VERSLAG  met een ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende Bosnië en Herzegovina

16.2.2007 - (2006/2290(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Doris Pack

Procedure : 2006/2290(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0030/2007
Ingediende teksten :
A6-0030/2007
Aangenomen teksten :

ONTWERPAANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT AAN DE RAAD

betreffende Bosnië en Herzegovina

(2006/2290(INI))

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar de ontwerpaanbeveling aan de Raad van Doris Pack namens de Fractie van de Europese Volkspartij (christen-democraten) en Europese Democraten betreffende Bosnië en Herzegovina (BiH) (B6‑0615/2006),

–   gezien de overeenkomst tussen de vertegenwoordigers van de centrale overheid en de samenstellende entiteiten van BiH van oktober 2005 waarin de door de Commissie voorgestelde grondbeginselen voor herstructurering van de politie worden onderschreven,

–   gezien het daaropvolgende besluit van de Raad van 25 november 2005 om onderhandelingen met BiH te openen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst,

–   gezien de overeenstemming die op 18 maart 2006 is bereikt tussen de leiders van het merendeel van de belangrijkste politieke partijen in BiH over een aantal constitutionele wijzigingen,

–   gezien het besluit van het stuurgroep van de Vredesimplementatieraad van juni 2006 waarbij het bureau van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR) werd verzocht onverwijld te beginnen met de voorbereidingen voor sluiting op 30 juni 2007,

–   gezien het feit dat de Vredesimplementatieraad de sluiting van het OHR begin 2007 in het licht van de algehele toestand in het land en de regio zal evalueren en mogelijk zal bevestigen,

–   gezien de uitslag van de onlangs gehouden presidents- en parlementsverkiezingen in BiH,

- gezien het voortgangsverslag 2006 van de Commissie over BiH (SEC(2006)1384),

–   gezien de conclusies betreffende de westelijke Balkan van de Raad Algemene Zaken van 11 december 2006,

–   gelet op artikel 114, lid 3 en artikel 90 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6‑0030/2007),

A. overwegende dat BiH de overgang heeft gemaakt van de uitvoering van het vredesakkoord van Dayton van 1995, een akkoord dat een einde heeft gemaakt aan de bloedigste oorlog sinds de Tweede Wereldoorlog in Europa in wat eens een vreedzaam en multi-etnisch land was, en nu verdere stappen zet naar integratie in Europa, waarvoor constitutionele wijzigingen nodig zijn,

B.  overwegende dat de vertegenwoordigers van de staat en van beide entiteiten waren overeengekomen dat de voorgestelde politiehervorming de overdracht aan de centrale overheid van alle wetgevings- en begrotingsbevoegdheden, de uitsluiting van alle politieke inmenging in de operaties van de politie-eenheden, en indeling van de territoriale eenheden volgens strikt technische en functionele criteria zou omvatten,

C. overwegende dat op 22 december 2006 het directoraat voor de herstructurering van de politie een ontwerpplan voor de herstructurering van de politie, heeft voorgelegd aan de Ministerraad van BiH ,

D. overwegende dat de overeenkomst voorzag in de oprichting van een directoraat voor de herstructurering van de politie met vertegenwoordigers van de autoriteiten op alle niveaus (staat, entiteit en kanton), dat tot taak zou hebben voorstellen te doen voor de tenuitvoerlegging van de hervorming, waaronder ook voorstellen voor de indeling van de nieuwe territoriale eenheden,

E.  overwegende dat deze voorstellen een voorwaarde vormen voor de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Europese Unie,

F.  overwegende dat de leiders van de Republika Srpska gedurende de recente verkiezingscampagne herhaaldelijk uitlatingen hebben gedaan waarin de reeds bekrachtigde overeenkomst over de voorgestelde politiehervorming ter discussie werd gesteld,

G. overwegende dat vertegenwoordigers van de Republika Srpska gedurende de recente verkiezingscampagne en opnieuw tijdens de afgelopen maanden hebben gepleit voor een referendum over de onafhankelijkheid in het geval dat de onderhandelingen over de toekomstige status van Kosovo zouden leiden tot juridische en territoriale afscheiding van Servië,

H. overwegende dat het mandaat van deze vertegenwoordigers bij de recente verkiezingen werd bevestigd en dat hun partijen op het niveau van zowel de entiteit als de staat sterk vertegenwoordigd zijn,

I.   overwegende dat vertegenwoordigers van het merendeel van de belangrijkste partijen van BiH een pakket grondwetswijzigingen hebben ondersteund dat een aantal voorstellen bevat tot versterking van de bevoegdheden van de centrale overheid en tot oplossing van knelpunten in het wetgevings- en bestuursbestel van BiH,

J.   overwegende dat volgens deze voorstellen niet het vetomechanisme van de entiteit wordt afgeschaft, in weerwil van het feit dat dit mechanisme het werk van het parlement van BiH ernstig kan hinderen,

K. overwegende dat in de nabije toekomst de verschillende groepen die samen de gemeenschap van BiH vormen, grondig zullen moeten nadenken over hoe men een einde kan maken aan de starre etnische verdeling van het land zodat een hervorming van de structuren kan plaatsvinden die meer flexibiliteit toont en beter aansluit bij de Europese democratieën,

L.  overwegende dat het voornoemde wijzigingspakket door een meerderheid van het parlement van BiH werd gesteund, dat evenwel twee stemmen ontbraken voor de gekwalificeerde meerderheid die voor aanneming van grondwetswijzigingen vereist is,

M. overwegende dat het besluit om het bureau van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR) te sluiten, met het oog op een grotere eigen verantwoordelijkheid voor het politieke proces en een versnelling van het verzoeningsproces tussen de drie belangrijkste volkeren in BiH, zijn weerslag zou kunnen hebben op de stabiliteit van het land en het tempo en het resultaat van de administratieve en constitutionele hervormingen,

N. overwegende dat het voortbestaan van sterke etnische tegenstellingen binnen BiH de noodzaak aantoont van een meer geïntegreerd, niet-gesegregeerd en modern onderwijssysteem in het land,

O. overwegende dat de ervaring met interetnische onderwijsinstellingen, waar met succes het non-segregatieprincipe wordt toegepast, zoals de instellingen die worden gesubsidieerd door de katholieke kerk in BiH , binnen deze context bekeken moet worden,

1.  constateert bezorgd dat de winnaars van de parlements- en presidentsverkiezingen, die eertijds gematigde partijen waren, nu in toenemende mate radicale en nationalistische leuzen bezigen die vroeger alleen door extremistische groeperingen werden geuit; dringt er bij de partijen op aan, en in het bijzonder de partijen die de verkiezingen hebben gewonnen, om - ongeacht verscheidene negatieve acties en uitspraken - snel over te gaan tot het leggen van de grondvesten van een sterker BiH, dat zich voorbereidt om te voldoen aan de voorwaarden die nodig zijn voor het sluiten en uitvoeren van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en om zich te zijner tijd kandidaat te stellen voor het EU-lidmaatschap;

2.  is van oordeel dat het benoemen van een nieuwe voorzitter van de ministerraad een eerste welkome stap is op weg naar de formatie van een centrale regering en een regering van de federatie; herinnert de partijen eraan dat dit dringend noodzakelijk is indien men de parlementaire werkzaamheden op korte termijn wil hervatten;

3.  herinnert de politieke leiders van BiH aan de dringende en belangrijke hervormingen die zij dienen aan te pakken, met name met betrekking tot de grondwet, het rechtsbestel, het openbaar bestuur, het ondernemingsklimaat en het onderwijs, alsmede op het fytosanitaire en veterinaire vlak en op milieugebied;

4.  is van oordeel dat het recent ingediende ontwerpplan voor de uitvoering van de herstructurering van de politie in BiH, voorziet in een heldere en evenwichtige toekenning van verantwoordelijkheden op staatsniveau en lokaal niveau, daar volgens dit plan de regering een eenduidig wettelijk kader goedkeurt voor het politiebestuur, financiële middelen toekent en toezicht houdt op de aanwending ervan, voorziet in ondersteunende diensten, de activiteiten van de verschillende instellingen op verschillende niveaus coördineert, en strategische sturing geeft aan de uitvoering van de taken zonder de vereiste autonomie van de lokale politie-eenheden aan te tasten;

5.  is verder ook ingenomen met de mechanismen waarin het genoemde plan voorziet, die transparantie garanderen bij de selectie en benoeming van hoofden van politie en politiefunctionarissen en controle op de verrichtingen van de politiemacht op staatsniveau en op lokaal niveau;

6.  is van mening dat de wettelijke voorzieningen om een politieapparaat samen te stellen dat past bij de etnische samenstelling van de bevolking in BiH gepaard moet gaan met een doelmatig controlesysteem;

7.  stelt met voldoening vast dat de voorgestelde criteria voor indeling van de lokale politiedistricten gebaseerd zijn op de principes van operationele doelmatigheid en duurzaamheid, en eerder gestoeld zijn op demografische, sociale, economische en veiligheidsoverwegingen dan op loutere afbakening van bestuursgebieden;

8.  dringt er bij de Raad op aan druk uit te oefenen op de bevoegde autoriteiten in BiH en met name de regering van de Republika Srpska om het hierboven genoemde plan te onderschrijven en om alle partijen te herinneren aan het feit dat de hervorming van het politieapparaat een cruciale voorwaarde is voor de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst;

9.  verheugt zich over het feit dat de Bosnische regeringen en politiemacht in het algemeen bereid was samen te werken met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY), onder meer door toegang te verlenen tot de militaire archieven; keurt echter het onvermogen af om de vele oorlogsmisdadigers die zich in het land bevinden te arresteren en veroordeelt het feit dat documenten die mogelijkerwijs hadden kunnen bijdragen tot het opsporen van deze misdadigers in vele gevallen verdwenen zijn;

10. roept de politieke leiders van BiH op om door te gaan met hun inspanningen tot volledige samenwerking met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) en om de netwerken te ontmantelen die aangeklaagde oorlogsmisdadigers beschermen;

11. verwelkomt het besluit van de autoriteiten van de Republika Srpska om een speciaal orgaan op te richten dat de taak krijgt om de samenwerking met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië te verbeteren door de tenuitvoerlegging van het ad hoc actieplan; verwacht wat dat betreft concrete resultaten in de nabije toekomst inzake de aanhouding van de belangrijkste voortvluchtigen;

12. dringt erop aan dat BiH doorgaat met zijn inspanningen om het economisch en fiscaal beleid te verbeteren, met name inzake de versterking van het fiscale stelsel, om zodoende fiscale stabiliteit te bewerkstelligen;

13. roept de leiders van BiH op om alle nog bestaande grensgeschillen met de omringende landen op te lossen, en in het bijzonder om een overeenkomst betreffende de land- en watergrenzen te respecteren en te ratificeren;

14. roept de leiders van BiH op om door te gaan met hun inspanningen voor de volledige uitvoering van de overeengekomen hervorming van de openbare omroep;

15. roept de bevoegde autoriteiten in BiH op om nu snel over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de in het Europees partnerschap geïdentificeerde prioriteiten; verklaart nogmaals dat het algemeen beleid van de EU inzake BiH en het hele gebied van de Westelijke Balkan gebaseerd is op een helder perspectief op Europese integratie zoals aangegeven is in de agenda van Thessaloniki;

16. is van mening dat het constitutionele debat onmiddellijk opnieuw gestart moet worden en dat daarbij moet worden voortgeborduurd op de tot nog toe geboekte resultaten en bovendien aandacht dient te worden geschonken aan:

§ een diepgaande herziening van het vetorecht van de entiteiten, dat alleen nog maar van toepassing zou moeten zijn op aangelegenheden die onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de centrale overheid en de entiteiten valt,

§ een duidelijke, uitputtende en tegelijk strikte uitleg van het begrip ‘vitale nationale belangen’, teneinde te voorkomen dat het daarop gebaseerde vetorecht uit etnische beweegredenen wordt misbruikt om een obstructiebeleid te voeren,

§ een kordatere stroomlijning van de administratieve structuren van BiH, teneinde het besluitvormingsproces te vereenvoudigen en te bespoedigen;

17. is van mening dat dit debat in het openbaar dient te worden gevoerd, met deelname van het maatschappelijk middenveld en nationale en internationale deskundigen; meent dat de publieke opinie in dit proces moet worden gehoord opdat allen zich in het eindresultaat van het debat kunnen terugvinden en het als legitiem kunnen erkennen;

18. verzoekt het parlement van BiH de oprichting van een commissie te overwegen die speciaal wordt belast met het doen van omvattende voorstellen voor een constitutionele hervorming;

19. staat op het standpunt dat de Europese Unie, onder auspiciën van de speciale EU-vertegenwoordiger, een vooraanstaande rol dient te spelen bij een nieuwe start van het constitutionele debat, met name door de dialoog tussen de verschillende partijen te stimuleren, initiatieven ter bevordering van de openbare discussie te steunen en technische bijstand in de vorm van expertise te bieden aan de parlementensleden van BiH die rechtstreeks bij het debat zijn betrokken;

20. uit zijn bezorgdheid over de blijvende etnische scheiding in BiH, die de ontwikkeling van een nationale identiteit belemmert; staat op het standpunt dat de constitutionele regelingen van het Dayton-akkoord de opheffing van die scheiding bemoeilijken; herinnert eraan dat binnen de EU de ervaring is opgedaan dat een gemeenschappelijke identiteit geenszins in strijd is met de eerbiediging van culturele en religieuze tradities van de constituerende volkeren;

21. is derhalve van oordeel dat in de context van EU-bijstand, die sedert de reconstructiefase voornamelijk is gericht op hulp bij de invoering van EU-normen en –wetgeving, meer aandacht dient te worden besteed aan het verwerken van de zware last uit het verleden, met inbegrip van de vermissing van mensen tijdens het bloedig conflict, en aan de bevordering van een inclusief, non-discriminatoir onderwijssysteem in BiH dat is gebaseerd op tolerantie en respect voor diversiteit;

22. herinnert eraan dat dit in de praktijk betekent dat de segregatie van verschillende etnische groepen die dezelfde school bezoeken beëindigd moet worden, dat er een debat op gang moet komen over een gemeenschappelijk onderwijsprogramma voor leerlingen die onder de leerplicht vallen, waarbij speciale aandacht wordt geschonken aan het geschiedenisonderwijs en aan verbeterde doorlopende opleiding van leraren;

23. roept de Commissie op in het kader van het nieuwe pretoetredingsinstrument voldoende financiële middelen voor bovengenoemde doelstellingen uit te trekken, en niet in het minst voor bijstand aan de Internationale Commissie voor vermiste personen, en dringt er bij de Raad op aan om via zijn speciale vertegenwoordiger initiatieven op dit gebied te bevorderen; is van mening dat het huidige onderwijssysteem een ernstige bedreiging voor de veiligheid van het land kan gaan vormen;

24. is van oordeel dat het in het algemeen belang zou zijn van de burgers van BiH, en dat het hun wil om toekomstige conflicten te vermijden zou weerspiegelen, als er een nationale waarheids- en verzoeningscommissie wordt opgericht, die misstanden uit het verleden onderzoekt en er verslag over uitbrengt, maar ook aanbevelingen doet voor de manier waarop omgegaan kan worden met deze pijnlijke erfenis en de wijze waarop een dergelijke onmenselijkheid in de toekomst voorkomen kan worden;

25. wijst erop dat onderwijs het belangrijkste middel tot verzoening vormt; meent dat de jonge generatie in BiH het verleden onder ogen moeten zien en er, net als de jonge mensen in Europa na de Tweede Wereldoorlog, de les uit dient te trekken dat alleen het overbruggen van tegenstellingen, het kweken van wederzijds begrip en het leren erkennen van de waarde van solidariteit, tolerantie, democratie, mensenrechten en gelijkheid voor alle burgers van een land, toekomst bieden;

26. verwijst in deze context naar de ontwikkeling van interetnische conflictbemiddelingcursussen onder leeftijdsgenoten op scholen en van geïntegreerde klassen als een manier om formele en informele segregatie tegen te gaan in het onderwijssysteem van BiH;

27. waarschuwt derhalve tegen pogingen om BiH in mono-etnische territoria onder te verdelen; wijst de politici van BiH er nogmaals op dat de internationale gemeenschap geen enkele maatregel of gedragslijn zal tolereren die het multi-etnische karakter, de territoriale onschendbaarheid, de stabiliteit en de eenheid van BiH en zijn entiteiten ondermijnt; doet een beroep op de Hoge Vertegenwoordiger voor BiH om vooral in dit opzicht alert te blijven en daadkrachtiger de re-integratie van vluchtelingen en ontheemden over heel BiH ter hand te nemen, in het bijzonder in de Republika Srpska, waar de resultaten inzake de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden teleurstellend zijn;

28. is ingenomen met de opening van de eerste onderhandelingsronde tussen de EU en BiH over facilitering van de visumverlening in november 2006 en kijkt uit naar de afronding van deze onderhandelingen in juni 2007, zodat de overeenkomst hierover in werking kan treden in 2008; benadrukt dat het uiteindelijke doel moet zijn dat alle burgers van de landen van de Westelijke Balkan gemakkelijk naar de EU kunnen reizen; roept de Commissie op om dit proces te steunen, met name door maatregelen die een nauwere samenwerking op het gebied van politie- en grenscontrole beogen;

29. is ingenomen met de rol van EUFOR bij het scheppen van een veilige situatie in BiH; is van oordeel dat, in overleg met de autoriteiten van BiH, aan een troepenvermindering zou kunnen worden gedacht wanneer voor de nodige garanties is gezorgd;

30 is zeer te spreken over het werk van de EU-politiemissie ter ondersteuning van de opbouw van moderne en doeltreffende politiediensten in BiH; staat op het standpunt dat bij beslissingen over de toekomst van deze missie ook dient te worden gekeken naar de bij de politiehervorming geboekte vooruitgang;

31. verheugt zich over het feit dat BiH vele internationale verdragen heeft ondertekend en verschillende wetten heeft ingevoerd die gericht zijn op het garanderen en bevorderen van de rechten van de vrouw; dringt er echter bij de regering van BiH op aan om haar inspanningen voort te zetten om de beginselen van deze internationale en nationale instrumenten in de praktijk uit te voeren.

32. beschouwt ten slotte de sluiting van het OHR in het licht van de onzekerheid omtrent de toekomst van BiH als voorbarig; dringt er derhalve bij de Vredesimplementatieraad op aan zijn besluit van juni 2006 te heroverwegen en, ondanks de inkrimping, met volledige handhaving van bevoegdheden aan het OHR vast te houden; verzoekt de Raad van de Europese Unie een gemeenschappelijk optreden voor de speciale vertegenwoordiger van de EU in Bosnië-Herzegovina met een looptijd van één jaar goed te keuren en de formulering van dit mandaat in het licht van het naderende besluit van de Vredesimplementatieraad bij te stellen;

33. benadrukt dat de internationale gemeenschap met één stem moet spreken in BiH; is daarom gekant ten elk plan om de mandaten van de Hoge Vertegenwoordiger en de speciale vertegenwoordiger van de EU in BiH los te koppelen; betreurt het dat de aanhoudende onzekerheid over zijn toekomstige rol voor de huidige Hoge Vertegenwoordiger van de EU/Speciale Vertegenwoordiger aanleiding was om zijn aftreden in juni 2006 aan te kondigen; verzoekt de Raad dringend om snel een gemeenschappelijk standpunt in te nemen over de aard, reikwijdte en duur van de internationale aanwezigheid in BiH;

34. is tevens van mening dat de EU na het sluiten van het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger moet voorzien in krachtige en goed gecoördineerde steun teneinde BiH te helpen bij het zo snel en mogelijk bereiken van zijn langetermijndoel: integratie in Europa;

35. verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad Algemene Zaken en – ter informatie – aan de Commissie, alsmede aan de speciale vertegenwoordiger van de EU/Hoge Vertegenwoordiger voor Bosnië en Herzegovina, en aan de regeringen van Bosnië en Herzegovina, de Republika Srpska en de Federatie van Bosnië en Herzegovina.

TOELICHTING

De toelichting wordt mondeling in de plenaire vergadering gepresenteerd.

ONTWERPAANBEVELING AAN DE RAAD (B6-0615/2006) (14.11.2006)

ingediend overeenkomstig artikel 114, lid 1 van het Reglement

door Doris Pack

namens de PPE-DE-Fractie

over Bosnië en Herzegovina

Het Europees Parlement,

–   gelet op de afspraak tussen de samenstellende entiteiten van BiH van oktober vorig jaar, om de door de Commissie voorgestelde grondbeginselen voor herstructurering van de politie over te nemen,

–   gelet op het daaropvolgende besluit van de Raad van 25 november 2005 om onderhandelingen met Bosnië en Herzegovina te openen over een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst,

–   gelet op de op 18 maart 2006 bereikte overeenstemming tussen de leiders van de belangrijkste politieke partijen in Bosnië en Herzegovina over een aantel constitutionele wijzigingen,

–   gezien het besluit van het stuurcomité van de Vredesimplementatieraad van juni jl. waarbij het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR) werd verzocht onverwijld te beginnen met de voorbereidingen voor sluiting op 30 juni 2007, en de sluiting van het OHR begin 2007 te evalueren en te bekrachtigen, rekening houdend met de algehele toestand in het land en de regio,

–  gelet op de onlangs gehouden presidents- en parlementsverkiezingen in Bosnië en Herzegovina,

–   gezien de conclusies over de Westelijke Balkan van de Raad Algemene Zaken van 16-17 oktober 2006,

–   gelet op artikel 114, lid 1 van zijn Reglement,

A. overwegende dat de vertegenwoordigers van de beide entiteiten waren overeengekomen dat de voorgestelde politiehervorming de overdracht aan de staat van alle begrotingsbevoegdheden, de uitsluiting van alle politieke inmenging in de operaties van de politie-eenheden, en indeling van de territoriale eenheden volgens strikt functionele criteria zou omvatten,

B.  overwegende dat de overeenkomst voorzag in oprichting van een directoraat voor de tenuitvoerlegging van de politieherstructurering met vertegenwoordigers van de autoriteiten op alle niveaus (staat, entiteit en kanton), dat tot taak zou hebben voorstellen te doen voor tenuitvoerlegging van de hervorming, waaronder ook de indeling van de nieuwe territoriale eenheden,

C. overwegende dat dit directoraat zijn voorstellen op 30 september 2006 al zou moeten hebben ingediend, maar zich niet aan deze tijdslimiet heeft kunnen houden doordat de vertegenwoordigers van de Republika Srspka hun verdere medewerking aan dit project hebben geweigerd,

D. overwegende dat de leiding van de Republika Srpska gedurende de campagne herhaaldelijk uitspraken heeft gedaan waarmee de voorgestelde politiehervorming en de in oktober vorig jaar door partijen bereikte overeenstemming ter discussie werden gesteld,

E.  overwegende dat in het Parlement van Bosnië en Herzegovina slechts 2 stemmen ontbraken voor de gekwalificeerde meerderheid die vereist is voor aanneming van de constitutionele amendementen waarover de belangrijkste politieke partijen het eens zijn,

F. overwegende dat de belangrijkste tegenstander onder de "nee"-stemmers tot President van Bosnië en Herzegovina is gekozen,

G. overwegende dat vertegenwoordigers van de Republika Srpska gedurende de verkiezingscampagne hebben gepleit voor een onafhankelijkheidsreferendum in het geval dat de onderhandelingen over de toekomstige status van Kosovo zouden leiden tot juridische en territoriale afscheiding van Servië,

H. overwegende dat het besluit om het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger (OHR) the sluiten zijn weerslag zou kunnen hebben op het tempo van de administratieve en constitutionele hervormingen die een essentiële voorwaarde zijn voor het Europese integratieproces in dit land,

I.   overwegende dat de verkiezingscampagne het voortbestaan van sterke etnische tegenstellingen binnen Bosnië en Herzegovina heeft aangetoond alsmede de noodzaak van een meer geïntegreerd, niet-gesegregeerd en modern onderwijssysteem in het land,

1.  beveelt de Raad het volgende aan:

     a)  verwelkomt de oproep van de Raad voor een spoedige formatie van nieuwe regeringen zodat de wetgevende werkzaamheden snel kunnen worden hervat;

     b) vraagt de Raad om via de bemiddeling van de Speciale Vertegenwoordiger van de EU, de gesprekken met het oog op de dringend noodzakelijke constitutionele hervormingen in Bosnië en Herzegovina weer op gang te brengen;

     c)  dringt er bij de Raad op aan, druk uit te oefenen op de regering van de Republika Srpska om weer deel te nemen aan de werkzaamheden van het directoraat voor de uitvoering van de politiehervorming, en alle partijen eraan te herinneren dat herstructurering van de politie een hoofdvoorwaarde is voor sluiting van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst;

2.  verzoekt zijn Voorzitter deze aanbeveling te doen toekomen aan de Raad en - ter informatie - aan de Commissie, alsmede aan Speciale Vertegenwoordiger van de EU / Hoge Vertegenwoordiger voor Bosnië en Herzegovina, en aan de regeringen van Bosnië en Herzegovina, van de Republika Srpska en van de Federatie van Bosnië en Herzegovina.

PROCEDURE

Titel

Ontwerpaanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende Bosnië en Herzegovina

Procedurenummer

2006/2290(INI)

Basisontwerpaanbeveling(en)

B6-0615/2006

 

 

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

AFET
12.2.2007

Datum besluit opstelling verslag

28.11.2006

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

 

 

 

 

 

Nauwere samenwerking
  Datum bekendmaking

 

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Doris Pack
28.11.2006

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

19.12.2006

30.1.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

30.1.2007

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

62
5
1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Roberta Alma Anastase, Panagiotis Beglitis, Bastiaan Belder, Marco Cappato, Philip Claeys, Véronique De Keyser, Bronisław Geremek, Maciej Marian Giertych, Ana Maria Gomes, Klaus Hänsch, Jana Hybášková, Anna Ibrisagic, Ioannis Kasoulides, Bogdan Klich, Helmut Kuhne, Joost Lagendijk, Vytautas Landsbergis, Eugen Mihaescu, Emilio Menéndez del Valle, Willy Meyer Pleite, Francisco José Millán Mon, Pasqualina Napoletano, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Baroness Nicholson of Winterbourne, Raimon Obiols i Germà, Vural Öger, Justas Vincas Paleckis, Ioan Mircea Pascu, Tobias Pflüger, João de Deus Pinheiro, Mirosław Mariusz Piotrowski, Bernd Posselt, Michel Rocard, Raül Romeva i Rueda, Libor Rouček, Katrin Saks, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Gitte Seeberg, Marek Siwiec, Hannes Swoboda, Konrad Szymański, Antonio Tajani, Charles Tannock, Paavo Väyrynen, Inese Vaidere, Geoffrey Van Orden, Luis Yañez-Barnuevo García, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers

Laima Liucija Andrikienė, Robert Atkins, Alexandra Dobolyi, Árpád Duka-Zólyomi, Jaromír Kohlíček, Janusz Onyszkiewicz, Doris Pack, Rihards Pīks, Józef Pinior, Lapo Pistelli, Miguel Portas, Aloyzas Sakalas, Pierre Schapira, Csaba Sándor Tabajdi

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2)

Hanna Foltyn-Kubicka, Gisela Kallenbach, Leopold Józef Rutowicz, Czesław Adam Siekierski

Datum indiening

6.2.2007

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...