VERSLAG over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
31.1.2007 - (COM(2005)0579 – C6‑0403/2006 – 2005/0228(COD)) - ***I
Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Jörg Leichtfried
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
(COM(2005)0579 – C6‑0403/2006 – 2005/0228(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0579)[1],
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 80, lid 2 van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6‑0403/2006),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Begrotingscommissie (A6‑0023/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. is van mening dat het in het wetgevingsvoorstel vermelde referentiebedrag in overeenstemming moet zijn met het plafond van rubriek 1a van het nieuwe financiële meerjarenkader en met de bepalingen van paragraaf 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[2];
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 OVERWEGING 2 BIS (nieuw) | |
|
(2 bis) De Commissie dient te onderzoeken of het Agentschap in de toekomst ook bevoegdheden moet krijgen op het vlak van het toezicht op de naleving van de gemeenschappelijke veiligheidsregels in de burgerluchtvaart. |
Motivering | |
Met name op gebieden die zowel de technische veiligheid van het luchtverkeer, als de beveiliging betreffen, is het zinvol het Agentschap bevoegdheden te geven. | |
Dit AM is in overeenstemming met de stemming in eerste lezing op 15 juni 2006 over gemeenschappelijke veiligheidsregels in de burgerluchtvaart. |
Amendement 2
OVERWEGING 10 BIS (nieuw)
|
(10 bis) Krachtens verordening(EG) nr. 2111/2005* is het Agentschap verplicht alle informatie openbaar te maken die van belang kan zijn voor het bijwerken van de communautaire 'zwarte lijst'. Indien het Agentschap, in het kader van de onderhavige verordening, weigert een certificaat aan een luchtvaartmaatschappij te verstrekken, dient het alle informatie die aan deze weigering ten grondslag ligt openbaar te maken, zodat de naam van deze luchtvaartmaatschappij eventueel op de communautaire 'zwarte lijst' kan worden opgenomen. *Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG. |
|
Motivering
Met het oog op samenhang van de communautaire wetgeving is het goed een koppeling aan te brengen tussen de certificatie van luchtvaartmaatschappijen en het exploitatieverbod dat is opgelegd aan maatschappijen op de communautaire 'zwarte lijst'.
Amendement 3
OVERWEGING 16 BIS (nieuw)
|
(16 bis) Lidstaten dienen erop toe te zien dat de begrotingen van de nationale autoriteiten en de door hen in rekening gebrachte kosten en tarieven evenredig met de overdracht van bevoegdheden aan het Agentschap worden verlaagd. |
|
Motivering
Door de lidstaten gemaakte besparingen ten gevolge van de overdracht van bevoegdheden aan het Agentschap dienen volledig aan de klant ten goede te komen, en niet gebruikt te worden voor het op orde brengen van de nationale begrotingen.
Amendement 4 ARTIKEL 1, PUNT (2), LETTER A | |
(f)'gekwalificeerde instantie': een officieel erkend orgaan dat onder het beheer en de verantwoordelijkheid van het Agentschap of van een nationale luchtvaartautoriteit certificeringstaken mag verrichten;" |
(f) 'gekwalificeerde instantie': een orgaan dat onder het beheer en de verantwoordelijkheid van het Agentschap of van een nationale luchtvaartautoriteit certificeringstaken mag verrichten;" |
Motivering | |
Een gekwalificeerde instantie valt reeds onder de verantwoordelijkheid van het Agentschap of de nationale luchtvaartautoriteiten en dient bijgevolg niet officieel te zijn erkend. | |
Amendement 5 ARTIKEL 1, PUNT 2, LETTER (B) | |
(i) een vliegtuig: |
(i) een vliegtuig: |
– met een maximaal goedgekeurd startgewicht van meer dan 5 700 kg of; |
– met een maximaal goedgekeurd startgewicht van meer dan 5 700 kg of; |
– met een maximaal goedgekeurde opstelling van passagierszitplaatsen voor meer dan 9 personen of; |
– met een maximaal goedgekeurde opstelling van passagierszitplaatsen voor meer dan 19 personen of; |
– dat gecertificeerd is voor gebruik met een minimale bemanning van ten minste 2 piloten of; |
– dat gecertificeerd is voor gebruik met een minimale bemanning van ten minste 2 piloten of; |
– dat is uitgerust met (een) turbinestraalmotor(en); of |
|
Motivering | |
Een vliegtuig dat door meer dan één piloot moet worden gevlogen, wordt als een complex luchtvaartuig beschouwd. Verder is 19 passagierszitplaatsen precies de grens waarboven cabinepersoneel verplicht is en derhalve een voor de hand liggend aantal voor het vaststellen van gedetailleerdere eisen op organisatiegebied. | |
Er bestaat een groot gevaar dat het beperken van de toegang tot een specifieke technologie belemmerend zal werken voor de toekomstige invoering van nieuwe, veiliger en milieuvriendelijkere technologieën, en dat het de groei van de algemene luchtvaart in Europa negatief zal beïnvloeden. Gezien vanuit het oogpunt van exploitatie is een kleine straalmotor veel eenvoudiger dan een grote turbinestraalmotor. | |
Amendement 6 ARTIKEL 1, PUNT 2, LETTER (B) | |
k) 'recreatieve luchtvaartactiviteit': iedere niet-commerciële luchtvaartactiviteit met een niet-complex motoraangedreven luchtvaartuig; |
k) 'luchtvaartactiviteit met lichte vliegtuigen': iedere niet-commerciële luchtvaartactiviteit met een licht luchtvaartuig; |
Motivering | |
Puur 'recreatieve' luchtvaartactiviteiten vormen slechts een zeer klein deel van alle niet-commerciële algemene luchtvaartactiviteiten met lichte luchtvaartuigen. De term 'complex luchtvaartuig' wordt gebruikt voor het beschrijven van een breed scala aan activiteiten, uiteenlopend van recreatieve/persoonlijke/lichte luchtvaartactiviteiten tot activiteiten waarvoor een complexe organisatiestructuur en management vereist zijn. | |
Als dit amendement wordt aangenomen, dienen de desbetreffende wijzigingen ook in de rest van de tekst te worden aangebracht. | |
Amendement 7 ARTIKEL 1, PUNT 2, LETTER (B) | |
|
n bis) 'licht luchtvaartuig': |
|
– een luchtvaartuig met een MTOW van ten hoogste 2.000 kg; |
|
– een luchtvaartuig met ten hoogste 5 passagierszitplaatsen. |
Motivering | |
De term 'complex luchtvaartuig' wordt op dit moment gebruikt voor het beschrijven van een breed scala aan activiteiten, uiteenlopend van recreatieve/persoonlijke/lichte luchtvaartactiviteiten tot activiteiten waarvoor een complexe organisatiestructuur en management vereist zijn. Dat is niet goed omdat hierdoor misschien enerzijds onvoldoende regels worden gesteld aan zeer veeleisende vliegtuigen met een recreatieve vergunning en anderzijds de activiteiten waarbij slechts één persoon is betrokken te ingewikkeld worden gemaakt. | |
Amendement 8 |
ARTIKEL 1, PUNT 5
Artikel 6 bis, lid 7 (Verordening (EG) nr. 1592/2002)
7. Bij het vaststellen van de uitvoeringsvoorschriften waarnaar wordt verwezen in lid 6 draagt de Commissie er in het bijzonder zorg voor dat ze in overeenstemming zijn met de stand van de techniek en de beste praktijken op het gebied van opleiding van piloten en het mogelijk maken onmiddellijk te reageren op vastgestelde oorzaken van ongevallen en ernstige incidenten. |
7. Bij het vaststellen van de uitvoeringsvoorschriften waarnaar wordt verwezen in lid 6 draagt de Commissie er in het bijzonder zorg voor dat ze in overeenstemming zijn met de stand van de techniek en beste praktijken, en wetenschappelijke en technische vooruitgang op het gebied van opleiding van piloten en het mogelijk maken onmiddellijk te reageren op vastgestelde oorzaken van ongevallen en ernstige incidenten. |
|
Motivering
Bij de ontwikkeling van toepassingswetgeving inzake het afgeven van pilotenvergunningen moet rekening worden gehouden met alle relevante en meest recente technische en wetenschappelijke gegevens.
Amendement 9 ARTIKEL 1, PUNT 5 | |
3. Exploitanten die zijn betrokken bij de niet-commerciële exploitatie van complexe motoraangedreven luchtvaartuigen moeten verklaren te beschikken over het vermogen en de middelen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden die verband houden met de exploitatie van het luchtvaartuig. |
3. Exploitanten die zijn betrokken bij de niet-commerciële exploitatie van complexe motoraangedreven luchtvaartuigen moeten een verklaring overleggen waaruit blijkt dat zij beschikken over het vermogen en de middelen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden die verband houden met de exploitatie van het luchtvaartuig. |
Motivering | |
Dit amendement hangt samen met het amendement op lid 5 van het nieuwe artikel 6 ter waarmee een specifiekere verklaring met een nauwkeuriger inhoud wordt beoogd. Een te vage formulering zou problemen voor het Agentschap opleveren. | |
Amendement 10 ARTIKEL 1, PUNT 5 | |
4. Het cabinepersoneel dat betrokken is bij de exploitatie van luchtvaartuigen waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 1, onder b) en c), moet voldoen aan de essentiële eisen die zijn vastgelegd in bijlage IV. Ze moeten in het bezit zijn van een attest en een medisch certificaat dat toepasselijk is voor de desbetreffende exploitatiehandeling. |
4. Het cabinepersoneel dat betrokken is bij de exploitatie van luchtvaartuigen waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 1, onder b) en c), moet voldoen aan de essentiële eisen die zijn vastgelegd in bijlage IV. Cabinepersoneel dat commerciële luchtvaartactiviteiten uitoefent dient in het bezit te zijn van een attest als in eerste instantie beschreven in punt d) van OPS 1.1005, als bepaald in Verordening (EG) nr. 1899/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart1(EU OPS); indien de lidstaat dat verlangt, kan dit attest worden verstrekt door erkende exploitanten of opleidingsorganisaties. ___________ 1PB L 377 van 27.12.2006, blz. 1. |
Motivering | |
Met dit amendement wordt beoogd de veiligheidscontroles optimaal en uniform te verbeteren; hiermee wordt voorts het vrije verkeer van cabinepersoneel binnen de EU mogelijk gemaakt. Zowel luchtvaartactiviteiten (punt 7.b. van Bijlage IV) als medische geschiktheid dienen hieronder te vallen, niet alleen in het belang van de passagiers, maar ook in het belang van het cabinepersoneel zelf. In de studie vliegtijdbeperkingen dient ook aandacht te worden geschonken aan het cabinepersoneel. | |
Amendement 11 ARTIKEL 1, PUNT 5 | |
(d) de voorwaarden en procedures voor toezicht op en inspectie van de in lid 3 bedoelde exploitanten; |
(d) de inhoud van en middelen tot attestering van de door de in lid 3 bedoelde exploitanten af te leggen verklaringen en de voorwaarden en procedures voor toezicht en inspectie met betrekking tot de specifieke in de verklaring beschreven activiteiten; |
Motivering | |
Dit amendement heeft betrekking op de specifiekere eisen voor wat betreft de inhoud van het attest en de wijze van afgifte (zie amendement op punt 3 van artikel 6ter). | |
Amendement 12 |
ARTIKEL 1, PUNT 5
Artikel 6 ter, lid 5, letter e) (Verordening (EG) nr. 1592/2002)
e) de voorwaarden voor de afgifte, handhaving, wijziging, beperking, opschorting of intrekking van het certificaat van het in lid 4 bedoelde cabinepersoneel; |
e) de voorwaarden voor de afgifte, wederzijdse erkenning, handhaving, wijziging, beperking, opschorting of intrekking van het attest van het in lid 4 bedoelde cabinepersoneel; |
|
Motivering
Krachtens Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties is het attest het laagste niveau van bewijs van een kwalificatie. Het cabinepersoneel speelt een belangrijke rol, ook voor de veiligheid, en dient derhalve goed opgeleid en gekwalificeerd te zijn. Vandaar dat een certificaat van een onafhankelijk orgaan het meest geëigend is. Dit maakt ook de wederzijdse erkenning van kwalificaties van cabinepersoneel mogelijk, hetgeen ook goed is voor de mobiliteit van werknemers.
Amendement 13 ARTIKEL 1, PUNT 6 | |
|
1 bis. Wanneer een lidstaat of het Agentschap informatie ontvangt waaruit blijkt dat een door een andere lidstaat afgegeven certificaat niet aan deze verordening of haar uitvoeringsbepalingen voldoet, en wel op een wijze die de veiligheid ernstig in gevaar zou kunnen brengen, stelt hij de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. |
Motivering | |
Wanneer uit informatie blijkt dat een door een lidstaat afgegeven certificaat niet geldig is, moet deze kennis direct worden uitgewisseld met de andere lidstaten en de Commissie, ten einde het nemen van corrigerende maatregelen en eventueel zelfs het opleggen van sancties mogelijk te maken. | |
Amendement 14 ARTIKEL 1, PUNT 7, PUNT (A) | |
(a) lid 2 wordt vervangen door: "2. In afwachting van de vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften zoals omschreven in artikel 5, lid 5 en artikel 6 bis, lid 6, en onverminderd artikel 2, lid 3, mogen certificaten die niet kunnen worden afgegeven in overeenstemming met deze verordening, worden afgegeven op grond van de toepasselijke nationale regelgeving." |
(a) lid 2 wordt vervangen door: "2. De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat of een Agentschap de in artikel 54, lid 4 bedoelde procedure in gang zetten om te beslissen of een certificaat dat overeenkomstig deze verordening is afgegeven ook feitelijk daarmee en met de uitvoeringsvoorschriften ervan overeenstemt. Ingeval het certificaat niet overeenstemt of niet effectief overeenstemt, verlangt de Commissie van de verstrekker van het certificaat dat hij passende corrigerende en veiligheidsmaatregelen treft, zoals beperking of opschorting van het certificaat. Bovendien zijn de bepalingen van lid 1 niet meer van toepassing op het certificaat vanaf de datum van kennisgeving van het besluit van de Commissie aan de lidstaten. 2 bis. Wanneer de Commissie over voldoende aanwijzingen beschikt om vast te stellen dat de in lid 2 genoemde verstrekker passende corrigerende maatregelen heeft getroffen om het niet-overeenstemmen of het niet effectief overeenstemmen van het certificaat aan te pakken en dat de veiligheidsmaatregelen niet langer nodig zijn, beslist zij of de bepalingen van lid 1 van toepassing zijn op dit certificaat. Deze bepalingen zijn van toepassing vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit aan de lidstaten. 2ter. In afwachting van de vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften zoals omschreven in de artikelen 5, lid 4, 6 bis, lid 6 en 6quater, lid 4, en onverminderd artikel 57, lid 4 van deze verordening, mogen certificaten die niet kunnen worden afgegeven in overeenstemming met deze verordening, worden afgegeven op grond van de toepasselijke nationale regelgeving. 2 quater. In afwachting van de vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften zoals omschreven in artikel 6 ter, lid 5 en onverminderd artikel 57, lid 4 van deze verordening, mogen certificaten die niet kunnen worden afgegeven in overeenstemming met deze verordening, worden afgegeven op grond van de toepasselijke nationale wetgeving of, indien van toepassing, op grond van de desbetreffende vereisten van Verordening (EEG) 3922/1991. 2 cinquies. De bepalingen van dit artikel laten Verordening (EG) 2111/05 en haar uitvoeringsvoorschriften onverlet." |
Amendement 15 ARTIKEL 1, PUNT 9 | |
1. Gekwalificeerde instanties die overeenkomstig de toepasselijke certificeringsprocedures specifieke certificeringstaken uitvoeren namens het Agentschap of namens de lidstaten, wanneer deze overeenkomstig de onderhavige verordening certificeringstaken uitvoeren, moeten voldoen aan de criteria die zijn vastgelegd in bijlage V en moeten aantonen dat ze over de vereiste organisatie en deskundigheid beschikken. Dit vermogen en deze middelen worden erkend door middel van de afgifte van een accreditatie door het Agentschap. |
Bij toekenning van een specifieke certificeringstaak aan een gekwalificeerde instantie, ziet het Agentschap of de luchtvaartautoriteit van de lidstaat in kwestie erop toe dat deze instantie voldoet aan de criteria die zijn vastgelegd in bijlage V. |
2. Met betrekking tot gekwalificeerde instanties doet het Agentschap het volgende: a) het voert zelf of met behulp van de nationale luchtvaartautoriteiten inspecties en audits uit bij de instanties die het officieel erkent; b) het draagt zorg voor de afgifte en de vernieuwing van de officiële erkenningen; c) het kan de officiële erkenning van de relevante instantie wijzigen, beperken, opschorten of intrekken indien de voorwaarden op grond waarvan ze door het Agentschap is afgegeven niet langer zijn vervuld of indien de betrokken instantie de door deze verordening of door de uitvoeringsvoorschriften opgelegde verplichtingen niet nakomt." |
|
Motivering | |
Wanneer de instantie voldoet aan de criteria van Bijlage V, is aan alle noodzakelijke vereisten voldaan. | |
Amendement 16 ARTIKEL 1, PUNT 12 | |
1. Wanneer informatie bedoeld in artikel 11 door een natuurlijk persoon op vrijwillige basis is verstrekt, wordt de informatiebron niet bekendgemaakt in de verslagen.
2. Onverminderd de toepasselijke voorschriften van het strafrecht ondernemen de lidstaten geen stappen in verband met onopzettelijke of onwillekeurige schendingen van de wet welke uitsluitend onder hun aandacht komen omdat ze in het kader van de toepassing van deze verordening of de uitvoeringsvoorschriften ervan zijn gemeld. Dit geldt niet in gevallen van grove nalatigheid. 3. In overeenstemming met de procedures die zijn gedefinieerd in de nationale wetgeving en rechtspraktijk dragen de lidstaten er zorg voor dat werknemers die in het kader van de uitvoering van deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften ervan informatie verschaffen, niet worden onderworpen aan een nadelige behandeling door hun werkgever, tenzij er sprake is van grove nalatigheid.
|
1. Wanneer informatie bedoeld in artikel 11, lid 1 door een natuurlijk persoon op vrijwillige basis aan de Commissie of het Agentschap is verstrekt, wordt de informatiebron niet bekendgemaakt. Als de informatie is verstrekt aan een nationale autoriteit, wordt de bron van de informatie beschermd in overeenstemming met de nationale wetgeving. 2. Onverminderd de toepasselijke voorschriften van het strafrecht ondernemen de lidstaten geen stappen in verband met onopzettelijke of onwillekeurige schendingen van de wet welke uitsluitend onder hun aandacht komen omdat ze in het kader van de toepassing van deze verordening of de uitvoeringsvoorschriften ervan zijn gemeld. Dit geldt niet in gevallen van grove nalatigheid. 3. Onverminderd de toepasselijke voorschriften van het strafrecht en in overeenstemming met de procedures die zijn gedefinieerd in de nationale wetgeving en rechtspraktijk dragen de lidstaten er zorg voor dat werknemers die in het kader van de uitvoering van deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften ervan informatie verschaffen, niet worden onderworpen aan een nadelige behandeling door hun werkgever. Dit geldt niet in gevallen van grove nalatigheid. |
Amendement 17 ARTIKEL 1, PUNT 17 BIS (nieuw) | |
|
(17 bis) Het volgende artikel 16bis wordt ingelast: "Artikel 16bis Boetes 1. Bij het nemen van in artikel 13, letter c) bedoelde besluiten, mag het Agentschap |
|
(a) personen en ondernemingen waaraan het zelf een certificaat heeft verstrekt, boetes opleggen, wanneer de bepalingen van deze Verordening en de uitvoeringsvoorschriften ervan opzettelijk of uit nalatigheid niet zijn nageleefd; |
|
(b) personen en ondernemingen waaraan het zelf een certificaat heeft verstrekt, dwangsommen opleggen, berekend vanaf de in het besluit gestelde datum, ten einde hen ertoe te dwingen de bepalingen van deze Verordening of de uitvoeringsvoorschriften ervan na te leven. |
|
2. De in lid 1 bedoelde boetes en dwangsommen hebben een dissuasief karakter en staan in verhouding tot de ernst van het geval en de economische positie van de betrokken certificaathouder, waarbij met name rekening wordt gehouden met de mate waarin de veiligheid in gevaar is gebracht. |
|
3. Besluiten die krachtens lid 1 worden genomen, zijn niet van strafrechtelijke aard. 4. Het bedrag van de door het Agentschap geïnde boetes wordt afgetrokken van de in artikel 48, lid 1, letter a) bedoelde bijdrage. |
|
5. De Commissie stelt overeenkomstig de in artikel 54, lid 3 vastgelegde procedure de uitvoeringsvoorschriften van dit artikel vast, en met name:
|
|
(a) de bepalingen van de uitvoeringsvoorschriften die in geval van overtreding aanleiding geven tot oplegging van boetes en dwangsommen; |
|
(b) het maximumbedrag van boetes en dwangsommen; |
|
(c) de voorwaarden voor de oplegging van boetes en dwangsommen, met inbegrip van de criteria voor de vaststelling van het bedrag." 6. Bij de vaststelling van de criteria voor de vaststelling van de boetebedragen, houdt de Commissie rekening met de inkomens van de personen en ondernemingen waaraan zij worden opgelegd." |
Motivering | |
Het Agentschap dient de mogelijkheid te hebben boetes/dwangsommen op te leggen, wanneer een organisatie of persoon niet aan de vereisten voldoet. | |
Amendement 18 |
ARTIKEL 1, PUNT 18 BIS (nieuw)
Artikel 20, lid 1 bis (nieuw) (Verordening (EG) nr. 1592/2002)
|
(18 bis) In artikel 20 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd: |
|
|
"1 bis. Artikel 12, lid 2, letter e), en artikel 82, lid 3, letter e), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zijn pas 36 maanden na het moment van indiensttreding van de personeelsleden met een overeenkomst van bepaalde duur en de arbeidscontractanten van toepassing." |
|
Motivering
De ervaring met de aanwerving bij het Agentschap sinds 2002 heeft geleerd dat de aanwerving van een aanzienlijk percentage (ongeveer 10%) van het hoogopgeleide en dringend benodigde personeel alleen is mislukt wegens de taalvereisten waaraan personeelsleden van de Europese Gemeenschappen moeten voldoen. Hoewel vele kandidaten weliswaar over een grondige kennis beschikten van de werktaal van het Agentschap (Engels), beschikten zij niet over voldoende kennis van een andere communautaire taal. Dit is een wezenlijk obstakel voor het Agentschap om zijn taken uit te voeren. Derhalve is er behoefte aan een aangepaste overgangsperiode gedurende welke de betrokken personeelsleden hun functies in het Agentschap kunnen bekleden en de vereiste taalkennis kunnen verwerven voor wanneer de taalvereisten van kracht worden.
Amendement 19 ARTIKEL 1, PUNT 19, LETTER (A), PUNT (I) | |
b) keurt het algemene jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap goed en zendt het uiterlijk op 15 juni toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten; elk jaar stuurt de raad van bestuur namens het Agentschap alle informatie over het resultaat van de beoordelingsprocedures naar de begrotingsautoriteit; |
b) keurt het algemene jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap goed en zendt het uiterlijk op 15 juni toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten; elk jaar stuurt de raad van bestuur namens het Agentschap alle informatie over het resultaat van de beoordelingsprocedures naar de begrotingsautoriteit, en met name informatie in verband met de effecten of gevolgen van wijzigingen in de aan het Agentschap toegewezen taken; |
Motivering | |
Wijzigingen in de taakomschrijving van een Agentschap zijn zeer vaak van invloed op de omvang van de benodigde middelen. Wil de begrotingsautoriteit kunnen beoordelen of een verzoek om aanvullende middelen gerechtvaardigd is, moet zij zich een duidelijk beeld kunnen vormen van eventuele wijzigingen in het mandaat van het agentschap. | |
Amendement 20 ARTIKEL 1, PUNT 20, SUB (A) | |
1. De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één vertegenwoordiger van de Commissie. De Raad benoemt een vertegenwoordiger van elke lidstaat en een plaatsvervanger die dat lid bij afwezigheid vertegenwoordigt. Ook de Commissie benoemt een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger. De duur van de ambtstermijn bedraagt vijf jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd." |
1. De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één vertegenwoordiger van de Commissie die worden geselecteerd op grond van erkende ervaring op het gebied van de burgerluchtvaart en managementcapaciteiten. De Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, benoemt een vertegenwoordiger van elke lidstaat en een plaatsvervanger die dat lid bij afwezigheid vertegenwoordigt en die niet betrokken is bij de tenuitvoerlegging van deze Verordening en de hiervoor vastgestelde uitvoeringsvoorschriften. Ook de Commissie benoemt een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger. De duur van de ambtstermijn bedraagt vijf jaar. Deze ambtstermijn kan worden verlengd." |
Motivering | |
Het doel van dit amendement is te zorgen voor evenwichtigere vertegenwoordiging van de drie instellingen in de raad van bestuur en eventuele problemen voor wat betreft incompatibiliteit van functies op nationaal/Agentschapsniveau op te lossen. | |
Het Parlement moet een rol vervullen die overeenkomt met zijn status, evenwel zonder het proces onnodig ingewikkeld te maken. | |
Amendement 21 ARTIKEL 1, PUNT 22 | |
2. Elk door de Raad benoemd lid heeft één stem. De vertegenwoordiger van de Commissie heeft evenveel stemmen als de door de Raad benoemde leden samen. De vertegenwoordigers van belanghebbende partijen en de uitvoerend directeur van het Agentschap hebben geen stemrecht. Bij afwezigheid van een lid is zijn plaatsvervanger gerechtigd zijn stemrecht uit te oefenen." |
2. Elk overeenkomstig artikel 25, lid 1 benoemd lid heeft één stem. De vertegenwoordiger van de Commissie heeft evenveel stemmen als 25% van de door de Raad benoemde leden samen. De vertegenwoordigers van belanghebbende partijen en de uitvoerend directeur van het Agentschap hebben geen stemrecht. Bij afwezigheid van een lid is zijn plaatsvervanger gerechtigd zijn stemrecht uit te oefenen." |
Amendement 22 ARTIKEL 1, PUNT 23 | |
(23) De volgende artikelen 28 bis tot en met 28 quater worden ingevoegd na artikel 28: |
schrappen |
"Artikel 28 bis |
|
Bevoegdheden van de raad van bestuur |
|
1. Het Agentschap heeft een raad van bestuur. |
|
2. Onverminderd de bevoegdheden van de raad van bestuur en de functies en bevoegdheden van de uitvoerend directeur, heeft het dagelijks bestuur de volgende bevoegdheden: |
|
a) het opstellen van het reglement van orde; |
|
b) de goedkeuring van de strategische richtsnoeren betreffende de in artikel 12 vermelde taken van het Agentschap en betreffende de organisatie en werking van het Agentschap; |
|
c) de voorbereiding van en het toezicht op de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur; |
|
d) het toezicht op de tenuitvoerlegging van de door de raad van bestuur goedgekeurde begroting. |
|
Artikel 28 ter |
|
Samenstelling van het dagelijks bestuur |
|
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit: |
|
a) drie leden die door de raad van bestuur zijn gekozen uit de door de Raad benoemde leden van het Agentschap; |
|
b) drie door de Commissie benoemde leden; |
|
c) twee waarnemers die uit en door de vertegenwoordigers van belanghebbende partijen in de raad van bestuur zijn gekozen. |
|
2. De ambtstermijn van de leden en waarnemers die zetelen in de raad van bestuur loopt af wanneer hun respectieve lidmaatschap van de raad van bestuur ten einde loopt. Onverminderd deze bepaling bedraagt de duur van de ambtstermijn dertig maanden. De ambtstermijn kan één keer worden verlengd. |
|
3. Het dagelijks bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter. De vice-voorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn taken te verrichten. De ambtstermijn van de voorzitter en de vice-voorzitter loopt af wanneer hun respectieve lidmaatschap van de raad van bestuur eindigt. |
|
Artikel 28 quater |
|
Vergaderingen van het dagelijks bestuur |
|
1. Het dagelijks bestuur komt bijeen op convocatie van de voorzitter. |
|
2. Het dagelijks bestuur komt bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. |
|
3. Het dagelijks bestuur kan elkeen wiens advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen. |
|
4. De leden van het dagelijks bestuur kunnen zich laten bijstaan door adviseurs of deskundigen, overeenkomstig de wijze die in het reglement van orde is vastgesteld. |
|
5. De vergaderfaciliteiten en secretariaatstaken voor het dagelijks bestuur worden verzorgd door het Agentschap. |
|
6. Het dagelijks bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. |
|
7. Elk lid van het dagelijks bestuur beschikt over een stem. De in artikel 28 ter, lid 1, onder c), vermelde vertegenwoordigers van belanghebbende partijen en de in de leden 3 en 4 van dat zelfde artikel vermelde waarnemers, adviseurs of deskundigen hebben geen stemrecht. |
|
8. In het reglement van orde worden de nadere bijzonderheden van de stemprocedure vastgesteld en in het bijzonder onder welke voorwaarden een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de quorumvoorschriften, indien van toepassing." |
|
Motivering | |
Indien het doel verbetering van de procedures is, is er geen behoefte aan een raad van bestuur want die voegt niets toe aan het bestaande systeem. | |
Amendement 23 ARTIKEL 1, PUNT 30 | |
Het jaarlijks werkprogramma moet beantwoorden aan de in deze verordening vastgestelde doelstellingen, opdracht en taken van het Agentschap. |
Het jaarlijks werkprogramma moet beantwoorden aan de in deze verordening vastgestelde doelstellingen, opdracht en taken van het Agentschap. Er wordt duidelijk in aangegeven welke opdrachten en taken van het Agentschap ten opzichte van het voorgaande jaar zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt. |
Motivering | |
Wijzigingen in de taakomschrijving van een agentschap zijn zeer vaak van invloed op de omvang van de benodigde middelen. Wil de begrotingsautoriteit kunnen beoordelen of een verzoek om aanvullende middelen gerechtvaardigd is, moet zij zich een duidelijk beeld kunnen vormen van eventuele wijzigingen in het mandaat van het agentschap. | |
Amendement 24 ARTIKEL 1, PUNT 30 | |
In het algemeen jaarverslag wordt beschreven hoe het Agentschap zijn jaarlijks werkprogramma heeft uitgevoerd. |
In het algemeen jaarverslag wordt beschreven hoe het Agentschap zijn jaarlijks werkprogramma heeft uitgevoerd. In dit verslag worden de eventuele effecten of gevolgen van wijzigingen in de aan het Agentschap toegewezen taken duidelijk beschreven. |
Motivering | |
Wijzigingen in de taakomschrijving van een agentschap zijn zeer vaak van invloed op de omvang van de benodigde middelen. Wil de begrotingsautoriteit kunnen beoordelen of een verzoek om aanvullende middelen gerechtvaardigd is, moet zij zich een duidelijk beeld kunnen vormen van eventuele wijzigingen in het mandaat van het agentschap. | |
Amendement 25 ARTIKEL 1, PUNT 32, LETTER (A) | |
Het Agentschap kan ook financiële bijdragen ontvangen van lidstaten, derde landen of andere entiteiten." |
Het Agentschap kan geen enkele financiële bijdragen ontvangen van lidstaten, derde landen of andere entiteiten. |
Motivering | |
Het is belangrijk om de materiële, organisatorische en politieke onafhankelijkheid van het Agentschap te waarborgen, ook op de lange termijn. |
Amendement ARTIKEL 1, PUNT 32, LETTER (A) BIS) (nieuw)
Artikel 48, lid 5 bis (nieuw) (Verordening (EG) nr. 1592/2002)
|
(a) bis. het volgende lid 5 bis wordt ingevoegd: "(5 bis) Regelgevingsbudgetten en de tarieven die voor certificatiewerkzaamheden worden vastgesteld en geïnd, moeten afzonderlijk worden vastgesteld en afzonderlijk in de begroting van het Agentschap worden vermeld." |
|
Motivering
Transparantie moet een leidend beginsel zijn.
Amendement 27 ARTIKEL 1, PUNT 33 | |
(33) Artikel 53, lid 4, tweede alinea, wordt geschrapt. |
(33) In artikel 53 worden de paragrafen 2 t/m 4 vervangen door de volgende tekst: |
|
"2. De tarieven- en vergoedingsregeling bepaalt in het bijzonder de zaken waarvoor de in artikel 48, lid 1, letters c) en d bedoelde tarieven en vergoedingen verschuldigd zijn, de hoogte van de tarieven en vergoedingen en de wijze waarop zij mogen worden betaald. |
|
3. Tarieven en vergoedingen worden in rekening gebracht voor: |
|
a) de afgifte en vernieuwing van certificaten, alsmede de hiermee verband houdende organisatorische taken van voortdurend toezicht behalve voor de voortdurende luchtwaardigheid van de producten; |
|
b) de verlening van diensten; zij dienen de feitelijke kosten te weerspiegelen van elke verleende dienst apart;
|
|
c) de behandeling van beroepen. |
|
Alle tarieven en vergoedingen worden uitgedrukt en betaald in euro. 4. De hoogte van de tarieven en vergoedingen wordt bepaald op een niveau waarmee wordt gewaarborgd dat de desbetreffende ontvangsten in principe voldoende zijn om de volledige kosten van de verleende diensten te dekken. |
Motivering | |
Met dit amendement wordt een duidelijker en meer expliciet onderscheid aangebracht in de verschillende categorieën inkomsten en wordt een maximum gesteld aan de inkomsten uit tarieven. | |
Amendement 28 |
ARTIKEL 1, PUNT 34 BIS (nieuw)
Artikel 56, lid 3 bis (Verordening (EG) nr. 1592/2002)
|
(34 bis) Aan artikel 56 wordt het volgende lid 3 bis toegevoegd: |
|
|
"3 bis. De tarieven voor typecertificatie en andere tarieven mogen niet onevenredig hoger zijn dan de tarieven vóór de oprichting van het Agentschap." |
|
Motivering
Vanuit mededingingsoogpunt is het ontoelaatbaar dat de tarieven die centraal door het Agentschap worden vastgesteld op grond van koopkrachtverschillen tussen de lidstaten discriminerend zijn of het onmogenlijk maken om in sommige lidstaten luchtvaart- of aan luchtvaart gerelateerde activiteiten uit te oefenen.
Amendement 29 BIJLAGE, PUNT 2 | |
|
8.gbis. De uitvoeringsvoorschriften voor de regels van punt 8.a tot punt 8.f moeten gebaseerd zijn op een risicobeoordeling en evenredig aan de schaal en het bestek van de activiteiten. |
Motivering | |
De verordening bestrijkt een zeer breed scala aan activiteiten en vliegtuigen - van één- tot 100-persoons toestellen. Dit nieuwe lid specificeert dat de uitvoeringsvoorschriften gebaseerd moeten zijn op een beoordeling van het risico van en evenredig aan de desbetreffende activiteit. |
TOELICHTING
I. Inleiding
Verordening 1592/2002, die in september 2002 in werking is getreden, gaf de Gemeenschap exclusieve bevoegdheid voor de regelgeving inzake de luchtwaardigheid en milieucompatibiliteit van luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken alsook inzake organisaties en personen die bij het ontwerp, de productie en het onderhoud ervan zijn betrokken.
Met de Verordening werd een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart opgericht om de Commissie te helpen een samenhangende reeks voorschriften vast te stellen voor de tenuitvoerlegging ervan. Aangezien een gecentraliseerde tenuitvoerlegging van zulke normen in dezen efficiënter is, is het Agentschap ook verantwoordelijk voor de type-certificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken (i.e. de luchtvaartuigen, motoren en propellers) en het toezicht op buiten de EU gelegen organisaties, terwijl de nationale luchtvaartautoriteiten verantwoordelijk zijn voor de individuele certificering van producten en het toezicht op organisaties en personen die onder hun jurisdictie vallen. Ten slotte houdt het Agentschap toezicht op de lidstaten met het oog op een uniforme tenuitvoerlegging van de communautaire voorschriften.
II Het Commissievoorstel
Op grond van hetzelfde artikel 80, lid 2 van het Verdrag en in het bijzonder artikel 7 van Verordening 1592/2002 stelt de Commissie thans voor de reikwijdte van de communautaire bevoegdheid uit te breiden tot verscheidene terreinen die tot dusverre door de Gezamenlijke Luchtvaartautoriteiten (JAA) op een niet-verplichte en vaak niet-uniforme basis werden gecoördineerd, zoals:
1- Het verstrekken van vergunningen aan piloten: In het nieuwe artikel 6bis wordt bepaald dat piloten alsmede synthetische vluchttrainingstoestellen, organisaties en personen die betrokken zijn bij de opleiding, toetsing, controle en medische keuring van piloten moeten voldoen aan de essentiële eisen die zijn vastgelegd in bijlage III van het voorstel tot wijziging van de Verordening. Voor de afgifte van vergunningen, goedkeuring van personeel en organisaties op hun grondgebied zijn de lidstaten verantwoordelijk onder supervisie van het Agentschap. Voor wat betreft derde landen is het Agentschap rechtstreeks verantwoordelijk (art. 15, lid 1, punt b), onder i)).
In dit verband zijn enkele opmerkingen te maken:
De uitvoeringsvoorschriften voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld middels de regelgevende procedure (artikel 5) van het comitologiebesluit (1999/468/EG).
Voorgesteld wordt toegang tot lichtere luchtvaartuigen te vergemakkelijken door de voorschriften voor de afgifte van vergunningen aan privé-piloten af te stemmen op dit soort activiteiten en door niet-gouvernementele beoordelingsorganen, zoals pilotenverenigingen, toe te staan zulke vergunningen voor recreatieve activiteiten aan privé-piloten af te geven. De noodzakelijke inspecties en audits van deze beoordelingsorganen kunnen worden uitgevoerd door het Agentschap zelf of door nationale luchtvaartautoriteiten.
Volgens het voorstel mogen certificaten aan organisaties voor de opleiding van personeel, luchtvaartgeneeskundige centra en synthetische vluchttrainingstoestellen onder toezicht van een lidstaat, op verzoek van die lidstaat door het Agentschap worden afgegeven. Dit biedt sommige lidstaten die geen beschikking hebben over controle- of certificeringscapaciteit, de mogelijkheid bepaalde taken rechtstreeks aan het Agentschap over te dragen.
2- Luchtvaartactiviteiten: Volgens het voorstel valt de regelgeving inzake luchtvaartactiviteiten ook onder de taken van het Agentschap (artikel 6 ter); de exploitatie van luchtvaartuigen moet voldoen aan de essentiële eisen die zijn vastgelegd in bijlage IV. Exploitanten die zijn betrokken bij commerciële luchtvaartactiviteiten dienen aan de hand van een certificaat aan te tonen dat zij zich kunnen kwijten van de verantwoordelijkheden die zij dragen. Exploitanten die zijn betrokken bij de niet-commerciële exploitatie van een complex luchtvaartuig (zie definitie in artikel 3 j)) moeten verklaren te beschikken over het vermogen te voldoen aan de exploitatievoorschriften voor hun categorie luchtvaartuig. In lid 4 van artikel 6 ter) wordt voorgesteld dat het cabinepersoneel in het bezit moet zijn van een toepasselijk attest en medisch certificaat. Ook hier worden de uitvoeringsvoorschriften voor de toepassing van dit artikel vastgesteld volgens dezelfde comitologieprocedure als voor het verstrekken van vergunningen aan piloten; deze moeten in overeenstemming zijn met de stand van de techniek en de beste praktijken in deze sector.
3- Luchtvaartuigen uit derde landen: Voorgesteld wordt de exploitatie door derde landen van luchtvaartactiviteiten in de EU, een terrein dat onlangs in de EU-wetgeving is opgenomen, ook aan de bevoegdheden van het Agentschap toe te voegen. Het doel hiervan is ex ante vast te stellen, naar het voorbeeld van een aantal grotere landen zoals de Verenigde Staten van Amerika, dat exploitanten uit derde landen aan de veiligheidseisen voldoen alvorens zij naar, vanuit of in de Gemeenschappen kunnen opereren. Het spreekt voor zich dat deze eisen overeen dienen te komen met de verplichtingen die de lidstaten door het Verdrag van Chicago worden opgelegd (artikelen 5, lid 1, 5, lid 4 j), 5, lid 5 d), 6 bis, lid 1, 6 ter, lid 1).
4.- Gezamenlijk toezicht (artikel 7): Een ander kenmerk van het voorstel, dat logisch gezien in het verlengde ligt van de totstandbrenging van één groot EU-luchtruim, is de instelling van een wederzijdse en gedeelde verplichting tussen het Agentschap en de lidstaten om te zorgen voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van deze Verordening en de daaraan verbonden uitvoeringsvoorschriften.
5- Gekwalificeerde instanties (artikel 9 bis) die certificeringstaken uitvoeren namens het Agentschap of de nationale luchtvaartautoriteiten moeten voldoen aan de in Bijlage V bij het voorstel vastgelegde criteria. Indien zulks het geval is, wordt dit erkend door middel van de afgifte van een accreditatie door het Agentschap.
6- Een niet op straf gebaseerde veiligheidscultuur (artikel 11bis): Voorgesteld wordt informatiebronnen, inclusief informanten, adequate bescherming te bieden; aldus worden zij ertoe aangespoord voorvallen te melden die na analyse kunnen bijdragen tot meer veiligheid en ongelukken kunnen voorkomen.
7- Internationale samenwerking (artikel 18): Het spreekt voor zich dat de Commissie en het Agentschap op het vlak van de internationale betrekkingen een belangrijke rol te spelen hebben; er zij echter gewezen op het feit dat de niet-vertegenwoordiging van de EU in de ICAO een anomalie is; de Europese Unie als zodanig is geen lid van deze organisatie, maar heeft op grond van het Gemeenschapsrecht tegelijkertijd gedeelde of zelfs exclusieve bevoegdheid op de meeste onder het Verdrag van Chicago vallende terreinen.
8- Structuur en werkmethoden van het Agentschap:
De Commissie stelt voor dat de vertegenwoordigers van de lidstaten in de raad van bestuur door de Raad worden benoemd. Ook wordt voorgesteld dat de vertegenwoordiger van de Commissie evenveel stemmen krijgt als de door de Raad benoemde leden samen (artikel 28). Dit is een ingrijpende wijziging ten opzicht van de oorspronkelijke tekst, waar de vertegenwoordiger van de Commissie slechts één stem had. Ten slotte wordt voorgesteld een dagelijks bestuur in te stellen om de werkzaamheden en beslissingen van de raad van bestuur voor te bereiden.
9- Financiële middelen van het Agentschap: in artikel 48 stelt de Commissie eventuele aanvullende begrotingsmiddelen voor, zoals bijdragen van lidstaten, derde landen en andere entiteiten. Het is van belang dit concept nader te definiëren ten einde te voorkomen dat entiteiten met rechtstreekse commerciële belangen in de luchtvaart bijdragen aan de financiering van de begroting van het Agentschap en aldus zijn onafhankelijkheid in gevaar brengen.
III Opmerkingen
• De rapporteur wenst erop te wijzen dat hij zeer positief staat tegenover dit voorstel dat in het logische verlengde ligt van de vaststelling en inwerkingtreding van Verordening nr. 1592/2002. De Commissie stelt voor de bevoegdheden van het Agenschap uit te breiden en tracht een aantal beheers-, begrotings- en andere procedures van het Agentschap na een functioneren van enkele jaren aan te passen en bij te stellen. Alle aangelegenheden die nu reeds onder de bevoegdheden van het Agentschap vallen of zullen komen te vallen vielen voorheen onder de bevoegdheid van de gezamenlijke luchtvaartautoriteiten, een coördinerende instantie zonder wetgevende bevoegdheid. De beslissingen van deze instantie waren niet-bindend en lieten in sommige gevallen teveel ruimte voor de interpretatie en tenuitvoerlegging van de veiligheidseisen.
• Het Agentschap is opgericht om een andere en complexe rol te spelen als uiteengezet in het eerste en tweede deel van de toelichting. De rapporteur beveelt ten zeerste aan om het Agentschap niet alleen theoretische, maar ook daadwerkelijke praktische bevoegdheden te geven om de aan het Agentschap toevertrouwde taken uit te voeren. De luchtvaart wordt een steeds complexere aangelegenheid en vereist voor het beperkte geografische gebied dat de EU en Europa is, één enkele aanpak om onze doelstelling van uniforme veiligheidseisen op optimaal niveau te verwezenlijken. Het Agentschap wordt nu uitgerust met een structuur, personeel en een begroting die het voorbereiden op de toekomst. Voor de rapporteur is de veiligheid hier vooral doorslaggevend; met steeds meer luchtverkeer in de komende jaren is het van belang een sterke instantie te hebben die de verantwoordelijkheid voor alle noodzakelijke taken kan dragen. Veiligheid is de primaire doelstelling en mag niet in gevaar worden gebracht door bevoegdheidsconflicten met de nationale luchtvaartautoriteiten. Deze autoriteiten boeten enerzijds in zekere zin enigszins aan bevoegdheid in, maar krijgen er anderzijds ook bevoegdheden bij, getuige het nieuwe artikel 7 over gezamenlijk toezicht en de wederzijdse erkenning van certificaten.
• Het is onder de aandacht van de rapporteur gebracht dat het Agentschap problemen heeft het gewenste ervaren personeel aan te werven als gevolg van problemen als: talenkennis (de personeelsleden van het Agentschap zijn EU-ambtenaren en moeten bijgevolg ten minste twee vreemde talen beheersen, terwijl in de internationale luchtvaart Engels de lingua franca is; talrijke potentiële kandidaten voor kaderposten voldoen niet aan dit criterium), salariëring (de EU-bezoldigingen zijn niet altijd aantrekkelijk genoeg om potentieel hogerkaderpersoneel ervan te overtuigen te verhuizen of hun huidige baan in te ruilen). De rapporteur dringt er dan ook bij de Commissie en het Agentschap op aan dit probleem met de nodige creativiteit aan te pakken en van de mogelijkheden gebruik te maken die het Statuut van de EU-ambtenaren biedt.
Een ander verontrustend element is het feit dat het over een aantal jaren steeds moeilijker zal worden ervaren personeel van buitenaf aan te werven, omdat het personeel met de nodige knowhow binnen de nationale administraties geleidelijk aan zal verdwijnen, dit als gevolg van de overdracht van de vereiste knowhow aan het Agentschap. De rapporteur wenst dan ook te onderstrepen dat het van groot belang is dat het Agentschap intern de mogelijkheden creëert om knowhow over te dragen en jongere generaties de noodzakelijke opleiding te geven.
• De rapporteur steunt ten volle de doelstelling om de reikwijdte van Verordening (EG) 1592/2002 ook uit te breiden tot het verstrekken van vergunningen aan cabinepersoneel, aangezien dat ook een belangrijk onderdeel is van de regelgevende activiteiten inzake veiligheid, die overeenkomstig het voorstel nu door een enkele autoriteit zullen worden verricht. Dit zal de activiteiten stroomlijnen, maar ook hier mogen budgettaire problemen geen afbreuk doen aan de activiteiten en initiatieven van het Agentschap in deze. Een vergunning zal een uitdrukking en erkenning zijn van de bevoegdheid van het cabinepersoneel op veiligheidsgebied en zal de houders ervan de nodige motivatie en respect voor professionalisme geven.
• Een probleem van juridische aard doet zich evenwel voor met betrekking tot de belangrijkere rol van het Agentschap op internationaal vlak. Nu zijn noch het Agentschap noch de Europese Commissie lid van de ICAO (een gespecialiseerd VN-orgaan voor de burgerluchtvaart). Alleen de lidstaten van de EU zijn hierbij aangesloten; er is dus sprake van een tegenstrijdige situatie, want de Commissie en het Agentschap via de Commissie krijgen meer verantwoordelijkheden op gebieden waarover zij op internationale fora slechts via de lidstaten kunnen onderhandelen.
• Tenslotte wenst de rapporteur erop te wijzen dat overwogen kan worden in de toekomst de reikwijdte van de bevoegdheden van het Agentschap verder uit te breiden tot gebieden als de veiligheid van luchthavens, vluchtveiligheid en luchtverkeersleiding (ATM) waarvoor EUROCONTROL momenteel verantwoordelijk is.
ADVIES van de Begrotingscommissie (27.9.2006)
aan de Commissie vervoer en toerisme
inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
(COM(2005)0579 – C6‑0403/2005 – 2005/0228(COD))
Rapporteur voor advies: Jutta D. Haug
BEKNOPTE MOTIVERING
Algemene achtergrond
Met dit voorstel beoogt de Commissie het werkterrein van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) te vergroten door zijn mandaat uit te breiden tot luchtvaartactiviteiten, pilotenvergunningen en luchtvaartuigen van derde landen en Verordening (EG) nr. 1592/2002 dienovereenkomstig aan te passen.
Met dit voorstel moet een eind worden gemaakt aan de volgende anomalie: terwijl voor vliegtuigen volledige vrijheid op een eengemaakte markt geldt, variëren de veiligheidsnormen nog steeds per lidstaat. Momenteel berust de verantwoordelijkheid voor het reguleren van de luchtvaartnormen bij een aantal organen, waaronder de Europese Burgerluchtvaartconferentie (ECAC), de Gezamenlijke Luchtvaartautoriteiten, de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en Eurocontrol. Deze organisaties zijn intergouvernementeel van opzet en de overeengekomen voorschriften worden alleen toegepast als de betrokken landen dit willen. Zij bezitten geen bindende regelgevende bevoegdheden en de normen kunnen sterk uiteenlopen.
In Verordening (EG) nr. 1592/2002 is de normenproblematiek zodanig geregeld dat de EU als enige bevoegd is inzake luchtwaardigheid en milieucompatibiliteit van luchtvaartproducten, onderdelen en uitrustingsstukken. Bij deze verordening is het EASA opgericht, dat de Commissie hierin bijstaat. De verordening heeft een vrij specifiek toepassingsgebied dat beperkt blijft tot luchtvaartproducten.
Bij de goedkeuring van de verordening in 2002 werd echter erkend dat het in de toekomst wel eens nodig zou kunnen worden de werkingssfeer ervan uit te breiden. Aangezien de verordening voornamelijk gericht is op het garanderen van een hoog uniform veiligheidsniveau en de totstandbrenging van gelijke concurrentievoorwaarden voor luchtvaartexploitanten in de Gemeenschap, is er altijd behoefte geweest aan uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening. Zowel de wetgever als de Raad hebben de Commissie een uitdrukkelijk mandaat verstrekt voor de indiening van een daartoe strekkend voorstel en voor hernieuwd onderzoek naar het vraagstuk van luchtvaartuigen uit derde landen. Het onderhavige voorstel is hierop het antwoord, waarmee de werkingssfeer van de verordening moet worden uitgebreid. Als het wordt goedgekeurd, zal het EASA normen kunnen vaststellen die op uniforme wijze in de hele EU kunnen worden toegepast.
Financiële gevolgen
Het voorstel van de Commissie betreft de begrotingslijnen 06 02 01 01 en 06 02 02 02 - Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - subsidiëring titels 1, 2 en 3. Het door de Commissie aangegeven totale referentiebedrag is EUR 17.972 miljoen aan vastleggingen en betalingen:
Uitgaventype |
Jaar n |
n +1 |
n + 2 |
n +3 |
n +4 |
n+5 en later |
Totaal |
|
Operationele uitgaven |
|
|||||||
Vastlegginggskredieten (VK) |
2,365 |
2,412 |
2,461 |
2,510 |
2,560 |
2,611 |
14,919 |
|
Betalingskredieten (BK) |
2,365 |
2,412 |
2,461 |
2,510 |
2,560 |
2,611 |
14,919 |
|
Admin. uitgaven binnen referentiebedrag[1] |
|
|
|
|
|
|
|
|
Technische en administratieve bijstand (NDA) |
0,484
|
0,494 |
0,504 |
0,514 |
0,524 |
0,534 |
3,053 |
|
Totaal referentiebedrag |
|
|||||||
Vastleggingskredieten |
2,849 |
2,906 |
2,964 |
3,023 |
3,084 |
3,146 |
17,972 |
|
Betalingskredieten |
2,849 |
2,906 |
2,964 |
3,023 |
3,084 |
3,146 |
17,972 |
|
Als de administratieve uitgaven die geen deel uitmaken van het financiële referentiebedrag, worden meegerekend, belopen de totale indicatieve kosten:
Uitgaventype |
Jaar |
n +1 |
n + 2 |
n +3 |
n +4 |
n+5 en later |
Totaal |
|
TOTAAL VK inclusief personeelskosten |
3,009 |
3,069 |
3,130 |
3,192 |
3,256 |
3,322 |
18,978 |
|
TOTAAL BK inclusief personeelskosten |
3,009 |
3,069 |
3,130 |
3,192 |
3,256 |
3,322 |
18,978 |
|
Het totale aantal personeelsleden wordt geraamd op 20 tijdelijke medewerkers bij het EASA.
Beoordeling
In het belang van de veiligheid van alle Europese burgers is uw rapporteur zeer zeker voorstander van toekenning van de gevraagde extra middelen aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, zodat het kan zorgen voor hoge, uniforme, wettelijk bindende veiligheidsnormen voor luchtvaartactiviteiten, pilotenvergunningen en luchtvaartuigen van derde landen.
De rapporteur acht de bedragen die de Commissie in haar voorstel noemt, ongeveer EUR 3 miljoen extra per jaar voor het EASA, zonder meer gerechtvaardigd. Het administratieve aandeel in de totale kosten is in verhouding.
Het referentiebedrag is in overeenstemming met het plafond van rubriek 1a van het nieuwe financiële meerjarenkader (amendement 1).
Gelet op de gevolgen die wijzigingen in de taakomschrijving kunnen hebben voor de financiële behoeften van een agentschap, is het volgens de rapporteur zeer wenselijk een duidelijk beeld te krijgen van de veranderingen die zich tegenover voorgaande jaren hebben voorgedaan in de taken en opdracht van het agentschap. De wijzigingen in het takenpakket moeten daarom duidelijk worden vermeld in het werkprogramma en het algemeen jaarverslag van het agentschap (amendementen 2 en 3).
AMENDEMENTEN
De Begrotingscommissie verzoekt de ten principale bevoegde Commissie vervoer en toerisme onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:
Ontwerpwetgevingsresolutie
Amendement 1 Paragraaf 1 bis (nieuw) | |
1 bis. is van mening dat het in het wetgevingsvoorstel vermelde referentiebedrag in overeenstemming moet zijn met het plafond van rubriek 1a van het nieuwe financiële meerjarenkader en met de bepalingen van paragraaf 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[2]; |
Voorstel voor een verordening
Door de Commissie voorgestelde tekst[3] | Amendementen van het Parlement |
Amendement 2 ARTIKEL 1, PUNT 19 BIS, LETTER (i) | |
b) keurt het algemene jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap goed en zendt het uiterlijk op 15 juni toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten; elk jaar stuurt de raad van bestuur namens het Agentschap alle informatie over het resultaat van de beoordelingsprocedures naar de begrotingsautoriteit; |
b) keurt het algemene jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap goed en zendt het uiterlijk op 15 juni toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten; elk jaar stuurt de raad van bestuur namens het Agentschap alle informatie over het resultaat van de beoordelingsprocedures naar de begrotingsautoriteit, met name informatie in verband met de effecten of gevolgen van wijzigingen in de aan het Agentschap toegewezen taken; |
Motivering | |
Wijzigingen in de taakomschrijving van een agentschap zijn zeer vaak van invloed op de omvang van de benodigde middelen. Wil de begrotingsautoriteit kunnen beoordelen of een verzoek om aanvullende middelen gerechtvaardigd is, moet zij zich een duidelijk beeld kunnen vormen van eventuele wijzigingen in het mandaat van het agentschap. | |
Amendement 3 ARTIKEL 1, PUNT 30 | |
Het jaarlijks werkprogramma moet beantwoorden aan de in deze verordening vastgestelde doelstellingen, opdracht en taken van het Agentschap. |
Het jaarlijks werkprogramma moet beantwoorden aan de in deze verordening vastgestelde doelstellingen, opdracht en taken van het Agentschap. Er wordt duidelijk in aangegeven welke opdrachten en taken van het Agentschap ten opzichte van het voorgaande jaar zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt. |
Motivering | |
Wijzigingen in de taakomschrijving van een agentschap zijn zeer vaak van invloed op de omvang van de benodigde middelen. Wil de begrotingsautoriteit kunnen beoordelen of een verzoek om aanvullende middelen gerechtvaardigd is, moet zij zich een duidelijk beeld kunnen vormen van eventuele wijzigingen in het mandaat van het agentschap. | |
Amendement 4 ARTIKEL 1, PUNT 30 | |
In het algemeen jaarverslag wordt beschreven hoe het Agentschap zijn jaarlijks werkprogramma heeft uitgevoerd. |
In het algemeen jaarverslag wordt beschreven hoe het Agentschap zijn jaarlijks werkprogramma heeft uitgevoerd. In dit verslag worden de eventuele effecten of gevolgen van wijzigingen in de aan het Agentschap toegewezen taken duidelijk beschreven. |
Motivering | |
Wijzigingen in de taakomschrijving van een agentschap zijn zeer vaak van invloed op de omvang van de benodigde middelen. Wil de begrotingsautoriteit kunnen beoordelen of een verzoek om aanvullende middelen gerechtvaardigd is, moet zij zich een duidelijk beeld kunnen vormen van eventuele wijzigingen in het mandaat van het agentschap. |
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart |
||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0579 – C6‑0403/2005 – 200/228(COD) |
||||||
Commissie ten principale |
TRAN |
||||||
Advies uitgebracht door |
BUDG |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
- |
||||||
Rapporteur voor advies |
Jutta D. Haug 20.9.2004 |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
26.9.2006 |
|
|
|
|
||
Datum goedkeuring |
26.9.2006 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
18 0 0 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Reimer Böge, Herbert Bösch, Vito Bonsignore, Brigitte Douay, Salvador Garriga Polledo, Dariusz Maciej Grabowski, Ingeborg Gräßle, Nathalie Griesbeck, Catherine Guy-Quint, Jutta D. Haug, Anne E. Jensen, Janusz Lewandowski, Jan Mulder, Giovanni Pittella, Kyösti Virrankoski, Ralf Walter |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Albert Jan Maat, Mairead McGuinness |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
- |
||||||
PROCEDURE
Titel |
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002 van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0579 – C6-0403/2006 – 2005/0228(COD) |
|||||||
Datum indiening bij EP |
15.11.2005 |
|||||||
Commissie ten principale |
TRAN |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) |
LIBE |
ITRE 13.12.2005 |
ENVI |
BUDG |
|
|||
Geen advies |
LIBE |
ITRE |
ENVI |
|
|
|||
Nauwere samenwerking |
|
|
|
|
|
|||
Rapporteur(s) |
Jörg Leichtfried |
|
||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
|
||||||
Vereenvoudigde procedure – datum besluit |
|
|||||||
Betwisting rechtsgrondslag |
|
|
|
|
|
|||
Wijziging financiële voorzieningen |
BUDG |
|
|
|
|
|||
Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité – datum EP-besluit |
|
|||||||
Raadpleging Comité van de regio's – datum EP-besluit |
|
|||||||
Behandeling in de commissie |
11.7.2006 |
9.10.2006 |
23.11.2006 |
|
|
|||
Datum goedkeuring |
23.1.2007 |
|||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
37 3 2 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Inés Ayala Sender, Philip Bradbourn, Paolo Costa, Michael Cramer, Christine De Veyrac, Arūnas Degutis, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Roland Gewalt, Luis de Grandes Pascual, Mathieu Grosch, Ewa Hedkvist Petersen, Stanisław Jałowiecki, Georg Jarzembowski, Dieter-Lebrecht Koch, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Erik Meijer, Robert Navarro, Seán Ó Neachtain, Josu Ortuondo Larrea, Willi Piecyk, Reinhard Rack, Dirk Sterckx, Ulrich Stockmann, Silvia-Adriana Ţicău, Georgios Toussas, Armando Veneto, Marta Vincenzi, Corien Wortmann-Kool |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Zsolt László Becsey, Jean Louis Cottigny, Den Dover, Anne E. Jensen, Vladimír Remek, Hannu Takkula, Dominique Vlasto, |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Brian Simpson, |
|||||||
Datum indiening |
31.1.2007 |
|||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... |
|||||||