VERSLAG over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
25.1.2007 - (COM(2006)0815 – C6‑0036/2007 – 2006/0271(CNS)) - *
Commissie werkgelegenheid en sociale zaken
Rapporteur: Jan Andersson
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
(COM(2006)0815 – C6‑0036/2007 – 2006/0271(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2006)0815)[1],
– gelet op artikel 128, lid 2 van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0036/2007),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A6‑0008/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG‑Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
| Door de Commissie voorgestelde tekst | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Overweging 3 bis (nieuw) | |
|
|
3 bis. Het Europees Parlement moet gedurende de voor 2008 geplande volledige herziening van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid over voldoende tijd - in ieder geval minimaal vijf maanden - kunnen beschikken ter vervulling van zijn raadgevende functie zoals omschreven in artikel 128, lid 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, |
Motivering | |
Met dit verzoek wordt er rekening mee gehouden dat de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid voor 2008 aanzienlijk kunnen veranderen en dat het Europees Parlement voor die gelegenheid de nodige tijd moet krijgen om zijn rol als raadgever, zoals omschreven in artikel 128, lid 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, onverkort te kunnen spelen. | |
- [1] Nog niet in het PB gepubliceerd.
TOELICHTING
De rapporteur en coördinatoren van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken hebben besloten alleen een amendement betreffende de procedure in te dienen in verband met het recht van het Parlement op de juiste wijze over de komende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid te worden geraadpleegd. Met dit verzoek wordt er rekening mee gehouden dat de richtsnoeren voor 2008 aanzienlijk kunnen veranderen en dat het Parlement voor die gelegenheid de noodzakelijke tijd moet krijgen om zijn rol als raadgever volledig te kunnen spelen, een rol die omschreven is in artikel 128, lid 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
De nieuwe driejaarlijkse beleidscyclus, die met de herziening van de strategie van Lissabon in 2005 gelanceerd werd en waarin de richtsnoeren voor het werkgelegenheidbeleid en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid zijn ondergebracht, geeft de lidstaten de mogelijkheid hun nationale Lissabon-programma's nauwkeurig op hun nationale omstandigheden af te stemmen.
Bij de beoordeling van dit jaar van de nationale hervormingsprogramma's door de Commissie is gebleken dat de werkgelegenheid toeneemt en de werkloosheid daalt. De productiviteitsgroei en de kwaliteit van de banen blijft echter achter bij de behoeften van Europa. Weliswaar blijkt uit de uitvoeringsverslagen dat de lidstaten een groot aantal van de vereiste stappen hebben genomen om de programma's uit te voeren, maar slechts weinig lidstaten zijn tot een volledig geïntegreerde "levenscyclus-benadering" van de werkgelegenheid overgegaan. Er moet meer worden gedaan om het vorig jaar vastgestelde doel te bereiken, namelijk dat iedere jongere die de school of de universiteit verlaat binnen zes maanden nadat hij werkloos wordt een baan, opleidingsmogelijkheid of deelname aan een andere maatregel die zijn kansen op een baan vergroot krijgt aangeboden. De kloof tussen mannen en vrouwen blijft ook groot en de beschikbaarheid van betaalbare mogelijkheden voor kinderopvang blijft een probleem in sommige lidstaten, waardoor het combineren van werk en privé-leven moeilijker wordt. Bovendien blijken de lidstaten slechts beperkte vooruitgang te boeken bij de modernisering van de wetgeving ter bescherming van de werkgelegenheid.
Gezien deze algemene situatie is uw rapporteur van oordeel dat het Europees Parlement een waardevollere bijdrage aan een betere uitvoering van de strategie van Lissabon zou kunnen leveren als het de noodzakelijke tijd (minimaal vijf maanden) krijgt om zich volledig te wijden aan zijn raadgevende rol bij de opstelling van richtsnoeren die de lidstaten bij hun werkgelegenheidsbeleid moeten volgen. In aanmerking genomen dat de communautaire instellingen, waaronder het Europees Parlement, zich assertiever moeten opstellen als het erom gaat zwakke punten in de hervormingsprogramma's van de lidstaten aan te wijzen, zou het Parlement bovendien meer kunnen doen aan het volgen van de vooruitgang die de lidstaten boeken. Wat specifieke aanbevelingen voor bepaalde landen betreft zou het Parlement zaken aan de orde kunnen stellen als de omstandigheden en de vorm waarin een op de nationale situatie toegesneden aanbeveling het meeste nut heeft. Als een van de voornaamste actoren in het politieke proces heeft het Europees Parlement ook de politieke macht meer te doen om het openbare debat over economische hervormingen naar een hoger plan te tillen en de werkgelegenheid te bevorderen.
PROCEDURE
|
Titel |
Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten |
|||||||
|
Document- en procedurenummers |
COM(2006)0815 – C6-0036/2007 –2006/0271(CNS) |
|||||||
|
Datum raadpleging EP |
12.1.2007 |
|||||||
|
Commissie ten principale |
EMPL |
|||||||
|
Medeadviserende commissie(s) |
FEMM |
ITRE |
ECON |
|
|
|||
|
Geen advies |
FEMM |
ITRE |
ECON |
|
|
|||
|
Nauwere samenwerking |
Nee |
|
|
|
|
|||
|
Rapporteur(s) |
Jan Andersson 13.12.2006 |
|
||||||
|
Vervangen rapporteur(s) |
|
|
||||||
|
Vereenvoudigde procedure – datum besluit |
22.11.2006 |
|||||||
|
Betwisting rechtsgrondslag |
|
|
|
|
|
|||
|
Wijziging financiële voorzieningen |
|
|
|
|
|
|||
|
Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité – datum EP-besluit |
|
|||||||
|
Raadpleging Comité van de regio's – datum EP-besluit |
|
|||||||
|
Behandeling in de commissie |
23.1.2007 |
|
|
|
|
|||
|
Datum goedkeuring |
24.1.2007 |
|||||||
|
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
38 0 0 |
||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Jan Andersson, Alexandru Athanasiu, Roselyne Bachelot-Narquin, Jean-Luc Bennahmias, Iles Braghetto, Philip Bushill-Matthews, Milan Cabrnoch, Alejandro Cercas, Derek Roland Clark, Luigi Cocilovo, Jean Louis Cottigny, Proinsias De Rossa, Richard Falbr, Carlo Fatuzzo, Ilda Figueiredo, Joel Hasse Ferreira, Roger Helmer, Stephen Hughes, Ona Juknevičienė, Jan Jerzy Kułakowski, Jean Lambert, Raymond Langendries, Elizabeth Lynne, Mary Lou McDonald, Thomas Mann, Mario Mantovani, Ana Mato Adrover, Maria Matsouka, Csaba Őry, Siiri Oviir, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Pier Antonio Panzeri, Jacek Protasiewicz, José Albino Silva Peneda |
|||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Françoise Castex, Richard Howitt, Gabriele Stauner, Patrizia Toia, Georgios Toussas, Tadeusz Zwiefka |
|||||||
|
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Herbert Bösch, Pedro Guerreiro |
|||||||
|
Datum indiening |
25.1.2007 |
|||||||
|
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... |
|||||||