VERSLAG over "Bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten"

6.12.2006 - (INI))

Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Frédérique Ries

Procedure : 2006/2231(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0450/2006
Ingediende teksten :
A6-0450/2006
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over "Bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten"(2006/(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op het groenboek van de Commissie "Bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten" (COM(2005)637),

–   gelet op de aanneming van de Wereldstrategie voor voeding, lichaamsbeweging en gezondheid op de 57e Algemene Vergadering van de WHO in mei 2004,

–   gelet op de resolutie van de Raad van 14 december 2000 betreffende gezondheid en voeding (2001/C 20 23.01),

–   gelet op de conclusies van de Raad werkgelegenheid, sociaal beleid, volksgezondheid en consumentenzaken van 3 juni 2005 over zwaarlijvigheid, voeding en lichaamsbeweging,

–   gelet op de informele bijeenkomst van de Europese ministers van sportzaken op 19-20 september 2005 tijdens welke de Britse voorzitter heeft voorgesteld om een werkgroep over sport en gezondheid op te richten,

 gelet op de oproep van wetenschappers tijdens het 10e Internationale Congres over obesitas (ICO 2006) van 3 t/m 8 september 2006 in Sydney,

 gezien de conclusies van de conferentie op hoog niveau van het Finse voorzitterschap over volksgezondheid in alle beleidsvormen,

–   gelet op artikel 45 van het Reglement,

–   gelet op het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6‑0450/2006),

A. overwegende dat het aantal personen dat aan obesitas lijdt in de Europese Unie de afgelopen dertig jaar spectaculair is gestegen, dat het groeitempo van het verschijnsel hetzelfde is als in de Verenigde Staten aan het begin van de jaren negentig en dat bijna 27% van de mannen en 38% van de vrouwen in Europa tegenwoordig worden beschouwd als lijdend aan overgewicht of obesitas,

B. overwegende dat de toenemende prevalentie van obesitas, met name bij kinderen, niet beperkt blijft tot de EU en andere rijke landen, maar ook een dramatische stijging vertoont in verschillende ontwikkelingslanden,

C. overwegende dat in de EU-25 tevens meer dan vijf miljoen kinderen lijden aan obesitas en dat het toenamepercentage alarmerend is, met bijna 300.000 nieuwe gevallen per jaar,

D. overwegende dat onderzoek heeft uitgewezen dat gehandicapten een groter obesitasrisico lopen als gevolg van een aantal factoren waaronder pathofysiologische veranderingen van het energiemetabolisme en de constitutie van het lichaam, spieratrofie en gebrek aan lichaamsbeweging,

E. overwegende dat de energie-inname onder grote groepen van de bevolking sinds de jaren vijftig van de twintigste eeuw stabiel is, maar dat veranderingen in de levensstijl geleid hebben tot een afname van zowel de lichaamsbeweging als het lichamelijke werk en daardoor de energievereisten zijn afgenomen, wat een onbalans heeft veroorzaakt tussen energiebehoeften en energievoorziening,

F. overwegende dat talrijke projecten en studies hebben bevestigd dat er bij het optreden van obesitas sprake is van vroegtijdige ongelijkheden die verband houden met het sociaaleconomische milieu, dat de ziekte frequenter voorkomt als het gezin beschikt over weinig financiële middelen en een onvoldoende opleidingsniveau,

G. overwegende dat op passende wijze rekening moet worden gehouden met de verschillende voedingsgewoonten en consumptiepatronen in de lidstaten, wanneer een EU-actieplan voor de bevordering van een gezonde leefstijl wordt vastgesteld,

H. overwegende dat het rapport van de WHO uit 2005 over de gezondheid in Europa op een analytische manier aantoont dat een groot aantal sterfgevallen en ziekten veroorzaakt worden door zeven belangrijke risicofactoren, waarvan zes (hypertensie, cholesterol, de body mass index, onvoldoende consumptie van groenten en fruit, gebrek aan lichaamsbeweging en overmatig alcoholgebruik) samenhangen met voedingsgewoonten en lichaamsbeweging en dat het dus belangrijk is deze gezondheidsbepalende factoren met dezelfde prioriteit aan te pakken ten einde een aanzienlijk aantal sterfgevallen en ziekten te voorkomen,

I. overwegende dat gezonde voeding moet worden beschouwd als voeding met bepaalde kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen zoals energie-inhoud die in overeenstemming zijn met individuele behoeften en altijd in overeenstemming zijn met voedingstechnische beginselen,

J. overwegende echter dat de Europese Unie, krachtens de bevoegdheden die haar worden verleend door de verdragen, een essentiële rol dient te spelen op het gebied van consumentenbescherming via het stimuleren van een gezonde voeding en het eten van groente en fruit, maar dat de maatregelen van de Gemeenschap ter bevordering van lichaamsbeweging en sport uiteraard een aanvulling moeten vormen op de maatregelen die genomen worden door de lidstaten, de regio's en de steden in Europa,

K. overwegende dat aan overgewicht gerelateerde ziekten, die inmiddels tussen de 4 en 7% van de totale kosten van de gezondheidszorg in de lidstaten veroorzaken, aanzienlijke sociaaleconomische gevolgen hebben en dat de totale kosten van obesitas, rekening houdend met de verhoogde risico's van werkeloosheid, arbeidsonderbreking en arbeidsongeschiktheid, niet nauwkeurig wetenschappelijk onderzocht zijn,

L.  overwegende dat de meeste lidstaten beleidsmaatregelen hebben genomen om de obesitasproblematiek aan te pakken en het gezondheidsniveau van hun bevolking te verhogen, waarbij sommige lidstaten verbodsmaatregelen hebben genomen, terwijl andere voor stimulansen hebben gekozen,

M. overwegende dat bepaalde lidstaten bijvoorbeeld het besluit hebben genomen de aanwezigheid van verkoopautomaten op scholen te reguleren of zelfs af te schaffen wegens de beperkte keuze en het verwaarloosbare aanbod van suikerarme dranken, groente en fruit en zogeheten dieetproducten,

N. met belangstelling akte nemend - als zijnde een eerste aanzet - van de vrijwillige verbintenissen die recentelijk zijn aangegaan door de Europese fabrikanten van alcoholvrije frisdranken om het aanbod voor kinderen jonger dan 12 jaar te beperken en tegelijkertijd de toegang tot gevarieerdere dranken op scholen te bevorderen en door twee "reuzen" uit de fastfoodsector om een voedingswaardevermelding in te voeren op de verpakkingen van hamburgers en zakjes frites,

O. ingenomen met de verschillende initiatieven gericht op bevordering van gezonde eetgewoonten die worden genomen door een groot aantal Europese winkelketens, met inbegrip van de ontwikkeling van gezonde productassortimenten, uitgebreide en bevattelijke etikettering van voedingsinformatie, en partnerschappen met overheden, scholen en NGO's om de bewustwording met betrekking tot de voordelen van gezond eten en regelmatige lichaamsbeweging te verbeteren,

P. overwegende dat dit groenboek aansluit bij een alomvattende aanpak die op Europees niveau in gang gezet is en die gericht is op de bestrijding van de factoren die het gevaarlijkst zijn voor de gezondheid, waaronder verkeerde voedingsgewoonten en gebrek aan lichaamsbeweging, die, net als nicotineverslaving en alcoholmisbruik, ten grondslag liggen aan hart- en vaatziekten (de belangrijkste doodsoorzaak zowel voor mannen als voor vrouwen in de Europese Unie), bepaalde soorten kanker, aandoeningen aan de luchtwegen, osteoporose en diabetes type 2, wat de nationale gezondheidsstelsels zwaar onder druk zet,

Q. overwegende dat de Commissie op 11 september 2006 de resultaten van een opiniepeiling naar aanleiding van het groenboek heeft gepresenteerd, waaruit blijkt dat gepleit wordt voor optreden van de Unie op verschillende communautaire beleidslijnen met bijzondere aandacht voor kinderen en jongeren,

R. overwegende dat voor de Gemeenschap een actieve rol weggelegd is, in het kader van gemeenschappelijk beleid of ter aanvulling van maatregelen die zijn genomen door de 25 lidstaten, voor het voeren van campagnes om de consument te informeren over en bewust te maken van het probleem van zwaarlijvigheid, bevordering van de consumptie van groente en fruit in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, financiering van onderzoeksprojecten, educatieve en sportieve projecten, en de vaststelling van nieuwe of herziening van bestaande wetgeving die een reëel effect heeft voor een gezonde voeding van de Europese burgers,

Obesitas: een politieke prioriteit?

1.   verheugt zich over de inzet van de Commissie ten behoeve van een gezonde voeding (zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin) en lichaamsbeweging en in de strijd tegen obesitas en de belangrijkste voedingsgerelateerde ziekten; roept ertoe op hiervan voortaan een politieke prioriteit te maken zowel op het niveau van de EU als in de lidstaten;

2.   onderkent dat obesitas een probleem met meerdere facetten is en als zodanig een holistische benadering vereist die veel verschillende beleidsterreinen beslaat;

3.   betreurt ten zeerste dat, ondanks de inspanningen van verscheidene lidstaten, een aldoor groeiend deel van de bevolking aan obesitas lijdt en dat indien deze tendens zich voortzet, de - door middel van passende maatregelen vermijdbare - gevolgen in termen van volksgezondheid niet te overzien zijn;

4.   adviseert alle lidstaten obesitas officieel als chronische ziekte te erkennen om te voorkomen dat zwaarlijvige mensen in welke vorm ook worden gestigmatiseerd of gediscrimineerd en ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot een goede behandeling in het kader van het nationale gezondheidszorgstelsel;

5.   is ingenomen met de aanneming op de Europese ministeriële conferentie van de WHO van 15 t/m 17 november 2006 in Istanbul van een handvest voor het terugdringen van obesitas en in het bijzonder de totstandbrenging van een ambitieus kader voor maatregelen om deze epidemie onder controle te brengen; verzoekt de Commissie en de lidstaten een tijdschema vast te stellen voor de uitvoering van prioritaire acties in dit kader;

6.   steunt onvoorwaardelijk het in maart 2005 ingestelde het Europese actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid en verwelkomt met tevredenheid de methode die wordt aangehouden door DG SANCO, namelijk die van de permanente dialoog met de industriële sectoren, de nationale autoriteiten en de ngo's;

7.   is ingenomen met de vrijwillige verbintenissen die reeds zijn voorgesteld door de bij het actieplatform betrokken instanties; wijst met nadruk op de noodzaak ervoor te zorgen dat de in het kader van het actieplatform aangegane vrijwillige verbintenissen doeltreffend gemonitord worden en verzoekt de Commissie duidelijke criteria uit te werken voor de beoordeling daarvan; merkt op dat een betrouwbare evaluatie van wezenlijk belang is om te verzekeren dat vooruitgang op een adequate wijze kan worden gemeten en om mogelijk te maken dat verdere EU-maatregelen of -wetgeving in overweging kunnen worden genomen wanneer dit wellicht noodzakelijk is; verzoekt de Commissie het Europees Parlement jaarlijks verslag uit te brengen over de resultaten van het actieplatform;

8.   verzoekt de Commissie effectbeoordelingen met betrekking tot relevante beleidsvoorstellen uit te voeren teneinde de gevolgen daarvan vast te stellen met betrekking tot de verwezenlijking van doelstellingen op het gebied van volksgezondheid, obesitas en voeding; doet de aanbeveling dat deze "gezondheids- of obesitascheck" met name plaatsvindt met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid, onderzoekprogramma's, energiebeleid, reclame en voedselbeleid;

9.   merkt op dat weliswaar een breed scala van relevante instanties momenteel bij het actieplatform is betrokken, maar dat die zich vooral concentreren op de "energie-input"-aspecten van het obesitasvraagstuk; verzoekt derhalve relevante instanties die meer te maken hebben met de "energie-output"-aspecten, zoals fabrikanten van computerspelletjes, sportverenigingen en omroeporganisaties, een actievere rol in het debat te spelen en in overweging te nemen om soortgelijke verbintenissen aan te gaan;

10. beschouwt de tendens die tegenwoordig de overhand heeft in verschillende sectoren van de Europese voedingsmiddelenindustrie om concreet op te treden met het oog op een herevaluatie van het verkoopaanbod aan kinderen en het aanbrengen van een voedingswaarde-etiket op hun voedingsmiddelen en dranken, als een stap in de goede richting;

11. spoort de lidstaten aan om vast te stellen welke financieel aantrekkelijke mogelijkheden er zijn om hun gezondheidssystemen op een zodanige manier met de industrie af te stemmen dat enerzijds het inzicht van patiënten in en de controle op hun voedingsgewoonten worden verbeterd en anderzijds de economische lasten van obesitas worden verminderd; is van mening dat bijzondere aandacht moet worden geschonken aan programma's in het kader waarvan rekening wordt gehouden met de behoeften van mensen in sociale en economische achterstandsgemeenschappen;

12. verwacht van de Commissie dat zij spoedig in een witboek concrete maatregelen voorlegt om het aantal personen met overgewicht en obesitas uiterlijk vanaf 2015 te verminderen;

De consument informeren van kinds af aan

13. is van mening dat ieder beleid ter voorkoming en bewaking van obesitas zich dient te richten op de gehele duur van het bestaan, en dit vanaf de periode vóór de geboorte tot op gevorderde leeftijd; is bovendien van mening dat bijzondere aandacht besteed dient te worden aan de kindertijd, de levensfase waarin een groot deel van de eetgewoonten worden aangenomen;

14. spoort de lidstaten aan te onderkennen dat voorlichting over voeding en gezondheid van zeer jongs af aan van cruciaal belang is met het oog op de preventie van overgewicht en obesitas;

15. is van oordeel dat beroepsbeoefenaren in de gezondheidssector een belangrijke rol spelen bij het promoten van de voordelen van een evenwichtige voeding en regelmatige lichaamsbeweging voor de gezondheid, alsook bij het opsporen van risico's, met name bij personen met een overmatige hoeveelheid abdominaal vet die een groter risico lopen om diabetes type 2 en hart- en vaatziekten, maar ook andere aandoeningen te ontwikkelen;

16. herinnert eraan dat de school de plek is waar kinderen het grootste gedeelte van hun tijd doorbrengen en dat de schoolomgeving, met name de schoolkantine, jonge kinderen moet stimuleren om hun smaak te ontwikkelen en regelmatige lichaamsbeweging en een gezonde levenswijze moet bevorderen, met name als tegenwicht voor het feit dat er in de EU op school steeds minder tijd beschikbaar is voor lichamelijke opvoeding; verzoekt de Commissie derhalve mechanismen te ontwikkelen ter bevordering van beste praktijken op scholen in het kader waarvan rekening wordt gehouden met de meest doeltreffende initiatieven om kinderen voor te lichten over gezonde voedingsgewoonten en voeding aan te bieden die gebaseerd is op hoge voedingsnormen;

17. roept de lidstaten op voldoende middelen voor catering op scholen uit te trekken teneinde het schoolkantines mogelijk maken om versgeproduceerde maaltijden te serveren, bij voorkeur van biologische of streeklandbouw en van jongs af aan gezonde voedingsgewoonten te bevorderen;

18.  is van mening dat de lidstaten moeten worden aangemoedigd ervoor te zorgen dat kinderen voldoende mogelijkheden hebben om op school aan sport en lichaamsbeweging te doen; spoort de lidstaten en plaatselijke autoriteiten aan om in overweging te nemen een gezonde en actieve leefstijl te bevorderen bij de planning van de locatie van scholen, zodat deze meer in de nabijheid liggen van de gemeenschappen waarvoor zij bestemd zijn, om kinderen zo de mogelijkheid te geven om naar school te wandelen of te fietsen in plaats van in een auto of een bus te zitten;

19. verlangt een snelle concretisering van de verbintenissen die de Europese frisdrankfabrikanten op 20 december 2005 in de gedragscode hebben aangegaan, vooral de toezegging om hun commerciële activiteiten op basisscholen te beperken;

20. is van mening dat de aanwezigheid van verkoopautomaten op middelbare scholen indien toegestaan dient te voldoen aan de beginselen van gezonde voeding;

21. hekelt de frequentie en de intensiteit van reclame- en promotiecampagnes op televisie van voedingsmiddelen die uitsluitend bestemd zijn voor kinderen, onderstreept dat deze verkooppraktijken geen gezonde eetgewoonten aanmoedigen en dientengevolge op EU-niveau door middel van de herziening van de richtlijn televisie zonder grenzen ingeperkt dienen te worden; dringt aan op de invoering van voor de gehele EU geldende beperkende maatregelen voor op kinderen gerichte televisiereclame voor voedingsmiddelen met een hoog vet-, suiker- en zoutgehalte op tijdstippen dat zij in grote aantallen televisiekijken; onderstreept verder dat er sterk bewijs bestaat dat televisiereclame consumptiepatronen van kinderen tussen de 2 en 11 jaar oud op korte termijn beïnvloedt; is echter evenzo van mening dat ouders zelf verantwoordelijk zijn daar zij immers het uiteindelijke besluit nemen te kopen; stelt echter vast dat onderzoek uitwijst dat de meeste ouders willen dat er duidelijke beperkingen worden ingevoerd voor het maken van op kinderen gerichte reclame voor ongezonde voedingsmiddelen;

22. verzoekt de Commissie in het kader van het actieplatform verbintenissen op basis van vrijwilligheid/zelfregulering vast te stellen om een einde te maken aan het maken van op kinderen gerichte reclame voor voedingsmiddelen met een hoog vet-, suiker- en zoutgehalte, maar dringt er bij de Commissie op aan om te komen met wetgevingsvoorstellen, wanneer zelfregulering geen veranderingen teweegbrengt;

23. merkt op dat nieuwe vormen van op kinderen gerichte reclame, zoals tekstberichten op mobiele telefoons, on line computerspelletjes en sponsoring van speeltuinen, in het kader van dergelijke overwegingen niet buiten schot moeten blijven;

24. acht de concretisering van een "gentlemen's agreement" tussen de Commissie en de Europese media-industrie op termijn onvermijdelijk, waarin het voor producties bestemd voor kinderen op verschillende mediadragers: televisie, bioscoop, internet en videospelletjes, verplicht wordt gemaakt gezondheids- en ludieke vermeldingen aan te geven die bedoeld zijn om de Europese jeugd ervan bewust te maken hoe belangrijk het is sport te beoefenen en groente en fruit te eten om gezond te blijven;

25. spreekt zijn waardering uit voor de rol van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid bij het opstellen van adviezen en aanbevelingen op het gebied van voeding;

26. is van mening dat de media (televisie, radio, internet) meer dan ooit een pedagogisch instrument zijn dat essentieel is voor kennisvergaring over gezonde voeding, de consument praktische adviezen moet geven om hen in staat te stellen het juiste evenwicht te vinden tussen de dagelijkse consumptie van calorieën en het energieverbruik en hun uiteindelijk keuzevrijheid moet garanderen;

27. beschouwt de komende verordening inzake de voedingswaarde- en gezondheidsetikettering waardoor de consument eindelijk kan beschikken over betrouwbare, niet-misleidende en samenhangende informatie over de voedingseigenschappen van voedingsmiddelen, vooral voedingsmiddelen met een hoog gehalte suiker, zout en bepaalde vetten, als een sterk signaal; merkt op dat deze verordening op een zodanige wijze ten uitvoer moet worden gelegd dat de producenten van voedingsmiddelen en (fris)dranken toch worden aangemoedigd en in staat gesteld om hun producten te innoveren en te verbeteren; is derhalve van mening dat in het kader van deze verordening hoge prioriteit moet worden toegekend aan de vaststelling van voedingsprofielen door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, waarbij rekening wordt gehouden met de meest recente beschikbare gegevens, en dat de desbetreffende maatregelen ten uitvoer worden gelegd in nauwe samenwerking met NGO's van consumenten en de voedingsmiddelenindustrie, met inbegrip van de detailhandel;

28. stelt vast dat er sprake is van toenemende bezorgdheid bij publiek en wetenschappers over de gevolgen van kunstmatige transvetten voor de menselijke gezondheid, en neemt kennis van initiatieven van bepaalde nationale (Canada, Denemarken) en regionale (New York City) autoriteiten om transvetten uit de menselijke voeding te bannen; dringt aan op EU-maatregelen om de inname van transvetten te verminderen;

29. acht een snelle herziening van richtlijn 90/496/EG[1] inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen van belang, die in ieder geval de verplichting moet inhouden de aanwezigheid en hoeveelheid van nutriënten te vermelden evenals de aard van de vetten en die zou moeten voldoen aan de doelstellingen van vereenvoudiging en harmonisatie van de Europese wetgeving, en aldus aansluit bij de aanbevelingen van de betrokkenen uit de industrie en de consumentenverenigingen;

30. interesseert zich sterk voor de "food signposting"-systemen die in verschillende lidstaten door levensmiddelenbedrijven, winkelketens en publieke instanties zijn geïntroduceerd om voedingsboodschappen te vereenvoudigen; onderkent het belang van deze "food signposting"-systemen en gezonde-keuslogo's, mits deze een gunstig onthaal bij de consument krijgen en gebruikersvriendelijk zijn; wijst erop dat onderzoek uitwijst dat systemen in het kader waarvan gehalten aan nutriënten worden aangegeven door deze inzichtelijker te maken voor de consument de beste leidraad zijn bij het kiezen van gezondere opties; verzoekt de Commissie gebruik te maken van deze ervaring en onderzoeken met het oog op de ontwikkeling en de introductie van een voor de gehele EU geldend systeem betreffende de etikettering van voedingsmiddelen op de voorkant van verpakkingen en wijst erop dat een consistente boodschap aan de consument een bepaalde mate van harmonisatie op dit gebied vereist en dat deze boodschappen wetenschappelijk gefundeerd moeten zijn;

31. stelt vast dat voorlichting van de consument het beste instrument is en dat dit niet kan worden vervangen door simplistische systemen (waarvan de gevolgen zelfs strijdig kunnen zijn met de nagestreefde doelstelling);

Voeding en lichaamsbeweging integreren in de overige communautaire beleidslijnen

32. is van mening dat een wijziging van de samenstelling van producten een krachtig instrument is met het oog op het terugdringen van de inname van vetten, suiker en zout in onze voeding en is ingenomen met de maatregelen die door een aantal fabrikanten en winkelketens worden genomen in die richting; merkt op dat tot op heden slechts 5% van de totale vrijwillige verbintenissen die in het kader van het actieplatform zijn aangegaan betrekking hebben op de ontwikkeling van producten; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de fabrikanten, winkelketens en cateringbedrijven om meer inspanningen te doen om ervoor te zorgen dat fabrikanten, winkelketens en cateringbedrijven het gehalte aan vet, suiker en zout in voedingsmiddelen terugdringen; verzoekt de fabrikanten bij de wijziging van de samenstelling van hun producten niet alleen nieuwe, en soms duurdere merken te lanceren, maar prioriteit toe te kennen aan het verlagen van het gehalte aan vet, suiker en zout in bestaande alledaagse merken;

33. wijst met nadruk op het belang van het bieden van mogelijkheden aan de individuele consument om een geïnformeerde keuze te maken over wat hij of zij eet en hoeveel lichaamsbeweging hij of zij neemt;

34. acht het cruciaal dat de bevordering van een gezonde voeding en lichaamsbeweging een politieke prioriteit is, niet alleen voor het DG SANCO, maar tevens voor de directoraten-generaal Landbouw, Vervoer, Werkgelegenheid, Onderzoek, Onderwijs en Sport van de Commissie die communautaire beleidslijnen of programma's uitvoeren die effect hebben op gezonde voeding; verzoekt de Commissie effectbeoordelingen met betrekking tot relevante beleidsvoorstellen uit te voeren teneinde de gevolgen daarvan vast te stellen voor doelstellingen op het gebied van volksgezondheid en voeding, en met name het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

35. verwelkomt met tevredenheid de financiering in het huidige communautaire actieprogramma op het gebied van volksgezondheid (2003-2008) van talrijke projecten inzake obesitas, acht het essentieel de budgetten duurzaam te maken en het accent te leggen op de bevordering van een gezonde levenswijze bij kinderen, jongeren en gehandicapten in het tweede programma (2007-2013);

36. onderstreept dat informatiecampagnes niet de beste middelen zijn om benadeelde sociaaleconomische groepen te bereiken; is van mening dat acties moeten worden aangepast aan lokale behoeften en een basis in de gemeenschap moeten hebben, dat rechtstreekse contacten moeten worden gelegd en dat nauwe samenwerking nodig is tussen lokale scholen, peuterspeelzalen, huisartsen, kinderartsen en plaatselijke gezondheidsdiensten; merkt op dat evaluatie van dergelijke activiteiten van wezenlijk belang is om te weten te komen of zij het gewenste effect hebben;

37. roept ertoe op de structuurfondsen te gebruiken voor investeringen in sociaaleconomisch benadeelde gebieden in infrastructuur die lichaamsbeweging stimuleert en in veilig vervoer zoals fietspaden en moedigt buiten spelen in een veilige omgeving aan; moedigt tegelijkertijd de lidstaten aan in deze doelstellingen te investeren;

38. verzoekt de Commissie, in samenwerking met de bevoegde ministeries in de lidstaten of de regio's, bij te dragen aan de programma's "Sport op school" in de "test"-instellingen;

39. spoort de Commissie aan om te beoordelen in hoeverre slechte voeding en mobiliteitsbeperkingen onder bejaarden een probleem vormen en na te gaan welke verdere maatregelen moeten worden genomen om deze belangrijke, maar soms veronachtzaamde groep in de gemeenschap wat dit betreft te helpen;

40. roept de lidstaten en werkgevers op om hun werknemers, met name werkende vrouwen met monotone taken die kunnen leiden tot chronische ziektes, te stimuleren deel te nemen aan lichamelijke activiteiten om fit te blijven;

41. onderkent de rol van de werkgevers bij de bevordering van een gezonde leefstijl onder hun werknemers; merkt op dat de gezondheid van werknemers en derhalve de productiviteit onderdeel moeten uitmaken van de strategie van bedrijven met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen; spreekt de hoop uit dat de recentelijk opgerichte Europese Alliantie voor maatschappelijk verantwoord ondernemen de uitwisseling van goede praktijken op dit gebied zal bevorderen;

42. is ingenomen met de oproep uit de wetenschappelijke wereld tijdens het 10e Internationale Congres over obesitas om het onderzoek te intensiveren teneinde beter inzicht te krijgen in de interactie van genetische factoren en levensstijl die aanleiding geven tot ziekten;

43. is in dit opzicht verheugd over de financiering door de Gemeenschap van negen projecten in het kader van het prioritaire thema "kwaliteit en voedselveiligheid" van het zesde kaderprogramma van onderzoek en ontwikkeling, die nieuwe wegen verkennen om obesitas te bestrijden door zich bijvoorbeeld te concentreren op een specifieke leeftijdsklasse of door de interactie tussen genetische en gedragsfactoren en een toestand van verzadiging te bestuderen;

44. wenst dat in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling de bestrijding van obesitas niet alleen blijft profiteren van de transnationale samenwerking tussen onderzoekers op het thematische domein van de voeding, de landbouw en de biotechnologie, maar tevens kan worden beschouwd als voorwerp van onderzoek van algemeen belang voor diverse disciplines;

45. wijst er met nadruk op dat het belangrijk is de beschikking te hebben over een vergelijkbare reeks van indicatoren betreffende de gezondheidssituatie (met inbegrip van gegevens betreffende voedingsinname, lichaamsbeweging en obesitas) en dan met name uitgesplitst naar leeftijdsgroep en sociaal-economische klasse;

46. is zeer bezorgd over de afname van de consumptie van groente en fruit in Europa, die vooral te merken valt bij Europese gezinnen met een laag inkomen wegens de prijs van de producten en het gebrek aan informatie over de waarde hiervan in de dagelijkse voeding;

47. verzoekt de Commissie voorstellen te doen voor een beleid en een regelgevingskader in het kader waarvan de beste bronnen van nutriënten en andere goede voedingscomponenten beschikbaar worden gesteld, en waarmee de Europese consumenten keuzemogelijkheden krijgen met betrekking tot de verwezenlijking en de handhaving van een optimale voedingsinname die het best is afgestemd op hun individuele leefstijl en gezondheid;

48. is bezorgd over berichten volgens welke de voedingswaarde van in Europa geproduceerde groenten en fruit de afgelopen decennia is gedaald en verzoekt de Commissie en de Raad om bij de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2008 de noodzakelijke maatregelen te nemen om voedingswaarde als een belangrijk criterium te beschouwen en de productie van kwaliteitsvoedsel en het stimuleren van het consumeren van gezonde voeding te bevorderen in het kader van het beleid inzake plattelandsontwikkeling;

49. wenst een grotere samenhang tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gezondheidsbeleid dat in gang is gezet door de Europese Unie en verzoekt de Commissie streng te controleren of de Europese subsidies die ontvangen zijn door bepaalde industriële sectoren in geen enkel geval dienen om promotionele campagnes te financieren die calorierijke producten in een gunstig daglicht stellen;

50. verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de subsidies van de Gemeenschap voor bepaalde industriële sectoren niet worden gebruikt voor de financiering van reclamecampagnes voor calorierijke producten;

51. acht een hervorming van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit onontkoombaar, waarvan een van de doelstellingen erin zou bestaan de consumptie van dit soort levensmiddelen met een hoge voedingswaarde te stimuleren; is er overigens van overtuigd dat een stimulerend beleid (prijsverlaging, belastingvermindering en andere vormen van subsidie) te verkiezen is boven een systeem dat berust op een hogere belasting van calorierijke producten ("fat tax"), dat uiteindelijk vooral de armste Europese huishoudens zou benadelen;

52. verzoekt de Wereldgezondheidsorganisatie haar huidige inzichten met betrekking tot obesitas aan het Europees Parlement voor te leggen;

53. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de nationale parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten en de WHO.

  • [1]  PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40. Laatstelijk gewijzigd door richtlijn 2003/120/EG van de Commissie (PB L 333 van 20.12.2003, blz. 51).

TOELICHTING

"Goede eetgewoonten zijn net een spaarboekje, je moet er lang in investeren voordat het iets oplevert"

Simone Lemieux- Professor aan het Institut de nutrition et des aliments fonctionnels de l'Université Laval-Québec-2005

De epidemie van obesitas en overgewicht die de Europese burgers treft, spoort ons aan alarm te slaan. Veelzeggende cijfers kunnen worden aangehaald, die afkomstig zijn uit het zeer nuttige initiatiefadvies dat in 2005 is opgesteld door het Europees Economisch en Sociaal Comité, dat weer geënt is op de rapporten die uitgaan van de Wereldgezondheidsorganisatie en de internationale taakgroep over obesitas:

-          In de Unie van 25, lijden 14 miljoen kinderen aan overgewicht, waarvan 3 miljoen aan obesitas;

-          in diverse landen van de EU heeft meer dan de helft van de volwassen bevolking overgewicht; tussen 20 en 30% van de volwassenen wordt beschouwd als zwaarlijvig;

-          het aantal Europese kinderen dat lijdt aan overgewicht en obesitas stijgt met meer dan 400.000 gevallen per jaar en dit probleem treft bijna 1 op de 4 kinderen in de gehele Unie van 25;

-          10 tot 20% van de kinderen in Noord-Europa heeft overgewicht, terwijl dit aandeel in Zuid-Europa, het Verenigd Koninkrijk en Ierland 20 tot 35% bedraagt;

Obesitas is dus een realiteit die ons, overal waar we komen, in de rij voor de bioscoop, doet constateren dat het aantal mensen met een duidelijk overgewicht toeneemt. Deze realiteit is des te schokkender aangezien het steeds meer Europese kinderen en jongeren betreft.

Natuurlijk zullen er altijd stemmen zijn die in opstand komen tegen datgene wat, in hun ogen, slechts een obsessie is die verband houdt met nieuwe schoonheidsnormen en geen echte "welvaartsziekte" van de 21ste eeuw is. De realiteit is dat obesitas (niet te verwarren met overgewicht of een paar kilo's te veel), en ook anorexia (wat iets anders is dan gewoon slank of enigszins mager) allebei een groot probleem voor de lichamelijke gezondheid vormen.

Met enige nuances leidt obesitas in alle lagen van de bevolking tot een verhoogd risico van overlijden dat te wijten is aan hiermee verbonden ziekten zoals diabetes type 2, hoge bloeddruk en hartaandoeningen.

We mogen ons dus gelukkig prijzen met het debat dat in december 2005 door de Commissie met de redactie van het groenboek in gang werd gezet met als doel ons te laten nadenken over wat de beste middelen zijn om obesitas te bestrijden en tegelijkertijd een gezonde voeding en regelmatige beoefening van een lichamelijke activiteit te bevorderen.

Dit initiatief volgt op de oprichting in maart 2005 van het Europese actieplatform op het gebied van voeding, lichaamsbeweging en gezondheid dat de vertegenwoordigers van de industriële sectoren, de nationale autoriteiten en de ngo's regelmatig bijeenbrengt. Dit alles onder auspiciën van het DG SANCO.

De rapporteur prijst zich overigens gelukkig met deze open en vernieuwende methode van overleg die het, naar zij hoopt, in de toekomst mogelijk zal maken de grote gemeenschappelijke actielijnen op EU-niveau te brengen.

Wat betreft het gedeelte "lichaamsbeweging", dat de helft van de vergelijking en dus van de oplossing vormt (de beroemde 30 minuten lichaamsbeweging per dag die menig arts adviseert), wenst de rapporteur meteen een verduidelijking toe te voegen: onderwijs en sport zijn voor alles nationale of regionale bevoegdheden.

Weliswaar zijn de educatieve waarden van sport onderkend door de Europese Raad van Nice van december 2000, en weliswaar stond ook het Europese jaar 2004 in het teken van onderwijs door sport, maar dat neemt niet weg dat de speelruimte van de Unie nogal beperkt is.

Natuurlijk moeten sommige wegen verkend worden: de campagnes voor de bewustmaking van lichaamsbeweging via verschillende media, thematische partnerschappen met de 25 ministeries van Onderwijs en de EUPEA (European physical education teacher assocation) en vooral het in beschouwing nemen van het sportieve aspect in het regionale beleid.

Het is eveneens belangrijk te onderstrepen dat de overheid laat heeft gereageerd op deze ziekte van de moderne tijd. Opgemerkt dient te worden dat, in tegenstelling tot bepaalde heersende opvattingen, obesitas niet alleen voorkomt in de geïndustrialiseerde landen, maar dat ook andere bevolkingsgebieden worden getroffen zoals Azië en Oceanië, met recordcijfers bij de Melanesiërs en Micronesiërs, en de landen van het mediterraan bassin.

De Europese Commissie heeft haar eerste preventieproject ter bestrijding van obesitas in 1998 in samenwerking met de Universiteit van Kreta gefinancierd. Op het niveau van de lidstaten is het de verdienste van Frankrijk in 2000 het eerste nationale voedings- en gezondheidsplan te hebben geïnitieerd. Overigens nam in hetzelfde jaar de Raad haar eerste resolutie aan over het thema gezondheid en voeding.

Sindsdien heeft de meerderheid van de lidstaten maatregelen genomen die erop gericht zijn een gezonde voeding en regelmatige lichaamsbeweging te bevorderen vanaf de kindertijd.

Wat betreft het gedeelte voeding, hebben ze hetzij de weg van de wetgeving, hetzij de weg van het actieplan, of allebei gebruikt. Tevens hebben ze zich de middelen eigengemaakt en aldus een heel arsenaal aan stimulerende maatregelen, beperkende maatregelen of zelfs verbodsmaatregelen voorgesteld.

Deze acties die op nationaal vlak zijn uitgevoerd betreffen gebieden die variëren van:

-          de voedseletikettering van bepaalde voedingsmiddelen (met de "food signposting"-systemen die zijn ingevoerd in het Verenigd Koninkrijk, Finland en Zweden),

-          de aanwezigheid of de verwijdering van verkoopautomaten met dranken of voedingsmiddelen in bepaalde onderwijsinstellingen (Frankrijk, Verenigd Koninkrijk),

-          directe reclame aan kinderen jonger dan 12 jaar (is beperkt in het Europa van de 25 en alleen in Zweden verboden),

-          de voedingsmiddelen en additieven die worden gebruikt bij de samenstelling van gerechten in schoolkantines (besluit van de Letse regering om per 1 november 2006 kinderen te verbieden voedingsmiddelen en dranken te consumeren die kunstmatige additieven, kleurstoffen of cafeïne bevatten),

-          producten die zijn vervaardigd met gehydrogeneerde plantaardige vetten of margarine en die een aanzienlijke concentratie trans-vetzuren bevatten (Denemarken heeft in 2003 een wet aangenomen die de blootstelling aan trans-vetzuren beperkt)

De rapporteur heeft welbewust voor de mogelijkheid gekozen hier voorbeelden te noemen van maatregelen die zijn getroffen door de lidstaten, waarvan vele berusten op de lijn "voorkomen-verbieden". Door deze welbewuste keuze kan de rapporteur een huidige tendens van de wetgever onderstrepen die erop gericht is "hard aan te komen" wat betreft de strijd tegen obesitas door maatregelen hetzij voor het verbieden van bepaalde bestanddelen in voedingsmiddelen, hetzij voor het behoeden van de consument tegen zeer calorierijke producten.

De rapporteur is bovendien van mening dat het voorbarig is een voorlopig of definitief oordeel te vellen over deze verschillende nationale beleidslijnen, aangezien de meeste ervan nog maar net gelanceerd zijn!

Dat is overigens de eerste reden die haar ertoe brengt niet voor te stellen een van de bovengenoemde vijf maatregelen tot Europees niveau uit te breiden. De andere reden is haar voorkeur voor open en positieve voorstellen die weinig compatibel zijn met de logica van het verbieden. Een logica die weinig resultaat oplevert bij kinderen, aangezien hun neiging om iets wat verboden is, toch te doen nogal sterk is.

Aldus komt de filosofie die de basis vormt van de uitwerking van het rapport overeen met de filosofie van het stimuleren, in plaats van die van het verbieden van bepaalde voedingsmiddelen.

De rapporteur onderkent ook dat korte metten gemaakt moet worden met de politieke correctheid die leidt tot nietsdoen: wie gelooft tegenwoordig nog dat er geen goede en verkeerde voedingsmiddelen bestaan vanuit het oogpunt van de voedingswaarde!

Zij wenst hier duidelijk te verkondigen dat er wat haar betreft en zonder enige twijfel gezonde voedingsmiddelen bestaan met een hoge voedingswaarde en "rommel" die zeer calorierijk is. En dat het de eerste voedingsmiddelen zijn, met name groente en fruit - waarvan de consumptie al sinds meer dan een decennium in een vrije val terecht is gekomen en waarvan men weet hoe belangrijk ze zijn voor de gezondheid - die het voorwerp zouden moeten vormen van stimulerende beleidsmaatregelen door de Europese Unie.

Wat betreft het gemeenschappelijke landbouwbeleid, maakt de rapporteur zich de talrijke kritieken eigen die geuit zijn over het gebrek aan doeltreffendheid ervan. In de huidige vorm heeft het gemeenschappelijke landbouwbeleid zijn beste tijd gehad; er dient een radicale hervorming plaats te vinden en er dienen oplossingen te worden aangedragen voor de producenten van de verschillende producten, maar ook de consumenten, op zoek naar een gezonde en gevarieerde voeding die voldoet aan de voedingsdoelstellingen.

Toegepast op de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit adviseert de rapporteur een nieuw Europees beleid waarvan een van de hoofddoelen bestaat uit de stimulering van de consumptie van dit soort voedingsmiddelen met een grote voedingswaarde. Bovendien is zij ervan overtuigd dat een stimulerend beleid (prijsverlaging, belastingvermindering, andere soorten subsidie) te verkiezen is boven een systeem dat berust op de hogere belasting van calorierijke producten ("fat tax") dat uiteindelijk vooral de armste Europese huishoudens zou benadelen.

Aldus invloed uitoefenen op diverse communautaire beleidslijnen door daartussen synergieën te scheppen is volgens de rapporteur voor Europa het meest directe middel, en misschien ook het moeilijkste middel gezien de vele spelers in het spel, om zijn meerwaarde in de strijd te gooien voor de verandering van de voedingsgewoonten en de manier van leven in het algemeen.

Deze methode, die betrekking heeft op meerdere sectoren, ligt in de rechte lijn van de boodschap die is afgegeven door de Raad in haar resolutie van 14 december 2000 die onder punt 12 onderstreept: "dat vele communautaire beleidsmaatregelen, met name op het gebied van volksgezondheid, landbouw, visserij, onderzoek, vervoer, consumentenbescherming en interne markt, een zodanige invloed hebben dat die nationale beleidsmaatregelen op het gebied van de voeding slechts ten volle effectief kunnen zijn, indien bij de vaststelling en uitvoering van de betrokken communautaire beleidsmaatregelen rekening wordt gehouden met het aspect gezonde voeding".

Daarom zijn talrijke concrete voorstellen geformuleerd en betreffen deze verschillende beleidsmaatregelen waarmee de Europese Unie kan optreden. Bijvoorbeeld:

-          in het kader van het 7e kaderprogramma van onderzoek en ontwikkeling is het belangrijk financieringen te voorzien in het kader van het traditionele gedeelte van de voeding, de landbouw en de biotechnologie, maar dient ook het onderzoek naar andere factoren te worden begunstigd en dienen dus gemeenschappelijke projecten met diverse disciplines gefinancierd te worden (sociaaleconomisch, gezondheid)

-     op het gebied van het audiovisuele beleid en de bescherming van de consumenten: de rapporteur stelt voor een "gentleman's agreement" in te voeren tussen de Commissie en de industrieën van de Europese media volgens welke het voor producties bestemd voor kinderen op verschillende mediadragers: televisie, bioscoop, internet en videospelletjes, verplicht is gezondheids- en ludieke vermeldingen aan te geven die bedoeld zijn om de Europese jeugd zich ervan bewust te maken hoe belangrijk het is sport te beoefenen en groente en fruit te eten om gezond te blijven;

-          op het terrein van het onderwijs en sport: de Commissie beschikt over de middelen, in samenwerking met de bevoegde ministeries in de lidstaten of de regio's, om programma's "Sport op school" in de "test"-instellingen te starten en aan het begin van het jaar de leerlingen van iedere geselecteerde school een sporttas met het EU-logo te geven met daarin de minimumuitrusting (schoenen, korte broek, T-shirt);

-          in het kader van de structuurfondsen: de economische en sociale cohesie van de Unie is een belangrijk doel van het opbouwen van Europa. Aangezien obesitas de overhand heeft in de meest kansarme lagen van de bevolking, is het essentieel om de bevordering van een gezonde levenswijze voor de bevolkingsgroepen in de stad en op het platteland te integreren in het kader van het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), zoals vastgesteld voor de nieuwe periode 2007-2013.

Kortom, de strijd tegen obesitas is nog maar net begonnen, en dient een politieke prioriteit te worden voor alle lidstaten en ook en vooral voor Europa. De Unie heeft een troefkaart te spelen om de communautaire beleidslijnen aan te passen aan de dagelijkse beslommeringen van de burgers op het gebied van de gezondheid en de kwaliteit van leven in het algemeen.

Onderkend dient te worden dat een goede voeding een leefgewoonte is die voor de verbetering van de gezondheid net zo belangrijk is als lichaamsbeweging en niet roken.

ADVIES van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (15.11.2006)

aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

inzake het bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten
(2006/2231(INI))

Rapporteur voor advies: Anna Hedh

SUGGESTIES

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A.  overwegende dat jonge meisjes vaker dan jongens de neiging hebben ontevreden te zijn met hun uiterlijk, waardoor eetstoornissen kunnen optreden zoals anorexia en boulimie,

B.   overwegende dat een groot aantal factoren, zoals eisen in verband met het werk en taken in het huishouden, het in toenemende mate moeilijk maken om lichaamsbeweging te integreren in een dagelijks schema,

C.  overwegende dat sport een belangrijk element is in het natuurlijke proces van socialisatie en door zijn educatieve rol positieve waarden en persoonlijke ontwikkeling bevordert,

D.  overwegende dat zwangerschap en menopauze twee kritieke stadia zijn voor het ontwikkelen van overgewicht bij vrouwen en overwegende dat de nationale gezondheidsinstanties niet adequaat inspelen op deze belangrijke mijlpalen in het leven van vrouwen, met name bij het geven van voedingsadviezen,

E.   overwegende dat het aan overgewicht gerelateerde sterftecijfer voor vrouwen lager is en dat vrouwen veel vaker te kampen hebben met aan ziekte en gezondheid gerelateerde problemen die bepalend zijn voor de levenskwaliteit, en overwegende dat vrouwen dus meer te lijden hebben van de gevolgen van obesitas en een lagere tolerantie hebben, zowel fysiek als emotioneel, dan mannen voor de fysieke achteruitgang die het gevolg is van obesitas,

F.   overwegende dat het voor veel groepen vrouwen, vooral vrouwen die te kampen hebben met armoede, een complexe aangelegenheid is om zich een gezondere levenswijze eigen te maken;

1.   spoort de Commissie aan haar seksespecifieke aanpak ten aanzien van obesitas en aan gewicht gerelateerde aandoeningen, voeding en lichaamsbeweging verder te ontwikkelen, met name waar het gaat om het verzamelen van gegevens, het verspreiden van beste praktijken en het opzetten van communautaire communicatiestrategieën;

2.   wijst erop dat scholen plaatsen zijn waar het gedrag van kinderen en jongeren op een positieve manier kan worden beïnvloed; onderstreept dat het serveren van vers bereide maaltijden, bij voorkeur van bio- of regionale producten, in schoolkantines moet worden gestimuleerd;

3.   roept de lidstaten op om voeding en lichaamsbeweging als verplicht dagelijks thema op te nemen in de onderwijsprogramma’s van de basisschool en huishoudkunde in de onderwijsprogramma’s van de middelbare school; roept de Commissie op om de uitwisseling van beste praktijken op dit gebied binnen de Europese onderwijs­programma’s te stimuleren;

4.   onderstreept dat scholen een belangrijke rol spelen bij het beïnvloeden van de levensstijl van kinderen en jonge volwassenen; adviseert dat consumentenvoorlichting, voeding en lichaamsbeweging worden opgenomen in het onderwijsprogramma en dat alle studenten aan deze activiteiten deelnemen;

5.   roept de lidstaten op tot het bevorderen van bewustmakingscampagnes, die individuele personen aanmoedigen, motiveren en in staat stellen om af te vallen door een betere voeding en lichaamsbeweging;

6.   adviseert de lidstaten om bij het ontwikkelen van hun nationale gezondheidsstrategieën de mogelijkheid in overweging te nemen lichaamsbeweging voor te schrijven aan patiënten bij wijze van preventieve maatregel, die hen moet helpen de met obesitas gepaard gaande gezondheidsproblemen het hoofd te bieden, of als maatregel om het gewicht onder controle te houden of gewicht te verliezen; roept de Commissie op om de uitwisseling van beste praktijken op dit gebied binnen de lidstaten te stimuleren;

7.   roept de lidstaten, regionale en lokale autoriteiten en sportverenigingen op tot het stimuleren, ondersteunen en bieden van voor iedereen toegankelijke lichaamsbeweging en sportactiviteiten en om ervoor te zorgen dat het aanbod en de toegang tot de sportinfrastructuur en sportactiviteiten voor meisjes en vrouwen gelijkwaardig zijn aan die voor mannen, rekening houdend met de verschillende voorkeuren van vrouwen en mannen;

8.   roept de lidstaten en werkgevers op om hun werknemers, met name werkende vrouwen met monotone taken die kunnen leiden tot chronische ziektes, te stimuleren deel te nemen aan lichamelijke activiteiten om fit te blijven;

9.   roept de lidstaten op om werknemers in de gezondheidszorg meer bewust te maken van gewichtsgerelateerde ziektes en aandoeningen, inclusief hun psychische en/of fysiologische oorzaken, teneinde de kwaliteit van de aan patiënten gegeven behandeling te verbeteren;

10. spoort de lidstaten en de Commissie aan om het publiek bewust te maken van de voordelen van een gezond dieet en regelmatige lichaamsbeweging en van de potentiële gezondheidsrisico’s van een zittend leven;

11. benadrukt de rol die de media spelen bij het overbrengen van eetgewoonten; spoort de lidstaten aan om samen te werken met de media voor het bevorderen van gezondere voeding;

12. spoort sociale partners en werkgevers aan een werkomgeving te creëren, die het praktiseren van lichaamsbeweging mogelijk maakt, waardoor het niveau van de productiviteit stijgt;

13. roept alle sectoren in de voedingsmiddelen- en voedingsindustrie – "van de grond tot de mond" – op om deel te nemen aan het permanente debat en hun verantwoordelijkheid te nemen bij de tenuitvoerlegging van de beslissingen die hieruit zullen voortvloeien, met name waar het gaat om seksespecifieke gezondheidsontwikkeling en ‑onderzoek en voedingsinformatie.

PROCEDURE

Titel

Het bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten

Procedurenummer

2006/2231(INI)

Commissie ten principale

FEMM
28.9.2006

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

 

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Anna Hedh
12.9.2006

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

19.10.2006

13.11.20006

 

 

 

Datum goedkeuring

13.11.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

23
-
-

Bij de eindstemming aanwezige leden

Edit Bauer, Hiltrud Breyer, Maria Carlshamre, Ilda Figueiredo, Věra Flasarová, Lívia Járóka, Piia-Noora Kauppi, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Siiri Oviir, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Marie-Line Reynaud, Teresa Riera Madurell, Raül Romeva i Rueda, Amalia Sartori, Eva-Britt Svensson, Anne Van Lancker, Corien Wortmann-Kool, Anna Záborská

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Anna Hedh,, Zita Pleštinská.

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Albert Deß, Viktória Mohácsi

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

PROCEDURE

Titel

Bevorderen van gezonde voeding en lichaamsbeweging: een Europese dimensie voor de preventie van overgewicht, obesitas en chronische ziekten

Procedurenummer

2006/2231(INI)

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking toestemming

ENVI
28.9.2006

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

EMPL
28.9.2006

IMCO
28.9.2006

FEMM
12.10.2006

 

 

Geen advies
  Datum besluit

EMPL
18.1.2006

IMCO
4.10.2006

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Frédérique Ries
29.11.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

3.10.2006

27.11.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

27.11.2006

Uitslag eindstemming

+                            42
-  5
0  0

 

Bij de eindstemming aanwezige leden

Adamos Adamou, Georgs Andrejevs, Irena Belohorská, Johannes Blokland, John Bowis, Frieda Brepoels, Martin Callanan, Dorette Corbey, Chris Davies, Mojca Drčar Murko, Edite Estrela, Jill Evans, Anne Ferreira, Karl-Heinz Florenz, Matthias Groote, Françoise Grossetête, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Gyula Hegyi, Jens Holm, Dan Jørgensen, Christa Klaß, Marie-Noëlle Lienemann, Jules Maaten, Linda McAvan, Roberto Musacchio, Riitta Myller, Péter Olajos, Miroslav Ouzký, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Guido Sacconi, Karin Scheele, Richard Seeber, Kathy Sinnott, Bogusław Sonik, Antonios Trakatellis, Marcello Vernola, Anja Weisgerber

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Margrete Auken, Pilar Ayuso, Philip Bushill-Matthews, Christofer Fjellner, Kartika Tamara Liotard, Miroslav Mikolášik, Ria Oomen-Ruijten, Alojz Peterle

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Datum indiening

6.12.2006

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)