VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen
6.3.2007 - (COM(2005)0586 – C6‑0062/2006 – 2005/0236(COD)) - ***I
Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Marta Vincenzi
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen
(COM(2005)0586 – C6‑0062/2006 – 2005/0236(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0586)[1],
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 80, lid 2 van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6‑0062/2006),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6‑0058/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst | Amendementen van het Parlement |
Amendement 1 Overweging 1 | |
(1) De veiligheid van de scheepvaart in de Gemeenschap en van de burgers die er gebruik van maken, alsmede de bescherming van het milieu dienen te allen tijde te worden gewaarborgd. |
(1) De veiligheid van de scheepvaart in de Gemeenschap, van de burgers die er gebruik van maken en van de scheepvaartbedrijven zelf, alsmede de bescherming van het milieu dienen te allen tijde te worden gewaarborgd. |
Motivering | |
Het is wenselijk nader aan te geven wat de veiligheid van de scheepvaart precies inhoudt en tot waar de bescherming van de veiligheid zich precies uitstrekt. | |
Amendement 2 Overweging 4 | |
(4) Er dient rekening te worden gehouden met de algemene consolidering van het bestaande corpus van instrumenten inzake maritiem arbeidsrecht tot één enkel instrument. Deze consolidering, die momenteel door de Internationale Arbeidsorganisatie wordt uitgevoerd, heeft ook betrekking op de vlaggenstaatverplichtingen, die in een latere fase in deze richtlijn moeten worden opgenomen. |
(4) De vertegenwoordigers van alle lidstaten van de Europese Unie in de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) hebben hun steun uitgesproken voor aanneming van het Verdrag betreffende maritieme arbeid (Maritime Labour Convention - MLC) van de IAO van 2006, dat strekt tot consolidatie van het bestaande corpus van instrumenten inzake maritiem arbeidsrecht tot één enkel instrument. Dit verdrag heeft ook betrekking op de vlaggenstaatverplichtingen en moet in deze richtlijn worden opgenomen van zodra deze in werking treedt. |
Motivering | |
Nu het MLC-verdrag eenmaal is aangenomen, dient daarnaar ook zo expliciet mogelijk te worden verwezen. | |
Amendement 3 Overweging 11 | |
(11) De IMO-verdragen verlenen vlaggenstaten het recht schepen van de toepassing van de in de IMO-verdragen vastgestelde basisregels voor vlaggenstaten vrij te stellen en gelijkwaardige regels toe te passen en laten een groot aantal vereisten over aan het oordeel van de nationale maritieme instanties. Dit laatste kan tot gevolg hebben dat niet alle lidstaten hetzelfde veiligheidsniveau handhaven en dat de concurrentie tussen vlaggenstaten wordt verstoord. |
(11) De IMO-verdragen verlenen vlaggenstaten het recht schepen van de toepassing van de in de IMO-verdragen vastgestelde basisregels voor vlaggenstaten vrij te stellen en gelijkwaardige regels toe te passen en laten een groot aantal vereisten over aan het oordeel van de nationale maritieme instanties. Hoewel een zekere mate van flexibiliteit bij de toepassing van bepaalde maatregelen noodzakelijk is, kan dit laatste tot gevolg hebben dat niet alle lidstaten hetzelfde veiligheidsniveau handhaven en dat de concurrentie tussen vlaggenstaten wordt verstoord. |
Motivering | |
Vlaggenstaten moeten bij de naleving van hun verplichtingen over een zekere administratieve speelruimte kunnen beschikken om de regels te kunnen aanpassen aan de specifieke kwalitatieve en kwantitatieve kenmerken van hun eigen vloot, en de IMO-verdragen voorzien dan ook in een dergelijke marge. Het is niet de bedoeling dat de eigen uitleg die de EU geeft aan de bestaande uitzonderingen op de algemene regels ten koste gaat van de flexibiliteit van het systeem; integendeel, de "communautaire interpretatie" van deze uitzonderingen is juist bedoeld om in alle gevallen hetzelfde hoge kwaliteits- en veiligheidsniveau te handhaven. | |
Amendement 4 Overweging 12 | |
(12) In artikel 12 van Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen heeft de Commissie zich ertoe verbonden de aanzet te geven tot de vaststelling van geharmoniseerde interpretaties van technische veiligheidsnormen voor passagiersschepen die voor internationale reizen worden gebruikt. Hetzelfde moet, voorzover nodig, gebeuren voor soortgelijke bepalingen met betrekking tot andere scheepstypes waarop de IMO verdragen van toepassing zijn, zonder evenwel afbreuk te doen aan het recht van de IMO om zelf geharmoniseerde interpretaties vast te stellen. |
(12) In artikel 12 van Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen heeft de Commissie zich ertoe verbonden de aanzet te geven tot de vaststelling van geharmoniseerde interpretaties van technische veiligheidsnormen voor passagiersschepen die voor internationale reizen worden gebruikt. Hetzelfde moet, voorzover nodig, gebeuren voor soortgelijke bepalingen met betrekking tot andere scheepstypes waarop de IMO-verdragen van toepassing zijn, waarbij per geval en op verzoek van de betrokken partijen naar een geschikte oplossing moet worden gezocht, zonder evenwel afbreuk te doen aan het recht van de IMO om zelf geharmoniseerde interpretaties vast te stellen. |
Motivering | |
Vlaggenstaten moeten bij de naleving van hun verplichtingen over een zekere administratieve speelruimte kunnen beschikken om de regels te kunnen aanpassen aan de specifieke kwalitatieve en kwantitatieve kenmerken van hun eigen vloot, en de IMO-verdragen voorzien dan ook in een dergelijke marge. Het is niet de bedoeling dat de eigen uitleg die de EU geeft aan de bestaande uitzonderingen op de algemene regels ten koste gaat van de flexibiliteit van het systeem, maar de "communautaire interpretatie" dient per geval te worden bekeken en er moet rekening worden gehouden met de wensen van de betrokken partijen (overheden en bedrijven). | |
Amendement 5 Overweging 28 | |
(28) De Commissie moet de opstelling bevorderen van een memorandum van overeenstemming waarin vlaggenstaten verklaren synergieën tot stand te zullen brengen. |
(28) De Commissie moet conform de in de resoluties A.973(24) en A.974(24) van de IMO neergelegde voorwaarden de opstelling bevorderen van een memorandum van overeenstemming teneinde tussen vlaggenstaten synergieën tot stand te brengen, waardoor registratie van schepen in de lidstaten aantrekkelijker moet worden gemaakt, in die zin dat wanneer derde landen die de garantie kunnen bieden dat zij een deugdelijk kwaliteits- en controlesysteem hanteren, de mogelijkheid wordt geboden met de Europese Gemeenschap akkoorden te sluiten om te kunnen profiteren van het prestige dat de communautaire normen bieden en in aanmerking te komen voor de administratieve faciliteiten die daaraan zijn verbonden, dit binnen het heersende klimaat van mondiale concurrentie tussen nationale registers en maritieme autoriteiten over het algemeen kan leiden tot een betere naleving van de IMO-Verdragen en tot de uitschakeling van het fenomeen internationale dumping. |
Motivering | |
Door het varen onder communautaire vlag aantrekkelijker te maken en derde landen die kunnen garanderen dat zij een kwaliteitssysteem hanteren dat in overeenstemming is met de IMO-vereisten de mogelijkheid te bieden met de EU akkoorden te sluiten om te kunnen profiteren van het commerciële prestige dat aan de communautaire registers is verbonden en van de praktische voordelen op het gebied van controles, kan de algehele naleving van de bestaande verdragsinstrumenten worden verbeterd en kan het fenomeen internationale dumping (waarbij lage eisen worden gesteld, nauwelijks wordt gecontroleerd en de kosten tot een minimum worden beperkt) geleidelijk worden uitgeschakeld. | |
Amendement 6 Artikel 1, lid 1, letter a) | |
a) te garanderen dat de lidstaten zich doeltreffend en consequent kwijten van hun vlaggenstaatverplichtingen overeenkomstig de IMO-verdragen; |
a) te garanderen dat de lidstaten zich doeltreffend en consequent kwijten van hun vlaggenstaatverplichtingen overeenkomstig de IMO-verdragen en de desbetreffende IAO-instrumenten; |
Motivering | |
De effectieve naleving van de internationale normen inzake arbeidsvoorwaarden biedt een extra veiligheidsgarantie in het zeevervoer, en bepaalde vlaggenstaatverplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de IAO-verdragen. | |
Amendement 7 Artikel 1, lid 1, letter b) | |
b) de veiligheid te verbeteren en verontreiniging te voorkomen door schepen die onder de vlag van een lidstaat actief zijn in de internationale handel; |
b) de veiligheid te verbeteren en verontreiniging te voorkomen door schepen die onder de vlag van een lidstaat actief zijn; |
Motivering | |
De precieze draagwijdte van het begrip "schepen" wordt reeds gedefinieerd in artikel 2, lid 1, letter d) van deze richtlijn. | |
Amendement 8 Artikel 2, lid 1, letter a), punt (vi) bis (nieuw) | |
|
(vi bis) de veiligheidscode voor schepen die aan dek ladingen hout transporteren; |
Motivering | |
De veiligheidscode voor schepen die aan dek ladingen hout transporteren moet worden opgenomen in alle richtlijnen van het derde pakket wetgevingsmaatregelen voor de veiligheid in de scheepvaart, en wel omdat: a) dergelijke ladingen bij noodweer kunnen gaan schuiven; b) er op dergelijke ladingen, vooral op hogere breedtegraden, 's winters ijsvorming kan optreden. | |
Amendement 9 Artikel 2, lid 1, letter a), punt (vi) ter (nieuw) | |
|
(vi ter) de veiligheidscode voor bulkcarriers voor vaste lading. |
Motivering | |
Ook de veiligheidscode voor bulkcarriers voor vaste lading moet in de desbetreffende richtlijnen worden opgenomen, aangezien is gebleken dat dergelijke schepen tot de gevaarlijkste categorie behoren. Het veilig en correct laden en lossen van bulkladingen, inclusief het stuwen en trimmen van de lading en de juiste onderlinge afstemming van het beladen en ontballasten van het schip om overbelasting van de scheepsconstructie te voorkomen, zijn allemaal factoren die van essentieel belang zijn voor de veiligheid van het schip. | |
Amendement 10 Artikel 2, lid 1, letter (f) | |
f) "gekwalificeerd controleur van de vlaggenstaat": een werknemer uit de openbare sector of een andere persoon die door de bevoegde autoriteit van een lidstaat gemachtigd is om controles en inspecties uit te voeren met betrekking tot de certificaten en die voldoet aan de in bijlage II gespecificeerde criteria inzake kwalificaties en onafhankelijkheid; |
Niet van toepassing op de Nederlandse tekst |
Motivering | |
(Betreft een klaarblijkelijke drukfout in de Italiaanse versie). | |
Amendement 11 Artikel 3, lid 4 | |
4. Ten aanzien van de internationale scheepvaart leven de lidstaten de in de IMO-verdragen vastgestelde vlaggenstaatverplichtingen volledig na overeenkomstig de voorwaarden van de IMO-verdragen en met betrekking tot de in die verdragen vermelde schepen, en houden zij rekening met de bepalingen van de vlaggenstaatcode (FSC) in bijlage I bij deze richtlijn. |
4. Met name ten aanzien van de internationale scheepvaart leven de lidstaten de in de IMO-verdragen vastgestelde vlaggenstaatverplichtingen volledig na overeenkomstig de voorwaarden van de IMO-verdragen en met betrekking tot de in die verdragen vermelde schepen, en houden zij rekening met de bepalingen van de vlaggenstaatcode (FSC) in bijlage I bij deze richtlijn. |
Motivering | |
Te amenderen ter wille van de logische consistentie van de richtlijntekst. | |
Amendement 12 Artikel 3, lid 6 | |
6. Overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure kunnen maatregelen worden vastgesteld om: |
6. Overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure kunnen, hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij op verzoek van een of meerdere instanties of van de betrokken exploitant maatregelen worden vastgesteld om: |
a) geharmoniseerde procedures te ontwikkelen voor de toepassing van uitzonderingen en gelijkwaardige maatregelen die overeenkomstig de IMO-verdragen worden uitgevoerd; |
a) geharmoniseerde procedures te ontwikkelen voor de toepassing van uitzonderingen en gelijkwaardige maatregelen die overeenkomstig de IMO verdragen worden uitgevoerd; |
b) geharmoniseerde interpretaties op te stellen van aangelegenheden die in de IMO-verdragen aan het oordeel van de nationale instanties worden overgelaten; |
b) geharmoniseerde interpretaties op te stellen van aangelegenheden die in de IMO-verdragen aan het oordeel van de nationale instanties worden overgelaten; |
c) eenvormige interpretaties op te stellen voor bepalingen die in de verdragen zijn vastgesteld. |
c) de interpretatie en toepassing van de bepalingen die in de verdragen zijn vastgesteld te harmoniseren. |
Amendement 13 Artikel 4, lid 1, letter a) | |
a) het mogelijk maken de eisen van de IMO-verdragen na te leven; |
a) het mogelijk maken de eisen van de specifieke verdragen en overeenkomsten van de IMO, de vlaggenstaatcode en de desbetreffende IAO-instrumenten in acht te nemen en deze na te leven; |
Amendement 14 Artikel 4, lid 1, letter b) | |
b) het mogelijk maken onderzoek te doen naar ongevallen en doeltreffend en tijdig in te grijpen wanneer tekortkomingen worden vastgesteld bij schepen; en |
b) het mogelijk maken onderzoek te doen naar ongevallen die zich voordoen met schepen welke onder zijn vlag varen en doeltreffend en tijdig in te grijpen wanneer er eventueel tekortkomingen worden vastgesteld; |
Amendement 15 Artikel 4, lid 1, letter c) | |
c) het mogelijk maken de ontwikkeling, documentatie en beschikbaarstelling te garanderen van op de eisen van de IMO betrekking hebbende richtsnoeren die voldoen aan de eisen van de instanties; |
c) het mogelijk maken de ontwikkeling, documentatie en beschikbaarstelling te garanderen van op de eisen van de IMO betrekking hebbende richtsnoeren die voldoen aan de eisen van de staten als verdragsluitende partijen; |
Amendement 16 Artikel 4, lid 1, letter d) | |
d) voldoende gekwalificeerd personeel omvatten om de nationale wetgeving ter uitvoering van de IMO-verdragen toe te passen en af te dwingen, inclusief personeel voor het uitvoeren van onderzoeken en controles; |
d) voldoende gekwalificeerd personeel omvatten om de nationale wetgeving ter uitvoering van de IMO-verdragen toe te passen en af te dwingen, inclusief de gekwalificeerde inspecteurs van de vlaggenstaat die nodig zijn voor het uitvoeren van onderzoeken, audits, controles en inspecties; |
Motivering | |
Verwezen wordt naar de motivering bij het amendement op artikel 2, lid 1, letter f). | |
Amendement 17 Artikel 4, lid 2 | |
2. Elke lidstaat voorziet in de opleiding van controleurs en onderzoekers van de vlaggenstaat en houdt toezicht op hun activiteiten. |
2. Elke lidstaat voorziet in de opleiding van controleurs van de vlaggenstaat en in het toezicht op de inspecteurs en controleurs van de vlaggenstaat en van de kuststaat in geval van incidenten of tekortkomingen, en houdt tevens toezicht op de activiteiten van erkende organisaties waaraan de lidstaat overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 zijn bevoegdheid heeft overgedragen. |
Motivering | |
De precieze betekenis van deze bepaling moet nader worden verduidelijkt en de formulering van de tekst moet worden gestroomlijnd. | |
Amendement 18 Artikel 4, lid 3 | |
3. Elke lidstaat ontwikkelt en handhaaft de capaciteit om ontwerpen te beoordelen en technische beslissingen te nemen; deze capaciteit moet in verhouding staan tot de omvang en aard van zijn vloot. |
3. Elke lidstaat ontwikkelt en handhaaft de capaciteit om ontwerpen voor de bouw en uitrusting van schepen te beoordelen, goed te keuren en toe te laten, alsook om technische beslissingen te nemen; deze capaciteit moet in verhouding staan tot de omvang en aard van zijn vloot. |
Amendement 19 Artikel 5, lid 2 | |
2. Wanneer een lidstaat in zijn register een schip opneemt dat nog niet eerder was opgenomen, spant hij zich in om zich ervan te vergewissen dat het schip aan de toepasselijke internationale regelgeving voldoet. Indien nodig neemt de lidstaat contact op met de vorige vlaggenstaat van het schip. |
2. Alvorens een schip voor het eerst in zijn register op te nemen, vergewist de betrokken lidstaat zich ervan dat het bewuste schip aan de toepasselijke internationale regelgeving voldoet en over de documenten beschikt om dat te kunnen aantonen. Zo nodig - maar in ieder geval wanneer het geen pas gebouwd schip betreft - neemt de lidstaat contact op met de vorige vlaggenstaat van het schip en verzoekt hij deze hem de nodige documenten en gegevens te doen toekomen. |
Amendement 20 Artikel 5, lid 2 bis (nieuw) | |
|
2 bis. Wanneer een lidstaat een andere lidstaat daarom verzoekt, is de vorige vlaggenstaat verplicht de bewuste documenten en gegevens over te dragen, conform het bepaalde in Verordening (EG) nr. 789/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overdracht van vracht- en passagiersschepen tussen registers binnen de Gemeenschap1. |
|
____________ 1 PB L 138 van 30.4.2004, blz. 19. |
Amendement 21 Artikel 6, lid 1, letter c) | |
c) tijdens de onder b) genoemde periodieke inspecties gaat de inspecteur na of de bemanning van het schip vertrouwd is met de specifieke taken en met de afspraken, installaties, uitrusting en procedures aan boord van het schip; |
c) tijdens de onder b) genoemde periodieke inspecties gaat de inspecteur op gepaste wijze en onder gebruikmaking van de noodzakelijke middelen na of de bemanning van het schip vertrouwd is met de specifieke taken en met de afspraken, installaties, uitrusting en procedures aan boord van het schip; |
Motivering | |
Er dient duidelijk te worden aangegeven dat inspecteurs bij de keuze van de middelen en instrumenten om hun taken uit te oefenen over de nodige speelruimte moeten kunnen beschikken. | |
Amendement 22 Artikel 6, lid 1, letter d) | |
d) de lidstaten gaan na of alle bemanningsleden van het schip in staat zijn in noodgevallen hun activiteiten doeltreffend te coördineren en de taken uit te voeren die van essentieel belang zijn voor de veiligheid of voor de voorkoming of beperking van verontreiniging; |
d) de lidstaten gaan na of alle bemanningsleden van het schip in staat zijn en over de nodige bekwaamheid en middelen beschikken om in noodgevallen hun activiteiten doeltreffend te coördineren en de taken uit te voeren die van essentieel belang zijn voor de veiligheid of voor de voorkoming of beperking van verontreiniging; |
Amendement 23 Artikel 6, lid 2 | |
2. De lidstaten voorzien in de ontwikkeling en toepassing van een passend controle- en toezichtsprogramma om tijdig te kunnen ingrijpen wanneer haven- of kuststaten melding maken van tekortkomingen en incidenten waarbij mogelijk verontreiniging heeft plaatsgevonden. |
2. De lidstaten voorzien overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart1 in de ontwikkeling en toepassing van een passend controle- en toezichtsprogramma voor schepen die onder hun vlag varen, om mede via het communautair gegevensuitwisselingssysteem SafeSeaNet tijdig en adequaat te kunnen reageren op verzoeken om informatie of opheldering die worden ingediend in geval van incidenten of tekortkomingen waarvan door haven- of kuststaten melding wordt gemaakt. |
|
____________ 1 PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10. |
Motivering | |
De lidstaten moeten in staat worden gesteld tot en verantwoordelijk worden gesteld voor het uitwisselen van informatie met het oog op de preventie en het verhelpen van incidenten en tekortkomingen: daarom is het zaak hier opnieuw naar de vigerende bepalingen te verwijzen en ze in dit artikel te verwerken. | |
Amendement 24 Artikel 7, lid 1, alinea 1 | |
1. Onverminderd [Richtlijn 94/57/EG of Richtlijn .../.../EG (inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties)] ontwikkelen of handhaven lidstaten die de certificering van hun schepen aan erkende organisaties hebben toevertrouwd de capaciteit om permanent toezicht te houden op de controle- en certificeringsactiviteiten van de erkende organisaties die namens hen optreden; deze capaciteit moet in verhouding staan tot de omvang en aard van hun vloot. |
1. Onverminderd [Richtlijn 94/57/EG of Richtlijn .../.../EG (inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties)] ontwikkelen of handhaven lidstaten die de inspectie en certificering van hun schepen aan erkende organisaties hebben toevertrouwd de capaciteit om permanent toezicht en permanente controle uit te oefenen op de controle- en certificeringsactiviteiten van de erkende organisaties die namens hen optreden; deze capaciteit moet in verhouding staan tot de omvang en aard van hun vloot. |
Motivering | |
Dit amendement is bedoeld om nader aan te geven welke taken door de nationale overheden kunnen worden gedelegeerd aan erkende organisaties en in hoeverre de lidstaten daarbij verantwoordelijk zijn voor de correcte uitvoering van de bewuste taken. | |
Amendement 25 Artikel 7, lid 2 | |
2. De lidstaten waarop lid 1 van toepassing is, zorgen ervoor dat elk schip dat hun vlag voert uiterlijk om de 12 maanden aan een aanvullende controle wordt onderworpen teneinde te garanderen dat het voldoet aan de IMO-verdragen en nationale eisen. |
2. De lidstaten waarop lid 1 van toepassing is, voorzien in de mogelijkheid aanvullende onderzoeken in te stellen naar schepen die hun vlag voeren teneinde te garanderen dat deze voldoen aan de IMO-verdragen en nationale eisen. |
Motivering | |
Bij de uitoefening van hun bevoegdheid en de vervulling van hun verplichting om toe te zien op de verantwoordelijke instanties en bevoegde organen - die overigens noodzakelijk zijn om de richtlijn correct te kunnen toepassen en waarin ook de IMO-code voorziet - kunnen de lidstaten niet telkens elk schip afzonderlijk inspecteren. Om dubbele controles te voorkomen en omdat er in principe van moet worden uitgegaan dat de lidstaten hun verplichtingen nakomen (vertrouwensbeginsel), zou moeten kunnen worden volstaan met de eventuele instelling van onderzoeken onder gebruikmaking van de middelen en instrumenten waarin lid 6 van dit artikel voorziet (comitologie). | |
Amendement 26 Artikel 7, lid 3 | |
3. De in lid 2 bedoelde aanvullende controle is niet verplicht voor schepen die: |
3. De in lid 2 bedoelde aanvullende onderzoeken moeten met tussenpozen van niet meer dan twaalf maanden worden uitgevoerd voor schepen die: |
a) al minstens twee jaar in het register van de lidstaat zijn ingeschreven, |
a) sedert minder dan twee jaar in het register van de lidstaat zijn ingeschreven, en |
b) in de afgelopen 12 maanden minstens een keer geïnspecteerd zijn volgens Richtlijn 95/21/EG van de Raad of [Richtlijn …/…/EG van het Europees Parlement en de Raad (betreffende havenstaatcontrole)], en, |
b) in de afgelopen 12 maanden op enigerlei tijdstip zijn aangehouden krachtens Richtlijn 95/21/EG of [Richtlijn …/…/EG (betreffende havenstaatcontrole)]. |
c) in de afgelopen 12 maanden niet zijn aangehouden krachtens Richtlijn 95/21/EG of [Richtlijn …/…/EG (betreffende havenstaatcontrole)]. |
|
Motivering | |
Het richtlijnvoorstel legt de lidstaten zó al zwaardere verplichtingen op in termen van scheepsinspecties en controles. Aan bijkomende verplichtingen is dan ook geen behoefte, afgezien van het feit dat zij wel worden geacht de bestaande regels correct toe te passen en dat moet worden voorkomen dat de bevoegde instanties laksheid kan worden verweten: aanvullende onderzoeken zijn dan ook alleen vereist wanneer er sprake is van een reëel risico van ontduiking en/of van een ongeval. Aanhouding van een schip (letter c) in het bestaande voorstel) impliceert hoe dan ook dat daaraan een inspectie (letter b) in het bestaande voorstel) is voorafgegaan. De in de twee nieuwe letters a) en b) neergelegde verplichtingen moeten als cumulatief en niet als alternatief worden opgevat. | |
Amendement 27 Artikel 7, lid 4 | |
4. Zodra de krachtens artikel 5, lid 2, van [Richtlijn …/…/EG inzake havenstaatcontrole] vastgestelde maatregelen in werking zijn getreden, is de in lid 2 van dit artikel bedoelde aanvullende controle niet vereist voor schepen waaraan overeenkomstig die richtlijn een laag risicoprofiel is toegekend. |
4. Zodra de krachtens artikel 5, lid 2, van [Richtlijn …/…/EG inzake havenstaatcontrole] vastgestelde maatregelen in werking zijn getreden, is het in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde aanvullende onderzoek hoe dan ook niet verplicht voor schepen waaraan overeenkomstig die richtlijn een laag risicoprofiel is toegekend. |
Motivering | |
Dit amendement strekt tot aanpassing aan de wijzigingen die zijn aangebracht in de voorwaarden voor de instelling van aanvullende onderzoeken als bedoeld in de leden 2 en 3 van dit artikel. Aldus wordt beter recht gedaan aan de interne samenhang van het derde maatregelenpakket, in die zin dat er (door de vlaggenstaten) meer controles vooraf worden uitgevoerd, zodat havenstaten achteraf minder hoeven te controleren, hetgeen de veiligheid ten goede komt en schaalvoordelen oplevert. | |
Amendement 28 Artikel 7, lid 6 | |
6. Procedures en richtsnoeren voor aanvullende inspecties en minimumcriteria voor controleurs en inspecteurs die de aanvullende controles verrichten, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure. |
6. De voor de vaststelling van de inspectieprocedures en controlesystemen voor aanvullende onderzoeken en van de minimumcriteria voor controleurs en inspecteurs die deze verrichten noodzakelijke richtsnoeren worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure. |
Motivering | |
Dit amendement strekt tot aanpassing aan de wijzigingen die zijn aangebracht in de voorwaarden voor de instelling van aanvullende onderzoeken als bedoeld in de leden 2 en 3 van dit artikel: het in artikel 18 bedoelde comité kan volstaan met de vaststelling van richtsnoeren voor door de lidstaten uit te voeren aanvullende onderzoeken, aangezien lid 4 van datzelfde artikel 2 reeds volstaat met het opleggen van een resultaatverplichting voor follow-up acties (ter verificatie van de conformiteit met de verdragscondities en de nationale voorschriften). | |
Amendement 29 Artikel 8, lid 4 | |
4. De lidstaten passen een gedocumenteerd systeem voor de kwalificatie en permanente bijscholing van personeelsleden toe dat in verhouding staat tot de taken die de personeelsleden gemachtigd zijn uit te voeren. |
4. De lidstaten zien er op gepaste wijze en onder gebruikmaking van de noodzakelijke middelen op toe dat er een gedocumenteerd systeem voor de permanente bijscholing van de in de leden 1 t/m 3 bedoelde personeelsleden wordt toegepast en dat hun kennis voortdurend wordt geactualiseerd en aangepast aan de taken waartoe zij zijn aangesteld en die zij gemachtigd zijn uit te voeren. |
Amendement 30 Artikel 8, lid 5 | |
5. De vlaggenstaat verstrekt een identificatiedocument aan alle controleurs die namens de vlaggenstaat taken uitvoeren aan boord van schepen. |
5. De vlaggenstaat verstrekt niet alleen aan controleurs die namens de vlaggenstaat taken uitvoeren aan boord of aan de romp van schepen, maar zo nodig ook aan de overige in lid 3 bedoelde personeelsleden identificatiedocumenten ter staving van het hun verleende gezag. |
Amendement 31 Artikel 8, lid 5 bis (nieuw) | |
|
5 bis. Bijlage II kan worden gewijzigd overeenkomstig de in artikel 18, lid 2 bedoelde procedure om de richtsnoeren te verbeteren in het licht van de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van de bestaande regelingen. |
Motivering | |
Er moet ook een regeling worden getroffen voor de aanpassing en verbetering van de opleidings- en kwalificatievoorzieningen voor controleurs. | |
Amendement 32 Artikel 9 | |
Onverminderd de verantwoordelijkheden uit hoofde van de IMO-Code voor onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, aangenomen bij IMO-resolutie A. 849(20) en als bijlage toegevoegd aan de recentste versie van resolutie A. 884(21) van de algemene vergadering van de IMO, voeren de lidstaten een onderzoek uit wanneer een schip dat hun vlag voert betrokken is bij een ongeval of incident op zee met verontreiniging. Dergelijke onderzoeken naar ongevallen worden uitgevoerd door passend gekwalificeerde onderzoekers die bekwaam zijn op het gebied van het ongeval. Hiertoe stellen de lidstaten gekwalificeerde onderzoekers ter beschikking, ongeacht de plaats waar het ongeval of incident zich voordoet. |
De lidstaten voeren conform de verantwoordelijkheden en verplichtingen die op hen rusten uit hoofde van de IMO-Code voor onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, welke is aangenomen bij IMO-resolutie A. 849(20) en als bijlage is toegevoegd aan de recentste versie van resolutie A. 884(21) van de algemene vergadering van de IMO, een onderzoek uit wanneer een schip dat hun vlag voert betrokken is bij een ongeval of incident op zee met verontreiniging. Dergelijke onderzoeken naar ongevallen worden uitgevoerd door passend gekwalificeerde onderzoekers die bekwaam zijn op het gebied van het ongeval en die door de lidstaten beschikbaar worden gesteld, ongeacht de plaats waar het ongeval of incident zich voordoet. |
Motivering | |
Het betreft een formele en inhoudelijke precisering van de tekst van de richtlijn om de verplichtingen van de lidstaten duidelijk aan te geven. | |
Amendement 33 Artikel 11, lid 1 | |
1. De lidstaten ontwikkelen of onderhouden een vlootgegevensbank voor hun schepen, waarin de belangrijkste technische bijzonderheden van elk schip en de in lid 2 vermelde informatie wordt opgenomen, of zorgen ervoor dat zij rechtstreeks toegang hebben tot een gegevensbank met soortgelijke informatie. De lidstaten verlenen de Commissie het recht gegevens uit deze gegevensbank op te vragen en gegevens met hen uit te wisselen . |
1. De lidstaten ontwikkelen of onderhouden een vlootgegevensbank voor hun schepen, waarin de belangrijkste technische bijzonderheden van elk schip en de in lid 2 vermelde informatie wordt opgenomen, of zorgen ervoor dat zij rechtstreeks toegang hebben tot een gegevensbank met soortgelijke informatie. De lidstaten verlenen de Commissie het recht van toegang of - al naargelang het geval -gezamenlijke toegang tot hun vlootgegevensbank, met de mogelijkheid daaruit informatie op te vragen en gegevens met hen uit te wisselen . |
Amendement 34 Artikel 11, lid 2 | |
2. De volgende informatie wordt in de gegevensbank opgenomen: |
2. De volgende informatie wordt in de gegevensbank van elke lidstaat opgenomen: |
|
a) waarbij per geregistreerd schip specifiek dienen te worden vermeld: |
a) scheepsgegevens (naam, IMO-nummer enz.); |
(i) de scheepsgegevens (naam, IMO-nummer enz.); de datum van opneming in en eventueel uitschrijving uit het register; |
b) datum van de controles, inclusief eventuele aanvullende controles, en van de audits; |
(ii) de identificatie van de erkende organisaties die betrokken zijn bij de certificering en classificering van het schip; |
c) identificatie van de erkende organisaties die betrokken zijn bij de certificering en classificering van het schip; |
(iii) de data en resultaten van de controles (tekortkomingen: ja of nee? - welke? -verholpen of nog recht te zetten? - tot aanhouding overgegaan: ja of nee? - voor hoelang?), inclusief eventuele bijkomende of aanvullende controles en van de audits die hetzij rechtstreeks door de vlaggenstaat, hetzij door de daartoe door die staat gemachtigde erkende organisaties zijn verricht; |
d) identificatie van het orgaan dat het schip heeft geïnspecteerd overeenkomstig de controlebepalingen van de havenstaat en de datum van de inspecties; |
(iv) de identificatie van het orgaan dat het schip heeft geïnspecteerd overeenkomstig de controlebepalingen van de havenstaat en de datum van de inspecties; |
e) resultaat van de controles van de havenstaat (tekortkomingen: ja of nee, aanhoudingen: ja of nee); |
(v) het resultaat van de controles van de havenstaat (tekortkomingen: ja of nee?- welke? - verholpen of nog recht te zetten? - tot aanhouding overgegaan: ja of nee? - voor hoelang?); |
f) informatie over ongevallen; |
(vi) informatie over ongevallen; |
g) informatie over inbreuken op MARPOL en op Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad; |
(vii) informatie over inbreuken op de IMO-verdragen, en met name op het MARPOL-Verdrag en op Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken; |
|
b) waarbij in algemene zin voor alle in zijn register opgenomen schepen dienen te worden aangegeven: |
h) identificatie van de schepen die in de voorbije 12 maanden uit het register zijn uitgeschreven. |
(i) de evaluatie en identificatie van de schepen die in de voorbije 12 maanden uit het register zijn uitgeschreven, met dien verstande dat alle informatie die eventueel gedurende de tijd dat de schepen in het bedoelde register waren opgenomen is opgeslagen in de databank, tijdens die periode moet worden bewaard; |
|
(ii) het naar wijze van uitvoering onderverdeelde aantal jaarlijkse inspecties van elk type dat eventueel door of namens de vlaggenstaat is uitgevoerd. |
Amendement 35 Artikel 11, lid 2, letter c) | |
c) identificatie van de erkende organisaties die betrokken zijn bij de certificering en classificering van het schip; |
c) identificatie van de erkende organisaties die betrokken zijn bij de certificering en classificering van het schip in opdracht van de vlaggenstaat; |
Motivering | |
Het amendement is bedoeld ter aanvulling en verduidelijking van de richtlijntekst. | |
Amendement 36 Artikel 11, lid 3 bis (nieuw) | |
|
3 bis. Wanneer een schip voor overdracht naar een ander register wordt uitgeschreven, wordt de in lid 2 opgesomde informatie onverwijld in haar geheel aan de nieuwe vlaggenstaat medegedeeld. |
Amendement 37 Artikel 13, lid 5 | |
5. Indien nodig doet de Commissie aanbevelingen voor maatregelen en voorstellen ter verbetering van de doeltreffendheid van het in lid 2 bedoelde IMO-auditsysteem. |
5. Indien nodig doet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, aanbevelingen en voorstellen ter verbetering van de procedures en resultaten van het IMO-auditsysteem in het in lid 2 bedoelde geval. |
Motivering | |
Het lijkt opportuun uit te gaan van de veronderstelling dat het IMO-auditsysteem reeds doeltreffend functioneert, maar nog niet met de EU-procedures in overeenstemming is gebracht, omdat anders niet kan worden voldaan aan de voorwaarde dat de bepalingen van resolutie A.974 in acht moeten worden genomen, als bedoeld in lid 2 van dit artikel. | |
Amendement 38 Artikel 15 | |
De Commissie dient vóór eind [2007] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de haalbaarheid van de vaststelling van een Memorandum van Overeenstemming betreffende vlaggenstaatverplichtingen, die tot doel heeft gelijke kansen te scheppen voor vlaggenstaten die zich hebben verbonden tot naleving van de Code voor de toepassing van verplichte IMO-instrumenten, aangenomen bij resolutie A.973(24) van de algemene vergadering van de IMO van 1 december, en die ermee instemmen een audit te ondergaan overeenkomstig de bepalingen van resolutie A.974(24) van de algemene vergadering van de IMO van 1 december 2005. |
De Commissie dient vóór eind [2007] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de mogelijkheid om in overleg tussen de Europese Gemeenschap, de lidstaten en derde landen een Memorandum van Overeenstemming vast te stellen betreffende vlaggenstaatverplichtingen, dat ten doel heeft ten opzichte van de lidstaten gelijke mededingingsvoorwaarden te scheppen voor derde landen die zich hebben verbonden tot naleving van de Code voor de toepassing van verplichte IMO-instrumenten, aangenomen bij resolutie A.973(24) van de algemene vergadering van de IMO van 1 december 2005, en die ermee instemmen een audit te ondergaan overeenkomstig de bepalingen van resolutie A.973(24) van de algemene vergadering van de IMO van 1 december 2005. |
Amendement 39 Artikel 16, titel | |
Informatieverstrekking en rapportering |
Doorgifte van informatie en kennisgevingen |
Motivering | |
Nadere precisering van de titel ter verduidelijking en aanvulling van de richtlijntekst. | |
Amendement 40 Artikel 16, lid 1 | |
1. Elke lidstaat stelt de IMO in kennis van de informatie die vereist is uit hoofde van de IMO-verdragen. |
1. Elke lidstaat stelt de IMO en de Commissie in kennis van de informatie die vereist is uit hoofde van de IMO-verdragen. |
Amendement 41 Artikel 16, lid 3 | |
3. Een geharmoniseerd modelformulier voor het verstrekken van de in lid 2 bedoelde informatie kan worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure. |
3. Een geharmoniseerd modelformulier voor het verstrekken van de in lid 2 bedoelde mededelingen kan worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure. |
Motivering | |
Het richtlijnvoorstel brengt in de praktijk op zich al zwaardere verplichtingen voor de betrokken overheden met zich mee, ook waar het de controle op de bereikte resultaten en de beoordeling van de ingevoerde maatregelen betreft. Het lijkt dan ook niet opportuun de lidstaten nóg zwaardere verplichtingen op te leggen, met het risico dat daarover zinloze discussies ontstaan; de kennisgeving van de bewuste gegevens kan dan ook worden gezien als een minder zwaarwegende verplichting dan de rapportering als bedoeld in het oorspronkelijke lid 2, dat zelf ook is gewijzigd. | |
Amendement 42 Artikel 16, lid 4 | |
4. Nadat de Commissie de verslagen van de lidstaten heeft ontvangen, stelt zij een geconsolideerd verslag op over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Dat verslag wordt ingediend bij het Europees Parlement en de Raad. |
4. Nadat de Commissie de kennisgevingen van de lidstaten heeft ontvangen, stelt zij een geconsolideerd verslag op over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Dat verslag wordt ingediend bij het Europees Parlement en de Raad. |
Motivering | |
Het richtlijnvoorstel brengt in de praktijk op zich al zwaardere verplichtingen voor de betrokken overheden met zich mee, ook waar het de controle op de bereikte resultaten en de beoordeling van de ingevoerde maatregelen betreft. Het lijkt dan ook niet opportuun de lidstaten nóg zwaardere verplichtingen op te leggen, met het risico dat daaromtrent zinloze discussies ontstaan; de kennisgeving van de bewuste gegevens kan dan ook worden gezien als een minder zwaarwegende verplichting dan de rapportering als bedoeld in het oorspronkelijke lid 2, dat zelf ook is gewijzigd. | |
Amendement 43 Bijlage II, lid 3, punt (2) | |
(2) een door de bevoegde instantie erkend examen hebben afgelegd als scheepsarchitect, mechanisch ingenieur of maritiem ingenieur en minstens vijf jaar in die hoedanigheid hebben gewerkt; of |
(2) een door de bevoegde instantie erkend examen hebben afgelegd als scheepsarchitect, mechanisch ingenieur of maritiem ingenieur en minstens drie jaar in die hoedanigheid hebben gewerkt, dan wel gedurende één jaar hebben gewerkt en daarnaast minstens twee jaar als stagiair-controleur van de vlaggenstaat in dienst zijn geweest van de bevoegde instantie van een lidstaat. |
Amendement 44 Bijlage II, lid 4 | |
4. De overeenkomstig 3(1) gekwalificeerde controleurs moeten minstens vijf jaar dienst op zee hebben gedaan als officier aan dek of in het motorgedeelte. |
schrappen |
Amendement 45 Bijlage II, lid 8 | |
8. De controleurs mogen geen commercieel belang hebben in het gecontroleerde schip en mogen niet in dienst zijn van of werken voor niet-gouvernementele organisaties die wettelijk verplichte of classificatiecontroles uitvoeren of scheepscertificaten afgeven. |
8. De controleurs mogen generlei commercieel, persoonlijk of familiebelang hebben in het gecontroleerde schip, noch in de bemanning, makelaar of agent, maatschappij, rederij of bevrachter daarvan, noch in enigerlei niet-gouvernementele organisatie die wettelijk verplichte of classificatiecontroles uitvoert of scheepscertificaten afgeeft. |
Amendement 46 Bijlage II, lid 9 | |
9. Controleurs die niet aan de bovenvermelde criteria beantwoorden worden toch aanvaard wanneer zij ten tijde van de goedkeuring van deze richtlijn in dienst waren van een bevoegde instantie voor wettelijk verplichte controles of controle-inspecties van havenstaten. |
9. Controleurs die niet aan de bovenvermelde criteria beantwoorden worden toch aanvaard wanneer zij ten tijde van de goedkeuring van deze richtlijn in dienst waren van een bevoegde instantie voor wettelijk verplichte controles of controle-inspecties van havenstaten die partij zijn bij het Memorandum van Overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole. |
Motivering | |
Verwijzing naar het Memorandum van Overeenstemming van Parijs lijkt opportuun om optimale en uniforme naleving van de voor inspecteurs geldende criteria te waarborgen. | |
Amendement 47 Bijlage III, lid 1, punt 1 | |
1. Wanneer de bevoegde instantie van een lidstaat (hierna de vlaggenstaat genoemd) ervan in kennis wordt gesteld dat een schip dat zijn vlag voert door een havenstaat is aangehouden, moet ze erop toezien dat passende corrigerende maatregelen worden genomen om het schip in overeenstemming te brengen met de toepasselijke regels en internationale verdragen. Hierna volgt een overzicht van de maatregelen die de instantie in dat geval moet nemen. |
1. Wanneer de bevoegde instantie van een lidstaat (hierna de vlaggenstaat genoemd) ervan in kennis wordt gesteld dat een schip dat zijn vlag voert door een andere havenstaat is aangehouden, moet ze erop toezien dat passende corrigerende maatregelen worden genomen om het schip in overeenstemming te brengen met de toepasselijke regels en internationale verdragen. Als passend worden de hieronder opgesomde maatregelen beschouwd, met dien verstande dat de beoogde maatregelen niet het treffen van voorzieningen met een soortgelijke uitwerking of met een aanvullend karakter in de weg staan, voorzover deze stroken met de doelstellingen en instrumenten waarin deze richtlijn voorziet. |
Motivering | |
Het amendement is bedoeld ter aanvulling en verduidelijking van de richtlijntekst. | |
Amendement 48 Bijlage III, lid 2, punt 3 | |
3. In het geval van ernstiger tekortkomingen, met name structurele en andere tekortkomingen die onder de certificaten vallen die door een erkende organisatie namens de vlaggenstaat zijn afgegeven, moet de vlaggenstaat eisen dat een van zijn controleurs een controle mag uitvoeren of moet de vlaggenstaat een controleur van de erkende organisatie aanstellen die de controle uitvoert namens de vlaggenstaat. Tijdens deze inspectie moet in de eerste plaats aandacht worden besteed aan de gebieden waarop door de havenstaat tekortkomingen zijn vastgesteld. Wanneer de controleur van de vlaggenstaat of de erkende organisatie dit nodig acht, kan de controle worden uitgebreid tot een volledige controle van de gebieden die onder de relevante wettelijk verplichte certificaten vallen. |
3. In het geval van ernstiger tekortkomingen, met name structurele en andere tekortkomingen die onder de certificaten vallen die door een erkende organisatie namens de vlaggenstaat of door de vlaggenstaat zelf zijn afgegeven, moet de vlaggenstaat eisen dat een van zijn controleurs een speciale aanvullende controle mag uitvoeren of moet de vlaggenstaat een controleur van de erkende organisatie aanstellen die de controle uitvoert namens de vlaggenstaat. Tijdens deze inspectie moet in de eerste plaats aandacht worden besteed aan de gebieden waarop door de havenstaat tekortkomingen zijn vastgesteld. Wanneer de controleur van de vlaggenstaat of de erkende organisatie dit nodig acht, kan de controle worden uitgebreid tot een volledige controle van de gebieden die onder de relevante wettelijk verplichte certificaten vallen. |
Amendement 49 Bijlage III, lid 3, punt 5 | |
5. De vlaggenstaat moet in alle gevallen nagaan welke juridische stappen, inclusief sancties, tegen de rederij passend zouden zijn. Wanneer een schip voortdurend de toepasselijke voorschriften en internationale verdragen overtreedt, moet de vlaggenstaat nagaan welke aanvullende sancties nodig zijn, inclusief het schrappen van het schip uit zijn register. |
5. De vlaggenstaat moet in alle gevallen nagaan welke juridische stappen, inclusief sancties die streng genoeg moeten zijn om schending van de communautaire voorschriften en van de internationale regels te voorkomen, tegen de rederij passend zouden zijn. Wanneer een schip voortdurend de toepasselijke communautaire voorschriften en internationale verdragen overtreedt, moet de vlaggenstaat nagaan welke aanvullende sancties nodig zijn, inclusief het schrappen van het schip uit zijn register. |
Motivering | |
Het amendement is bedoeld ter aanvulling en verduidelijking van de richtlijntekst. | |
Amendement 50 Bijlage III, lid 3, punt 6 | |
6. Wanneer alle corrigerende maatregelen om het schip in overeenstemming te brengen met de toepasselijke voorschriften en internationale verdragen zijn uitgevoerd, moet de vlaggenstaat een verslag naar de IMO sturen overeenkomstig SOLAS 74, zoals gewijzigd, hoofdstuk I, voorschrift 19(d) en alinea 5.2 van IMO-resolultie A.787 (19), zoals gewijzigd. |
6. Wanneer alle corrigerende maatregelen om het schip in overeenstemming te brengen met de internationale verdragen en communautaire voorschriften zijn uitgevoerd, moet de vlaggenstaat overeenkomstig SOLAS 74, zoals gewijzigd, hoofdstuk I, voorschrift 19(d) en alinea 5.2 van IMO-resolutie A.787 (19), zoals gewijzigd, aan de IMO en aan Commissie een verslag over de IMO-gerelateerde aspecten doen toekomen, waarin ter attentie van de Commissie ook aanvullende informatie is vervat in verband met EU-gerelateerde bepalingen. |
Amendement 51 Bijlage III, lid 4, punt 2 | |
2. De aanvullende controle moet ook de in [bijlage V, deel C, van Richtlijn 95/21/EG of bijlage VIII, deel C, van Richtlijn …/…/EG (betreffende havenstaatcontrole)] vermelde relevante punten voor een uitgebreide inspectie omvatten, maar mag niet beperkt blijven tot deze punten. De controleurs van vlaggenstaten moeten, wanneer zij dit nodig achten, ook functionele tests uitvoeren van overlevingsvaartuigen en de infrastructuur om deze te water te laten, de hoofd- en hulpmachines, de luikdeksels, hoofdelektriciteitsvoorziening en de bilge-systemen. |
2. De aanvullende controle moet ook de in [bijlage V van Richtlijn 95/21/EG of bijlage VIII, deel C, van Richtlijn …/…/EG (betreffende havenstaatcontrole)] vermelde relevante punten voor een uitgebreide inspectie omvatten, maar mag niet beperkt blijven tot deze punten. De controleurs van vlaggenstaten moeten, wanneer zij dit nodig achten, ook functionele tests uitvoeren van overlevingsvaartuigen en de infrastructuur om deze te water te laten, de hoofd- en hulpmachines, de luikdeksels, hoofdelektriciteitsvoorziening en de bilge-systemen. |
- [1] PB C 70 van 22.3.2006, blz. 6.
TOELICHTING
1. Inleiding
Ter verbetering van de veiligheid in de scheepvaartsector heeft de EU reeds een aantal regels vastgesteld in het kader van de zogenaamde Erika I- en Erika II-pakketten, waarbij o.a. het aantal havencontroles is uitgebreid en het gebruik van enkelwandige olietankers is verboden en waarbij het Europees Agentschap voor de veiligheid van de zeevaart (EMSA) is opgericht. Ook het Europees Parlement heeft aan dit debat bijgedragen via de instelling van een Tijdelijke Commissie voor de verbetering van de veiligheid op zee (de zogenaamde MARE-commissie), die in de periode van november 2003 tot april 2004 een aantal bijeenkomsten en hoorzittingen met politieke beleidsmakers en technische deskundigen heeft georganiseerd (zie verslag A5‑0257/2004).
Het initiatief van het Europees Parlement heeft zijn neerslag gekregen in de resolutie over de verbetering van de veiligheid op zee van april 2004, waarin de resultaten van de MARE-commissie zijn verwerkt en waarin het Parlement zich, vooruitlopend op de voorstellen van het zogenaamde Erika III-pakket, uitspreekt voor toekenning van specifieke bevoegdheden aan de EU, voor een algeheel veiligheidsbeleid in de zeevaart, voor uitbreiding van het internationale audit-systeem (optimale praktijk), voor verbetering van de prestaties van de maritieme overheden en voor de bevordering van registraties onder communautaire vlag (zie resolutie P5_TA(2004)0350).
2. Samenvatting van het voorstel
2.1. Richtlijnvoorstel inzake vlaggenstaten
In november 2005 heeft de Commissie een nieuwe reeks wetgevingsvoorstellen goedgekeurd (o.a. het Erika III-pakket), die ook een ontwerprichtlijn omvatten betreffende de verantwoordelijkheden van vlaggenstaten, met als doel de lidstaten te verplichten de naleving van de internationale normen te garanderen voor schepen die in hun nationale registers zijn ingeschreven. Het is de bedoeling van de Commissie om: a) de delen 1 en 2 van de zogenaamde vlaggenstaatcode - d.w.z. de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de verplichte instrumenten die door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) zijn vastgesteld - in het communautaire recht in te passen, b) minimumeisen te bepalen voor de kwalificatie van inspecteurs (met bijbehorende opleidings- en bijscholingsvoorwaarden) en richtsnoeren vast te stellen voor inspecties (in geval van aanhouding van een schip uit een lidstaat in een buitenlandse haven) en c) te waarborgen dat de maritieme instanties van de lidstaten de kwaliteitscriteria van ISO-norm 9001/2000 naleven.
2.2. Regelgevingskader
De verplichting om de regels van de internationale verdragen inzake de veiligheid op zee na te leven is ook reeds opgenomen in artikel 3 van richtlijn 94/57/EEG (geconsolideerde tekst), die de lidstaten de verplichting oplegt IMO-resolutie A.847(20) met betrekking tot de richtsnoeren voor de nakoming van de verbintenissen van vlaggenstaten ten uitvoer te leggen. De bewuste resolutie is inmiddels ingetrokken en vervangen door resolutie A.973(24), die voorziet in de zogenaamde code voor de toepassing van de verplichte instrumenten; de Commissie is voornemens de bepalingen van de IMO-code, zoals die in bijlage I zijn vermeld en van kracht zijn bij de indiening van dit voorstel, in de communautaire wetgeving op te nemen (via de communautaire regelgeving kunnen geen wijzigingen worden aangebracht in de verdragsbepalingen).
2.3. Oogmerken van de Commissie
Op korte termijn wil de Commissie via haar voorstel een oplossing aandragen voor de vermeende tekortkomingen in de IMO-regeling, d.w.z. in het niet-bindende karakter van de IMO-maatregelen, voor de niet-naleving waarvan geen internationale sancties kunnen worden opgelegd, en ten aanzien van de marge voor de interpretatie van de afwijkingen op de IMO-regels, waarvoor een oplossing moet worden gevonden via de zogenaamde "comitologieprocedure". Op middellange en lange termijn streeft de Commissie ernaar de vloot van de lidstaten op te waarderen tot een kwalitatief hoogstaande vloot en de aantrekkingskracht van de vlaggen van de lidstaten te verhogen, waarbij voor derde landen die een vergelijkbaar kwaliteitssysteem kunnen garanderen, de mogelijkheid wordt geboden met de lidstaten van de EU akkoorden te sluiten, hetgeen over de hele lijn zou moeten resulteren in een betere naleving van de bestaande verdragsinstrumenten.
2.4. Standpunt van de lidstaten
In beginsel zijn bepaalde lidstaten van oordeel dat de Europese Gemeenschap niet bevoegd is om op dit terrein op te treden, en hoe dan ook beklagen heel wat lidstaten zich erover dat hier sprake zou zijn van een schending van het subsidiariteitsbeginsel (in de zin dat een nationaal optreden doelmatiger zou zijn) en van het proportionaliteitsbeginsel (gelet op het buitensporige karakter van de voorgestelde instrumenten). De facto komt het erop neer dat veel lidstaten verwachten dat de naleving van de vlaggenstaatvoorschriften extra kosten zal teweegbrengen, zowel directe (gekwalificeerde controleurs, invoering van administratieve systemen, gekwalificeerd auditpersoneel) als indirecte (delegatie van controle- en certificatiebevoegdheden aan classificatiebureaus), met het risico van overlapping tussen communautaire praktijken en internationale verplichtingen.
3. Standpunt van de rapporteur
3.1. Discussiepunten
De gebrekkige naleving van de internationale instrumenten door sommige lidstaten brengt een aantal problemen met zich mee a) van economische aard, in die zin dat de discrepanties tussen het strenge toezicht op schepen en de geringere betrouwbaarheid van registraties gevolgen zullen hebben in termen van exploitatie- en administratiekosten; b) van sociale aard, omdat de niet-naleving van internationale verplichtingen gevolgen heeft in termen van aanwerving van minder gekwalificeerde en goedkopere bemanningen, hetgeen leidt tot sociale dumping en verlies van arbeidsplaatsen voor gekwalificeerd personeel; c) op het stuk van milieubescherming, omdat het gebruik van schepen die niet voldoen aan de internationale verdragen en die varen met bemanningen die niet voldoende zijn gekwalificeerd, het risico voor ongevallen op zee doet toenemen, met alle gevolgen van dien in termen van verlies van mensenlevens en milieuschade.
3.2. Bevoegdheidsproblemen
De vermeende overschrijding van de wetgevingsbevoegdheid van de EU lijkt juridisch aanvechtbaar en politiek betwistbaar te zijn. Enerzijds is het namelijk zo dat het EG-Verdrag zelf met betrekking tot het zeevervoer niet alleen voorziet in een abstracte, maar zelfs in een exclusieve competentie voor de EU van zodra de wetgevingsbevoegdheid is uitgeoefend (artikel 80, lid 2 van het EG-Verdrag). Bovendien lijkt het niet echt praktisch om in deze tijd van mondialisering van het transportwezen de zeevaart strikt tot het nationale domein te beperken, en om het voor de Europese wetgever onmogelijk te maken om coördinerend op te treden bij de ontwikkeling en verbetering van de veiligheid op zee. Bovendien heeft de EU, zoals bekend, op dit terrein reeds wetgeving uitgevaardigd onder specifieke verwijzing naar de internationale regelgeving.
Met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel en het proportionaliteitscriterium (artikel 5, leden 2 en 3 van het EG-Verdrag), lijkt iedereen het erover eens te zijn dat: a) de bescherming van de veiligheid op zee niet op een afdoende en praktische manier op nationaal niveau kan worden geregeld, gezien de talrijke incidenten die zich in de communautaire wateren hebben voorgedaan (met de Erika, de Prestige, de Andinet, de Estonia, de Brear, de Herald of Free Enterprise en de Torrey Canyon), en b) dat van een effectievere toepassing van de internationale normen alleen sprake kan zijn door deze te "communautariseren", gezien het niet door sancties afdwingbare karakter van de IMO-verdragen. De vraag is dan ook niet zozeer óf maar veeleer hóe een uitgebalanceerde manier kan worden gevonden om de bestaande verdragsbepalingen zonder al te veel bureaucratische rompslomp te communautariseren.
3.3. Voorkomen van bureaucratische rompslomp
Duidelijkheidshalve zij erop gewezen dat: a) het niet alleen zo is dat de lidstaten moeten aantonen dat zij de normen toepassen, maar dat de Commissie daarnaast ook moet bewijzen dat inbreuk is gepleegd op de bestaande bepalingen (vertrouwensbeginsel); b) de lidstaten door naleving van de reeds voor de toepassing van de internationale voorschriften gebruikte verdragsinstrumenten aan hun communautaire verplichtingen kunnen voldoen (audit-principe). De ontwerprichtlijn is namelijk niet alleen bedoeld om de controleprocedures van de EG gelijk te trekken met die van de IMO - waardoor de "communautarisering" van de verdragen lijkt te worden vergemakkelijkt - maar voorziet ook in "het verstrekken van gegevens" en in "beoordeling van prestaties", waardoor de bureaucratische belasting voor de nationale overheden alleen maar lijkt toe te nemen, en derhalve moeten de controleprocedures en -documenten zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd en vereenvoudigd.
3.4. Flexibiliteitseisen
Met betrekking tot de gevolgen die de "harmonisatie" van de "comitologieprocedures" zal teweegbrengen, zij erop gewezen dat een zekere administratieve manoeuvreerruimte - waarin de IMO-bepalingen overigens reeds voorzien - noodzakelijk zal zijn om de regels te kunnen aanpassen naargelang van de respectieve nationale situaties, met de bijbehorende verschillen in kwaliteit en omvang van de vloot en onder nakoming van de verplichtingen van de vlaggenstaten, in die zin dat de "communautaire interpretatie" beter tot haar recht zal komen indien zij zou kunnen worden aangepast aan de eisen van de betrokken partijen (overheden en/of bedrijven) en zij niet universeel geldig zou worden verklaard, maar per geval zou kunnen worden bekeken. Tevens zij eraan herinnerd dat het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COS) geheel is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en door de Commissie alleen maar wordt voorgezeten.
3.5. Kostenevaluatie
Volgens de door de Commissie uitgevoerde effectevaluatie zal de uitbreiding van de controletaken van vlaggenstaten schaalvoordelen opleveren ten opzichte van de situatie waarbij de controleprocedures door de havenstaten moeten worden verricht, hetgeen geheel ten goede komt aan schepen die in een communautair register zijn ingeschreven, en wel omdat deze in de "voorfase" (de registratiefase) weliswaar meer controles moeten doorlopen, maar vervolgens - wanneer zij in havens aanmeren - aan minder controles onderhevig zullen zijn. Op dienovereenkomstige wijze zal ook de verbetering van het kwaliteitsniveau bij de betrokken administratieve instanties, die zich gedwongen zullen zien te voldoen aan de ISO-normen - hetgeen trouwens ook reeds was voorzien in het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS) en in het MARPOL-verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen - een tijdelijke kostenstijging teweegbrengen, maar vervolgens ook resulteren in een duidelijke verbetering van de efficiency.
PROCEDURE
Titel |
Naleving van de verplichtingen van de vlagstaten |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2005)0586 - C6-0062/2006 - 2005/0236(COD) |
|||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
TRAN 14.3.2006 |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
ENVI 14.3.2006 |
|
|
|
||||
Geen advies Datum besluit |
ENVI 21.3.2006 |
|
|
|
||||
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Marta Vincenzi 6.4.2006 |
|
|
|||||
Behandeling in de commissie |
19.4.2006 |
13.9.2006 |
23.1.2007 |
27.2.2007 |
||||
Datum goedkeuring |
27.2.2007 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
46 0 1 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Gabriele Albertini, Inés Ayala Sender, Etelka Barsi-Pataky, Jean-Louis Bourlanges, Paolo Costa, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Arūnas Degutis, Christine De Veyrac, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Emanuel Jardim Fernandes, Mathieu Grosch, Georg Jarzembowski, Stanisław Jałowiecki, Timothy Kirkhope, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Sepp Kusstatscher, Jörg Leichtfried, Eva Lichtenberger, Erik Meijer, Seán Ó Neachtain, Willi Piecyk, Luís Queiró, Luca Romagnoli, Gilles Savary, Brian Simpson, Renate Sommer, Dirk Sterckx, Ulrich Stockmann, Silvia-Adriana Ţicău, Georgios Toussas, Yannick Vaugrenard, Marta Vincenzi, Lars Wohlin, Corien Wortmann-Kool, Roberts Zīle |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Zsolt László Becsey, Johannes Blokland, Philip Bradbourn, Roland Gewalt, Jeanine Hennis-Plasschaert, Anne E. Jensen, Rosa Miguélez Ramos |
|||||||
Datum indiening |
6.3.2007 A6-0058/2007 |
|||||||