INI))
Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Jan Christian Ehler
TOELICHTING
In maart 2000 heeft de Europese Raad in Lissabon een hervormingsprogramma goedgekeurd dat ten doel heeft van de EU tegen 2010 tot de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te maken. Door het in november 2004 gepubliceerde rapport-Kok werd het belang onderstreept dat de liberalisering van alle markten en de opheffing van onnodige regulering voor de bevordering van de mededinging hebben. Bij de tussentijdse evaluatie van de agenda van Lissabon en in de conclusies van de Raad werd bepaald de agenda van Lissabon nieuw leven in te blazen en daarbij op groei en werkgelegenheid te focussen. De lidstaten werd verzocht nationale hervormingsprogramma's ter bevordering van groei en werkgelegenheid in te dienen.
Gezien de economische betekenis van de vrije beroepen in Europa moeten deze worden betrokken bij het hervormingsproces. Zoals uit de mededeling van de Commissie "Professionele dienstverlening – Ruimte voor verdere hervormingen" van 5 september 2005 naar voren komt was de sector "zakelijke dienstverlening" in 2001 goed voor een omzet van meer dan 1 281 miljard euro, ofwel circa 8% van de totale omzet van de EU. De sector genereerde daarmee een totale toegevoegde waarde van meer dan 660 miljard euro. Ongeveer een derde hiervan valt aan de "professionele dienstverlening" toe te schrijven.
De Commissie heeft voorafgaand aan de mededeling "Professionele dienstverlening – Ruimte voor verdere hervormingen" van 5 september 2005 al op 9 februari 2004 een "Verslag over de mededinging op het gebied van de professionele dienstverlening" voorgelegd. Deze mededeling vloeide voort uit een in de jaren 2002/2003 gemaakte inventaris van de reguleringspraktijk met betrekking tot de vrije beroepen (IHS-studie). In de nieuwe mededeling van 2005 is bij de analyse voor het eerst rekening gehouden met alle lidstaten.
De Commissie heeft zes beroepsgroepen onder de loep genomen – advocaten, notarissen, ingenieurs, architecten, apothekers en accountants (inclusief het beroep van belastingconsulent), en heeft daarbij vijf belangrijke mededingingsbeperkingen onderzocht (vaste prijzen, aanbevolen prijzen, regelgeving inzake reclame, toegangsvoorwaarden en regelgeving betreffende zakelijke structuur en multidisciplinaire praktijken).
De Commissie heeft in 2004 een gestructureerde dialoog opgezet met de Europese beroepsorganisaties. Daarbij stelde de Commissie vast dat de ontvankelijkheid voor hervormingen varieerde naargelang van de mate van toegankelijkheid en de regulering van het desbetreffende beroep. Volgens de Commissie werd in de afgelopen jaren de meeste vooruitgang geboekt in de landen waar een gestructureerd programma van concurrentiebevorderende hervormingen of van hervorming van de regelgeving ten uitvoer wordt gelegd. De Commissie vindt het bemoedigend dat meer dan een derde van de lidstaten melden dat zij momenteel een desbetreffende analyse uitvoeren. In zeven van de overige lidstaten komt het hervormingsproces daarentegen zeer moeizaam op gang.
De Commissie maakt in haar nieuwe mededeling duidelijk dat zij in alle lidstaten verdere hervormingen nodig acht en dat zij verwacht dat de op nationaal niveau geldende regelgeving eveneens zal worden teruggeschroefd.
De Commissie meent dat er op het gebied van de professionele dienstverlening ook in de toekomst behoefte bestaat aan beschermende regelgeving voor de consumenten. De argumenten daarvoor zijn informatie-asymmetrieën, mogelijke "externe gevolgen" en het feit dat professionele diensten ten dele "openbare goederen" zijn.
De Commissie verlangt voorts dat de lidstaten een analytisch onderzoek uitvoeren naar de bestaande beperkingen en ziet met name op het gebied van de reclamevoorschriften en vaste prijzen mogelijkheden om dergelijke beperkingen op korte termijn op te heffen.
Tot de nieuwe elementen in de nieuwe mededeling van de Commissie behoren de economische analyse van de verschillende markten en de conclusie dat de regelgeving op verschillende "gebruikerscategorieën" dient te worden toegesneden. Zo is de Commissie van oordeel dat ondernemingen en de openbare sector slechts in zeer geringe mate behoefte hebben aan beschermende regelgeving. Ten aanzien van kleine en middelgrote ondernemingen heeft de Commissie nog geen definitief standpunt ingenomen, terwijl zij in het geval van normale gebruikers van een grotere behoefte aan doelgerichte regelgeving uitgaat.
De Commissie heeft in het vooruitzicht gesteld ook bij de voortzetting van het hervormingsproces de helpende hand te willen blijven bieden.
Het Parlement heeft in het verleden in de vorm van verschillende besluiten zijn standpunt bepaald inzake de vrije beroepen en de nieuwe reguleringen. Het meest recent heeft het Europees Parlement zich in dit verband uitgelaten over de juridische beroepen in zijn resolutie van 23 maart 2006 over de juridische beroepen en het algemeen belang van een goed functioneren van de rechtstelsels.
Door middel van dit initiatiefverslag zou het Parlement ertoe moeten bijdragen het huidige debat over de rol van de vrije beroepen in het kader van de Lissabon-strategie op basis van feitelijke gegevens te voeren en tot een constructieve voortzetting van het hervormingsproces op te roepen. Er moet met name voor worden gezorgd dat de voordelen die hervormingen van de bestaande systemen zowel voor de consument als ook voor de beoefenaars van vrije beroepen zelf bieden, beter naar voren komen. Daarnaast verdient het aanbeveling deze bij de dialoog te betrekken. Het Parlement zou in zijn resolutie echter ook duidelijk moeten maken dat er van de vrije beroepen een bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon wordt verwacht.
Bij het opstellen van dit verslag moest worden geconstateerd dat er niet alleen een gebrek is aan actuele cijfers om tot een goed gefundeerde beoordeling van de economische betekenis van de vrije beroepen in de EU te kunnen komen, maar ook aan economische streefdoelen voor het hervormingsproces. De thans beschikbare cijfers voor heel Europa berusten op ramingen op grond van onderzoekgegevens die al enkele jaren oud zijn, of op de zogenaamde IHS-studie. Nu zijn deze ramingen vanwege de veranderingen in het mededingingsklimaat niet zonder meer betrouwbaar, terwijl de IHS-studie, die zich op een beperkt aantal landen en beroepen concentreert en inmiddels drieënhalf jaar oud is, geen volledig beeld van de situatie geeft. Het ontbreken van streefdoelen (verwachte effecten voor groei en werkgelegenheid) voor de terecht gewenste stelselmatige concurrentiebevorderende hervormingen van de sector maakt het moeilijker het nodige positieve hervormingsklimaat tot stand te brengen. Het toekomstige onderzoek van de Commissie moet rekening houden met deze problematiek en daarvoor oplossingen aandragen. Er moet een duidelijke economische afweging mogelijk worden tussen risico's en kansen van de liberalisering, met name van de prijsbepaling (vaste prijzen, prijzenstelsels, marktprijzen).
Dit initiatiefverslag stelt tevens een uitbreiding voor van de analyse van de Commissie inzake de behoefte van de verschillende groepen gebruikers aan beschermende regelgeving. Daar de Commissie tot dusver geen inschatting kan geven voor de situatie van kleine en middelgrote ondernemingen en aangezien 99% van de ondernemingen in de EU tot het MKB moeten worden gerekend, is die analyse nog onvolledig. Bovendien moet het problematisch worden geacht dat de openbare sector als homogene eenheid wordt beschouwd. Zo worden in Duitsland 50% van de openbare aanbestedingen op lokaal niveau door deels kleine gemeenten gedaan, waar de bescherming door regelgeving niet kan worden vergeleken met die van ministeriële diensten.
In het verslag moet er tevens op worden gewezen dat het Parlement de in vele lidstaten bestaande zelfregulering van de vrije beroepen waardeert. Dergelijke zelfregulering moet echter wel aan eisen met betrekking tot transparantie, efficiëntie, effectbeoordeling en controle voldoen. Lidstaten waar geen zelfregulering van de vrije beroepen bestaat, dienen uitdrukkelijk niet te worden opgeroepen om van hun systeem af te stappen.
Het Parlement dient te erkennen dat bijzondere regelingen op grond van traditionele (bestaande consumentenbescherming), geografische of demografische omstandigheden gerechtvaardigd kunnen zijn. Tegelijkertijd moet in het verslag duidelijk worden gemaakt dat deze regelingen als "uitzonderingsregelingen" moeten worden beschouwd, die zoveel mogelijk beperkt dienen te blijven en zo moeten worden gekozen dat zij de mededinging zo min mogelijk belemmeren.
In het verslag moeten voorts de lidstaten worden aangemoedigd profijt te trekken van de empirische ervaringen die andere lidstaten reeds met het hervormingsproces op het gebied van professionele dienstverlening hebben opgedaan. Het hervormingstempo op dit gebied verschilt weliswaar van lidstaat tot lidstaat, maar de aan de ene kant reeds opgedane ervaringen kunnen helpen de aan de andere kant nog bestaande achterstand te compenseren.
Voor reclame en multidisciplinaire praktijken (samenwerkingsmogelijkheden) gelden in vele lidstaten nog steeds strenge beperkingen. Als reden voor de beperking van de samenwerkingsmogelijkheden wordt over het algemeen de waarborging van ethische normen genoemd. Maar juist als het gaat om de samenwerking op het gebied van professionele diensten is deze redenering niet steekhoudend, omdat voor al deze diensten specifieke normen gelden. Er zijn andere instrumenten om deze normen te waarborgen die de mededinging minder sterk belemmeren dan het verbod op samenwerking. Het Parlement dient er in dit verband op te wijzen dat juist een hervorming op dit terrein van belang is voor de versterking van het MKB. Op het gebied van reclame zijn in een aantal lidstaten reeds ervaringen opgedaan met deregulerende maatregelen. Het Parlement dient duidelijk te maken dat het verwacht dat een spoedige analyse zal worden uitgevoerd met betrekking tot de effecten van een versoepeling van de beperkingen op het maken van reclame. De ervaringen van de lidstaten met een dergelijke versoepeling zijn van dien aard dat een opheffing van de meeste beperkingen op het gebied van reclame ook in de andere lidstaten aanbeveling verdient.
Het Europees Parlement is vol vertrouwen dat het stelselmatige hervormingsproces met behulp van de voorgestelde maatregelen kan worden bevorderd en vooruitgeholpen.
PROCEDURE
Titel |
Over professionele dienstverlening – ruimte voor verdere hervormingen
|
|||||||||||
Procedurenummer |
||||||||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking toestemming |
ECON 15.6.2006 |
|||||||||||
Medeadviserende commissie(s) |
IMCO |
JURI |
|
|
|
|||||||
Geen advies |
IMCO |
JURI |
|
|
|
|||||||
Nauwere samenwerking Datum bekendmaking |
|
|
||||||||||
Rapporteur(s) |
Jan Christian Ehler 25.10.2005 |
|
||||||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
|
||||||||||
Behandeling in de commissie |
30.5.2006 |
20.6.2006 |
11.9.2006 |
|
|
|||||||
Datum goedkeuring |
12.9.2006 |
|||||||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
28 1 1 |
||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Ieke van den Burg, Jan Christian Ehler, Elisa Ferreira, José Manuel García-Margallo y Marfil, Donata Gottardi, Gunnar Hökmark, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Sophia in 't Veld, Othmar Karas, Piia-Noora Kauppi, Kurt Joachim Lauk, Astrid Lulling, Cristobal Montoro Romero, Joseph Muscat, John Purvis, Alexander Radwan, Bernhard Rapkay, Dariusz Rosati, Manuel António dos Santos, Margarita Starkevičiūtė, Sahra Wagenknecht |
|||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Harald Ettl, Satu Hassi, Vladimír Maňka, Thomas Mann, Giovanni Pittella |
|||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
|||||||||||
Datum indiening |
14.9.2006 |
|
||||||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
|
||||||||||