VERSLAG over het voorstel voor een besluit van de Raad over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door de nationale veiligheidsdiensten van de lidstaten en Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten

21.5.2007 - (COM(2005)0600 – C6-0053/2006 – 2005/0232(CNS)) - *

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken
Rapporteur: Sarah Ludford

Procedure : 2005/0232(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0195/2007
Ingediende teksten :
A6-0195/2007
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van de Raad over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door de nationale veiligheidsdiensten van de lidstaten en Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten

(COM(2005)0600 – C6-0053/2006 – 2005/0232(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie (COM(2005)0600)[1],

–   gelet op artikel 30, lid 1, onder b) en artikel 34, lid 2, onder c) van het EU‑Verdrag,

–   gelet op artikel 39, lid 1 van het EU‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0053/2006),

–   gelet op het Protocol tot opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie, op grond waarvan de Raad door het Parlement is geraadpleegd,

–   gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6‑0195/2007),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  hecht zijn goedkeuring aan de bijgevoegde verklaringen van de Raad;

3.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG‑Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

4.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

5.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel;

6.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT[2]

op het voorstel van de Commissie voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door ▌aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, onder b), en artikel 34, lid 2, onder c),

gezien het voorstel van de Commissie[3],

Gezien het advies van het Europees Parlement[4],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het visuminformatiesysteem (VIS)[5] is het VIS ingesteld als een systeem voor de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa. Het opzetten van het VIS is een van de belangrijkste beleidsinitiatieven van de Europese Unie met het oog op de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Het VIS moet ten doel hebben de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid te verbeteren en moet ook bijdragen aan de interne veiligheid en de bestrijding van terrorisme onder duidelijk omschreven omstandigheden waarop toezicht gehouden wordt.

(2) In zijn conclusies van 7 maart 2005 heeft de Raad erop gewezen dat "om het doel van het VIS, namelijk verbetering van de binnenlandse veiligheid en van de strijd tegen het terrorisme, volledig te verwezenlijken", aan de nationale veiligheidsdiensten toegang voor raadpleging gegarandeerd moet worden "in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden inzake preventie, opsporing en onderzoek van strafbare feiten, met inbegrip van terreurdaden of –dreigingen", "indien strikt de hand wordt gehouden aan de regels betreffende de bescherming van persoonsgegevens" [6].

(3) Het is van wezenlijk belang voor de bestrijding van terrorisme en andere ernstige misdrijven dat de betrokken diensten over zoveel mogelijk actuele informatie op hun respectieve werkterreinen beschikken. De bevoegde diensten van de lidstaten kunnen hun taken alleen vervullen als zij over informatie beschikken. De gegevens in het VIS kunnen nodig zijn voor de preventie en de bestrijding van terrorisme en ernstige misdrijven en moeten daarom, onder de in dit besluit vermelde voorwaarden, geraadpleegd kunnen worden door de aangewezen autoriteiten.

(4) Bovendien heeft de Europese Raad verklaard dat Europol een sleutelrol kan spelen bij de samenwerking tussen de instanties van de lidstaten die zich bezighouden met het onderzoeken van grensoverschrijdende criminaliteit, omdat Europol bijstand kan verlenen bij het voorkomen, analyseren en onderzoeken van criminaliteit op het niveau van de Unie. Daarom zou Europol in het kader van zijn taken en overeenkomstig de Overeenkomst van 26 juli 1995 tot oprichting van een Europese politiedienst ook toegang moeten hebben tot de VIS-gegevens.[7]

(5) Dit besluit is een aanvulling op Verordening 2005/XX/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (hierna "de VIS-verordening" genoemd), omdat het een rechtsgrond in het kader van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie biedt voor toegang tot het VIS voor aangewezen autoriteiten en voor Europol.

(6) Het is nodig de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan te wijzen, alsook de centrale toegangspunten via welke toegang wordt verleend, en een lijst van operationele diensten van de aangewezen autoriteiten op te stellen, die toegang mogen hebben tot het VIS voor specifieke doeleinden, namelijk het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en van andere ernstige strafbare feiten als bedoeld in het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel. Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat het naar behoren gemachtigde personeel met recht op toegang tot het VIS beperkt is tot degenen waarvoor noodzaak van kennisneming geldt en die over degelijke kennis beschikken betreffende de regels inzake gegevensbeveiliging en -bescherming.

(6 bis) Verzoeken om toegang tot het VIS moeten door de operationele diensten binnen de aangewezen autoriteiten gericht worden aan de centrale toegangspunten. Die centrale toegangspunten moeten de verzoeken in verband met het VIS dan verwerken, nadat zij zijn nagegaan of aan alle voorwaarden voor toegang voldaan is. In uitzonderlijke urgente gevallen zal het centraal toegangspunt het verzoek onmiddellijk verwerken en pas achteraf verifiëren.

(7) Met het oog op de bescherming van persoonsgegevens, en met name om routinematige toegang uit te sluiten, dienen de VIS-gegevens slechts per specifiek geval te worden verwerkt. Een dergelijk specifiek geval doet zich in het bijzonder voor wanneer de toegang voor raadpleging verband houdt met een specifieke gebeurtenis, of met een ernstig gevaar in verband met zware criminaliteit, of met bepaalde personen jegens welke gegronde vermoedens bestaan dat zij terroristische misdrijven of andere strafbare feiten zullen plegen of gepleegd hebben, of dat zij relevante banden onderhouden met dergelijke mensen. De aangewezen autoriteiten en Europol zouden de gegevens in het VIS derhalve alleen mogen raadplegen wanneer zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke raadpleging informatie zal opleveren die in aanzienlijke mate bijdraagt aan het voorkomen, opsporen of onderzoeken van ernstige misdrijven.

(7 bis) Zodra het voorgestelde kaderbesluit over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken[8] in werking is getreden, is het van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit. Totdat de regels in het kaderbesluit van toepassing zijn, moet evenwel, in aanvulling daarop, in adequate bepalingen worden voorzien om voor de nodige gegevensbescherming te zorgen. Elke lidstaat dient te zorgen voor een adequaat gegevensbeschermingsniveau in zijn nationale wetgeving dat ten minste overeenkomt met het niveau dat voortvloeit uit het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van de Raad van Europa van 28 januari 1981 en de daarmee verband houdende jurisprudentie overeenkomstig artikel 8 van het EVRM, en, voor de lidstaten die het geratificeerd hebben, het Aanvullend Protocol van 8 november 2001 bij dat Verdrag, en dient rekening te houden met Aanbeveling nr. R(87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied van 17 september 1987.

(8) Voor een doeltreffend toezicht op de toepassing van dit besluit moeten regelmatig evaluaties worden verricht.

(9) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk het vaststellen van de verplichtingen en voorwaarden waaraan de aangewezen autoriteiten en Europol moeten voldoen om VIS-gegevens te kunnen raadplegen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Raad overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap neergelegde subsidiariteitsbeginsel, waarnaar in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt verwezen, maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(10) Overeenkomstig artikel 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie laat dit besluit de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap onverlet, in het bijzonder die in het kader van de VIS-verordening en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[9] .

(11) Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis[10]; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(12) Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis[11]; Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(13) Er kan evenwel overeenkomstig Kaderbesluit 2006/960/JBZ[12] informatie uit het VIS verstrekt worden aan het Verenigd Koninkrijk en Ierland door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waarvan de aangewezen autoriteiten uit hoofde van dit besluit toegang hebben tot het VIS, en er kan informatie uit de nationale visabestanden van het Verenigd Koninkrijk en Ierland verstrekt worden aan de bevoegde wetshandhavingsautoriteiten van de overige lidstaten. Elke vorm van rechtstreekse toegang tot het VIS voor de centrale autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk en Ierland zou, gelet op de huidige stand van hun deelneming aan het Schengenacquis, een overeenkomst vereisen tussen de Gemeenschap en die lidstaten, eventueel aangevuld met andere regels voor de voorwaarden en procedures voor die toegang.

(14) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit, met uitzondering van artikel 7, een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[13] die betrekking hebben op het gebied bedoeld in artikel 1, onder B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[14] .

(15) Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit, met uitzondering van artikel 7, een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst die is gesloten door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, onder B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999, juncto artikel 4, lid 1, van Besluit 2004/849/EG van de Raad betreffende de ondertekening van de overeenkomst namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van deze overeenkomst[15] .

(15 bis)Dit besluit, behalve artikel 6, vormt een op het Schengenacquis voortbouwend of anderszins daaraan gerelateerd rechtsbesluit in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005.

(16) Dit besluit is in overeenstemming met de grondrechten ▌en beginselen ▌die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend.

BESLUIT:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij dit besluit wordt vastgesteld onder welke voorwaarden de aangewezen autoriteiten ▌en de Europese Politiedienst (Europol) toegang krijgen tot het visuminformatiesysteem om het te raadplegen met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten.

Artikel 2

Definities

1.          In dit besluit wordt verstaan onder:

(a)       "visuminformatiesysteem" (VIS): het visuminformatiesysteem dat is ingesteld bij Beschikking 2004/512/EG van de Raad;

(b)       "Europol": de Europese Politiedienst die is opgericht bij de Overeenkomst van 26 juli 1995 tot oprichting van een Europese politiedienst (Europolovereenkomst);

(c)       "terroristische misdrijven": strafbare feiten naar nationaal recht die overeenkomen met of gelijkwaardig zijn aan de strafbare feiten die zijn bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding[16];

(d)       "ernstige strafbare feiten": de vormen van criminaliteit die overeenkomen met of gelijkwaardig zijn aan de strafbare feiten bedoeld in artikel 2, lid 2, van het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel;

(e)       "aangewezen autoriteiten": de autoriteiten ▌die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, en die overeenkomstig artikel 3 van dit besluit door de lidstaten zijn aangewezen.

2.          Ook de definities van de VIS-verordening zijn van toepassing.

Artikel 3

Aangewezen autoriteiten en centrale toegangspunten

1.        De lidstaten wijzen de in artikel 2, lid 1, onder e), bedoelde autoriteiten aan die in het kader van dit besluit toegang krijgen tot VIS-gegevens ▌.

1 bis.  Elke lidstaat stelt een lijst op van de aangewezen autoriteiten. Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit maakt elke lidstaat in een verklaring zijn aangewezen autoriteiten aan de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad bekend; hij kan te allen tijde zijn verklaring wijzigen of die door een andere verklaring vervangen.

1 ter.   Elke lidstaat wijst het centrale toegangspunt / de centrale toegangspunten aan via welke de toegang plaatsvindt. De lidstaten kunnen, naar gelang van hun organisatorische en bestuurlijke structuur, meer dan één centraal toegangspunt aanwijzen om hun grondwettelijke of wettelijke vereisten na te komen. Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit maakt elke lidstaat in een verklaring zijn centrale toegangspunt(en) aan de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad bekend; hij kan te allen tijde zijn verklaring wijzigen of die door een andere verklaring vervangen.

2.        De Commissie maakt de in de artikelen 1 bis en 1 ter bedoelde verklaringen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.        Op nationaal niveau houdt elke lidstaat een lijst bij van de operationele diensten binnen de aangewezen autoriteiten die via het centrale toegangspunt / de centrale toegangspunten toegang mogen hebben tot het VIS.

4.        Alleen het naar behoren bevoegd personeel van de operationele diensten en de centrale toegangspunten mag toegang krijgen tot het VIS overeenkomstig artikel 4 bis.

Artikel 4 bis

Procedure voor de toegang tot het VIS

1.        Wanneer de voorwaarden van artikel 5 vervuld zijn, dienen de in artikel 3, lid 3, bedoelde operationele diensten een naar behoren gemotiveerd schriftelijk of elektronisch verzoek om toegang tot het VIS in bij de in artikel 3, lid 1 ter bedoelde centrale toegangspunten. Van elk verzoek om toegang gaan de centrale toegangspunten na of de in artikel 5 bedoelde voorwaarden voor toegang vervuld zijn. Indien alle voorwaarden voor toegang vervuld zijn, verwerkt het naar behoren bevoegde personeel van de centrale toegangspunten het verzoek. De verkregen VIS-gegevens worden zodanig naar de in artikel 3, lid 3, bedoelde operationele diensten gezonden dat de beveiliging van de gegevens niet geschonden wordt.

2.        In uitzonderlijke dringende gevallen kunnen de centrale toegangspunten schriftelijke, elektronische of mondelinge verzoeken aannemen. In dat geval verwerken de centrale toegangspunten het verzoek onmiddellijk en gaan zij pas achteraf na of alle voorwaarden van artikel 5 vervuld waren, met inbegrip van het gegeven dat er sprake was van een uitzonderlijk, dringend geval. De verificatie achteraf vindt zonder onnodige vertraging na de verwerking van het verzoek plaats.

Artikel 5

Voorwaarden voor toegang tot het VIS door de aangewezen autoriteiten van de lidstaten

1.        Toegang tot het VIS voor raadpleging door aangewezen autoriteiten ▌is alleen mogelijk binnen het kader van de bevoegdheden van die autoriteiten en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)        ▌

(b)       toegang voor raadpleging moet noodzakelijk zijn voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten;

(c)       toegang voor raadpleging moet noodzakelijk zijn in een specifiek geval ▌;

(d)       ▌er bestaan gegronde redenen om aan te nemen dat raadpleging van de VIS-gegevens wezenlijk bijdraagt tot het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een van de betrokken strafbare feiten.

2.        Raadpleging van het VIS is beperkt tot het zoeken aan de hand van de volgende VIS-gegevens uit het aanvraagdossier:

(a)       familienaam, familienaam bij de geboorte (vroegere familienamen); voornamen; geslacht; datum, plaats en land van geboorte;

(b)       huidige nationaliteit van de aanvrager; nationaliteit bij geboorte;

(c)       soort en nummer van het reisdocument, instantie en datum van afgifte en datum waarop de geldigheidsduur verstrijkt;

(d)       hoofdbestemming en duur van het voorgenomen verblijf;

(e)       doel van de reis;

(f)        aankomst- en vertrekdatum;

(g)       grens van eerste binnenkomst of doorreisroute;

(h)       verblijfplaats;

(i)        

(j)        vingerafdrukken;

(k)       soort visum en nummer van de visumsticker;

(l)       gegevens over de persoon die de uitnodiging heeft gedaan en/of die verplicht is de kosten van levensonderhoud tijdens het verblijf te betalen

           en geeft, in geval van een hit, toegang tot alle bovenstaande gegevens, alsmede tot

(a)       elk ander gegeven dat via het aanvraagformulier is verstrekt;

(b)       in verband met afgegeven, geweigerde, nietig verklaarde, ingetrokken of verlengde visa ingevoerde gegevens.

Artikel 6

Voorwaarden voor toegang tot VIS-gegevens door aangewezen autoriteiten van een lidstaat ten aanzien waarvan de VIS-verordening nog niet in werking is getreden

1.        Toegang tot het VIS voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van een lidstaat ten aanzien waarvan de VIS-verordening nog niet in werking is getreden, is alleen mogelijk binnen het kader van de bevoegdheden van die diensten en

(a)       onder de voorwaarden die zijn genoemd in artikel 5, lid 1, onder b) tot d); en

(b)       op basis van een naar behoren gemotiveerd schriftelijk of elektronisch verzoek aan een aangewezen autoriteit van een lidstaat waarop de VIS-verordening wel van toepassing is; die autoriteit zal vervolgens het nationale centrale toegangspunt / de nationale centrale toegangspunten verzoeken het VIS te raadplegen.

2.        Een lidstaat ten aanzien waarvan de VIS-verordening nog niet in werking is getreden, stelt op basis van een naar behoren gemotiveerd schriftelijk of elektronisch verzoek zijn visumgegevens beschikbaar aan de lidstaten waarop de VIS-verordening wel van toepassing is, mits aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, onder b) tot en met d), is voldaan.

2 bis.  Artikel 8, leden, 1, 2bis, 5, 6 en 7, artikel 8 bis, lid 1, artikel 8 ter, leden 1 en 3, artikel 8 quinquies, en artikel 8 sexies, leden 1 en 3 van dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

Voorwaarden voor toegang tot VIS-gegevens door Europol

1.        Toegang tot het VIS voor raadpleging door Europol is alleen mogelijk binnen het kader van het mandaat van Europol en:

(a)       indien dit nodig is voor het vervullen van de in artikel 3, lid 1, punt 2, van de Europolovereenkomst genoemde taken en voor specifieke analyses in de zin van artikel 10 van de Europolovereenkomst;

(b)       indien dit nodig is voor het vervullen van de in artikel 3, lid 1, punt 2, van de Europolovereenkomst genoemde taken en voor algemene strategische analyses in de zin van artikel 10 van de Europolovereenkomst, mits de VIS-gegevens voorafgaand aan de verwerking anoniem worden gemaakt en worden bewaard in een vorm die identificatie van de betrokkenen onmogelijk maakt.

2.          Artikel 5, lid 2 van dit besluit is mutatis mutandis van toepassing.

3.        Europol wijst in het kader van dit besluit een gespecialiseerde eenheid aan met naar behoren gemachtigde Europolambtenaren die fungeren als centraal toegangspunt voor raadpleging van het VIS.

4.        Voor het verwerken van de gegevens die door middel van raadpleging van het VIS zijn verkregen, heeft Europol toestemming nodig van de lidstaat die de gegevens heeft ingevoerd in het VIS. Deze toestemming wordt verleend via de nationale Europoleenheid van die lidstaat.

Artikel 8

Bescherming van persoonsgegevens

1.        Op de verwerking van de in het kader van dit besluit geraadpleegde persoonsgegevens zijn de onderstaande regels en de nationale wetgeving van de raadplegende lidstaat van toepassing. Met betrekking tot de verwerking van de in het kader van dit besluit geraadpleegde persoonsgegevens zorgt elke lidstaat voor een adequaat gegevensbeschermingsniveau in zijn nationale wetgeving dat ten minste correspondeert met het niveau dat voortvloeit uit het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van de Raad van Europa van 28 januari 1981 en, voor de lidstaten die het geratificeerd hebben, het Aanvullend Protocol van 8 november 2001 bij dat Verdrag, en houdt hij rekening met Aanbeveling nr. R(87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied.

2.        Verwerking van persoonsgegevens door Europol in het kader van dit besluit gebeurt overeenkomstig de Europolovereenkomst en de tot uitvoering daarvan aangenomen voorschriften en valt onder het toezicht van het bij artikel 24 van die overeenkomst opgerichte onafhankelijke gemeenschappelijke controleorgaan.

2 bis.  De in het kader van dit besluit uit het VIS verkregen persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt met het oog op het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten.

3.          

4.          

5.        De in het kader van dit besluit uit het VIS verkregen persoonsgegevens mogen niet worden overgedragen of ter beschikking gesteld aan een derde land of aan een internationale organisatie. In uitzonderlijke dringende gevallen mogen dergelijke gegevens echter, uitsluitend ter voorkoming en opsporing van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten en onder de in artikel 5, lid 1, van dit besluit genoemde voorwaarden, aan een derde land of een internationale organisatie worden overgedragen of ter beschikking worden gesteld, onder voorbehoud van toestemming van de lidstaat die de gegevens heeft ingevoerd in het VIS en overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat die de gegevens overdraagt of ter beschikking stelt. Overeenkomstig de nationale wetgeving zorgen de lidstaten ervoor dat de gegevens over die overdrachten worden geregistreerd en desgevraagd aan de nationale autoriteiten voor gegevensbescherming ter beschikking worden gesteld. De overdracht van gegevens door de lidstaat die de gegevens overeenkomstig de verordening in het VIS heeft opgenomen, is onderworpen aan het nationale recht van die lidstaat.

6.        De bevoegde instantie of instanties, die volgens de nationale wetgeving belast zijn met het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens door de krachtens dit besluit aangewezen autoriteiten, zien toe op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit. De lidstaten zorgen ervoor dat deze instanties voldoende middelen ter beschikking hebben om de hun uit hoofde van dit besluit opgedragen taken te kunnen vervullen.

6 bis.  De in lid 6 genoemde instanties zorgen ervoor dat ten minste om de vier jaar een controle van de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit plaatsvindt, waar van toepassing volgens internationale controlenormen

7.        De lidstaten ▌en Europol staan de in de leden 2 en 6 genoemde bevoegde instantie of instanties toe de informatie te verkrijgen die zij nodig hebben om hun taken in overeenstemming met dit artikel te kunnen uitvoeren.

8.        Alvorens toestemming te krijgen om in het VIS opgeslagen gegevens te verwerken, krijgt het personeel van de autoriteiten met toegangsrecht tot het VIS een degelijke opleiding over de regels inzake gegevensbeveiliging en -bescherming, en wordt het op de hoogte gebracht van ter zake doende strafbare feiten en sancties.

Artikel 8 bis

Gegevensbeveiliging

1.        De verantwoordelijke lidstaat zorgt voor de beveiliging van de gegevens tijdens de overdracht tot aan de ontvangst door de aangewezen autoriteiten.

2.        Elke lidstaat neemt de nodige beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de gegevens die in het kader van dit besluit uit het VIS gehaald en vervolgens opgeslagen worden, met name om

(a)      gegevens fysiek te beschermen, onder meer met noodplannen voor de bescherming van kritieke infrastructuur;

(b)      onbevoegden de toegang te ontzeggen tot nationale installaties waarin de lidstaat gegevens opslaat (controle op de toegang tot de installatie)

(c)       te verhinderen dat onbevoegden de gegevensdragers lezen, kopiëren, wijzigen of meenemen (controle op de gegevensdragers);

(d)       onbevoegde kennisneming, wijziging of verwijdering van opgeslagen persoonsgegevens te voorkomen (controle op de opslag)

(e)       te voorkomen dat gegevens onrechtmatig in het VIS worden verwerkt (controle op gegevensverwerking);

(f)       ervoor te zorgen dat personen die toegang hebben tot het VIS alleen toegang hebben tot de gegevens waarvoor hun toegangsbevoegdheid geldig is, en uitsluitend middels persoonlijke en unieke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures (controle op de toegang tot de gegevens);

(g)       te waarborgen dat alle autoriteiten met toegangsrecht tot het VIS profielen opstellen waarin de taken en verantwoordelijkheden worden omschreven van de personen die bevoegd zijn om gegevens in te zien en te doorzoeken, en deze profielen desgevraagd onverwijld ter beschikking te stellen van de nationale controleautoriteiten bedoeld in artikel  8, lid 6 (personeelsprofielen);

(h)      te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke instanties persoonsgegevens mogen worden doorgegeven door middel van gegevensdoorgifteapparatuur (controle op de doorgifte);

(i)       te waarborgen dat het mogelijk is na te gaan en vast te stellen welke gegevens wanneer, door wie en met welk doel uit het VIS zijn gehaald (controle op de vastlegging van gegevens);

(j)        te voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de overdracht van persoonsgegevens uit het VIS de gegevens op onbevoegde wijze worden gelezen of gekopieerd (controle op het transport);

(k)       de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen doorlopend te controleren en met betrekking tot deze interne controle de nodige organisatorische maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de voorschriften van dit besluit worden nageleefd (interne controle).

Artikel 8 ter

Aansprakelijkheid

1.        Eenieder, respectievelijk elke lidstaat, die als gevolg van onrechtmatige gegevensverwerking of een andere, met dit besluit strijdige handeling schade heeft geleden, is gerechtigd om van de lidstaat die voor de geleden schade verantwoordelijk is, vergoeding te ontvangen. De betrokken lidstaat wordt geheel of gedeeltelijk van zijn aansprakelijkheid ontheven indien hij kan aantonen dat hij niet verantwoordelijk is voor het feit dat de schade heeft veroorzaakt.

2.        Indien het VIS schade oploopt omdat een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van dit besluit niet is nagekomen, is deze lidstaat aansprakelijk, tenzij en voor zover een andere lidstaat die aan het VIS deelneemt heeft nagelaten redelijke stappen te ondernemen om het optreden van de schade te voorkomen of de omvang ervan zo veel mogelijk te beperken.

3.        Op vorderingen tegen een lidstaat tot vergoeding van de in de leden 1 en 2 bedoelde schade zijn de bepalingen van de nationale wetgeving van de verwerende lidstaat van toepassing.

Artikel 8 quater

Interne bewaking

De lidstaten zorgen ervoor dat elke autoriteit met toegangsrecht tot VIS-gegevens de nodige maatregelen neemt met het oog op de naleving van dit besluit en, indien nodig, samenwerkt met de nationale instantie of instanties bedoeld in artikel 8, lid 6.

Artikel 8 quinquies

Sancties

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat elk gebruik van VIS-gegevens dat een inbreuk vormt op de bepalingen van dit besluit strafbaar wordt gesteld met sancties, waaronder administratieve en strafrechtelijke sancties, die effectief, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 8 sexies

Het bewaren van VIS-gegevens in nationale bestanden

1.        Gegevens die uit het VIS zijn gehaald mogen alleen in nationale bestanden worden opgeslagen wanneer dat in een individueel geval nodig is overeenkomstig de in dit besluit vermelde doeleinden en de wettelijke bepalingen ter zake, waaronder de bepalingen over gegevensbescherming, en niet langer dan in het individuele geval noodzakelijk is.

2.        Lid 1 laat de bepalingen onverlet van het nationaal recht van een lidstaat inzake het opnemen door zijn aangewezen autoriteiten in de nationale bestanden van gegevens die de lidstaat overeenkomstig de verordening in het VIS heeft opgenomen.

3.        Elk gebruik van gegevens dat in strijd is met de leden 1 tot en met 2, wordt naar het nationaal recht van de lidstaten aangemerkt als oneigenlijk gebruik.

Artikel 8 septies

Recht van toegang, recht op verbetering en verwijdering van gegevens

1.        Het recht van eenieder om toegang te hebben tot overeenkomstig dit besluit uit het VIS verkregen gegevens die hem betreffen, wordt uitgeoefend overeenkomstig het recht van de lidstaat bij welke een beroep op dit recht wordt gedaan.

2.        Indien het nationale recht daarin voorziet, beslist de nationale controleautoriteit of, en, zo ja, op welke wijze kennisneming van informatie dient worden verleend.

3.        Een andere lidstaat dan die welke de gegevens overeenkomstig de verordening in het VIS heeft opgenomen mag alleen informatie over deze gegevens verstrekken als hij de lidstaat die de gegevens heeft opgenomen eerst de gelegenheid geeft dienaangaande een standpunt te bepalen.

4.        Er worden aan de betrokkene geen gegevens verstrekt, wanneer dit voor een rechtmatige, uit de gegevensbescherming voortvloeiende taakuitoefening of ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden onontbeerlijk is.

5.        Eenieder heeft het recht hem betreffende onjuiste gegevens te doen verbeteren of onrechtmatig opgenomen gegevens te doen verwijderen. Wanneer de aangewezen autoriteiten een verzoek daartoe krijgen, of andere aanwijzingen hebben dat de in het VIS verwerkte gegevens onjuist zijn, stellen zij de visumautoriteit van de lidstaat die de gegevens in het VIS heeft opgenomen daarvan onmiddellijk in kennis; deze controleert de betrokken gegevens en verbetert of verwijdert deze, zo nodig, onmiddellijk, overeenkomstig artikel 21 van de VIS-verordening.

6.        De betrokkene wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk 60 dagen na de datum waarop hij om toegang heeft verzocht, op de hoogte gebracht. Indien het nationale recht in een kortere termijn voorziet, wordt deze termijn aangehouden.

7.        De betrokkene wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van het gevolg dat wordt gegeven aan de uitoefening van zijn recht op verbetering of verwijdering van gegevens, en in elk geval binnen drie maanden vanaf de datum waarop hij om verbetering of verwijdering heeft verzocht, of binnen een kortere termijn, indien het nationaal recht in die mogelijkheid voorziet.

8.        In elke lidstaat heeft eenieder het recht een beroep in te stellen of een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechters van die lidstaat die hem het in dit artikel bedoelde recht van toegang of het recht op verbetering of verwijdering van hem betreffende gegevens, weigert.

Artikel 9

Kosten

Elke lidstaat en Europol zetten voor eigen rekening de technische infrastructuur op die nodig is om dit besluit uit te voeren en onderhouden deze ook; zij dragen tevens de kosten van de toegang tot het VIS in het kader van dit besluit.

Artikel 10

Registratie

1. Alle lidstaten en Europol ▌zorgen ervoor dat alle gegevensverwerkende handelingen die voortvloeien uit de raadpleging van het VIS in het kader van dit besluit worden vastgelegd ten behoeve van de controle op de toelaatbaarheid van de bevraging, het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, de interne controle en de waarborging van de goede werking, en de integriteit en beveiliging van de gegevens.

De registratie behelst het volgende:

         het exacte doel van de toegang voor raadpleging bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), met inbegrip van de betrokken vorm van criminaliteit gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c) en d), en, wat Europol betreft, het exacte doel van de toegang voor raadpleging bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a) of b) van dit besluit.

         nummer van het nationale bestand;

         de datum en het precieze tijdstip van de verstrekking;

         indien van toepassing, de mededeling dat er gebruik gemaakt is van de procedure van artikel 4 bis, lid 2;

         de voor de raadpleging gebruikte gegevens;

         het soort gegevens dat is geraadpleegd;

         volgens de nationale regels of de regels van de Europolovereenkomst het kenmerk van de functionaris die de raadpleging heeft verricht en van de functionaris die voor de raadpleging of verstrekking opdracht heeft gegeven.

2. De geregistreerde persoonsgegevens worden uitsluitend gebruikt voor het toezicht op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking vanuit een oogpunt van gegevensbescherming en voor de beveiliging van de gegevens. Alleen geregistreerde gegevens die geen persoonsgegevens zijn mogen worden gebruikt voor toezicht en evaluatie in de zin van artikel 12 van dit besluit.

3.        De geregistreerde gegevens moeten met passende maatregelen tegen ongeoorloofde toegang en tegen misbruik worden beschermd en één jaar na het verstrijken van de in artikel 20, lid 1, van de VIS-verordening bedoelde bewaringstermijn van vijf jaar worden verwijderd, tenzij zij nodig zijn voor reeds begonnen controleprocedures als bedoeld in lid 2.

Artikel 11

Raadgevend Comité

Artikel 12

Toezicht en evaluatie

1.        De in de VIS-verordening bedoelde beheersautoriteit zorgt ervoor dat er systemen beschikbaar zijn om de resultaten, de kosteneffectiviteit, de veiligheid en de kwaliteit van de dienstverlening van het VIS in het kader van dit besluit te toetsen aan de doelstellingen.

1 bis.  Met het oog op het technische onderhoud heeft de beheersautoriteit toegang tot de vereiste informatie over de in het VIS verrichte verwerkingshandelingen.

2.        Twee jaar na de ingebruikneming van het VIS, en vervolgens om de twee jaar, legt de beheersautoriteit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag voor over de technische werking van het VIS in het kader van dit besluit. Daarin worden de resultaten van het VIS afgezet tegen vooraf door de Commissie vastgestelde kwantitatieve indicatoren, met name de vraag of artikel 4 bis, lid 2, nodig en gebruikt is.

3.        Drie jaar na de ingebruikneming van het VIS, en vervolgens om de vier jaar, stelt de Commissie een algemene evaluatie op over de werking van het VIS in het kader van dit besluit. Daarbij worden de bereikte resultaten getoetst aan de doelstellingen en wordt nagegaan of de uitgangspunten van dit besluit nog gelden, hoe dit besluit met betrekking tot het VIS wordt toegepast, of het VIS beveiligd is, en welke gevolgen een en ander voor toekomstige werkzaamheden heeft. De Commissie doet de evaluatieverslagen toekomen aan het Europees Parlement en de Raad.

4.        De lidstaten en Europol verstrekken de beheersautoriteit en de Commissie de informatie die nodig is om de in de leden 2 en 3 bedoelde verslagen op te stellen. Deze informatie mag de werkmethoden nooit in gevaar brengen noch informatie bevatten waardoor bronnen, namen van personeelsleden of onderzoeken van de aangewezen autoriteiten worden.

4 bis.  De beheersautoriteit verstrekt de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 3 bedoelde algemene evaluaties op te stellen.

4 ter.   Gedurende een overgangsperiode die voorafgaat aan de aanvang van de werkzaamheden van de Beheersautoriteit, is de Commissie verantwoordelijk voor het opstellen en voorleggen van de in lid 2 bedoelde verslagen.

Artikel 13

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

1.        Deze beschikking treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.        Dit besluit is van toepassing vanaf de datum die door de Raad wordt bepaald zodra de Commissie aan de Raad heeft meegedeeld dat de VIS-verordening in werking is getreden en van toepassing is.

Het secretariaat-generaal van de Raad maakt deze datum bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

                                                                      Voor de Raad

                                                                  de voorzitter

BIJLAGE 2

Verklaring van de Raad over het kaderbesluit van de Raad betreffende de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

De Raad ziet in dat het van belang is dat er op het niveau van de Europese Unie een alomvattend en samenhangend pakket regels bestaat inzake het hoge niveau van bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, als onderdeel van de voortdurend toenemende hoeveelheid EU-regelgevingsinstrumenten voor dergelijke samenwerking. Deze regels zullen een belangrijke ontwikkeling vormen van de beginselen inzake minimale gegevensbescherming vastgesteld in het Verdrag van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, en in Aanbeveling (87) 15 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied, die beide zijn aangenomen door de Raad van Europa.

Daarom blijft de Raad voorrang geven aan de bestudering van het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad inzake de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, en is de Raad voornemens zo spoedig mogelijk en uiterlijk eind 2007 een politiek akkoord over het voorstel te bereiken.

BIJLAGE 3

Verklaring van de Raad over het recht van toegang tot het VIS van het Verenigd Koninkrijk en Ierland in het kader van het besluit van de Raad

De Raad erkent dat de gemeenschappelijke beveiliging van de lidstaten versterkt zal worden door de wederzijdse toegang van het Verenigd Koninkrijk en Ierland tot het visuminformatiesysteem, en beklemtoont het belang van de toegang van het Verenigd Koninkrijk en Ierland tot het VIS voor wetshandhavingsdoeleinden. De Raad zal de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland blijven bezien, ook wat de relevante jurisprudentie betreft, en zal, in het licht van de gevolgen van rechterlijke beslissingen, de nodige of passende bepalingen aannemen waarmee het Verenigd Koninkrijk en Ierland op gelijke voet met de overige lidstaten toegang hebben tot het visuminformatiesysteem.

______________

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd.
  • [2]               Nieuwe of vervangende tekst is aangegeven in vet en cursief, geschrapte tekst met het symbool .
  • [3]               PB C [...], blz. [...].
  • [4]               PB C [...], blz. [...].
  • [5]               PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5.
  • [6]               Conclusies van de zitting van de Raad Concurrentievermogen van 7 maart 2005, doc. 6811/05.
  • [7]               PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2, laatstelijk gewijzigd bij het Protocol opgesteld op basis van artikel 43, lid 1, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europolovereenkomst), tot wijziging van die overeenkomst; PB C 2 van 6.1.2004, blz. 3.
  • [8]               COM (2005) 475.
  • [9]               PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
  • [10]             PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
  • [11]             PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
  • [12]             PB L 386 van 18.12.2006, blz. 89.
  • [13]             PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
  • [14]             PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
  • [15]             PB L 368 van 15.12.2004, blz. 26.
  • [16]             PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3.

PROCEDURE

Titel

Raadpleging visuminformatiesysteem (VIS)

Document- en procedurenummers

COM(2005)0600 - C6-0053/2006 - 2005/0232(CNS)

Datum raadpleging EP

10.2.2006

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

LIBE

16.2.2006

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Sarah Ludford

23.1.2006

 

 

Behandeling in de commissie

24.1.2006

23.3.2006

27.4.2006

4.5.2006

 

12.7.2006

27.11.2006

19.12.2006

1.2.2007

 

28.2.2007

11.4.2007

23.4.2007

 

Datum goedkeuring

14.5.2007

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

25

0

2

Bij de eindstemming aanwezige leden

Philip Bradbourn, Mihael Brejc, Fausto Correia, Esther De Lange, Panayiotis Demetriou, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Roland Gewalt, Jeanine Hennis-Plasschaert, Ewa Klamt, Magda Kósáné Kovács, Wolfgang Kreissl-Dörfler, Stavros Lambrinidis, Henrik Lax, Sarah Ludford, Viktória Mohácsi, Inger Segelström, Adina-Ioana Vălean, Ioannis Varvitsiotis, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Inés Ayala Sender, Charlotte Cederschiöld, Gérard Deprez, Genowefa Grabowska, Sophia in ‘t Veld, Sylvia-Yvonne Kaufmann, Herbert Reul

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2)

Manolis Mavrommatis