Verslag - A6-0468/2006Verslag
A6-0468/2006

VERSLAG over de totstandbrenging van de euromediterrane vrijhandelszone

20.12.2006 - (2006/2173(INI))

Commissie internationale handel
Rapporteur: Kader Arif


Procedure : 2006/2173(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0468/2006
Ingediende teksten :
A6-0468/2006
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over de totstandbrenging van de euromediterrane vrijhandelszone

(2006/2173(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de Verklaring van Barcelona die werd goedgekeurd op de euromediterrane conferentie van 28 november 1995 waardoor een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie (EU) en de landen van het zuidelijk en oostelijk Middellandse-Zeegebied (ZOM-landen), en het werkprogramma dat op die conferentie is aangenomen,

–   onder verwijzing naar zijn ontwerpresolutie van 27 oktober 2005 over een terugblik op het proces van Barcelona[1],

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, getiteld "De tiende verjaardag van het euromediterrane partnerschap: Een werkprogramma om de uitdagingen van de komende vijf jaar het hoofd te bieden" (COM(2005)0139), en de bijlagen daarbij van 14 april 2005 (SEC(2005)0482 en SEC(2005)0483),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 11 maart 2003, getiteld "De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden" (COM(2003)0104), haar Strategiedocument voor het Europese nabuurschapsbeleid (COM(2004)0373), haar voorstel voor een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (COM(2004)0628), haar mededeling aan de Raad van 9 december 2004 over actieplannen in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid (COM(2004)0795), en de actieplannen voor Israël, Jordanië, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Tunesië en Libanon,

–   gezien de conclusies van de sedert de lancering van het proces van Barcelona gehouden euromediterrane ministerconferenties en sectorale ministerconferenties en met name de conclusies van de zevende euromediterrane conferentie van ministers van Buitenlandse Zaken van 30 en 31 mei 2005 in Luxemburg,

–   gezien de euromediterrane associatieovereenkomsten tussen de EG en haar lidstaten en Tunesië[2], Israël[3], Marokko[4], Jordanië[5], Egypte[6], Libanon[7] en Algerije[8] en de Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de PLO (ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit)[9]; gezien Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de instelling van de definitieve fase van de douane-unie (96/142/EG)[10],

–   gezien de vrijhandelsovereenkomst, ook Overeenkomst van Agadir genoemd, ondertekend op 25 februari 2004 door Jordanië, Egypte, Tunesië en Marokko,

–   gezien het in juni 2004 door de Europese Raad vastgestelde Strategisch Partnerschap voor het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten,

–   gezien het regionalestrategiedocument van het MEDA euromediterraan partnerschap 2002-2006 en het indicatief regionaal programma 2005-2006 ,

–   gezien de duurzaamheidseffectstudie betreffende de euromediterrane vrijhandelszone, uitgevoerd door het instituut voor ontwikkelingsbeleid en -beheer van de Universiteit van Manchester,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 november 1995 over de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en de landen van het Middellandse-Zeebekken[11],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 30 maart 2000 over het mediterrane beleid[12],

–   gezien de conclusies en de aanbevelingen (met inbegrip van het vijfjarige werkprogramma, uitgewerkt door de Commissie) van de Top van Barcelona van 27 en 28 november 2005,

–   onder verwijzing naar de resolutie van 11 mei 2006 van de Commissie economische zaken, financiën, sociale zaken en onderwijs van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering over de voorwaarden voor omvorming van de euromediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit in een euromediterrane ontwikkelingsbank,

–   gezien de werkzaamheden van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering,

–   gezien zijn standpunt van 14 december 2004 over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Euromediterrane partnerschap (MEDA) (gecodificeerde versie)[13],

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A6‑0468/2006),

A. overwegende dat de conferentie van Barcelona van 27 en 28 november 1995 een ambitieus en uniek project heeft voortgebracht: het scheppen van nieuwe en nauwere politieke, economische, sociale en culturele banden tussen het noorden en het zuiden van het Middellandse-Zeegebied; overwegende dat dit project weliswaar heeft gezorgd voor aanzienlijke voortgang in de regio maar nog lang niet voltooid is,

B.  overwegende dat de politieke omstandigheden (de Akkoorden van Oslo) die de lancering van het proces van Barcelona in de hand hebben gewerkt, inmiddels echter radicaal veranderd zijn en dat de kansen op een op compromissen berustende vrede in het Midden-Oosten onzekerder dan ooit zijn,

C. overwegende dat de Europese Unie en de lidstaten belang hebben bij de ontwikkeling van de euromediterrane regio in een geïntegreerde economische en maatschappelijke ruimte die beide partijen tot voordeel strekt,

D. overwegende dat de forse bevolkingsaangroei in de ZOM-landen én economische én sociale beleidsmaatregelen en acties vereist die geen verder uitstel meer dulden,

E.  overwegende dat het in het gemeenschappelijk belang van de ZOM-landen en de EU is dat de werkloosheid in de regio wordt teruggedrongen en dat de bevolking, en in het bijzonder de jongeren en de plattelandsbevolking, vooruitzichten op een menswaardig bestaan worden geboden, en dat tussen 2000 en 2015 35 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen moeten worden gecreëerd om het werkloosheidspercentage op het huidige niveau te houden,

F.  overwegende dat de economieën van de ZOM-landen sterk afhankelijk zijn van buitenlandse handel en dat de totale export en import ongeveer tweederde van hun BNP bedraagt; overwegende dat een aanzienlijk deel van deze handelsstromen naar de EU gaat, terwijl deze stromen slechts 4% van de communautaire externe handel uitmaken, dat diversifiëring in de exportstructuren van de ZOM-landen zeer beperkt is en dat deze landen gespecialiseerd blijven in sectoren die weinig groeimogelijkheden bieden,

G. overwegende dat de ZOM-landen ten opzichte van andere economische gebieden, met name de landen in Zuidoost-Azië, veel hebben ingeleverd wat betreft relatieve concurrentie, industriële ontwikkeling en socialeontwikkelingsperspectieven; dat het aandeel van de ZOM-landen in de wereldhandel sinds 1980 ondanks een gestage economische groei fors is gedaald; dat de EU en het nabuurschapsbeleid moeten inspelen op deze ontwikkeling, vooral in het licht van de gevolgen voor de maatschappelijke en politieke stabiliteit aan haar buitengrenzen,

H. overwegende dat de structuur van de handelsbetrekkingen tussen de EU en de ZOM-landen sinds het begin van het proces van Barcelona zeer weinig is geëvolueerd en dat de ondertekening van de associatieovereenkomsten nog niet alle verwachte resultaten heeft opgeleverd,

I.   overwegende dat een vrijhandelszone nodig is om armoede uit de wereld te helpen, volledige werkgelegenheid te creëren, de democratie te versterken en duurzame ontwikkeling te bevorderen; dat deze vrijhandelszone moet zijn gestoeld op doelgerichte, evenwichtige regels waarmee de ZOM-landen beter aan de internationale handel kunnen deelnemen, dat deze hun economische diversifiëring moet waarborgen, de uitdagingen van de globalisering moet aangaan en een gelijke verdeling van de voordelen van deze globalisering moet bewerkstelligen,

J.   overwegende dat meer economische samenwerking in de euromediterrane regio ook gunstige perspectieven biedt voor de economieën in de lidstaten in Zuid-Europa en deze landen zo een sterkere rol kunnen spelen op de gemeenschappelijke markt van de EU,

K. overwegende dat de twee zijden van de Middellandse Zee nog steeds gekenmerkt worden door een opvallende economische, sociale en demografische asymmetrie en dat tussen de ZOM-landen onderling aanzienlijke ontwikkelingsverschillen bestaan,

L.  overwegende dat de aanhoudende politieke en economische fragmentatie in de ZOM-landen en het ontbreken van een werkelijk integratieproces zeer negatief kunnen uitwerken op het programma van Barcelona, met name op de instelling van een vrijhandelszone, door toename van polarisatie in de handel en dus van afhankelijkheid van bepaalde ZOM-landen van de Europese markt,

M. overwegende dat de instelling van een vrijhandelszone op lange termijn globaal gezien positieve gevolgen kan hebben, maar dat op korte en middellange termijn negatieve gevolgen voor de EU-lidstaten aan de Middellandse Zee en voor de ZOM-landen niet uit te sluiten zijn,

N. overwegende dat het in het algemeen belang is dat doeltreffende begeleidende maatregelen worden genomen om de negatieve effecten van het aan de gang zijnde liberaliseringsproces voor alle regio's en alle betrokken landen te milderen en te compenseren,

O. overwegende dat de ZOM-landen in het licht van de steeds snellere ontwikkeling van onze maatschappijen door informatietechnologieën meer kwantitatieve en kwalitatieve maatregelen moeten treffen op het gebied van wetenschappelijk en technologisch onderzoek teneinde de technologische kloof te dichten die tussen de ZOM-landen en meer ontwikkelde landen gaapt, wat uiteindelijk moet leiden tot sterkere en duurzamere economische groei,

P.  overwegende dat de ZOM-landen opmerkelijke vooruitgang hebben geboekt op het gebied van basisonderwijs en het niveau van analfabetisme sterk hebben weten terug te dringen, dat in sommige landen van de regio desondanks echter nog zeer hoog is; dat toegang tot hoger en universitair onderwijs beperkt is tot een klein deel van de bevolking en dat het onderwijsstelsel niet altijd over de middelen beschikt om werknemers en technische managers op hoog niveau te scholen, zodat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt daadwerkelijk op elkaar aansluiten,

Q. overwegende dat de ZOM-landen naast het proces ter instelling van een vrijhandelszone met de Europese Unie de bestaande politieke en economische obstakels uit de weg dienen te ruimen die het integratieproces in de gehele regio vertragen, met het oog op een meer vruchtbare samenwerking tussen de EU en deze landen,

Het proces van Barcelona een nieuwe impuls geven

1.  betreurt dat de drie hoofddoelstellingen van Barcelona (vaststelling van een gemeenschappelijke ruimte voor vrede en stabiliteit; creëren van een zone van gedeelde welvaart door middel van een economisch partnerschap en het instellen van een vrijhandelszone; samenwerking op sociaal, cultureel en menselijk vlak met als doel de dialoog tussen de culturen in de regio te bevorderen) nog lang niet bereikt zijn;

2.  herinnert eraan dat het euromediterrane integratieproces slechts kans op slagen heeft en de ontwikkelingskloof tussen het noorden en het zuiden van de Middellandse Zee slechts kan worden gedempt als vorderingen worden gemaakt op het vlak van de drie pijlers tegelijk;

3.  wijst er met nadruk op dat versterking van het proces van Barcelona bijdraagt aan verspreiding van de waarden en het sociaal-economische model van Europa; herinnert eraan dat dit proces al eerder in gang is gezet en is geïnstitutionaliseerd, gezien andere, recentere regionale initiatieven; benadrukt dat dit initiatief bevorderlijk is voor stabiliteit en voor versterking van de dialoog;

4.  onderstreept dat het proces van Barcelona en de vrijhandelszone in het bijzonder alleen kans van slagen hebben als alle partners een krachtige en eensluidende wil aan de dag leggen en het maatschappelijk middenveld en de bevolking aan weerszijden van de Middellandse Zee meer hierbij worden betrokken;

5.  dringt aan op een duidelijker omschrijving van de doelstellingen van het Europese nabuurschapsbeleid, dat, zonder de landen van Oost-Europa te veronachtzamen, het proces van Barcelona niet mag afzwakken noch de bilaterale aanpak voortrekken ten nadele van een regionale multilaterale aanpak; is van oordeel dat de situatie kan worden verbeterd door het nabuurschapsinstrument doeltreffender in te zetten voor regionale projecten, zodat er daadwerkelijk een geïntegreerde regionale economische ruimte kan ontstaan; is van mening dat nauwere samenwerking met de meest geavanceerde partners, met inachtneming van hun politieke, culturele, religieuze en maatschappelijke eigenheid, moet worden bevorderd, maar dat daarbij de ZOM-landen nog steeds moeten worden beschouwd als een afzonderlijke entiteit;

6.  is van oordeel dat voortvarendheid moet betracht worden, maar dat, gezien de achterstand en de problemen, de datum van 2010 voor de instelling van de vrijhandelszone wellicht herzien zal moeten worden, om zo in te spelen op de talrijke structurele veranderingen die de wereldeconomie sinds 1995 heeft doorgemaakt en op de noodzaak van een voorzichtigere benadering van de vrije handel tussen ongelijke partners; roept de Commissie, de lidstaten van de EU en de ZOM-landen op het proces van Barcelona nieuw leven in te blazen door voorrang te verlenen aan de totstandbrenging van een waarachtige euromediterrane sociaal-economische ruimte waarin naast de economische aspecten meer aandacht uitgaat naar de sociale en milieuaspecten van het partnerschap;

7.  nodigt de ZOM-landen ertoe uit deze kans voor duurzame groei niet te missen, waarmee zij beter kunnen inspelen op de groeiende behoeften van hun burgers en op de noodzaak om doeltreffend het hoofd te bieden aan de uitdagingen die de globalisering met zich meebrengt;

8.  betreurt dat de technische en financiële bijstand door de EU, hoewel niet onbelangrijk, niet het niveau heeft bereikt van de doelstellingen en ambities van Barcelona, met name wat betreft de maatschappelijke en culturele hoofdstukken van de Verklaring van Barcelona en de steun aan lokale economieën;

9.  is van oordeel dat de vrijhandelszone slechts reële groeikansen voor de ZOM-landen inhoudt als zij in overleg en geleidelijk tot stand wordt gebracht, in een rationeel en voorspelbaar partnerschapskader dat aangepast is aan de sociale en economische situatie in de ZOM-landen, hetgeen de economische ontwikkeling en een diepgaandere regionale integratie in de hand werkt; benadrukt dat de partnerlanden een grotere rol moeten spelen en dat het partnerschap een stimulans vormt; wijst erop dat de toe-eigening van de doelstellingen van het partnerschap voor de weerszijden van de Middellandse Zee geldt; onderstreept dat de ZOM-landen het recht moeten krijgen om zelf het tempo van de openstelling van hun markten en hun nationale strategieën voor economische en sociale ontwikkeling te bepalen;

10. is van mening dat intensivering van de institutionele betrekkingen tussen de EU en de ZOM-landen belangrijk is voor het welslagen van het proces van Barcelona; pleit voor een veel groter aantal formele en informele ontmoetingen tussen Europese autoriteiten, de lidstaten, de ZOM-landen en de bevoegde lokale overheden; stuurt aan op deelname van de ZOM-landen als waarnemers aan de werkzaamheden van de agentschappen en gespecialiseerde Europese programma's met een gemeenschappelijk belang;

11. benadrukt het belang van regionale integratie van de ZOM-landen en van versterking van de zuid-zuidhandel; is verheugd over de ondertekening van het vrijhandelsakkoord van Agadir van 25 februari 2004 tussen Marokko, Tunesië, Egypte en Jordanië; acht dit een noodzakelijke stap voor de totstandbrenging van een echte vrijhandelszone en nodigt de andere landen in de regio uit zich bij het akkoord aan te sluiten; is echter van mening dat het proces van economische integratie moet worden verdiept en dat handelsbelemmeringen tussen deze landen snel uit de weg dienen te worden geruimd, zodat de mogelijkheden voor ontwikkeling van de zuid-zuidhandel volledig kunnen worden benut;

12. verzoekt de Europese Unie de kredieten voor technische en financiële bijstand aan de ZOM-landen te verhogen, in lijn met de ambitieuze doelstellingen van Barcelona en naar gelang de effectieve vooruitgang die in deze landen is geboekt ten aanzien van de mensenrechten, werknemersbescherming, milieubescherming, regionale integratie en van verbetering van de kwaliteit van lokale openbare dienstverlening en van onderwijs- en culturele diensten;

13. wijst erop dat de instelling van een economische vrijhandelszone in het Middellandse-Zeegebied niet los kan worden gezien van een politieke inspanning ter waarborging van de vrede, de democratisering, de naleving van de mensenrechten, de gendergelijkheid en de bevordering van de interculturele en de interreligieuze dialoog, alsook een voortdurende inspanning om ervoor te zorgen dat de politieke dialoog en het wederzijds vertrouwen tussen de partners daadwerkelijk bijdragen aan de vestiging van de democratie in de regio;

Handels- en douanebeleid

14. onderstreept dat de douanerechten nog een belangrijk deel van de belastinginkomsten van de ZOM-landen uitmaken; acht het dan ook noodzakelijk dat het tijdschema voor de verdere afbouw van deze rechten rekening houdt met de economische vooruitgang in de ZOM-landen en de tijd die nodig is voor de tenuitvoerlegging van billijke fiscale hervormingen ter compensatie van de daling van de douane-inkomsten;

15. verlangt dat de Commissie rekening houdt met een mogelijke afkalving van de tariefpreferenties die de ZOM-landen genieten als gevolg van de ondertekening van vrijhandelsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en bepaalde landen buiten de EU en de verbetering van het stelsel van algemene preferenties (SAP) voor ontwikkelingslanden en de toekenning van het systeem van oorsprongscumulatie aan bepaalde Aziatische landen die zeer sterke concurrenten zijn van de industrie in de ZOM-landen;

16. verzoekt de Commissie een schadevergoedingsprocedure in te stellen, in het kader van het proces van Barcelona en met inachtneming van de WTO-normen, om de eventuele negatieve gevolgen van deze tarifaire afkalving voor de ZOM-landen en voor de geplande instelling van de vrijhandelszone binnen de perken te houden;

17. vraagt de Commissie de partnerlanden niets te verzoeken wat verder reikt dan de WTO-eisen en de toetredingsonderhandelingen voor lidmaatschap van bepaalde euromediterrane partnerlanden van de WTO niet te beïnvloeden met buitensporige verzoeken in het kader van de onderhandelingen over de vrijhandelszone;

18. toont zich verheugd over de geboekte vooruitgang met het ''vergemakkelijken van het handelsverkeer", met name op het gebied van douane, door harmonisering en vereenvoudiging van douaneprocedures, automatisering en versnelling van procedures, vergroting van transparantie, gebruik van elektronische informatie- en betalingssystemen en opheffing van bepaalde niet-tarifaire belemmeringen die nu steeds vaker de plaats innemen van traditionele tariefbelemmeringen, vooral op het gebied van normalisering en certificering;

19. wijst er nogmaals op dat in het licht van de toegenomen internationale concurrentie een grotere politieke wil aan de dag moet worden gelegd om een belangrijkere sociaal-economische agenda op te stellen waarmee het concurrentievermogen van de kenniseconomie wordt verbeterd, groei, opleiding, innovatie en onderzoek worden gestimuleerd, nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd en welvaart wordt vergroot in een optiek van gezamenlijke ontwikkeling;

20. verzoekt de ZOM-landen een systeem voor sterkere samenwerking en stedenbanden in het leven te roepen ter ondersteuning van de hervorming van de administratieve omgeving en van aangelegenheden in het teken van goed bestuur;

21. onderstreept de noodzaak van intensivering en versterking van douanecontrole om op te treden tegen smokkel, vervalsing en piraterij van goederen, omdat deze praktijken niet alleen leiden tot inkomstenderving, maar ook grote risico's met zich meebrengen voor de gezondheid van de inwoners van de regio's in kwestie;

Duurzaamheidseffectbeoordeling betreffende de euromediterrane vrijhandelszone

22. is ingenomen met de publicatie van de tweede fase van de duurzaamheidseffectbeoordeling betreffende de euromediterrane vrijhandelszone, opgesteld door de Universiteit van Manchester; toont zich uitermate bezorgd over de conclusies van deze studie, waarin wordt gesteld dat een vrijhandelszone op korte en middellange termijn negatieve sociale gevolgen zal hebben en negatief zal uitwerken op het milieu; verzoekt de Commissie met klem in de toekomstige gesprekken over de tenuitvoerlegging van de vrijhandelszone rekening te houden met de aanbevelingen van deze studie, maar ook de onderhandelingen bij te sturen in de richting van de sociale cohesie en de duurzame ontwikkeling, waarvoor in de studie wordt gepleit;

23. wijst er voorts met nadruk op dat er een pilotsysteem voor het partnerschap moet worden ingesteld waarmee kan worden beoordeeld in hoeverre de beoogde doelstellingen met de getroffen maatregelen zijn bereikt; deze pilot zou kunnen worden vertaald in een instrument voor analyse en beoordeling dat specifiek is gericht op het Middellandse-Zeegebied;

24. vraagt alle deelnemers aan het euromediterrane partnerschap de resultaten van de genoemde duurzaamheidseffectbeoordeling van de vrijhandelszone op hoger en ministerieel niveau te bespreken en hieruit de conclusies te trekken voor de lopende onderhandelingen over de vrijhandelszone;

Financiële en technische bijstand

MEDA en Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI)

25. betreurt dat de EU er niet voor heeft weten zorgen dat de financiële middelen die zij beschikbaar heeft gesteld aangepast zijn aan de doelstellingen van het proces van Barcelona, hetgeen een van de oorzaken is van de achterstand bij de totstandbrenging van de vrijhandelszone;

26. constateert dat het programma MEDA II in de periode 2004-2006 goede resultaten heeft opgeleverd ten opzichte van MEDA I, in het bijzonder wat betreft de toegenomen absorptiecapaciteit die door de begunstigde landen aan de dag is gelegd en de flexibiliteit in de programmering en uitvoering van MEDA-projecten sinds 2000;

27. spreekt zijn tevredenheid uit over de instelling van het ENPI, dat zich met de financiële aspecten van het Europese nabuurschapsbeleid zal bezighouden, en over het voorstel van de Commissie om het krediet op te trekken tot 14 930 000 000 EUR om beter in te kunnen spelen op de behoeften van de in aanmerking komende landen, op voorwaarde dat het een waarachtig convergentie-instrument wordt en dat hierin steun wordt opgenomen ter compensatie van het verlies van douane-inkomsten van de euromediterrane partners evenals andere kosten die verband houden met de liberalisering van de markten;

28. acht het krediet van 11 181 000 000 EUR waartoe de Raad op 17 oktober 2006 heeft besloten, ontoereikend; eist dat bij de tussentijdse herziening van de financiële vooruitzichten in 2008-2009 hogere bedragen worden vrijgemaakt opdat de doelstellingen van het integratieproces kunnen worden verwezenlijkt;

29. hoopt dat dit financiële instrument meer effect zal sorteren door een groter belang toe te kennen aan een relevantere en doelgerichte programmering en aan deelname (toe-eigening) van partners en het maatschappelijk middenveld in alle fases van de projectcyclus; nodigt de regeringen van de ZOM-landen uit maatregelen te treffen waarmee communautaire middelen beter kunnen worden ingezet, met name middelen voor onderzoek, beroepsopleiding, versterking van de infrastructuur en lokale overheidsdiensten en herstructurering van het productiesysteem in landbouw en industrie; verzoekt de Commissie en de lidstaten te zorgen voor evenwicht tussen de buurlanden in het oosten en het zuiden en voorrang te verlenen aan regionale financiering, met name zuid-zuid;

30. wijst er opnieuw met klem op dat het Europese nabuurschapsbeleid voor de instelling van de vrijhandelszone en meer in het algemeen voor het welslagen van het proces van Barcelona de gerechtvaardigde verwachtingen van de ZOM-landen moet inlossen, vooral voor wat betreft de geografische verspreiding van Europese financiële steun en de wijze waarop deze wordt toegekend;

FEMIP - Euromediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit

31. verheugt zich over de goede resultaten die de FEMIP sinds de instelling ervan heeft laten optekenen en acht de versterking ervan essentieel voor het welslagen van het proces van Barcelona; wenst dat de faciliteit wordt omgevormd tot een echte euromediterrane investerings- en ontwikkelingsbank;

32. merkt op dat de werkzaamheden van het programma MEDA en die van de FEMIP elkaar in hoge mate aanvullen; nodigt de Commissie en de EIB uit een procedure in te stellen voor versterkte samenwerking en coördinatie waarmee communautaire initiatieven op strategisch niveau meer effect kunnen sorteren en concrete projecten doeltreffender kunnen worden beheerd;

33. is van mening dat het plan voor oprichting van een euromediterrane ontwikkelingsbank in afwachting van consensus tussen de lidstaten van de Europese Unie reeds ten uitvoer kan worden gelegd en dat de geïnteresseerde landen, zowel de Europese als de zuidelijke mediterrane landen, hierbij in een eerste fase moeten worden betrokken;

Directe buitenlandse investeringen

34. stelt vast dat de geringe financiële aantrekkingskracht de toegang tot de directe buitenlandse investeringen in de ZOM-landen ernstig beperkt, met alle negatieve gevolgen vandien voor de economische groei in de regio;

35. wijst erop dat investeringen[14] een belangrijke uitwerking hebben op uitbesteding van projecten, verspreiding van knowhow, behoefte aan opleiding waarin moet worden voorzien in een regio waar het doorgaans aan industrialisering ontbreekt en op het creëren van arbeidsplaatsen;

36. acht het noodzakelijk dat deze landen een handelsbeleid uitstippelen waarmee het gebruik van particuliere investeringen door huishoudens wordt gestimuleerd, met name door modernisering van financiële en bankstelsels en eenvoudige toegang tot leningen voor een groot aantal mensen;

37. benadrukt dat ondernemingen aan weerszijden van de Middellandse Zee een dialoog moeten aangaan ter versterking van handel en investeringen;

Gemeenschappelijke oorsprongsregels en oorsprongscumulatie

38. spreekt zijn tevredenheid uit over de uitbreiding van het pan-Europese systeem van oorsprongscumulatie tot alle ZOM-landen; is van mening dat dit de ZOM-landen toegang kan bieden tot een uitgebreide economische ruimte, gevormd door de gehele euromediterrane regio plus de EVA-landen en de landen van Midden- en Oost-Europa; vraagt zonder voorbehoud gehoor te geven aan de oproep van de Palestijnse Autoriteit ervoor te zorgen dat in de bezette gebieden geproduceerde goederen herkenbaar zijn in het kader van de oorsprongsregels;

39. nodigt de ZOM-landen dan ook uit de pan-euromediterrane protocollen inzake de oorsprongsregels in het kader van de respectieve overeenkomsten met de EU en de andere pan-euromediterrane partners zo snel mogelijk goed te keuren, zodat het pan-Europese systeem van cumulatie door toepassing in het gehele gebied optimaal effect kan sorteren;

40. verzoekt de ZOM-landen snel programma's op te zetten voor opleiding, informatie en bewustwording inzake de oorsprongsregels en met de steun van de Commissie adequate opleiding te waarborgen aan economische actoren en douanebeambten;

41. roept de Commissie op volgens de criteria die zijn uiteengezet in de mededeling over de oorsprongsregels in de preferentiële handelsregelingen van 16 maart 2005, en in het licht van twee studies die sinds de publicatie van het Groenboek van 2005 zijn verricht in opdracht van DG Handel en DG Ontwikkeling, haar licht te laten schijnen over hervorming (vereenvoudiging en versoepeling ), evenals over de noodzaak doeltreffendere controle uit te oefenen op de toepassing om misbruik van preferenties te voorkomen; wenst vooral dat de inachtneming van deze regels en van de verbintenissen aan het euromediterrane gebied in de nieuwe regelgeving wordt gewaarborgd;

Landbouw

42. is van oordeel dat de liberalisering van de landbouw gezamenlijk moet worden gedefinieerd en geleidelijk en asymmetrisch ten uitvoer moet worden gelegd, met de mogelijkheid een selectief aantal ontheffingen en tijdschema's toe te kennen waarbij rekening wordt gehouden met enerzijds de gemeenschappelijke perspectieven van de sector in de EU en de ZOM-landen en anderzijds de afzonderlijke kenmerken van de landbouwsector in de diverse landen; onderstreept tevens het economische en sociale belang van deze sector voor de ZOM-landen en de noodzaak om de verpaupering van de plattelandsbevolking tegen te gaan, de factor bij uitstek van de landvlucht en de concentratie in sowieso al overbevolkte stadsagglomeraties, vooral langs de kusten;

43. verzoekt de Commissie en de regeringen van de ZOM-landen voorrang te verlenen aan initiatieven die modernisering van de primaire sector in het Middellandse-Zeegebied evenals duurzame ontwikkeling van deze sector ten doel hebben, zodat de levensomstandigheden in plattelandsgebieden worden verbeterd en nieuwe arbeidsplaatsen in de landbouwsector en daarbuiten kunnen ontstaan;

44. vraagt om tenuitvoerlegging van een geïntegreerd systeem voor technische bijstand en opleiding van werknemers; onderstreept dat de maatregelen van de EU in de landbouwsector in de regio dienen bij te dragen aan het uitstippelen van een levensvatbaar waterbeleid, aan milieubescherming en biodiversiteit, aan bodembehoud en het waarborgen van de vruchtbaarheid van deze bodems, aan het waarborgen van voedselsoevereiniteit en de opwaardering van typische regionale producten; spreekt opnieuw zijn steun uit voor het beleid van de ZOM-landen ter diversifiëring van hun landbouwproductie;

45. is van oordeel dat bevordering van voornamelijk kleinschalige, op de plaatselijke omstandigheden afgestemde landbouw, verbetering van het milieu en daarmee van de economische situatie en gezondheid van de plattelandsbevolking niet gerealiseerd kan worden door eenvoudigweg de markttoegang voor landbouwproducten te liberaliseren;

46. is derhalve van mening dat openstelling van de markten tussen de Europese Unie en de ZOM-landen geleidelijk, kwaliteitsgericht en behoedzaam moet gebeuren met aandacht voor de landbouwstructuren, het landbouwbeleid en de hervormingen die aan weerszijden van de Middellandse Zee worden uitgevoerd; beklemtoont dat de onderhandelingen over markttoegang in geen geval over de hele linie mogen plaatsvinden, maar van geval tot geval en van product tot product moeten worden gevoerd, met inachtneming van de noodzaak van bescherming voor gevoelige producten, die niet aan volledige liberalisatie onderhevig mogen zijn, om onherstelbare schade voor plaatselijke producenten te voorkomen;

47. wijst erop dat tal van mediterrane landen hebben verklaard hun handelspreferenties ten opzichte van de EU-markt te willen handhaven; is van mening dat handhaving van dit asymmetrische preferentiestelsel niet verenigbaar is met een algehele liberalisatie van de landbouwsector; beklemtoont voorts dat het in het belang is van alle landen aan weerszijden van de Middellandse Zee om bepaalde instrumenten om het marktaanbod te sturen in stand te houden;

48. verzoekt alle actoren van de euromediterrane landbouwsector samenwerking in complementaire sectoren te bevorderen door zowel productcomplementariteit tussen noord- en zuidoever van de Middellandse Zee te bevorderen als aan de zuidzijde tussen de ZOM-landen onderling, mede door oprichting van gemengde vennootschappen; noemt als voorbeeld de wijnsector en de tuinbouw, waar de productie aan weerszijden van de Middellandse Zee kan bijdragen tot een commercieel completer en attractiever aanbod naar de consument;

49. hamert in dit verband op het belang van gezamenlijke ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid van euromediterrane etikettering op basis van gecontroleerde oorsprongsbenamingen, een en ander in overeenstemming met de vigerende Europese regelgeving inzake gecontroleerde oorsprongsbenamingen en de aanduiding "biologisch", en van traceerbaarheid en transparantie van productiemethoden;

50. is ervan overtuigd dat marktliberalisatie in de ZOM-landen allereerst ten goede zou komen aan de grote gemechaniseerde bedrijven, die al ten volle baat hebben bij het systeem van de compensatiefondsen; verzoekt de institutionele actoren in het euromediterrane partnerschap de toegang tot kredietfaciliteiten voor kleine productie-eenheden te verbeteren en een wegingsfactor in de bijstandsverlening in te bouwen ten gunste van de kleine ondernemers, die de overgrote meerderheid van de agrarische bevolking in deze landen uitmaken en die als eersten slachtoffer zullen worden van de concurrentie met de Europese Unie, en op termijn het oude compensatie- en bijstandssysteem te vervangen door een nieuw systeem voor steun voor duurzame landbouw en investeringen in kleinschalige levensmiddelenproductie teneinde de concurrentiekracht van de plattelandseconomie te versterken via diversifiëring, afzet ter plaatse en specifieke kwaliteitsproductie;

51. verlangt dat wordt nagedacht over de tenuitvoerlegging van een daadwerkelijk geïntegreerd landbouwbeleid aan weerskanten van de Middellandse Zee, waarbij voorrang wordt verleend aan een grotere voedselveiligheid in de ZOM-landen ten opzichte van handelsoverwegingen, en over de coördinatie van het visserijbeleid en de waterhuishouding;

Technische normen en regelingen, intellectuele eigendom, mededinging

52. meent dat de uitbreiding en de consolidering van de onderlinge uitwisselingen op een duidelijke basis in de hand kunnen worden gewerkt door een context van geharmoniseerde regels, die met name kunnen zorgen voor meer transparantie en een eerlijkere mededinging; meent dat harmonisatie, of in ieder geval onderlinge coherentie van normen de ontwikkeling van de zuid-zuidhandel kan bevorderen;

53. benadrukt het belang van economische stimuli en adequate technische bijstand aan kleine en middelgrote bedrijven die problemen hebben met de kosten die harmonisatie van de normen in de associatieovereenkomsten met zich meebrengt;

54. nodigt de ZOM-landen uit wetgeving inzake intellectuele eigendom op te stellen en toe te passen, overeenkomstig internationale normen, waarmee innovatie en schepping worden gestimuleerd en die flexibel genoeg is om te kunnen inspelen op de behoeften en specifieke kenmerken van deze landen; vraagt de Commissie, met betrekking tot wetgeving inzake intellectuele eigendom, niet van de ZOM-landen te eisen verder te gaan dan wat in de huidige TRIPS is vastgelegd;

Diensten

55. is van mening dat liberalisering van de diensten in het kader van de vrijhandelszone slechts mogelijk is als zij berust op overleg met de ZOM-landen, waarbij deze het recht hebben de openstelling van gevoelige en zwakke economische sectoren te faseren en zelf in de hand te houden;

56. acht de dienstensector van essentieel belang voor het welslagen van de euromediterrane vrijhandelszone; wijst erop dat de dienstensector cruciaal is voor de economieën van de ZOM-landen en dat deze circa 50 procent van het BNP van Egypte, Marokko en Syrië voor zijn rekening neemt, 60 procent van het BNP van Tunesië en meer dan 70 procent van het BNP van Jordanië en Libanon;

57. neemt kennis van het officiële startschot voor de onderhandelingen over liberalisering van de handel op het gebied van diensten en investeringen dat is gegevens tijdens de vijfde Euromed-conferentie van de ministers van Handel in maart 2006, waaraan de Europese Unie en een aantal ZOM-landen hebben deelgenomen;

58. vraagt de Commissie geen druk op de ZOM-landen uit te oefenen om hun dienstenmarkten verder open te stellen dan wat in de algemene overeenkomsten inzake de handel in diensten (GATS) van de WTO is afgesproken en in te gaan op positieve aanbiedingen door de EU-bepalingen met betrekking tot versterking van mogelijkheden voor vrij verkeer van werknemers in de dienstensector uit te breiden (artikel IV van de GATS);

59. meent dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen commerciële diensten en openbare diensten; acht het noodzakelijk dat de openbare diensten buiten het kader van de onderhandelingen worden gehouden, met name die welke betrekking hebben op de basisbehoeften van de bevolkingen en die toegang bieden tot de essentiële collectieve goederen zoals gezondheid, onderwijs, drinkwater en energie, alsmede die welke een vooraanstaande rol vervullen in de culturele identiteit, zoals de audiovisuele diensten;

Vervoer

60. is van mening dat de uitbouw van een euromediterraan vervoersnetwerk met moderne verbindingen en aansluitingen, en de uitstippeling van een gemeenschappelijke strategie ter verbetering van samenwerking, coördinatie en ontwikkeling conditio sine qua non zijn voor het welslagen van de vrijhandelszone; vindt het absoluut noodzakelijk dat de ZOM-landen een betere interoperabiliteit hebben met de Trans-Europese vervoersnetwerken en dat zij worden betrokken bij de besluitvorming over en de uitvoering van de toekomstige prioritaire projecten; vraagt tegen deze achtergrond te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor prioritaire verbetering van de wegen voor zeevervoer, en voor verlaging van de kosten die verband houden met zeevrachtdiensten;

61. vraagt de Commissie en de ZOM-landen toereikende financiële middelen ter beschikking te stellen voor modernisering van de infrastructuur, waarbij bijzondere aandacht dient uit te gaan naar logistiek, en de noodzakelijke hervormingen door te voeren om de sector een betere concurrentiepositie te bieden en dynamischer te laten functioneren, gezien de specifieke geografische ligging van het gebied, dat een natuurlijk doorgangspunt vormt voor het goederenverkeer tussen Europa en Azië (zoals China en India);

62. nodigt de ZOM-landen uit de wegensector en havens in samenwerking met de Commissie efficiënter te laten functioneren om de torenhoge kosten van logistiek en vervoer terug te dringen, die de concurrentie in de export van industriële en landbouwproducten uit de regio ondermijnen; vraagt tevens het luchtvervoer onder de loep te nemen, met name de luchtvrachtdiensten;

63. ziet de ophanden zijnde goedkeuring van een mededeling aan de Raad over uitbreiding van de grote Trans-Europese routes naar de mediterrane landen met belangstelling tegemoet, gezien de noodzaak van een nieuw evenwicht in de vervoersstromen ten gunste van deze regio;

Energie

64. merkt op dat de meeste landen die deelnemen aan het proces van Barcelona voor hun energiebehoeften steeds afhankelijker zijn van externe bronnen, met name olie en gas, en dat de huidige toevoerkanalen nog meer onder druk zullen komen te staan wanneer deze vraag groeit; is van oordeel dat er tegen een dergelijke achtergrond een doeltreffende samenwerking tussen de mediterrane landen tot stand moet worden gebracht op het gebied van energietoevoer;

65. verlangt dat de totstandbrenging van een waarachtige euromediterrane energiemarkt een centrale rol toebedeeld krijgt; acht het in het licht van de recente stijging van de olie- en gasprijzen absoluut noodzakelijk dat de EU en de ZOM-landen die niet over energiebronnen beschikken de dialoog met de energieproducerende landen nieuw leven inblazen en daarbij zo min mogelijk gebruik maken van bilaterale overeenkomsten waarbij de Europese Unie en de ZOM-landen aan het kortste eind trekken; spreekt zijn tevredenheid uit over de wil die de Commissie op 20 en 21 november 2006 heeft getoond tijdens het Forum inzake extern energiebeleid om in haar beleid een belangrijke rol toe te kennen aan Noord-Afrika en het Midden-Oosten en wenst dat zij in dezen de daad bij het woord voegt;

66. toont zich verheugd over de praktische tenuitvoerlegging van de samenwerking op energieterrein in de mediterrane regio, die bekendstaat onder de naam van het platform REMEP (Rome Euro-Mediterranean Energy Platform); is van mening dat dit platform kan dienen als draaischijf voor versterking van de samenwerking tussen de EU en de ZOM-landen door de uitvoering van belangrijke regionale initiatieven en voor andere maatregelen van gemeenschappelijk belang die eventueel het licht zien;

67. juicht de lancering van belangrijke subregionale projecten toe, zoals de geleidelijke integratie van de elektriciteitsmarkt van de Maghreb-landen met die van de EU, de integratie van de gasmarkten in de Mashrekregio en de bouw van de gaspijpleiding Medgaz en de Arabische gaspijpleiding;

68. verzoekt de Commissie, de lidstaten van de EU en de ZOM-landen nieuwe bilaterale en multilaterale vormen van samenwerking in de energiesector te verkennen, gericht op de tenuitvoerlegging van maatregelen voor een efficiënter energiebeheer; vraagt de ZOM-landen tevens beleid uit te zetten waarmee de ontwikkeling van hernieuwbare energie en milieubescherming worden bevorderd (raffinering en risico's die verband houden met het vervoer van olie in de Middellandse Zee);

69. is van oordeel dat het voor de Europese Unie en de ZOM-landen die verstoken zijn van energiebronnen van levensbelang is een strategische dialoog aan te gaan over de mogelijkheden tot aanmoediging van de productie van hernieuwbare energie op grote schaal en de ZOM-landen het recht te verlenen deel te nemen aan de EU-programma's inzake onderzoek naar en ontwikkeling van hernieuwbare energie;

70. onderstreept enerzijds de rol die biobrandstoffen van de eerste generatie kunnen spelen als alternatieve energiebron, en wijst anderzijds op hun sterkere concurrentiepositie op de energiemarkten;

Milieu en duurzame ontwikkeling

71. verheugt zich over het initiatief "Horizon 2020" dat op de Top van Barcelona van 2005 groen licht heeft gekregen en dat gericht is op het terugdringen van de verontreiniging in de regio door tegen 2020 een inventaris op te maken van de voornaamste bronnen van vervuiling en ze uit te schakelen; wijst erop dat dit initiatief de Mediterrane Strategie voor Duurzame Ontwikkeling van 1995 kan aanvullen en een nieuw elan bezorgen;

72. verzoekt de Commissie en de ZOM-landen zich te concentreren op de voornaamste milieudoelstelling, namelijk de bestrijding van verontreiniging van de Middellandse Zee (door de uitstoot van industrieën en stedelijk afval terug te dringen), door een betere vorm van politieke en financiële samenwerking op te bouwen waarbij regionale en lokale overheden evenals vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en van de privé-sector meer worden betrokken; nodigt de Commissie voorts uit de geboekte vooruitgang terzake periodiek te evalueren;

73. nodigt de Commissie uit zich eerst en vooral te richten op volledige tenuitvoerlegging van het protocol van Barcelona met betrekking tot verontreiniging van de zee vanaf het land door alle mediterrane landen, in het bijzonder middels extra financiering voor het programma voor technische bijstand ten behoeve van het milieu in het Middellandse-Zeegebied (METAP);

74. is van mening dat dit initiatief optimaal in de schijnwerpers moet staan en dat het Europees Parlement hieraan zijn volledige steun moet verlenen gezien de belangrijke implicaties die het heeft voor zowel de duurzame ontwikkeling van de regio (toerisme, visserij, landbouw, toegang tot water) als de kwaliteit van leven in aangrenzende regio's;

Industrie

75. is verontrust over het feit dat industrie van de ZOM-landen gespecialiseerd is in laagtechnologische producten met een geringe toegevoegde waarde, hetgeen ze ten opzichte van de concurrentie van buitenaf in een zwakkere positie plaatst; is van mening dat de verbetering van de mededingingspositie van de industrie van de ZOM-landen onmisbaar is voor het welslagen van de vrijhandelszone en verzoekt de ZOM-landen directe maatregelen te nemen om het bedrijfsleven te helpen zijn mededingingspositie ten opzichte van de Europese en Aziatische producenten te versterken;

76. verlangt dat het tijdschema voor de liberalisering van de industriële sector aangepast wordt aan de ontwikkeling van de economische en sociale omstandigheden (onder meer het werkloosheidscijfer) in elk ZOM-land afzonderlijk alsook aan de impact ervan op het milieu;

77. nodigt de ZOM-landen uit regionaal beleid voor het bedrijfsleven uit te stippelen waarmee meer schaalvergroting mogelijk wordt en een betere ontwikkelingsstrategie te voeren waarin ruimte is voor de rol van micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen in de regio; nodigt de Commissie en de ZOM-landen uit micro-ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf te bevorderen, door krachtige financiële diensten te ontwikkelen en technisch-administratieve bijstand te bieden waarmee zij hun concurrentiepositie kunnen versterken;

78. nodigt de Commissie en de ZOM-landen tevens uit gemeenschappelijke maatregelen te treffen met het oog op (a) administratieve vereenvoudiging, (b) versterking van de representativiteit van beroepsverenigingen en werkgevers- en werknemersorganisaties, (c) toegang tot handelsinformatie, (d) technische bijstand en ondersteunende diensten voor bedrijven, (e) permanente educatie;

Textielsector

79. blijft verontrust over de gevolgen van het aflopen van de overeenkomst inzake textiel en kleding per 1 januari 2005 en de afschaffing van de quota's op de resultaten van de sector textiel en kleding in de ZOM-landen en de Europese Unie; onderstreept het vitale belang van deze sector voor de economie van tal van ZOM-landen en sommige Europese landen; benadrukt dat het zinvol is met de steun van de Commissie een programma op touw te zetten ter versterking van het concurrentievermogen van de sector;

80. is van mening dat de grote problemen waarmee de textielsector te maken heeft, onvermijdelijke, negatieve gevolgen kan hebben voor de economie in de EU- en ZOM-landen en indirect voor de instelling van de vrijhandelszone; meent dat bij het vaststellen van de nieuwe handels- en investeringsstrategie van de EU ten opzichte van China en meer in het algemeen van het Europese handelsbeleid ten opzichte van Azië, rekening dient te worden gehouden met eventuele gevolgen voor de ZOM- en EU-landen;

81. verzoekt de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten en de privé-sector programma's op touw te zetten voor ad-hocbijstand waarmee het concurrentievermogen van de textielindustrie in deze landen kan worden versterkt en traditionele banden daarvan met de Europese producenten aan te halen;

82. is van oordeel dat de huidige problemen kunnen worden overwonnen door een reorganisatie in de sector, die gebruik kan maken van de geografische nabijheid van de Europese markten en zich zo kan concentreren op producten van midden- en topklasse, met snellere leveringstijden (en herbevoorrading) en tegen concurrerende prijzen;

83. steunt de consolidering van een euromediterrane productieruimte, die er als enige voor kan zorgen dat de zuidelijke, maar ook de noordelijke landen in het Middellandse-Zeegebied het hoofd kunnen bieden aan de mededinging van concurrerende regionale blokken en dat industriële productie en werkgelegenheid behouden blijven; acht het noodzakelijk specifieke Europese kredieten toe te wijzen ter ondersteuning van onderzoeks-, innovatie- en samenwerkingsprogramma's waarmee dit wordt beoogd;

84. steunt een euromediterraan partnerschap waarmee samenwerking in en het concurrentievermogen van de sector worden bevorderd middels actief beleid ter ondersteuning van opleiding, onderzoek en ontwikkeling, technologische vernieuwing, verspreiding van goede praktijken en uitwisseling van marktinformatie; beveelt aan een euromediterraan netwerk op te zetten bestaande uit scholen, opleidingsinstellingen en technische centra die zijn gespecialiseerd in kleding en textiel ter bevordering van technisch partnerschap en gemeenschappelijke opleiding en onderzoeksprogramma's;

85. wijst erop dat problematische toegang tot financiering en de ongeschiktheid van bepaalde financiële instrumenten nog steeds een belangrijk obstakel vormen voor middelgrote en kleine ondernemingen in de sector; verzoekt de Commissie eigen maatregelen te treffen om deze leemten op te vullen, evenals stimuleringsmaatregelen om een deel van de productieketen in de euromediterrane landen te behouden;

Wetenschap en technologie

86. maakt zich zorgen over de achterstand van de meeste ZOM-landen op het gebied van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; constateert, ondanks de onmiskenbare verhoging van de scholingsgraad, een blijvend gebrek aan interactie tussen de arbeidsmarkt en het onderwijsstelsel, hetgeen ernstige gevolgen heeft voor de productiviteit, de kwalificatie van de werknemers en meer in het algemeen voor de ontwikkelingskansen van de regio;

87. verzoekt de Commissie en de ZOM-landen initiatieven te ontplooien ter verbetering van het onderwijssysteem in het algemeen, de rol van jongeren meer in beschouwing te nemen, uitwisselingen tussen universiteiten te bevorderen en vrouwen aan de arbeidsmarkt te laten deelnemen middels specifieke onderwijsprogramma's; benadrukt dat een grotere deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt cruciaal is voor economische ontwikkeling; toont zich verheugd over de initiatieven van de euromediterrane stichting Anna Lindh voor de Dialoog tussen culturen met betrekking tot Euromed-scholen, de Euromed-teams van jonge onderzoekers, zomercursussen aan universiteiten en uitwisselingsprogramma's waarmee de dialoog en samenwerking tussen leden van het euromediterrane partnerschap worden verdiept;

88. spoort de ZOM-landen ertoe aan meer voorrang te verlenen aan een ontwikkelingsmodel dat is gestoeld op de kenniseconomie en het percentage van het BNP dat wordt besteed aan wetenschappelijk onderzoek aanzienlijk te verhogen; verzoekt de Commissie hiervoor financiële en technische steun te bieden;

89. verzoekt de Commissie steun te verlenen voor het interuniversitaire netwerk Euromesco; institutionalisering van partnerschappen tussen universiteiten, onderzoekscentra, laboratoria en onderzoeksscholen te bevorderen; de mobiliteit van onderzoekers, docenten en promovendi aan deze instellingen te stimuleren en gemeenschappelijke onderzoeksprogramma's te versterken;

90. vraagt de Commissie bestaande financierings- en programmeringsmechanismen te evalueren om gemeenschappelijke projecten van de EU en ZOM-landen te bevorderen en deze landen in staat te stellen meer deel te nemen aan de kaderprogramma's voor communautair onderzoek;

91. benadrukt het belang van beroepsopleiding, de centrale pijler van ontwikkeling van het bedrijfsleven; dit belang dient te worden vertaald in programma's die inspelen op de problemen en behoeften waarmee ondernemingen te maken hebben;

Handel en ontwikkeling

92. dringt erop aan dat het handelsbeleid van de EU niet ingaat tegen de doelstellingen van haar ontwikkelings- en armoedebestrijdingsbeleid, maar integendeel deze aanvult; wijst erop dat meer dan 30% van de bevolking van de ZOM-landen moet zien rond te komen met minder dan 2 Amerikaanse dollar per dag; verzoekt de EU te investeren in een specifiek actieplan voor de bestrijding van de absolute en relatieve armoede in het Middellandse-Zeegebied, een mediterrane versie van de Millenniumdoelstellingen en ontwikkeling door handel te waarborgen, de mediterrane versie van "Hulp voor handel", naast programma's voor armoedebestrijding;

93. benadrukt dat microkredieten, met name voor kleine eigenaren in de landbouwsector, een essentieel instrument vormen voor armoedebestrijding en duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling in het licht van de Millenniumdoelstellingen, dat deze tevens een belangrijke bijdrage leveren aan emancipatie, vooral van vrouwen; is van oordeel dat deze nieuwe macro-economische dimensie in het kader van de vrijhandelszone en in bredere zin in het Europese nabuurschapsbeleid en het proces van Barcelona dient te worden erkend; verzoekt de Raad en de Commissie initiatieven ter bevordering van microfinanciering in de ZOM-landen meer te steunen, bestaande programma's aanzienlijk te versterken en nieuwe stelsels te ontwikkelen en te stimuleren waarmee zoveel mogelijk mensen toegang krijgen tot krediet;

94. benadrukt het belang van fundamentele arbeidsnormen en van degelijke arbeidsplaatsen voor de ontwikkeling van de vrijhandelszone; wijst erop dat handel die in dienst staat van ontwikkeling en armoedebestrijding tegelijkertijd moet bijdragen aan maatschappelijke vooruitgang en aan degelijke werkgelegenheid; dat de handelsregels geen inbreuk mogen maken op sociale normen en kaderovereenkomsten van de IAO; dat de bestrijding van alle vormen van uitbuiting op het werk en de inachtneming van vakbondsvrijheid van essentieel belang zijn voor de organisatie van loyale handel in het belang van allen; verzoekt de Commissie in dit kader nauw samen te werken met de Internationale Arbeidsorganisatie voor de tenuitvoerlegging van actieplannen in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid;

95. verzoekt de Commissie tijdens de toekomstige onderhandelingen ook rekening te houden met niet-commerciële criteria, opdat de toename van de handel niet in het nadeel van de arbeidsomstandigheden van de lokale bevolking uitvalt; wenst dat in het kader van de vrijhandelszone wordt voorzien in een speciaal op de ZOM-landen gerichte agenda voor waardig werk en dat de EU er zich toe verbindt alle nodige bijstand te verlenen aan de verwezenlijking ervan;

96. wijst er met klem op dat gedragscodes waarover binnen internationale ondernemingen is onderhandeld dienen te worden bevorderd, en dat daarin de doelstellingen van degelijke arbeidsplaatsen dienen te worden opgenomen; beveelt aan ondernemingen waarvan de hoofdzetel zich in Europa bevindt en die dochterondernemingen in de ZOM-landen hebben, periodiek te laten onderzoeken of deze gedragscodes door hun dochterondernemingen in acht worden genomen; vraagt iedere nieuwe geassocieerde onderneming de gedragscodes te accepteren en deze informatie openbaar te maken;

Slotoverwegingen

97. brengt het besluit van de Top van Barcelona van 2005 in herinnering, waarin de oprichting van een ruimte van wederzijdse samenwerking op het gebied van migratie, maatschappelijke integratie, rechtvaardigheid en veiligheid is verankerd; acht deze ruimte essentieel voor de instelling van een ware euromediterrane vrijhandelszone;

98. is van mening dat, ofschoon nog niet alle voorwaarden zijn vervuld, de vrijhandelszone aangevuld zou moeten worden met de geleidelijke en voorwaardelijke toekenning van het recht van vrij verkeer van werknemers, waarbij rekening wordt gehouden met de situatie van de Europese arbeidsmarkt en met het huidige debat in de internationale gemeenschap over het verband tussen migratie en ontwikkeling; benadrukt het belang van een noodzakelijke terugdringing van de kosten van overschrijvingen door migranten, zodat deze optimaal kunnen worden ingezet voor de lokale economie; acht het dringend noodzakelijk dat de juridische en administratieve instrumenten worden gecreëerd ter vereenvoudiging van de toekenning van visa, in het bijzonder aan de actoren van het euromediterrane partnerschap, de studenten, de academici en de sociaal-economische actoren;

99. blijft verontrust over het ontbreken van een duidelijk omschreven Middellandse-Zeebeleid van de EU en van een strategische langetermijnvisie voor de ontwikkeling en de stabilisering van de regio; acht het dringend noodzakelijk dat het euromediterrane integratieproces opnieuw een politieke prioriteit wordt op de agenda van de EU;

100. betreurt de systematische vernietiging van het economische systeem en de infrastructuur in Libanon tijdens het recente conflict met Israël, die zal leiden tot vertragingen in de ontwikkeling van het land en bij de instelling van de vrijhandelszone; vraagt dat de EU zich er in het kader van het lopende vredesproces formeel toe verbindt adequate financiële steun te verlenen voor de economische en maatschappelijke wederopbouw van het land; uit zijn ernstige bezorgdheid over de situatie in de Palestijnse gebieden en verzoekt de Raad en de Commissie dan ook in samenwerking met de internationale gemeenschap fundamentele humanitaire hulp te bieden aan de Palestijnse bevolking en vraagt de Israëlische regering de Palestijnse belasting- en douane-inkomsten die momenteel zijn geblokkeerd, vrij te geven; verzoekt de Commissie met klem aan te dringen op de eerbiediging van de bedingen die zijn overeengekomen in het kader van het Proces van Barcelona, in het bijzonder de mensenrechtenclausule die in de associatieovereenkomsten en de diverse actieplannen is verankerd, opdat uiteindelijk een waarachtige ruimte van vrijheid en veiligheid in de regio ontstaat;

101. gaat er gezien de recente acties in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en de nieuwe aanwezigheid van China in Afrika vanuit dat het buitenlands beleid van de EU in het Middellandse-Zeegebied is gericht op de ondersteuning en aanmoediging van politieke, democratische en sociaal-economische hervormingen in de partnerlanden om samen een ruimte van gedeelde welvaart te creëren;

102. wenst de aandacht te vestigen op de rol van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering (EMPV) binnen het partnerschap als democratische instelling waarin rondom de drie pijlers van het proces van Barcelona parlementariërs uit landen aan weerskanten van de Middellandse Zee zetelen; roept op tot versterkte samenwerking tussen de EMPV, de Commissie en de Raad van de Europese Unie op economisch terrein;

103. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de staatshoofden en regeringsleiders en de parlementen van de lidstaten en de ZOM-landen en de Euromediterrane Parlementaire Vergadering.

  • [1]       Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0412.
  • [2]       PB L 97 van 30.3.1998, blz. 2.
  • [3]       PB L 147 van 21.6.2000, blz. 3.
  • [4]       PB L 70 van 18.3.2000, blz. 2.
  • [5]       PB L 129 van 15.5.2002, blz. 3.
  • [6]       PB L 304 van 30.9.2004, blz. 39.
  • [7]       PB L 143 van 30.5.2006, blz. 2.
  • [8]       PB L 265 van 10.10.2005, blz. 2.
  • [9]       PB L 187 van 16.7.1997, blz. 3.
  • [10]     PB L 35 van 13.2.1996, blz. 1.
  • [11]     PB C 323 van 4.12.1995, blz. 5.
  • [12]     PB C 378 van 29.12.2000, blz. 71.
  • [13]     PB C 226 E van 15.9.2005, blz. 42.
  • [14]     Met name zogeheten greenfield-investeringen of investeringen op geheel nieuwe locaties.

TOELICHTING

In 1995 is op de Top van Barcelona tussen de EU-lidstaten en de ZOM-landen een overeenkomst bereikt over de instelling van een nieuw en zeer ambitieus samenwerkingskader tussen de twee zijden van de Middellandse Zee.

In het onderhavige verslag worden de economische resultaten van meer dan tien jaar samenwerking met het oog op de effectieve verwezenlijking van de doelstelling van de Verklaring van Barcelona onder de loep genomen en bovendien enkele suggesties geformuleerd voor de instelling van een euromediterrane vrijhandelszone, die alle partijen voordeel zou opleveren.

Politiek en institutioneel kader

In de Verklaring van Barcelona werden drie hoofddoelstellingen geformuleerd: de vaststelling van een gemeenschappelijke ruimte voor vrede en stabiliteit door middel van een intensievere politieke dialoog en verhoogde veiligheid, het creëren van een zone van gedeelde welvaart, onder meer door middel van een economisch en financieel partnerschap en de geleidelijke instelling van een vrijhandelszone, en tenslotte de samenwerking op sociaal, cultureel en menselijk vlak met als doel de dialoog tussen de culturen in de regio te bevorderen.

Tien jaar later zijn de resultaten op zijn minst middelmatig en ziet het ernaar uit dat de idee zelf van een bevoorrecht euromediterraan partnerschap en de integratie van de ZOM-landen in de Europese economische en sociale ruimte niet langer een prioriteit is.

De afwezigheid van de meeste staafshoofden en regeringsleiders van de ZOM-landen op de jaarlijkse Top van Barcelona in 2005 getuigde van de malaise die momenteel heerst in de euromediterrane betrekkingen. De moeilijke politieke context, gekenmerkt door de oorlog in Libanon en het ontbreken van vooruitzichten op een op compromissen steunende vrede tussen Israël en de Arabische landen zorgt voor instabiliteit die het hele proces lam legt.

Het in 1995 opgestarte partnerschap heeft wel een gemeenschappelijk gespreksforum opgeleverd, maar het vaststellen van een duidelijk en geïntegreerd politiek kader vergt meer convergerende inspanningen van de partners aan beide zijden van de Middellandse Zee. Deze wil om voortgang te boeken in het Barcelonaproces is des te noodzakelijker daar sommige ZOM-landen moeilijkheden ondervinden om de associatieovereenkomsten met de EU, die niet alle zijn afgerond, ten uitvoer te leggen.

Daarbij komt de ongerustheid in een deel van de ZOM-landen over het nabuurschapsbeleid. Inderdaad, hoewel het nabuurschapsbeleid door de EU wordt voorgesteld als een bilaterale aanvulling op het multilateraal proces van Barcelona, beschouwen sommige ZOM-landen de door dit instrument ingevoerde methode waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar land als een mogelijke bron van divergenties en dus niet meer van convergentie tussen mediterrane partners. Kortom, een verwatering van de filosofie van Barcelona.

Economische, commerciële en sociale balans

Ondanks alle geleverde inspanningen blijven de ZOM-landen sterk getekend door de armoede (meer dan 30% van de bevolking moet zien rond te komen met minder dan 2 Amerikaanse dollar per dag) en door de werkloosheid, waar vooral jongeren het slachtoffer van zijn. Het zijn precies deze twee tendensen, gekoppeld aan de sterke bevolkingsaangroei die deze landen kenmerkt, die de migratiedruk aan de grenzen van de Unie doen toenemen. De partners aan weerskanten van het Middellandse-Zeegebied moeten deze belangrijke uitdaging samen aannemen.

Op economisch gebied is de onverholen ambitie van een handel die ten dienste staat van de ontwikkeling en dus van de verkleining van de ontwikkelingskloof tussen de EU en de ZOM-landen nog lang niet verwezenlijkt. Inderdaad, de welvaartverhouding bedraagt momenteel 1:10 en zelfs tussen de ZOM-landen onderling stellen wij forse schommelingen vast.

Deze schreeuwende asymmetrie wordt nog versterkt door de ontwikkeling van de handel, die het niet mogelijk heeft gemaakt de uitsluiting van de ZOM-landen in de internationale handelscontext af te remmen. Zo is, ondanks de relatief gestage groei, het aandeel van de ZOM-landen in het totaal van de externe handel van de EU slechts gestegen van 4,9% in 1995 tot 5,9% in 2003 en is hun positie er in de wereldhandelscontext sinds 1980 gevoelig op achteruit gegaan. Bovendien zijn de handelsbetrekkingen in de euromediterrane zone nog steeds gekenmerkt door een sterke noord-zuidverticaliteit.

In dat opzicht is de wil tot versterking van de zuid-zuidsamenwerking, belichaamd door de ondertekening van de Overeenkomst van Agadir in 2004, een positieve ontwikkeling. Maar de huidige patstelling in het project voor een vrijhandelszone tussen Marokko, Tunesië, Jordanië en Egypte, die vooral te wijten is aan de grote afstand en de beperkte handelsbetrekkingen tussen deze landen, vereist een sterke wil en dito acties om deze integratie tot een succes te laten uitgroeien.

Anderzijds hebben de maatregelen die tot nu toe zijn genomen niet geleid tot diversificatie van de export van de ZOM-landen, noch tot specialisatie in producten met hoge toegevoegde waarde die meer kansen inhouden op het gebied van groei en werkgelegenheid, factoren die nochtans essentieel zijn voor de versterking van hun mededingingspositie en het welslagen van hun integratie op de wereldmarkten. Dit blijkt duidelijk in de textielsector, waar de ZOM-landen, die tot nu toe voordeel haalden uit hun geografische nabijheid met de EU en de multivezelovereenkomst, niet meer in staat zijn het hoofd te bieden aan de toenemende concurrentie van lageloonlanden als China en India sinds de afschaffing van de textielquota's.

Een gelijkaardige ontwikkeling is merkbaar in de landbouwsector, die onvoldoende gemoderniseerd en gediversifieerd is om het hoofd te kunnen bieden aan de wereldconcurrentie.

Tenslotte blijven het gebrek aan infrastructuur, de beperkte omvang van de markten, de complexe bureaucratische regels en het gebrek aan politieke stabiliteit in de regio de meeste investeerders afschrikken en de verhoopte stijging van de buitenlandse directe investeringen tegenhouden.

Voorstellen en vooruitzichten

In deze politiek onrustige en institutioneel vertroebelde context, vereist de reflectie over de instelling van een vrijhandelszone in deze roerige streek van de wereld in eerste instantie een hoofdzakelijk politieke benadering. Zo mag de aandacht niet alleen uitgaan naar de commerciële kant van de euromediterrane betrekkingen, wetende dat de drie pijlers van Barcelona onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat zij noodzakelijkerwijs gezamenlijk voortgang moeten boeken om het welslagen van het integratieproces te waarborgen. De doelstelling van het instellen van een vrijhandelszone mag ons ook niet doen vergeten dat de liberalisering van de handel geen doel op zich is.

De vrijhandelszone houdt slechts reële kansen voor de ZOM-landen in als zij in overleg en geleidelijk tot stand komt in een rationeel en voorspelbaar partnerschapskader. In dat opzicht moeten we erkennen dat de vaak aanzienlijke achterstand bij de verwezenlijking van de economische en politieke hervormingen die nodig zijn voor de totstandbrenging van een waarachtige euromediterrane markt, vereisen dat de datum van 2010 voor de inwerkingtreding van de vrijhandelszone wordt herzien.

De economische en sociale specificiteit van deze landen verleent hun het recht om de zwakste sectoren van hun economie, zoals de landbouw, de nieuwe industrieën, maar ook de essentiële openbare diensten en met name die welke inspelen op de vitale behoeften van de bevolking (gezondheid, onderwijs, water, energie, vervoer, cultuur, enz.) en die bijgevolg in handen van de overheid moeten blijven, te beschermen.

Om te vermijden dat de uitbreiding van de handelsbetrekkingen in het nadeel uitdraait van de lokale bevolking, is het bovendien onontbeerlijk dat ook rekening wordt gehouden met andere dan handelscriteria. Zo moet bijzondere aandacht worden besteed aan de vraagstukken in verband met de agenda voor waardig werk, het milieu en de armoedebestrijding. Er moeten programma's worden uitgevoerd met als doel de verbetering van het onderwijsstelsel en de integratie van de vrouwen in de arbeidswereld.

De euromediterrane samenwerking moet gezien worden door het prisma van de bijdrage ervan aan de ontwikkeling, en met name de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. In deze optie moet er een specifiek actieplan worden gelanceerd ter bestrijding van de relatieve en de absolute armoede in het Middellandse-Zeegebied, met andere woorden een mediterrane versie van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

De verwachte impact van de vrijhandelszone op de douane-inkomsten, die een aanzienlijk deel uitmaken van de middelen van de ZOM-landen (bijvoorbeeld 20% van het BIP van Algerije), moet aan bod komen tijdens de toekomstige onderhandelingen, waarbij aandacht wordt besteed zowel aan de economische vooruitgang in de ZOM-landen als aan de tijd die nodig is om billijke fiscale hervormingen door te voeren ter compensatie van de daling van de douane-inkomsten. Deze overwegingen zijn des te belangrijker daar een aanzienlijke daling van de begrotingen van de ZOM-landen in eerste instantie gevolgen zou hebben voor het sociale beleid (gezondheid, onderwijs, enz.) dat van wezenlijk belang is voor de ontwikkeling van deze landen.

Bijgevolg moet bij deze onderhandelingen aandacht worden besteed aan de noodzaak om het tempo en de intensiteit van het proces van openstelling van de markten aan te passen door het ondersteunen van een voorafgaande en snelle economische integratie van de ZOM-landen, onder meer met inbegrip van de verwezenlijking van regionale infrastructuurnetwerken en euromediterrane vervoersnetwerken.

Het is van wezenlijk belang te zorgen voor het progressieve karakter van het liberaliseringsproces naar gelang van de doorgevoerde hervormingen, het recht van de ZOM-landen te respecteren om zelf de hand te houden aan hun nationale strategieën voor economische en sociale ontwikkeling, een asymmetrisch stelsel in stand te houden dat gebaseerd is op handelspreferenties, instrumenten in stand te houden voor het beheer van het aanbod en steun te verlenen aan inspanningen om partnerschappen op te zetten en de industriële en landbouwproductiestructuren te moderniseren. In dat opzicht moet een debat tot stand komen over een vorm van geïntegreerd landbouwbeleid voor het Middellandse-Zeegebied.

Het aan de gang zijnde onderhandelingsproces moet geheroriënteerd worden, rekening houdend met de bevindingen van de impactstudie over de vrijhandelszone, die de Europese Commissie bij de Universiteit van Manchester heeft besteld, en waarin de voorgaande overwegingen zijn opgenomen. In die context is een aangepaste begeleiding van de ZOM-landen in dit hervormingsproces nodig, gekoppeld aan een adequate technische en financiële bijstand.

Bovendien moet de tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, dat in 2007 de MEDA-programma's zal vervangen, met aandacht worden gevolgd, in het bijzonder wat de verdeling van de financiële hulp onder de buren van het oosten en van het zuiden betreft. Ook zal de synergie tussen het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit moeten worden versterkt om het optreden van de EU doeltreffender te maken. De omvorming van de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit in een waarachtige euromediterrane investerings- en ontwikkelingsbank zou een stap in de goede richting zijn en moet dus worden aangemoedigd. Een en ander zou ook de institutionele verankering van de regio versterken.

In een geheel ander register, zelfs al zijn de voorwaarden nog niet vervuld, zal de vrijhandelszone op termijn moeten worden aangevuld met een regeling betreffende het vrij verkeer van werknemers. Er moet dus dringend werk worden gemaakt van de juridische en administratieve instrumenten om in het bijzonder de toekenning van visa te versoepelen.

Slotopmerkingen

Een sterkere politieke wil bij alle partners en het opnieuw opnemen van de euromediterrane samenwerking op de lijst van de prioriteiten van de EU zijn een conditio sine qua non voor de hervatting en het welslagen van het proces van Barcelona en van de instelling van een vrijhandelszone die voor alle partijen voordelen oplevert met het oog op het verkleinen van de ontwikkelingskloof tussen beide zijden van het Middellandse-Zeegebied.

In dat opzicht is de versterking van de regionale integratie het enige middel om de politieke en economische fragmentering in deze regio te bestrijden en een wezenlijke grondslag voor de instelling van de vrijhandelszone. Een en ander moet gepaard gaan met een betere institutionele verankering van de zone en financiële steun van de EU die aangepast is aan de ambities van de euromediterrane samenwerking.

In die zin is het verontrustend dat de doelstellingen van het Europees nabuurschapsbeleid, in tegenstelling tot die van Barcelona, alles behalve duidelijk zijn. De doelstelling "Geleidelijke deelneming aan de interne markt", maar zonder enig uitzicht op toetreding en met uitsluiting van het recht op vrij verkeer van werknemers, moet absoluut duidelijker worden omlijnd, evenals het verband tussen het proces van Barcelona en het Europees nabuurschapsbeleid, dit om een antwoord te bieden op de legitieme zorgen van de ZOM-landen.

In het vooruitzicht van de instelling van een vrijhandelszone, waarvan de datum van inwerkingtreding, nl. 2010, veel te voorbarig is, moet de doelstelling van handel ten dienste van de ontwikkeling de leidraad bij de onderhandelingen blijven. De kwetsbaarheid van sommige economische sectoren in de ZOM-landen moet in overweging worden genomen bij elke fase van de liberalisering van de handel, om te vermijden dat de bevolking er schade van ondervindt. Anders is het gevaar niet denkbeeldig dat de vrijhandelszone het symbool wordt van het euromediterrane misverstand.

Het ontbreken van een duidelijke omschrijving van het mediterraan beleid van de EU en van een strategische langetermijnvisie voor ontwikkeling en stabilisatie van de regio is zonder enige twijfel de voornaamste handicap van en de grootste rem op het euromediterrane partnerschap. Het moet onze ambitie zijn en tevens de motor van onze toekomstige actie dit gebrek op te vullen.

ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (29.11.2006)

aan de Commissie internationale handel

inzake de totstandbrenging van de euromediterrane vrijhandelszone
(2006/2173(INI))

Rapporteur voor advies: Antonio Tajani

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  wijst erop dat de instelling van een economische vrijhandelszone in het Middellandse-Zeegebied niet los kan worden gezien van een politieke inspanning ter waarborging van de vrede, de democratisering, de naleving van de mensenrechten, de gendergelijkheid en de bevordering van de interculturele en de interreligieuze dialoog, alsook een voortdurende inspanning om ervoor te zorgen dat de politieke dialoog en het wederzijds vertrouwen tussen de partners daadwerkelijk bijdragen aan de vestiging van de democratie in de regio;

2.  wijst nogmaals op de dringende noodzaak om werk te maken van een duurzame veiligheid en stabiliteit in de regio, inclusief de aanvaarding door iedereen van de volledige soevereiniteit van Libanon alsmede van een vreedzaam naast elkaar bestaan van een Israëlische en een Palestijnse staat; wijst in dat verband op de schade die de oorlog in de zomer van 2006 in het Midden-Oosten heeft aangericht; verlangt dat de Europese Unie er zich in het kader van het aan de gang zijnde vredesproces formeel toe verbindt passende financiële steun toe te kennen voor de economische en sociale wederopbouw van de landen van de regio; verzoekt de Commissie met klem aan te dringen op de eerbiediging van de bedingen die zijn overeengekomen in het kader van het Proces van Barcelona, in het bijzonder de mensenrechtenclausule die in de associatieovereenkomsten en de diverse actieplannen is verankerd, opdat uiteindelijk een waarachtige ruimte van vrijheid en veiligheid in de regio ontstaat;

3.  onderstreept dat de vrijhandelszone de eerste stap is geweest in de totstandkoming van de Europese Unie en als zodanig de grondslag heeft gelegd voor de nu meer dan zestig jaar durende vrede in Europa, na eeuwen van oorlog; dat er logischerwijze van kan worden uitgegaan dat de totstandbrenging van de euromediterrane vrijhandelszone de eerste stap zal zijn in het beëindigen van oorlog en terrorisme in het Midden-Oosten;

4.  gaat er gezien de recente acties in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en de nieuwe aanwezigheid van China in Afrika van uit dat het buitenlands beleid van de EU in het Middellandse-Zeegebied is gericht op de ondersteuning en aanmoediging van politieke, democratische en sociaal-economische hervormingen in de partnerlanden om samen een gedeelde ruimte van welvaart te creëren;

5.  is er in dit kader van overtuigd dat het meer dan ooit noodzakelijk is de FEMIP om te vormen tot een echte euromediterrane "dochter" die autonoom is ten opzichte van de EIB omdat zij de enige is die op duurzame en samenhangende wijze tegemoet kan komen aan de groeiende behoefte van de partnerlanden aan leningen en financieringen, een en ander in de geest van een Marshall-plan voor de regio, met inbegrip van wederopbouwactiviteiten;

6.  spreekt opnieuw zijn steun uit voor de landen waaruit de migratiestromen voortkomen en acht het noodzakelijk dat er een gezamenlijk beleid tegen clandestiene immigratie en mensenhandel wordt gevoerd om een halt toe te roepen aan alle migratiestromen in verband met de georganiseerde misdaad; acht het dringend noodzakelijk Frontex te versterken, zodat het kan uitgroeien tot een kader van solidariteit en samenwerking in de strijd tegen de illegale immigratie in het Middellandse-Zeegebied; wijst met name op de grote invloed van economische problemen op de migratiestromen en op de dringende noodzaak om samen met al onze partnerlanden uit het Middellandse-Zeegebied, vooral uit Noord-Afrika, te werken aan een daadwerkelijk grensoverschrijdend immigratiebeleid.

PROCEDURE

Titel

Totstandbrenging van de euromediterrane vrijhandelszone

Procedurenummer

2006/2173(INI)

Commissie ten principale

INTA

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

AFET

6.7.2006

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Antonio Tajani

21.6.2006

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

23.11.2006

28.11.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

28.11.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

29

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Angelika Beer, Panagiotis Beglitis, Elmar Brok, Véronique De Keyser, Giorgos Dimitrakopoulos, Camiel Eurlings, Bronisław Geremek, Klaus Hänsch, Helmut Kuhne, Vytautas Landsbergis, Francisco José Millán Mon, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Baroness Nicholson of Winterbourne, Alojz Peterle, Libor Rouček, György Schöpflin, Gitte Seeberg, Marek Siwiec, István Szent-Iványi, Antonio Tajani, Charles Tannock, Luis Yañez-Barnuevo García, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Alexandra Dobolyi, Árpád Duka-Zólyomi, Tunne Kelam, Jaromír Kohlíček, Alexander Lambsdorff, Miguel Angel Martínez Martínez, Miguel Portas, Aloyzas Sakalas

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (23.11.2006)

aan de Commissie internationale handel

inzake de totstandbrenging van de euromediterrane vrijhandelszone
(2006/2173(INI))

Rapporteur voor advies: Jean-Claude Fruteau

SUGGESTIES

De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

Wijze van openstelling van de landbouwmarkt

1.  is van oordeel dat er met inachtneming van de verschillen en specifieke kenmerken van de landbouw aan weerszijden van de Middellandse Zee een kader voor agrarische samenwerking tussen de EU- en de ZOM-landen moet komen om de plaatselijke en regionale markten en de traditionele kwaliteitsproducten te bevorderen en de voorwaarden te scheppen voor een sociaal rechtvaardig inkomen, in overeenstemming met de verrichte arbeid, waardoor de ontvolking van het platteland wordt tegengegaan;

2.  is verontrust over de geringe onderlinge economische integratie in het zuiden van het Middellandse-Zeegebied ondanks de aanzienlijke vooruitgang sinds de ondertekening van het Akkoord van Agadir in 2004; is van oordeel dat de instelling van een regionale vrijhandelszone tussen de landen in het zuidelijk en oostelijk Middellandse-Zeegebied (ZOM-landen) ertoe kan leiden dat deze landen minder afhankelijk worden van de grote agrarische mogendheden; is ervan overtuigd dat aldus de investeringen kunnen worden gestimuleerd en de landbouwproductiestructuur kan worden gemoderniseerd zodat de betrokken landen een plaats in de wereldhandel krijgen;

3.  is van oordeel dat de ZOM-landen door betere toegang tot de EU-markt meer profijt kunnen trekken van een deel van hun landbouwproductie via groei van de export; wijst er evenwel op dat de landbouw in de ZOM-landen een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking werk verschaft en voornamelijk berust op kleine bedrijven (minder dan 5 ha) met een lage productiviteit; beklemtoont dat een bruuske, algehele openstelling van de agrarische handel met de EU deze kleine bedrijven en producenten van voedingsgewassen in hun bestaan zou bedreigen, met als gevaren een verscherping van de scheefgroei tussen regio's (verdere ontvolking van het platteland en trek naar steden en kustgebieden) en het loslaten van een multifunctionele landbouw ten gunste van winstgevende teelten die veelal niet passen bij de bodemgesteldheid en de watervoorraden van deze landen;

4.  is van oordeel dat bevordering van voornamelijk kleinschalige, op de plaatselijke omstandigheden afgestemde landbouw, verbetering van het milieu en daarmee van de economische situatie en gezondheid van de plattelandsbevolking niet gerealiseerd kan worden door eenvoudigweg de markttoegang voor landbouwproducten te liberaliseren maar wel door een verbeterde en gekwalificeerde markttoegangsregeling, waarbij landbouwproducten gemakkelijker toegang tot de EU-markt krijgen indien ze geproduceerd zijn overeenkomstig de milieuvoorschriften van de EU en met inachtneming van het streven naar voedselveiligheid; op producten die niet aan deze criteria voldoen wordt bij invoer in de EU een heffing gelegd; het fonds dat met deze heffingen gevoed wordt is bestemd voor ondersteuning van projecten ter bevordering van plattelandsontwikkeling in de exportlanden;

5.  wijst erop dat de boeren in de EU veel te verduren hebben gehad van de eerdere hervormingen van het GLB; voegt daaraan toe dat er nieuwe veranderingen nodig zijn om de markt- en prijsstructuur in de landbouwsector minder gekunsteld te maken in verband met de verschillende hervormingen van de gemeenschappelijke marktordeningen, zoals in de wijn- en groenten- en fruitsector, met alle gevolgen van dien voor het sociaal en economisch evenwicht op het platteland, waar met name de Europese Middellandse-Zeelanden mee te maken hebben; wijst erop dat er in de wijn- en tuinbouw de afgelopen jaren omvangrijke investeringen hebben plaatsgevonden, zij het soms nog niet op toereikende schaal, teneinde de toegevoegde waarde van de productie te verhogen door te voldoen aan kwaliteits- en oorsprongseisen, met name die van biologische productie en van Verordening nr. 510/2006;

6.  is derhalve van mening dat openstelling van de markten tussen de Europese Unie en de ZOM-landen geleidelijkaan, kwaliteitsgeoriënteerd en behoedzaam moet gebeuren met aandacht voor de landbouwstructuren, het landbouwbeleid en de hervormingen die aan weerszijden van de Middellandse Zee worden uitgevoerd; beklemtoont dat de onderhandelingen over markttoegang in geen geval over de hele linie mogen plaatsvinden maar van geval tot geval en van product tot product moeten worden gevoerd, met inachtneming van de noodzaak van bescherming voor gevoelige producten, die niet aan volledige liberalisatie onderhevig mogen zijn, om onherstelbare schade voor plaatselijke producenten te voorkomen;

7.  is van oordeel dat de Gemeenschap speciale vrijwaringsclausules moet kunnen toepassen als basisinstrument om dreigende buitensporige en buitengewoon goedkope invoer tegen te gaan;

8.  wijst erop dat tal van mediterrane landen hebben verklaard hun handelspreferenties ten opzichte van de EU-markt te willen handhaven; is van mening dat handhaving van dit asymmetrische preferentiestelsel niet verenigbaar is met een algehele liberalisatie van de landbouwsector; beklemtoont voorts dat het in het belang is van alle landen aan weerszijden van de Middellandse Zee om bepaalde instrumenten om het marktaanbod te sturen in stand te houden; verzoekt de Commissie en de vertegenwoordigers van de ZOM-landen in het kader van het multilaterale handelsoverleg in de Wereldhandelsorganisaie (WTO) alle mogelijke oplossingen na te streven, waaronder bestempeling van melk, groenten en fruit tot gevoelige producten, teneinde verstoring van het marktevenwicht te beperken en tevens ongelijke en oneerlijke concurrentie tussen ZOM en Europese Unie tegen te gaan, daar zulks voor de boeren van beide zijden nadelig kan zijn;

Nauwer partnerschap ontwikkelen

9.  geeft tegen de achtergrond van de vastgelopen multilaterale onderhandelingen in de Doha-ronde uiting aan zijn verontrusting over de verharding van het klimaat in de bilaterale agrarische handelsbetrekkingen, zoals te zien is aan de recente akkoorden tussen de Verenigde Staten en Marokko; is van mening dat het in het belang van alle mediterrane landen is om hun partnerschap te versterken teneinde gezamenlijk tot een kader voor samenwerking en handel te komen dat wederzijdse economische voorspoed bevordert;

10. dringt er bij de ZOM-landen op aan dat zij de kwaliteit van hun exportproducten verbeteren en de kwaliteitseisen en fytosanitaire normen van de EU naleven;

11. verzoekt de Euromed-partners een systeem voor nauwere samenwerking en jumelage op te zetten teneinde de hervorming van het bestuurlijk en zakelijk klimaat te bespoedigen in aansluiting op de maatregelen in het kader van de reeds geldende sectorale aanpassingsfaciliteiten; op het gebied van het landbouwbeleid betekent dit hoofdzakelijk veterinaire maatregelen en maatregelen ter versterking van de plattelandseconomie volgens de beginselen van het ELFPO-fonds;

12. spoort de ZOM-landen aan de nodige maatregelen te nemen ter bevordering van private euromediterrane investeringen, met name van beroepsorganisaties; beschouwt de geleidelijke, gereguleerde openstelling van de markt als een eerste positieve stap in de sociaal-economische ontwikkeling rond de Middellandse Zee; is niettemin verontrust over de taaiheid van bureaucratische regels, waardoor deze investeringen en communautaire stimulering daarvan bemoeilijkt worden; verzoekt de ZOM-landen en de Commissie daarom te streven naar geleidelijke opheffing van deze belemmeringen voor groei van de investeringen aan beide zijden en geharmoniseerde verspreiding van steuninstrumenten ter bevordering van marktintegratie en productie;

13. verzoekt alle actoren van de euromediterrane landbouwsector samenwerking in complementaire sectoren te bevorderen door zowel productcomplementariteit tussen noord- en zuidoever van de Middellandse Zee te bevorderen als aan de zuidzijde tussen de ZOM-landen onderling, mede door oprichting van gemengde vennootschappen; noemt als voorbeeld de wijnsector en de tuinbouw, waar de productie aan weerszijden van de Middellandse Zee kan bijdragen tot een commercieel completer en attractiever aanbod naar de consument;

14. hamert in dit verband op het belang van gezamenlijke ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid van euromediterrane labeling op basis van gecontroleerde oorsprongsbenamingen, een en ander in overeenstemming met de vigerende Europese regelgeving inzake gecontroleerde oorsprongsbenamingen en de aanduiding "biologisch", en van traceerbaarheid en transparantie van productiemethoden;

15. dringt aan op stimulering van partnerschappen en ontwikkeling van netwerken voor gedecentraliseerde samenwerking tussen regionale gebieden en systemen ter bevordering van onderzoek, uitwisseling van best practices, scholing, ontwikkeling van levensmiddelentechnologie en Europese knowhow op het gebied van voedselveiligheid tussen ZOM en EU in de verschillende sectoren;

16. verzoekt de actoren in het euromediterrane partnerschap met klem de nadruk te leggen op de technische beheersing gericht op economisch en ecologisch duurzame landbouwmethoden waarmee kleinschalige boeren het rendement in de graansector en de primaire sector kunnen verhogen en hun productie ter plaatse kunnen verwerken en afzetten, teneinde spoedig een oplossing te kunnen aandragen voor het probleem van de voedselvoorziening in de ZOM-landen;

Bevordering van de plattelandsontwikkeling

17. is verheugd over de belangstelling van de zijde van de Middellandse-Zeelanden voor het plattelandsontwikkelingsbeleid;verzoekt de EU steun te geven voor de ontwikkeling van maatschappelijke netwerken om bij te dragen tot een strategisch plan voor plattelandsontwikkeling voor het zuiden van het Middellandse-Zeegebied, gericht op diversifiëring van de bedrijvigheid, versterking van de infrastructuur voor betere toegang tot informatie, scholing, verwerking en afzet, herstel van de verbindingen tussen stad en platteland en milieubehoud (met name middels een verantwoord beheer van de natuurlijke hulpbronnen gekoppeld aan een adequate productiewijze); verzoekt de Europese Unie de ontwikkeling van dat strategische plan af te stemmen met acties voor transnationaal, interregionaal, grensoverschrijdend en nabuurschappelijk partnerschap die thans worden uitgestippeld in het kader van de operationele interventieprogramma's; dringt erop aan dat in dezelfde richting wordt gewerkt aan bevordering van netwerken en gestructureerde samenwerking voor verbreiding van de ervaringen opgedaan met LEADER en de geïntegreerde valorisatie van het platteland;

18. verzoekt de actoren in het euromediterrane partnerschap een kwaliteitsbeleid te ontwikkelen en uit te voeren gebaseerd op strikte productcontrole en gecontroleerde traceringsprocedures, mede tegen de achtergrond van de technische voorschriften en eisen die van kracht zijn voor de Europese landbouw- en levensmiddelensector;

Flankerende maatregelen

19. verzoekt de Commissie ten aanzien van de plattelandsontwikkeling en de regels voor de handel en de praktijk van de productiestructuren gebruik te maken van het toekomstige nabuurschaps- en partnerschapsbeleid als een instrument om daadwerkelijk convergentie en duurzame ontwikkeling te realiseren en niet louter als compensatie voor de marktliberalisatie; verzoekt de Commissie te allen tijde een clausule te hanteren die verlening van financiële steun afhankelijk stelt van betere convergentie van de mediterrane landen richting Barcelona-doelstellingen, met name op het vlak van de regionale integratie;

20. is ervan overtuigd dat marktliberalisatie in de ZOM-landen allereerst ten goede zou komen aan de grote gemechaniseerde bedrijven, die al ten volle baat hebben bij het systeem van de compensatiefondsen; verzoekt de institutionele actoren in het euromediterrane partnerschap de toegang tot kredietfaciliteiten voor kleine productie-eenheden te verbeteren en een wegingsfactor in de bijstandsverlening in te bouwen ten gunste van de kleine ondernemers, die de overgrote meerderheid van de agrarische bevolking in deze landen uitmaken en die als eersten slachtoffer zullen worden van de concurrentie met de Europese Unie, en op termijn het oude compensatie- en bijstandssysteem te vervangen door een nieuw systeem voor steun voor duurzame landbouw en investeringen in kleinschalige levensmiddelenproductie teneinde de concurrentiekracht van de plattelandseconomie te versterken via diversifiëring, afzet ter plaatse en specifieke kwaliteitsproductie.

TOELICHTING

Het euromediterrane partnerschap, dat in 1995 in Barcelona het licht zag, heeft ten doel een gebied van vrede en stabiliteit te vestigen, bij te dragen tot een beter wederzijds begrip tussen de volkeren van de regio en een gebied van welvaart voor allen op te bouwen via sterkere samenwerking en gereguleerde liberalisatie van de handel in het Middellandse-Zeegebied.

Tien jaar later is het streven naar een euromediterrane vrijhandelszone in 2010, aanvankelijk beperkt tot de industrie, uitgebreid tot de agrarische sector. De onderhandelingen hierover tussen de EU en de ZOM-landen gaan nu vooral over de snelheid en de methoden van dit proces.

Risico's en beperkingen van bruuske marktopenstelling

Voor de ZOM-landen

Tegen de achtergrond van de bevolkingsexplosie is er omwille van de voedselvoorziening dringend een oplossing nodig voor het probleem van de productiviteit in de landbouw. Tegelijkertijd is het zaak dat levensmiddelen goedkoop beschikbaar komen. Volgens velen is openstelling van de markt een adequaat middel om deze twee doelstellingen te bereiken, zodat de ZOM-landen op de wereldmarkt kunnen kopen, hun productieapparaat kunnen moderniseren en voordeel kunnen halen uit bepaalde productiesectoren, zoals groenten en fruit.

Deze economische benadering botst evenwel met de sociale en ecologische dimensie van het probleem. Wat de sociale kant betreft, is het duidelijk dat een bruuske marktopenstelling de familiebedrijven nog sterker in hun bestaan zou bedreigen. Deze bedrijven hebben al een bijzonder lage productiviteit en ze vormen de overgrote meerderheid van de landbouw in de ZOM-landen.

Wat de milieuaspecten betreft, verdient vermelding dat de ontrafeling van het netwerk van familiebedrijven tot een ernstige geografische scheefgroei zou leiden door versterking van de reeds funeste ontvolking van het platteland en de bijbehorende trek naar de reeds overbevolkte steden en meer in het algemeen naar de kustgebieden. Integratie in de wereldmarkt leidt er immers toe dat er steeds intensievere productiemethoden moeten worden toegepast en dat de productie gericht wordt op teelten die veel opbrengen, maar waar in de betrokken landen vanuit agrarisch oogpunt niet noodzakelijkerwijs reden toe is; een consequentie zou zijn dat er niet-rationeel met water wordt omgesprongen, terwijl de vitale en strategische rol van water reeds bron van spanningen is, en dat er wordt afgestapt van de traditionele teelten, die niet alleen onontbeerlijk zijn voor de voedselvoorziening van de plaatselijke bevolking maar die ook afgestemd zijn op de bodemgesteldheid in de ZOM-landen.

Voor de Europese Unie

Openstelling van de markt biedt uiteraard reële kansen voor de Europese boeren, met name bij een aantal producten waarvan de ZOM-landen zelf onvoldoende produceren, zoals melk, suiker e.d., maar de gebruikelijke argumenten voor regulering van de handel blijven niettemin relevant, gelet op het loonniveau in de ZOM-landen, het ontbreken van lasten in verband met milieu aldaar, en meer in het algemeen het ontbreken van harmonisatie in regelgeving tussen EU en ZOM-landen. Het concurrentieprobleem dat daardoor ontstaat is des te nijpender omdat aan weerszijden van de Middellandse Zee dezelfde soort bedrijven (met name groenten- en fruittelers) ermee te maken hebben.

Dat neemt niet weg dat als de Europese Unie zich afzijdig zou houden bij de gang van de ZOM-landen naar de wereldhandel, andere handelsmogendheden in het gat zouden springen met grootscheepse private investeringen met alle nadelige gevolgen van dien voor de mediterrane landen binnen de EU: concurrentie van de zijde van de ZOM-landen zonder voordelen als tegenprestatie; een terugslag op het gebied van de handelspolitiek via de WTO, enz.

Vooruitzichten voor een efficiënt economisch partnerschap

Het is daarom onontbeerlijk, zowel voor de ZOM-landen als voor de EU, om spoedig weer om de tafel te gaan zitten om te komen tot een reëel partnerschap gebaseerd op een geleidelijke, gecontroleerde openstelling van de markt, afgestemd op de sociaal-economische en maatschappelijke realiteit van het Middellandse-Zeegebied.

Met dit doel voor ogen stelt de rapporteur voor advies een viersporenbeleid voor:

1. Snelheid en intensiteit van de agrarische marktopenstelling aanpassen. Dit vereist steun voor spoedige economische integratie van de ZOM-landen voorafgaand aan marktopenstelling; afstemming van het liberalisatieproces op de hervormingen en het beleid voor landbouw en platteland aan weerszijden van de Middellandse Zee; handhaving van een asymmetrisch stelsel op basis van handelspreferenties en handhaving van instrumenten voor aanbodbeheer.

2. Ontwikkeling van nauwere parterschappen en jumelages ter ondersteuning van bestuurlijke hervormingen om een gunstiger investeringsklimaat te scheppen; uitbreiding van de samenwerking tussen beroepsorganisaties in het Middellandse-Zeegebied in complementaire sectoren; bevordering van de ontwikkeling van een stelsel van specifieke oorsprongsbenamingen.

3. Nadruk op plattelandsontwikkeling om bij te dragen tot de ontwikkeling van een multifunctionele landbouw in de ZOM-landen om te komen tot de productie van kwaliteitsvoedsel, terwijl milieu en natuurlijke hulpbronnen ontzien worden en een evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling wordt nagestreefd. In het algemeen kan gesteld worden dat wederzijdse bewustwording van het belang van plattelandsontwikkeling ertoe moet leiden dat er aan weerszijden van de Middellandse Zee een samenstel van gemeenschappelijke waarden en een geleidelijke harmonisatie van de productievoorschriften tot stand komen.

4. Flankerende maatregelen. Het is zaak dat de EU financiële instrumenten als het toekomstige nabuurschapsinstrument inzet om steun te verlenen voor modernisering van de productiestructuren in de ZOM-landen en sectorale partnerschappen. De rapporteur voor advies bepleit voorts dat de EU haar institutionele gewicht en financiën in de schaal legt om bij de hulpverlening een verschuiving te bewerkstelligen in de richting van de kleine familiebedrijven in de ZOM-landen, die het meeste gevaar lopen als concurrentie in de landbouwsector een feit is.

PROCEDURE

Titel

Totstandbrenging van de euromediterrane vrijhandelszone

Procedurenummer

2006/2173(INI)

Commissie ten principale

INTA

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

AGRI
6.7.2006

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Jean-Claude Fruteau
21.6.2006

Behandeling in de commissie

2.10.2006

22.11.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

22.11.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

26

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Vincenzo Aita, Thijs Berman, Giuseppe Castiglione, Joseph Daul, Albert Deß, Gintaras Didžiokas, Michl Ebner, Carmen Fraga Estévez, Jean-Claude Fruteau, Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, Ioannis Gklavakis, Lutz Goepel, Bogdan Golik, Esther Herranz García, Heinz Kindermann, Albert Jan Maat, Diamanto Manolakou, Mairead McGuinness, Rosa Miguélez Ramos, María Isabel Salinas García, Brian Simpson, Kyösti Virrankoski, Andrzej Tomasz Zapałowski

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Pilar Ayuso, Bernadette Bourzai, Ilda Figueiredo, Wiesław Stefan Kuc, Jan Mulder

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

PROCEDURE

Titel

Totstandbrenging van de euromediterrane vrijhandelszone

Procedurenummer

2006/2173(INI)

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking toestemming

INTA
6.7.2006

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

AFET
6.7.2006

AGRI
6.7.2006

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

 

 

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Kader Arif
23.11.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

3.10.2006

21.11.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

18.12.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

22

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Kader Arif, Jean-Pierre Audy, Enrique Barón Crespo, Daniel Caspary, Françoise Castex, Christofer Fjellner, Béla Glattfelder, Alain Lipietz, Caroline Lucas, Erika Mann, Helmuth Markov, David Martin, Georgios Papastamkos, Tokia Saïfi, Robert Sturdy, Gianluca Susta, Johan Van Hecke, Zbigniew Zaleski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Panagiotis Beglitis, Harlem Désir, Elisa Ferreira, Małgorzata Handzlik, Jens Holm, Jörg Leichtfried

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Datum indiening

 

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)