VERSLAG over een strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika

3.10.2006 - (2006/2234(INI))

Commissie ontwikkelingssamenwerking
Rapporteur: Luisa Morgantini

Procedure : 2006/2234(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0310/2006
Ingediende teksten :
A6-0310/2006
Debatten :
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over een strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika

(2006/2234(INI))

Het Europees Parlement,

–    gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 28 juni 2006, getiteld "Naar een strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika" (COM(2006)0347),

–    gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende richtsnoeren aan de Commissie voor de herziening van de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, van 28 juni 2006 (COM(2006)0348),

–    gezien de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking (TDCA) tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Republiek Zuid-Afrika anderzijds, die in oktober 1999 werd ondertekend en voorlopig en gedeeltelijk is toegepast vanaf januari 2000 en volledig van kracht is geworden op 1 mei 2004,

–    gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 ("Overeenkomst van Cotonou")[1],

–    gezien het verslag van het VN-Millenniumproject getiteld "Investeren in ontwikkeling: een praktisch plan om de millennium-ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken",

–    gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie, betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: De Europese consensus[2],

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 17 november 2005 over een ontwikkelingsstrategie voor Afrika[3] en van 6 juli 2006 over een EU-Caribisch partnerschap voor groei, stabiliteit en ontwikkeling[4],

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6‑0310/2006),

A. overwegende dat Zuid-Afrika de belangrijkste politieke macht is in subsaharaans Afrika, dat dit land op Afrikaans niveau met name actief is in het kader van de Afrikaanse Unie en het Nieuw Partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD), en op regionaal niveau in het kader van de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC), dat het een belangrijke rol speelt op mondiaal niveau, inclusief in de multilaterale onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en dat het een steeds grotere bijdrage levert aan vredeshandhaving en conflictenbeslechting in Afrika,

B.  overwegende dat Zuid-Afrika verreweg de sterkste economie is in subsaharaans Afrika en in de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), en dat dit land in het verlengde van de ministersbijeenkomst van de WTO in Cancún een leidende rol heeft gespeeld binnen de G20 als vertegenwoordiger van de Afrikaanse ontwikkelingslanden en zich heeft ingespannen om de invloed van deze landen in onderhandelingen over kwesties die van cruciaal belang zijn voor hun economie, te vergroten,

C. overwegende dat Zuid-Afrika zich er als lid van de Cairns-groep van de WTO voor heeft ingezet de belangen van economieën die landbouwproducten exporteren te verdedigen,

D. overwegende dat inkomensongelijkheid een erfenis is van het apartheidstijdperk, dat de levensstandaard van de meerderheid van de blanke bevolking vergelijkbaar is met de levensstandaard in West-Europa, terwijl de meerderheid van de zwarte bevolking onder omstandigheden leeft die vergelijkbaar zijn met de omstandigheden in de minst ontwikkelde landen, en dat bijna de helft van de bevolking onder de armoedegrens leeft,

E.  overwegende dat de zogeheten black economic empowerment (BEE)-strategie van de Zuid-Afrikaanse regering in 2004 werd goedgekeurd en tot doel heeft een einde te maken aan de ongelijkheden die het gevolg zijn van het apartheidsregime, door de deelneming van de benadeelde bevolkingsgroep aan de economie te versterken,

F.  overwegende dat het werkloosheidspercentage bijzonder hoog is in Zuid-Afrika, met een officieel cijfer van boven de 30% en officieuze schattingen van rond de 40%,

G. overwegende dat het werkloosheidscijfer laat zien dat de rassendiscriminatie voortduurt, aangezien 50% van de zwarte bevolking, 27% van de gekleurde bevolking, 17% van de Aziatische bevolking en slechts 6% van de blanke bevolking werkloos is,

H. overwegende dat de situatie op het gebied van immigratie in Zuid-Afrika zeer speciaal is: enerzijds is het land decennialang een aantrekkingspool geweest voor legale (bijvoorbeeld goud- en diamantwinning) en illegale (betere levensstandaard) migratie uit heel zuidelijk Afrika, maar anderzijds heeft het land zwaar te lijden van het "brain drain"-verschijnsel, vooral in de medische sector,

I.   overwegende dat de Zuid-Afrikaanse regering haar macro-economische beleidsdoelstellingen heeft geformuleerd in het ASGISA-initiatief (Accelerated and Shared Growth Initiative for South Africa), waarbij wordt gestreefd naar een toename van de economische groei tot 6% en een halvering van de werkloosheid en de armoede tegen het jaar 2014,

J.   overwegende dat Zuid-Afrika het grootste aantal hiv-geïnfecteerden ter wereld heeft en er in dit land in 2005 320.000 mensen aan aids zijn gestorven, en dat de aidspandemie een humanitaire tragedie is die met name tragische gevolgen heeft voor kinderen die wees worden en worden mishandeld, en die ook de Zuid-Afrikaanse economie nadelig beïnvloedt,

K. overwegende dat Zuid-Afrika een motor is voor de economie van heel subsaharaans Afrika en dat de economische ontwikkeling van Zuid-Afrika een effect kan hebben op het terugdringen van de armoede en de verwezenlijking van de millennium-ontwikkelingsdoelstellingen (MDGs) op regionaal niveau,

L.  overwegende dat het hoge misdaadcijfer de economische ontwikkeling en de toeristenindustrie belemmert, en directe buitenlandse investeringen ontmoedigt,

M. overwegende dat de EU de belangrijkste handelspartner van Zuid-Afrika is, terwijl de handel met Zuid-Afrika voor de EU maar van middelmatig belang is,

N. overwegende dat Zuid-Afrika een gekwalificeerd lid is van de Overeenkomst van Cotonou dat niet in aanmerking komt voor niet-wederkerige handelspreferenties en niet profiteert van financiële steun via het Europees Ontwikkelingsfonds, maar deelneemt aan de politieke samenwerking en de ACS-EU-instellingen,

O. overwegende dat de EU verreweg de belangrijkste donor is voor Zuid-Afrika en circa 70% van de totale donorgelden levert, i.e. ongeveer 1,3% van de nationale begroting,

P.  overwegende dat de economische en handelsbetrekkingen, alsook de samenwerking op o.a. politiek, sociaal, cultureel, milieu- en gezondheidsgebied, worden geregeld door de TDCA, die tot doel heeft een vrijhandelszone tot stand te brengen met een asymmetrisch tijdschema, waarbij gevoelige sectoren worden beschermd,

Q. overwegende dat de Commissie een nieuw strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika heeft voorgesteld met drie hoofddoelstellingen, namelijk één enkel coherent en duidelijk kader creëren dat alle samenwerkingsgebieden omvat, evolueren van een politieke dialoog naar strategische politieke samenwerking en de bestaande samenwerking verbeteren door een herziening van de TDCA,

R.  overwegende dat de TDCA de EU in staat gesteld heeft de kloof in de handelsbalans met Zuid-Afrika te dichten en een grotere last gelegd heeft op Zuid-Afrika dan op de EU wat tariefaanpassingen betreft, waardoor de EU meer profijt heeft van de huidige TDCA dan Zuid-Afrika,

S.  overwegende dat hoogtechnologische en landbouwproducten uit de EU op de Zuid-Afrikaanse markt worden gebracht met negatieve gevolgen voor de landbouwsector en de ontwikkeling van producten met een toegevoegde waarde die voor Zuid-Afrika van strategisch belang zijn, zoals farmaceutische producten, machines en voertuigen,

T.  overwegende dat Zuid-Afrika in het kader van de GATS-overeenkomst reeds aanzienlijke toezeggingen heeft gedaan voor de dienstensector en geconfronteerd wordt met strenge restricties wat het bereiken van een aanvaardbaar niveau van toegang en universele dienstverlening betreft,

U. overwegende dat de Commissie voornemens is de TDCA te herzien, in het bijzonder door aanvullende bepalingen in de overeenkomst op te nemen betreffende de liberalisering van de handel en bindende verplichtingen op het gebied van diensten, investeringen, overheidsopdrachten, intellectueel eigendom, mededinging, standaardisering, douanediensten en oorsprongregels,

V. overwegende dat de opneming van bepalingen betreffende investeringen en overheidsopdrachten problemen kan opleveren voor Zuid-Afrika en andere landen die lid zijn van de Zuid-Afrikaanse douane-unie (SACU),

W. overwegende dat de Commissie ook voorstelt de TDCA in overeenstemming te brengen met de herziene Overeenkomst van Cotonou wat betreft verspreiding van massavernietigingswapens, terrorismebestrijding, bestrijding van straffeloosheid en het voorkomen van activiteiten van huurlingen,

X. overwegende dat de Commissie voornemens is op de bijeenkomst van de gemeenschappelijke Samenwerkingsraad EU-Zuid-Afrika van 14 november 2006 een voorstel voor een actieplan EU-Zuid-Afrika voor te leggen met het oog op de tenuitvoerlegging van het strategisch partnerschap,

1.  juicht het toe dat de Commissie stappen onderneemt in de richting van een strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika, en een coherent kader voor samenwerking op lange termijn voorstelt;

2.  beklemtoont dat dit strategisch partnerschap één enkel kader dient te verschaffen waarin de bestaande samenwerkingsinstrumenten doeltreffender kunnen functioneren, in het belang van de Zuid-Afrikaanse bevolking en economie;

3.  beklemtoont dat het strategisch partnerschap een aanvulling moet vormen op de EU-Afrika-strategie en dat bepaalde aspecten van de huidige werkzaamheden in het kader van het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument (DCI), de economische partnerschapsovereenkomsten (EPAs) en andere lopende onderhandelingen erin dienen te worden geïntegreerd;

4.  beklemtoont dat armoedebestrijding het voornaamste doel van het actieplan dient te zijn, in lijn met de Overeenkomst van Cotonou en met het oog op de verwezenlijking van de MDGs, en dat het actieplan rekening dient te houden met het effect van het strategisch partnerschap op de landen in de regio en de EPA-onderhandelingen;

5.  beklemtoont dat het oplossen van de hiv/aids-crisis, waarbij een evenwicht moet worden gevonden tussen preventie (met het accent op seksuele en reproductieve gezondheid), behandeling en genezing, een beleidsprioriteit van de regering van Zuid-Afrika moet blijven; juicht het besluit van de regering toe een programma ten uitvoer te leggen voor het verstrekken van antiretrovirale geneesmiddelen, maar benadrukt dat de tenuitvoerlegging van dit programma dringend moet worden verbeterd;

6.  juicht de nieuwe benadering toe waarbij de politieke dialoog wordt omgezet in strategische politieke samenwerking en Zuid-Afrika wordt beschouwd als het ‘sleutelland’ dat in staat is gemeenschappelijke doelstellingen na te streven met betrekking tot regionale, Afrikaanse en mondiale kwesties, aangezien Zuid-Afrika in internationale fora zoals de WTO en de Verenigde Naties een belangrijke rol speelt als woordvoerder van de Afrikaanse subsaharaanse landen;

7.  verzoekt Zuid-Afrika de relatie tussen de SADC, de SACU en de TDCA te verduidelijken, met het oog op de uitwerking van een methodischer regionaal ontwikkelingsbeleid; verzoekt de Commissie het EU-beleid ten aanzien van de SADC, de SACU en de TDCA te verduidelijken, rekening houdend met de EPA-onderhandelingen;

8.  stelt voor de politieke dialoog tussen de EU en Zuid-Afrika verder te ontwikkelen door middel van regelmatige uitwisselingsbezoeken van parlementaire delegaties (die van essentieel belang zijn om te komen tot een groter wederzijds inzicht in kwesties van gemeenschappelijk belang, de democratische stelsels van beide partijen en de verantwoordelijkheidsgebieden);

9.  beklemtoont de specifieke politieke rol die Zuid-Afrika nu al speelt voor het gehele continent (bijvoorbeeld in Soedan, Congo, Liberia); is van mening dat deze positie door de Europese Unie moet worden erkend en ondersteund; benadrukt in dit verband het belang van de Afrikaanse Unie - waarvan Zuid-Afrika een van de oprichters en tevens een actief lid is - als een potentiële woordvoerder voor het Afrikaanse continent in een geglobaliseerde wereld, en hoopt op een verdere ontwikkeling van de Afrikaanse Unie;

10. roept Zuid-Afrika ertoe op deze politieke invloed aan te wenden om te komen tot een vreedzame oplossing van de crisis in het buurland Zimbabwe;

11. vraagt de Commissie rekening te houden met het feit dat Zuid-Afrika belangrijke beleids- en handelsbetrekkingen heeft opgebouwd met Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen en met ontwikkelde landen, in de context van internationale configuraties;

12. beklemtoont dat het actieplan rekening moet houden met economische verschillen tussen de EU en Zuid-Afrika, met name op handelsgebied, zoals - voor semi-ontwikkelde economieën - wordt gesteld door de WTO zelf in haar pleidooi voor een speciale, gedifferentieerde behandeling die ervoor zorgt dat bepaalde tarieven en andere handelsmaatregelen die noodzakelijk zijn om economieën in opkomst te beschermen, van kracht blijven;

13. beklemtoont dat in het kader van het actieplan bijzondere nadruk dient te worden gelegd op het bevorderen van buitenlandse investeringen door de ontwikkeling van een innovatieve strategie in samenwerking met de Zuid-Afrikaanse autoriteiten, teneinde de belangrijkste obstakels voor investeringen weg te nemen, zoals de sociale en economische gevolgen van aids, het hoge misdaadcijfer en de ingrepen van de overheid in het werkgelegenheids- en eigendomsbeleid;

14. verzoekt de Commissie met klem er niet op aan te dringen dat in de herziene TDCA elementen worden opgenomen die de economische ontwikkeling van Zuid-Afrika of de armoedebestrijding belemmeren, zich niet in te laten met de besluiten die Zuid-Afrika neemt met betrekking tot de deelneming van de particuliere sector in de verstrekking van basisdiensten en lering te trekken uit het mislukken van de onderhandelingen tussen de SACU en de Verenigde Staten over vrijhandel, waarbij de Verenigde Staten geprobeerd hebben de SACU onaanvaardbare condities op te leggen;

15. stelt voor dat in de EU-begroting wordt voorzien in kredieten die bestemd zijn om het moeilijke proces van handelsintegratie in de Zuid-Afrikaanse regio te vergemakkelijken;

16. stelt voor dat in het actieplan en de EU-begroting wordt voorzien in steun aan de ontwikkeling van een betrouwbare strategie voor de continuïteit van de energievoorziening, waarbij rekening wordt gehouden met de klimaatverandering en de sociale en milieueffecten ervan op de arme bevolking van Zuid-Afrika en de regio, en het accent wordt gelegd op, onder andere, de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, met name kleine waterkrachtcentrales, windenergie en biomassa;

17. beklemtoont dat het actieplan dient te steunen op participatie en een multi-stakeholderbenadering, en gericht dient te zijn op ondersteuning van de Zuid-Afrikaanse prioriteiten, waaronder acties ter bestrijding van de verspreiding van hiv, regeringsmaatregelen met het oog op economisch herstel, bestrijding van economische ongelijkheid, bevordering van de sociale cohesie en spreiding van de economische voordelen, die niet alleen de opkomende financiële elite ten goede mogen komen, conform de ASGISA- en de BEE-strategie;

18. stelt voor dat de Zuid-Afrikaanse vraag naar technische bijstand die gericht is op het verwezenlijken van de ontwikkelingsdoelstellingen van het land en tevens bijdraagt aan de sociale en economische ontwikkeling van de regio prioriteit krijgt, teneinde andere Afrikaanse leiders ertoe aan te sporen hun verantwoordelijkheid te nemen voor het uitwerken en uitvoeren van een duurzaam model van economische ontwikkeling voor het continent;

19. stelt bovendien voor ook samenwerking tot stand te brengen op het gebied van onderwijs en opleiding, inclusief uitwisselingen van studenten en docenten en een Zuid-Afrika-venster in het Erasmus Mundus-programma;

20. constateert dat Zuid-Afrika aanzienlijk profijt heeft getrokken van de leningen van de Europese Investeringsbank en pleit ervoor om voor de periode 2007-2013 de steun op minstens hetzelfde niveau te handhaven, rekening houdend met de behoeften van microbedrijven en KMO's;

21. dringt erop aan dat de ontwikkelingshulp lokaal wordt toegewezen, en dat alleen een beroep wordt gedaan op externe experts en alleen goederen worden geïmporteerd wanneer er in de regio geen soortgelijke expertise of goederen beschikbaar zijn;

22. onderstreept de baanbrekende rol die Zuid-Afrika op het gebied van het immigratiebeleid kan spelen voor zuidelijk Afrika en het hele Afrikaanse continent, dankzij zijn unieke ervaring op dit terrein; beklemtoont daarom dat Zuid-Afrika dringend zijn inspanningen moet intensiveren om te komen tot een coherent en efficiënt migratiebeleid; verzoekt de Raad en de Commissie deze inspanningen te ondersteunen door ervaringen uit te wisselen en met name aandacht te schenken aan de bijzondere rol van Zuid-Afrika in migratieprogramma's zoals AENEAS en het vervolgprogramma daarvan;

23. verzoekt de Commissie met aandrang de dialoog met de Zuid-Afrikaanse regering ononderbroken voort te zetten en het parlement, de lokale regeringen en de civil society te betrekken bij de discussie over een strategisch partnerschap en het actieplan, en de tenuitvoerlegging ervan;

24. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de EU-lidstaten en de regering en de Nationale Vergadering van de Republiek Zuid-Afrika.

TOELICHTING

Nadat Zuid-Afrika onder het apartheidssysteem decennialang door de blanke minderheid werd geregeerd, werden er in april 1994 voor het eerst meerpartijenverkiezingen gehouden. Nu deze geweldloze overgang van een blank minderheidsbewind naar een democratie tot stand was gebracht, werd het land een volwaardig lid van de internationale gemeenschap.

Internationale betrekkingen

Zuid-Afrika is de belangrijkste politieke macht in Afrika ten zuiden van de Sahara en heeft de sterkste economie van Afrika ten zuiden van de Sahara. De economie van Zuid-Afrika neemt 50% van het BBP van Afrika ten zuiden van de Sahara voor haar rekening en 75% van het BBP van de 14 SADC-landen.

Op continentaal niveau wordt Zuid-Afrika, en president Mbeki persoonlijk, beschouwd als een van de drijvende krachten achter de ontwikkeling van Afrika. Zuid-Afrika heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de Afrikaanse Unie. President Mbeki is nauw betrokken bij het NEPAD, het Nieuw partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika. Hij speelt ook een zichtbare rol bij de inspanningen om vrede te brengen in Afrikaanse landen en regio's die met elkaar in conflict zijn.

Op regionaal niveau is Zuid-Afrika een toonaangevend lid van de veertien staten tellende Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC) en de Zuid-Afrikaanse douane-unie (SACU), die het samen met Botswana, Lesotho, Namibië en Swaziland vormt.

Op mondiaal niveau wordt Zuid-Afrika algemeen erkend als de woordvoerder van de landen ten zuiden van de Sahara en een van de woordvoerders van de ontwikkelingslanden. Zuid-Afrika speelt deze rol met name in het kader van de handelsonderhandelingen van de WTO. Zuid-Afrika heeft een leidende rol gespeeld bij de oprichting van het Nieuw strategisch partnerschap tussen Azië en Afrika in april 2005. Het toenemende internationale belang van Zuid-Afrika wordt onderstreept door zijn lidmaatschap van de twee 'Groepen van Twintig', de G20 van - nu - 21 ontwikkelingslanden die in 2003 werd opgericht in de aanloop naar Cancun, en de G20 van ministers van Financiën en presidenten van de Centrale Bank die in 1999 werd opgericht om belangrijke geïndustrialiseerde en zich ontwikkelende economieën bij elkaar te brengen om cruciale problemen van de mondiale economie te bespreken.

Binnenlandse politiek

Sinds de eerste vrije verkiezingen in 1994 wordt het Zuid-Afrikaanse beleid gedomineerd door het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) en door de presidenten Nelson Mandela en Thabo Mbeki persoonlijk. Bij de nationale verkiezingen van 2004 nam het ANC-aandeel van de stemmen toe tot 69,7%. Op dit moment bezet het ANC 293 van de 400 zetels in het parlement. De Democratische Alliantie komt op de tweede plaats met 47 zetels. Dat het ANC de belangrijkste partij is, werd nog eens bevestigd door de lokale verkiezingen van 2006 (66,3% van de landelijke stemmen).

Ondanks de brede steun voor het ANC bij de verkiezingen is er kritiek op de regering en met name op president Mbeki met betrekking tot de manier waarop problemen als de werkloosheid, criminaliteit en hiv/aids worden aangepakt.

Zuid-Afrika telt het hoogste aantal hiv-geïnfecteerden (5,5 miljoen) ter wereld. In 2005 zijn er 320.000 mensen aan aids gestorven en is 18,8% van de bevolking besmet. De aidspandemie is niet alleen een humanitaire tragedie, maar heeft ook een negatieve invloed op de Zuid-Afrikaanse economie doordat de levensverwachting van Zuid-Afrikanen is teruggelopen tot 45,7 jaar. Hoewel de opmerkingen van president Mbeki over hiv en aids tot verwarring hebben geleid, heeft de Zuid-Afrikaanse regering een proactieve houding aangenomen doordat zij in het kader van de TRIPs-overeenkomst heeft geprobeerd haar patentwetgeving te gebruiken voor generieke antiretrovirale geneesmiddelen, en zijn er structurele en systematische veranderingen in het nationale gezondheidssysteem doorgevoerd.

Economisch beleid

Het werkloosheidspercentage is buitengewoon hoog in Zuid-Afrika en bedraagt meer dan 40%. De hoge werkloosheid en de hiv-/aidsramp dragen bij aan de maatschappelijke instabiliteit die onder andere tot uitdrukking komt in extreem hoge misdaadcijfers. Zuid-Afrika heeft een van de hoogste percentages voor moord en verkrachting ter wereld, hetgeen een negatieve invloed heeft op het imago van het land en gevolgen heeft voor de buitenlandse directe investeringen.

De negatieve effecten die het apartheidstijdperk heeft gehad op de economie van Zuid-Afrika laten nog steeds hun sporen na, vooral het verlies van overzeese markten, de inefficiënte overheidssector en, wat het ergste is, de gigantische inkomensverschillen tussen de blanke minderheid en de zwarte meerderheid van de bevolking. Hierdoor wordt het cijfer voor het inkomen per hoofd van de bevolking (meer dan USD 5000 tegen de marktwisselkoers) tamelijk irrelevant. De inkomensongelijkheid is een van de grootste ter wereld: de armste 20% van de bevolking krijgt 3,3% van het inkomen terwijl de rijkste 10% 47,3% krijgt. Anders gezegd, de meerderheid van de blanke bevolking leeft onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met West-Europese standaarden, terwijl de meerderheid van de zwarte bevolking onder omstandigheden leeft die vergelijkbaar zijn met de minst ontwikkelde landen. Rond de helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens.

De meeste macro-economische indicatoren hebben zich in het afgelopen decennium gunstig ontwikkeld. Het BBP is in 2005 met 4,9% toegenomen, het begrotingstekort bedraagt 0,6% (belastingjaar 2005/2006), de inflatie blijft binnen of onder de officiële doelstelling van 3 tot 6%.

De Zuid-Afrikaanse regering pakt de belangrijkste economische en sociale problemen aan met de zogenoemde black economic empowerment (BEE)-strategie, die de maatschappelijke ongelijkheid uit het apartheidstijdperk tracht op te heffen door de economische participatie van de minder bevoorrechte zwarte bevolking te vergroten. En door het ASGISA-initiatief (Accelerated and Shared Growth Initiative for South Africa) moet in 2014 de economische groei tot 6% zijn toegenomen en de werkloosheid en armoede zijn gehalveerd. Verder wordt met het zogenoemde Joint Initiative for Priority Skills Acquisition het tekort aan geschoolde arbeidskrachten in zeer belangrijke economische sectoren aangepakt.

Externe economische betrekkingen

De economie van Zuid-Afrika wordt gezien als de motor van de economie van Afrika ten zuiden van de Sahara. Ontwikkelingen in Zuid-Afrika kunnen effect hebben op de armoedebestrijding en het bereiken van de millenniumdoelstellingen (MOD's) op regionaal niveau.

De EU is de belangrijkste handelspartner van Zuid-Afrika. In de eerste 7 maanden van 2005 kwam 42,9% van alle Zuid-Afrikaanse import uit de EU en ging 37,6% van alle export naar de EU. De import uit Zuid-Afrika had in 2005 slechts een aandeel van 1,4% op de EU-markt en 1,7% van alle export ging naar Zuid-Afrika.

De externe economische betrekkingen van Zuid-Afrika zijn ingebed in een complex kader: lidmaatschap van de WTO, de bilaterale Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking (TDCA) met de EU, lid van de ACS-groep als ondertekenaar van de Overeenkomst van Cotonou, maar niet in aanmerking komend voor niet-wederkerige handelspreferenties en niet profiterend van subsidies van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Het land participeert aan politieke samenwerkingsverbanden, en de ACS-EU-instellingen en Zuid-Afrikanen kunnen in alle ACS-landen meedoen aan tenderprocedures van het EOF. Zuid-Afrika is betrokken bij de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's), waarbij de 'SADC-mingroep' een douane-unie vormt met de vier 'BLNS-landen'. Zuid-Afrika zal zich echter niet bij de EPO aansluiten; zijn handelsbetrekkingen met de EU blijven onder de TDCA vallen.

Dat de huidige processen van regionale integratie in de Zuid-Afrikaanse regio (SADC, SACU, Gemeenschappelijke markt voor oostelijk en zuidelijk Afrika) en de EPO-onderhandelingen elkaar overlappen, is een complicerende factor voor het regionale proces van handelsintegratie van de regio.

Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking (TDCA)

De TDCA is op 1 mei 2004 volledig van kracht geworden. Deze overeenkomst zal na een overgangsperiode van 10 jaar (voor EU-import uit Zuid-Afrika) en 12 jaar (voor Zuid-Afrikaanse import uit de EU) tot een vrijhandelszone leiden en ongeveer 90% van de bilaterale handel dekken. De overeenkomst voorziet ook in een regelmatige politieke dialoog.

In de TDCA is ook voortgezette financiële steun van de EU opgenomen via het Europees programma voor wederopbouw en ontwikkeling (EPRD) ter waarde van ongeveer EUR 130 miljoen per jaar. De EU (inclusief haar lidstaten) is verreweg de belangrijkste donor voor Zuid-Afrika en levert ongeveer 70% van de totale donorgelden, hetgeen neerkomt op ongeveer 1,3% van de nationale begroting.

Samenwerking op economisch en handelsgebied vindt verder onder andere plaats door regelingen voor cumulatie van herkomst, samenwerking tussen douanediensten, mededingingsbeleid, begrotingssteun, bescherming van het intellectuele-eigendomsrecht, overheidsopdrachten, standaardisering, liberalisering op het gebied van diensten, statistiek, transport en bevordering van de handel. Ook wordt samenwerking voorzien op het gebied van de industrie, de bevordering van investeringen, telecommunicatie, de informatiemaatschappij, energie, mijnbouw, toerisme, landbouw, visserij, consumentenbeleid en (financiële) dienstverlening.

Er zijn twee aparte bilaterale overeenkomsten inzake wetenschap en technologie, en de handel in wijn en gedistilleerde dranken.

Effecten van de TDCA

Door de TDCA heeft de EU de kloof in de handelsbalans met Zuid-Afrika kunnen dichten. De ingebouwde asymmetrie van de TDCA heeft echter geen ondubbelzinnige uitkomsten opgeleverd. Door de TDCA is de balans feitelijk in het voordeel van de EU doorgeslagen waarbij de tariefwijzigingen van de EU slechts van invloed zijn op 25% van de huidige handelsgoederen met een gewogen gemiddeld tarief van slechts 2,7%. De tariefwijzigingen van Zuid-Afrika zijn van invloed op 40% van de huidige verhandelde goederen bij een gewogen gemiddeld tarief van 10%. De grootste last van de TDCA wat betreft tariefaanpassingen ligt momenteel bij Zuid-Afrika, hetgeen een flinke impact heeft op het vermogen van de rijksoverheid om belasting te innen en bijgevolg ook op de investeringscapaciteit in de sociale sector en de gezondheidszorg.

De standpunten van de EU over de landbouw en andere gevoelige sectoren voor Zuid-Afrika en de regionale ontwikkeling zijn zeer agressief en zullen nog agressiever worden nu de multilaterale onderhandelingen van de WTO-Doharonde zijn opgeschort. Regionale inspanningen die reeds zijn ondernomen om de MOD's te bereiken kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht.

Hightechsectoren in Zuid-Afrika hebben te maken met een toenemende druk van de EU-import, die een relatief voordeel heeft en problemen kan creëren voor in opmars zijnde innovatieve sectoren in Zuid-Afrika (farmaceutische producten, machines, transportvoertuigen). Hierdoor kan schade worden toegebracht aan de regionale ontwikkeling van strategische sectoren die kunnen bijdragen aan een verbetering van de levensstandaard in de regio en het bereiken van de MOD's.

De implementatieperiode van de TDCA-tariefsverlagingen (die naar een later tijdstip verschoven zijn) is gekoppeld aan een vergelijkbare periode in de implementatieperiode van de vrijhandelszone (VHZ) van de SADC. Door een gelijktijdige liberalisering van de handel tussen de SADC-leden enerzijds en tussen Zuid-Afrika en de EU anderzijds, is het minder goed mogelijk een analyse te maken van de impact van de VHZ van de SADC en van de TDCA. De TDCA dient de integratie van de SADC te steunen zonder het vermogen van de SADC-leden in gevaar te brengen om hun Zuid-Afrikaans proces te bevragen en te leiden.

Vergeleken met de TDCA zijn in de AGOA (Africa Growth and Opportunities Act, ofwel de wet inzake groei en kansen voor Afrika) minder stringente beperkingen opgenomen over de oorsprongsregels. De restrictieve oorsprongsregels van de TDCA maken het voor Zuid-Afrikaanse landen moeilijker om de hogere technologiecapaciteit in Zuid-Afrika te benutten om de ertsvoorbereiding van hun producten voor export naar de EU te verhogen. Met genereuze oorsprongsregels kan een positieve wisselwerking worden bevorderd tussen de economieën van Zuid-Afrika en zuidelijk Afrika.

Een strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika en gezamenlijk actieplan

Op 28 juni 2006 heeft de Commissie een strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika voorgesteld. Dit zal worden geïmplementeerd met een gezamenlijk actieplan dat in november 2006 zal worden ingediend bij de Samenwerkingsraad van de EU en Zuid-Afrika.

Een centrale gedachte is dat de politieke dialoog zo moet worden ontwikkeld dat de EU en Zuid-Afrika tot gemeenschappelijke politieke standpunten komen over onderwerpen die van wederzijds belang zijn en die vervolgens leiden tot gezamenlijke actie op regionaal en mondiaal niveau, dat wil zeggen gezamenlijke acties in Afrika (vredeshandhaving, conflictbemiddeling, het NEPAD, de Afrikaanse Unie enzovoort) of wereldwijd (de VN of de WTO, migratie, milieuproblemen, klimaatverandering enzovoort). Op het niveau van de regio zuidelijk Afrika worden gezamenlijke acties voorgesteld met betrekking tot de aidspandemie, de Zimbabwe-crisis en regionale integratie.

Er wordt nu onderhandeld over het landenstrategiedocument 2007-2013. Het moet in overeenstemming zijn met de nieuwe strategie voor Zuid-Afrika en als onderdeel van het gezamenlijk actieplan worden geïmplementeerd.

De herziening van de TDCA is een kernelement van de strategie. De Commissie stelt onder andere de volgende elementen voor een herziene TDCA voor:

§ verwijzing naar de MOD's;

§ wettelijk bindende verplichtingen om de TDCA in overeenstemming te brengen met de Overeenkomst van Cotonou (verspreiding van massavernietigingswapens, bestrijding van terrorisme, bestrijding van straffeloosheid, steun voor het Internationaal Strafhof, voorkomen van activiteiten van huurlingen);

§ versterkte politieke dialoog in overeenstemming met de herziening van Cotonou;

§ verdere maatregelen ten behoeve van de liberalisering van de handel;

§ bindende verplichtingen op gebieden als diensten, investeringen, overheidsopdrachten, intellectueel eigendom, mededinging, standaardisering en overeenstemmingsbeoordeling, douanediensten, oorsprongsregels;

§ versterking van de maatregelen op gebieden als rechtspraak, vrijheid en veiligheid, witwassen van geld, drugs en migratie, maatschappelijke kwesties (werkgelegenheid, gelijkheid van vrouwen en mannen, arbeidswetgeving), uitwisselingsprogramma's voor jongeren, culturele samenwerking.

Korte beoordeling van het strategisch partnerschap en het gezamenlijk actieplan

In het strategisch partnerschap wordt niet de belangrijke ontwikkeling en maatschappelijke impact onderkend die het overlappen van een herziening van de TDCA en de EPO-onderhandelingen waarschijnlijk op Zuid-Afrika zal hebben, maar vooral ook op de BLNS-landen en de andere minst ontwikkelde landen (MOL's) van de regio.

De opname van verplichtingen betreffende de 'Singapore-kwesties' in de TDCA is bijzonder problematisch voor Zuid-Afrika. Ondanks de druk van de EU is er bij de WTO lange tijd weerstand geweest tegen overheidsopdrachten en investeringsovereenkomsten; dit is deels de reden voor de impasse in de onderhandelingen over de vrijhandel tussen de SACU en de Verenigde Staten. Hoewel Zuid-Afrika vergeleken met de andere SACU-landen zich in een betere positie bevindt om over deze kwesties te onderhandelen, moet dit gebeuren op basis van op wetenschappelijk onderzoek gestoelde beleidsvorming.

Bij de herziening van de TDCA dient niet te worden aangedrongen op een nog grotere participatie van de private sector aan de levering van de meest elementaire diensten. Op dienstengebied is Zuid-Afrika onder de GATS-akkoord uitgebreide verplichtingen aangegaan en heeft reeds te maken met ernstige beperkingen om aanvaardbare toegangsniveaus en een universele dienstverlening te bewerkstelligen. Op investeringsgebied heeft Zuid-Afrika vele bilaterale investeringsverdragen getekend waarbij aan een aantal lidstaten van de EU bescherming wordt verleend. De bevordering van publiek-private partnerschappen op het gebied van elementaire diensten heeft niet alleen tot positieve resultaten geleid; in sectoren als water en waterzuivering hebben zij vaak negatieve gevolgen gehad voor de arme bevolking.

Het strategisch partnerschap dient een prioriteitsvolgorde aan te brengen in de vraag naar technische bijstand op gebieden die van strategisch belang zijn voor het bereiken van de ontwikkelingsdoelstellingen van het land die ook kunnen bijdragen aan de sociale en economische ontwikkeling van de regio zuidelijk Afrika in zijn geheel. Het technisch vermogen van Zuid-Afrika dient te worden aangewend met een versterking van de capaciteitsopbouw, technische bijstand, gelijkwaardigheid en overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning betreffende voedselveiligheid en sanitaire en fytosanitaire maatregelen. In dit opzicht moet worden nagedacht over mechanismen waardoor steun kan worden verleend aan de export van naburige landen in de regio.

Het strategisch partnerschap is er niet in geslaagd een gezond energieveiligheidsbeleid voor te stellen waarbij rekening wordt gehouden met klimaatverandering en de sociale en milieugevolgen ervan voor het armste deel van de bevolking in Zuid-Afrika en andere MOL's in de regio. Een veiligheidsstrategie op het gebied van duurzame energie die is gebaseerd op de bescherming van het milieu en het bereiken van de MOD's dient de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, zoals zonne-energie, windenergie en biomassa, en energiebronnen met een geringe impact, zoals kleinschalige waterkrachtcentrales, te bevorderen. Hiervan dienen de armste sectoren van de maatschappij te profiteren die grotendeels in plattelandsgebieden zonder elektriciteitsvoorziening wonen. Om dit doel te ondersteunen dient het EU-budget fondsen beschikbaar te stellen die een bijdrage leveren aan de overgang van de huidige afhankelijkheid van de mijnbouwsector naar een duurzamere nationale en regionale energiestrategie.

PROCEDURE

Titel

Een strategisch partnerschap tussen de EU en Zuid-Afrika

Procedurenummer

2006/2234(INI)

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking toestemming

DEVE

28.9.2006

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

INTA
28.9.2006

AFET
28.9.2006

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

INTA
12.9.2006

AFET
13.9.2006

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Luisa Morgantini
30.5.2006

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

11.7.2006

28.8.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

2.10.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

13

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Margrete Auken, Margrietus van den Berg, Thierry Cornillet, Michael Gahler, Glenys Kinnock, Maria Martens, Miguel Angel Martínez Martínez, Luisa Morgantini, Horst Posdorf, Frithjof Schmidt en Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Alain Hutchinson, Manolis Mavrommatis, Karin Scheele and Zbigniew Zaleski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Datum indiening

3.10.2006

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)