VERSLAG over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land

27.6.2007 - (COM(2006)0852 – C6‑0012/2007 – 2006/0278(COD)) - ***I

Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Bogusław Liberadzki

Procedure : 2006/0278(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A6-0253/2007
Ingediende teksten :
A6-0253/2007
Aangenomen teksten :

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land

(COM(2006)0852 – C6‑0012/2007 – 2006/0278(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0852)[1],

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71 van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6‑0012/2007),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6‑0253/2007),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

Door de Commissie voorgestelde tekstAmendementen van het Parlement

Amendement 1

Overweging 6 bis (nieuw)

 

(6 bis) Het vervoer van gevaarlijke goederen onder rechtstreekse en fysieke verantwoordelijkheid of onder rechtstreeks en fysiek toezicht van de strijdkrachten dient te worden vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn. Het vervoer van gevaarlijke goederen door commerciële contractanten namens de strijdkrachten dient evenwel onder de werkingssfeer van deze richtlijn te vallen, tenzij hun contractuele taken worden uitgevoerd onder rechtstreekse en fysieke verantwoordelijkheid of onder rechtstreeks en fysiek toezicht van de strijdkrachten.

Amendement 2

Overweging 6 ter (nieuw)

 

(6 ter) Het omzetten en uitvoeren van de bepalingen van deze richtlijn betreffende het spoorvervoer zou onevenredige en nutteloze verplichtingen met zich meebrengen voor de lidstaten zonder, of zonder direct vooruitzicht op, een spoorwegnet. Zolang zij niet over een spoorwegnet beschikken, moeten deze lidstaten derhalve worden vrijgesteld van de verplichting om de bepalingen betreffende het spoorvervoer van deze richtlijn om te zetten en uit te voeren.

Amendement 3

Overweging 7 bis (nieuw)

 

(7 bis) Onverminderd de Gemeenschapswetgeving en de bepalingen van hoofdstuk 1.9 van de bijlagen I.1, II.1 en III.1, moeten de lidstaten met het oog op de veiligheid van het vervoer bepalingen kunnen handhaven of invoeren op gebieden die niet onder deze richtlijn vallen. Deze bepalingen moeten worden gespecificeerd en duidelijk worden omschreven.

Amendement 4

Overweging 7 ter (nieuw)

 

(7 ter) De lidstaten dienen het recht te behouden om, uitsluitend om andere dan veiligheidsredenen, zoals nationale veiligheid of milieubescherming, het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied te regelen of te verbieden.

Amendement 5

Overweging 8

(8) Aan in derde landen geregistreerde transportmiddelen dienen toestemming te worden verleend voor internationaal vervoer van gevaarlijke goederen op het grondgebied van de lidstaten indien ze voldoen aan de toepasselijke bepalingen van de ADR, het RID of de ADN.

Aan in derde landen geregistreerde transportmiddelen dienen toestemming te worden verleend voor internationaal vervoer van gevaarlijke goederen op het grondgebied van de lidstaten indien ze voldoen aan de toepasselijke bepalingen van de ADR, het RID of de AND en van deze richtlijn.

Amendement 6

Overweging 9

(9) De lidstaten dienen het recht te behouden om, uitsluitend om andere dan veiligheidsredenen, binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied te reguleren of te verbieden.

schrappen

Motivering

Verplaatst naar overweging 7 ter.

Amendement 7

Overweging 10

(10 ) Elke lidstaat dient over de mogelijkheid te beschikken stringentere regels op te leggen aan binnenlands vervoer dat wordt verzekerd door voertuigen die op zijn grondgebied zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht.

(10) Elke lidstaat dient over de mogelijkheid te beschikken stringentere regels op te leggen aan binnenlands vervoer dat wordt verzekerd door transportmiddelen die op zijn grondgebied zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht.

Amendement 8

Overweging 11

(11) De harmonisering van de toepasselijke voorwaarden voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen mag lidstaten er niet van weerhouden rekening te houden met specifieke binnenlandse omstandigheden. Deze richtlijn dient de lidstaten derhalve de mogelijkheid te bieden onder bepaalde specifieke voorwaarden afwijkingen toe te staan. Deze afwijkingen worden in deze richtlijn omschreven als "aanvullende nationale bepalingen."

(11) De harmonisering van de toepasselijke voorwaarden voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen mag lidstaten er niet van weerhouden rekening te houden met specifieke binnenlandse omstandigheden. Deze richtlijn dient de lidstaten derhalve de mogelijkheid te bieden onder bepaalde specifieke voorwaarden afwijkingen toe te staan. Deze afwijkingen worden in deze richtlijn omschreven als "nationale afwijkingen."

Motivering

Aangezien de bijlagen I.3, II.3 en eventueel III.3 afwijkingen bevatten, moet de formulering van de titel daarmee in overeenstemming zijn. "Afwijkingen" zijn normaal gesproken van tijdelijke aard en minder streng. Daarentegen zijn "bepalingen" van toepassing totdat zij door nieuwe bepalingen worden gewijzigd, en zouden strenger kunnen zijn dan de voorschriften van ADR, RID respectievelijk ADN.

Amendement 9

Overweging 11 bis (nieuw)

 

(11 bis) Om het hoofd te kunnen bieden aan ongewone en uitzonderlijke situaties dienen de lidstaten het recht te hebben individuele vergunningen te verlenen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied dat anders krachtens deze richtlijn zou zijn verboden.

Amendement 10

Overweging 12

(12) Gelet op de hoge investeringen die in deze sector vereist zijn, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen tijdelijk bepaalde specifieke nationale bepalingen in stand te houden inzake de constructievoorschriften voor vervoersmiddelen en –uitrusting, voor vervoer via de Kanaaltunnel en voor vervoer tussen lidstaten en landen die zijn aangesloten bij de "Organisation for Cooperation of Railways (OSJD)". Deze afwijkingen worden in deze richtlijn omschreven als "aanvullende overgangsbepalingen."

(12) Gelet op de hoge investeringen die in deze sector vereist zijn, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen tijdelijk bepaalde specifieke nationale bepalingen in stand te houden inzake de constructievoorschriften voor vervoersmiddelen en –uitrusting en voor vervoer via de Kanaaltunnel. De lidstaten moeten ook de mogelijkheid krijgen bepalingen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor tussen de lidstaten en staten die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Organisation for Cooperation of Railways (OSJD) te handhaven of in te voeren, totdat de voorschriften van bijlage II van de Overeenkomst betreffende het internationale goederenvervoer per spoor (SMGS) en de bepalingen van bijlage II.1 en dus ook de RID-overeenkomst, zijn geharmoniseerd. Binnen de 10 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie de gevolgen van deze bepalingen te evalueren en zo nodig passende voorstellen in te dienen. Deze afwijkingen worden in deze richtlijn omschreven als "aanvullende overgangsbepalingen."

Amendement 11

Overweging 13

(13) Het is noodzakelijk de bijlage bij deze richtlijn snel te kunnen aanpassen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, met inbegrip van de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor tracking en tracing en met name om rekening te houden met nieuwe bepalingen in de ADR, RID en ADN-overeenkomsten.

(13) Het is noodzakelijk de bijlage bij deze richtlijn snel te kunnen aanpassen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, met inbegrip van de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor tracking en tracing en met name om rekening te houden met nieuwe bepalingen in de ADR, RID en ADN-overeenkomsten. De wijzigingen van de ADR-, RID- en ADN-overeenkomsten en de dienovereenkomstige aanpassingen van de bijlagen moeten derhalve tegelijkertijd in werking treden. De Commissie moet de lidstaten in voorkomend geval financiële steun verlenen voor de vertaling van de ADR-, RID- en ADN-overeenkomsten en de wijzigingen ervan in hun officiële taal.

Amendement 12

Overweging 14

(14) De Commissie dient de lijst van aanvullende nationale bepalingen tevens te kunnen herzien en te kunnen beslissen over de instelling en toepassing van noodmaatregelen bij ongevallen of incidenten.

(14) De Commissie dient de lijst van nationale afwijkingen tevens te kunnen herzien en te kunnen beslissen over de instelling en toepassing van noodmaatregelen bij ongevallen of incidenten.

Motivering

Aangezien de bijlagen I.3, II.3 en eventueel III.3 afwijkingen bevatten, moet de formulering van de titel daarmee in overeenstemming zijn. "Afwijkingen" zijn normaal gesproken van tijdelijke aard en minder streng. Daarentegen zijn "bepalingen" van toepassing totdat zij door nieuwe bepalingen worden gewijzigd, en zouden strenger kunnen zijn dan de voorschriften van ADR, RID respectievelijk ADN.

Amendement 13

Overweging 22 bis (nieuw)

 

(22 bis) De lidstaten moet een overgangsperiode van ten hoogste twee jaar voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn betreffende binnenwateren worden toegestaan, zodat zij over de nodige tijd beschikken om de nationale bepalingen aan te passen, een juridisch kader tot stand te brengen en personeel op te leiden.

 

Er moet een algemene overgangsperiode van vijf jaar worden toegestaan voor de certificaten voor schepen en personeel die vóór of tijdens de overgangsperiode voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn betreffende binnenwateren zijn afgegeven, tenzij op het betrokken certificaat een kortere geldigheidsperiode is vermeld.

Amendement 14

Overweging 23 bis (nieuw)

 

(23 bis) Overeenkomstig paragraaf 34 van het Interinstitutioneel Akkoord inzake beter wetgeven1 worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze tabellen openbaar te maken.

------------------

1 PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

Motivering

Toevoeging van voorschriften moet zorgen voor een beter wetgevingsproces en een beter toezicht op de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

Amendement 15

Artikel 1, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. Het bepaalde in bijlage II.1 geldt niet voor lidstaten die geen spoorwegnet hebben, zolang er op hun grondgebied geen spoorwegnet bestaat.

Motivering

Sommige lidstaten van de EU hebben geen spoorwegen.

Amendement 16

Artikel 1, lid 3

3. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om specifieke veiligheidsvoorschriften in te stellen voor binnenlands of internationaal vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied, voor zover ze niet zijn opgenomen in deze richtlijn.

3. De lidstaten kunnen specifieke veiligheidsvoorschriften voor binnenlands en internationaal vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied instellen met betrekking tot:

 

a) het vervoer van gevaarlijke goederen met voertuigen, wagons en binnenschepen, voorzover dit niet onder deze richtlijn valt;

 

b) het gebruik van voorgeschreven routes;

 

c) speciale voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen met personentreinen.

 

De Commissie wordt van dergelijke voorschriften in kennis gesteld en stelt de andere lidstaten hiervan op de hoogte.

Amendement 17

Artikel 1, lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis. De lidstaten mogen, uitsluitend om andere dan vervoersveiligheidsredenen, vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied reguleren of verbieden.

 

Hiertoe kan slechts worden overgegaan als de bevoegde instantie aantoont dat maatregelen noodzakelijk zijn. De lidstaten stellen de Commissie op voorhand in kennis van aanvullende maatregelen. De Commissie brengt deze maatregelen onder de aandacht van de lidstaten.

Motivering

Deze bepaling betreft de werkingssfeer van de richtlijn. Daarom moet zij van artikel 5 naar artikel 1 worden overgeheveld. Wanneer lidstaten beperkende maatregelen willen instellen, moeten zij op voorhand aantonen dat zulks noodzakelijk is. Het amendement heeft tot doel de samenhang met 1.9.3. en 1.9.4. RID te waarborgen wanneer lidstaten het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied willen reguleren of verbieden om redenen die niet samenhangen met de veiligheid, teneinde de betrouwbaarheid van de planning te garanderen.

Amendement 18

Artikel 2, punt 4

(4) "voertuig": ieder voor deelname aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig op ten minste vier wielen met een maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich op rails voortbewegen, landbouw- en bosbouwtrekkers en die zijn ontworpen met een maximumsnelheid van maximaal 40 km/h en alle mobiele machines;

(4) "voertuig": ieder voor deelname aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig op ten minste vier wielen met een maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, alsmede aanhangwagens daarvan, met uitzondering van voertuigen die zich op rails voortbewegen, mobiele machines en landbouw- en bosbouwtrekkers, mits deze bij het vervoer van gevaarlijke goederen met een snelheid van niet meer dan 40 km/h rijden;

Amendement 19

Artikel 4

Vervoer van gevaarlijke goederen tussen de Gemeenschap en derde landen wordt toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR, RID of ADN-bepalingen.

Vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen wordt toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR, RID of ADN-bepalingen, tenzij in de bijlagen anders is vermeld.

Motivering

De Gemeenschap bestaat uit lidstaten en heeft geen eigen grondgebied. Alle vervoersbewegingen beginnen of eindigen daarom op het grondgebied van een lidstaat. De toevoeging "tenzij in de bijlagen anders is vermeld" weerspiegelt enkele overgangsbepalingen in bijlage I.2, II.2 en (eventueel) III.2 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen.

Amendement 20

Artikel 5

Artikel 5

Beperkingen om andere dan veiligheidsredenen

De lidstaten behouden het recht om, uitsluitend om andere dan veiligheidsredenen, vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied te reguleren of te verbieden.

schrappen

Motivering

Deze bepaling betreft in feite het toepassingsgebied van de richtlijn en moet daarom worden verplaatst van artikel 5 naar artikel 1. Deze achtergrond en inkorting van de richtlijn vormen de rechtvaardiging van dit amendement.

Amendement 21

Artikel 6, lid 1

1. Met het oog op de veiligheid van het vervoer kunnen lidstaten, behalve wat constructievoorschriften betreft, stringentere bepalingen instellen voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen dat wordt verzekerd door voertuigen die op hun grondgebied zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht.

1. Met het oog op de veiligheid van het vervoer kunnen lidstaten, behalve wat constructievoorschriften betreft, stringentere bepalingen instellen voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen dat wordt verzekerd door middelen van vervoer, zoals voertuigen, treinen en vaartuigen, die op hun grondgebied zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht.

Motivering

Voertuigen dienen voornamelijk voor het vervoer over de weg, maar het is de bedoeling deze bepaling uit te breiden tot alle middelen van vervoer: over de weg, per spoor en over de binnenwateren.

Amendement 22

Artikel 7, lid 1

1. Lidstaten kunnen het gebruik van andere dan de in de bijlagen genoemde talen toestaan voor vervoer dat uitsluitend op hun grondgebied plaatsvindt.

1. Lidstaten kunnen het gebruik van andere dan de in de bijlagen genoemde talen toestaan voor vervoer dat op hun grondgebied plaatsvindt.

Motivering

Schrapping van "uitsluitend" biedt de mogelijkheid van meer flexibiliteit bij grensoverschrijdende operaties.

Amendement 23

Artikel 7, lid 1 bis (nieuw)

 

1 bis. Onverminderd artikel 1, lid 2 kunnen de lidstaten besluiten de bepalingen van bijlage III.1 tot uiterlijk 30 juni 2011 niet toe te passen. In dat geval blijven zij ten aanzien van de binnenwateren uitvoering geven aan de bepalingen van de Richtlijnen 96/35/EG en 2000/18/EG, zoals van toepassing op de in artikel 11 vermelde datum.

Amendement 24

Artikel 7, lid 2, laatste alinea

De Commissie onderzoekt telkens of is voldaan aan de voorwaarden van de eerste en tweede alinea van dit lid en beslist overeenkomstig de in artikel 10, lid 2, vastgestelde procedure of een afwijking wordt toegestaan en wordt toegevoegd aan de lijst van aanvullende nationale bepalingen in de bijlagen I.3, II.3 en III.3.

De Commissie onderzoekt telkens of is voldaan aan de voorwaarden van de eerste en tweede alinea van dit lid en beslist overeenkomstig de in artikel 10, lid 2, vastgestelde procedure of een afwijking wordt toegestaan en wordt toegevoegd aan de lijst van nationale afwijkingen in de bijlagen I.3, II.3 en III.3.

Motivering

Aangezien de bijlagen I.3, II.3 en eventueel III.3 afwijkingen bevatten, moet de formulering van de titel daarmee in overeenstemming zijn. "Afwijkingen" zijn normaal gesproken van tijdelijke aard en minder streng. Daarentegen zijn "bepalingen" van toepassing totdat zij door nieuwe bepalingen worden gewijzigd, en zouden strenger kunnen zijn dan de voorschriften van ADR, RID respectievelijk ADN.

Amendement 25

Artikel 7, lid 3, alinea 1

3. Afwijkingen gelden voor een periode van 5 jaar vanaf de datum waarop de toestemming wordt verleend.

3. Afwijkingen uit hoofde van artikel 7, lid 2 gelden voor een periode van ten hoogste 6 jaar vanaf de in het toestemmingsbesluit vast te stellen datum van toestemming. Voor de bestaande afwijkingen in de bijlagen I.3, II.3 en III.3 geldt de in artikel 11 vermelde datum als de datum waarop toestemming voor deze afwijkingen is verleend. Tenzij in een afwijking anders is vermeld, geldt deze voor een periode van 6 jaar.

Motivering

Door aanpassing van de periode van 5 naar 6 jaar wordt schrapping, wijziging of toevoeging van afwijkingen in de bijlagen I.3, II.3 en eventueel III.3 gemakkelijker, rekening houdend met de 2-jarencyclus bij wijzigingen van de ADR, het RID en de ADN. Met die termijn zouden de lidstaten wijzigingen van afwijkingen - vastgesteld volgens de comitologieprocedure - eenvoudiger kunnen laten samenvallen met amendementen op de ADR, het RID en de ADN, die internationaal worden goedgekeurd door niet-communautaire internationale of intergouvernementele besluitvormingsorganen.

Amendement 26

Artikel 7, lid 4, alinea 2

Indien geen aanpassing ten gronde van de bijlagen I.1, II.1 of III.1 is goedgekeurd, zal de Commissie de toestemming verlengen met een nieuwe periode van 5 jaar.

Indien geen aanpassing ten gronde van de bijlagen I.1, II.1 of III.1 is goedgekeurd, zal de Commissie overeenkomstig de in artikel 10, lid 2, vastgestelde procedure de toestemming verlengen met een nieuwe periode van ten hoogste 6 jaar vanaf de in het toestemmingsbesluit vast te stellen datum van toestemming.

Motivering

Door aanpassing van de periode van 5 naar 6 jaar wordt schrapping, wijziging of toevoeging van afwijkingen in de bijlagen I.3, II.3 en eventueel III.3 gemakkelijker, rekening houdend met de 2-jarencyclus bij wijzigingen van de ADR, het RID en de ADN. Met die termijn zouden de lidstaten wijzigingen van afwijkingen - vastgesteld volgens de comitologieprocedure - eenvoudiger kunnen laten samenvallen met amendementen op de ADR, het RID en de ADN, die internationaal worden goedgekeurd door niet-communautaire internationale of intergouvernementele besluitvormingsorganen.

Amendement 27

Artikel 7, lid 4, letter c)

c) de toestemming met een nieuwe periode van 5 jaar verlengen.

c) de toestemming met een nieuwe periode van ten hoogste 6 jaar verlengen vanaf de in het toestemmingsbesluit vast te stellen datum van toestemming.

Motivering

Door aanpassing van de periode van 5 naar 6 jaar wordt schrapping, wijziging of toevoeging van afwijkingen in de bijlagen I.3, II.3 en eventueel III.3 gemakkelijker, rekening houdend met de 2-jarencyclus bij wijzigingen van de ADR, het RID en de ADN. Met die termijn zouden de lidstaten wijzigingen van afwijkingen - vastgesteld volgens de comitologieprocedure - eenvoudiger kunnen laten samenvallen met amendementen op de ADR, het RID en de ADN, die internationaal worden goedgekeurd door niet-communautaire internationale of intergouvernementele besluitvormingsorganen.

Amendement 28

Artikel 7, lid 5

5. Elke lidstaat kan individuele vergunningen verlenen voor transporten van gevaarlijke goederen op zijn grondgebied die krachtens deze richtlijn zijn verboden of erin toestemmen dat deze transporten onder andere dan de in de richtlijn vastgestelde voorwaarden plaatsvinden, op voorwaarden dat deze transporten duidelijk zijn gespecificeerd en van tijdelijke aard zijn.

5. Elke lidstaat kan bij wijze van uitzondering en mits de veiligheid niet in gevaar komt, individuele vergunningen verlenen voor transporten van gevaarlijke goederen op zijn grondgebied die krachtens deze richtlijn zijn verboden of erin toestemmen dat deze transporten onder andere dan de in de richtlijn vastgestelde voorwaarden plaatsvinden, op voorwaarden dat deze transporten duidelijk zijn gespecificeerd en van tijdelijke aard zijn.

Motivering

De door de Commissie voorgestelde bepaling is te "open" en zou kunnen worden misbruikt voor te veel nationale vrijstellingen. De nieuwe formulering verduidelijkt dat een vrijstelling de uitzondering moet blijven en dat het veiligheidsniveau van de ADR, het RID en de ADN niet mag worden uitgehold.

Amendement 29

Artikel 8

De lidstaten kunnen op hun grondgebied de bepalingen van de bijlage I.2, II.2 en III.2 handhaven.

De lidstaten die deze bepalingen handhaven, brengen de Commissie daarvan op de hoogte. De Commissie deelt dit mee aan de andere lidstaten.

De lidstaten kunnen op hun grondgebied de bepalingen van de bijlage I.2, II.2 en III.2 handhaven.

De lidstaten die deze bepalingen handhaven, brengen de Commissie daarvan op de hoogte. De Commissie deelt dit mee aan de andere lidstaten.

Onverminderd artikel 1, lid 2 kunnen de lidstaten besluiten de bepalingen van bijlage III.1 tot uiterlijk 30 juni 2011 niet toe te passen. In dat geval blijven zij ten aanzien van de binnenwateren uitvoering geven aan de bepalingen van de Richtlijnen 96/35/EG en 2000/18/EG, zoals van toepassing op de in artikel 11 vermelde datum.

Motivering

Tegen die tijd zouden de lidstaten wijzigingen van afwijkingen - vastgesteld volgens de comitologieprocedure - eenvoudiger kunnen laten samenvallen met amendementen op de ADR, het RID en de ADN, die internationaal worden goedgekeurd door niet-communautaire internationale of intergouvernementele besluitvormingsorganen.

Amendement 30

Artikel 11, lid 1, alinea 1

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2008 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2009 aan deze richtlijn te voldoen.

Motivering

Door aanpassing van de periode van 5 naar 6 jaar wordt schrapping, wijziging of toevoeging van afwijkingen in de bijlagen I.3, II.3 en eventueel III.3 gemakkelijker, rekening houdend met de 2-jarencyclus bij wijzigingen van de ADR, het RID en de ADN. Met die termijn zouden de lidstaten wijzigingen van afwijkingen - vastgesteld volgens de comitologieprocedure - eenvoudiger kunnen laten samenvallen met amendementen op de ADR, het RID en de ADN, die internationaal worden goedgekeurd door niet-communautaire internationale of intergouvernementele besluitvormingsorganen. De verplichting om de tekst van de bepalingen aan de Commissie mee te delen, wordt naar artikel 3 verplaatst.

Amendement 31

Artikel 13, lid 1, alinea 1

De richtlijnen 94/55/EG, 96/49/EG, 96/35/EG en 2000/18/EG worden ingetrokken.

De richtlijnen 94/55/EG, 96/49/EG, 96/35/EG en 2000/18/EG worden op 30 juni 2009 ingetrokken.

Motivering

De lidstaten moeten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om op 30 juni 2009 aan deze richtlijn te voldoen.

Amendement 32

Bijlage I, artikel I.2, punt 3

3. Iedere lidstaat kan op zijn grondgebied het gebruik toestaan van vóór 1 juli 2007 gebouwde drukvaten, flessenbatterijen en opslagtanks en andere voor 1 juli 2003 gebouwde recipiënten die niet aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen, maar welke zijn gebouwd overeenkomstig de op bouwdatum geldende voorschriften, doch niet na 1 juli 2005 voor drukvaten, flessenbatterijen en opslagtanks en niet na 1 juli 2001 voor andere recipiënten, mits zij zodanig worden onderhouden dat de desbetreffende veiligheidsniveaus in acht worden genomen.

schrappen

Amendement 33

Bijlage I, artikel I.2, punt 6

6. Iedere lidstaat kan voor vervoer op zijn grondgebied de tot en met 31 december 1996 in zijn nationale wetgeving geldende bepalingen handhaven met betrekking tot het aanbrengen van een noodmaatregelcode of waarschuwingsbord in plaats van het in bijlage I.1 van deze richtlijn bedoelde randnummer.

6. Iedere lidstaat kan voor vervoer met op zijn grondgebied geregistreerde voertuigen de tot en met 31 december 1996 in zijn nationale wetgeving geldende bepalingen handhaven met betrekking tot het aanbrengen van een noodmaatregelcode of waarschuwingsbord in plaats van het in bijlage I.1 van deze richtlijn bedoelde randnummer.

Amendement 34

Bijlage I, artikel I.2, punt 6 bis (nieuw)

 

6 bis. De lidstaten mogen de op 31 december 1996 geldende nationale beperkingen betreffende het vervoer van stoffen die dioxines of furanen bevatten, handhaven.

Amendement 35

Bijlage I, artikel I.3, titel

I.3. Aanvullende nationale bepalingen

I.3. Nationale afwijkingen

Amendement 36

Bijlage II, artikel II.1.

II.1. Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID), als opgenomen in bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), zoals van toepassing vanaf 1 januari 2009.

II.1. Bijlage bij het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID), als opgenomen in bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), zoals van toepassing vanaf [1 januari 2009].

Amendement 37

Bijlage II, artikel II.2, punt 2

2. Op zijn grondgebied kan iedere lidstaat kan het gebruik toestaan van vóór 1 juli 2005 gebouwde wagons en tankwagons met een spoorbreedte van 1.520 mm die niet aan de bepalingen van de richtlijn voldoen, maar waarvan de constructie in overeenstemming is met de op 30 juni 2005 geldende nationale regelgeving, mits deze wagons overeenkomstig de toepasselijke veiligheidsvoorschriften worden onderhouden.

2. Op zijn grondgebied kan iedere lidstaat het gebruik toestaan van vóór 1 juli 2005 gebouwde wagons en tankwagons met een spoorbreedte van 1520/1524 mm die niet aan de bepalingen van de richtlijn voldoen, maar waarvan de constructie in overeenstemming is met bijlage II van de SMGS of met de op 30 juni 2005 geldende nationale regelgeving van de desbetreffende lidstaat, mits deze wagons overeenkomstig de toepasselijke veiligheidsvoorschriften worden onderhouden.

Amendement 38

Bijlage II, artikel II.2, punt 4

4. Iedere lidstaat kan op zijn grondgebied het gebruik toestaan van vóór 1 juli 2007 gebouwde drukvaten, flessenbatterijen en opslagtanks en andere voor 1 juli 2003 gebouwde recipiënten die niet aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen, maar welke zijn gebouwd overeenkomstig de op bouwdatum geldende voorschriften, doch niet na 1 juli 2005 voor drukvaten, flessenbatterijen en opslagtanks en niet na 1 juli 2001 voor andere recipiënten, mits zij zodanig worden onderhouden dat de desbetreffende veiligheidsniveaus in acht worden genomen.

schrappen

Amendement 39

Bijlage II, artikel II.2, punt 7

7. Iedere lidstaat kan voor vervoer op zijn grondgebied de tot en met 31 december 1996 in zijn nationale wetgeving geldende bepalingen handhaven met betrekking tot het aanbrengen van een noodmaatregelcode of waarschuwingsbord in plaats van het in bijlage II.1 van deze richtlijn bedoelde randnummer.

7. Iedere lidstaat kan voor vervoer met op zijn grondgebied geregistreerde voertuigen de tot en met 31 december 1996 in zijn nationale wetgeving geldende bepalingen handhaven met betrekking tot het aanbrengen van een noodmaatregelcode of waarschuwingsbord in plaats van het in bijlage I.1 van deze richtlijn bedoelde randnummer.

Amendement 40

Bijlage II, artikel II.2, punt 9

9. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten op hun grondgebied voorschriften in te voeren voor het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor van en naar landen die partij zijn bij de Organisation for Cooperation of Railways (OSJD), maar niet bij het COTIF. Dergelijke voorschriften zijn uitsluitend van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor met wagons die zijn goedgekeurd in een land dat geen overeenkomstsluitende partij is bij het COTIF. Door passende maatregelen en verplichtingen verzekert de betrokken lidstaat dat een met de RID-voorschriften vergelijkbaar veiligheidsniveau wordt gehandhaafd.

9. De lidstaten kunnen voor hun grondgebied bepalingen handhaven of invoeren voor het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor van en naar landen die partij zijn bij de Organisation for Cooperation of Railways (OSJD). Door passende maatregelen en verplichtingen verzekert de betrokken lidstaat dat een met bijlage II.1 vergelijkbaar veiligheidsniveau wordt gehandhaafd.

 

De Commissie wordt van dergelijke voorschriften in kennis gesteld en stelt de andere lidstaten hiervan op de hoogte.

 

Binnen 10 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn evalueert de Commissie de gevolgen van de bepalingen van de voorgaande alinea. De Commissie dient zo nodig passende voorstellen en een verslag in.

Amendement 41

Bijlage II, artikel II.2, punt 9 bis (nieuw)

 

9 bis. De lidstaten mogen de op 31 december 1996 geldende nationale beperkingen betreffende het vervoer van stoffen die dioxines of furanen bevatten, handhaven.

Amendement 42

Bijlage III, artikel III.2

III.2. Aanvullende overgangsbepalingen

III.2. Aanvullende overgangsbepalingen

-

1. De lidstaten mogen de op … [de in artikel 7, lid 1 bis, genoemde datum voor de omzetting van de bepalingen van de nieuwe richtlijn betreffende binnenwateren] geldende beperkingen betreffende het vervoer van stoffen die dioxines of furanen bevatten, handhaven.

 

2. Certificaten op grond van hoofdstuk 8.1 van bijlage III.1 die vóór of tijdens de overgangsperiode overeenkomstig artikel 7, lid 1 bis, zijn afgegeven, zijn geldig tot en met 30 juni 2016, voor zover op het betrokken certificaat geen kortere geldigheidsperiode is vermeld.

Amendement 43

Bijlage III, artikel III.3, titel

Aanvullende nationale bepalingen

Nationale afwijkingen

  • [1]  Nog niet in het PB gepubliceerd.

TOELICHTING

Voorstel van de Commissie

Met dit richtlijnvoorstel worden de verwachtingen ingelost inzake vereenvoudiging en eenmaking van de Europese wetgeving. Het vervoer over land in de EU neemt voortdurend in volume toe. Parallel hiermee neemt het volume aan gevaarlijke goederen toe.

Een van de fundamentele taken en verantwoordelijkheden van de EU is het scheppen van veilige leefomstandigheden voor alle Europeanen. Dit vereist veiligheid in het vervoer op het grondgebied van de EU - ook bij het vervoer van gevaarlijke goederen. Door het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, over de weg en via binnenwateren in één richtlijn samen te vatten, kan het multimodaal vervoer worden vereenvoudigd.

Deze uitdagingen zijn mondiaal onderkend en door de Verenigde Naties zijn enkele specifieke aanbevelingen goedgekeurd voor verschillende vervoersvormen (ADR (weg), RID (spoor) en ADN (binnenwateren)). De overwegende meerderheid van de EU-landen heeft de ADR en het RID ondertekend. De ADN zal naar verwachting binnenkort van kracht worden.

Momenteel regelen vier richtlijnen het vervoer van gevaarlijke goederen binnen de EU: 94/55/EG (ADR), 96/49/EG (RID) alsmede 96/35/EG en 2000/18/EG inzake veiligheidsadviseurs. Nationale afwijkingen van de kaderrichtlijnen zijn toegestaan op grond van vier beschikkingen van de Commissie (2005/263/EG, 2005/903/EG, 2005/180/EG en 2005/777/EG). De EU-wetgeving regelt alleen het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en per spoor; er bestaat nog geen communautaire regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke goederen via de binnenwateren.

Met het onderhavige voorstel wordt beoogd internationale doelstellingen uit de ADR, het RID en de ADN op te nemen in de nationale vervoersregelgeving van de EU-landen. Enkele oplossingen op basis van de VN-aanbevelingen worden in het voorstel geactualiseerd. Bovendien worden de drie vervoersvormen (weg, spoor en binnenwateren) in één wetsbesluit geregeld. Dit zal ten goede komen aan de vervoerssector, alle betrokkenen bij het vervoer van gevaarlijke goederen en alle Europeanen in het algemeen, door het ondersteunen van de veiligheid voor milieu en samenleving. Het beleid gericht op een verschuiving tussen modaliteiten (modal shift) in het vervoer (zoals uiteengezet in het Witboek "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen" (COM(2001)370)) zal worden versterkt en de kosten, met name voor multimodale vervoerders, gaan omlaag.

Opmerkingen van de rapporteur

De rapporteur steunt in algemene zin het voorstel van de Commissie. Hij is echter van mening dat enkele details in het voorstel precisering behoeven. Het gaat daarbij voornamelijk om overeenstemming in de terminologie (afwijkingen in plaats van bepalingen) en aanpassing van de termijn voor wijzigingen aan de 2-jaarcyclus voor amendering van de ADR, het RID en de ADN.

PROCEDURE

Titel

Vervoer van gevaarlijke goederen over land

Document- en procedurenummers

COM(2006)0852 - C6-0012/2007 - 2006/0278(COD)

Datum indiening bij EP

22.12.2006

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

TRAN

17.1.2007

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

ENVI

17.1.2007

 

 

 

Geen advies

       Datum besluit

ENVI

27.2.2007

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Bogusław Liberadzki

6.2.2007

 

 

Behandeling in de commissie

7.5.2007

25.6.2007

 

 

Datum goedkeuring

26.6.2007

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

37

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Inés Ayala Sender, Paolo Costa, Michael Cramer, Luis de Grandes Pascual, Arūnas Degutis, Christine De Veyrac, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Mathieu Grosch, Georg Jarzembowski, Stanisław Jałowiecki, Timothy Kirkhope, Dieter-Lebrecht Koch, Sepp Kusstatscher, Jörg Leichtfried, Bogusław Liberadzki, Erik Meijer, Robert Navarro, Willi Piecyk, Paweł Bartłomiej Piskorski, Reinhard Rack, Gilles Savary, Brian Simpson, Renate Sommer, Ulrich Stockmann, Silvia-Adriana Ţicău

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Zsolt László Becsey, Philip Bradbourn, Luigi Cocilovo, Fausto Correia, Markus Ferber, Jeanine Hennis-Plasschaert, Elisabeth Jeggle, Anne E. Jensen, Ioan Mircea Paşcu, Leopold Józef Rutowicz, Corien Wortmann-Kool

Datum indiening

28.6.2007