VERSLAG met aanbevelingen aan de Commissie over het statuut van de Europese besloten vennootschap

29.11.2006 - (2006/2013(INI))

Commissie juridische zaken
Rapporteur: Klaus-Heiner Lehne
(Initiatief overeenkomstig artikel 39 van het Reglement)

Procedure : 2006/2013(INL)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0434/2006
Ingediende teksten :
A6-0434/2006
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

met aanbevelingen aan de Commissie over het statuut van de Europese besloten vennootschap

(2006/2013(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 192, tweede alinea van het EG-Verdrag,

–   gelet op de artikelen 39 en 45 van zijn Reglement,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 21 mei 2003 aan de Raad en het Europees Parlement "Modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de Europese Unie – Een actieplan" (COM(2003)0284),

–   gezien de openbare hoorzitting van de Commissie over de toekomstige prioriteiten in het actieplan ter modernisering van het vennootschapsrecht en corporate governance en de resultaten hiervan,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0434/2006),

A. overwegende dat overeenkomstig artikel 39, lid 2 van het Reglement voldaan is aan de voorwaarde dat er geen voorstel in voorbereiding is,

B.  overwegende dat de openbare hoorzitting van de Commissie juridische zaken van 22 juni 2006 de noodzaak onderstreepte van de rechtsvorm van een Europese besloten vennootschap voor kleine en middelgrote ondernemingen die grensoverschrijdend economisch actief zijn,

C. overwegende dat een Europese besloten vennootschap (EBV) op het grondgebied van de Gemeenschap zou moeten kunnen worden opgericht door een of meer natuurlijke of rechtspersonen die niet noodzakelijkerwijs in een lidstaat gevestigd zijn, overeenkomstig Gemeenschapsrechtelijke voorschriften en regels die in een verordening moeten worden vastgelegd,

D. overwegend dat een EBV rechtspersoonlijkheid dient te bezitten en haar aansprakelijkheid voor schulden aan crediteuren beperkt moet zijn tot haar vermogen,

E.  overwegende dat de EBV buiten de nationale vennootschapsvormen, een aanvullende, onverplichte keuze van rechtsvorm biedt,

F.  overwegende dat de EBV de mogelijkheid moet hebben hetzij een monistische, hetzij een dualistische structuur te kiezen,

G. overwegende dat de EBV in het land van vestiging met een geldig zakenadres dient te worden ingeschreven in het volgens de nationale bepalingen overeenkomstig Richtlijn 68/151/EEG daartoe bedoelde register, met inachtneming van de mechanismen voor de controle van de inhoudelijke juistheid en echtheid van de oprichtingsakte,

H. overwegende dat een EBV zich dient te houden aan de geldende medezeggenschapsrechten van de werknemers overeenkomstig de wet van het land waar het hoofdkantoor van de vennootschap is gevestigd en overeenkomstig het communautair recht; overwegende dat de omvorming van een bedrijf met medezeggenschaps-, informatie- en consultatierechten voor de werknemers tot een EBV niet mag leiden tot het verlies van deze bestaande rechten,

1.  verzoekt de Commissie in de loop van 2007 bij het Parlement een wetsvoorstel in te dienen op basis van artikel 308 van het EG-Verdrag over het statuut van de Europese besloten vennootschap, en dit voorstel uit te werken in het kader van het interinstitutioneel overleg en overeenkomstig de in de bijlage hierbij gedane gedetailleerde aanbevelingen;

2.  stelt vast dat de genoemde aanbevelingen in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel en de grondrechten van de burgers;

3.  is van mening dat het gedane voorstel geen financiële consequenties heeft;

4.  geeft zijn Voorzitter de opdracht deze resolutie en de als bijlage toegevoegde uitvoerige aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en aan de parlementen en regeringen van de lidstaten.

BIJLAGE BIJ DE ONTWERPRESOLUTIE:

GEDETAILLEERDE AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL

Aanbeveling 1 (over de inrichting van de ondernemingsvorm conform het Gemeenschapsrecht)

Het Europees Parlement is van mening dat het statuut van de EBV zoveel mogelijk communautaire rechtsregels zou moeten bevatten en dienovereenkomstig geen verwijzingen naar het nationale recht zou mogen bevatten. Het moet dus als een uniform en afgerond statuut worden ontworpen. Daarom moeten de sociaalrechtelijke bepalingen uit de verordening over het statuut van de EBV exclusief worden toegepast en de gebieden die in deze verordening worden geregeld, aan de toepassing van het recht van de lidstaten worden onttrokken. Dit geldt voor rechtskarakter, rechtsbevoegdheid en handelingsbekwaamheid, oprichting, wijziging van de oprichtingsakte, omvorming en opheffing, naam of handelsnaam, statuten, vertegenwoordigingsbevoegdheid van de organen, verwerving en verlies van lidmaatschap en de hieraan verbonden rechten en plichten en aansprakelijkheid van de vennootschap, de zaakvoerders, de leden van de bedrijfsorganen en de vennoten voor de schulden van de vennootschap, alsmede minimumnormen voor de plichten van de zaakvoering tegenover de vennootschap; voorts moet het statuut regels omvatten over de werking van de vennootschapsorganen, meerderheden bij stemmingen en overleg tussen de vennoten, alsmede bepalingen betreffende aan- en verkoop van aandelen in de vennootschap; deze regelingen moeten individueel volgens de behoeften van de vennootschap kunnen worden geformuleerd. Op andere gebieden wordt in principe het statuut toegepast en louter subsidiair verdergaande regels, in deze volgorde: andere communautaire voorschriften; bepalingen inzake vergelijkbare vennootschapsvormen van de lidstaat waarin de vennootschap statutair is gevestigd. De vergelijkbare relevante vennootschapsvormen in de desbetreffende lidstaten dienen in een bijlage te worden vermeld.

Aanbeveling 2 (over de oprichting)

Het Europees Parlement is van mening dat een EBV ex nihilo moet kunnen worden opgericht, ofwel vanuit een bestaande vennootschap dan wel als gevolg van een bedrijfsfusie of in het kader van een gemeenschappelijke dochteronderneming. Voorts dient de EBV te kunnen worden omgezet in een Europese vennootschap.

Aanbeveling 3 (over het stamkapitaal)

Het Europees Parlement is van mening dat het stamkapitaal van de EBV moet worden opgedeeld in aandelen met een bepaalde nominale waarde; dat de waarde van de aandelen van de vennoten in hele euro’s moet worden uitgedrukt; dat het minimumkapitaal 10.000 euro moet bedragen of de tegenwaarde daarvan in een andere valuta op het moment van inschrijving; en dat het minimumkapitaal niet noodzakelijkerwijze hoeft te worden gestort en de mate van aansprakelijkheid van de vennoten bepaalt.

Aanbeveling 4 (over de organisatie)

Het Europees Parlement stelt voor dat de EBV tenminste één zaakvoerder heeft en dat de eerste zaakvoerders door een besluit van de vennoten of middels het vennootschapscontract worden aangesteld; dat de functie van zaakvoerder niet mag worden uitgeoefend door iemand wie het overeenkomstig een beslissing van de rechter of een overheidslichaam van een lidstaat is verboden een met de functie van zaakvoerder vergelijkbare positie te bekleden.

Aanbeveling 5 (over de inhoud van de akte van vennootschap)

Het Europees Parlement stelt voor in de akte van vennootschap bepalingen op te nemen omtrent de rechtsvorm en de firmanaam van de vennootschap; de duur van de vennootschap, voor zover die begrensd is; het doel van de onderneming; de vestigingsplaats van de vennootschap; het maatschappelijk kapitaal en het orgaan of de organen die de vennootschap kunnen vertegenwoordigen tegenover derden of voor de rechter; en de van elke vennoot verlangde inbreng in ruil voor de door hem verworven aandelen.

Aanbeveling 6 (over de aansprakelijkheid van de zaakvoerder)

Het Europees Parlement is van mening dat de zaakvoerder of zaakvoerders van de EBV afzonderlijk of solidair tegenover de vennootschap aansprakelijk behoren te zijn voor alle handelingen die in strijd zijn met de op de vennootschap toepasselijke civiel- en strafrechtelijke voorschriften.

Aanbeveling 7 (over de aansprakelijkheid van zaakvoerders en vennoten bij vermogensvermindering)

Het Europees Parlement is van mening dat de ondernemingsorganen solidair aansprakelijk behoren te zijn voor de schade die aan de EBV wordt toegebracht wanneer door de handelwijze van de onderneming het vermogen van de EBV wordt aangetast ten gunste van een ondernemingsorgaan, een vennoot of iemand die met hem nauwe banden onderhoudt; dat de ontvanger van een onrechtmatige betaling door de onderneming aansprakelijk is voor de terugbetaling; dat aansprakelijkheid alleen volgt indien de handeling niet in het welbegrepen belang van de EBV was; dat er in het bijzonder geen aansprakelijkheid is, als de EBV opereert in het kader van een coherent groepsbeleid en eventuele nadelen gecompenseerd worden door het feit dat de vennootschap tot de groep behoort; dat aansprakelijkheid van de zaakvoerder of vennoten volgens andere rechtsvoorschriften onverminderd van kracht moet blijven.

Aanbeveling 8 (over bijlagen bij de verordening)

Het Europees Parlement stelt voor de volgende bijlagen aan de verordening toe te voegen:

a) modelstatuten die de vennoten geheel of gedeeltelijk kunnen overnemen;

b) voor iedere lidstaat de vennootschapsvormen waaraan de EBV gelijkgesteld is voor wat betreft de niet in deze verordening geregelde zaken, met name voor wat betreft het toepassen van voorschriften op het gebied van het strafrecht, het sociaal recht, het arbeidsrecht en rekening en verantwoording;

c) de benamingen voor de organen van de vennootschap in de afzonderlijke officiële talen van de Europese Unie.

Aanbeveling 9 (over de jaarrekeningen)

Het Europese Parlement is van mening dat de EBV onderworpen behoort te zijn aan de geharmoniseerde voorschriften inzake rekening en verantwoording (opgenomen in Richtlijn 78/660/EEG[1]en 83/349/EEG[2]) die in elke lidstaat voor de vergelijkbare vennootschapsvorm gelden.

Aanbeveling 10 (over mogelijkheden tot omvorming)

Het Europees Parlement is van oordeel dat een EBV de mogelijkheid moet hebben tot fusie, wijziging van vestigingslocatie, opsplitsing en omvorming tot een Europese vennootschap, en wel, voor zover dat bestaat, overeenkomstig al geharmoniseerd Gemeenschapsrecht; waar dat recht niet bestaat dienen de voorschriften van de lidstaten voor vergelijkbare rechtsvormen te gelden; dat in dit verband de medezeggenschapsregelingen in de staat van vestiging en overeenkomstig het Gemeenschapsrecht moeten worden toegepast; dat met inachtneming van de bestaande rechten van werknemers ook de omvorming van nationale vennootschappen in EBV mogelijk worden gemaakt; dat hetzelfde geldt voor het opnieuw omvormen van een EBV in een nationale rechtsvorm.

Aanbeveling 11 (over opheffing, liquidatie, insolventie en het stopzetten van betalingen)

Het Europees Parlement is van mening dat de zaakvoerders van een EBV verplicht behoren te zijn bij insolventie of een te grote schuldenlast van de vennootschap onverwijld, uiterlijk echter na drie weken, het in gang zetten van een insolventieprocedure aan te vragen; dat ze bij het verwaarlozen van deze plicht tegenover schuldeisers die daarvan schade ondervinden direct en solidair aansprakelijk behoren te zijn; dat voor het overige de EBV voor wat betreft de opheffing of liquidatie, insolventie, het staken van de betalingen of vergelijkbare zaken onderworpen dient te zijn aan de voorschriften die van toepassing zijn op vennootschappen waaraan ze in elke lidstaat door deze verordening worden gelijkgesteld; wat betreft insolventie moeten de bepalingen worden toegepast die gelden in de vestigingslocatie.

  • [1]  Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g) van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978, blz.11), het laatst gewijzigd bij Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 224 van 16.8.2006, blz. 1).
  • [2]  Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g) van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PB L 193 van 18.7.1983, blz.1), het laatst gewijzigd bij Richtlijn 2006/46/EG.

TOELICHTING

I. Achtergrond

Het statuut van de Europese besloten vennootschap beoogt het midden- en kleinbedrijf (MKB) in Europa een ondernemingsvorm te bieden die het hun vergemakkelijkt grensoverschrijdende economische activiteiten te ontwikkelen. De behoefte aan een dergelijk statuut werd voor het laatst naar voren gebracht tijdens een hoorzitting van de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement op 22 juni 2006.

Om de interne markt en de daarmee beoogde verbetering van de economische en sociale situatie in de Gemeenschap tot stand te brengen, ligt een duidelijk accent op het wegnemen van handelsbelemmeringen. Dat is echter alleen toereikend wanneer ook de op communautair niveau aanwezige productiefactoren verder ontwikkeld en tevens aangepast worden aan de steeds meer tot een eenheid uitgroeiende interne markt.

Terwijl de Europese vennootschap (SE) het segment van de grote kapitaalvennootschappen bedient, richt de EBV zich op het MKB. De totstandkoming van het SE-statuut verliep moeizaam, het resultaat is niet bevredigend, de markt heeft de SE als rechtsvorm voor naamloze vennootschappen nog niet geaccepteerd. Een van de redenen daarvoor is dat de SE geen eenheid vormt, maar door de vele verwijzingen naar het nationaal recht lapwerk is gebleven. Dat verhoogt de rechtsonzekerheid en levert geen kostenvoordeel op.

II. Standpunt van de rapporteur

1. Over de inhoud

De genoemde nadelen van het SE-statuut moeten in het EBV-statuut worden vermeden. Daarom dienen verwijzingen naar het nationaal recht daarin zoveel mogelijk te ontbreken, opdat een algemeen geldende Europese rechtsvorm kan worden gecreëerd. Daarmee worden automatisch de advieskosten verlaagd omdat bij grensoverschrijdende economische activiteit niet langer het recht van de lidstaten wordt toegepast, maar het algemeen geldende statuut. Noodzakelijke verwijzingen mogen evenwel niet ontbreken, in het bijzonder naar geharmoniseerde rechtsgebieden (bijvoorbeeld register of rekening en verantwoording).

De behoefte aan uniformiteit vloeit voort uit het feit dat MKB’s veelvuldig via verkoopkantoren en servicebedrijven (dochtermaatschappijen) grensoverschrijdend economisch actief worden. Om de ondernemingen te ontlasten zouden onder ideale omstandigheden de dochtermaatschappijen in alle lidstaten volgens dezelfde regels opgericht en bestuurd moeten worden. Om de toegankelijkheid van de nieuwe rechtsvorm voor ondernemers uit landen met verschillende rechtstradities te vergroten is het verder noodzakelijk - voor zover dat mogelijk is - verschillende vormen ter keuze aan te bieden. Daartoe behoort ook het recht van de ondernemingen een monistische of dualistische vorm te kiezen.

Om de flexibiliteit van een vennootschap in het economisch verkeer te garanderen moet zij kunnen beschikken over verschillende mogelijkheden tot omvorming. Daartoe behoren fusie, wijziging van vestigingslocatie en ook de beursgang (vormverandering in een SE). Hier dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van geharmoniseerd Gemeenschapsrecht. In dit verband wordt overigens de urgentie duidelijk van een richtlijn inzake de grensoverschrijdende wijziging van vestigingslocatie.

Een statuut moet echter niet alleen de oprichting en organisatie vereenvoudigen. Het moet er enerzijds voor zorgen dat tussen de organen binnen de onderneming zaken op een rechtvaardige manier worden verrekend; anderzijds moet het tegelijkertijd het economisch verkeer mede waarborgen en schuldeisers van ondernemingen beschermen. Dat gebeurt bijvoorbeeld via evenwichtige aansprakelijkheidsregels.

De verhouding tussen het beschermen van crediteuren en flexibele mogelijkheden om een onderneming op te richten komt verder aan de orde bij de regels over het stamkapitaal. De aanbeveling streeft ernaar het principe van het minimumkapitaal te handhaven, maar de dwang om contant kapitaal te storten op te heffen. Een ander aspect van het beschermen van schuldeisers is een verbod op uitkeringen aan de aandeelhouders, opdat het minimumkapitaal van de onderneming voor de schuldeisers behouden blijft, evenals de toegang tot het vermogen dat onrechtmatig is afgevloeid naar de afzonderlijke vennoten.

2. Over de procedure

Overeenkomstig artikel 192, lid 2 van het EG-verdrag en artikel 39 en 45 van het Reglement van het Europees Parlement kiest het Parlement voor een legislatief initiatiefverslag. Daarmee verzoekt het de Commissie wetgevende initiatieven te ontwikkelen. Overeenkomstig de interinstitutionele raamovereenkomst tussen het Parlement en de Commissie (ondertekend op 26 mei 2005) is de Commissie verplicht rekening te houden met dit legislatieve verzoek.

Bij het opstellen van dit ontwerpverslag beschikte de rapporteur over drie voorstellen met betrekking tot een EBV-statuut, namelijk een ontwerp van de Parijse Kamer voor Handel en Industrie (werkgroep CCIP/MEDEF), een ontwerp afkomstig van de voormalige leerstoel van Prof.Dr. Hommelhoff (privaatdocent Dr. Teichmann) van de Universiteit Heidelberg en ten slotte een ontwerp van notaris Vossius uit München.

PROCEDURE

Titel

Aanbevelingen aan de Commissie over het statuut van de Europese besloten vennootschap

Procedurenummer

2006/2013(INI)

Commissie ten principale

JURI

Datum bekendmaking toestemming

(art. 45)

19.1.2006

 

 

 

 

Datum bekendmaking toestemming

(art. 39)

 

 

 

 

 

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

EMPL
20.10.2006

 

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Klaus-Heiner Lehne
12.12.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

22.6.2006

3.10.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

21.11.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

21
0
0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Maria Berger, Carlo Casini, Rosa Díez González, Giuseppe Gargani, Klaus-Heiner Lehne, Katalin Lévai, Antonio López-Istúriz White, Achille Occhetto, Aloyzas Sakalas, Gabriele Stauner, Andrzej Jan Szejna, Diana Wallis, Jaroslav Zvěřina

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Nicole Fontaine, Jean-Paul Gauzès, Othmar Karas, Eva Lichtenberger, Arlene McCarthy, Manuel Medina Ortega

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Sharon Bowles, Albert Deß, Ewa Klamt

Datum indiening 

0.0.0000

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...