VERSLAG over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008
3.4.2007 - (2007/2017(BUD))
Afdeling III – Commissie
Begrotingscommissie
Rapporteur: Kyösti Virrankoski
PR_BUD_Strategy
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008, Afdeling III – Commissie
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van het Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's - Jaarlijkse beleidsstrategie 2008 (COM(2007)0065),
– gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1],
– gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag en artikel 177 van het Euratom-Verdrag,
– gelet op artikel 112 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie internationale handel (A6‑0123/2007),
A. overwegende dat de begroting 2008 de tweede begroting zal zijn die in het kader van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer van 17 mei 2006 wordt goedgekeurd,
B. overwegende dat de begroting 2008 de eerste begroting zal zijn die met Roemenië en Bulgarije als lidstaten van de EU wordt goedgekeurd,
C. overwegende dat het proces van mondialisering steeds verder voortschrijdt, met alle kansen en uitdagingen op economisch, sociaal en milieugebied van dien, dat de begroting 2008 dient te waarborgen dat de EU een positie blijft bekleden waarin zij de kansen kan benutten en de uitdagingen van de mondialisering kan aangaan en haar verantwoordelijkheid als speler op het wereldtoneel kan dragen met behulp van een adequate combinatie van toekomstgerichte interne en externe beleidsmaatregelen,
D. overwegende dat 2007 het eerste jaar is van de tenuitvoerlegging van een groot aantal nieuwe EU-financieringsprogramma's voor de programmaperiode 2007-2013, na de goedkeuring van talrijke nieuwe rechtsgrondslagen in 2006, dat de gegevens over de tenuitvoerlegging van de begroting 2007, met name voor wat betreft de vastleggingskredieten, belangrijke informatie zullen opleveren over de capaciteit van de Commissie en de lidstaten om de prioriteiten van het Parlement ten uitvoer te leggen;
Politieke context
1. wijst erop dat de begroting 2008 zal worden voorbereid, gepresenteerd en besproken tegen de achtergrond van de vijftigste verjaardag van de ondertekening van het Verdrag van Rome en een hernieuwde impuls om vooruitgang op het vlak van het verdrag over de grondwet te bereiken; stelt vast dat 2007 de start zal zien van de voorbereidingen voor de volledige en algemene herziening 208-2009 (tussentijdse herziening) van het financieel meerjarenkader 2007-2013 (FMK); wijst tevens op zijn resolutie van 29 maart 2007 over het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie;
2. onderstreept hoe belangrijk het is dat een EU met 27 leden de kansen van de mondialisering kan benutten ten behoeve van haar burgers en internationaal het voortouw kan nemen om de uitdagingen aan te gaan die mondialisering meebrengt; merkt in dit verband op hoe belangrijk het is dat de financiële en personele middelen van de EU naar behoren worden ingezet teneinde een adequate werking van de EU te waarborgen;
3. neemt kennis van de voorstellen die de Commissie onder de rubrieken welvaart, solidariteit, veiligheid en externe dimensie noemt; is het ermee eens dat de EU zich tegelijkertijd moet blijven concentreren op de Lissabon-agenda en met name op groei en werkgelegenheid, concurrentievermogen en KMO's; is van mening dat deze voorstellen in veel gevallen, zoals op het gebied van energiebeleid en klimaatverandering, een voorbeeld zijn van een meer flexibele aanpak van de EU waar het gaat om de confrontatie met de werkelijke uitdagingen waarvoor de Europese burgers zich gesteld zien; wijst er evenwel op dat de capaciteit van de EU om in te spelen op beleidsveranderingen, gezien de zeer kleine marges onder de verschillende uitgavenplafonds, uit budgettair oogpunt uitermate beperkt is;
4. is van oordeel dat het onder zijn verantwoordelijkheid als begrotingsautoriteit valt om ervoor te zorgen dat de financiële middelen uit de EU-begroting worden besteed ter fine van levering van kwaliteit voor geld, met name om de beperkte middelen optimaal te benutten; is voornemens te streven naar een resultaatgerichte begroting op basis van de in het kader van de begroting 2007 in gang gezette aanpak, in nauwe samenwerking met de gespecialiseerde commissies;
5. herhaalt zijn oproep om de jaarlijkse beleidsprioriteiten van de EU zodanig te formuleren dat zij op doeltreffende wijze aan de burgers van Europa kunnen worden meegedeeld en onderstreept dat deze resolutie de standpunten van het Europees Parlement bevat wat de komende begrotingsprocedure betreft; betreurt ten zeerste dat de jaarlijkse beleidsstrategie de prioriteiten van het Parlement niet naar behoren weergeeft; verwacht dat met deze resolutie naar behoren rekening wordt gehouden in het voorontwerp van begroting (VOB) 2008; onderstreept dat de verschillende initiatieven die de Commissie in haar jaarlijkse beleidsstrategie 2008 presenteert gezien moeten worden in het licht van de zeer recentelijk goedgekeurde financieringsprogramma's en politieke prioriteiten die ten grondslag liggen aan de algemene financiële enveloppen die voor het financieel meerjarenkader 2007-2013 overeen zijn gekomen in het IIA van 17 mei 2006;
6. neemt kennis van de presentatie door commissaris Wallström aan de Conferentie van voorzitters op 8 februari 2007 van het wetgevings- en werkprogramma 2007 van de Commissie, maar betreurt het gebrek aan interactie tussen het wetgevings- en werkprogramma en de begrotingsprocedure; dringt overeenkomstig het kaderakkoord tussen Parlement en Commissie aan op een betere onderlinge afstemming van beide procedures; herinnert de Commissie aan haar in het kader van de begrotingsprocedure 2007 gedane toezegging en het schrijven van voorzitter Barroso van december 2006 met betrekking tot een betere afstemming van wetgevingsprioriteiten en begrotingsbesluiten; neemt in dit verband kennis van de prioriteiten van de Commissie, zoals uiteengezet in de mededeling over de jaarlijkse beleidsstrategie, en verwacht van de Commissie dat zij deze prioriteiten aanpast aan de hand van de besluiten die in de loop van de jaarlijkse procedure door de begrotingsautoriteit worden genomen;
Een resultaatgerichte begroting - transparante presentatie, duidelijke doelstellingen, nauwgezette tenuitvoerlegging
7. onderstreept opnieuw hoe belangrijk het is dat de EU-financieringsprogramma's daadwerkelijk recht doen aan de politieke doelstellingen waarvoor zij zijn goedgekeurd; is van mening dat het nakomen van politieke beloften, en de zichtbaarheid daarvan, altijd van fundamenteel belang zijn geweest voor de legitimiteit van de EU in de ogen van de burger; bekrachtigt zijn streven om de begroting 2008 dan ook de filosofie van een "resultaatgerichte begroting" mee te geven; onderstreept dat deze resultaten niet uitsluitend aan de hand van boekhoudkundige criteria zullen worden geëvalueerd en wijst erop dat deze aanpak in een geest van goede interinstitutionele samenwerking ten uitvoer zal worden gelegd;
8. onderstreept, als eerste stap in de richting van een resultaatgerichte begroting, het belang van duidelijkheid, consistentie en transparantie in de presentatie van de begroting; steunt de aanpak van een activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting - ABB), die erop gericht is financiële en personele middelen af te stemmen op politieke doelstellingen overeenkomstig de beleidsterreinen die door de Commissie worden gefinancierd; stelt vast dat de ABB-nomenclatuur niet gemakkelijk te verenigen is met de categorieën van het financieel meerjarenkader; betreurt ook dat de classificatie van de jaarlijkse beleidsstrategie (JBS), nl. welvaart, solidariteit, veiligheid en externe dimensie, een derde classificatiesysteem vormt dat nogal willekeurig is voor wat betreft de classificatie van de beleidsterreinen onder de verschillende hoofdstukken, wellicht geen grote waarde heeft vanuit budgettair oogpunt en niet goed te combineren valt met de categorieën van ABB en het financieel meerjarenkader; dringt erop aan dat de Commissie de structuur van ABB en het FMK nauwkeuriger volgt en duidelijke aanwijzingen geeft betreffende de overeenkomst van dit derde classificatiesysteem met de begrotingsrubrieken in het Interinstitutioneel Akkoord;
9. is van mening dat de activiteitsoverzichten die de Commissie voor elk beleidsterrein in het VOB opstelt, een sleutelelement vormen voor effectief toezicht op de uitgaven van de EU door de Begrotingsautoriteit; onderstreept dat als beleidsdoelstellingen niet duidelijk zijn, een doeltreffende controle op het beleid niet mogelijk is; dringt aan op grotere duidelijkheid in de presentatie van deze activiteitsoverzichten in het VOB 2008; verzoekt om grotere aandacht voor beleidsdoelstellingen en het meten van resultaten, en minder informatie over administratieve processen dan vaak in eerdere VOB's het geval is geweest;
10. onderstreept het belang van toezicht op de uitvoering van de begroting als instrument om na te gaan of een beleid wordt uitgevoerd; verwelkomt de recente verbeteringen bij het verstrekken van gegevens over de uitvoering door de Commissie, en met name het "Budget Forecast Alert System"; stelt vast dat dankzij dit systeem de eerste cijfers over de uitvoering voor het eerste jaar van de uitgaven in het kader van de programma's voor 2007-2013 in de loop van 2007 beschikbaar zullen komen; is van mening dat deze informatie wellicht van pas komt om de Europese Commissie en de lidstaten ertoe te brengen zich volledig te houden aan de in de begroting 2007 en in deze resolutie vastgelegde politieke prioriteiten van het Parlement;
Personeel - adequate toewijzing, persoonlijke verantwoordelijkheid, gecontroleerd uitbesteden
11. is er ten zeerste van overtuigd dat een doeltreffend en kostenefficiënt administratief stelsel voor de Europese Unie voorzien moet zijn van voldoende middelen; wacht met belangstelling op de resultaten van de screening die de diensten van de Commissie momenteel uitvoeren met betrekking tot de reële personeelsbehoeften van de Commissie, die op 30 april 2007 zullen worden gepresenteerd; is ervan overtuigd dat deze screening van het personeel van de Commissie een operatie van essentieel belang is die de Commissie de mogelijkheid biedt haar reële potentieel te identificeren en meer personeel te voorzien voor de nieuwe beleidsprioriteiten zoals klimaatverandering, immigratie, de tenuitvoerlegging van meerjarenprogramma's en het toezicht op de omzetting van EU-wetgeving in de lidstaten; zal de uitkomst van de screening grondig evalueren teneinde vanaf de begrotingsprocedure 2008 in te kunnen spelen op toekomstige beleidsuitdagingen;
12. neemt met voldoening kennis van de verdere aanwijzingen in de JBS 2008 dat de Commissie ernaar streeft haar personele middelen in sterkere mate af te stemmen op politieke prioriteiten, maar verwerpt de presentatie van deze prioriteiten onder de rubrieken welvaart, solidariteit, veiligheid en externe dimensie; verzoekt de Commissie daarom in het VOB meer en duidelijkere informatie te verstrekken, aan de hand van de ABB-structuur, over het personeelsbeleid en de strategie voor personeelsmutaties in 2008, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de screening;
13. is bezorgd dat de uitbreiding van bestaande gedecentraliseerde agentschappen de marges in de rubrieken van het financieel meerjarenkader zal doen krimpen; is tevens bezorgd dat deze beperking van de beschikbare marges de mogelijkheden voor financiering van nieuwe prioriteiten, zoals proefprojecten en voorbereidende maatregelen, zal beperken, en tevens de middelen voor de uitbreiding van bestaande programma's zal beperken; stelt vast dat punt 47 van het IIA van 17 mei 2006 de Commissie verplicht de budgettaire gevolgen voor de rubriek in kwestie te evalueren als zij een voorstel voor de oprichting van een nieuw gedecentraliseerd agentschap indient; zal trachten te waarborgen dat het functioneren van de gedecentraliseerde agentschappen een toegevoegde waarde oplevert en het belang van de EU-burgers dient;
14. merkt op dat verdere uitbreiding van het aantal uitvoerende agentschappen en andere organen uit het budget voor het desbetreffende programma dient te worden gefinancierd; is dan ook bezorgd dat verdere toename van het aantal uitvoerende agentschappen en andere organen de beschikbare operationele middelen voor de desbetreffende programma's zou kunnen beperken;
15. is vastbesloten verduidelijking aan te brengen in de definitie, de rol en de kosten van alle organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement, ter beoordeling van de kostenefficiëntie van zulke vormen van governance en ter stelselmatige waarborging op interinstitutioneel niveau van de in punt 47 van het IIA van 17 mei 2006 vastgelegde procedure in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure 2008;
16. is van mening dat decentralisatie van verantwoordelijkheden naar de verschillende directoraten-generaal en persoonlijke verantwoordelijkheid van EU-ambtenaren een belangrijk element vormen in de activity-based budgeting ( ABB)-benadering; stelt vast dat er wellicht meer moet worden gedaan om duidelijkheid aan te brengen in sommige ketens van verantwoordelijkheid binnen de EU-instellingen; is van oordeel dat deze kwestie van uitzonderlijk belang is in het licht van de huidige trend naar uitbesteding of externalisering van uitvoerende taken aan agentschappen en andere ad hoc instanties;
17. vreest dat de oprichting van uitvoerende agentschappen en andere ad hoc instanties leidt tot toename van het aantal EU-ambtenaren en arbeidscontractanten, tenzij er posten in het desbetreffende directoraat-generaal van de Commissie worden geschrapt als tegenwicht voor deze toename, en tevens leidt tot minder toezicht op de EU-administratie; verzoekt de Commissie in het VOB 2008 toe te lichten hoe aangevraagde posten voor nieuwe uitvoerende agentschappen en andere ad hoc instanties door het schrappen van posten in de bevoegde directoraten-generaal zullen worden gecompenseerd; verzoekt de Commissie verder in het VOB 2008 in te gaan op het vraagstuk van adequaat toezicht op uitvoerende agentschappen en andere ad hoc instanties om de democratische verantwoording te waarborgen; dringt aan op naleving van de gedragscode bij de oprichting van uitvoerende agentschappen, met name voor wat betreft de controle van het Parlement op de financiering en het personeelsbestand van de agentschappen;
Meerjarig financieel kader - programmering, marges, front- en backloading
18. neemt kennis van de meest recente aanpassing van het financieel programma 2007-2013; neemt kennis van de geringe en soms nog verder afnemende marges onder de rubrieken 1a en 3 en kant zich volledig tegen het voorstel van de Commissie om de kleine onder beide rubrieken resterende marges te gebruiken voor nieuwe initiatieven; is zeer bezorgd dat er voornamelijk bijkomende marges zullen worden gecreëerd door middel van backloading van bestaande meerjarenprogramma's; is van mening dat deze kleine marges de mogelijkheid om doeltreffend in te spelen op dringende of nieuwe beleidsprioriteiten limiteren; verzoekt de Commissie tijdens de volgende triloog een overzicht te geven van de marges in de verschillende rubrieken, en een bijgewerkte financiële programmering overeenkomstig punt 46 van het IIA, alsook de mogelijke financiële gevolgen van de in het wetgevingsprogramma aangekondigde voorstellen te presenteren;
19. wenst de mogelijkheden van een betere presentatie na te gaan met het oog op een gemakkelijker en beter inzicht in de verschillende financiële programmerings- en begrotingsdocumenten die aan de begrotingsautoriteit worden voorgelegd (financiële programmering en document jaarlijkse beleidsstrategie); wijst erop dat in de tabellen bij de financiële programmering op dit moment niet duidelijk wordt aangegeven wat de exacte veranderingen zijn ten opzichte van de vorige financiële programmering, noch duidelijk wordt aangegeven op welke wijze verhogingen worden gecompenseerd en of er front- en backloading plaatsvindt;
20. herinnert eraan dat met betrekking tot proefprojecten en voorbereidende maatregelen voor de begrotingsprocedure 2008 overeenkomstig bijlage II, deel D, van het Interinstitutioneel Akkoord "(…) de twee takken van de begrotingsautoriteit de Commissie tegen half juni kennis van hun voornemens dienaangaande (geven)"; vreest dat er voor sommige rubrieken en subrubrieken van de begroting niet voldoende marges beschikbaar zijn voor grotere nieuwe proefprojecten en voorbereidende maatregelen;
21. neemt met verontrusting kennis van de mogelijke impact van de wijzigingen die de Commissie voorstelt met betrekking tot de financiële programmering in deel III van de jaarlijkse beleidsstrategie 2008 op wat reeds kleine marges en/of operationele programma's zijn, met name als gevolg van een verhoging van de financiële middelen voor agentschappen of het creëren van nieuwe middelen; betreurt dat deze voorstellen reeds minder dan een maand na de meest recente aanpassing van de financiële programmering werden ingediend; verwacht dat de Commissie deze voorstellen te zijner tijd in het VOB 2008 en de volgende financiële programmering presenteert, met name indien dit wijzigingen voor het financieel meerjarenkader meebrengt;
22. spreekt zijn verontrusting uit over de voorgestelde backloading van bepaalde programma's in de jaarlijkse beleidsstrategie 2008, en de mogelijke problemen die hieruit voortvloeien voor de komende jaren van het financieel meerjarenkader, waaronder het probleem van de toenemende RAL's; stelt verder vast dat het Parlement in de begroting 2007 voor zijn eigen prioritaire terreinen vastleggingsniveaus heeft vastgesteld die boven het gemiddelde niveau van de vastleggingen lagen welke voor een aantal programma's in het meerjarenprogramma waren voorzien; stelt vast dat er wellicht een zekere mate van interinstitutionele samenwerking nodig is met betrekking tot front- en backloading van vastleggingen in de begroting, om een coherente programmering van vastleggingen gedurende de looptijd van het financieel meerjarenkader te waarborgen, met inachtneming van de in het IIA door het Parlement gestelde prioriteiten;
Specifieke opmerkingen
23. ondersteunt de plannen van de Commissie om de concepten van betere regelgeving en vereenvoudiging van de procedures in alle nieuwe initiatieven, hervormingen en werkmethodes te integreren teneinde deze begrijpelijker te maken voor de burger; herinnert er onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 december 2006 over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2007[2] aan dat alle vereenvoudigingsinitiatieven ten volle moeten voldoen aan alle beginselen en voorwaarden die zijn neergelegd in zijn resolutie van 16 mei 2006 over de strategie voor vereenvoudiging van de regelgeving[3];
24. wijst er met nadruk op dat energie-efficiency een in hoge mate toekomstgerichte strategie voor de aanpak van het probleem van klimaatverandering is; is het ermee eens dat een dergelijk beleid een beleidsoverschrijdende strategie vereist en verzoekt de Commissie resolute maatregelen in deze zin te blijven treffen;
25. is verheugd over het voornemen van de Commissie krachtdadig actie te ondernemen op het gebied van onderzoek en innovatie ter bevordering van de tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie in 2008; steunt met name de voorbereidende werkzaamheden om te waarborgen dat in de loop van 2007 een besluit tot oprichting van een Europees Technologie-instituut (EIT) wordt genomen; dringt er bij de Commissie op aan meer duidelijkheid te geven over de financiering van het EIT en gaat ervan uit dat een en ander wordt gefinancierd via aanvullende kredieten, en niet door besnoeiingen op de financiële middelen van het zevende kaderprogramma; verwacht nadere informatie over het voorgestelde uitvoerende agentschap voor de beheersaspecten van het zevende kaderprogramma;
26. is verheugd over de uitkomst van de triloog van 7 maart 2007 inzake de financiering van de gemeenschappelijke onderneming ITER en de verdere uitwerking van de in punt 47 van het IIA vastgelegde procedure, waarvan de resultaten als bijlage bij deze resolutie gaan;
27. is verontrust over het voorstel van de Commissie om een groot aantal nieuwe initiatieven onder rubriek 1a te backloaden; is van oordeel dat dit geen juiste manier van financiële programmering is; verzoekt de Commissie nadere informatie te verstrekken over de gevolgen van deze back-loadingoperatie voor de programma's waarvoor nog geen rechtsgrondslag is vastgesteld, alsook over de gevolgen voor de beschikbare marges in de komende jaren; wijst de Commissie erop dat krachtens punt 37 van het IIA de begrotingsautoriteit en de Commissie 5% mogen afwijken van het bedrag dat in het basisbesluit was voorzien;
28. verzoekt de Commissie ten behoeve van het streven naar grotere solidariteit en welvaart haar intenties te verduidelijken voor wat betreft de financiële programmering van"Levenslang leren" en dit als prioriteit te behandelen; is van oordeel dat een verhoging van de financiële middelen voor vier agentschappen (ERA, EMSA, EASA, GSA) besnoeiingen op het TEN-T- financieringsprogramma moeten worden vermeden en dringt er daarom op aan dat nader wordt toegelicht hoe de Commissie in de komende jaren aan compensatie voor het TEN-T-programma denkt te komen, zodat het in het meerjarig financieel kader voor TEN-T overeengekomen totaalbedrag wordt uitgevoerd;
29. is het met de Commissie eens dat 2008 een doorslaggevend jaar zal zijn voor het Europese cohesiebeleid, aangezien dit het eerste jaar is waarin de nieuwe operationele programma's 2007-2013 over een heel jaar ten uitvoer worden gelegd; spreekt dan ook de hoop uit dat het cohesiebeleid voor beide takken van de begrotingsautoriteit tijdens de begrotingsprocedure 2008 een prioriteit zal blijven;
30. stelt vast dat de Commissie voorstelt de marge voor rubriek 2 met 2 mln EUR te verminderen om de bijkomende activiteiten van het Europees Milieuagentschap te kunnen bekostigen; neemt verder kennis van de plannen van de Commissie in rubriek 3a om de kredieten voor Frontex in 2008 met 10.900.000 EUR te verhogen en de middelen voor EUROJUST in de periode 2008-2013 met nog eens 2.500.000 EUR per jaar op te trekken; herinnert de Commissie eraan dat al deze verhogingen door de Begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure en/of door de wetgevende autoriteit moeten worden goedgekeurd indien zij leiden tot wijzigingen in de referentiebedragen van aangenomen programma's;
31. herinnert de Commissie eraan dat overeenkomstig het IIA van 17 mei 2006 het merendeel van de financiële middelen voor het milieubeleid onder rubriek 2 is gegroepeerd; wijst op het besluit in het kader van het IIA om een extra bedrag van 100 miljoen EUR uit te trekken voor rubriek 2, waarvan 50 miljoen EUR zal worden bestemd voor het nieuwe financieringsinstrument voor het milieu LIFE+; herinnert eraan dat er op 27 maart 2007 een definitief akkoord over LIFE+ voor de jaren 2007-2013 is bereikt; onderstreept de noodzaak om voldoende marge over te laten totdat alle wetgevingsprocedures zijn afgerond;
32. verwacht nauwkeurige voorstellen van de Commissie met betrekking tot de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; wenst derhalve kennis te nemen van de modaliteiten alsook van de omvang van de door de Commissie op te maken tussentijdse balans teneinde de eerste resultaten van de hervorming van 2003 te kunnen beoordelen;
33. is van mening dat het de kerntaak van het communicatie- en voorlichtingsbeleid is om de EU-burgers te informeren over de maatregelen en programma's van de EU en de verbeteringen die de laatste jaren tot stand zijn gebracht; is van mening dat de campagne over politieke prioriteiten in een later stadium van de begrotingsprocedure moet worden gedefinieerd, met inachtneming van de prioriteiten van het Parlement en met nadruk op beleidsterreinen die op het moment van de eerste lezing naar behoren zijn geïdentificeerd;
34. wijst erop dat alle instellingen het recht hebben als onderdeel van hun institutionele autonomie een communicatiebeleid te voeren, zoals bepaald in artikel 49 van het Financieel Reglement; spoort de Commissie ertoe aan evenals de andere instellingen haar eigen autonomie in dezen te blijven verdedigen; erkent dat het door de instellingen gevoerde communicatiebeleid gecoördineerd dient te worden in het kader van de interinstitutionele groep voorlichting en communicatie; verzoekt de interinstitutionele groep uiterlijk eind oktober 2007 met een concreter en meer gecoördineerd werkschema voor 2008 te komen; verzoekt de Commissie in deze context vol ambitie te blijven voor wat betreft haar communicatiebeleid naar de burger toe, gelet op het feit dat 2008 het jaar is dat voorafgaat aan de volgende Europese verkiezingen en dat het terrein moet worden voorbereid voor de te verwachten herstart van de institutionele hervorming;
35. neemt kennis van de prioriteiten van de Commissie op het gebied van communicatie voor 2008, die de financiële programmering voor rubriek 3b niet zullen beïnvloeden;
36. verleent brede steun aan de doelstellingen voor externe maatregelen die in de JBS genoemd worden en die op een continue basis zijn ontwikkeld en voor het tweede jaar zullen worden uitgevoerd met behulp van de nieuwe reeks externe EU-instrumenten welke in 2006 zijn goedgekeurd; vestigt nadrukkelijk de aandacht op het belang van doeltreffende tenuitvoerlegging hiervan en de eerbiediging van de rechten van het Parlement in dezen; dringt aan op een eerste evaluatie van de lancering reeds in de tweede helft van 2007;
37. ziet uit naar een vruchtbare samenwerking met de Commissie in het kader van de werkgroepen die door de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking zijn ingesteld om toezicht te houden op de programmering en de tenuitvoerlegging van de nieuwe instrumenten op het gebied van buitenlandse hulp; neemt kennis van de voorgenomen tussentijdse herziening van de werking van de instrumenten inzake buitenlandse hulp; onderstreept opnieuw dat het ten volle bij dit proces wenst te worden betrokken;
38. onderstreept het belang van meertaligheid als fundamenteel onderdeel van het Europees erfgoed en de noodzaak de burgers in hun moedertaal van informatie te voorzien;
39. dringt aan op verdere versterking van de samenwerking met ontwikkelingslanden, met name op gebieden als energie en migratie, onder voortdurend streven naar het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, met name op het gebied van basisgezondheidszorg en basisonderwijs;
40. neemt kennis van het concept van de Commissie van een "externe dimensie van prioriteiten", zoals het Wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie (Geeref) of de Global Climate Policy Alliance, en het feit dat deze nieuwe prioriteiten in rubriek 4 kennelijk een verhoging met 23.100.000 EUR in 2008 vereisen; dringt hoe dan ook aan op duidelijkheid omtrent de herkomst van de voorgestelde financiering van elke actie;
41. stelt vast dat de totale geplande marges voor rubriek 4 334 mln EUR belopen, waarmee adequaat kan worden gereageerd op toekomstige behoeften, zoals het resultaat van onderhandelingen over de definitieve status van Kosovo en het vredesproces in het Midden-Oosten; onderstreept nadrukkelijk dat deze marge van 334 mln EUR in feite kunstmatig hoog is, omdat hierin 200 mln EUR is meegerekend die oorspronkelijk voorzien was voor het Garantiefonds voor leningen, dat nu in verband met overgangsregelingen pas vanaf 2009 behoeft te worden gefinancierd; onderstreept daarom dat er bij wijze van uitzondering in 2008 een extra bedrag van 200 mln EUR beschikbaar is en waarschuwt dat dit geld niet automatisch aan behoeften op de lange termijn mag worden toegewezen, die dan niet noodzakelijkerwijs in latere jaren gefinancierd kunnen worden;
42. stelt vast dat er in de JBS toenemend aandacht is voor het koppelen van externe en interne doelstellingen, en dat gesproken wordt over aansluiting met het interne beleid; is van mening dat dit punt nadere analyse en toelichting door de Commissie verdient, met name gezien het feit dat een van de scherpste punten van kritiek in het verleden is geweest dat er een gebrek aan coherentie tussen het interne en het externe beleid zou zijn; onderstreept verder het belang van democratie en positieve veranderingen in partnerlanden en -regio's;
43. dringt erop aan dat financiële middelen in het kader van alle de buitenlandse betrekkingen en de uitbreiding betreffende instrumenten worden toegewezen overeenkomstig de prioriteit die door de EU wordt gegeven aan de ondersteuning van de democratie en de mensenrechten, inclusief de rechten van minderheden;
44. neemt kennis van de plannen van de Commissie in 2007 economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) met de ACS-landen te sluiten; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer hulp ter beschikking te stellen ter ondersteuning van de ACS-landen in de overgangsfase van het huidige handelsstelsel naar de EPO's;
45. is van mening dat de snel veranderende situatie op het gebied van het GBVB voortdurend toezicht en samenwerking tussen de instellingen vereist; onderstreept in dit verband dat het groot belang hecht aan naleving van de GBVB-bepalingen in het IIA van 17 mei 2006 en de daarin voorziene instrumenten; is van oordeel dat het buitenlands beleid en de daarvoor nodige financiële middelen alleen naar behoren kunnen worden beoordeeld nadat de Raad tegen 15 juni 2007 het Parlement heeft geconsulteerd over de belangrijkste aspecten en fundamentele keuzes van het GBVB;
46. neemt kennis van het voorstel van de Commissie voor de toekenning van personeel in 2008, waaronder 890 nieuwe posten in verband met de recente uitbreidingen; herinnert eraan dat 2008 het laatste jaar is van het personeelsplan in het kader van de uitbreiding van 2004, volgens welk 640 extra posten voor 2008 zijn aangevraagd; herinnert er verder aan dat er in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië nog eens 250 nieuwe posten voor 2008 zijn aangevraagd, met naar verwachting eenzelfde aantal in 2009; stelt vast dat slechts 50% van de extra posten voor 2008 wordt toegekend in verband met de uitbreiding van werkzaamheden als gevolg van de recente toetredingen; is van mening dat de herziening van de personeelsbezetting van de Commissie zou moeten aansluiten bij de in 2006 van start gegane strategie voor betere regelgeving, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de noodzaak van een adequate en efficiënte tenuitvoerlegging van de nieuwe uitgavenprogramma's voor de financiële programmeringsperiode 2007-2013;
47. verwelkomt het beginsel van personeelsverschuivingen naar gelang van politieke prioriteiten, maar is van mening dat het streefcijfer hiervoor ambitieuzer zou moeten zijn dan 1%; herinnert eraan dat bij deze personeelsverschuivingen ten volle rekening moet worden gehouden met de prioriteiten die door het Parlement zijn vastgesteld; verwacht dat de Commissie de lopende screeningsoperatie benut om een aanzienlijke verschuiving in de prioriteitenstelling bij de toewijzing van personeel en bij het aandeel van de algemene onkosten te bewerkstelligen; zal de personeelsbehoeften van de Commissie in de globale context van rubriek 5 in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure beoordelen; neemt kennis van de door de Commissie voorgestelde overplaatsing van 565 personeelsleden, waarvan 287 tussen afdelingen en 278 binnen afdelingen; verzoekt de Commissie om meer gedetailleerde informatie in het VOB over personeelsverschuivingen, zodat het Parlement over de nodige inlichtingen beschikt om te kunnen beoordelen of het streefcijfer van 1% voor verschuivingen in 2008 volledig zal worden gehaald; is van mening dat de totstandbrenging van een centrale pool voor personeelsverschuivingen moet aansluiten bij het beginsel van administratieve vereenvoudiging en betere uitvoering van programma's en maatregelen, en dat onnodige administratieve rompslomp moet worden vermeden;
48. stelt vast dat de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie internationale handel als bijlage bij deze resolutie zijn gevoegd; is van mening dat deze adviezen belangrijke elementen toevoegen die in de begrotingsprocedure 2008 in aanmerking dienen te worden genomen;
-o0o-
49. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
- [1] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
- [2] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0565.
- [3] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0205.
TOELICHTING
Werkdocument nr. 1 over een resultaatgerichte begroting
Inleiding
1. Dit werkdocument is het eerste in een reeks documenten die de algemeen rapporteur zal opstellen in de aanloop naar de begroting 2008.
2. Bij de begrotingsonderhandelingen in de tweede helft van dit jaar zal het Europees Parlement bij de Commissie en de Raad het meeste bereiken als het kan onderhandelen op basis van gemeenschappelijke doelstellingen waarover brede consensus bestaat. Uw rapporteur is dan ook voornemens regelmatig overleg te plegen met de leden van het Parlement, de gespecialiseerde commissies en in het bijzonder zijn collega's van de Begrotingscommissie, zodat het Parlement stevig in zijn schoenen staat bij de onderhandelingen over de begroting van 2008.
3. Uw rapporteur wijst erop dat voor dit werkdocument dankbaar gebruik is gemaakt van de discussie en de standpunten die tot uiting kwamen tijdens de eerste gedachtewisseling over prioriteiten voor de begroting 2008 in de Begrotingscommissie op 23 januari 2007.
4. Dit werkdocument bestaat uit drie delen. In het eerste deel behandelt de rapporteur zijn voorstellen voor een resultaatgerichte begroting. In het tweede deel wordt ingegaan op de beginstadia van de jaarlijkse begrotingsprocedure en kwesties die te maken hebben met de structuur van de EU-begroting en het personeelsbeleid. Het derde deel tenslotte gaat over beleidsprioriteiten.
5. De werkzaamheden ter voorbereiding van de begroting 2008 vinden natuurlijk niet plaats in het luchtledige. Op het politieke vlak wordt in 2007 het feit gevierd dat vijftig jaar geleden het Verdrag van Rome werd ondertekend en zal opnieuw worden getracht vooruitgang te boeken ten aanzien van het Grondwetsverdrag. De globalisering met alle kansen en uitdagingen van dien - op het gebied van economie, maatschappij en milieu - lijkt onverminderd door te zetten en kwesties als de continuïteit van de energievoorziening, klimaatverandering en migratie staan steeds meer in de belangstelling.
6. Wat betreft de financiering van de Europese Unie is 2007 het eerste jaar van het meerjarig financieel kader (MFK) 2007 - 2013. De begroting van 2008 wordt dus de tweede begroting waarover overeenstemming bereikt moet worden binnen de grenzen van de plafonds die zijn vastgesteld in bijlage 1 van het Interinstitutionele Akkoord (IIA) van 17 mei 2006 (bijlage 1 van dit werkdocument). Het jaar 2008 is het voorlaatste jaar van de zesde zittingsperiode van het Parlement en ook van de Commissie Barroso. De opstelling van de begroting van 2008 vindt dus plaats in de context van de werkzaamheden ter herziening van de financiële vooruitzichten, zowel ten aanzien van de inkomsten als van de uitgaven. Als uitgangspunt voor de begroting van 2008 dient de begroting van 2007. Uw rapporteur herinnert aan het werk dat de permanente rapporteurs inzake de financiële vooruitzichten en de eigen middelen en de algemene rapporteur voor 2007 hebben verricht en wijst erop dat bijlage 2 van dit werkdocument een samenvatting van de begrotingsprocedure 2007 per rubriek van het MFK bevat. Deze cijfers vormen de achtergrond waartegen de werkzaamheden ter voorbereiding van de begroting van 2008 zich afspelen.
I. Een resultaatgerichte begroting
7. De algemeen rapporteur voor 2008 stelt voor de begroting van 2008 een "resultaatgerichte begroting" te noemen. De algemene aanpak die uw rapporteur de commissie voorstelt stoelt direct op de aanpak van de algemeen rapporteur voor 2007. Een "resultaatgerichte begroting" betekent dat wat uiteindelijk met het beleid wordt bereikt doorslaggevend is. De begrotingsautoriteit moet er in de eerste plaats voor zorgen dat een beleid wordt gevoerd dat beantwoordt aan de beleidsdoelen waarvoor het was vastgesteld. Een voorbeeld:
· Brengt het Europese beleid werkelijk verbetering in het leven van de burgers?
· Leidt het Europese beleid op het gebied van onderwijs en opleiding tot een beter begrip van de Europese cultuur en waarden en verbetert het de vaardigheden van jonge mensen op zodanige wijze dat het concurrentievermogen van de EU in de moderne, geglobaliseerde economie toeneemt?
· Leidt de steun voor onderzoek en ontwikkeling tot modernisering en meer efficiency van Europese bedrijven, wat bijvoorbeeld kan blijken uit meer octrooiaanvragen van ondernemingen in de EU?
· Verhoogt het regionaal beleid het BBP per hoofd in de minst ontwikkelde regio's van de EU?
· Voldoet de EU op een efficiënte en evenwichtige wijze aan haar verplichtingen als globale speler?
8. Om antwoord te kunnen geven op deze vragen zijn harde cijfers nodig die tonen wat met de uitgaven wordt bereikt. Uw rapporteur zal de Commissie verzoeken om de Begrotingscommissie dergelijke gegevens te verstrekken, waaruit blijkt hoe de uitvoering van de beleidsdoelstellingen ten goede komt aan de Europese burgers. Hij wil voortbouwen op de aanpak die werd gehanteerd in de begrotingsprocedure 2007 om met gebruikmaking van studies en data van externe deskundigen te achterhalen of de EU-uitgaven aan hun doel beantwoorden. Dit moet er bovendien toe leiden dat het Parlement er als één helft van de begrotingsautoriteit meer op aandringt dat openbare gelden goed worden besteed. Uw rapporteur wenst daarom dat namens de Begrotingscommissie een aantal studies worden verricht, zodat prioriteiten vastgesteld kunnen worden voor de begrotingsonderhandelingen. Enkele gedachten worden nader uitgewerkt in deel twee van dit werkdocument.
9. Uw rapporteur wijst op het uitstekende resultaat dat het Parlement heeft weten te bereiken bij de herziening van het Financieel Reglement in 2006. Hij is evenwel van mening dat in bepaalde gevallen nog steeds een veel te legalistische aanpak is gehanteerd bij de uitvoering van het EU-beleid, wat ten koste ging van de doelmatigheid en efficiency. Het juiste evenwicht weten te vinden tussen vertrouwen enerzijds en vaste regels ter voorkoming van ongerechtigheden anderzijds is een van de voornaamste uitdagingen voor een doeltreffend toezicht op de uitvoering van de begroting.
II. Het begrotingsproces en de opzet van de begroting
De jaarlijkse beleidsstrategie
10. De Commissie zal op 22 februari haar jaarlijkse beleidsstrategie voor 2008 voorleggen. Dit verslag is een belangrijk stuk waarin de beleidsdoelstellingen van de Commissie voor 2008 worden uiteengezet. Het voorstel van de Commissie voor de financiering van deze doelstellingen is het voorontwerp van begroting (VOB) 2008, dat waarschijnlijk op 2 mei 2007 aangenomen zal worden. Het is dan ook van het grootste belang dat het Parlement vóór 2 mei een samenhangende lijst van zijn eigen prioriteiten voor het begrotingsjaar 2008 kan voorleggen, zodat de Commissie deze prioriteiten kan opnemen in het VOB voor 2008. Uw rapporteur wil het onderhavige werkdocument en het commentaar van zijn medeleden van de Begrotingscommissie daarom gebruiken voor de opstelling van zijn ontwerpverslag over de jaarlijkse beleidsstrategie voor 2008. De resolutie over de jaarlijkse beleidsstrategie moet dan dienen om de invloed van het Parlement zeker te stellen nog voordat de Commissie het VOB aanneemt.
Activity-based budgeting en activiteitenverklaringen
11. Uw rapporteur is al lange tijd voorstander van een op activiteiten gebaseerde budgettering (activity-based budgeting - ABB), waarbij het erom gaat de financiële en personele middelen in overeenstemming te brengen met de politieke prioriteiten. Hij was een groot voorstander van de invoering van de ABB-aanpak in het budgetteringsysteem van de Commissie, waarbij de middelen worden toegewezen aan "beleidsdomeinen" (ook wel "begrotingstitels" genoemd) die grotendeels samenvallen met het werkterrein van de directoraten-generaal van de Commissie. Zo vallen de uitgaven voor het milieubeleid bijvoorbeeld onder titel 07 "Milieu" van de begroting en behoren zij tot het werkterrein van het Directoraat-generaal milieu van de Commissie. Het ABB-concept heeft er meer in het algemeen toe geleid dat de begrotingsautoriteit meer greep heeft gekregen op de richting van de uitgaven.
12. Uw rapporteur wil er echter op wijzen dat de ABB-aanpak en de rubriekenindeling van de financiële vooruitzichten en de meerjarige kaders (zie bijlage 1) niet makkelijk met elkaar in overeenstemming te brengen zijn. Terwijl de rubrieken van de financiële vooruitzichten een nuttige indeling van de EU-uitgaven voor 2007-2013 over de diverse beleidsdomeinen vormen, kan de overlapping van ABB-begrotingstitels en MFK-uitgavencategorieën tot verwarring leiden. Zo is het beleidsdomein en de begrotingstitel "Milieu" in het VOB 2007 verdeeld over 4 uitgavencategorieën van het MFK (2, 3b, 4 en 5). Uw rapporteur wil onderstrepen dat de begrotingsautoriteit alleen een goede controle op de uitgaven kan uitoefenen als de voorstellen van de Commissie voor de uitgaven duidelijk worden gepresenteerd.
13. De activiteitenverklaringen die elk directoraat-generaal van de Commissie opstelt over de doelstellingen, activiteiten en resultaten van zijn beleid, zijn voor de begrotingsautoriteit van essentieel belang om te kunnen vaststellen in hoeverre de ABB-aanpak werkt. De activiteitenverklaringen worden door elk DG van de Commissie opgesteld en worden opgenomen in het VOB. Uw rapporteur is ervoor dat deze documenten worden opgesteld, maar stelt vast dat zij in het verleden te vaak lange beschrijvingen van processen bevatten en te weinig aandacht besteedden aan het verband tussen de doelstellingen en de resultaten van het beleid. Uw rapporteur wil de activiteitenverklaringen voor 2008 dan ook onder de loep nemen.
Personele middelen
14. Alvorens in te gaan op de beleidsprioriteiten voor 2008, wil uw rapporteur ook wijzen op het belang van de personele middelen. Het Parlement was het met een aantal argumenten van de Commissie om zich te verzetten tegen een drastische reductie van het personeel van de Commissie in de begrotingsprocedure 2007 eens, maar verlangde wel dat de Commissie vóór 30 april 2007 een screening toepast om vast te stellen wat haar werkelijke personeelsbehoeften zijn. Uw rapporteur wacht met belangstelling op de uitslag van deze screening.
15. Een kwestie die verband houdt met de vraag naar de budgettaire opzet van het MFK en de ABB is dat vermoedelijk niet alle administratiekosten van de Commissie zijn inbegrepen in rubriek 5 "administratie". In het kader van het lopende onderzoek van de permanente rapporteur van de Begrotingscommissie naar agentschappen dient in dit voorstadium van de begrotingsprocedure 2008 gewezen te worden op drie specifieke kwesties. Ten eerste lijkt de Commissie steeds meer gebruik te maken van uitvoerende agentschappen om specifieke beleidsonderdelen uit te voeren. Als uitvoerende agentschappen taken verrichten die eerder door een DG van de Commissie werden verricht, dan betekent dit dat ceteris paribus bij dit DG minder personeel nodig is. Dit moet in de activiteitenverklaring bij de begroting 2008 vermeld worden. Ten tweede zijn uitvoerende agentschappen slechts één voorbeeld van de neiging van de Commissie om steeds meer uitvoerende werkzaamheden uit te besteden aan "ad hoc organen" die niet duidelijk in het financieel reglement worden genoemd. Zo'n vorm van "outsourcing" kan wellicht zorgen voor een efficiëntere uitvoering, maar moet wel transparant zijn voor de begrotingsautoriteit en mag er niet toe leiden dat steeds meer verborgen personeelskosten niet tot uiting komen in rubriek 5 van de begroting. Ten derde is het belangrijk dat daadwerkelijk toezicht wordt gehouden op de uitvoerende taken die worden verricht door agentschappen, uitvoerende agentschappen en alle andere ad hoc organen, die alle een groter percentage personeel op contractbasis te werk stellen dan de Commissie zelf. Bovendien moet er informatie komen over het personeelsbeleid van deze organen om vast stellen hoeveel toezicht daarop is en te zorgen voor voldoende individuele verantwoordelijkheid voor het personeel dat zij inzetten.
III. Beleidsprioriteiten
16. Uw rapporteur is van oordeel dat de resolutie van het Parlement over de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie de aangewezen plaats is om de beleidsprioriteiten van het Parlement voor de begroting van 2008 uiteen te zetten. Hij zal niet proberen hier een volledige lijst van die prioriteiten te geven. Wel wil hij overeenkomstig de aanpak van een "resultaatgerichte begroting" in de rest van dit werkdocument een aantal gedachten over kernthema's en prioriteiten uiteenzetten. Deze prioriteiten worden aangereikt in de vorm van onderzoeksthema's die de Begrotingscommissie zou kunnen voorleggen aan externe deskundigen. Als deze onderzoeken vóór de zomerpauze worden voorgelegd aan de commissie, dan kunnen zij in het najaar worden ingebracht tijdens de hoofdfasen van de begrotingsprocedure. Het is natuurlijk belangrijk dat deze studies aansluiten bij het werk dat in de gespecialiseerde commissies wordt verricht. De thema's die in deze studies aan de orde komen kunnen tevens ideeën voor proefprojecten en voorbereidende acties opleveren. Bijlage II (D) van het IIA legt het Parlement de verplichting op om midden juni zijn voornemens terzake bekend te maken.
17. Uw rapporteur heeft getracht ook voorstellen van collega's op te nemen, die vooral tijdens de bespreking in de Begrotingscommissie op 23 januari aan de orde zijn gekomen. Verdere discussie met collega's is uiterst welkom.
Beleidsprioriteiten en onderwerpen voor verdere studie
· Het concurrentievermogen van de EU en levenslang leren
18. De hoge levensstandaard van de burgers van de EU vergeleken bij andere delen van de wereld leidt tot relatief hoge kosten voor Europese bedrijven. Dit betekent dat deze bedrijven zich moeten kunnen aanpassen en goed geschoold personeel moeten inzetten om te kunnen concurreren in een geglobaliseerde economie. De Europese economie is dus in sterke mate afhankelijk van de vaardigheden van de Europese bevolking. In sommige van de meest welvarende gebieden van de EU is de dienstensector goed voor 70% van de werkgelegenheid en de algemene tendens bij verdergaande globalisering lijkt een blijvende groei van de dienstensector in Europa te zijn. Als het economische concurrentievermogen van de EU ter sprake wordt gebracht, dan wordt al te vaak gedacht aan de industrie. Het concurrentievermogen van de industrie is belangrijk, maar is maar een deel van het verhaal. Het programma voor levenslang leren is belangrijk om de Europese burgers te helpen hun plaats te vinden in een geglobaliseerde wereld. In de studie zou gekeken kunnen worden naar de, wellicht verwaarloosde, economische toegevoegde waarde van het programma door de nadruk te leggen op de kansen die het programma de betrokkenen kan bieden.
· De EU als globale speler/ beoordeling van de budgettaire gevolgen van de toenemende rol die de EU speelt bij civiele en militaire crisismissies
19. De laatste jaren is de deelname van de EU aan civiele en militaire crisismissies sterk toegenomen. Deze missies kunnen worden bekostigd uit het Stabiliteitsinstrument, de begroting van het GBVB, het Athena-mechanisme of nationale bijdragen. Ook met het oog op de komende Kosovo-missie moet men in deze studie trachten uit voorgaande missies lering te trekken aangaande de beste en efficiëntste manier om de diverse typen missies te bekostigen. De studie moet ook aandacht besteden aan de mate van parlementair toezicht die bereikt kan worden bij de verschillende wijzen van financiering. Verder kan in de studie worden uiteengezet welke samenhang er bestaat tussen de financieringsbesluiten en de "levenscyclus" van een missie vanaf de start tot en met de evaluatie achteraf.
· Evaluatie van administratieve hervormingen bij de Europese Commissie
20. In deze studie moet worden onderzocht of de hervormingen van Kinnock erin zijn geslaagd de administratie van de Europese Commissie te stroomlijnen. De studie moet onderzoeken in hoeverre de hervormingen de aanwerving van personeel, de bevordering op basis van verdienste en de procedures van het financiële en personeelsbeheer bij de Commissie hebben verbeterd. De laatste jaren is de activity-based budgeting (ABB) methode ingevoerd om te zorgen voor een betere aansluiting tussen de middelen en de beleidsdoelstellingen van de Commissie. Ook de doelmatigheid van deze maatregelen en eventuele samenhangen tussen de hervormingen van Kinnock en de invoering van ABB moeten in de studie aan de orde komen.
· Een grotere bijdrage van de structuurfondsen aan de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen
21. De structuurfondsen zijn bestemd voor de financiering van het structuur- en cohesiebeleid in de minst ontwikkelde regio's van de EU en zij worden besteed volgens door de lidstaten ingediende programma's. De Lissabon-doelstellingen bevatten de verplichting om de EU-uitgaven voor onderzoek & ontwikkeling te verhogen tot 3% van het BBP van de EU. Het zevende kaderprogramma voor onderzoek moet bijdragen aan de verwezenlijking van dit doel, maar er is ruimte voor een grotere bijdrage van de bestaande structuurfondsen. Het jaarverslag van de Commissie over de vorderingen bij de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen van december 2006 laat zien dat de lidstaten op dit gebied meer kunnen doen. Dit geldt wellicht vooral voor de landen die in 2004 en 2007 tot de Unie zijn toegetreden. De studie moet daarom onderzoeken in hoeverre de bestaande structuurfondsen werkelijk bijdragen tot uitbreiding van de O&O capaciteit van de EU en moet maatregelen voorstellen waarmee deze bijdrage verbeterd kan worden.
· Evaluatie van de EU-steun voor controle op de illegale migratie
22. De buitengrenzen van de EU staan permanent onder sterke druk van migranten, vooral de zuidelijke grenzen. De noodzaak om beter toezicht te houden op de buitengrenzen van de Unie is een van de topprioriteiten van het Europees Parlement. In de studie moet dan ook een evaluatie worden gemaakt van de resultaten bij het toezicht op illegale migratie, zodat beoordeeld kan worden of de middelen die zijn toegewezen aan nieuwe instrumenten als het Fonds voor de buitengrenzen, het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen en het FRONTEX-agentschap in overeenstemming zijn met de beleidsdoelen daarvan. De studie moet ook onderzoeken of de fondsen en de werkverdeling tussen de verschillende instrumenten optimaal is om de beleidsdoelen te verwezenlijken en lidstaten die geconfronteerd worden met immigratie te ondersteunen.
· Beschikt de EU over de nodige geldmiddelen om haar gemeenschappelijke doelen op het gebied van het energiebeleid en klimaatverandering te verwezenlijken?
23. De Commissie heeft in januari 2007 belangrijke mededelingen over klimaatverandering en een energiebeleid voor Europa ingediend. In deze mededelingen worden ambitieuze doelstellingen vastgesteld voor de duurzaamheid, continuïteit en competitiviteit van de voorziening. Binnen de EU-begroting is, zoals altijd in een begroting, sprake van concurrentie tussen prioriteiten die dingen naar beperkte middelen. Gezien de nadruk die de laatste jaren wordt gelegd op het energiebeleid en klimaatverandering, moet deze studie onderzoeken of de beschikbare geldmiddelen wel voldoende zijn. De studie moet daarom de beschikbare middelen toetsen aan de reële behoeften die de beleidsdoelen impliceren, en voorstellen doen over de wijze hoe eventueel noodzakelijke extra middelen het meest efficiënt en transparant gebruikt kunnen worden.
· Steun voor het multifunctionele karakter van de Europese landbouw
24. Het multifunctionele karakter van de landbouwsector vindt bij de Europese beleidsmakers al lange tijd erkenning. Een van de pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), plattelandontwikkeling, heeft onder meer als belangrijke doelstelling de duurzaamheid van de Europese landbouwgrond, het landschap en de middelen van bestaan op het platteland te verzekeren. De Europese Unie heeft nu 27 lidstaten en in de toekomst zijn verdere hervormingen van het GLB te verwachten. Deze studie zou daarom kunnen beginnen met een beschrijving van de veranderingen die het beleid voor plattelandsontwikkeling tot dusverre heeft ondergaan. Vervolgens zouden een aantal scenario's op een rij gezet kunnen worden en kan worden onderzocht welke gevolgen nieuwe ontwikkelingen in het beleid voor plattelandsontwikkeling zouden kunnen hebben voor de Europese landbouwsector: wat zouden de gevolgen zijn voor het werk en het inkomen van de landbouwers? wat zou de rol zijn van innovatieve landbouwbedrijven, ook op het gebied van de biotechnologie? zouden deze veranderingen verenigbaar zijn met de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de WTO en andere internationale organisaties? Daar het GLB zo'n 40% van de EU-uitgaven voor zijn rekening neemt, zouden veranderingen in het landbouwbeleid belangrijke financiële implicaties hebben. De studie moet daarom ook onderzoeken wat de financiële gevolgen zouden zijn van de opgestelde scenario's.
· Informatie- en communicatiebeleid en "going local"
25. Nu de communicatie via internet steeds meer terrein wint, staat de Europese Unie met haar 27 lidstaten voor aanzienlijke uitdagingen bij de communicatie met de burgers. Een thema dat de laatste jaren steeds meer aandacht heeft gekregen is de noodzaak om de communicatie met de burgers toegankelijker te maken. Dit betekent niet alleen dat de burgers aangesproken moeten worden in hun eigen taal, maar ook in een mediaverband dat Europese thema's kan verbinden met het dagelijks bestaan en de zorgen van mensen in de regio waar zij leven. De Commissie geeft zich veel moeite om de mensen op te zoeken en het Europees Parlement heeft in de begroting van 2007 een proefproject "informatienetwerken" opgenomen, dat ten doel heeft prominente nationale politici, journalisten en opinievormers in contact te brengen met het ambtenarenapparaat in Brussel. In deze studie kan bekeken worden welke lering uit deze inspanningen getrokken kan worden: wat werkt en wat niet? waar zijn meer middelen nodig? hoe moeten deze middelen worden besteed?
BIJLAGE I FINANCIEEL KADER 2007-2013 |
|||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
(miljoen EUR - prijzen 2004) |
|
VASTLEGGINGSKREDIETEN |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Totaal |
|
1. Duurzame groei |
51 267 |
52 415 |
53 616 |
54 294 |
55 368 |
56 876 |
58 303 |
382 139 |
|
1a Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid |
8 404 |
9 097 |
9 754 |
10 434 |
11 295 |
12 153 |
12 961 |
74 098 |
|
1b Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid |
42 863 |
43 318 |
43 862 |
43 860 |
44 073 |
44 723 |
45 342 |
308 041 |
|
2. Duurzaam beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen |
54 985 |
54 322 |
53 666 |
53 035 |
52 400 |
51 775 |
51 161 |
371 344 |
|
Waarvan: landbouw - marktondersteunende maatregelen en rechtstreekse steun |
43 120 |
42 697 |
42 279 |
41 864 |
41 453 |
41 047 |
40 645 |
293 105 |
|
3. Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid |
1 199 |
1 258 |
1 380 |
1 503 |
1 645 |
1 797 |
1 988 |
10 770 |
|
3a. Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid |
600 |
690 |
790 |
910 |
1 050 |
1 200 |
1 390 |
6 630 |
|
3b. Burgerschap |
599 |
568 |
590 |
593 |
595 |
597 |
598 |
4 140 |
|
4. De EU als mondiale partner |
6 199 |
6 469 |
6 739 |
7 009 |
7 339 |
7 679 |
8 029 |
49 463 |
|
5. Administratie(1) |
6 633 |
6 818 |
6 973 |
7 111 |
7 255 |
7 400 |
7 610 |
49 800 |
|
6. Compensaties |
419 |
191 |
190 |
|
|
|
|
800 |
|
TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN |
120 702 |
121 473 |
122 564 |
122 952 |
124 007 |
125 527 |
127 091 |
864 316 |
|
als percentage van het BNI |
1,10% |
1,08% |
1,07% |
1,04% |
1,03% |
1,02% |
1,01% |
1,048% |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL BETALINGSKREDIETEN |
116 650 |
119 620 |
111 990 |
118 280 |
115 860 |
119 410 |
118 970 |
820 780 |
|
als percentage van het BNI |
1,06% |
1,06% |
0,97% |
1,00% |
0,96% |
0,97% |
0,94% |
1,00% |
|
Beschikbare marge |
0,18% |
0,18% |
0,27% |
0,24% |
0,28% |
0,27% |
0,30% |
0,24% |
|
Maximum eigen middelen in % van het BNI |
1,24% |
1,24% |
1,24% |
1,24% |
1,24% |
1,24% |
1,24% |
1,24% |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) Bij de berekening van de uitgaven voor pensioenen die in het maximum voor deze rubriek zijn opgenomen, is geen rekening gehouden met de bijdragen van het personeel aan de pensioenregeling, tot maximaal 500 miljoen euro tegen prijzen van 2004 voor de periode 2007-2013. |
|||||||||
Begrotingsprocedure 2007
Tweede Lezing van het Parlement - 14 december 2006
Meerjarig Financieel Kader - Marges
Cat. |
MFK 2007 |
Tweede lezing Raad |
Amendementen Parlement |
Tweede lezing Parlement |
Marges van het EP |
||||||
Vastleggingen |
Betalingen |
Vastleggingen |
Betalingen |
Vastleggingen |
Betalingen |
Vastleggingen |
Betalingen |
Vastleggingen |
Betalingen |
||
1 |
54.405.000.000 |
0 |
54.274.887.015 |
44.137.342.319 |
80.065.000 |
724.708.000 |
54.354.952.015 |
44.862.050.319 |
50.047.985 |
0 |
|
1a |
8.918.000.000 |
0 |
8.788.328.511 |
6.772.076.511 |
79.839.000 |
299.708.000 |
8.868.167.511 |
7.071.784.511 |
49.832.489 |
0 |
|
1b |
45.487.000.000 |
0 |
45.486.558.504 |
37.365.265.808 |
226.000 |
425.000.000 |
45.486.784.504 |
37.790.265.808 |
215.496 |
0 |
|
Europese Fondsen voor aanpassing aan de globalisering (buiten MFK & marge) |
500.000.000 |
0 |
|
|
500.000.000 |
|
|
|
|||
2 |
58.351.000.000 |
0 |
56.240.800.036 |
54.665.465.736 |
9.430.000 |
53.080.000 |
56.250.230.036 |
54.718.545.736 |
2.100.769.964 |
0 |
|
3 |
1.273.000.000 |
0 |
1.149.840.000 |
1.049.687.652 |
96.606.000 |
127.278.000 |
1.246.446.000 |
1.176.965.652 |
26.554.000 |
0 |
|
3a |
637.000.000 |
0 |
561.695.000 |
400.145.000 |
62.138.000 |
73.538.000 |
623.833.000 |
473.683.000 |
13.167.000 |
0 |
|
3b |
636.000.000 |
0 |
588.145.000 |
649.542.652 |
34.468.000 |
53.740.000 |
622.613.000 |
703.282.652 |
13.387.000 |
0 |
|
4 |
6.578.000.000 |
0 |
6.401.214.000 |
7.179.921.578 |
176.719.000 |
172.825.154 |
6.577.933.000 |
7.352.746.732 |
67.000 |
0 |
|
Reserve voor noodhulp (buiten MFK & marge*) |
234.527.000 |
0 |
|
|
234.527.000 |
|
|
|
|||
5 |
7.115.000.000 |
0 |
6.849.570.101 |
6.849.470.101 |
92.793.929 |
92.793.929 |
6.942.364.030 |
6.942.264.030 |
172.635.970 |
0 |
|
6 |
445.000.000 |
0 |
444.646.152 |
444.646.152 |
0 |
0 |
444.646.152 |
444.646.152 |
353.848 |
0 |
|
Totaal |
128.167.000.000 |
123.866.000.000 |
126.095.484.304 |
114.326.533.538 |
455.613.929 |
1.170.685.083 |
126.551.098.233 |
115.497.218.621 |
2.350.428.767 |
8.368.781.379 |
|
ADVIES van de Commissie buitenlandse zaken (22.3.2007)
aan de Begrotingscommissie
inzake de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008
(2007/2017(BUD))
Rapporteur voor advies: Michael Gahler
SUGGESTIES
De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. stelt met klem dat de begroting 2008 de Europese Unie in staat dient te stellen haar beleid doeltreffend te blijven uitvoeren en al haar toezeggingen in de betrekkingen met haar partners over de hele wereld na te komen; benadrukt dat er voor het externe optreden van de Unie voldoende middelen dienen te zijn ter ondersteuning van acties in verband met regionale integratieprocessen, consolidering van de democratie en bescherming van de mensenrechten in derde landen;
2. onderstreept de behoefte aan voldoende financiële middelen voor het handhaven van de prioriteiten van de Unie, gelet op de vele uitdagingen waarmee zij wordt geconfronteerd, of het nu gaat om het nabuurschapsbeleid of in meer algemene zin om de externe politieke betrekkingen met andere regio's in de wereld, zoals Afrika, Azië of Latijns-Amerika; herhaalt dat er verdere steun moet worden verleend aan alle initiatieven in derde landen die gericht zijn op de doorvoering van de nodige democratische, politieke en sociale hervormingen;
3. herinnert eraan dat steun voor democratie en mensenrechten, met inbegrip van de rechten van minderheden, essentiële onderdelen van het buitenlands beleid van de EU zijn; stelt dat deze prioriteit tot uiting moet komen door toewijzing van voldoende middelen aan alle externe en uitbreidingsinstrumenten, vooral met het oog op voortzetting van doeltreffende mensenrechtendialogen met landen waarvan de mensenrechtensituatie grote zorgen baart;
4. benadrukt het belang van duurzame vooruitgang op de westelijke Balkan en merkt op dat deze regio beschouwd dient te worden als een prioriteit in de activiteiten van de EU;
5. beklemtoont dat er voldoende middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor het toenemend aantal GBVB-activiteiten; onderstreept de noodzaak van adequate financiering van het optreden in Kosovo en beklemtoont dat het GBVB-budget voor 2008 waarschijnlijk onder druk zal komen te staan als gevolg van de aanzienlijke financiële inspanning die nodig is ter ondersteuning van de civiele EVDB-missie en van het functioneren van het kantoor van de Internationale Civiele Vertegenwoordiger; verwacht dat de Raad zo spoedig mogelijk duidelijk maakt welke gevolgen die missie op korte en middellange termijn zal hebben voor de draagkracht van de huidige GBVB-budget en dat hij het Parlement regelmatig en afdoende over de beoogde maatregelen inlicht;
6. is verheugd over het besluit van de Raad om Operatie Althea in Bosnië en Herzegovina in omvang te verminderen als teken dat de omstandigheden in dit land verbeteren en zich stabiliseren; merkt op dat eventuele reductieplannen een behoorlijke beoordeling van de veiligheidssituatie in het land vereisen;
7. benadrukt het belang van voortzetting van de toetredingsonderhandelingen op basis van eigen verdiensten en de hernieuwde consensus inzake de uitbreiding die de Europese Raad in december 2006 heeft bereikt;
8. is verheugd over de toezegging van de Commissie dat zij aanzienlijke vooruitgang wil boeken bij de doeltreffende ontwikkeling van het Europees nabuurschapsbeleid, en onderstreept dat het van cruciaal belang is om adequate financiële middelen beschikbaar te stellen voor het Europese Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument, dat bedoeld is om de democratie en de mensenrechten in de regio te bevorderen;
9. onderstreept dat de oostelijke dimensie van het EU-nabuurschapsbeleid adequater dient te worden gefinancierd, en dat er meer geld dient te gaan naar en het accent sterker dient te worden gelegd op de verbetering van de betrekkingen met in het bijzonder Oekraïne en Moldavië;
10. is van mening dat het door de toetreding van Roemenië en Bulgarije steeds noodzakelijker wordt het accent sterker te leggen op de samenwerking tussen de EU en het Zwarte-Zeegebied; merkt voorts op dat het nodig is een complexe benadering te vinden voor de gezamenlijke ontwikkeling van het Zwarte-Zeegebied en de Donau-regio op economisch, vervoers- en milieugebied en hiervoor adequate communautaire financieringsinstrumenten te ontwikkelen;
11. wenst dat in de begroting 2008 rekening wordt gehouden met de dringende behoefte aan steun voor het economisch overleven en de wederopbouw in het Midden-Oosten, met name in Palestina en Libanon en, als de omstandigheden het toelaten, in Irak;
12. is van mening dat de EU moet beginnen haar eerdere algemene beginselverklaringen over haar rol bij de politieke en economische wederopbouw van Irak te vertalen in concrete acties, bijvoorbeeld door een begin te maken met het sturen van een actief ontwikkelingssamenwerkingsbeleid dat gericht is op het gehele land en de samenwerking tussen alle Irakezen, daarbij voortbouwend op de democratische prestaties en de gunstige veíligheidssituatie in bepaalde delen van het land; is ervan overtuigd dat een dergelijke benadering een positief voorbeeld zou vormen voor het hele land en daarbuiten en in hoge mate zou bijdragen tot verbetering van de zichtbaarheid van de EU-bijstand, waarvan tot dusverre in het geheel geen sprake is;
13. herhaalt dat de EU eraan hecht Afghanistan hoog op de politieke agenda te houden; benadrukt het belang van adequate financiële middelen met het oog op de aanhoudende behoefte aan wederopbouw in dit land, waarbij een rechtstreeks verband bestaat met de verbetering van de veiligheidssituatie; onderstreept dat het met name nodig is steun te verlenen aan de ontwikkeling en consolidering van sterke overheidsinstellingen, de sociaal-economische en culturele ontwikkeling van het land, de ontwapening van particuliere milities en de bestrijding van de teelt van en de handel in verdovende middelen; verlangt naar behoren te worden ingelicht over alle aspecten van het engagement van de EU voor Afghanistan, met inbegrip van de geplande EVDB-missie;
14. is verheugd over de toezegging van de Commissie dat de EU de betrekkingen met Afrika zal aanhalen; onderstreept met name dat er steun moet worden verleend aan de Afrikaanse Unie en het Pan-Afrikaans Parlement, omdat dit de instellingen zijn die de Afrikaanse greep op het zoeken naar oplossingen voor de problemen van dit werelddeel versterken; herhaalt de noodzaak van ondersteuning van de Afrikaanse standby-troepenmacht bij zijn operaties op het Afrikaanse continent, met name in Soedan; onderstreept echter dat het van belang is parallel de bestuurlijke capaciteit van de subregionale organisaties te versterken, die onmisbare actoren zijn bij het voorkomen en oplossen van plaatselijke en regionale conflicten; spreekt opnieuw zijn steun uit voor het African Peer Review Mechanism, dat een belangrijke rol speelt bij het op gang brengen van het politieke hervormingsproces, en onderstreept de noodzaak van versterking van de bestuurlijke capaciteit van dit mechanisme;
15. is verheugd over de toezegging van de Commissie dat de samenwerking met belangrijke productie-, doorvoer- en verbruikslanden bij vraagstukken op energiegebied zal worden versterkt; onderstreept dat een duurzame, continue en concurrerende energievoorziening in de hele Unie alleen kan worden gewaarborgd door geleidelijk een gemeenschappelijk extern energiebeleid tot stand te brengen waarmee de Europese belangen actief worden bevorderd;
16. juicht het toe dat het Duitse voorzitterschap, het Parlement en de Raad aanstalten maken een voor alle betrokkenen vruchtbare dialoog over de GBVB-prioriteiten te ontwikkelen; verwacht in dit verband dat volledig uitvoering zal worden gegeven aan het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[1], dat voorziet in ten minste vijf gezamenlijke informatiebijeenkomsten per jaar en een jaarlijks uiterlijk op 15 juni door de Raad in te dienen document over het toekomstig beleid dat de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het GBVB behelst;
17. herhaalt zijn mening dat er, aangezien het Parlement moet worden geïnformeerd voordat kredieten worden vastgelegd en tot missies wordt besloten, behoefte is aan transparantie en volledige informatie voorafgaande aan besluiten over missies;
18. wenst op de hoogte te worden gesteld van de aspecten van de militaire uitgaven, met name voor het Athena-mechanisme;
19. ziet uit naar een betekenisvolle samenwerking met de Commissie in het kader van werkgroepen die belast worden met het toezicht op de programmering en uitvoering van de nieuwe instrumenten voor externe bijstand; neemt kennis van de plannen voor een tussentijdse toetsing van de werking van die instrumenten; herhaalt de wens van het Parlement om hierbij ten volle te worden betrokken.
PROCEDURE
Titel |
Jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008 |
||||||
Procedurenummer |
|||||||
Commissie ten principale |
BUDG |
||||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
AFET |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
|
||||||
Rapporteur voor advies |
Michael Gahler |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
12.3.2007 |
20.3.2007 |
|
|
|
||
Datum goedkeuring |
21.3.2007 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
49 4 4 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Vittorio Agnoletto, Roberta Alma Anastase, Robert Atkins, Panagiotis Beglitis, Monika Beňová, André Brie, Elmar Brok, Simon Coveney, Véronique De Keyser, Hanna Foltyn-Kubicka, Michael Gahler, Maciej Marian Giertych, Alfred Gomolka, Richard Howitt, Anna Ibrisagic, Bogdan Klich, Helmut Kuhne, Vytautas Landsbergis, Eugen Mihăescu, Philippe Morillon, Pasqualina Napoletano, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Baroness Nicholson of Winterbourne, Raimon Obiols i Germà, Janusz Onyszkiewicz, Ioan Mircea Paşcu, Alojz Peterle, Tobias Pflüger, Mirosław Mariusz Piotrowski, Hubert Pirker, Michel Rocard, Raül Romeva i Rueda, Libor Rouček, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Saryusz-Wolski, Marek Siwiec, István Szent-Iványi, Charles Tannock, Inese Vaidere, Geoffrey Van Orden, Ari Vatanen, Kristian Vigenin, Jan Marinus Wiersma |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Laima Liucija Andrikienė, Giulietto Chiesa, Alexandra Dobolyi, Carlo Fatuzzo, David Hammerstein Mintz, Tunne Kelam, Doris Pack, Inger Segelström, Adrian Severin, Jean Spautz, Csaba Sándor Tabajdi, Marcello Vernola |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
David Martin, Ria Oomen-Ruijten |
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
||||||
- [1] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
ADVIES van de Commissie internationale handel (27.3.2007)
aan de Begrotingscommissie
inzake de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008
(2007/2017(BUD))
Rapporteur voor advies: Peter Šťastný
SUGGESTIES
De Commissie internationale handel verzoekt de ten principale bevoegde Begrotingscommissie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. onderstreept dat de jaarlijkse beleidsstrategie voor 2008 een duidelijke weerspiegeling is van de omvang en diepgang van de uitdagingen waar de EU op handelsgebied voor staat, namelijk - afgezien van de succesvolle afsluiting van de Doha-ontwikkelingsronde als prioriteit nummer één - het ontwikkelen, onderhandelen over en uiteindelijk aangaan van nauwere economische betrekkingen en overeenkomsten op een toenemend aantal terreinen, zoals diensten, investeringen en intellectuele eigendomsrechten (IER's) en met een groeiend aantal partners in de wereld, zoals de ACS-landen, Oekraïne, Korea, China, de ASEAN, de Mercosur, Midden-Amerika, de Andesgemeenschap en nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten (PSO's) met Rusland, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië en Moldavië;
2. onderstreept in dit verband dat het Parlement op een zinvolle manier moet worden betrokken bij de onderhandelingen over en de goedkeuring van bilaterale en regionale handelsovereenkomsten; verzoekt de Commissie de bevoegde commissie van het Parlement regelmatig op de hoogte te brengen van de stand van de onderhandelingen en de uitkomst daarvan ter goedkeuring voor te leggen aan het Parlement;
3. onderstreept daarom dat het voorontwerp van begroting (VOB) de Commissie in termen van budgettaire en personele middelen voldoende armslag moet bieden om het toenemende aantal uitdagingen op handelsgebied naar behoren aan te kunnen en resultaten te kunnen boeken overeenkomstig de strategische doelstellingen die zijn vastgelegd in de nieuwe agenda van de Commissie voor 2007 in het kader van "Europa als wereldspeler", vooral op het vlak van bilaterale economische en handelsbetrekkingen; verzoekt de Commissie in dit verband het Parlement voorafgaand aan de indiening van het VOB te informeren over het aantal en de functie van de personeelsleden die zich momenteel met handelskwesties bezighouden in de delegaties van de Commissie in derde landen alsmede over hun capaciteiten en over de middelen waarover deze delegaties beschikken om de groeiende uitdagingen op handelsgebied te lijf te gaan, vooral in ontwikkelingslanden en opkomende economieën;
4. merkt op dat de wetsvoorstellen waarmee de Commissie in aansluiting op de evaluatie van de interne markt voor 2007 zal moeten komen in 2008 om burgers en bedrijven, met name het MKB, ten volle te laten profiteren van de interne markt, speciaal gericht moeten zijn op de externe handelsdimensie van de nieuwe initiatieven;
5. stelt vast dat een substantieel deel van de door de EU en de lidstaten toegezegde verhoging van de handelsgerelateerde bijstand tot 2 miljard EUR in 2010 zal worden bestemd voor de ACS-landen; constateert evenwel met zorg dat alleen de collectieve bijdrage van de EU-lidstaten is bedoeld als aanvulling op de middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds; dringt er bij de Raad en de Commissie op aan zo spoedig mogelijk en geruime tijd voordat de onderhandelingen over de Europese partnerschapsovereenkomsten worden afgerond duidelijkheid te verschaffen over de omvang en het budgettaire karakter van deze toezegging;
6. roept de Commissie op helderheid te verschaffen over de bedragen die benodigd zijn voor de financiering van horizontale handelsgerelateerde bijstandsinitiatieven, met inbegrip van bilaterale, regionale en multilaterale initiatieven zoals het zgn. Geïntegreerde Kader;
7. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om een periodieke rapportage in te stellen over handelsgerelateerde bijstand/programma's en uitgaven voor Aid for Trade om het Parlement te informeren over de gefinancierde maatregelen en waar nodig over de resultaten van uitgevoerde controles en evaluaties, over de betrokkenheid van de relevante partners, de nakoming van de beloftes, de budgettaire toezeggingen en de betalingen, een en ander gespecificeerd per land, per regio en naar type bijstand;
8. stelt bezorgd vast dat de Commissie internationale handel nog geen specifieke schriftelijke informatie heeft ontvangen omtrent de doelstellingen, de strategieën en de commerciële en economische elementen van de toekomstige overeenkomsten met derde landen, zoals de kaderovereenkomst EU-China, de nieuwe uitgebreide overeenkomst met Oekraïne, de handelsovereenkomsten met Midden-Amerika en de Andesgemeenschap of de nieuwe PSO's met Rusland en Armenië, Azerbeidzjan, Georgië en Moldavië;
9. zou graag zien dat er voldoende middelen worden gereserveerd voor een zo spoedig mogelijk te verrichten duurzaamheidseffectbeoordeling van alle voorgestelde handelsakkoorden, die in ieder geval ruim vóór het einde van de onderhandelingen dient plaats te vinden;
10. onderstreept dat het Parlement tijdig moet worden geraadpleegd over voorstellen voor macrofinanciële bijstand (MFB), zodat het in een normale tijdsspanne en procedure zijn standpunt kan bepalen en advies kan uitbrengen; verzoekt de Commissie in dit verband het Parlement op de hoogte te stellen van de MFB-programmering en het vermoedelijke tijdschema voor de MFB-gerelateerde voorstellen van de Commissie;
11. is ingenomen met het besluit van de Commissie om hoge prioriteit te geven aan het energiebeleid en de bestrijding van de klimaatverandering, maar acht het van essentieel belang dat het externe handelsbeleid zo wordt vormgegeven dat deze doelstellingen worden ondersteund.
PROCEDURE
Titel |
De jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008 |
||||||
Procedurenummer |
|||||||
Commissie ten principale |
BUDG |
||||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
INTA |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
|
||||||
Rapporteur voor advies |
Peter Šťastný |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
|
||||||
Behandeling in de commissie |
27.2.2007 |
|
|
|
|
||
Datum goedkeuring |
21.3.2007 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
22 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Kader Arif, Graham Booth, Carlos Carnero González, Christofer Fjellner, Béla Glattfelder, Eduard Raul Hellvig, Jacky Henin, Syed Kamall, Ģirts Valdis Kristovskis, Caroline Lucas, Marusya Ivanova Lyubcheva, Erika Mann, David Martin, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Tokia Saïfi, Peter Šťastný, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Zbigniew Zaleski |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Panagiotis Beglitis, Danutė Budreikaitė, Elisa Ferreira, Małgorzata Handzlik, Jens Holm, Sepp Kusstatscher, Eugenijus Maldeikis, Zuzana Roithová, Corien Wortmann-Kool |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
|
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
||||||
BIJLAGE
Triloog 7 maart 2007
Conclusies
De triloog werd georganiseerd onder toepassing van punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) over begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer van 17 maart 2006.
Deze conclusies zijn bedoeld om te inventariseren tot welke overeenkomst de drie instellingen zijn gekomen.
1. Gemeenschappelijke onderneming ITER
Het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen dat:
• de gemeenschappelijke onderneming ITER wordt beschouwd als een agentschap van de Gemeenschap voor de toepassing van punt 47 van het IIA;
• het Europees Parlement is bevoegd voor de kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ITER.
Het Europees Parlement en de Raad gaan akkoord met de Gemeenschapsbijdrage aan ITER uit het zevende kaderprogramma voor Euratom (maximaal 986 mln EUR[1] voor de periode 2007-2011) zoals voorgesteld door de Commissie. Met de kanttekening dat het ITER-project volgens de plannen na 2011 verder loopt en tot 2041 zal moeten doorlopen, zijn de desbetreffende bedragen voor 2012 en 2013 voorzien in de financiële programmering. De toekomstige financiering zal in het debat over het volgende financiële kader aan de orde worden gesteld.
2. Agentschappen
In hun streven naar optimalisering van het functioneren van de bestaande agentschappen en de procedures die van toepassing zijn op de oprichting van nieuwe agentschappen zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeengekomen een grondige discussie te voeren, met name wat betreft een uitvoerige kosten-batenanalyse, inclusief administratieve kosten, voordat er nieuwe agentschappen in het leven worden geroepen en de herzieningsclausules in de specifieke verordeningen inzake bestaande agentschappen worden uitgevoerd.
In deze context spreken zij de bereidheid uit te streven naar voortzetting en verdieping van het debat over de verdere ontwikkeling van de in punt 47 van het IIA voorziene procedure.
Deze discussie zal op de komende trilogen worden voortgezet; de eerstvolgende vindt plaats op 18 april 2007.
__________________________
- [1] op een indicatieve totale bijdrage uit de EU-begroting aan de gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie van 1.290 mln EUR
PROCEDURE
Titel |
Jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor de begrotingsprocedure 2008 |
||||||||
Procedurenummer |
|||||||||
Commissie ten principale |
BUDG |
||||||||
Medeadviserende commissie(s) |
Alle |
|
|
|
|
||||
Rapporteur(s) |
Kyösti Virrankoski |
||||||||
Vervangen rapporteur(s) |
James Elles |
||||||||
Datum besluit opstelling verslag |
|
||||||||
Behandeling in de commissie |
26.2.2007 |
21.3.2007 |
29.3.2007 |
|
|
||||
Datum goedkeuring |
29.3.2007 |
||||||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
32 |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Laima Liucija Andrikienė, Richard James Ashworth, Reimer Böge, Simon Busuttil, Joan Calabuig Rull, Paulo Casaca, Gérard Deprez, Salvador Garriga Polledo, Neena Gill, Ingeborg Gräßle, Louis Grech, Nathalie Griesbeck, Catherine Guy-Quint, Monica Maria Iacob-Ridzi, Anne E. Jensen, Sergej Kozlík, Wiesław Stefan Kuc, Janusz Lewandowski, Nils Lundgren, Vladimír Maňka, Esko Seppänen, Nina Škottová, László Surján, Kyösti Virrankoski, Ralf Walter |
||||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervangers |
Thijs Berman, Hans-Peter Martin, José Javier Pomés Ruiz, Paul Rübig, José Albino Silva Peneda, Margarita Starkevičiūtė, Peter Šťastný |
||||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervangers (art. 178, lid 2) |
Janusz Onyszkiewicz, Toomas Savi, Grażyna Staniszewska |
||||||||
Datum indiening |
3.4.2007 |
||||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
... |
||||||||