VERSLAG over "kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU"

26.4.2007 - (2006/2274(INI))

Commissie industrie, onderzoek en energie
Rapporteur: Adam Gierek

Procedure : 2006/2274(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0159/2007
Ingediende teksten :
A6-0159/2007
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over "kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU"

(2006/2274(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op de mededeling van de Commissie getiteld "Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU" (COM(2006)0502),

–   gelet op de mededeling van de Commissie "Investeren in wetenschappelijk onderzoek: actieplan voor Europa" (COM(2003)0226),

–   gelet op de mededeling van de Commissie "Uitvoering van het communautaire Lissabon-programma: Meer onderzoek en innovatie - Investeren voor groei en werkgelegenheid: een gemeenschappelijke aanpak" (COM(2005)0488) en de daarbij gaande werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2005)1253 en SEC(2005)1289),

–   gelet op het verslag over onderzoek, ontwikkeling en innovatie, dat werd opgesteld door de onafhankelijke groep van deskundigen welke werd ingesteld als voortvloeisel van de top van Hampton Court, getiteld: "Het scheppen van een innoverend Europa" van januari 2006 (het zogenaamde "Aho-verslag"),

–   gelet op de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad te Lissabon van 23-24 maart 2000, waarop besloten werd de Europese Unie te transformeren tot de meest concurrerende en dynamische kennis-economie ter wereld, en de conclusies van het voorzitterschap van de zittingen van de Europese Raad te Brussel van 22-23 maart 2005 en 23-24 maart 2006,

–   gelet op de conclusies van de 2 769e zitting van de Raad voor mededingingszaken van 4 december 2006[1],

–   gelet op de mededeling van de Commissie genaamd: "Samen werken aan groei en werkgelegenheid - een nieuwe start voor de Lissabon-strategie" (COM(2005)0024),

–   gelet op de mededeling van de Commissie getiteld: "Gemeenschappelijke actie voor groei en werkgelegenheid: het communautair Lissabon-programma" (COM(2005)0330),

–   gelet op de nationale hervormingsprogramma's (NHPs) die door de lidstaten zijn ingediend, de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van hun nationale hervormingsprogramma's[2] van de herfst van 2006, en de evaluatie van de uitvoering van deze NHPs door de Commissie in haar jaarlijks vooruitgangsverslag (COM(2006)0816),

–  gelet op aanbeveling 2005/601/EG van de Raad van 12 juli 2005 over de brede richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (2005-2008)[3] en besluit 2005/600/EG van de Raad van 12 juli 2005 over de richtsnoeren van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten[4], die tezamen de "geïntegreerde richtsnoeren voor werkgelegenheid en groei" vormen,

–   gelet op besluit nr. 1982/2006/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieactiviteiten (2007-2013)[5],

–   gelet op het besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot oprichting van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013)[6],

–   gelet op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Technologie-instituut (COM(2006)0604),

–   gelet op het voorstel voor een verordening van de Raad over het communautaire octrooi (COM(2000)0412) en de herziene tekst van het voorzitterschap[7],

–   gelet op het communautair kader voor overheidssubsidies voor onderzoek en ontwikkeling en innovatie[8], en de mededeling van de Commissie getiteld "Naar een doeltreffender gebruik van fiscale stimulansen voor O & O" (COM(2006)728),

–   gelet op het werkdocument van de Commissie getiteld "Verslag over het Europese concurrentievermogen 2006" (SEC(2006)1467) en de mededeling van de Commissie getiteld "Economische hervormingen en concurrentievermogen: de belangrijkste boodschappen uit het verslag over het Europese concurrentievermogen 2006" (COM(2006)0697),

–   gelet op de "Balans van het Europese innovatievermogen 2006", waaruit duidelijk blijkt dat de Verenigde Staten en Japan op dit gebied een voorsprong op de EU blijven behouden[9],

–   gelet op het OESO-document "Science, Technology and Industry Outlook 2006"[10],

–   gelet op zijn resolutie van 5 juli 2006 inzake verwezenlijking van het communautaire programma van Lissabon: Wetenschappelijk onderzoek en innovatie als investeringen in dienst van groei en werkgelegenheid: een gemeenschappelijk concept[11],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 oktober 2006 over het toekomstige octrooibeleid in Europa[12],

–   gelet op zijn resolutie van 15 maart 2006 over de inbreng in de zitting van de Europese Raad van het voorjaar van 2006 met betrekking tot de strategie van Lissabon[13],

–   gelet op het verslag van de groep van deskundigen van juli 2004 getiteld "Institutionele hervorming met het oog op de overdracht van technologie van wetenschap naar het bedrijfsleven",

–   gelet op het werkdocument van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 8 november 2006, getiteld "Investering in kennis en innovatie (strategie van Lissabon)", informatieverslag INT/325,

–   gelet op het initiatief i2010, en met name op de mededeling van de Commissie getiteld "Het i2010-actieplan voor de elektronische overheid: Versnelde invoering van de elektronische overheid voor het nut van iedereen (COM(2006)0173)",

–   gelet op het werkdocument van de Commissie getiteld "Innovatie in de dienstensector" van november 2006,

–   gelet op het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling getiteld "Een bijdrage aan het toekomstige beleid voor regionale ontwikkeling en innoveringsvermogen van de EU" (A6-0000/2007),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van zijn Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie juridische zaken (A6‑0159/2007),

A. kennis nemend van de stand van uitvoering van de Strategie van Lissabon en de daarmee verband houdende behoefte, in het licht van de wereldwijde concurrentie, aan een veelzijdiger innovatiestrategie,

B.  overwegende dat differentiatie door innovatie een van de manieren is waarop de EU de uitdagingen van de globalisering het hoofd kan bieden,

C. overwegende dat zowel de doorstroming van academische expertise, in het bijzonder naar de KMO's, als de beschikbaarheid van onderzoeksresultaten, met name voor innovaties met een sociale dimensie, moeten worden opgevoerd, en overwegende dat de geografische concentratie van innovatieplatforms aan de orde moet worden gesteld om zodoende de vaardigheden en de diversiteit in de verschillende EU-regio's te benutten,

D. overwegende dat grote reserves aan specialistische kennis die in wetenschappelijke centra van de Europese Unie geconcentreerd zijn, onvoldoende worden benut,

E.  overwegende dat de innovatieondersteunende mechanismen niet op concurrentie gericht zijn en een gebrek vertonen aan transparante en eerlijke voorwaarden voor alle spelers die innovatieve activiteiten uitvoeren, met inbegrip van kleine innoverende bedrijven en technologische innovatiecentra,

F.  overwegende dat de conventionele benadering om vernieuwing aan te stuwen, waar technologie verder wordt ontwikkeld en de vraag toeneemt, op zich niet voldoende is, en de gelijktijdige promotie van gunstige marktomstandigheden vereist om een gereglementeerd klimaat te creëren waarin innovatie het beste kan gedijen,

G. overwegende dat een goed functionerende interne markt, ondersteund door de nieuwe dienstenrichtlijn, een gunstig klimaat schept voor innovatie op basis van groeiende competitie in een meer uitgebreide en stabiele economische omgeving en grotere investeringen zal aantrekken en de mobiliteit van werknemers in de hand zal werken,

H. overwegende dat een goed functionerende interne markt, ondersteund door de nieuwe dienstenrichtlijn, een gunstig klimaat schept voor innovatie op basis van groeiende competitie in een meer uitgebreide en stabiele economische omgeving en grotere investeringen zal aantrekken en de mobiliteit van werknemers in de hand zal werken,

I.   overwegende dat verbetering van het concurrentievermogen en van de levenskwaliteit van de burgers van de EU het fundamentele doel is van de innovatie,

J.   overwegende dat het beginsel van uitmuntendheid, dat hooguit terecht is bij de ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek dat topprioriteit heeft, gezonde competitie voor innovatieondersteuning in de weg staat en kleinere spelers (innovatiebedrijven, technologische en innovatiecentra) uitsluit van toegang tot ondersteuningsprogramma's,

K. overwegende dat innovatie het ook mogelijk maakt de traditionele sectoren in stand te houden,

L.  benadrukkend dat innovatievermogen een belangrijke rol speelt bij het gestalte geven aan het sociaal model van de lidstaten van de EU,

M. overwegende dat innovatie kan bijdragen aan de integratie van bepaalde sociale groepen, zoals mensen met een handicap,

N. overwegende dat de ontwikkeling van goederen, diensten en processen een innovatiepotentieel voor de EU blijft bieden, dat slecht benut wordt,

O. overwegende dat institutionele ondersteuning van het proces van administratie van kennis in innovatie en auteursrechten noodzakelijk is,

P.  gelet op het belang van de financiering van het innovatiebeleid, waarbij de rol van openbare aanbestedingen en publiek-private partnerschappen moet worden vergroot,

Q. overwegende dat onderwijs, met inbegrip van interdisciplinair onderwijs, een voorwaarde is voor innovatievermogen, waarbij ook moet worden gedacht aan terreinen die raakvlakken hebben met de traditionele vakken en dat innovatie een integraal onderdeel van de schoolprogramma's op alle niveaus van onderwijs zou moeten zijn;

R.  overwegende dat permanente vorming kan leiden tot een ruimere kennis over innovaties en dat de bevordering van de informatiesamenleving een goed middel vormt ter bestrijding van marginalisering op de arbeidsmarkt,

S.  overwegende dat het scheppen van Europese standaarden en normen van kwaliteit in een vroegtijdig stadium van de ontwikkeling van moderne producten en diensten een bron van innovatievermogen zou kunnen zijn,

T.  overwegende dat het Zevende Kaderprogramma vorm moet geven aan een krachtiger en omvangrijker Europese Ruimte voor Onderzoek, die zich concentreert op een aantal concrete doelgebieden,

U. overwegende dat de definitie van innovatie in het "Oslo-handboek"van de OESO een brede interpretatie heeft gekregen en dat dit de standaarddefinitie aan het worden is voor de Europese instellingen;

1.  staat positief ten opzichte van het voorstel van de Commissie voor een "initiatief voor pioniersmarkten", gericht op het in de handel brengen van innoverende producten en diensten op gebieden waarop de EU een leidende plaats kan innemen op de wereldmarkt; is van mening dat het nieuwe leidendemarktinitiatief, dat in het bijzonder gefocust moet worden op de ontwikkeling en het op de markt brengen van nieuwe innoverende producten en diensten, vooral dient te worden gelanceerd op terreinen met een hoge potentiële vraag, terwijl ervoor wordt gezorgd dat de minder ontwikkelde regio’s niet in de steek worden gelaten;

2.  wijst op het belang om bij het ontwerpen van beleid ter ondersteuning van innovatie, zich te richten op innovatie in de bredere zin van het woord, teneinde zowel de dienstensector, met inbegrip van de toeristenindustrie hierbij te betrekken, als niet-technologische innovatie, dat wil zeggen innovatie op het gebied van marketing en organisatie; staat volledig achter de conclusies van de Raad Concurrentievermogen van 5 december 2006, waarin hij de Commissie verzoekt een beleidsaanpak te ontwikkelen voor innovatie in de dienstensector en voor niet-technologische innovatie en verzoekt de Commissie de representatieve vakorganisaties van de kleine ondernemingen en ambachtelijke ondernemingen te betrekken bij haar beraadslagingen hierover;

3.  is van oordeel dat de kleine en middelgrote ondernemingen, evenals clusters en samenwerkingsverbanden tussen organisaties, ondernemingen, universiteiten en onderzoekscentra, met inbegrip van die in de low- en medium-tech-sectoren, weliswaar een bijzondere rol kunnen spelen bij het vinden en invoeren van innoverende technieken , maar dat het ontbreekt aan systematische overheidssteun onder transparante voorwaarden; juicht evenwel toe dat het nieuwe kader voor overheidssteun aan O&O en innovatie voorziet in een lijst van specifieke maatregelen om de innovatieactiviteiten te ondersteunen van de kleine en middelgrote ondernemingen;

4.  dringt er bij de lidstaten op aan om het Europese bedrijfsleven nieuw leven in te blazen door het terugdringen van de bureaucratie en een daaraan verbonden kwaliteitsverbetering van de regelgeving en vermindering van de administratieve lasten; is ervan overtuigd dat een betere regelgeving, met name voor de KMO's, die zuchten onder de last van talloze onnodige regels, gunstige marktomstandigheden zal bevorderen en ertoe zal bijdragen dat nieuwe, innoverende producten en diensten op de "topmarkten" worden geplaatst en dat betere regelgeving ook het geloof en vertrouwen van de consument zal vergroten;

5.  is verheugd over het inzetten van een nog meer omvattende innovatiestrategie ten gunste van de kleine en micro-ondernemingen, waarvan het innovatiepotentieel, met name op het gebied van low of medium tech en niet-technologische innovatie tot op heden onvoldoende erkend en benut wordt; betreurt het echter dat in de mededeling van de Commissie over het in de praktijk brengen van de kennis geen operationele maatregelen werden voorgesteld die gericht zijn op deze bedrijven; verzoekt de Commissie en de Raad derhalve om rekening te houden met de karakteristieken en behoeften van deze bedrijven en dit tot uiting te laten komen in de tien prioriteiten van de omvattende strategie, en vraagt de Commissie om, samen met de representatieve vakorganisaties van deze bedrijven, een op maat gesneden programma voor een ruim interpreteerbare innovatieontwikkeling binnen deze bedrijven - ongeacht binnen welke sector zij actief zijn - voor te leggen aan de Raad en het Parlement;

6.  onderstreept het belang van natuurwetenschappen, technologie en innivatie in onderwijs en cultuur en benadrukt de noodzaak dat er op de schoolprogramma's van de lidstaten activiteiten en initiatieven moeten worden ingevoerd, die erop gericht zijn de jongeren aan te trekken tot wetenschap en innovatie;is van oordeel dat de kwaliteit en beschikbaarheid van permanente eductaie moeten worden verhoogd om een kennismaatschappij tot stand te brengen die de vruchten kan plukken van de Europese innovatie;

7.  beveelt de Commissie en de lidstaten aan om te beoordelen in welke mate de totstandbrenging van een echt Europees systeem voor vervolgonderwijs en bijscholing een bijdrage zou kunnen leveren aan de versterking van de Europese arbeidsmarkt;

8.  acht maatregelen op communautair, regionaal en lokaal niveau nodig om het aantal met name vrouwelijke afgestudeerden van wetenschappelijke, ingenieurs- en technische opleidingen te verhogen, ook wat primair onderzoek betreft en met name door het programma Mensen te gebruiken, dat deel uitmaakt van het zevende kaderprogramma, door beurzen, prijzen en andere stimulansen te ondersteunen en door vrouwen aan te moedigen innoverende bedrijven op te richten, in het bijzonder via mentoringprojecten en andere vormen van ondersteuning;

9.  dringt aan op de oprichting van voor de verwezenlijking van innovaties onmisbare technologische en wetenschappelijke infrastructuur in reeds bestaande tertiare onderwijscentra, om de ontwikkelingsvooruitzichten van de studiecentra te verzekeren; herinnert aan het belang van de financiering van fysieke en technische infrastructuur van hoge kwaliteit om investeringen aan te trekken en de arbeidsmobiliteit te bevorderen;

10. onderstreept dat het innovatieproces vraagt om een doelmatige territoriale organisatie, met inbegrip van nieuwe modellen voor de relatie tussen ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten (bijvoorbeeld clusters, districten, platforms) en wijst op het positieve effect dat innovatie kan hebben op organisatorische processen; roept de lidstaten op om de structuurfondsen aan te wenden voor de inrichting van nieuwe en de versterking van bestaande infrastructuren voor innovatieontwikkeling - in de vorm van innovatiecentra, technische incubators en centra voor onderzoek en ontwikkeling - in de regio's die over voldoende innovatie- en kennispotentieel beschikken; stelt zich op het standpunt dat kostenloze of goedkope breedbandtoegang ter bevordering van de kennisindustrie een voorwaarde vormt voor de opbouw van innovatiecapaciteit in de EU; verwelkomt de inspanningen om de kennisoverdracht tussen universiteiten en andere openbare onderzoeksinstellingen enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds te bevorderen;

11. dringt er bij de lidstaten op aan om fiscale prikkels te overwegen die ondernemers stimuleren tot het verrichten van investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie; , alsook, indien nodig, een structurele herziening van bestaande systemen en stimulansen;

12. dringt bij de lidstaten aan op een vlotte onderlinge samenwerking teneinde de vorming van de interne markt te voltooien en een politiek akkoord te bewerkstelligen inzake wetgevende en niet-wetgevende maatregelen op die gebieden waar nog steeds barrières bestaan en die het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitaal en werknemers belemmeren, waardoor ondernemers hun investeringen in innovatie niet terug kunnen verdienen;

13. acht het nodig de belemmeringen voor het vrije verkeer van productiefactoren en goederen op de interne markt te beperken, aangezien dit kan bijdragen tot een betere toegang tot risicokapitaal, terwijl de mobiliteit van onderzoekers en technologisch innoverende goederen en diensten en een betere kennisstroom worden gegarandeerd, hetgeen allemaal bijdraagt tot de ontwikkeling van een echte Europese innovatieruimte; is van mening dat er meer aandacht moet uitgaan naar nuttige innovatieve oplossingen, met name voor de dienstensector, en gelooft dat het steeds verder verwijderen van barrières voor het vrije verkeer van goederen, diensten en kapitaal, de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van personen, met inbegrip van werknemers, innovatie in de hand zal werken;

14. wijst op het positieve effect van het bestaan van de Europese technologische platforms (ETP) en roept de lidstaten op deze platforms te ondersteunen en het ontstaan van ETP-netwerken aan te moedigen; staat ook positief tegenover het besluit van de Raad inzake de gemeenschappelijke technologische initiatieven op gebieden die van kardinaal belang zijn voor het Europese innovatievermogen, in de vorm van publiek-private partnerschappen;

15. dringt er bij de lidstaten op aan dat zij, in volgorde van belang, aangeven welke domeinen naar hun mening prioritair zijn voor de innovatie, zowel op het gebied van toegepast onderzoek en technologie als op dat van niet-technologische activiteiten zoals managementtheorieën en organisatie van het ambtenarenapparaat en dat zij, behalve hun eigen prioriteiten, ook de door de Europese technologische platforms vastgestelde prioriteiten op het gebied van innovatie ondersteunen;

16. roept de Commissie op om het uitwisselen van de beste praktijken aan te moedigen en het identificeren en uitwisselen van lessen die men heeft geleerd van onjuiste praktijken, met name om betere regulering te bevorderen met betrekking tot gezamenlijk technologische initiatieven op basis van gespecialiseerde publiek-private partnerschappen, hetgeen de ontwikkeling van innovatie ook in minder ontwikkelde EU-regio's zou stimuleren;

17. vestigt de aandacht van de Commissie en de lidstaten op het feit dat de eventuele op te richten Europees Technologie-Instituut (EIT) ook de ambitie moet hebben om te investeren in de relatie tussen kennisinstellingen en bedrijven, en zich daarom in de eerste plaats op innovatie moet richten; dat het naast zijn coördinerende rol binnen de innovatiedriehoek, ook de mededinging moet bevorderen op innoverende gebieden en daardoor een belangrijke bijdrage kan leveren aan het omzetten van het Europees innovatiepotentieel in praktische toepasbaarheid;

18. neemt kennis van de oprichting van de Europese Onderzoeksraad en dringt erop aan dat innovatie en zicht op functionele toepasbaarheid van het gekozen onderzoek belangrijke criteria zijn bij de keuze van de onderzoeksgebieden;

19. onderstreept dat het in de Lissabon-strategie genoemde streefcijfer van 3% van het BBP voor O&O-uitgaven als een minimum beschouwt;

20. begrijpt dat de onzekerheden die aan O&O inherent zijn remmend werken op de bereidheid van de financiële markten om in O&O-projecten te investeren; verwelkomt het voorstel van de Commissie inzake een risicodelende financieringsfaciliteit voor investeringen in O&O-projecten met een hoog risico via leningen en waarborgen;

21. neemt kennis van het programma voor concurrentievermogen en innovatie, dat adequate financiële instrumenten bevat en van de mededeling van de Commissie "Financiering van de ontwikkeling van de KMO", waarin concrete acties worden aangekondigd om de investeringen in risicodragend kapitaal te verhogen;

22. benadrukt dat de toegang tot middelen van essentieel belang is om O&O te verhogen, nieuwe technologieën te ontwikkelen en innoverende oplossingen op de markt te brengen; onderstreept in dit verband de noodzaak van zowel financiering in een vroeg stadium, als financiering van voldoende lange duur; onderstreept echter dat de huidige durfkapitaalregelingen niet aansluiten op de behoeften aan innovatiefinanciering, met name op het gebied van niet-technologische innovatie; roept derhalve de lidstaten op om gebruik te maken van publieke fondsen, met inbegrip van de structuurfondsen, om een begin te maken met het oprichten van durfkapitaalfondsen in de vorm van publiek-private partnerschappen in regio's en omgevingen die innovatiepotentieel en een stevige kennisbasis; dringt er verder bij de Commissie, de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds op aan om passende financieringswijzen vast te stellen door het durfkapitaal aan te passen of, zonodig, middelen beschikbaar te stellen voor innoverende financieringsinstrumenten;

23. dringt er bij de lidstaten en de regionale en lokale overheden op aan om goedkeuring te verlenen aan innovatieve en ecologische vernieuwingen, in het kader van het programma inzake concurrentievermogen en innovatie, en vestigt ook de aandacht op de mogelijkheid om gebruik te maken van de financiële steun voor het MKB, zoals in het programma JEREMIE; moedigt de Commissie, lidstaten en regionale overheden aan gebruik te maken van vernieuwende bronnen van financiële steun voor innovatiegericht onderzoek zoals het 'innovatievoucher'-systeem; moedigt de verantwoordelijke regionale actoren aan ook experimentele en daarom riskante maatregelen uit de Structuurfondsen te financieren;

24. roept de verantwoordelijke actoren op regionaal en lokaal niveau op om gunstige omstandigheden te creëren, innovatiebevordering tot een speerpunt van de operationele programma’s te maken en een belangrijk deel van de middelen uit de Structuurfondsen te bestemmen voor investeringen in kennis, innovatie en bijkomende opleiding, hetgeen onder andere als voordeel zal hebben dat er arbeidsplaatsen worden gecreëerd, de inzetbaarheid van werknemers wordt verbeterd en de trends van brain drain en ontvolking worden tegengegaan; verzoekt de lidstaten ook deze inspanningen te ondersteunen met openbare investeringen in instellingen voor hoger onderwijs die gericht zijn op de ontwikkeling van individueel talent;

25. verzoekt de Commissie de behaalde resultaten te evalueren, door de kwaliteit, de kwantiteit en de financiële aspecten van projecten en acties te beoordelen, en wel zo dat de efficiëntie van toekomstige acties er mettertijd beter door wordt;

26. verwacht dat meer mededinging als gevolg van de interne markt bedrijven ertoe zal aanzetten meer geld aan onderzoek en innovatie te besteden; verzoekt de bedrijven een deel van hun winst te investeren in onderzoek en technologische ontwikkeling;

27. is van mening dat eco-innovatie een belangrijke rol speelt in het verbeteren van onder andere energie-efficiëntie, de ontwikkeling van veilige, schone energievoorraden (waaronder hernieuwbare energiebronnen) en de verbetering van de internationale concurrentiepositie van de EU; is daarom van mening dat binnen het EU innovatiebeleid een grotere aandacht zou moeten worden geschonken aan eco-innovatie, en dat de EU er naar moet streven "toprunner" te worden op dit gebied;

28. is van oordeel dat de steden een belangrijke rol kunnen spelen bij de voorbereiding van de innovatiestrategie voor de gehele regio en in voorkomende gevallen het voortouw kunnen nemen op het gebied van bepaalde veelbelovende projecten, zoals bijvoorbeeld het gebruik maken van thermo-moderniseringspotentieel en gezamenlijke opwekking van warmte en stroom, en het nemen van andere acties zoals de ontwikkeling van wetenschap- en technologieparken;

29. vestigt de aandacht op de problemen van minder ontwikkelde regio’s om kapitaal voor investeringen aan te trekken en verzoekt de lidstaten en de actoren op lokaal en regionaal niveau meer gebruik van de kredietfaciliteiten van de EIB te maken en publiek-private partnerschappen op het gebied van innoverende maatregelen te bevorderen en te versterken, met bijzondere aandacht voor beste praktijken en een doeltreffende besteding van overheidsgeld;

30. hamert op de noodzaak om ondernemers niet louter als afnemers van innovatieprocessen en –mechanismen te beschouwen, maar juist hun rol van belangrijkste drijvende kracht achter innovatieactiviteiten te versterken;

31. verwijst naar het initiatief "Europe Innova", dat een actiever beleid behelst ter zake van de schepping en ondersteuning van innoverende ondernemingen in de dienstensector;

32. verzoekt de Commissie om de gebruikmaking te bevorderen van verdere ontwikkelde "Euro-info centers" en relaiscentra voor innovatie, die op regionaal vlak een rijkgeschakeerde dienstverlening bieden voor alle actoren die bij het innovatieproces betrokken zijn, en met name voor individuele innovatoren en kleine innoverende ondernemingen; , opdat deze in alle regio's van de EU stimulerend kunnen werken op de ontwikkeling van innovatie door middel van een betere doorstroom van informatie; moedigt daarom brancheorganisaties en intermediaire organisaties, zoals Kamers van Koophandel en andere infocentra, aan om in samenwerking met deze Euro-info centres en relaiscentra voor innovatie, zich in te richten als "one-stop-informatieshops"; dringt er verder bij de Commissie op aan om deze intermediaire organisaties, die de MKB vertegenwoordigen, te steunen bij de taken die zij vervullen bij de ontwikkeling van innovatie en als adviseurs daarbij, doro deze adviesmechanismen de nodige steun te verlenen;

33. dringt er bij de lidstaten op aan om door te blijven gaan met hun inspanningen gericht op het terugdringen van alle regionale verschillen die de totstandbrenging van een Europese wetenschappelijke en technologische ruimte belemmeren;

34. is van oordeel dat openbare aanbestedingen een rol van strategische betekenis spelen bij de bevordering van innoverende producten en diensten; mits dit samengaat met het creëren van meer doelmatige en nuttige producten en met het verlenen van rationeel georganiseerde diensten met een betere prijs-kwaliteitsverhouding; roept de lidstaten en de regionale en lokale autoriteiten op om te letten op échte innovatie bij de selectie van beste inschrijvingen op openbare aanbestedingen;

35. is tevreden met het voornemen van de Commissie om richtsnoeren te publiceren om te zorgen voor een zo effectief mogelijke benutting van het geconsolideerde juridische kader voor overheidsopdrachten, die niet alleen de mededinging bevordert, maar ook de regels versoepelt, zodat het overnemen van innovatieve oplossingen en creativiteit worden gestimuleerd;

36. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan om de rechtsnormen die gelden voor de economische aspecten van onderzoek en innovatie te verbeteren met het doel de verspreiding van processen, procédés of uitvindingen binnen een context van internationale openheid beter te beschermen;

37. merkt op dat innovatie in de dienstensector van groot belang is voor de economie en dat de bescherming van het intellectueel eigendom in deze sector zich in Europa vaak beperkt tot de bescherming van het fabricage- en bedrijfsgeheim; is van oordeel dat kleinere ondernemingen onderhandelingen over en het afdwingen van geheimhoudingsovereenkomsten als lastig en kostbaar ervaren en dat dit samenwerkingsverbanden en het aantrekken van middelen kan belemmeren;

38. beklemtoont dat inspanningen gericht moeten zijn op het bevorderen van de omzetting van onderzoeksresultaten in producten waar vraag naar is, in het bijzonder voor de KMO's (waarbij fundamenteel onderzoek evenwel niet mag worden verwaarloosd), en is van mening dat een meer holistische aanpak nodig is, waarin een nauwe samenwerking tussen de onderzoekswereld en het zakenleven in evenwicht is met de belangen van de consument, de burgermaatschappij en het milieu en waarbij alle lokale actoren (publieke en private) worden betrokken; is tevreden met het feit dat de Commissie van plan is een mededeling goed te keuren om de kennisoverdracht tussen universiteiten en andere openbare onderzoeksinstellingen en de bedrijfswereld te bevorderen;

39. stelt dat auteursrechtelijke bescherming en een betrouwbaar Europees octrooisysteem van doorslaggevend belang zijn bij de opbouw van een kenniseconomie en –maatschappij; erkent dat een hervorming van het octrooibeleid een langetermijnproces is; wendt zich tot de Commissie om in samenwerking met de lidstaten een groep van deskundigen bijeen te roepen, waaronder ook economische experts, om de situatie te bestuderen en daarbij ook kwestie van de octrooibaarheid te onderzoeken; doet een beroep op de Commissie en het Europees Investeringsfonds om de mogelijkheden te onderzoeken om kleine ondernemingen financiële steun te verlenen voor hun octrooiaanvragen;

40. dringt er bij de Commissie op aan om in samenwerking met de lidstaten een plan op te stellen om de Europese Octrooiorganisatie te integreren in de Gemeenschap, met het doel de bezorgdheid van het publiek over democratisch toezicht op en coherent gemeenschapsbeleid ten aanzien van het octrooirecht weg te nemen;

41. dringt er bij de Commissie op aan om, in samenwerking met de lidstaten, middelen voor te bereiden als alternatief voor en in aanvulling op maatregelen voor wettelijke bescherming van het octrooirecht, die creatieve scheppers en opkomende ontwerpmodellen bescherming zullen bieden tegen afpersing en rechtsmisbruik (bijvoorbeeld FLOSS (gratis, vrije en open-source software)-licentiesystemen);

42. is verheugd over de recente initiatieven die de Commissie heeft ondernomen op het gebied van openbare toegankelijkheid met het oog op een betere verspreiding van wetenschappelijke kennis;

43. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om te voorzien in aanpassingen van de uniforme eisen ter beperking van de octrooibaarheid, om rekening te houden met de omstandigheden in de afzonderlijke sectoren;

44. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om middelen voor te stellen om in het kader van het nieuwe communautaire octrooi een einde te maken aan octrooien op triviale vindingen en"slapende octrooien", die alleen maar tot doel hebben om belemmeringen op te werpen;

45. dringt er bij de Commissie op aan om, in samenwerking met de Europese normalisatieorganisaties, het tempo van Europese normalisatie op te voeren en doelmatig gebruik te maken van reeds bestaande normen;

46. is ervan overtuigd dat een snellere vaststelling van interoperabele Europese normen de ontwikkeling van leidende sectoren zal helpen te ondersteunen, met name op het gebied van diensten en spitstechnologie, en ertoe zal bijdragen dat zij op mondiaal niveau worden toegepast, waardoor de Europese bedrijven voordeel krijgen ten opzichte van andere spelers op de wereldwijde markt;

47. dringt er bij de lidstaten op aan om te zoeken naar consensus met betrekking tot de Europese normen, daarbij rekening houdend met het feit dat snelle actie van cruciaal belang is voor het goed functioneren van de interne markt van de EU en grensoverschrijdende handel, en dientengevolge voor het renderen van ondernemersinvesteringen in onderzoek en innovatie;

48. verzoekt de Commissie niet alleen de goedkeuring, maar ook de toepassing van Europese normen te ondersteunen, met name door ze op eenvoudige wijze mee te delen aan KMO's; is van mening dat handleidingen en gebruiksaanwijzingen beschikbaar moeten zijn in alle officiële talen van de EU;

49. is tevreden met de samenwerking van de EU met mondiale regelgevingsinstanties en verwacht een snelle en efficiënte realisatie van technische innovaties door standaardisering;

50. is van oordeel dat versplintering van normen op wereldwijde schaal ongewenst is; beveelt aan dat de Commissie, de lidstaten en de diverse Europese en internationale organisaties op het gebied van normalisatie bij de opstelling van nieuwe normen kiezen voor een aanpak die voorrang geeft aan internationale uniformiteit;

51. herinnert aan de door de Commissie gekozen definitie over open standaarden, volgens welke een dergelijke standaard (i) wordt goedgekeurd en gehandhaafd door een organisatie zonder winstoogmerk, waarbij de lopende ontwikkeling ervan geschiedt op basis van een open besluitvormingsprocedure die toegankelijk is voor alle belanghebbende partijen; (ii) gepubliceerd is, waarbij de specificatie van de standaard ofwel gratis ofwel tegen een nominaal bedrag toegankelijk is; en (iii) het intellectueel eigendom - d.w.z. de eventueel aanwezige octrooien - van de standaard (of delen daarvan) op onherroepelijke wijze beschikbaar wordt gesteld zonder betaling van royalties;

52. is het met de Commissie eens dat het “clusterbeleid” een belangrijk onderdeel van het innovatiebeleid van de lidstaten is en verzoekt de actoren, met name op lokaal en regionaal niveau, clusters, alsmede innovatie- en technologiecentra, zowel in stadscentra als in landelijke gebieden, zo te bevorderen dat een evenwicht tussen verschillende regio's kan worden bereikt; dringt er bij de lidstaten op aan om op hun grondgebieden de oprichting te bevorderen van zogenaamde "gespecialiseerde kennisregio's" en clusters en ook om grensoverschrijdende EU-wijde samenwerking en samenwerking met specialisten uit derde landen te bevorderen; onderstreept in dit verband het belang van de oprichting van structuren om deze clusters te beheren, daarbij vooral voortbouwend op de ervaringen van de Euroregio's, die gevestigde grensoverschrijdende structuren en sociale netwerken bezitten;

53. vestigt de aandacht op het initiatief van het Comité van de Regio's om regio's te verenigingen in een "interactief platform van lokale gemeenschappen", met als doel de vergelijking en uitwisseling van informatie te bevorderen bij de verwezenlijking van de Strategie van Lissabon;

54. dringt er bij de Commissie op aan om het innovatieproces in de regio's op de voet te volgen en om gemeenschappelijke innovatie-indicatoren te ontwikkelen die voor de hele EU gelden en die het enthousiasme van de lidstaten en de regio's om te innoveren beter tot zijn recht laat komen;

55. dringt er bij de lidstaten op aan om de status van de wetenschappelijke loopbaan actief te verhogen door bestaande impulsen en prijzen zoals de Descartes-prijs, de Aristoteles-prijs en de prijzen voor jonge wetenschappers meer te promoten en om middels aantrekkelijke voorwaarden de knapste en meest innovatieve wetenschappers over te halen naar Europa te komen;

56. dringt bij de Commissie, de lidstaten en de regionale autoriteiten aan op invoering en bevordering van nationale en Europese prijzen voor innovatie;

57. is van mening dat, om voor ruimere aanvaarding door het publiek van goederen en diensten die het resultaat zijn van onderzoek, te zorgen, adequate instrumenten voor consumentenbescherming nodig zijn, om het vertrouwens- en het veiligheidsniveau te verhogen;

58. benadrukt dat innovatie een manier is om de levenskwaliteit van de EU-burgers te verbeteren en geen doel op zich; is bijgevolg van mening dat mededinging en de liberalisering van goederen en diensten ertoe bijdragen dat de doelstelling die op het gebied van innovatie is vastgesteld, wordt gehaald, maar dat zij, waar het algemene belang dit verantwoordt, vergezeld moeten gaan van monitoring en voorschriften op het gebied van consumentenbescherming;

59. acht het noodzakelijk innoverende maatregelen beter te flankeren met voorlichtingscampagnes en benadrukt de noodzaak van een uitwisseling van de uit reeds afgeronde projecten verkregen informatie; beveelt tevens aan lering te trekken uit ongeschikte procedures van mislukte projecten en te waarschuwen voor soortgelijke fouten in andere regio’s van de EU;

60. verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden universele toegang tot op informatie- en communicatietechnologie gebaseerde arbeid te garanderen, om e-learning en e-working in het algemeen te bevorderen;

61. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen en de regeringen van de lidstaten.

  • [1]  http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/en/intm/92107.pdf
  • [2]  http://ec.europa.eu/growthandjobs/key/nrp2006_en.htm
  • [3]  PB L 205, 6.8.2005, blz. 28.
  • [4]  PB L 205, 6.8.2005, blz. 21.
  • [5]  PB L 412, 20.12.2006, blz. 1.
  • [6]  PB L 2006 L 310, 9.11.2006, blz. 15.
  • [7]  http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/04/st07/st07119.en04.pdf
  • [8]  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/en/oj/2006/c_323/c_32320061230en00010026.pdf
  • [9]  http://trendchart.cordis.lu/scoreboards/scoreboard2005/pdf/EIS%202005.pdf
  • [10]  http://www.oecd.org/document/62/0,2340,en_2649_34273_37675902_1_1_1_1,00.html#highlights
  • [11]  Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0528.
  • [12]  Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0416.
  • [13]  Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0092.

TOELICHTING

1. Inleiding

Dankzij de studies die verricht worden aan universiteiten, in wetenschappelijke staatsinstituten en onderwijscentra van de nationale academies van wetenschap, en ook in de gemeenschappelijke centra van onderzoek van de Europese Unie, is er in Europa een grote hoeveelheid specialistische kennis geconcentreerd op diverse wetenschappelijke terreinen. Een belangrijke bron van wetenschappelijke kennis bevindt zich ook in de nationale octrooibureaus en sinds enige tijd ook in het Europese Octrooibureau (EOB). Het is echter niet eenvoudig om een praktische economische toepassing voor deze kennis te vinden. Paradoxaal genoeg bestaan er in Europa geavanceerde centra van wetenschappelijke creativiteit - centres of excellence - maar er bestaat slechts een geringe bereidheid bij de economie om deze te gebruiken ter ondersteuning van innoverende activiteiten.

Doel van het onderhavige document is de verwezenlijking van de strategie van Lissabon en het leggen van de grondslagen voor een Europees innovatiebeleid, door nauwkeurig de doelstellingen ervan te definiëren en door instrumenten te scheppen voor de uitvoering ervan, waardoor het mogelijk wordt:

- studies op te nemen, die verband houden met de lopende en toekomstige behoeften van economie en samenleving in de EU;

- geavanceerde kennis, die in de centra voor wetenschappelijk onderzoek tot stand gekomen is, toegankelijk te maken voor de economische actoren;

- de invoering van innoverende technieken in de economische en sociale praktijk te bevorderen.

2. Definitie van innovatie

Onder het begrip innovatie moeten we verstaan het vinden van innoverende oplossingen voor problemen, die optreden bij het vervaardigen van producten en het verlenen van diensten. Het doel van de innovatie is rationalisatie van de productie van goederen en diensten en het gebruik van op de markt aanwezige producten, die resulteren in een besparing aan energie en materialen, of in arbeidsbesparing, die ten goede komen komen aan het milieu of resulteren in een betere kwaliteit van het product. Het is altijd de mens die een innovatie uitkiest en ontwikkelt. Het gebeurt vaak dat er nog geen praktische oplossing is gevonden voor een bestaand probleem, maar vaak is het ook zo dat de oplossing al bestaat, maar dat het nieuwe probleem bestaat uit een verandering of modernisatie van deze oplossing. Innovatie betreft dus producten, processen en diensten.

Doel van innoverende activiteiten kan zijn het wekken van belangstelling bij de afnemers (marketingfactor), verhoging van het concurrentievermogen (economische factor), eliminatie van negatieve milieu-effecten (ecologische factor) en ook verbetering van de levensomstandigheden van mensen of van hun arbeidsvoorwaarden (sociale factor).

Helaas kunnen er ook zogenaamde "kunstmatige innovaties" optreden bij bepaalde producten op de markt, die vaak alleen bestaan uit een verandering van verpakking of een op onwaarheid berustende reclameactie. Dergelijke innovatievervalsingen moeten beslist worden bestreden, omdat zij schadelijke maatschappelijke gevolgen hebben.

3. Stimuleren van het innovatievermogen

Innovatievermogen is een proces dat berust op de invoering van nieuwe, innoverende technieken of de ontwikkeling van bestaande technieken, door deze aan te passen aan nieuwe vormen van menselijke activiteit. Om dat te realiseren is een goede kennis noodzakelijk van de factoren die innoverende activiteiten bevorderen. Wij moeten daarbij bedenken dat innoverende toepassingen doorgaans resulteren in het aanbod van goedkopere, beter functionerende of vanuit ecologisch opzicht beter verantwoorde producten op de markt of van diensten die vanuit organisatorisch of kwalitatief oogpunt beter en goedkoper zijn. Deze innoverende activiteiten kunnen van een uiteenlopend belang zijn, want het gaat om het scheppen van voorwaarden die de waarschijnlijkheid van innoverend succes vergroten.

Fundamentele stimulansen voor het innovatieproces zijn:

a) een goed functionerende markt voor goederen en diensten,

b) een hoog niveau van opleiding op alle niveaus,

c) hoogontwikkeld wetenschappelijk onderzoek - zowel van fundamentele als toegepaste aard,

d) regulerende activiteiten van de lidstaten,

waarbij de EU soms een toegevoegde waarde kan leveren door:

e) een synergetisch effect, dat samenhangt met de uitbreiding van de EU,

f) een nieuwe strategie op het gebied van octrooien en licenties,

g) de totstandbrenging van een Europese ruimte voor onderzoek - 7de kaderprogramma,

h) de oprichting van een Europees Technologisch Instituut,

i) rechtsteksten van de EU, tot vaststelling van rechtsbepalingen op ecologisch gebied (bijvoorbeeld REACH-verordening, afvalrichtlijn en ook wettelijke voorschriften op energiegebied).

4. Innovatiebevordering in detail

A. De verenigde binnenmarkt

De vorming van een verenigde communautaire markt is nog steeds een lopend proces. Een goed functionerende markt, die rekening houdt met alle vier vrijheden, is de beste garantie voor een succesvolle doorvoering van innovatiebevorderende maatregelen.

Thans bestaan er:

- een vrij verkeer van goederen;

- een vrij verkeer van kapitaal (markt van financiële diensten);

- een markt voor commerciële goederen begint zich te vormen, maar voor de volledige vrijstelling ervan is nog de opheffing van administratieve hindernissen vereist (dienstenrichtlijn);

- geleidelijke opheffing van de beperkingen in het verkeer van werknemers.

B. Onderwijs

De onderwijsstelsels van alle lidstaten van de EU worden geharmoniseerd in het kader van de zogenaamde strategie van Bologna (d.w.z. er wordt een eenvormig systeem voor het hoger onderwijs voorgesteld, dat uit drie niveaus bestaat). Wat het cijfer betreft van het aantal personen met een afgesloten hogere opleiding per 1.000 inwoners , noteert de EU een van de hoogste stijgingen ter wereld. Helaas vertoont de structuur van de specialismen van deze afgestudeerden een ongunstige tendens in het licht van de huidige behoefte aan meer technisch opgeleide personen. De meeste studenten studeren af in humanistische vakken, en ook in de sector administratie. Er zijn dus nieuwe onderwijsvormen nodig met een interdisciplinair karakter, om studenten voor te bereiden die zich later kunnen aanpassen aan de snel veranderende eisen van de arbeidsmarkt. Ook bestaat er behoefte aan innovatiegericht onderwijs en een permanente vorming, die men kan volgen ongeacht de leeftijd.

C. Onderzoek

Een fundamenteel instrument voor de ontwikkeling van het innovatievermogen zijn de investeringen in onderzoek en ontwikkeling in de context van kaderprogramma's, die worden uitgevoerd via een programma dat in samenwerking met de Europese Investeringsbank (EIB) wordt uitgevoerd, namelijk het Initiatief voor groei. Dit houdt in dat in de EU tegen 2010 de investeringen in onderzoek 2,6% van het BIP moeten bedragen, waarvan tweederde afkomstig moet zijn uit de particuliere sector. Bij de rationalisatie van de overdracht van ideeën zou kunnen worden bevorderd door een toegenomen mobiliteit van wetenschappers binnen de Gemeenschap en de invoering voor hen van uniforme beginselen op het gebied van arbeidsvoorwaarden, salariëring en sociale verzekeringen. Een belangrijke kwestie is ook het aantrekken van vakmensen uit derde landen.

Bij de criteria voor de evaluatie van de output van jonge wetenschapsmensen, die beslissend is voor hun verdere promotie in een wetenschappelijke carrière, vooral bij de toegepaste wetenschappen, moet niet alleen rekening worden gehouden met het aantal publicaties en citaten, maar ook met hun activiteiten die voor octrooiering en toepassing in aanmerking komen. Geselecteerde, belangrijke problemen van bouwkundige of technologische aard met strategische betekenis, waarvoor een oplossing wordt gevonden in een groot samenwerkingsverband op onderzoekgebied, moeten worden uitbesteed aan enkele concurrerende teams van projectonderzoekers. Ik spreek hier bijvoorbeeld over de oprichting van een nieuw, onconventioneel wegvervoermiddel of een ander vervoersmiddel en ook over andere niet-conventionele oplossingen die van invloed zijn op de arbeids- en levensstijl van de verouderende samenlevingen van Europa. En ook over technieken op het gebied van de vrijetijdsbesteding.

D. Regulerende actviteiten

De Europese Unie, de lidstaten en de regio's moeten het innovatievermogen stimuleren door middel van:

- fiscale stimulansen (het fiscale recht bevindt zich onder de bevoegdheidssfeer van de lidstaten); zo zou bijvoorbeeld een deel van de afschrijvingen van de economische actoren bestemd kunnen worden voor een innovatiefonds;

- publieke aanbestedingen voor de opstelling en verwezenlijking van grote projecten, bijvoorbeeld investeringen op milieugebied, op defensiegebied en andere gebieden;

- het oprichten van wetenschap- en technologieparken met communautaire middelen (Cohesiefonds);

- het inzetten van publiek-private partnerschappen;

- kredietgaranties ter ondersteuning van innoverende businessplannen, waardoor de verwezenlijking van pilootinstallaties mogelijk zou worden, de zogeheten "Spin-Off";

- bepaalde rechtsbepalingen van de EU, bijvoorbeeld de REACH-verordening, waarvan de goedkeuring, onder meer dankzij het substitutiebeginsel, de aanstoot zou kunnen geven tot werkelijk innoverende activiteiten.

E. Het benutten van synergie

Het verschijnsel van aanvullende synergie vloeit in dit geval voort uit het schaaleffect, d.w.z. een vergroting van de afzetmarkt voor producten en diensten, die - in het geval van producten - in grotere series en dus tegen lagere prijs vervaardigd kunnen worden. Het synergie-effect zou nog meer voordeel afwerpen voor het innovatievermogen wanneer er uniforme, communautaire kwaliteitsnormen en -standaarden zouden worden ingevoerd. Een grote mogelijkheid tot benutting en uitbreiding van dit effect zou kunnen worden geboden door een betere benutting van het bestaande potentieel in de vorm van het talrijke potentieel aan onderzoekers, constructeurs en andere vaklui, die hun arbeidsplaats verloren hebben door de opheffing (of inkrimping) van studiecentra en constructiebureaus in de nieuwe lidstaten van de EU en de landen van Midden- en Oost-Europa. De overname, in het kader van de privatisering, van bedrijven door westerse producenten heeft daar vaak geleid tot liquidatie van onderzoekspersoneel, omdat de nieuwe bezitter al over een eigen onderzoekafdeling beschikte.

F. Octrooien

Er bestaat behoefte aan een nieuwe Europese strategie op het octrooigebied, die de auteursrechten beschermt zonder innoverende kennis te monopoliseren en de mogelijkheid geeft om die te doen toepassen, met name door de kleine en middelgrote ondernemingen. In die strategie moeten ook de huidige criteria voor octrooieerbaarheid aan revisie worden onderworpen, die bij het Europese Octrooiverdrag van 1973 zijn ingevoerd. Deze criteria moeten nauwkeuriger worden geformuleerd en wellicht ook uitgebreid om geen voorwendsel te geven voor uiteenlopende juridische interpretaties. Dit geschiedt thans door de invoering met gebruikmaking van niet in dat verdrag gedefinieerde begrippen zoals bijvoorbeeld "technische bijdrage". Het proces van octrooiverlening zelf moet worden vereenvoudigd en sneller verlopen dan thans het geval is, wellicht in het kader van een tweestapsproces, waarbij

kostbaar octrooionderzoek pas plaats hoeft te vinden wanneer de ingediende uitvinding een cliënt heeft gevonden, in het geval dat de originaliteit ervan ter discussie wordt gesteld. De eerste fase van toekenning van octrooien zou zich alleen beperken tot registrering van de uitvinding, welke de ontdekkers een prioriteitsrecht geeft, waarbij zij in een opnebaar register worden, waarin inzage wordt verleend aan personen die geïnteresseerd zijn in de praktische toepassing van het idee.

5. Prognoses voor de innovatie

Bij de verschillende methoden voor de opstelling van prognoses op het gebied van innovatie en technische vooruitgang kan men onderscheid maken tussen de extrapolatiemethode, de methode die gebruik maakt van de waarschijnlijkheidstheorie en wiskundige statistiek, de Delphi-methode en andere. Veel innovatiemogelijkheden liggen er ook op het grensgebied tussen traditionele kennisgebieden. Er behoefte aan een interdisciplinaire benadering, die tegelijkertijd echter ook van analytische en systematische aard moet zijn. Het grootste innovatiepotentieel bestaat op de volgende kennisgebieden: ITC-geneeskunde (informatie- en communicatietechnologie), ITC-energie, ITC-bedrijfsvoering, ITC-logistiek, of ecologie-energie, ecologie-chemie (REACH), ecologie-ruimtelijke ordening, nieuwe materialen-energie, nieuwe materialen-geneeskunde, enz., enz.

6. Samenvatting

Zoals we hebben kunnen zien, hangt innovatievermogen enerzijds af van zuiver marktgerichte mechanismen, en aan de andere kant van centrale regulering, onder meer wanneer projecten geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd met begrotingsmiddelen.

Uit de waarschijnlijkheidsberekening weten wij dat het succes van de EU op het gebied van innovatie, gemeten wordt aan het aantal economische subjecten dat innovatie heeft ingevoerd, bijvoorbeeld in de afgelopen drie jaar, als percentage van het totale aantal subjecten van de geanalyseerde bevolking, waarschijnlijk zal afhangen van de inzet van alle stimulansen die er op dit gebied beschikbaar zijn.

ADVIES van de Commissie economische en monetaire zaken (28.3.2007)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor Europa
(2006/2274(INI))

Rapporteur voor advies: Sharon Bowles

SUGGESTIES

De Commissie economische en monetaire zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  onderstreept dat het in de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid genoemde streefcijfer van 3% van het BBP voor O&O-uitgaven als een minimum beschouwt;

2.  erkent dat kleine, middelgrote en grote bedrijven elk een rol vervullen in een dynamische en geïntegreerde innovatiestrategie; is dan ook van mening dat toegang tot middelen voor kleinere bedrijven en individuele personen van cruciaal belang is om het O&O-niveau te verbeteren en nieuwe technologieën te ontwikkelen; is van oordeel dat zowel financiering in een vroeg stadium als doorlopende financiering gedurende een periode die lang genoeg is om producten op de markt te brengen, moeten worden gestimuleerd, maar dat mislukkingen toekomstige nieuwe pogingen niet in de weg mogen staan;

3.  verwelkomt de inspanningen om de kennisoverdracht tussen universiteiten en andere openbare onderzoeksinstellingen enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds te bevorderen;

4.  is van mening dat, om de Lissabon-doelstellingen te bereiken, een Europese innovatiestrategie zich zou moeten richten op kennis en onderzoek in brede zin en ook technologische ontwikkeling, technische innovatie van producten, diensten en processen, alsmede maatschappelijke innovatie en investeringen in menselijk kapitaal zou moeten omvatten; herhaalt dat het belangrijk is te bevorderen dat meer vrouwen actief zijn op het gebied van wetenschap en technologie, en onderstreept dat vrouwen een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot vooruitgang en innovatie op deze terreinen;

5.  acht het van essentieel belang dat er netwerken voor onderzoek en innovatie worden ontwikkeld waarbij universiteiten, science parks, bedrijven en het volledige productiesysteem zijn betrokken teneinde concrete beleidsmaatregelen voor technologische en maatschappelijke ontwikkeling te genereren; onderstreept dat een dergelijk kennis- en innovatienetwerk de juiste manier zou kunnen vormen om ook tegemoet te komen aan de behoeften van kleine en middelgrote bedrijven die in de vorm van clusters of districten zijn georganiseerd;

6.  begrijpt dat de onzekerheid die inherent is aan O&O remmend werkt op de bereidheid van de financiële markten om in O&O-projecten te investeren; verwelkomt het voorstel van de Commissie inzake een risicodelende financieringsfaciliteit voor investeringen in O&O-projecten met een hoog risico via leningen en waarborgen; verwelkomt tevens de opname in de bestaande regels inzake overheidssteun van bepalingen die de lidstaten in staat stellen specifiek subsidie te verlenen aan innovatie en de goedkeuringsprocedures te bespoedigen;

7.  stelt vast dat de Europese Gemeenschap lid is van de Wereldhandelsorganisatie en daarmee gebonden is aan de WTO-overeenkomst over handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten (TRIPS), waarvan artikel 27 een verbod bevat op discriminatie tussen technologische terreinen als het om het beschikbaar stellen van octrooien voor uitvindingen gaat; dringt er bij de Commissie op aan het Europese verleden op het vlak van exploitatievoorwaarden en dwanglicenties voor octrooien nog eens onder de loep te nemen en na te gaan of de omstandigheden waardoor zij uit de gratie raakten, zijn veranderd;

8.  stelt vast dat innovatie in diensten een grote rol speelt in de economie en dat de bescherming van de intellectuele eigendom bij diensten in Europa vaak beperkt blijft tot bedrijfsgeheimen - hetgeen in bepaalde gevallen niet adequaat is en betekent dat de dekking niet zo uitgebreid is als in concurrerende jurisdicties en ook nog eens kan botsen met transparantie; is van mening dat het voor kleinere bedrijven moeilijk en duur is om vertrouwelijkheidsovereenkomsten te sluiten en te handhaven, een situatie die de groei, het vinden van risicokapitaal en de vorming van joint ventures kan belemmeren;

9.  dringt er bij de Commissie op aan een studie te verrichten naar de gevolgen van geschillen met betrekking tot intellectuele eigendom voor KMO's en onderzoek te doen naar alternatieve mechanismen voor het oplossen van geschillen met betrekking tot intellectuele eigendom, met inbegrip van vertrouwensbreuk, met name ten gunste van KMO's;

10. onderstreept dat het wegwerken van fragmentatie op de interne markt essentieel is om tot een goede kosten-batenverhouding te komen en om innoverende producten soepel te introduceren; is van mening dat openbare aanbestedingen met betrekking tot innoverende oplossingen niet mogen worden gehinderd door excessief risicomijdend gedrag of zuiver op de kosten gericht tenderen; stelt vast dat modulaire IT-oplossingen betere mogelijkheden bieden voor kleinere bedrijven en proefprojecten;

11.  moedigt de lidstaten aan belastingprikkels in te voeren voor onderzoek, innovatie en particuliere investeringen en dringt er bij het bedrijfsleven op aan meer onderzoek en innovatie te bevorderen, onder meer innovatie bij de praktijken op de werkplek die de kwaliteit en het welzijn bevorderen, en aaneensluiting van KMO's in districten - een fundamentele voorwaarde voor het ontwikkelen en toepassen van innovatie - te stimuleren.

PROCEDURE

Titel

Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor Europa

Procedurenummer

2006/2274(INI)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

ECON
29.11.2006

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

 

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Sharon Bowles
12.12.2006

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

28.2.2007

 

 

 

 

Datum goedkeuring

27.3.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

40
0
1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Zsolt László Becsey, Pervenche Berès, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Ieke van den Burg, David Casa, Jonathan Evans, Elisa Ferreira, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Robert Goebbels, Donata Gottardi, Gunnar Hökmark, Karsten Friedrich Hoppenstedt, Sophia in 't Veld, Othmar Karas, Piia-Noora Kauppi, Guntars Krasts, Astrid Lulling, Hans-Peter Martin, Gay Mitchell, Cristobal Montoro Romero, Joseph Muscat, Joop Post, John Purvis, Alexander Radwan, Bernhard Rapkay, Heide Rühle, Antolín Sánchez Presedo, Manuel António dos Santos, Olle Schmidt, Peter Skinner, Cristian Stănescu, Margarita Starkevičiūtė, Ivo Strejček,

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Harald Ettl, Werner Langen, Klaus-Heiner Lehne, Thomas Mann, Gianni Pittella, Adina-Ioana Vălean

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

ADVIES van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (22.3.2007)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

over kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor Europa
(2006/2274(INI))

Rapporteur voor advies: Barbara Weiler

SUGGESTIES

De Commissie interne markt en consumentenbescherming verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat het welslagen van de herziene strategie van Lissabon met name zal afhangen van de vooruitgang die wordt geboekt op het gebied van innovatie,

B.  overwegende dat differentiatie door innovatie een van de manieren is waarop de EU de uitdagingen van de globalisering het hoofd kan bieden,

C. overwegende dat de conventionele benadering om vernieuwing aan te stuwen, waar technologie verder wordt ontwikkeld en de vraag toeneemt, op zich niet voldoende is, en de gelijktijdige promotie van gunstige marktomstandigheden vereist om een gereglementeerd klimaat te creëren waarin innovatie het beste kan gedijen,

D. overwegende dat een goed functionerende interne markt, ondersteund door de nieuwe dienstenrichtlijn, een gunstig klimaat schept voor innovatie op basis van groeiende competitie in een meer uitgebreide en stabiele economische omgeving en grotere investeringen zal aantrekken en de mobiliteit van werknemers in de hand zal werken,

E. overwegende dat zowel de doorstroming van academische expertise, in het bijzonder naar de KMO's, als de beschikbaarheid van onderzoeksresultaten, met name voor innovaties met een sociale dimensie, de nadruk moeten krijgen, en overwegende dat de geografische concentratie van innovatieplatforms aan de orde moet worden gesteld om zodoende de vaardigheden en de diversiteit in de verschillende EU-regio's te benutten,

1.  is ervan overtuigd dat een betere regelgeving, met name voor de KMO's, die zuchten onder de last van talloze onnodige regels, gunstige marktomstandigheden zal bevorderen en ertoe zal bijdragen dat nieuwe, innoverende producten en diensten op de "topmarkten" worden geplaatst en dat betere regelgeving ook zal leiden tot meer geloof en vertrouwen van de consument;

2.  is ervan overtuigd dat een snellere vaststelling van interoperabele Europese normen de ontwikkeling van leidende sectoren zal helpen te ondersteunen, met name op het gebied van diensten en spitstechnologie, en ertoe zal bijdragen dat zij op mondiaal niveau worden toegepast, waardoor de Europese bedrijven voordeel krijgen ten opzichte van andere mondiale spelers;

3.  verzoekt de Commissie niet alleen de goedkeuring, maar ook de toepassing van Europese normen te ondersteunen, met name door ze op eenvoudige wijze mee te delen aan KMO's; is van mening dat handleidingen en gebruiksaanwijzingen beschikbaar moeten zijn in alle officiële talen van de EU;

4.  wijst erop dat het bestaande octrooisysteem een gevaar voor innovatie vormt, aangezien er niet mee in de behoeften van een aantal economische sectoren wordt voorzien; verzoekt de Commissie een onderzoek uit te voeren naar de gevolgen van octrooigeschillen voor KMO's, verzoekt de Commissie ook gevolg te geven aan de resolutie van het Parlement van 12 oktober 2006 over het toekomstige octrooibeleid in Europa[1];

5.  is tevreden met de samenwerking van de EU met mondiale regelgevingsinstanties en verwacht een snelle en efficiënte realisatie van technische innovaties door standaardisering;

6.  is tevreden met het voornemen van de Commissie richtsnoeren te publiceren om te zorgen voor een zo effectief mogelijke benutting van het geconsolideerde juridische kader voor overheidsopdrachten, die niet alleen de mededinging bevorder, maar ook de regels versoepelt, zodat het overnemen van innovatieve oplossingen en creativiteit worden gestimuleerd;

7.  roept de Commissie op om het uitwisselen van de beste praktijken aan te moedigen en het identificeren en uitwisselen van lessen die men heeft geleerd van onjuiste praktijken, met name om betere regulering te bevorderen met betrekking tot gezamenlijk technologische initiatieven op basis van gespecialiseerde publiek-private partnerschappen, hetgeen de ontwikkeling van innovatie ook in minder ontwikkelde EU-regio's zou stimuleren;

8.  is van mening dat met de versnelde bouw van nationale contactpunten en de ondersteuning van Europese informatiecentra, ook op regionaal niveau, transparante toegang tot informatie aan consumenten en de ruimere ondernemersgemeenschap kan worden geboden; is voorts van mening dat relevante informatie die snel wordt verstrekt een sleutelfactor voor innoverende activiteit is en dat deze centra bijgevolg een troef kunnen zijn voor de verdieping van de samenwerking binnen nationale grenzen en in het kader van grensoverschrijdende samenwerking;

9.  benadrukt dat de toegang van KMO's tot adequate financiering van innovatie van vitaal belang is, met name in de beginfase van hun bedrijfsactiviteit; is van mening dat het bijgevolg nodig is de verlening van microkredieten en risicokapitaal ook grensoverschrijdend te ondersteunen;

10. verwacht dat meer mededinging als gevolg van de interne markt bedrijven ertoe zal aanzetten meer geld aan onderzoek en innovatie te besteden;

11. beklemtoont dat inspanningen gericht moeten zijn op het bevorderen van de omzetting van onderzoeksresultaten in producten waar vraag naar is, in het bijzonder voor de KMO's (waarbij fundamenteel onderzoek evenwel niet mag worden verwaarloosd), en is van mening dat een meer holistische aanpak nodig is, waarin een nauwe samenwerking tussen de onderzoekswereld en het zakenleven in evenwicht is met de belangen van de consument, de burgermaatschappij en het milieu en waarbij alle lokale actoren (publieke en private) worden betrokken;

12. is tevreden met het feit dat de Commissie van plan is een mededeling goed te keuren om de kennisoverdracht tussen universiteiten en andere openbare onderzoeksinstellingen en de bedrijfswereld te bevorderen; is ook tevreden met de recente initiatieven van de Commissie om de vrije toegang tot wetenschappelijke kennis te bevorderen, met als doel de verspreiding hiervan te verbeteren;

13. moedigt sterk initiatieven aan die de professionele of sociale inclusie verbeteren, door innovatie met sociale toepassingen te bevorderen, met name innovatie op het gebied van de gelijkberechtiging van man en vrouw, de gezondheid en de veiligheid van consumenten, mobiliteitskwesties en, met benutting van de ervaring van een heel leven die ouderen met het oplossen van problemen hebben, de behoeften van deze ouderen (een groeiende bevolkingsgroep met toenemende koopkracht);

14. is van mening dat, om voor ruimere aanvaarding door het publiek van goederen en diensten die het resultaat zijn van onderzoek, te zorgen, adequate instrumenten voor consumentenbescherming nodig zijn, om het vertrouwens- en het veiligheidsniveau te verhogen;

15. benadrukt dat innovatie een manier is om de levenskwaliteit van de EU-burgers te verbeteren en geen doel op zich; is bijgevolg van mening dat mededinging en de liberalisering van goederen en diensten ertoe bijdragen dat de doelstelling die op het gebied van innovatie is vastgesteld, wordt gehaald, maar dat zij, waar het algemene belang dit verantwoordt, vergezeld moeten gaan van monitoring en voorschriften op het gebied van consumentenbescherming;

16. acht het nodig de belemmeringen voor het vrije verkeer van productiefactoren en goederen op de interne markt te beperken, aangezien dit kan bijdragen tot een betere toegang tot risicokapitaal, terwijl de mobiliteit van onderzoekers en technologisch innoverende goederen en diensten en een betere kennisstroom worden gegarandeerd, hetgeen allemaal bijdraagt tot de ontwikkeling van een echte Europese innovatieruimte;

17. verzoekt de bedrijven een deel van hun winst te investeren in onderzoek en technologische ontwikkeling;

18. dringt er bij de Commissie op aan dat zij haar inspanningen om de hinderpalen voor de creatie en ontwikkeling van nieuwe leidende markten die innovatie bevorderen, te verwijderen, voortzet;

19. is van mening dat er meer aandacht moet uitgaan naar nuttige innovatieve oplossingen, met name voor de dienstensector, en gelooft dat het steeds verder verwijderen van barrières voor het vrije verkeer van goederen, diensten en kapitaal, de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van personen, met inbegrip van werknemers, innovatie in de hand zal werken.

PROCEDURE

Titel

Over kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor Europa

Procedurenummer

2006/2274(INI)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

IMCO
29.11.2006

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Barbara Weiler
19.12.2006

Behandeling in de commissie

24.1.2007

28.2.2007

21.3.2007

 

 

Datum goedkeuring

22.3.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

31

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Nedzhmi Ali, Adam Bielan, Godfrey Bloom, Georgi Bliznashki, Charlotte Cederschiöld, Gabriela Creţu, Mia De Vits, Rosa Díez González, Martin Dimitrov, Evelyne Gebhardt, Małgorzata Handzlik, Malcolm Harbour, Anna Hedh, Pierre Jonckheer, Alexander Lambsdorff, Toine Manders, Arlene McCarthy, Bill Newton Dunn, Zita Pleštinská, Karin Riis-Jørgensen, Zuzana Roithová, Heide Rühle, Leopold Józef Rutowicz, Christel Schaldemose, Andreas Schwab, Alexander Stubb, Marianne Thyssen, Jacques Toubon, Bernadette Vergnaud, Barbara Weiler

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Simon Coveney, Jean-Claude Fruteau, Othmar Karas, Manuel Medina Ortega, Joseph Muscat, Søren Bo Søndergaard, Gary Titley

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

ADVIES van de Commissie regionale ontwikkeling (22.3.2007)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor Europa
(2006/2274 (INI))

Rapporteur voor advies: Christa Prets

SUGGESTIES

De Commissie regionale ontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  juicht de opvatting van de Commissie toe dat de regio’s betrokken moeten worden bij het opstellen en verwezenlijken van de nationale hervormingsprogramma’s; roept de lidstaten op informatie over de richtsnoeren voor het nationale hervormingsprogramma te publiceren en te zorgen voor vroegtijdige deelname, met name door de programma’s beter aan te passen aan de lokale behoeften, door middel van een intensievere dialoog tussen de Commissie, de lidstaten en de regio’s, door een duidelijkere en meer gedecentraliseerde verdeling van de verantwoordelijkheden en door een betere interactie binnen de regio’s zelf;

2.  erkent dat het cohesiebeleid een unieke bijdrage aan de tenuitvoerlegging van de Lissabondoelstellingen levert, met name doordat geld uit de Structuurfondsen voor het nastreven van deze doelstellingen wordt bestemd, en benadrukt dat het lokale en het regionale niveau een sleutelrol bij de bevordering van innovatie te spelen hebben, hetgeen ook wordt weerspiegeld in het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling en het eerste kaderprogramma betreffende concurrentievermogen en innovatie, aangezien innovatiestrategieën kunnen worden uitgevoerd op lokaal en regionaal niveau door een wisselwerking tussen ondernemingen, in het bijzonder het MKB, universiteiten en leer- en technologiecentra, in partnerschap met het maatschappelijk middenveld;

3.  neemt nota van de moeilijkheden van beginnende ondernemingen bij het verwerven van risicokapitaal en benadrukt het belang van fiscale en andere prikkels in dit verband;

4.  roept de verantwoordelijke actoren op regionaal en lokaal niveau op om gunstige omstandigheden te creëren, innovatiebevordering tot een speerpunt van de operationele programma’s te maken en een belangrijk deel van de middelen uit de Structuurfondsen te bestemmen voor investeringen in kennis, innovatie en bijkomende opleiding, hetgeen onder andere als voordeel zal hebben dat er arbeidsplaatsen worden gecreëerd, de inzetbaarheid van werknemers wordt verbeterd en de trends van brain drain en ontvolking worden tegengegaan; verzoekt de lidstaten ook deze inspanningen te ondersteunen met openbare investeringen in instellingen voor hoger onderwijs die gericht zijn op de ontwikkeling van individueel talent;

5.  is het met de Commissie eens dat het “clusterbeleid” een belangrijk onderdeel van het innovatiebeleid van de lidstaten is en verzoekt de actoren, met name op lokaal en regionaal niveau, clusters, alsmede innovatie- en technologiecentra, zowel in stadscentra als in landelijke gebieden, zo te bevorderen dat een evenwicht tussen verschillende regio's kan worden bereikt;

6.  benadrukt in deze samenhang dat het belangrijk is bestuursstructuren te creëren om de samenwerking tussen verschillende actoren binnen een cluster te verbeteren en vraagt dat clusters ook gericht zijn op grensoverschrijdende activiteiten, met name voortbouwend op de ervaringen met de Euregio’s, die beschikken over gevestigde grensoverschrijdende structuren en sociale netwerken;

7.  benadrukt dat het platteland en de perifere gebieden niet mogen achterblijven en dat zij dienen te worden gestimuleerd en gesteund bij de ontwikkeling van ecoinnovatie en agrotoerisme;

8.  vestigt de aandacht op de problemen van minder ontwikkelde regio’s om kapitaal voor investeringen aan te trekken en verzoekt de lidstaten en de actoren op lokaal en regionaal niveau meer gebruik van de kredietfaciliteiten van de EIB te maken en publiek-private partnerschappen op het gebied van innoverende maatregelen te bevorderen en te versterken, met bijzondere aandacht voor beste praktijken en een doeltreffende besteding van overheidsgeld;

9.  is van mening dat het nieuwe leidendemarktinitiatief, dat in het bijzonder gefocust moet worden op de ontwikkeling en het op de markt brengen van nieuwe innoverende producten en diensten, vooral dient te worden gelanceerd op terreinen met een hoge potentiële vraag, terwijl ervoor wordt gezorgd dat de minder ontwikkelde regio’s niet in de steek worden gelaten;

10. stelt vast dat de lidstaten de mogelijkheden tot steunverlening op het gebied van milieu-innovaties tot dusver geenszins optimaal benutten en wijst er nogmaals op dat innoverende milieutechnologie de EU een significant concurrentievoordeel in de wereld kan bezorgen;

11. moedigt de verantwoordelijke regionale actoren aan ook experimentele en daarom riskante maatregelen uit de Structuurfondsen te financieren;

12. acht het noodzakelijk innoverende maatregelen beter te flankeren met voorlichtingscampagnes en benadrukt de noodzaak van een uitwisseling van de uit reeds afgeronde projecten verkregen informatie; beveelt tevens aan lering te trekken uit ongeschikte procedures van mislukte projecten en te waarschuwen voor soortgelijke fouten in andere regio’s van de EU;

13. is van oordeel dat als Europese informatiecentra ook op regionaal niveau worden ondersteund, dit ertoe bijdraagt dat het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven van transparante toegang tot informatie worden voorzien, beschouwt snelle verstrekking van relevante informatie als een belangrijke factor voor innoverende activiteiten en is van mening dat dergelijke centra bijgevolg nuttig kunnen zijn voor een verdieping van de samenwerking binnen nationale grenzen en in grensoverschrijdend verband;

14. acht maatregelen op communautair, regionaal en lokaal niveau nodig om het aantal met name vrouwelijke afgestudeerden van wetenschappelijke, ingenieurs- en technische opleidingen te verhogen, ook wat primair onderzoek betreft en met name door het programma Mensen te gebruiken, dat deel uitmaakt van het zevende kaderprogramma, door beurzen, prijzen en andere stimulansen te ondersteunen en door vrouwen aan te moedigen innoverende bedrijven op te richten, in het bijzonder via mentoringprojecten en andere vormen van ondersteuning;

15. is van oordeel dat een verdere opbouw nodig is van de infrastructuur voor onderzoek en ontwikkeling, die vereist is om wetenschappers en onderzoekers met name in perifere gebieden te kunnen opleiden en behouden; is van mening dat een financiële bijdrage uit het zevende kaderprogramma en de Structuurfondsen ter verbetering van de onderzoeksinfrastructuur in cohesieregio’s met een goed onderzoekspotentieel een effectieve investering zou vormen, indien er innoverende producten en diensten voortvloeien uit de resultaten van wetenschappelijke en onderzoeksactiviteiten;

16. rekening houdend met de aanzienlijke financiële investeringen van de EU, verzoekt de Commissie de behaalde resultaten te evalueren, door de kwaliteit, de kwantiteit en de financiële aspecten van projecten en acties te beoordelen, en wel zo dat de efficiëntie van toekomstige acties er mettertijd beter door wordt;

17. stelt zich op het standpunt dat kostenloze of goedkope breedbandtoegang ter bevordering van de kennisindustrie een voorwaarde vormt voor de opbouw van innovatiecapaciteit in de EU;

18. verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale en lokale overheden universele toegang tot op informatie- en communicatietechnologie gebaseerde arbeid te garanderen, om e-learning en e-working in het algemeen te bevorderen;

19. herinnert aan het belang van de financiering van fysieke en technische infrastructuur van hoge kwaliteit om investeringen aan te trekken en de arbeidsmobiliteit te bevorderen.

PROCEDURE

Titel

"Kennis in de praktijk brengen: Een omvattende innovatiestrategie voor Europa"

Procedurenummer

2006/2274(INI)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

REGI
29.11.2006

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

-

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Christa Prets
1.2.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

26.2.2007

 

 

 

 

Datum goedkeuring

20.3.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

41

0

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Stavros Arnaoutakis, Elspeth Attwooll, Tiberiu Bărbuleţiu, Jean Marie Beaupuy, Rolf Berend, Jana Bobošíková, Antonio De Blasio, Vasile Dîncu, Gerardo Galeote, Iratxe García Pérez, Ambroise Guellec, Pedro Guerreiro, Gábor Harangozó, Marian Harkin, Mieczysław Edmund Janowski, Gisela Kallenbach, Tunne Kelam, Evgeni Kirilov, Miguel Angel Martínez Martínez, Yiannakis Matsis, Miroslav Mikolášik, Jan Olbrycht, Maria Petre, Markus Pieper, Wojciech Roszkowski, Elisabeth Schroedter, Stefan Sofianski, Grażyna Staniszewska, Kyriacos Triantaphyllides, Oldřich Vlasák, Vladimír Železný

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Jan Březina, Brigitte Douay, Den Dover, Ljudmila Novak, Mirosław Mariusz Piotrowski, Zita Pleštinská, Christa Prets, Toomas Savi, Richard Seeber, László Surján, Károly Ferenc Szabó, Nikolaos Vakalis

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Věra Flasarová

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

ADVIES van de Commissie juridische zaken (11.4.2007)

aan de Commissie industrie, onderzoek en energie

inzake kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU
(2006/2274(INI))

Rapporteur voor advies: Jaroslav Zvěřina

SUGGESTIES

De Commissie juridische zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

–    onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 oktober 2006 over het toekomstige octrooibeleid in Europa[1],

A.  overwegende dat de obstakels die nog steeds voor het vrije verkeer van goederen, diensten en arbeidskrachten op de interne markt bestaan, het het Europees bedrijfsleven onmogelijk maken zich zodanig te ontwikkelen dat investeringen in onderzoek en innovatie rendabel zijn,

B.   overwegende dat voor innovatieve producten en diensten een solide en veeleisende verbruikersbasis nodig is evenals een markt die bereid is deze af te nemen, en overwegende dat het consumentenvertrouwen afhangt van en wordt vergroot door een doeltreffend consumentenbeschermingssysteem,

C.  overwegende dat een gedegen, doch soepel regelgevingskader voor intellectuele-eigendomsrechten een noodzakelijke voorwaarde is voor de ontwikkeling en het op de markt brengen van nieuwe producten, diensten en oplossingen,

D.  overwegende dat een betrouwbaar rechtskader voor de erkenning van octrooien, aangevuld met een doeltreffend geschillenbeslechtingssysteem, een essentieel element is voor het behoud en de bescherming van investeringen in nieuwe producten en diensten,

1.   is verheugd over het initiatief van de Commissie om de interne markt aan een onderzoek te onderwerpen, aldus voorwaarden te creëren voor een betere evaluatie van de belangrijkste tekortkomingen ervan en een routekaart voor verdere maatregelen uit te werken, inclusief maatregelen ter verbetering van het regelgevingskader en ter verlichting van de administratieve lasten van het Europese bedrijfsleven; wijst met name op het verstorend effect op de interne markt van de diverse heffingen van auteursrechten in de lidstaten op elektronische apparatuur en acht deblokkering van de mededeling van de Commissie betreffende de heffing van auteursrechten van prioritair belang;

2.   is verheugd over en onderschrijft het initiatief van de Commissie om het acquis inzake auteursrechten aan een algemeen onderzoek te onderwerpen ten einde ervoor te zorgen dat het rechtskader en de toepassing ervan zijn afgestemd op de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten, met name voor wat betreft de nieuwe digitale diensten die een speciale aanpak van de verrekening van auteursrechten vereisen;

3.   steunt initiatieven om de governance-structuur in Europa in het algemeen te verbeteren en met name het voornemen van de Commissie om de hervormingen en het beleid van de lidstaten te evalueren in het kader van de behandeling van het innovatiesysteem in haar jaarlijkse voortgangsverslag; verzoekt de Raad de impact van het innovatiebeleid van de afzonderlijke lidstaten op het concurrentievermogen regelmatig te evalueren;

4.   is verheugd over het voorstel van de Commissie om een Europees Technologie-Instituut (EIT) op te richten als een geïntegreerd partnerschap op het gebied van wetenschap, onderwijs en bedrijfsleven; benadrukt evenwel dat een grondige analyse van het voorstel noodzakelijk is, met name voor wat betreft de rechtsstatus van het EIT, de governance-structuur, de financieringsmodaliteiten en het beheer van de intellectuele-eigendomsrechten;

5.   verzoekt de Commissie voort te bouwen op de resultaten van de in 2006 gehouden publieke raadpleging over een nieuwe octrooistrategie;

6.   is verheugd over het initiatief van de Commissie om in 2007 met een bredere strategie inzake intellectuele-eigendomsrechten te komen die onder meer de circulatie van innovatieve ideeën moet verbeteren en vergemakkelijken;

7.   onderschrijft de doelstelling van de Commissie om een nieuw regelgevingskader uit te werken voor staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie alsmede om gedetailleerde richtsnoeren op te stellen voor het ontwikkelen en evalueren van algemeen geldende fiscale stimulansen voor onderzoek en ontwikkeling;

8.   verzoekt de Commissie uniforme definities vast te stellen voor termen als "open normen" en "eerlijke, redelijke en non-discriminatoire vergunningen", en de toepassing van normen op een zodanige wijze te bevorderen dat voor eigenaars van intellectueel eigendom een redelijk rendement op investeringen wordt behaald, zonder dat er echter superwinsten uit intellectueel eigendom aan normen ontstaan;

9.   verzoekt de Commissie verdere stappen te ondernemen ter bevordering van de verspreiding en het gebruik van het handboek over precommerciële en commerciële innovatiegerichte aanbestedingen en (overheids)opdrachten en staat positief tegenover verdere initiatieven ten aanzien van de betrokken aanbestedende overheidsinstanties.

10. verzoekt de Commissie opnieuw grondig onderzoek te doen naar de impact van intellectuele-eigendomsgeschillen op kleine en middelgrote ondernemingen.

PROCEDURE

Titel

Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU

Procedurenummer

2006/2274(INI)

Commissie ten principale

ITRE

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

JURI
29.11.2006

Nauwere samenwerking – datum bekendmaking

0.0.0000

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Jaroslav Zvěřina
29.1.2007

Vervangen rapporteur voor advies

 

Behandeling in de commissie

27.2.2007

20.3.2007

 

 

 

Datum goedkeuring

11.4.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

21

2

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Carlo Casini, Marek Aleksander Czarnecki, Bert Doorn, Cristian Dumitrescu, Monica Frassoni, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Piia-Noora Kauppi, Klaus-Heiner Lehne, Katalin Lévai, Antonio López-Istúriz White, Hans-Peter Mayer, Manuel Medina Ortega, Hartmut Nassauer, Aloyzas Sakalas, Francesco Enrico Speroni, Gary Titley, Jaroslav Zvěřina, Tadeusz Zwiefka

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Adeline Hazan, Kurt Lechner, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Michel Rocard, József Szájer, Jacques Toubon

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

PROCEDURE

Titel

"Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU"

Procedurenummer

2006/2274(INI)

Commissie ten principale

        Datum bekendmaking toestemming

ITRE
29.11.2006

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

ECON
29.11.2006

CULT
29.11.2006

EMPL
29.11.2006

JURI
29.11.2006

IMCO
29.11.2006

REGI
29.11.2006

 

Geen advies
  Datum besluit

EMPL
22.11.2006

CULT
9.10.2006

 

 

 

Nauwere samenwerking

        Datum bekendmaking

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Adam Gierek
4.10.2006

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Behandeling in de commissie

28.11.2006

19.12.2006

30.1.2007

26.2.2007

12.4.2007

Datum goedkeuring

12.4.2007

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

34

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jan Březina, Jerzy Buzek, Pilar del Castillo Vera, Jorgo Chatzimarkakis, Giles Chichester, Silvia Ciornei, Den Dover, Adam Gierek, Norbert Glante, David Hammerstein Mintz, Rebecca Harms, Mary Honeyball, Ján Hudacký, Romana Jordan Cizelj, Romano Maria La Russa, Pia Elda Locatelli, Angelika Niebler, Reino Paasilinna, Aldo Patriciello, Francisca Pleguezuelos Aguilar, Miloslav Ransdorf, Herbert Reul, Teresa Riera Madurell, Andres Tarand, Claude Turmes, Nikolaos Vakalis, Alejo Vidal-Quadras

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Etelka Barsi-Pataky, Avril Doyle, Françoise Grossetête, Mieczysław Edmund Janowski, Vittorio Prodi

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Sharon Bowles, Manolis Mavrommatis

Datum indiening

26.4.2007

 

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)