VERSLAG over de eilanden en natuurlijke en economische beperkingen in het kader van het regionale beleid
2.3.2007 - (2006/2106(INI))
Commissie regionale ontwikkeling
Rapporteur: Francesco Musotto
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de eilanden en natuurlijke en economische beperkingen in het kader van het regionale beleid
Het Europees Parlement,
– gezien de verordeningen betreffende de Structuurfondsen voor de periode 2007-2013,
– gelet op het Besluit van de Raad 2006/702/EG van 6 oktober 2006 betreffende communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie[1],
– gelet op de conclusies van de Europese Raad die op 21 en 22 juni 2002 in Sevilla werd gehouden,
– gelet op de conclusies van de Europese Raad die op 14 en 15 december 2006 in Brussel werd gehouden,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 september 2003 over de structureel gehandicapte regio's (eilanden, berggebieden, gebieden met een lage bevolkingsdichtheid) in het kader van het cohesiebeleid en van de institutionele vooruitzichten voor dit beleid[2],
– gelet op het advies van het Comité van de regio's van 13 maart 2002 over de problemen van eilandgebieden in de Europese Unie en de vooruitzichten in het licht van de uitbreiding[3],
– gelet op het advies van het Comité van de regio's van 7 juli 2005 over de herziening van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen[4],
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A6‑0044/2007),
A. overwegende dat het Europees Parlement regelmatig de aandacht heeft gevestigd op de benarde toestand van eilanden die te lijden hebben van een opeenstapeling van ongunstige factoren en heeft benadrukt dat deze eilanden moeten worden geholpen om deze problemen op te lossen en dat verschillen tussen regio's moeten worden teruggedrongen,
B. overwegende dat het ultraperifere karakter en het insulaire karakter twee begrippen zijn die niet met elkaar mogen worden verward, hoewel veel ultraperifere regio's ook eilanden zijn; overwegende dat de specifieke bepalingen van artikel 299 van het EG-Verdrag, die een sterke rechtsgrondslag hebben gevormd voor maatregelen om te zorgen voor een doeltreffende compensatie teneinde de ultraperifere gebieden te steunen, moeten worden onderscheiden van de bepalingen van artikel 158 van het EG-Verdrag en van de Verklaring betreffende insulaire regio's van het Verdrag van Amsterdam, die nooit onderwerp van uitvoeringsbepalingen zijn geweest, als gevolg waarvan er sprake is geweest van onevenwichtigheden in de economische ontwikkeling tussen de kern van de EU enerzijds en de eilanden in de periferie anderzijds;
C. overwegende dat cohesie als een van de belangrijkste doelstellingen van de Europese Unie, gericht is op een polycentrische en harmonieuze ontwikkeling door middel van het verkleinen van regionale verschillen en het wegnemen van belemmeringen in de ontwikkeling, inclusief belemmeringen die voortvloeien uit natuurlijke en geografische handicaps,
D. overwegende dat het principe van territoriale cohesie verder is geconsolideerd in de nieuwe verordeningen betreffende de Structuurfondsen voor de periode 2007-2013. en overwegende dat dit beginsel een integrerend deel is van het cohesiebeleid, dat in de toekomst moet worden behouden en versterkt en dat tot doel heeft het grondgebied van de EU op polycentrische wijze te integreren, zodat alle regio's en hun bevolkingsgroepen gelijke kansen krijgen,
E. overwegende dat illegale immigratie over zee een van de voornaamste problemen is waarmee de EU wordt geconfronteerd en de migratiedruk het afgelopen jaar bijzonder intens was aan de maritieme buitengrenzen van de EU, vooral op de eilanden in de Middellandse Zee, die een volkomen onevenredige last moeten dragen, die louter te wijten is aan hun geografische ligging,
F. overwegende dat de Europese Raad die op 14 en 15 december 2006 in Brussel plaatsvond er nadrukkelijk op heeft gewezen dat immigratie wereldwijd dient te worden aangepakt, en dat de inspanningen die tot op heden werden geleverd, dienen te worden verdubbeld, met name in bepaalde eilandregio's van de EU, aangezien ze de maritieme grenzen en migratieroutes van de EU vormen,
1. is van oordeel dat het insulaire karakter van een gebied aan de ene kant een geografisch-cultureel kenmerk is dat als troef kan dienen in het kader van een ontwikkelingsstrategie, en aan de andere kant een permanente handicap is die een bijkomende moeilijkheid vormt op het gebied van het mededingingsvermogen van deze gebieden;
2. erkent dat er een aantal concrete bepalingen ten gunste van de structureel gehandicapte regio's is opgenomen in de nieuwe verordeningen betreffende de Structuurfondsen voor de periode 2007-2013; betreurt het echter dat de Raad andere belangrijke voorstellen van het Parlement niet heeft overgenomen, waaronder de mogelijkheid om het medefinancieringspercentage op te voeren voor regio's met meer dan één geografische of natuurlijke handicap;
3. verzoekt de Commissie om, aangaande de programmeringsperiode 2007-2013 betreffende de operationele programma's van eilandregio's, met inbegrip die van doelstelling 2, alle middelen aan te grijpen om ze de mogelijkheid te geven om maatregelen te nemen met betrekking tot de zo noodzakelijke infrastructuurwerken;
4. juicht toe dat er in de nieuwe strategische richtsnoeren van de Commissie inzake cohesie 2007-2013 de nadruk wordt gelegd op de territoriale dimensie van het cohesiebeleid; merkt met name op dat het ondersteunen van de economische diversificatie van regio's met natuurlijke handicaps een van de prioriteiten voor de volgende programmeringsperiode is; dringt er bij de beheersautoriteiten van de betrokken lidstaten dan ook op aan om hier bij de voorbereiding van hun nationale strategische referentiekaders en operationele programma's ten volle rekening mee te houden;
5. verzoekt de Commissie in het Vierde Cohesieverslag bijzondere aandacht te schenken aan de situatie van de eilanden en andere structureel gehandicapte gebieden en deze aan te pakken;
6. verzoekt de Commissie in het kader van het werkprogramma van de Waarnemingspost voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied (ESPON) bijzondere aandacht te schenken aan de situatie van regio's en met name eilanden die een natuurlijke handicap hebben; is van mening dat een goede en grondige kennis van de situatie op de eilanden essentieel is indien op een bevredigende wijze rekening moet worden gehouden met hun speciale kenmerken; dringt er bij de lidstaten op aan specifieke mechanismen in te stellen waarmee op plaatselijk niveau gegevens kunnen worden verzameld over de eilanden, die vervolgens aan de Waarnemingspost voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied (ESPON) worden doorgegeven;
7. verzoekt de Commissie de statistische informatie betreffende de eilanden die zij tijdens de onderzoeken in 2003 heeft verkregen bij te werken; is van mening dat verdere maatregelen gericht moeten zijn op het definiëren van meer relevante statistische indicatoren waarmee een duidelijker statistisch beeld van het ontwikkelingsniveau kan worden verkregen alsmede een bevredigend begrip van de regio's met geografische en natuurlijke handicaps, vooral als er sprake is van een groot aantal belemmeringen, zoals bergketens en eilandengroepen en gevallen van een dubbel eilandkarakter; benadrukt dat deze indicatoren ook een betere beoordeling van de verschillen tussen deze regio's en de rest van de EU mogelijk zouden moeten maken alsook een beoordeling van de verschillen binnen deze regio's; verzoekt de Commissie deze indicatoren regelmatig te registreren en te melden, samen met voorbeelden van optimale praktijken;
8. erkent dat de Commissie speciale aandacht besteedt aan de specifieke situatie van eilanden en perifere regio's in de richtsnoeren inzake nationale regionale steunmaatregelen voor 2007-2013 en in de richtsnoeren inzake staatssteun en risicokapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen; is echter van mening dat, indien men een bevredigender oplossing wil voor het permanente nadeel van deze regio's, bij de tenuitvoerlegging van het bestaande en toekomstige staatssteunbeleid meer flexibiliteit moet worden betracht zonder dat deze flexibiliteit tot onaanvaardbare marktverstoringen binnen de EU leidt; vraagt de Commissie haar benadering te herzien, zodat beter rekening wordt gehouden met de noodzaak dat eilanden op dezelfde voorwaarden als regio's op het vasteland toegang tot de interne markt hebben; is in dit verband van oordeel dat verbeterde vervoersverbindingen tot de prioritaire maatregelen op dit terrein moeten worden gerekend, vooral met betrekking tot zee- en luchthavens;
9. verzoekt de Commissie de mogelijkheid te bestuderen om staatssteun toe te staan aan eilandregio's waar brandstof- en energiekosten duidelijk negatieve gevolgen hebben voor de gemeenschappen die op de eilanden leven; constateert met name dat significante schommelingen van de brandstofkosten het vervoer tussen de eilandregio's en het Europese vasteland aanzienlijk kunnen bemoeilijken; is van oordeel dat in de volgende richtsnoeren van de Commissie voor regionale staatssteun een stelsel waarmee steun aan de exploitatie wordt toegestaan moet worden uitgebreid tot alle eilandregio's die geen eilandstaten of binnenlandse eilanden zijn;
10. verzoekt de Commissie om op regelmatige basis een "behoeftenevaluatie"-onderzoek rond de eilandregio's uit te voeren en aan het Parlement voor te leggen, waarin rekening wordt gehouden met aangelegenheden die specifiek betrekking hebben op de eilanden, en maatregelen worden voorgesteld om hier op in te gaan; is van mening dat een dergelijke evaluatie vooral gericht moet zijn op de gevolgen van de uitvoering van het regionale beleid voor de eilanden, met inbegrip van de investeringsniveaus, spreiding van economische activiteit, werkloosheid, transportinfrastructuur (met name havens en luchthavens), druk op het milieu en het algemene niveau van de economische en sociale integratie van de eilanden op de interne markt;
11. verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de bijzondere milieu-, culturele en sociale kenmerken van de eilandregio's doeltreffend beschermd worden met maatregelen als het opstellen van specifieke regionale ontwikkelingsplannen en het controleren van de bouw- en constructieactiviteit, en bovendien in samenwerking met de Commissie geïntegreerde programma's goed te keuren tot behoud van het cultureel erfgoed en de milieurijkdommen;
12. is ingenomen met de transsectorale aanpak bij de tenuitvoerlegging van het beleid van de Gemeenschap zoals omschreven in het Groenboek van de Commissie met de titel "Naar een toekomstig maritiem maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie voor de oceanen en zeeën", en dringt erop aan om deze aanpak in de eerste plaats toe te passen op eilanden die een essentieel onderdeel vormen van de maritieme dimensie van Europa; verzoekt de Commissie de transsectorale aanpak uit te breiden tot ander beleid, zodat rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van eilandregio's en zij meer mogelijkheden krijgen om ten volle te integreren en te profiteren van de voordelen van de internationale markt en de Lissabon-strategie te profiteren;
13. vraagt speciale aandacht voor eilanden op een aanzienlijke afstand van grote bevolkingscentra, die dan ook kampen met problemen inzake toegankelijkheid en levering van diensten en met hogere kosten worden geconfronteerd, met name voor wat het transport betreft, waardoor zij een concurrentienadeel oplopen;
14. moedigt de inspanningen aan die de Gemeenschap heeft geleverd in de richting van een holistisch maritiem beleid, dat zal worden uitgebreid over de wettelijke grenzen van de EU heen, en dat dankzij de gunstige geopolitieke ligging van de eilanden van de Unie sterke commerciële, economische en politieke betrekkingen en technische samenwerking (uitwisseling van kennis en knowhow) met de buurlanden tot stand zal brengen op basis van het internationaal maritiem recht en wederzijds respect en voordeel;
15. is van mening dat eilanden op het gebied van transport, milieu-infrastructuur en voor hun energiebehoeften met hogere kosten per hoofd van de bevolking dan gemiddeld worden geconfronteerd, en het vaak moeilijker hebben om bepaalde delen van het acquis uit te voeren, waarin wellicht niet ten volle rekening met hun eigenheden is gehouden; verzoekt de Commissie dan ook om de eilanden flexibeler te benaderen op het vlak van beleidsformulering en wetgeving, waarvan de praktische uitvoering voor eilanden bijzonder moeilijk kan liggen;
16. verzoekt de Commissie om naar het voorbeeld van de bestaande bestuurlijke eenheid voor de ultraperifere regio's binnen het Directoraat-generaal Regionaal beleid een bestuurlijke eenheid voor de eilanden op te richten, om ervoor te zorgen dat met de behoeften van eilanden en hun permanente en seizoensbevolking systematisch rekening wordt gehouden bij het ontwikkelen van beleid dat streeft naar sociale, economische en territoriale cohesie, en door maatregelen te nemen, met name op het gebied van zeevervoer, energie, het veiligstellen van voldoende watervoorraden, het controleren van de regionale grensgebieden en de bescherming van de kwetsbare eilandomgeving;
17. wenst dat de Commissie verder gebruikmaakt van de mogelijkheid die wordt geboden door het EG-Verdrag om communautaire beleidsonderdelen aan te passen die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de economische, sociale en territoriale ontwikkeling van deze regio's, teneinde zoveel mogelijk te kunnen inspelen op de specifieke grote problemen waarmee elke regio of groep eilandregio's te maken heeft;
18. is van mening dat er speciale aandacht dient te worden besteed aan die economische sectoren die op de eilanden overheersen, met name landbouw, visserij, toerisme en ambachten; verzoekt de Commissie dan ook erop toe te zien dat haar beleidsinitiatieven steeds meer rekening houden met de specifieke behoeften van eilanden met betrekking tot deze sectoren;
19. verzoekt de Commissie na te gaan welke aanpassingen nodig zijn voor de "marktinvesteerdertest" voor staatssteun, zodat sprake is van een weerspiegeling van de realiteit van het leven op eilanden en in andere perifere regio's, waar het soms onmogelijk is een marktinvesteerder te vinden of te beoordelen omdat er in een gebied geen enkele te vinden is; het gemiddelde rendementspercentage voor een bepaalde sector is ook zeer waarschijnlijk onhaalbaar vanwege de geringe omvang en afgelegenheid van de markten, zodat verafgelegen eilanden deze test onmogelijk kunnen halen;
20. verzoekt de Commissie in het bijzonder de gevolgen van klimaatverandering voor eilandregio's te bestuderen, en dan met name de verergering van de bestaande problemen, zoals droogte, en in samenwerking met de lidstaten de ontwikkeling en toepassing van geschikte technologieën of andere maatregelen te stimuleren teneinde deze problemen het hoofd te bieden;
21. verzoekt de Commissie de voorwaarden voor overheidsopdrachten inzake vervoer opnieuw te bestuderen, teneinde mogelijke hindernissen weg te nemen voor het naleven van de verplichtingen betreffende het verlenen van een dienst van algemeen belang en zo de toegankelijkheid van de eilandregio's te verbeteren;
22. verzoekt de Commissie voorrang te geven aan een veilige energievoorziening van de eilanden en aan de financiering van de ontwikkeling en uitvoering van projecten voor energieproductie met behulp van nieuwe technologieën en hernieuwbare energiebronnen, en om een efficiënt gebruik van energie te stimuleren opdat het milieu wordt gespaard en de natuurlijke schoonheid ervan wordt bewaard;
23. spoort eilandgemeenschappen aan om Euroregio's of vergelijkbare Europese netwerken te gebruiken voor de interregionale samenwerking en de uitwisseling van optimale praktijken, evenals voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende projecten en een betere integratie van de eilandgemeenschappen in de omliggende economische gebieden;
24. spoort eilandgemeenschappen aan om gebruik te maken van de financiële en beheersfaciliteiten van het JASPERS-programma (Joint Assistance in Supporting Projects in European Regions) en van het JEREMIE-programma (Joint European Resources for Micro to Medium Enterprises) om een optimaal gebruik te maken van de beschikbare middelen voor regionale ontwikkeling en de groei van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren door aanmoediging van de de diversificatie van eilandeconomieën een bevordering van de kerngroei door middel van een duurzame ontwikkeling; moedigt verder de uitvoering op plaatselijk, regionaal, nationaal en Europees niveau aan van het initiatief "Beter wetgeven" ten einde onder meer de administratieve eisen te vereenvoudigen, met name wat het indienen en evalueren van aanvragen voor financiële steun betreft;
25. erkent de positieve resultaten die behaald zijn met de inzet, voor het eerst, van Europese middelen voor grenscontrole en is verheugd over het recente Commissievoorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle grensinterventieteams (COM(2006)0401), teneinde snelle operationele en technische bijstand te kunnen verlenen aan elke lidstaat die daarom verzoekt; is echter van mening dat de activiteiten van dergelijke teams uitsluitend doeltreffend kunnen zijn indien hun opdracht wordt omschreven met een duidelijke verwijzing naar de bevoegdheid van een Europees agentschap voor de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX); dringt er bij de Commissie op aan te onderzoeken of er behoefte bestaat aan de oprichting van een Europese kustwacht teneinde deze regio's en de lidstaten op parallelle wijze bij te staan bij het controleren van de buitengrenzen van de EU;
26. betuigt nogmaals zijn steun aan de initiatieven en activiteiten van FRONTEX en wenst dat dit agentschap permanent toezicht houdt op de gevolgen die de illegale immigratie op eilandgemeenschappen heeft; verzoekt de Commissie en FRONTEX snel tot actie ter ondersteuning van de eilanden over te gaan, zodat de onmiddellijke druk van dit probleem kan worden verlicht en de mensenrechten worden geëerbiedigd; doet een beroep op de Raad en de Commissie ervoor te zorgen dat de benodigde financiële middelen voor een snel en doeltreffend optreden beschikbaar worden gesteld; onderstreept verder het belang van een intensievere en nauwere coördinatie en samenwerking tussen de eilanden en de noodzaak dat deze regio's zich meer voor de bestrijding van illegale immigratie inspannen;
27. verzoekt de Commissie bijzondere aandacht te besteden aan de uitbreiding van breedband en maatregelen te bevorderen voor het oplossen van de specifieke moeilijkheden met de dienstverlening in eilandregio's, zoals gezondheidszorg, online medische diensten, e-governance en burgerdiensten;
28. is van mening dat het toerisme voor de meeste eilanden een elementaire welvaartsbron vormt, met een directe invloed op de groei van andere sectoren (landbouw, handel, diensten, visserij), en dat het dan ook essentieel is dat er een geïntegreerd beleid wordt ingevoerd ter bevordering van de duurzaamheid van het eilandtoerisme; denkt dat dit beleid vergezeld moet gaan van een goed georganiseerde Europese informatiecampagne gericht op de Europese burgers via de invoering van een kwaliteits- en herkomstlabel voor eilanden en het ontstaan of de verdere ontwikkeling van andere economische sectoren op de eilanden; verzoekt de Commissie met het oog hierop een sectoroverschrijdende analyse uit te voeren, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden voor de ondersteuning van duurzaam toerisme binnen de regionale strategieën van eilanden die op grote afstand van bevolkingscentra zijn gelegen;
29. stelt voor dat de Commissie en de andere instellingen het jaar 2010 roepen tot het Europese jaar van de eilanden uitroepen;
30. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
TOELICHTING
1. Inleiding:
Nu de Unie groter wordt en haar buitengrenzen zich uitstrekken van de Barentszee tot de Middellandse Zee en van de Indische Oceaan tot de Atlantische Oceaan wordt het belang van eilanden in alle belangrijke beleidsmaatregelen van de Gemeenschap duidelijk. Ondanks de belangrijke positie die eilanden innemen als het gaat om territoriale cohesie, buitenlandbeleid, grensoverschrijdende samenwerking, toerisme en cultuur heeft de Unie tot op heden echter weinig gedaan om in haar beleid rekening te houden met de bijzondere problemen waar veel, zo niet alle, eilanden mee te maken krijgen willen zij succesvol kunnen concurreren met het vasteland.
Deze problemen vallen uiteen in twee verschillende categorieën. Ten eerste de problemen die de eilanden onderling van elkaar doen verschillen:
Vijf eilandregio's[1] hebben meer dan 500 000 inwoners (Sicilië, Sardinië, de Canarische Eilanden, de Balearen en Réunion) en vertegenwoordigen 75% van de gehele Europese eilandbevolking[2]; van de overige eilanden hebben er zeven een NUTS-III-niveau en hebben er zes minder dan 100.000 inwoners. De relatieve grootte en geografische ligging hebben uiteraard gevolgen voor zowel de werkelijke mogelijkheden voor economische ontwikkeling als het soort producten en de activiteiten die kunnen worden ontplooid. De leeftijdsverdeling in de lokale gemeenschap heeft eveneens directe gevolgen voor de sociale lasten en de werkloosheidscijfers. Op het eiland Réunion is de bevolking bijvoorbeeld groeiende, en bestaat 35% van de bevolking uit personen jonger dan 15 jaar. In de noordelijke Egeïsche Zee is 25% van de bevolking ouder dan 60 jaar. Terwijl de bevolking groeit op sommige eilanden kampen andere eilanden, zoals de Western Isles van Schotland, met een hoog migratiecijfer. Klimaatverschillen die voortvloeien uit de geografische ligging stimuleren de teelt van zeer uiteenlopende landbouwproducten. Hoe kunnen eilanden met zulke verschillende eigenschappen nu pretenderen dat zij een aparte categorie regio's vormen en daarom bijzondere aandacht behoeven? Het antwoord ligt in de tweede categorie moeilijkheden waar veel, zo niet alle eilanden tegenaan lopen. Een niet-uitputtende lijst hiervan zou kunnen zijn:
Ø Hogere prijzen als gevolg van beschermde markten in combinatie met extra transportkosten,
Ø Lage salarissen als gevolg van een vraag die groter is dan de mogelijkheden,
Ø Bemoeilijkte toegang tot de gemeenschappelijke markt,
Ø Schaarste van grondstoffen (vaak geïmporteerd),
Ø Hogere energiekosten,
Ø Vaak moeilijk begaanbaar terrein (bergen),
Ø Gebrekkige infrastructuur,
Ø Migratie en immigratie,
Ø Beperkte variëteit aan activiteiten (vaak beperkt tot landbouw, visserij en toerisme),
Ø Kwetsbaarheid als het gaat om milieurampen die gevolgen hebben voor het toerisme (vloedgolven, cyclonen, olielekkages, regionale conflicten).
Economische schokken hebben over het algemeen een grotere invloed op eilandeconomieën dan op regio's op het vasteland die kampen met hetzelfde probleem. Dat komt doordat hun economieën afhankelijk zijn van een beperkt aantal activiteiten, die de schaarste van hun hulpbronnen weerspiegelen. Het gevolg is dat zij slechts zeer beperkte mogelijkheden hebben om op een positieve manier om te gaan met economische veranderingen en dat hun oplossingen vaak een rampzalige uitkomst hebben. Op het vasteland kan de verslechtering van een bepaalde sector of activiteit nog gemakkelijk worden gecompenseerd door de arbeidsmarkt in een naburige regio. Op een eiland is iedere ernstige crisis binnen de belangrijkste activiteit echter direct zichtbaar in het werkloosheidscijfer of in het emigratiecijfer.
Veel eilanden, zelfs die met een hoog werkloosheidscijfer, kunnen zich gedwongen zien werknemers aan te trekken voor diensten die de lokale bevolking niet kan leveren. Doktoren, verpleegsters en ingenieurs zullen de negatieve kanten van het eilandleven, zoals lagere salarissen, slechtere gezondheidszorg en minder scholingsmogelijkheden, moeten accepteren in ruil voor immateriële voordelen zoals het klimaat, de omgeving en de manier van leven. Bij het afwegen van de voor- en nadelen zijn bedrijven van het vasteland mogelijk huiverig om te investeren, ondanks de lagere lonen of goedkopere grond, gezien de extra kosten die zij moeten maken om toegang te krijgen tot de gemeenschappelijke markt of tot onderzoeksinstituten of universiteiten, en, wederom, om contact te leggen met vergelijkbare of gerelateerde industrieën.
2. De ultraperifere regio's en de rest:
Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen maatregelen voor de eilanden in het algemeen en maatregelen die specifiek gelden voor de ultraperifere regio's. In 2002 heeft de Europese Raad van Sevilla[3] de Europese Commissie uitgenodigd om een coherente en wereldwijde aanpak voor te stellen om de problemen van de ultraperifere regio's (die overigens in de belangstelling kwamen te staan na de toetreding van Spanje en Portugal) aan te pakken[4]. In het kader van haar herziening van het structuurbeleid na de uitbreiding heeft de Commissie drie prioritaire actieterreinen gehandhaafd. Dit zijn concurrentievermogen, toegankelijkheid en compensatie voor overige beperkingen. Met de hulp van het Europees Parlement maken de nieuwe verordeningen nu verhoogde interventieniveaus mogelijk, in het voordeel van deze regio's. Met de aanname van het nieuwe artikel 299, lid 2 bestaat er nu een specifiek wettelijk kader voor eilanden en voor de ultraperifere regio's, waarvan er zes eilanden zijn. Voor wat betreft eilanden als aparte categorie naast de ultraperifere regio's dient te worden opgemerkt dat de bepalingen die in Amsterdam zijn aangenomen nooit zijn toegepast. Naar aanleiding van protesten heeft het Verdrag van Nice nogmaals de noodzaak benadrukt van specifieke maatregelen ten behoeve van eilandregio's, "binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen".
Ondanks de inspanningen die zijn geleverd middels het regionaal beleid is de relatieve positie van eilandregio's in de classificatie van het regionale BBP in de afgelopen twintig jaar nauwelijks veranderd. De lidstaten hebben over het algemeen wel het specifieke karakter van deze gebieden erkend en dat is terug te zien in de politieke/administratieve status die zij hebben gekregen. Vijftien eilandregio's hebben nu een specifieke status. In eerste instantie hebben sommige eilandregio's, vanwege de bijzondere positie die zij innemen in de grondwet van hun respectieve landen, over bepaalde bijzondere voorwaarden kunnen onderhandelen toen hun land toetrad tot de Europese Unie. Dit geldt voor een aantal Franse, Deense, Nederlandse, Spaanse, Portugese, Finse en Britse eilanden. Andere eilanden, die niet over de juridische middelen beschikten, hebben geen invloed kunnen uitoefenen op de onderhandelingen. Als gevolg hiervan is een grote mate van heterogeniteit zichtbaar, wat in sommige gevallen leidt tot zeer verschillende situaties die zich voordoen binnen een en dezelfde lidstaat.
Wat de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 betreft, moet het bestaan van een aantal verwijzingen naar eilanden worden toegejuicht, met name de bepalingen die gelden voor kleine eilanden (minder dan 5 000 inwoners). Het gebrek aan flexibiliteit op het gebied van exploitatiesteun, en dan met name de exploitatiesteun die is bedoeld om de extra kosten voor transport te compenseren, is zeer betreurenswaardig, met name vanwege het feit dat het in het geval van dunbevolkte gebieden wordt geaccepteerd.
3. overig eu-beleid:
A. Vervoer en energie: de liberalisering van lucht- en zeetransport die plaatsvond in de jaren negentig van de vorige eeuw is een cruciaal punt voor eilanden. In de relevante wetgeving wordt specifiek melding gemaakt van de bijzonderheden van de eilanden, met name wat de verplichting tot openbare dienstverlening betreft. Voor zover van toepassing geeft deze wetgeving de eilanden ook de mogelijkheid om op EU-niveau deel te nemen aan openbare aanbestedingen. Openbare aanbestedingen worden door eilandorganisaties wel bekritiseerd omdat ze te open zouden zijn en geen ruimte zouden laten voor enig protectionisme van lokale industrieën.[5] Serieuzer kritiek wordt echter geuit op de limiet van vijf jaar op contracten voor openbare dienstverlening. Dit wordt beschouwd als te kort om bedrijven de mogelijkheid te geven hun investering terug te verdienen (maar dit geldt ook voor andere regio's). De toenemende seizoensgebonden schommelingen in de bevolking waar veel eilanden mee te maken hebben betekenen dat de vervoersinfrastructuur sterk moet worden verbeterd. Dit wordt erkend in het Groenboek van de Commissie inzake maritiem beleid en was het belangrijkste aandachtspunt bij het voorstel om te investeren in, bijvoorbeeld, de luchthaven van Palermo.
Schommelingen in energiekosten hebben directe gevolgen voor eilanden. Het gaat hier niet alleen om transportkosten, die ervoor kunnen zorgen dat minder toeristen geneigd zijn om in een bepaald jaar een eiland te bezoeken, maar ook om de productiekosten van midden- en kleinbedrijven die proberen te concurreren met soortgelijke bedrijven op het vasteland. Laatstgenoemde kunnen eveneens last hebben van dezelfde schommelingen, maar de negatieve gevolgen zullen over het algemeen minder verstrekkend zijn. Dat blijkt uit het feit dat energiecentrales op het vasteland over het algemeen het hele jaar door op (bijna) volle kracht draaien, terwijl dit voor centrales op eilanden vaak alleen in het toeristenseizoen geldt. Toch kunnen deze schijnbare nadelen soms worden gecompenseerd door inherente voordelen. Zo hebben de Orkney- en Shetlandeilanden de laatste jaren aanzienlijk geprofiteerd van energiebronnen die dicht bij de eilanden zijn gelegen, zoals olie uit de Noordzee.
De mogelijkheid tot het uitbuiten van de natuurlijke voordelen van eilanden bij het opwekken van hernieuwbare energie is ook een factor die voortkomt uit hun blootstelling aan de wind en de zon, het deinen van de zee en het relatieve gemak en de lage kosten van het leveren van opgewekte energie aan het vasteland. Bij het beoordelen van de voordelen van de ontwikkeling van een dergelijk soort centrale moet rekening worden gehouden met de gevolgen die een centrale kan hebben voor het milieu en de natuurlijke schoonheid van het gebied waar de centrale wordt gepland, evenals met de bijkomende gevolgen voor het toerisme.
B. Toerisme en cultuur: toerisme is de dominante activiteit op de meeste Europese eilanden. Toerisme heeft zowel directe als indirecte positieve gevolgen voor de lokale economie (bouwsector, infrastructuurprogramma's, vakantieoorden, hotels, restaurants, etc.), maar het heeft ook directe en indirecte negatieve gevolgen voor de natuurlijke hulpbronnen[6] en de reeds genoemde diensten[7]. Recente trends in het toerisme laten kortere verblijven zien, op welke plek dan ook. Het gevolg is dat transportkosten een zeer grote rol gaan spelen bij het kiezen van een bestemming. Een verlaging van de transportkosten is daarom een essentieel onderdeel van de voorwaarden waaraan eilanden moeten voldoen om concurrerend te blijven. Eén van de belangrijkste elementen van de aantrekkingskracht van de Europese eilanden is de variëteit in cultuur. Dat is niet alleen terug te zien in de historische monumenten en de unieke architectonische meesterwerken die zich daar bevinden, maar ook in de manier van leven en de manier van denken en communiceren die de eilandbewoners hebben ontwikkeld om met de specifieke problemen en uitdagingen om te gaan die horen bij de habitat van hun eiland. Deze specifieke cultuuraspecten bestaan natuurlijk ook in veel regio's op het vasteland, maar de verschillen met de cultuur van het vasteland zijn vaak beter zichtbaar op een eiland vanwege de afstand die ertussen ligt. Het is belangrijk dat deze verschillen behouden blijven en worden beschermd tegen de soms overweldigende invloed van seizoensgasten.
De algemene vergrijzing van de Europese bevolking leidt tot een tweede oorzaak van de stijgende kosten van de dienstverlening. Dat is de enorme groei in tweede huizen. Hoewel deze huizen vaak goed zijn voor de lokale gemeenschap vanwege de banen die worden gecreëerd in de bouw- en onderhoudsector worden ze over het algemeen bewoond door gepensioneerden. De toename van ouderen in een kleine gemeenschap leidt ertoe dat er meer en kwalitatief betere gezondheidsdiensten moet worden geboden. In het geval van eilanden kan deze extra kostenpost niet gemakkelijk worden gedeeld met naburige gemeenschappen.
C. Klimaatverandering: Klimaatverandering is een groot gevaar voor de hele wereld maar, vanwege hun relatieve omvang, geografische ligging en vaak reliëf zijn de eilanden het meest kwetsbaar voor dreigingen als een stijgend zeeniveau, vloedgolven, verlies van mariene ecosystemen, overstromingen, scheepvaart, aquacultuur en ingenieursprojecten in de mariene sector, zoals golf- en getijde-installaties. Verwacht wordt dat de helft van de Europese draslanden zal verdwijnen voor 2020. In de afgelopen tien jaar zijn de uitgaven voor kustbescherming gestegen met 33%.[8] In 2006 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn over overstromingsbeoordeling en -beheer[9], waarover deze commissie zich heeft uitgesproken.
D. Veiligheid, binnenlandse zaken en buitenlandse zaken: Het zou een ontkenning van de geschiedenis zijn om te pretenderen dat eilanden geen centrale rol spelen in de verdediging van de buitengrenzen van Europa. Gezien hun fysieke ligging vervullen de eilanden een onmisbare functie voor hun respectieve landen en de gehele Unie. Zij zorgen ervoor dat de wateren en het luchtruim ver buiten de grenzen van het Europese vasteland in de gaten worden gehouden. Dit is met name belangrijk in het geval van de ultraperifere gebieden die de Unie openingen hebben geboden naar andere continenten en zeeën en de mogelijkheid om belangrijke potentiële natuurlijke bronnen te exploiteren, zoals de visserij, olie of de reeds genoemde hernieuwbare energiebronnen. Als buitengrenzen van de Unie spelen veel eilanden een belangrijke rol in de strijd tegen de illegale drugshandel, mensenhandel en witwaspraktijken. Iedere verslechtering van de economische, sociale of politieke basis van de meest kwetsbare regio's heeft daarom uiteindelijk ook gevolgen voor het vasteland.
E. Illegale immigratie: Illegale immigratie is één van de grootste problemen waar de Unie mee te maken heeft en uiteraard hebben de eilanden hier, zoals recentelijk te zien was, het meest onder te lijden. Lampedusa, Malta, de Canarische Eilanden en de Kaapverdische Eilanden: ze lijden allemaal onder het zware juk van illegale immigratie. De Spaanse Canarische Eilanden hebben alleen al dit jaar al een toestroom gehad van 10 000 migranten. Dat is tweemaal zoveel als in 2005. Natuurlijk probeert de Unie het probleem het hoofd te bieden met gezamenlijke zeepatrouilles en er is zeker aanzienlijke vooruitgang geboekt in het ontwikkelen van een geïntegreerd systeem voor grensbeheer, inclusief het oprichten van FRONTEX[10] en het opstellen van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen. De Finse EU-voorzitter heeft recentelijk voorgesteld de strategie inzake het beheer van de EU-grenzen goed te keuren.
Het verlichten van de acute druk om dit probleem op te lossen en tegelijkertijd de beginselen van de mensenrechten en de menselijke waardigheid te respecteren legt echter een enorme druk op de beperkte middelen van de betreffende eilanden. In eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid uiteraard bij de lidstaten. Zoals nu echter wordt erkend zouden bepaalde lidstaten niet een enorme last moeten hoeven dragen puur vanwege hun geografische ligging. Het Spaanse, Italiaanse en Griekse probleem is een Europees probleem, waarvoor op communautair niveau een oplossing moet worden gezocht. Zoals de vice-voorzitter van de Commissie Franco Frattini heeft benadrukt is hiervoor "solidariteit in actie" nodig, en moeten aanzienlijke middelen worden ingezet. In dit verband ben ik verheugd met het besluit van de Commissie om vier fondsen op te richten die over aanzienlijke middelen beschikken en waarmee het concept van "solidariteit in actie" zichtbaar realiteit wordt.
4. Beschikbaarheid van gegevens en het gebruik van andere indicatoren dan het BBP:
Het BBP per capita en het werkloosheidscijfer worden als niet-toereikend beschouwd voor het meten van de sociaal-economische situatie van eilandregio's. Dat komt doordat het BBP wordt onderverdeeld op basis van NUTS-categorieën, wat tot aanzienlijke afwijkingen leidt. Het is niet gebaseerd op homogene gebieden en discrimineert de kleinste regio's. Bovendien bestraft het gebieden die te maken hebben met aanzienlijke migratie, met de overdracht van overheidsgelden en met de overdracht van particuliere middelen.
Eilanden zijn sterk afhankelijk van de publieke sector. Op meer dan de helft van de eilanden is de overheid verantwoordelijk voor meer dan 25% van de banen. Per hoofd van de bevolking zijn de kosten van essentiële diensten (gezondheidszorg, onderwijs, vervoersinfrastructuur) als gevolg hiervan aanzienlijk hoger. Deze situatie leidt weliswaar tot een evenwichtige verdeling van salarissen en welvaart, maar belemmert eveneens de ontwikkeling van de particuliere sector.
Deze beperkingen zijn nu echter wel eindelijk erkend door de Commissie in haar Groenboek inzake maritiem beleid[11], waarin zij stelt:
"Hoewel het BBP traditioneel gezien wordt gebruikt als indicator van economische groei, wordt nu algemeen erkend dat de groei op zich geen weergave is van sociaal welzijn." In het groenboek staat verder "De Commissie is van mening dat een uitgebreid onderzoek zou moeten worden gedaan om dergelijke schattingen[12] beschikbaar te maken".
Tot voor kort werd de ontoereikendheid van de indicatoren die werden gebruikt voor de beoordeling van de economieën van de eilanden gemaskeerd door het feit dat een grote meerderheid van de eilanden maximale hulp ontving omdat ze zijn aangemerkt als doelstelling 1-regio's. De voortdurende uitbreiding en het bijbehorende statistische effect hebben de noodzaak benadrukt van meer doelgerichte statistische indicatoren om de behoeften van eilandregio's te meten. De Europese Commissie is zich reeds enige tijd van het probleem bewust en heeft in 2003 opdracht gegeven voor een aantal onderzoeken naar de situatie van regio's met een natuurlijke handicap. Helaas zijn sindsdien geen inspanningen meer geleverd om de statistische gegevens bij te werken of te gebruiken. Met dit in het achterhoofd adviseert uw rapporteur dan ook met klem om het ESPON werkprogramma bijzondere aandacht te laten besteden aan de situatie in regio's die kampen met natuurlijke beperkingen en in het bijzonder op eilanden. Het programma zou zich op de volgende zaken kunnen richten:
v Het definiëren van statistische indicatoren die beter geschikt zijn voor het verkrijgen van een bevredigend begrip van de realiteit van de betreffende regio's, met name de regio's die kampen met een opeenstapeling van problemen, zoals bergketens en eilandengroepen;
v Het beoordelen van de verschillen tussen deze regio's en de rest van de Gemeenschap;
v Het monitoren van de gevolgen van gemeenschapsbeleidsmaatregelen voor de lokale economieën en gemeenschappen.
5. bestuur:
Veel zaken die van invloed zijn op alle regio's van de EU vereisen een reactie van vele autoriteiten, zowel nationaal als regionaal als lokaal. Vanwege hun geïsoleerde ligging en beperkte grootte dient de reactiecapaciteit van een eiland bijzonder snel en effectief te zijn. In dit verband is uw rapporteur verheugd over het feit dat de Europese Commissie het feit heeft erkend dat de sectorale aanpak die lang de boventoon heeft gevoerd bij de tenuitvoerlegging van gemeenschapsbeleid niet bevredigend genoeg is, en verwelkomt dan ook de transsectorale aanpak die is opgenomen in het Groenboek van de Commissie inzake maritiem beleid.
In dit verband zou ik willen voorstellen een parlementaire intergroep op te richten die verantwoordelijk is voor de eilanden. Deze groep zou zich onder meer met de volgende zaken bezig moeten houden:
· het verbeteren van bestaand beleid zoals dit wordt toegepast op eilandregio's;
· het gecoördineerd indienen van amendementen op wetgeving, om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de bijzondere situatie van eilanden.
6. Staatssteun:
Over het algemeen is staatssteun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Zoals echter uit het voorgaande blijkt zijn er bepaalde regio's met permanente structurele eigenschappen die een belemmering vormen voor de ontwikkeling. Deze regio's kunnen en zouden moeten profiteren van overheidssteun om succesvol te kunnen concurreren met de meest succesvolle regio's van het vasteland. Indien de beperkingen permanent zijn (moeilijk begaanbaar terrein, afstand tot het vasteland, bijkomende transportkosten), dan zou de hulp die wordt geboden via de structuurfondsen ook permanent moeten zijn in plaats van tijdelijk, en over een bepaalde periode gefaseerd moeten worden uitgekeerd. Een voorbeeld hiervan zijn de ultraperifere regio's.[13] De specifieke problemen van elk eiland, elke eilandengroep of van alle eilanden als één groep moeten per geval en, belangrijker nog, beleidsmaatregel per beleidsmaatregel worden behandeld. In dit verband zou het bevorderlijk zijn voor het stimuleren van de economieën van de eilanden om te onderzoeken of de mogelijkheid bestaat om staatssteun te verlenen in de transport- en energiesector, aangezien de recente schommelingen in de energieprijzen een negatief effect hebben gehad op de concurrentiepositie van eilandproducten. De richtsnoeren voor de periode 2007-2013 bevestigen dat staatssteun een belangrijke rol kan spelen bij het helpen van bepaalde regio's om de problemen van permanente nadelen te lijf te gaan, mits ze het handelsverkeer niet ongunstig beïnvloeden. In dit verband wordt de positie van de eilanden onderstreept en hun voorwaardelijke geschiktheid versterkt. Er wordt echter nog geen staatssteun geboden voor grote infrastructuurprojecten, ondanks het feit dat het Parlement zich hier wel expliciet positief over heeft uitgesproken. Wat de eilanden betreft is het vanzelfsprekend dat dergelijke steun noodzakelijk is voor de verbetering van het transport en de aansluiting.
7. Grensoverschrijdende samenwerking:
Zoals deze commissie recentelijk in haar rapport inzake Euroregio's heeft benadrukt spelen de meeste Europese eilanden, vanwege hun geografische ligging, een essentiële rol in het buitenlandbeleid van de EU. Ditmaal is deze rol in hun voordeel voor wat betreft de mogelijkheid om volledig deel te nemen aan grensoverschrijdende projecten binnen en buiten de Unie. Naar de mening van uw rapporteur spelen de Euroregio's een belangrijke rol in zowel uitwisselingsprojecten met betrekking tot lokale beste praktijken als grensoverschrijdende samenwerking, en zijn ze zeer nuttig in de context van de eilanden.
- [1] Eilandstaten uitgezonderd.
- [2] Bron: Eurisles.
- [3] 21-22 juni 2002.
- [4] Programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van de ultraperifere regio's afgestemde maatregelen ( POSEI).
POSEIDON (1989) POSEICAN (1991).
Verdrag van Maastricht, Verklaring inzake ultraperifere regio's.
Artikel 299, lid 2 Verdrag van Amsterdam. - [5] Deze kritiek kan worden geleverd door welke regio dan ook, onafhankelijk van het specifieke karakter.
- [6] Zoals zoet water.
- [7] Ziekenhuizen, vooral voor ouderen, opwekking van elektriciteit, telecommunicatie, meer urbanisatie, afvalverwerking.
- [8] Groenboek inzake maritiem beleid; uitgaven zijn gestegen van 2,5 miljard Euro in 1986 tot 3,2 miljard in 2006.
- [9] COM(2006)0015.
- [10] Frontex (het agentschap voor het beheer van de buitengrenzen van de EU).
- [11] COM(2006)0275.
- [12] Milieu- en socio-economische statistieken voor de kustgebieden. Zie ook het kustbeleid van de Commissie.
- [13] Zie paragraaf 30 van de richtsnoeren.
PROCEDURE
Titel |
De eilanden en natuurlijke en economische beperkingen in het kader van het regionale beleid |
|||||||||||
Procedurenummer |
||||||||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking toestemming |
REGI |
|||||||||||
Medeadviserende commissie(s) |
|
|
|
|
|
|||||||
Geen advies |
|
|
|
|
|
|||||||
Nauwere samenwerking Datum bekendmaking |
|
|
||||||||||
Rapporteur(s) |
Francesco Musotto |
|
||||||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
|
||||||||||
Behandeling in de commissie |
6.11.2006 |
19.12.2006 |
|
|
|
|||||||
Datum goedkeuring |
27.2.2007 |
|||||||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
41 1 1 |
||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Tiberiu Bărbuleţiu, Jean Marie Beaupuy, Antonio De Blasio, Gerardo Galeote, Eugenijus Gentvilas, Ambroise Guellec, Pedro Guerreiro, Zita Gurmai, Marian Harkin, Jim Higgins, Filiz Husmenova, Alain Hutchinson, Mieczysław Edmund Janowski, Gisela Kallenbach, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Constanze Angela Krehl, Jamila Madeira, Mario Mantovani, Sérgio Marques, Miguel Angel Martínez Martínez, Lambert van Nistelrooij, Jan Olbrycht, Maria Petre, Markus Pieper, Bernard Poignant, Elisabeth Schroedter, Stefan Sofianski, Catherine Stihler, Margie Sudre, Oldřich Vlasák |
|||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Brigitte Douay, Den Dover, Emanuel Jardim Fernandes, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Francesco Musotto, Ljudmila Novak, Francisca Pleguezuelos Aguilar |
|||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Simon Busuttil, Wolf Klinz, Thomas Wise |
|||||||||||
Datum indiening |
2.3.2007 |
|
||||||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
|
||||||||||