VERSLAG met een voorstel voor een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende het bestrijden van mensenhandel - geïntegreerde aanpak en voorstellen voor een actieplan
24.10.2006 - (2006/2078(INI))
Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Edit Bauer
Rapporteur voor advies (*): Maria Carlshamre, Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
(*) Nauwere samenwerking tussen commissies – Artikel 47 van het Reglement
TOELICHTING
Afgaande op het rapport uit 2005 over mensenhandel van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken worden naar schatting 600.000 tot 800.000 mannen, vrouwen en kinderen jaarlijks illegaal internationale grenzen overgebracht. Volgens ramingen zijn het voor 80% vrouwen en meisjes en voor 50% minderjarigen. De meeste grensoverschrijdende slachtoffers worden verhandeld ter wille van commerciële seksuele uitbuiting. Andere schattingen komen nog hoger uit - de VN gaat uit van jaarlijks meer dan een miljoen slachtoffers, de IAO heeft het over meer dan 1,2 miljoen verhandelde kinderen. De Raad van Europa is van mening dat mensenhandel de op twee na grootste bron van inkomsten is voor de georganiseerde misdaad na wapens en drugs[1]. Het rapport uit 2005 over mensenhandel wijst evenwel op de alarmerende slavernij van mensen voor arbeidsuitbuiting.
Binnen de EU gaat het volgens ramingen om meer dan 100.000 slachtoffers van mensenhandel. (Men moet met deze statistieken uiterst voorzichtig zijn, omdat er geen betrouwbare gegevens zijn over de mensenhandel). Het is belangrijk er de nadruk op te leggen dat de meest kwetsbare groepen vrouwen en kinderen zijn. "Kinderen zijn buitengewoon kwetsbaar voor mensenhandel door hun gebrek aan ervaring, afhankelijkheid van en vertrouwen in volwassenen, vooral verwanten en mensen in een gezagspositie en zij hebben minder mogelijkheden om te ontsnappen aan uitbuitingssituaties"[2]. Het meest recente rapport van UNICEF wijst op het grote aantal niet-geregistreerde kinderen die het kwetsbaarst zijn voor mensenhandel[3].
Dit rapport is gebaseerd op de internationaal aanvaarde definitie van het VN-protocol om mensenhandel te voorkomen, te onderdrukken en te bestraffen. Volgens artikel 3 moet mensenhandel betekenen: het aanwerven, vervoeren, overzetten of opvangen van personen door middel van bedreiging of geweld of andere vormen van dwang, ontvoering, fraude of bedrog, of machtsmisbruik of misbruik van een kwetsbare positie of het doen van of ontvangen van betalingen of gunsten om de instemming te bereiken van een persoon die een andere persoon in zijn macht heeft met als doel uitbuiting. Uitbuiting omvat: op zijn minst de uitbuiting van de prostitutie van anderen of andere vormen van seksuele uitbuiting, dwangarbeid, slavernij of op slavernij gelijkende praktijken, het ter beschikking stellen of verwijderen van organen. De IOM wijst bovendien op de toename van andere vormen van kinderhandel of het handelen bij gezinnen voor bedelen of criminele activiteiten[4].
Hoewel mensenhandel over het algemeen wordt beschouwd als een "afschuwelijke" misdaad[5], is de ratificatie en implementatie van internationale conventies, vooral de COE-Conventie over actie tegen mensenhandel alsook richtlijnen onbevredigend en verloopt veel te langzaam.
Omdat het beslissende deel van mensenhandel een internationaal karakter draagt, is het nodig de internationale samenwerking te versterken op het terrein van opsporing, uitwisseling van informatie, identificatie van slachtoffers, wetsnaleving en reïntegratie. Bij deze samenwerking moet een belangrijker rol worden gespeeld door Europol, Eurojust, Frontex en de task force van hoofdcommissarissen van politie.
In internationale documenten wordt de nadruk gelegd op de op mensenrechten gebaseerde aanpak, waarbij vooral wordt gefocust op de bescherming van slachtoffers. Aangezien de ernst van mensenrechtenmisbruik niet altijd wordt omgezet in vervolging, kan men zijn twijfel hebben, vooral bij arbeidsuitbuiting alsof mensenhandel primair wordt beschouwd als een mensenrechtenmisbruik, waardoor de strafrechtelijke verhoging wordt verzwakt[6].
In de definities van mensenhandel wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen mensenhandel en smokkel. Sommige deskundigen beschouwen een dergelijk onderscheid als een illusie. De werkelijke gevolgen blijken vaak pas aan het slot. "Wat wij weten van zowel smokkel als handel wijst erop dat het juister zou zijn om ze te beschouwen als een continu proces dat in elkaar overloopt en bestaat uit een aantal dimensies"[7]. In dit verband moet een duidelijke identificatie van het slachtoffer een zeer belangrijke rol spelen omdat het daardoor mogelijk wordt onderscheid te maken tussen handel en smokkel. Uit ervaringen blijkt dat de politie bij gebrek aan onderscheid tussen deze twee termen de slachtoffers van mensenhandel vaak behandelt als gesmokkelde personen of illegale migranten.
Bij mensenhandel gaat het zowel om de aanvoer als de vraag. Aan de aanvoerskant gaat het vooral om armoede, werkloosheid, op geslacht gebaseerde discriminatie, discriminatie van minderheden, gebrek aan onderwijs en corruptie. Volgens sommige deskundigen is de belangrijkste aanzet tot mensenhandel de vraag. De vraag van de markt - vooral bij sekskopers - biedt sterke prikkels voor handelaars en vormt de motor van de toename van mensenhandel. In het rapport van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken[8] staat dat wanneer prostitutie floreert ook een klimaat floreert waarin mensenhandel plaatsvindt. Uit ander onderzoek blijkt dat het hoge niveau van tolerantie ten opzichte van arbeidsuitbuiting van verhandelde werknemers, wordt gezien als een maatschappelijk aanvaarde manier om diensten of goederen goedkoper te maken[9]. Het lijkt wel of zonder de tolerantie en ambivalentie van de publieke opinie te veranderen ten opzichte van de vraag van door de slachtoffers van mensenhandel geleverde diensten wij maar moeilijk belangrijke verbeteringen kunnen aanbrengen in de bestrijding van mensenhandel.
Hoewel er geen uitgebreide kennis en gegevens beschikbaar zijn over de vraag, lijkt het dat het hier vooral gaat om gebrek aan hulp en waarschijnlijk gebrek aan politieke wil om de vraag te breken en een definitieve stap te zetten op weg naar een oplossing. Sommige rapporten hebben het zelfs over corruptie op hoge plaatsen in het besluitvormingsproces over inperking van de vraag[10].
- [1] Toelichting bij de Conventie van de Raad van Europa over actie tegen mensenhandel, 2005.
- [2] Resource book for Law Enforcement Officers on Good Practices in Combating Child Trafficking, IOM, Wenen, 2006.
- [3] The State of the World's Children 2006:Excluded and invisible, UNICEF 2005.
- [4] Ibid.
- [5] Conferentie op hoog niveau over bestrijding van mensenhandel, vooral vrouwen en kinderen: voorkomen- beschermen-vervolgen, Wenen, maart 2006.
- [6] Gabal, I.: Een paper van de MHA van de Tsjechische Republiek, Praag, 2006.
- [7] Kelly, L.: A Critical reflection in research... In: Data and research on Human Trafficking: A global survey, 2005, IOM.
- [8] Trafficking in Persons Report, June 2005, US State Department.
- [9] Gabal, I. ibid.
- [10] Gabal, I. ibid.
ONTWERPAANBEVELING AAN DE RAAD (B6-0613/2005)
ingediend overeenkomstig artikel 114, lid 1 van het Reglement
door Barbara Kudrycka
namens de PPE-DE-Fractie
over de bestrijding van mensenhandel - een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan
Het Europees Parlement,
– gelet op het EU- en het EG-Verdrag en op het Europees Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gezien de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de bestrijding van mensenhandel - een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan (COM(2005)0514),
– gelet op artikel 114, lid 1 van zijn Reglement,
A. overwegende dat mensenhandel een schending is van het grondbeginsel van de menselijke waardigheid, die juist een fundament vormt van de EU en van het beleid van de lidstaten ter bescherming van de mensenrechten,
B. overwegende dat de EU reeds maatregelen heeft vastgesteld om mensensmokkel en mensenhandel te bestrijden overeenkomstig de beginselen die zijn opgenomen in de protocollen bij het Verdrag van Palermo, en rekening zal houden met de beginselen die onlangs zijn verankerd in het Verdrag van de Raad van Europa betreffende maatregelen tegen mensenhandel,
C. overwegende dat de Europese Raad in 2004 in het Haagse Programma ter versterking van de veiligheid, de vrijheid en de rechtvaardigheid de aanbeveling heeft uitgesproken dat in 2005 een EU-plan wordt goedgekeurd "met het oog op de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen, beste praktijken en mechanismen ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel" (punt 1.7.1),
1. doet de volgende aanbevelingen aan de Raad:
Aanbeveling 1: Mensenhandel moet worden veranderd van een "weinig riskante, zeer lucratieve onderneming voor de georganiseerde misdaad" in een uiterst riskante onderneming die weinig oplevert. De wetshandhavingsinstanties moeten alle beschikbare middelen en capaciteit benutten om naleving van het verbod op mensenhandel af te dwingen, mensenhandel economisch geheel oninteressant te maken en, wanneer er financiële winst is behaald, de tegoeden in beslag te nemen en verbeurd te verklaren. Aan het onderzoek naar mensenhandel dient dezelfde prioriteit te worden toegekend als aan andere gebieden van de georganiseerde misdaad, door gebruik te maken van gespecialiseerde opsporingstechnieken en stoorstrategieën;
Aanbeveling 2: De lidstaten dienen waar nodig de omzetting van Richtlijn 2004/81/EG te versnellen en rekening te houden met het onlangs gesloten Verdrag van de Raad van Europa betreffende maatregelen tegen mensenhandel;
Aanbeveling 3: Bij de justitiële en politiële samenwerking dienen de lidstaten te zorgen voor de nodige organisatorische structuren, specialisten en toereikende financiële middelen voor hun met de wetshandhaving belaste autoriteiten om mensenhandel doeltreffend te kunnen bestrijden. De lidstaten dienen te waarborgen dat de nationale wetshandhavingsorganen Europol regelmatig betrekken bij de uitwisseling van informatie, gezamenlijke operaties en gezamenlijke onderzoeksteams en gebruik maken van de mogelijkheden van Eurojust om de vervolging van mensenhandelaren te vergemakkelijken;
Aanbeveling 4: De lidstaten en de Commissie dienen met derde landen bilateraal en multilateraal de dialoog over de mensenrechtendimensies van het beleid tegen mensenhandel te versterken en dit vraagstuk aan de orde te blijven stellen in regionale en multilaterale fora;
Aanbeveling 5: De EU erkent het belang van meer aandacht voor een benadering waarin de mensenrechten en de slachtoffers centraal staan. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de mensenrechten van de slachtoffers van mensenhandel in alle stadia volledig worden beschermd en dat er, waar nodig en in overeenstemming met de nationale praktijk en rechtsvoorschriften, passende verwijsmechanismen bestaan, zodat personen die het slachtoffer van mensenhandel zijn geworden, in een vroeg stadium kunnen worden geïdentificeerd en doorverwezen.
Aanbeveling 6: Regionale oplossingen ter voorkoming van mensenhandel en voor een veilige terugkeer en reïntegratie van slachtoffers zijn van essentieel belang. De lidstaten en de Commissie dienen steun te blijven geven aan regionale initiatieven die een aanvulling vormen op en een inspiratiebron zijn voor samenwerking op EU-niveau (o.a. de Noords-Baltische task force tegen mensenhandel, het Zuidoost-Europese Samenwerkingsinitiatief, het pan-Europese Boedapest-proces, de "5+5-dialoog" tussen de landen in het westelijk Middellandse-Zeegebied, de mediterrane dialoog over doorgangsmigratie en andere forums/organisaties);
2. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en ter informatie aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (3.10.2006)
aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
inzake het voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de bestrijding van mensenhandel: een geïntegreerde aanpak en voorstellen voor een actieplan
(2006/2078(INI))
Rapporteur voor advies: Simon Coveney
SUGGESTIES
De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpaanbeveling op te nemen:
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 juli 2006 inzake het gewijzigde voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, ter aanvulling van het VN-Verdrag inzake grensoverschrijdende georganiseerde misdaad[1],
- gezien de resultaten van de op 17 maart 2006 te Wenen gehouden conferentie op hoog niveau over de bestrijding van mensenhandel en de op 28-29 juni 2006 te Brussel gehouden EU-conferentie van deskundigen over de tenuitvoerlegging van het EU-plan inzake mensenhandel,
- gelet op het VN-Verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit (resolutie 55/25 van de Algemene Vergadering, bijlage I) en de twee protocollen daarbij, het protocol ter voorkoming, beteugeling en bestraffing van handel in mensen, in het bijzonder vrouwen en kinderen uit 2003 en het protocol inzake het smokkelen van migranten over land, door de lucht en over zee uit 2004,
A. overwegende dat de Commissie heeft toegezegd dat zij de inzet van de EU en de lidstaten voor de bestrijding van mensenhandel verder zal versterken door middel van een geïntegreerde aanpak en een gecoördineerde beleidsreactie op basis van eerbiediging van de mensenrechten,
B. overwegende dat de slachtoffers van mensenhandel, vaak minderjarigen, blootstaan aan fysiek en psychisch geweld en misbruik, dat waardigheid, vrijwaring van slavernij, foltering en andere onmenselijke of vernederende behandelingen, persoonlijke veiligheid, bewegingsvrijheid en arbeidsrechten hun ontzegd worden en dat zij zich dikwijls blijken te bevinden in een gedwongen en ongewenste afhankelijkheidsrelatie met hun smokkelaars,
C. overwegende dat de mensenhandel door een aantal factoren snel toeneemt, zoals de gemakkelijke winsten die met uitbuiting behaald kunnen worden, de groeiende achterstelling en marginalisering van de armen, het gebrek aan toegang tot onderwijs en de arbeidsmarkt, discriminatie, restrictieve immigratiewetgeving, gebrek aan informatie over de feiten en gevaren van mensenhandel, ontoereikende sancties tegen smokkelaars, het ontbreken van inspectie in seksgelegenheden en de bestaande behoefte aan hun diensten,
D. overwegende dat mensenhandel een mondiaal probleem is, dat zich zowel binnen als buiten de nationale grenzen afspeelt, ongeacht of het gaat om een herkomst-, doorvoer- of bestemmingsland, en geldt als een van de meest lucratieve vormen van internationale georganiseerde misdaad,
E. overwegende dat de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof zich op grond van het Statuut van Rome uitstrekt tot slavernij als misdaad tegen de menselijkheid en overwegende dat op grond van het internationale recht en de internationale verplichtingen een staat die mensenhandel duldt of geen doeltreffende maatregelen daartegen neemt, schuldig is aan een mensenrechtenschending,
F. overwegende dat de benadering van prostitutie van lidstaat tot lidstaat verschilt, waardoor het moeilijk is tot een geïntegreerde aanpak te komen van de sociale problemen die ermee samenhangen en waardoor met name maatregelen ter voorkoming van mensenhandel voor seksuele uitbuiting belemmerd worden,
beveelt het Europees Parlement de Raad het volgende aan:
Wettelijk kader en rechtshandhaving
1. De lidstaten en alle betrokken derde landen moeten, voorzover zij dit niet reeds hebben gedaan, de relevante mensenrechteninstrumenten ratificeren, met name het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (het eerste mondiale instrument gericht op de bestrijding van criminele netwerken en de bescherming van personen tegen slavernij, seksuele uitbuiting en illegale tewerkstelling) en het aanvullende Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel; de IAO-Verdragen en elementaire arbeidsnormen, met name Verdrag nr. 29 inzake dwangarbeid, nr. 182 betreffende de ergste vormen van kinderarbeid, en de verdragen inzake de vrijheid van vereniging, arbeidsinspectie en uitzendbureaus; het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind betreffende de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie, dat betrekking heeft op de handel van menselijke organen en op illegale adoptie; en het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel; de landen die al tot ratificatie zijn overgegaan moeten meer aandacht besteden aan tenuitvoerlegging en handhaving;
2. De Raad en de lidstaten moeten stappen nemen om de verontrusting over mensenhandel stelselmatig aan de orde te stellen op de reguliere multilaterale besprekingen en in dit verband maatregelen nemen op VN-niveau, bijvoorbeeld in de Mensenrechtenraad en de Derde Commissie van de Algemene Vergadering;
3. De Raad, de Commissie en de lidstaten moeten actieve steun verlenen aan het werk van de speciale VN-rapporteur voor de mensenhandel en samenwerken met de OVSE, met name de Alliantie tegen de mensenhandel en de speciale vertegenwoordiger van de OVSE voor de bestrijding van de mensenhandel en het actieprogramma van de Raad van Europa inzake kinderen en geweld;
4. Coördinatie en samenwerking tussen de herkomst-, doorvoer- en bestemmingslanden van de mensenhandel is van eminent belang; de Raad, de Commissie en de lidstaten moeten hun strategieën ter bestrijding van de mensenhandel onderling zodanig afstemmen dat deze een aanvulling vormen op het werk van de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de OVSE, de Internationale Organisatie voor Migratie, het evaluatieproces van Peking, het Stabiliteitspact voor Zuid-Europa en de G8;
5. De Raad, de Commissie en de lidstaten moeten doorgaan met het bevorderen van regionale initiatieven als aanvulling op en inspiratiebron voor samenwerking in EU-verband zoals de Noords-Baltische taskforce tegen mensenhandel, het Zuidoost-Europese Samenwerkingsinitiatief, het pan-Europese Boedapest-proces, de "5+5-dialoog" tussen de landen in het westelijk Middellandse-Zeegebied, de mediterrane dialoog over doorgangsmigratie en de regionale actieplannen in Afrika en het Midden-Oosten (MENA) en de regio van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (CEDEAO);
6. Het voorzitterschap en de Raad moeten binnen het kader van de huidige besprekingen over de ontwerprichtlijn in dit verband ervoor zorgen dat er, volledig in overeenstemming met het internationale recht, gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten worden vastgesteld met betrekking tot de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven;
7. De lidstaten moeten de beginselen van non-discriminatie en evenredigheid huldigen en moeten het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens ratificeren, dat collectieve uitzetting van vreemdelingen verbiedt;
8. De lidstaten moeten uitvoering geven aan Richtlijn nr. 2004/81/EG van de Raad[2] over verblijfstitels, om slachtoffers van mensenhandel de mogelijkheid van tijdelijk verblijf te bieden, met inbegrip van een periode van herstel en bezinning, en moeten ervoor zorgen dat repatriëring alleen plaatsvindt wanneer de veiligheid van het individu kan worden gegarandeerd;
9. Naast strafrechtelijk onderzoek moeten ook ambtelijke inspecties van gemeenten als een essentieel handhavingsinstrument worden beschouwd;
10. Er moeten betrouwbare gegevens over dit verschijnsel worden verzameld en geanalyseerd en er moet op EU-niveau en in de betrekkingen met derde landen, de belangrijkste internationale organisaties en de ngo's een typologie voor de statistieken worden ontwikkeld;
Preventie en vermindering van de vraag
Optreden van de EU in relatie tot derde landen
11. De EU en haar lidstaten moeten een actief preventief langetermijnbeleid voeren voor de bestrijding van de mensenhandel en beste praktijken uitwisselen binnen de bestaande partnerschappen tussen de EU en de herkomstlanden om de regeringen van die landen te helpen met het aanpakken van de onderliggende oorzaken van de mensenhandel en het ontwikkelen van toezicht en wetgevingshervormingen;
12. Daarom moet de Commissie, in het kader van strategiedocumenten voor armoedebestrijding, nationale en regionale strategiedocumenten, indicatieve programma's en actieplannen, strategieën op maat, die zich richten op de preventie en vermindering van de mensenhandel, ontwikkelen en waar nodig geregeld herzien en moet zij de vorming van specifieke werkgroepen van deskundigen om de partijen in staat te stellen in het werkveld concrete programma's op te stellen, in overweging nemen;
13. De Raad en de Commissie moeten de aangelegenheid geregeld ter tafel brengen in de politieke dialogen met derde landen (met name met de landen die de ernstigste schendingen kennen[3]), waarbij ze de aandacht moeten vestigen op de mensenrechtenclausule in de overeenkomsten van de EU met die landen;
14. De rol van de delegaties van de Commissie in derde landen is essentieel om de plaatselijke bevolking bewust te maken van de gevaren van mensenhandel en om bekendheid te geven aan het EU-beleid inzake illegale immigratie en de patrouilles op zee door Frontex; de delegaties moeten meer aandacht besteden aan de manier waarop EU-beleid en -maatregelen in de plaatselijke media worden weergegeven en wat het mogelijke afschrikkende effect ervan op mensensmokkelaars is;
15. De Raad, de Commissie en de lidstaten moeten via ontwikkelingssamenwerking, economische samenwerking, grenscontroles en immigratiebeleid meer steun verlenen voor initiatieven ter bestrijding van mensenhandel, zowel binnen de EU als in de betrekkingen met derde landen;
16. De Raad en de Commissie moeten preventieprogramma's op basis van de rechten van de mens en het kind ontwikkelen die uitgaan van nauw overleg en samenwerking met herkomst-, doorvoer- en bestemmingslanden, waarbij vooral die factoren die voortvloeien uit armoede en sociale marginalisatie dienen te worden aangepakt die de kinderhandel in de hand werken, zoals een tekortschietende geboorteregistratie of een gebrek aan toegang tot elementair onderwijs;
17. De continuïteit van de financiering en de duurzaamheid van projecten moet worden verzekerd; de Commissie moet meer financiële steun geven aan projecten voor de preventie van mensenhandel, met bijzondere aandacht voor vrouwen en kinderen die risico lopen op seksuele en economische uitbuiting, zowel via het nieuwe financiële instrument voor de bescherming van de mensenrechten als via geografisch georiënteerde programma's;
18. De Gemeenschap moet met name via haar ontwikkelingsbeleid, dat gericht is op armoedereductie als eerste doel en op het realiseren van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling voortgaan met subsidiëring van maatregelen gericht op de aanpak van factoren die mensen kwetsbaar maken voor mensenhandel, zoals armoede, het ontbreken van toegang tot elementair en voortgezet onderwijs, genderongelijkheid, ontzegging van het recht op nationaliteit, het ontbreken van toegang tot dienstverlening en ongelijke kansen;
19. De Commissie moet de nodige stappen nemen om te bereiken dat bij alle maatregelen in het kader van het programma voor financiële en technische bijstand aan derde landen op het gebied van migratie en asiel (Aeneas) rekening wordt gehouden met de bestrijding van mensenhandel teneinde tastbare resultaten ter voorkoming en uitroeiing van deze handel te verkrijgen;
20. De Raad en de Commissie moeten in het kader van de mensenrechtendialoog met derde landen ingaan op alle beschuldigingen over handel in weggenomen organen;
Maatregelen op lidstaat- en EU-niveau
21. De Raad en de Commissie moeten Europese richtsnoeren opstellen voor de bestrijding van mensenhandel, als extra instrument van het mensenrechtenbeleid van de EU;
22. Er is weliswaar behoefte aan een specifiek rapport over handel in menselijke organen en weefsels, maar dat neemt niet weg dat de Commissie en de Raad orgaanhandel moeten beschouwen als onderdeel van de algehele strategie tegen mensenhandel, zowel vanuit een oogpunt van intern als van extern beleid;
23. Er moet meer onderzoek plaatsvinden naar de omvang van mensenhandel en de factoren die de behoefte aan mensenhandel stimuleren, met inbegrip van de relatie tussen het migratiebeleid en de behoefte aan goedkope, onbeschermde arbeid en diensten alsmede prostitutie; ronselaars die bij mensenhandel betrokken zijn mogen niet aan de arm der wet ontkomen, en er moet bijzondere aandacht worden besteed aan landen zonder visumeisen; voorts moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen mensenhandel en mensensmokkel om te voorkomen dat slachtoffers van mensenhandel op dezelfde manier worden behandeld als clandestiene of illegale immigranten;
24. De lidstaten moeten de nodige stappen nemen om personen die willens en wetens gebruik maken van de diensten van slachtoffers van mensenhandel, op te sporen en te vervolgen teneinde de vraag daarnaar terug te dringen;
25. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het personeel van hun consulaten ervaringen uitwisselt en adequaat wordt opgeleid in het herkennen van visumaanvragen waarbij mogelijk sprake is van mensenhandel; de Raad en de Commissie moeten zo spoedig mogelijk de ontwikkeling van een gemeenschappelijk visainformatiesysteem afronden;
26. het maatschappelijk middenveld moet beter worden betrokken bij initiatieven ter bestrijding van de mensenhandel, met name in praktische bewustmakingscampagnes zoals Stop the Traffik, Business Travellers against Human Trafficking, Celebrate the World Cup - fight sexual slavery (georganiseerd door de PES-vrouwen) en de Rode kaart voor gedwongen prostitutie en andere specifieke programma's en campagnes van organisaties als de Europese Vrouwenlobby en Save the Children; de Commissie, de Raad en de lidstaten moeten hun steun aan dergelijke campagnes geven; de Raad moet in nauwe samenwerking met de Commissie en op de basis van een gedegen dialoog met het maatschappelijk middenveld ten minste een maal per jaar een politiek debat over het EU-beleid tegen mensenhandel houden en nagaan of de mensenrechtennormen geëerbiedigd worden en of nadere maatregelen nodig zijn;
27. De Raad en de Commissie moeten werk maken van verscherping van de specifieke maatregelen (zoals uiteengezet op de bijeenkomst van de JBZ-Raad van 27-28 april 2006) tegen mensenhandel in verband met grote internationale en Europese evenementen, waaronder sportevenementen, omdat is aangetoond dat dergelijke evenementen bijdragen aan een tijdelijke toename van de mensenhandel; lidstaten die een groot internationaal evenement organiseren moeten vooraf ervaringen uitwisselen en hun samenwerking intensiveren teneinde de toename van mensenhandel, met name voor seksuele uitbuiting, te voorkomen en tegen te gaan; de Commissie moet de maatregelen ter bestrijding van mensenhandel in verband met het wereldkampioenschap voetbal 2006 evalueren en met het oog op toekomstige evenementen de deugdelijk gebleken maatregelen handhaven en verder verbeteren;
28. Er dient een Europees netwerk ter bestrijding van de mensenhandel te worden opgericht, dat bestaat uit door iedere lidstaat alsmede de Commissie aangewezen contactpunten, waartoe zowel publieke als particuliere instellingen kunnen behoren, en dat actief is op de gebieden preventie, slachtofferhulp, rechtshandhaving en politiële en justitiële samenwerking;
29. De Raad en de Commissie moeten maatregelen nemen ter reductie van de financiële aantrekkelijkheid van goederen en diensten waarvan de productie of levering met slachtoffers van mensenhandel tot stand komt;
30. De Commissie moet de financiering van maatregelen ter bestrijding van netwerken van mensenhandel, de grensbewaking en de controle op illegale immigratie in de strategische planning van het nabuurschapsbeleid opnemen;
31. Verzoekt de Commissie en de lidstaten samen met ngo's een preventiecampagne te starten bedoeld om potentiële slachtoffers van mensenhandel te informeren over de risico's en potentiële gevaren en over hun rechten en verplichtingen, alsmede over mogelijkheden om in de landen van bestemming hulp te krijgen;
32. Beklemtoont hoe belangrijk het is dat slachtoffers van mensenhandel door de lidstaten ook als slachtoffer behandeld worden en de noodzakelijke informatie, advies, sociale steun en rechtsbijstand krijgen;
33. Is van mening dat bij de opsporing en ondersteuning van slachtoffers van mensenhandel een belangrijke rol is weggelegd voor bonafide werkgevers, vakbonden, lagere overheden, individuele burgers en ngo's en dat informatie over best practices via een geschikt netwerk moet worden doorgegeven; is van oordeel dat uiterst strenge straffen moeten worden opgelegd aan bedrijven die te kwader trouw goedkope arbeidskrachten die door mensenhandelaars worden aangeleverd, in dienst nemen.
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de bestrijding van mensenhandel: een geïntegreerde aanpak en voorstellen voor een actieplan |
||||||
Procedurenummer |
|||||||
Commissie ten principale |
LIBE |
||||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
AFET |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
|
||||||
Rapporteur voor advies |
Simon Coveney |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
10.7.2006 |
28.8.2006 |
3.10.2006 |
|
|
||
Datum goedkeuring |
3.10.2006 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
38 0 0 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Vittorio Agnoletto, Panagiotis Beglitis, Simon Coveney, Giorgos Dimitrakopoulos, Camiel Eurlings, Maciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Jana Hybášková, Toomas Hendrik Ilves, Ioannis Kasoulides, Helmut Kuhne, Vytautas Landsbergis, Francisco José Millán Mon, Philippe Morillon, Pasqualina Napoletano, Raimon Obiols i Germà, Vural Öger, Justas Vincas Paleckis, Alojz Peterle, Tobias Pflüger, Michel Rocard, Libor Rouček, György Schöpflin, István Szent-Iványi, Ari Vatanen, Josef Zieleniec |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Francisco Assis, Irena Belohorská, Alexandra Dobolyi, Árpád Duka-Zólyomi, Carlo Fatuzzo, Kinga Gál, Jaromír Kohlíček, Ģirts Valdis Kristovskis, Achille Occhetto, Elena Valenciano Martínez-Orozco |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Hanna Foltyn-Kubicka, Elizabeth Lynne |
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
||||||
- [1] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0282.
- [2] Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie (PB L 261, 6.8.2004, blz. ).
- [3] Zie de lijst van landen in het U.S. State Department's Trafficking in Persons Report van 5 juni 2006.
ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (26.6.2006)
aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
inzake de bestrijding van mensenhandel - een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan
(2006/2078(INI))
Rapporteur voor advies: Jean Lambert
SUGGESTIES
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. juicht het toe dat de geïntegreerde aanpak en het actieplan op de mensenrechten zijn gebaseerd en erkent dat dit bijzondere aandacht vereist voor gedwongen arbeid en dienstverlening en slavernijachtige effecten van mensenhandel, een ernstige misdaad, die met alle wettige middelen moet worden bestreden; deze aanpak maakt het noodzakelijk ervoor te zorgen dat illegaal binnengesmokkelde personen als slachtoffers worden behandeld en de nodige informatie, begeleiding en sociale steun krijgen, alsmede de mogelijkheid van juridische bijstand, en dat zij ondersteund worden bij hun integratie in onderwijs en beroepsleven; beklemtoont ook het belang dat de aanpak van bovengenoemde problemen zich vooral concentreert op jongeren en kinderen;
2. is van mening dat naast een mensenrechten-benadering ook een non-discriminatie-benadering van de mensenhandel vereist is, en acht derhalve de verwijzingen naar gelijkheid en non-discriminatie in deel vijf van de mededeling van de Commissie van essentieel belang;
3. stelt vast dat het ontbreken van duurzame economische en sociale vooruitzichten, de hoge werkloosheidsniveaus en het spookbeeld van voortdurend toenemende armoede in bepaalde landen van oorsprong, alsmede de in Europa bestaande graad van economische en sociale ontwikkeling, bijdragen tot een klimaat waarin het voor criminele organisaties gemakkelijk is zich te verrijken met mensenhandel;
4. stelt vast dat deze situatie ook wordt bevorderd door de "de grijze zones" in de arbeidsmarkt van de lidstaten, waardoor een klimaat ontstaat waarin dagelijkse onregelmatigheden gewoon worden gevonden, hetgeen een vruchtbare voedingsbodem is voor allerlei vormen van uitbuiting; is derhalve van mening dat een doeltreffende en systematische toepassing van de geldende arbeidswetgeving in iedere lidstaat een afschrikwekkend effect kan hebben op criminele organisaties die zich bezighouden met mensenhandel;
5. is van mening dat de vraag in de EU naar goedkope en onderdanige arbeidskrachten zonder papieren bijdraagt tot de illegale mensenhandel; gelooft dat de aanwezigheid van dergelijke arbeidskrachten weliswaar de kosten drukt, maar dat dit ten koste gaat van de menselijke waardigheid en van de arbeidsnormen en de gezondheids- en veiligheidsmaatregelen, van een faire beloning en van de inkomsten van de gemeenten en/of de staat, omdat er geen belastingen en sociale bijdragen worden betaald;
6. is van mening dat de lidstaten die zulks nog niet gedaan hebben, de desbetreffende internationale verdragen dienen te ondertekenen en uit te voeren, zoals het Protocol van de Verenigde Naties tegen mensenhandel, het Verdrag van de Raad van Europa over maatregelen tegen mensenhandel, het Verdrag van de VN tegen de grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, het Verdrag van de VN over de rechten van het kind, het Verdrag van de VN over de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun families en de Verdragen en fundamentele arbeidsnormen van de IAO, in het bijzonder nr. 29 betreffende gedwongen arbeid en nr. 182 betreffende een verbod en onmiddellijke maatregelen tot uitroeiing van de ergste vormen van kinderarbeid, en die betreffende vrijheid van vereniging, arbeidsinspectie en arbeidsbemiddelingsbureaus;
7. roept de lidstaten ertoe op Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie, zo spoedig mogelijk in nationale wetgeving om te zetten[1];
8. is van mening dat goede praktijken in de ondernemingen, waartoe ook behoort dat deze van hun toeleveranciers eisen dat zij hun contractuele en wettelijke verplichtingen nakomen (conformering aan de aanbodzijde), een belangrijke rol kunnen spelen bij het verminderen van de vraag en dat de rol van de ondernemingen, alsmede van andere maatschappelijke actoren, van fundamenteel belang is om te bereiken dat alle van kracht zijnde arbeidswetten en sociale wetten daadwerkelijk worden toegepast, en in het bijzonder dat de werknemers de verdiensten ontvangen waarop zij wettelijk recht hebben; verwelkomt de Verklaring van Athene, die beoogt te waarborgen dat ondernemingen geen gedwongen arbeid tolereren;
9. is van oordeel dat bijzonder strenge straffen moeten worden opgelegd aan ondernemingen die gebruik maken van goedkope arbeidskrachten, aangeleverd via mensensmokkel, vooral als er sprake is van bedrog;
10. doet een beroep op de EU gebruik te maken van de bestaande en nog te creëren middelen voor de aanpak van de vele kwesties die verband houden met mensenhandel; is in dit verband van mening dat het toekomstige Instituut van de EU voor genderkwesties de zaak van de mensenhandel met voorrang moet behandelen, gezien het grote aantal vrouwen die het slachtoffer worden van mensenhandel, wat er vaak toe leidt dat zij seksueel worden uitgebuit;
11. is van mening dat een belangrijke rol bij het opsporen en ondersteunen van slachtoffers van mensenhandel is weggelegd voor werkgevers, vakbonden, plaatselijke autoriteiten, individuele burgers en NGO's, en dat de beste praktijken via een netwerk, met gebruikmaking van alle mogelijke middelen, zouden moeten worden verspreid; is voorts van mening dat in voor uitbuiting gevoelige sectoren toezicht zou moeten worden uitgeoefend door de agentschappen die verantwoordelijk zijn voor de tewerkstelling, in samenwerking met andere agentschappen en maatschappelijke actoren;
12. erkent de noodzaak van preventieve maatregelen in de landen van herkomst van de slachtoffers van mensenhandel, die ook politiële en gerechtelijke samenwerking inhouden; is van mening dat krachtige ondersteuning van de NGO's die hulp verlenen aan de slachtoffers in dit verband belangrijk is; is van mening dat de ambassades van de lidstaten en de betreffende derde landen betrokken zouden moeten worden bij de bestrijding van mensenhandel en doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om een op potentiële slachtoffers van mensenhandel gerichte preventiecampagne te lanceren, die hen informeert over de risico's en potentiële gevaren en hun informatie verschaft over hun rechten en plichten en over de instanties in de landen van bestemming waar zij hulp kunnen krijgen;
13. is van mening dat de steun voor de slachtoffers van mensenhandel moet worden toegesneden op hun specifieke behoeften, aangezien de slachtoffers van mensenhandel geen homogene groep vormen; wijst er in dit verband op dat de gelijke behandeling van man en vrouw, de rechten van kinderen, van inheemse bevolkingsgroepen en van minderheden bijzonder belangrijk zijn, aangezien vele slachtoffers of potentiële slachtoffers van mensenhandel vrouwen en kinderen zijn en personen die tot etnische groepen of minderheden behoren welke in hun land van herkomst gevaar lopen gediscrimineerd te worden;
14. is van oordeel dat de inspectie- en handhavingsinstrumenten voor het arbeidsrecht in alle lidstaten versterkt moeten worden; is voorts van mening dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat zij beschikken over het noodzakelijke wettelijk kader en over de nodige mechanismen, opleidingsmogelijkheden en adequate technische middelen om hun wettelijke verplichtingen na te komen, door de ambtenaren van de controleorganen verantwoordelijkheid te verlenen en hen te leren, door voorlichtings- en sensibiliseringsacties, slachtoffers van mensenhandel die door werkgevers worden uitgebuit te herkennen; is van mening dat een netwerk van inspectiediensten op het gebied van de tewerkstelling nuttig zou kunnen zijn voor de uitwisseling van de beste praktijken;
15. erkent dat de uitbuiting van dergelijke werknemers niet altijd onmiddellijk in het oog springt, maar bijvoorbeeld de vorm kan aannemen van een korting op het uitbetaalde loon op grond van inhoudingen die nergens op berusten, of van bedragen die zogenaamd worden ingehouden voor de belasting, maar in feite terechtkomen in de zakken van de agent of de werkgever; wijst erop dat de desbetreffende autoriteiten alert moeten zijn op deze mogelijkheden en dat gezorgd moet worden voor passende hulp, bijvoorbeeld in de vorm van helplines;
16. is van mening dat er op EU-niveau moet worden nagedacht over een gecoördineerde aanpak van mensenhandel; constateert dat het ontwikkelingsbeleid van de EU zich concentreert op de primaire doelstelling van terugdringing van de armoede en het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, die gericht zijn op de fundamentele factoren welke mensen kwetsbaar maken voor mensenhandel, zoals armoede, geen toegang tot primair en voortgezet onderwijs, ongelijke behandeling van man en vrouw, ontzegging van het recht op het staatsburgerschap, discriminatie, geen toegang tot diensten en geen gelijke kansen;
17. erkent de noodzaak dat de internationale organen op gecoördineerde wijze actie ondernemen voor het verzamelen en analyseren van gegevens over mensenhandel, en ook over tewerkstelling, in iedere lidstaat, met het doel effectievere sectoriële ingrepen mogelijk te maken; verzoekt de Commissie deze gegevens te centraliseren en het Parlement en het Economisch en Sociaal Comité geregeld op de hoogte te houden.
PROCEDURE
Titel |
Bestrijding van mensenhandel - een geïntegreerde benadering en voorstellen voor een actieplan |
||||||
Procedurenummer |
|||||||
Commissie ten principale |
LIBE |
||||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
EMPL 18.5.2006 |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
|
||||||
Rapporteur voor advies |
Jean Lambert 1.2.2006 |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
21.3.2006 |
21.6.2006 |
|
|
|
||
Datum goedkeuring |
22.6.2006 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
42 0 2 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Andersson, Jean-Luc Bennahmias, Emine Bozkurt, Iles Braghetto, Alejandro Cercas, Ole Christensen, Derek Roland Clark, Luigi Cocilovo, Jean Louis Cottigny, Proinsias De Rossa, Harlem Désir, Harald Ettl, Carlo Fatuzzo, Ilda Figueiredo, Roger Helmer, Stephen Hughes, Ona Juknevičienė, Jan Jerzy Kułakowski, Sepp Kusstatscher, Jean Lambert, Raymond Langendries, Bernard Lehideux, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Jan Tadeusz Masiel, Ana Mato Adrover, Maria Matsouka, Ria Oomen-Ruijten, Csaba Őry, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Pier Antonio Panzeri, José Albino Silva Peneda, Kathy Sinnott, Anne Van Lancker, Gabriele Zimmer |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Edit Bauer, Mihael Brejc, Françoise Castex, Dieter-Lebrecht Koch, Magda Kósáné Kovács, Marianne Mikko, Leopold Józef Rutowicz, Patrizia Toia |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Małgorzata Handzlik |
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
|
||||||
- [1] PB L 261 van 6.8.2004, blz. 19.
ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (*) (18.9.2006)
aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
inzake een voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de bestrijding van mensenhandel: een geïntegreerde aanpak en voorstellen voor een actieplan
(2006/2078(INI))
Rapporteur voor advies: Maria Carlshamre
(*) Nauwere samenwerking tussen commissies - artikel 47 van het Reglement
SUGGESTIES
De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
- gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie[1], waarin in artikel 3 het recht op menselijke integriteit is vastgelegd, alsmede een verbod om het menselijk lichaam en bestanddelen daarvan als zodanig als bron van financieel voordeel aan te wenden, en artikel 5 daarvan, dat mensenhandel verbiedt,
- gezien het jaarverslag 2005 van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken over mensenhandel, getiteld "Trafficking in Persons Report 2005"[2],
- gezien het verslag van 2004 van de London Metropolitan University over de aanpak van prostitutie in Australië, Ierland, Nederland en Zweden[3],
- gezien de door het Europees Parlement gefinancierde TransCrime-studie van 2005 over nationale wetgevingen inzake prostitutie en de handel in vrouwen en kinderen[4],
- gezien het verslag van 2004 van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken over het verband tussen prostitutie en sekshandel[5],
- gezien het verslag van 2003 van de Internationale Organisatie voor Migratie over mensenhandel[6],
- gezien de verslagen van 2004 van Amnesty International en Anti-Slavery International[7], van 2002 van Human Rights Watch[8] en van 2001 van L. Pomodoro[9],
- gezien het verslag van 2001 van de ECPAT-Europe Law Enforcement Group over de sekshandel in kinderen van Oost- naar West-Europa[10],
- gezien het plan van de EU-Raad inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel[11] en de conclusies van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 27 en 28 april 2006 in Luxemburg betreffende mensenhandel,
- gezien het verslag van 31 maart 2004 van Unicef, het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten en het OVSE-Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten, getiteld "Trafficking in Human Beings in South Eastern Europe – 2004: Focus on Prevention",
- gezien de Verklaring van Beijing van de Vierde VN-wereldvrouwenconferentie, de Beijing+5 en +10 follow-up en zijn resolutie van 10 maart 2005 over de follow-up van de vierde wereldvrouwenconferentie – Het actieplatform van Beijing (Beijing +10)[12],
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2006 over strategieën voor de strijd tegen de handel in vrouwen en seksuele uitbuiting van kwetsbare kinderen[13],
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 mei 2000 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over nieuwe maatregelen ter bestrijding van de vrouwenhandel[14],
- gezien Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming[15],
- gezien Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie[16],
- gezien Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake de bestrijding van mensenhandel[17],
- gezien het Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel,
A. overwegende dat het Protocol van Palermo[18] onderstreept dat onder mensenhandel wordt verstaan het werven, vervoeren, huisvesten of opnemen van een persoon onder bedreiging met of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, ontvoering, fraude, misleiding of misbruik van machtspositie of een situatie van kwetsbaarheid of het geven of ontvangen van geld of voordelen met het oog op uitbuiting; overwegende dat het belangrijkste element van de definitie van mensenhandel wordt gevormd door het uitbuitingsaspect eerder dan door de verplaatsing van de ene plaats naar de andere; overwegende dat het Protocol onderstreept dat de handel in kinderen niet noodzakelijkerwijs gepaard hoeft te gaan met bedreiging of gebruik van geweld of andere vormen van dwang; overwegende dat het Protocol het begrip "kind" definieert als elke persoon onder de 18 jaar,
B. overwegende dat de handel in mensen, in het bijzonder de handel in vrouwen en kinderen, voor seksuele en andere vormen van uitbuiting, een moderne vorm van slavernij is die een ernstige schending van de fundamentele rechten van de mens vormt en wrede praktijken impliceert zoals dwang, machtsmisbruik, bedreiging, vernedering, ontvoering, geweld, seksuele uitbuiting, misleiding of fraude,
C. overwegende dat mensenhandel wereldwijd een van de snelst groeiende vormen van georganiseerde misdaad is, en steeds omvangrijker en winstgevender wordt,
D. overwegende dat vooral vrouwen en kinderen kwetsbaar zijn en dus een groter risico lopen het slachtoffer van mensenhandel te worden,
E. overwegende dat uit het jaarverslag 2005 van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken over mensenhandel blijkt dat van de 600 000 tot 800 000 mensen die naar schatting elk jaar worden verhandeld, circa 80 % vrouwen en meisjes zijn,
F. overwegende dat de meeste vrouwen en meisjes die worden verhandeld het slachtoffer worden van verschillende soorten van uitbuiting, in het bijzonder seksuele uitbuiting, die het voornaamste doel is van mensenhandel, dwangarbeid en organenhandel,
G. overwegende dat in het verslag van 2005 van de IAO[19] wordt gesteld dat naar schatting 80% van de slachtoffers van mensenhandel vrouwen en meisjes zijn, dat 40 à 50% van alle slachtoffers kinderen zijn, dat 56% van de slachtoffers die dwangarbeid verrichten vrouwen en meisjes zijn en dat 98% van degenen die worden verhandeld om seksueel te worden uitgebuit vrouwen en meisjes zijn,
H. overwegende dat mensenhandel niet uitsluitend plaatsvindt met het oog op seksuele uitbuiting, maar ook plaatsvindt in vele andere ongereguleerde sectoren van de arbeidsmarkt, zoals de thuiswerksector, de bouwsector, catering, landbouw en sweatshops,
I. overwegende dat uit het verslag van 2004 van de London Metropolitan University blijkt dat de legalisering van prostitutie leidt tot een toename van de georganiseerde misdaad, het seksueel misbruik van kinderen en het geweld tegen vrouwen, en tot een substantiële toename van het aantal buitenlandse vrouwen en meisjes dat naar de regio wordt verhandeld,
J. overwegende dat er volgende de studie van 2005 van TransCrime redenen zijn om aan te nemen dat de Zweedse wetgeving die het kopen van andermans lichaam voor seksuele doeleinden strafbaar stelt tot een afname van de mensenhandel voor seksuele doeleinden leidt; overwegende dat in deze studie tevens wordt gesteld dat de modellen die meer slachtoffers lijken te "produceren" "regulatief" zijn, terwijl het model dat minder slachtoffers lijkt te "produceren" "prohibitief" is, hetgeen tot op zekere hoogte mogelijk toe te schrijven is aan het feit dat de slachtoffers minder zichtbaar worden en dus minder gemakkelijk in de statistieken worden opgenomen; overwegende dat de studie tevens stelt dat een evaluatie van de relatie tussen prostitutie en mensenhandel voor seksuele uitbuiting moet worden gebaseerd op betrouwbaardere cijfers en op beter vergelijkbare statistieken (vooral wat de slachtoffers betreft), alsook op meer gegevens over andere factoren/variabelen,
K. overwegende dat in het verslag van 2004 van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken[20] wordt gesteld dat overal waar prostitutie is gelegaliseerd of wordt getolereerd, de vraag toeneemt en dat de legalisering van prostitutie markten opent voor criminele ondernemingen,
L. overwegende dat diverse mensenrechtenorganisaties erop hebben gewezen dat het verhandelen van mensen op zich al een schending van de mensenrechten is en niet alleen maar een misdaad, zoals de drugs- en wapenhandel,
M. overwegende dat de handel in vrouwen en kinderen een tak van de georganiseerde misdaad is die wordt geleid door bendes die enorme winsten maken en vaak betrokken zijn bij andere criminele activiteiten zoals de drugs- en wapenhandel, in vergelijking waarmee op handel in vrouwen en kinderen lichtere straffen staan,
N. overwegende dat de seksindustrie gebaseerd is op het beginsel van vraag en aanbod; overwegende dat in het IOM-verslag van 2003[21] wordt gesteld dat de stijgende vraag van de consument ongetwijfeld een van de factoren is die bijdragen aan het verschijnsel van de dwangarbeid in de seksindustrie,
O. overwegende dat in het VN-verslag[22] van de speciale rapporteur inzake de mensenrechtenaspecten van de slachtoffers van mensenhandel, in het bijzonder vrouwen en kinderen, getiteld "Integration of the human rights of women and a gender perspective" wordt gesteld dat de mensenrechten van vrouwen en kinderen in vele vormen van handel worden geschonden, maar dat sekshandel een speciale vorm van is van handel waarbij de mensenrechten van vrouwen en kinderen in hun hoedanigheid van vrouwen en kinderen worden geschonden,
beveelt de Raad het volgende aan:
a) de lidstaten moeten het probleem van de mensenhandel vanuit een genderperspectief benaderen, aangezien een grote meerderheid van de slachtoffers vrouwen zijn,
b) de lidstaten moeten de rechten van de slachtoffers van mensenhandel versterken, in het bijzonder door hun verblijfsvergunningen voor lange tijd, compenserende maatregelen en toegang tot diensten (opvangstructuren) te bieden, alsmede effectieve en adequate bescherming en steun in de vorm van medische, psychologische en juridische hulp, nationale en internationale telefonische hulplijnen (voor noodoproepen), en adequate vluchthuizen,
c) dringt er bij de lidstaten, de Commissie en de Raad op aan het EU-actieplan inzake mensenhandel volledig ten uitvoer te leggen en vraagt de lidstaten in het kader daarvan richtlijn 2004/81/EG onmiddellijk toe te passen,
d) het is niet alleen nodig te bekijken hoe de slachtoffers kunnen worden geholpen, de lidstaten moeten ook dringend aandacht besteden aan de keuzes van de mannen die de slachtoffers uitbuiten,
e) het is niet alleen nodig maatregelen vast te stellen om de slachtoffers van mensenhandel te beschermen, zoals adequate medische, juridische en sociale bijstand, er is ook dringend behoefte aan preventie, en de lidstaten moeten ook aandacht besteden aan de vraag en informatie verstrekken via voorlichtingscampagnes, en het publiek, in het bijzonder consumenten/klanten, bewust maken van het probleem,
f) de lidstaten moeten inzien dat de legalisering van prostitutie het kopen van seksuele diensten makkelijker maakt, ook van diensten van slachtoffers van mensenhandel,
g) de lidstaten moeten beseffen dat het van vitaal belang is de vraag naar mensenhandel terug te dringen,
h) de Commissie moet in 2006 een studie laten uitvoeren over een mogelijk oorzakelijk verband tussen de prostitutiewetgeving en de mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting, waarbij de mogelijke verschuiving van sekstoerisme naar andere landen als gevolg van verbodsmodellen (Zweden) moet worden onderzocht,
i) de lidstaten moeten blijven onderzoeken welk effect de verschillende prostitutiewetten op zowel de mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting als het aantal kinderen in de seksindustrie hebben, en de resultaten daarvan vervolgens gebruiken om de mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting tegen te gaan met de methoden die het effectiefst blijken te zijn,
j) de lidstaten moeten actie ondernemen tegen mensenhandel, maar tegelijkertijd prostituees respecteren en maatregelen treffen ter voorkoming van discriminatie van prostituees of hun verdere marginalisering of stigmatisering, die ze kwetsbaarder maken voor mensenhandel en andere vormen van geweld of misbruik,
k) de lidstaten moeten de vervolging van mensenhandelaars intensiveren, doeltreffende, proportionele en afschrikkende sancties bepalen voor alle gevallen van mensenhandel, en maatregelen treffen om het groeiende aantal gevallen van handel in minderjarigen, vooral in de seksindustrie, te voorkomen en te bestrijden, waarbij iedere persoon onder de 18 jaar als een minderjarige moet worden beschouwd, conform het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en het Protocol van Palermo,
l) de lidstaten moeten in samenwerking met de Commissie en alle relevante Europese en internationale organisaties hun activiteiten coördineren teneinde effectieve strategieën te ontwikkelen om mensenhandel te voorkomen; deze strategieën moeten gebaseerd zijn op een holistische benadering van de mensenhandeldimensie (slachtoffer-handelaar-klant) en moeten adequate en permanente bewustmakingsacties omvatten, alsook de uitwisseling van informatie over criminele netwerken, reisroutes van mensenhandel en de identiteit van mensenhandelaars, en samenwerking tussen de landen van herkomst, de doorgangslanden en de landen van bestemming,
m) de lidstaten, de Raad en de Commissie moeten gegevens over mensenhandel verzamelen en nationale contactpunten opzetten of nationale rapporteurs benoemen voor het verzamelen, uitwisselen, verspreiden en verwerken van informatie over mensenhandel, en een EU-rapporteur aanstellen die zijn of haar werk op dat van de nationale rapporteurs baseert,
n) de lidstaten moeten beseffen dat zowel illegale als legale seksuele diensten ernstige mentale en gezondheidsrisico's inhouden, zoals blijkt uit diverse studies waarin wordt aangetoond dat 75-85 % van de prostituees het slachtoffer wordt van geweld, inclusief verkrachting, en dat velen van hen onveilige seks hebben, waardoor epidemieën kunnen ontstaan, met inbegrip van de verspreiding van HIV/aids en andere seksueel overdraagbare infecties,
o) de Commissie en de Raad moeten de kwestie van de handel in kinderen en vrouwen en de noodzakelijke maatregelen om deze handel te bestrijden, waarbij de landen van herkomst, de doorgangslanden en de landen van bestemming moeten samenwerken, integreren in hun politieke dialoog met derde landen,
p) de Commissie en de lidstaten moeten adequate en systematische informatie verschaffen over de diverse vormen van mensenhandel en de gevolgen ervan, teneinde het publieke bewustzijn en de kennis die de kwetsbaarste groepen, zoals vrouwen, van het probleem hebben, te vergroten,
q) de lidstaten moeten de netwerken voor internationale samenwerking en de samenwerking tussen de politie-instanties met Europol en Eurojust versterken, en moeten de noodzakelijke aanpassingen aanbrengen bij de bevoegde autoriteiten, zodat ze in staat zijn de ontwikkelingen in de sekshandel en de huidige vormen ervan (via internet en speciaal gericht op kinderen), te volgen,
r) de nationale wetten van de lidstaten moeten voorzien in een recht op schadelloosstelling voor slachtoffers,
s) de lidstaten moeten in hun actieplannen rekening houden met het feit dat vrouwenhandel niet alleen gedwongen prostitutie betekent, maar ook gedwongen huwelijken, huishoudelijke onderworpenheid en dwangarbeid,
t) de lidstaten die een groot risico lopen een land van herkomst te worden, of een land van bestemming in hun bilaterale of multilaterale samenwerking, dienen maatregelen te treffen om de factoren die personen, in het bijzonder vrouwen en kinderen, kwetsbaar maken voor mensenhandel, zoals armoede, onderontwikkeling en het ontbreken van gelijke kansen, te temperen,
u) roept de Raad en de Commissie ertoe op zo spoedig mogelijk een Europese Dag tegen mensenhandel in te stellen,
v) vraagt de lidstaten passende maatregelen te treffen om betere bescherming en steun te garanderen aan slachtoffers van geweld en vrouwen die het risico lopen het slachtoffer te worden van geweld, door te zorgen voor veilige toevluchtsoorden en de noodzakelijke hulp wat betreft juridisch advies en counseling,
w) verzoekt de Commissie en de Raad een besluit te nemen over de volledige communautarisering van een Europees beleid ter bestrijding van mensenhandel en de daarmee verbonden problemen van immigratie en asielverlening, in het bijzonder het recht op asiel op grond van gendergerelateerde onderdrukking en vervolging,
x) verzoekt de lidstaten wetten uit te vaardigen en ten uitvoer te leggen met het oog op de intensievere vervolging en bestraffing (in het bijzonder door de vaststelling van proportionele, effectieve en afschrikkende sancties) van mensenhandelaars, natuurlijke zowel als rechtspersonen, alsook van hun handlangers, auteurs van websites die adverteren voor tussenpersonen van mensenhandel, personen die het verlenen van seksuele diensten door minderjarigen (waarvan de definitie in alle lidstaten dezelfde moet zijn, namelijk personen onder de 18 jaar) aanmoedigen of regelen of daarvan gebruik maken, en personen die proberen dergelijke activiteiten op te zetten, waarbij ook het witwassen van de opbrengsten van mensenhandel dient te worden vervolgd,
y) onderstreept dat het van groot belang is dat de EU-instellingen en de lidstaten genderspecifieke preventiestrategieën bevorderen als een sleutelfactor van de bestrijding van de handel in vrouwen en meisjes, en dat zij de beginselen van gendergelijkheid toepassen en de vraag naar alle vormen van uitbuiting elimineren, met inbegrip van seksuele uitbuiting en uitbuiting op het gebied van het huishoudelijke werk,
z) roept de lidstaten ertoe op het Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel te ratificeren.
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de bestrijding van mensenhandel: een geïntegreerde aanpak en voorstellen voor een actieplan |
||||||
Procedurenummer |
|||||||
Commissie ten principale |
LIBE |
||||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
FEMM |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
6.4.2006 |
||||||
Rapporteur voor advies |
Maria Carlshamre |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
11.7.2006 |
13.9.2006 |
|
|
|
||
Datum goedkeuring |
13.9.2006 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
10 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Edit Bauer, Edite Estrela, Věra Flasarová, Claire Gibault, Lissy Gröner, Anneli Jäätteenmäki, Piia-Noora Kauppi, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Urszula Krupa, Astrid Lulling, Siiri Oviir, Christa Prets, Marie-Line Reynaud, Raül Romeva i Rueda, Amalia Sartori, Britta Thomsen, Eva-Britt Svensson, Anna Záborská |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Ana Maria Gomes, Karin Resetarits |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
||||||
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende het bestrijden van mensenhandel - geïntegreerde aanpak en voorstellen voor een actieplan |
||||||||||||||
Procedurenummer |
|||||||||||||||
Basisontwerpaanbeveling(en) |
|
|
|||||||||||||
Commissie ten principale |
LIBE |
||||||||||||||
Datum besluit opstelling verslag |
13.10.2005 |
||||||||||||||
Medeadviserende commissie(s) |
FEMM |
EMPL |
AFET |
|
|
||||||||||
Geen advies |
|
|
|
|
|
||||||||||
Nauwere samenwerking |
FEMM |
|
|
|
|
||||||||||
Rapporteur(s) |
Edit Bauer |
|
|||||||||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
|
|||||||||||||
Behandeling in de commissie |
4.5.2006 |
12.7.2006 |
5.10.2006 |
|
|
||||||||||
Datum goedkeuring |
5.10.2006 |
||||||||||||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
34 |
|||||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Alexander Alvaro, Edit Bauer, Johannes Blokland, Mihael Brejc, Maria Carlshamre, Michael Cashman, Jean-Marie Cavada, Carlos Coelho, Fausto Correia, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Kinga Gál, Patrick Gaubert, Elly de Groen-Kouwenhoven, Lilli Gruber, Adeline Hazan, Lívia Járóka, Barbara Kudrycka, Henrik Lax, Antonio Masip Hidalgo, Edith Mastenbroek, Hartmut Nassauer, Martine Roure, Inger Segelström, Manfred Weber |
||||||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Lutz Goepel, Genowefa Grabowska, Luis Herrero-Tejedor, Sophia in 't Veld, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Viktória Mohácsi, Javier Moreno Sánchez, Marie-Line Reynaud, Bogusław Sonik |
||||||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
Jens Holm, Feleknas Uca |
||||||||||||||
Datum indiening |
24.10.2006 |
|
|||||||||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... |
||||||||||||||
- [1] PB C 364 van 18.2.2000.
- [2] US Department of State (2005), http://www.state.gov/g/tip/rls/tiprpt/2005/
- [3] "A Critical Examination into Responses to Prostitution in Four Countries: Victoria - Australia, Ireland, the Netherlands and Sweden", London Metropolitan University, februari 2004
http://www.glasgow.gov.uk/en/YourCouncil/PolicyPlanning_Strategy/Corporate/Equalities/Women/Prostitution.htm - [4] "National Legislation on Prostitution and the Trafficking in Women and Children"
http://www.carlshamre.net/images/stories/study.pdf - [5] "The link between prostitution and sex trafficking", US Department of State (2004),
http://www.humantrafficking.org/countries/eap/united_states/news/2005_05/tip_factsheet_response.html - [6] "Is Trafficking in Human Beings Demand Driven? A Multi-Country Pilot Study", Internationale Organisatie voor Migratie (2003),
http://www.iom.int/DOCUMENTS/PUBLICATION/EN/mrs_15_2003.pdf - [7] Amnesty International en Anti-Slavery International (2004), "Enhancing the Protection of the Rights of Trafficked Persons: Amnesty International and Anti-Slavery International's Recommendations to strengthen provisions of the July 2004 draft European Convention against Trafficking in Human Beings”
http://web.amnesty.org/library/index/engior610162004 - [8] Human Rights Watch (2002), "A Human Rights Approach to the Rehabilitation and Reintegration into Society of Trafficked Victims", gepresenteerd door Widney Brown op de conferentie van Human Rights Watch over "21st Century Slavery - The Human Rights Dimension to Trafficking in Human Beings", 15-16 mei te Rome (Italië) http://www.hrw.org/backgrounder/wrd/trafficked-victims.htm
- [9] Pomodoro, L. (2001), "Trafficking and sexual exploitation of women and children", in P. Williams en D. Vlassis (red.), Combating transnational crime: Concepts, activities and responses, Frank Cass, Londen.
- [10] "Trafficking in Children for Sexual Purposes From Eastern Europe to Western Europe"Europe Law Enforcement Group ECPAT (2001),
http://www.ecpat.nl/ariadne/loader.php/nl/ecpat/Rapporten/trafficking1/Trafficking_1__Introduction.pdf/ - [11] PB C 311, 9.12.2005, blz. 1.
- [12] PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 247.
- [13] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0005.
- [14] PB C 59 van 23.2.2001, blz. 307.
- [15] PB L 304, 30.9.2004, blz. 12.
- [16] PB L 261, 6.8.2004, blz. 19.
- [17] PB L 203, 1.8.2002, blz. 1.
- [18] UN Palermo Protocol to Prevent, Suppress and Punish Trafficking in Persons, Especially Women and Children, supplementing the UN Convention against Transnational Organized Crime, november 2000, http://www.un.org/
- [19] Internationale Arbeidsorganisatie (2005), "A global alliance against forced labour" http://www.ilo.org/dyn/declaris/DECLARATIONWEB.GLOBALREPORTSLIST?var_language=EN
- [20] Ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS (2004).
http://www.humantrafficking.org/countries/eap/united_states/news/2005_05/tip_factsheet_response.html - [21] International Organisation for Migration (2003),
http://www.iom.int/DOCUMENTS/PUBLICATION/EN/mrs_15_2003.pdf - [22] "Report of the Special Rapporteur on the human rights aspects of the victims of trafficking
in persons, especially women and children", Sigma Huda, March 2006, www.un.org