AANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid
11.12.2006 - (10351/1/2006 – C6‑0314/2006 – 2005/0017(COD)) - ***II
Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid
Rapporteurs: Lissy Gröner en Amalia Sartori
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid
(10351/1/2006 – C6‑0314/2006 – 2005/0017(COD))
(Medebeslissingsprocedure: tweede lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (10351/1/2006 – C6‑0314/2006),
– gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt[1] inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0081[2],
– gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2006)0209),
– gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,
– gelet op artikel 62 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6‑0455/2006),
1. hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Gemeenschappelijk standpunt van de Raad | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Overweging 15 bis (nieuw) | |
|
(15 bis) om te zorgen voor het noodzakelijke evenwicht tussen de lidstaten en de continuïteit van de leden van de Raad van bestuur, worden de vertegenwoordigers van de Raad voor elke mandaatperiode benoemd in de volgorde van de roulering van het voorzitterschap van de Raad, en wel met ingang van 2007. |
Amendement 2 Artikel 3, lid 1, letter f) | |
f) organiseert het een jaarlijkse bijeenkomst van deskundigen van bevoegde instanties die gespecialiseerd zijn in gendergelijkheidszaken in de lidstaten; |
schrappen |
Amendement 3 Artikel 9, letter b) | |
b) een dagelijks bestuur; |
b) een deskundigenforum; |
Amendement 4 Artikel 10, lid 1, letter a) | |
a) per lidstaat één lid dat de regering van die lidstaat vertegenwoordigt en op voordracht van de lidstaat door de Raad wordt benoemd; |
a) achttien vertegenwoordigers, die op voordracht van elke betrokken lidstaat door de Raad worden benoemd; |
Amendement 5 Artikel 10, lid 1, letter b) | |
b) drie leden die de Commissie vertegenwoordigen en door de Commissie worden benoemd; |
b) één lid dat de Commissie vertegenwoordigt en door de Commissie wordt benoemd; |
Amendement 6 Artikel 10, lid 1, letter c) | |
c) drie leden zonder stemrecht die op basis van een voorstel van de Commissie door de Raad worden benoemd en die ieder één van de volgende groepen vertegenwoordigen: |
schrappen |
(i) een passende niet-gouvernementele organisatie op communautair niveau die een legitiem belang heeft bij het helpen bestrijden van discriminatie op grond van geslacht en het bevorderen van gendergelijkheid; |
|
(ii) werkgeversorganisaties op communautair niveau; en |
|
(iii) werknemersorganisaties op communautair niveau. |
|
Amendement 7 Artikel 10, lid 3 | |
3. De ambtstermijn bedraagt vijf jaar en kan eenmalig worden verlengd. |
3. De ambtstermijn bedraagt drie jaar. Gedurende hun ambtsperiode vertegenwoordigen de door de Raad benoemde leden telkens achttien lidstaten in volgorde van het rouleringssysteem voor het Raadsvoorzitterschap, waarbij één lid door elke betrokken lidstaat benoemd wordt. |
Amendement 8 Artikel 10, lid 4 | |
4. De raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter voor een periode van tweeënhalf jaar, die kan worden verlengd. |
4. De raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter voor een periode van drie jaar. |
Amendement 9 Artikel 10, lid 10 | |
10. De raad van bestuur stelt een dagelijks bestuur in, dat uit zes leden bestaat, zoals bepaald in artikel 11. |
schrappen |
Amendement 10 Artikel 10 bis (nieuw) | |
|
Artikel 10 bis |
|
Deskundigenforum |
|
1. Het Deskundigenforum bestaat uit medewerkers van bevoegde instanties die gespecialiseerd zijn in gendergelijkheidszaken, waaronder vertegenwoordigers die worden aangewezen door de lidstaten (één per lidstaat), twee leden die door het Europees Parlement worden benoemd en die organisaties vertegenwoordigen welke gespecialiseerd zijn in gendergelijkheidszaken, alsmede drie leden die door de Commissie worden benoemd en de belanghebbenden op Europees niveau vertegenwoordigen, met telkens één vertegenwoordiger van: |
|
(i) een passende niet-gouvernementele organisatie op communautair niveau die een legitiem belang heeft bij het helpen bestrijden van discriminatie op grond van geslacht en het bevorderen van gendergelijkheid; |
|
(ii) de werkgeversorganisaties op communautair niveau; en |
|
(iii) de werknemersorganisaties op communautair niveau. |
|
De lidstaten en de Commissie streven naar een evenwichtige deelname van vrouwen en mannen in het deskundigenforum. |
|
De vertegenwoordigers kunnen zich laten vervangen door gelijktijdig benoemde plaatsvervangers |
|
2. De leden van het deskundigenforum mogen geen lid van de raad van bestuur zijn. |
|
3. Het deskundigenforum helpt de directeur het hoge niveau en de onafhankelijkheid van de werkzaamheden van het Instituut te waarborgen. |
|
4. Het deskundigenforum vormt een instantie voor de uitwisseling van informatie over gendergelijkheidskwesties en voor een bundeling van kennis. Het zorgt voor nauwe samenwerking tussen het Instituut en de bevoegde organen in de lidstaten. |
|
5. Het deskundigenforum wordt voorgezeten door de directeur of, indien deze afwezig is, door een vervanger afkomstig van het Instituut. Het komt geregeld, ten minste eenmaal per jaar, bijeen, hetzij op uitnodiging van de directeur, hetzij op verzoek van ten minste een derde van de leden. De werkwijze van het deskundigenforum wordt vastgelegd in het huishoudelijk reglement van het Instituut en openbaar gemaakt. |
|
6. Vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie nemen deel aan de werkzaamheden van het deskundigenforum. |
|
7. Het Instituut verschaft het deskundigenforum de nodige technische en logistieke ondersteuning en verzorgt het secretariaat van de vergaderingen. |
|
8. De directeur kan deskundigen of vertegenwoordigers van relevante economische sectoren, werkgevers, vakbonden, beroeps- of wetenschappelijke organisaties, dan wel niet-gouvernementele organisaties met een bewezen ervaring in disciplines die verband houden met de werkzaamheden van het Instituut, uitnodigen om aan specifieke taken mee te werken en deel te nemen aan de relevante activiteiten van het deskundigenforum. |
Amendement 11 Artikel 11 | |
Artikel 11 |
schrappen |
Dagelijks bestuur |
|
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en de vice-voorzitter van de raad van bestuur, drie leden van de Raad van bestuur die de lidstaten vertegenwoordigen en een vertegenwoordiger van de Commissie. |
|
De ambtstermijn bedraagt tweeënhalf jaar en kan worden verlengd. |
|
De leden van het dagelijks bestuur worden door de raad van bestuur benoemd om het dagelijks bestuur toe te rusten met de ruime deskundigheid die zijn functioneren vereist. |
|
2. Onverminderd de verantwoordelijkheden van de directeur, zoals beschreven in artikel 12, ziet het dagelijks bestuur toe op de uitvoering van de besluiten van de raad van bestuur en neemt het in de tijd tussen twee vergaderingen van de raad van bestuur alle voor het behoorlijk bestuur van het Instituut noodzakelijke administratieve maatregelen. |
|
3. De besluiten van het dagelijks bestuur worden bij consensus genomen. Indien geen consensus kan worden bereikt, legt het dagelijks bestuur de zaak met het oog op een besluit aan de raad van bestuur voor. |
|
4. Het dagelijks bestuur stelt de raad van bestuur regelmatig en volledig op de hoogte van zijn activiteiten en besluiten. |
|
Amendement 12 Artikel 12, lid 1 | |
1. Het Instituut staat onder leiding van een directeur die op voorstel van de Commissie door de raad van bestuur wordt aangesteld. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring tegenover de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden. |
1. Het Instituut staat onder leiding van een directeur die op basis van een lijst van door de Commissie voorgestelde kandidaten door de raad van bestuur wordt aangesteld, na een open vergelijkend onderzoek, na publicatie van een oproep tot kennisgeving van belangstelling in het Publicatieblad van de Europese Unie. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring tegenover de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden. |
Amendement 13 Artikel 12, lid 3, letter c) | |
c) de voorbereiding van de vergaderingen van de raad van bestuur en het dagelijks bestuur; |
c) de voorbereiding van de vergaderingen van de raad van bestuur en het deskundigenforum; |
Amendement 14 Artikel 20, lid 1 | |
1. Uiterlijk …* geeft het Instituut opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van zijn functioneren op basis van de door de raad van bestuur in overleg met de Commissie vastgestelde richtsnoeren. Bij de evaluatie wordt bezien in hoeverre het Instituut heeft bijgedragen tot de bevordering van gendergelijkheid en wordt een analyse gemaakt van de effecten van de bereikte synergie. Hierbij wordt met name gekeken of het nodig is de taken van het Instituut aan te passen of uit te breiden, en wat de financiële gevolgen van een dergelijke taakwijziging of -uitbreiding zouden zijn. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de opvattingen van de belanghebbenden op zowel communautair als nationaal niveau. |
1. Uiterlijk …* geeft het Instituut opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van zijn functioneren op basis van de door de raad van bestuur in overleg met de Commissie vastgestelde richtsnoeren. Bij de evaluatie wordt bezien in hoeverre het Instituut heeft bijgedragen tot de bevordering van gendergelijkheid en wordt een analyse gemaakt van de effecten van de bereikte synergie. Hierbij wordt met name gekeken of het nodig is de taken van het Instituut aan te passen of uit te breiden, en wat de financiële gevolgen van een dergelijke taakwijziging of -uitbreiding van de taken zouden zijn. Bij deze evaluatie moet ook worden onderzocht of de bestuursstructuur is afgestemd op de uitvoering van de taken van het Instituut. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de opvattingen van de belanghebbenden op zowel communautair als nationaal niveau. |
Amendement 15 Artikel 21 | |
De raad van bestuur bestudeert de conclusies van de in het vorige artikel genoemde evaluatie en doet de Commissie waar nodig aanbevelingen voor veranderingen in het Instituut, zijn werkmethoden en zijn opdracht. De Commissie zendt het evaluatieverslag en de aanbevelingen toe aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en maakt ze openbaar. Na bestudering van het evaluatieverslag en de aanbevelingen kan de Commissie voorstellen voor wijzigingen van deze verordening voorleggen indien zij die nodig acht. |
De raad van bestuur bestudeert de conclusies van de in het vorige artikel genoemde evaluatie en doet de Commissie waar nodig aanbevelingen voor veranderingen in het Instituut, zijn werkmethoden en zijn opdracht. De Commissie zendt het evaluatieverslag en de aanbevelingen toe aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en maakt ze openbaar. Na bestudering van het evaluatieverslag en de aanbevelingen kan de Commissie voorstellen in verband met deze verordening voorleggen indien zij die nodig acht. |
- [1] Aangenomen teksten van 14.3.2006, P6_TA(2006)0074.
- [2] Nog niet in het PB gepubliceerd.
TOELICHTING
Voorgeschiedenis
Op 14 maart 2006 bepaalde het Parlement in eerste lezing zijn standpunt over het op 8 maart 2005 gepubliceerde voorstel van de Commissie en stelde daarbij 50 amendementen voor.
Op 21 september 2006 stelde de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt vast waarbij hij met 35 van de door het Parlement voorgestelde amendementen overnam.
Omdat alle drie instellingen herhaaldelijk de wens hebben geuit om het Instituut zo spoedig mogelijk in 2007 zijn activiteiten te laten beginnen, hebben het Voorzitterschap van de Raad en de co-rapporteurs, met ondersteuning van de Commissie, onderhandeld over een reeks amendementen om een spoedig akkoord in tweede lezing mogelijk te maken.
Op 16 november 2006 wisten het Raadsvoorzitterschap, met een mandaat van COREPER, en de co-rapporteurs, aan de hand van een gezamenlijke politieke lijn, in een informele triloog een algemeen akkoord te bereiken, waarbij ook 13 amendementen op het gemeenschappelijk standpunt werden goedgekeurd.
Overeenkomst
De discussie spitste zich voornamelijk toe op de volgende drie onderwerpen:
- Samenstelling van de Raad van bestuur
In eerste lezing gaf het Parlement de voorkeur aan een kleine Raad van bestuur bestaande uit in totaal 13 leden.
De Raad koos in zijn gemeenschappelijk standpunt voor een representatieve Raad van bestuur, bestaande uit één vertegenwoordiger per lidstaat, drie vertegenwoordigers van de Commissie en drie vertegenwoordigers van de sociale partners. Deze omvangrijke Raad van bestuur zou moeten worden bijgestaan door een dagelijks bestuur, bestaande uit zes leden.
Het bereikte akkoord voorziet in een Raad van bestuur van middelgrote omvang, bestaande uit 18 door de Raad benoemde leden (volgens een roulerend systeem) en uit een vertegenwoordiger van de Commissie.
Het idee van een dagelijks bestuur, zoals in het gemeenschappelijk standpunt voorzien, kwam hierbij te vervallen.
- Herinvoering van het deskundigenforum
Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad voorzag niet in de oprichting van een adviesforum samengesteld uit deskundigen op het gebied van gendergelijkheid, zoals dat door de Commissie en het Parlement werd gewenst.
De Raad heeft zijn standpunt herzien en ermee ingestemd dat het dagelijks bestuur van de Raad van bestuur vervangen wordt door een deskundigenforum, samengesteld uit één vertegenwoordiger per lidstaat, plus twee vertegenwoordigers benoemd door het Parlement en drie vertegenwoordigers voor de sociale partners.
De voornaamste taak van het forum zal zijn de directeur te ondersteunen bij de planning van de activiteiten van het instituut.
- Benoeming van de directeur
In zijn standpunt in eerste lezing verlangde het Parlement een stem in de benoeming van de directeur, die volgens een open en transparante procedure diende te geschieden.
In het gemeenschappelijk standpunt werd dit verlangen niet gehonoreerd en werd de benoeming overgelaten aan de Raad van bestuur en de Commissie. Uiteindelijk werd het volgende compromis bereikt: een open en transparante procedure, waarbij de geselecteerde kandidaat voor de bevoegde commissie(s) van het Parlement moet verschijnen om de door de commissieleden gestelde vragen te beantwoorden.
Andere kwesties
Het compromis omvat twee technische amendementen op de artikelen inzake evaluatie en herziening (artikelen 20 en 21); deze beogen de procedures te verduidelijken en het initiatiefrecht van de Commissie te respecteren.
Er is een gezamenlijke verklaring van de Raad, het Parlement en de Commissie als bijlage bij onderhavige aanbeveling gevoegd, waarin wordt toegelicht dat het tussen Raad en Parlement bereikte akkoord is ingegeven door de specifieke aard van het Instituut en daarom niet mag worden beschouwd als een precedent voor eventuele toekomstige agentschappen.
PROCEDURE
Titel |
Gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid |
|||||||
Document- en procedurenummers |
10351/1/2006 - C6‑0314/2006 – 2005/0017(COD) |
|||||||
Datum eerste lezing EP – P-nummer |
14.03.2006 |
|||||||
Voorstel van de Commissie |
COM(2005)0081 - C6-0083/2005 |
|||||||
Gewijzigd voorstel van de Commissie |
||||||||
Datum bekendmaking ontvangst gemeenschappelijk standpunt |
28.9.2006 |
|||||||
Commissie ten principale |
FEMM |
|||||||
Rapporteur(s) |
Lissy Gröner, Amalia Sartori, |
|||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
|||||||
Behandeling in de commissie |
28.11.2006 |
11.12.2006 |
|
|
|
|||
Datum goedkeuring |
11.12.2006 |
|||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
15 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Edit Bauer, Ilda Figueiredo, Věra Flasarová, Claire Gibault, Lissy Gröner, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Pia Elda Locatelli, Siiri Oviir, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Teresa Riera Madurell, Eva-Britt Svensson, Corien Wortmann-Kool, Anna Záborská |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
|
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Cristina Gutiérrez-Cortines, Justas Vincas Paleckis |
|||||||
Datum indiening |
11.12.2006 |
|||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... |
|||||||