VERSLAG over een thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden
20.7.2007 - (2007/2006(INI))
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
Rapporteur: Irena Belohorská
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over een thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden
Het Europees Parlement,
- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s “Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden” (COM(2006)0372),
- gezien Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma (6e MAP)[1],
- gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (COM(2006)0373),
- gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (COM(2006)0388),
- gezien het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad betreffende statistieken over gewasbeschermingsmiddelen (COM(2006)0778),
- gelet op artikel 175 van het EG-Verdrag,
- gelet op artikel 6 van het EG-Verdrag, op grond waarvan milieubescherming dient te worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid van de Gemeenschap, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling,
- gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong[2],
- gezien Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid[3], Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water[4], Richtlijn 75/440/EEG van de Raad van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor productie van drinkwater in de lidstaten[5] en Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand[6],
- gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen[7] en Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen[8],
- gezien Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade[9], Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[10] en Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand [11],
- gezien het syntheseverslag van de Europese Commissie getiteld “Possibilities for Future EU Environmental Policy on Plant Protection Products” (1997),
- gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
- gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A6-0291/2007),
A. overwegende dat gewasbeschermingsmiddelen tussen 1992 en 2003 in de EU nog steeds op grote schaal werden toegepast en dat het gebruik ervan niet is afgenomen ondanks het met succes gevoerde proactieve beleid van sommige lidstaten om het gebruik van landbouwpesticiden te beperken,
B. overwegende dat in het milieu nog steeds ongewenste hoeveelheden van bepaalde pesticiden worden aangetroffen, met name in bodem en water; overwegende dat in landbouwproducten nog steeds residuen voorkomen in concentraties die de reglementaire waarden overschrijden,
C. overwegende dat het gebruik van pesticiden onmiskenbare voordelen heeft en beslist een belangrijke bijdrage levert aan een efficiënte en duurzame concurrerende landbouwproductie in Europa, maar dat het grote publiek beter moet worden geïnformeerd over de mogelijke gezondheids- en milieurisico's en de nadelige effecten op de korte en lange termijn, die aan het gebruik ervan verbonden zijn;
D. overwegende dat voortzetting van het gebruik van pesticiden alleen mogelijk dient te zijn als het voorzorgsbeginsel met betrekking tot de gezondheid van de mens en de bescherming van het water- en landecosysteem wordt gerespecteerd; overwegende dat dit betekent dat pesticiden niet gebruikt dienen te worden voordat alle gezondheids- en milieueffectrapportages zijn uitgevoerd; en overwegende dat het vergelijken van gegevens en beste praktijken wat betreft het beperken van het gebruik in de verschillende lidstaten aangemoedigd dient te worden en als referentiepunt in aanmerking dient te worden genomen,
E. overwegende dat een transparant systeem voor rapportage en monitoring van het pesticidengebruik en de residugehalten in producten, met inbegrip van de ontwikkeling van passende indicatoren, ontbreekt;
1. erkent de noodzaak van een Europees juridisch kader op het gebied van pesticidengebruik, omdat de geldende wetgeving ontoereikend is gebleken voor het voorkomen van de aan het gebruik van pesticiden verbonden gevaren en risico’s voor de gezondheid en het milieu;
2. is van oordeel dat het belangrijk is om te komen tot nieuwe wetgeving die uitgaat van een benadering die sterker is gericht op het beperken van het gebruik van pesticiden en op milieugebied ambitieuzer is door significante steun te geven aan de organische landbouw en aan geïntegreerde productiemethoden;
3. verwelkomt de thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden, waarin de tekortkomingen van de huidige communautaire wetgeving worden vermeld en waarin wordt voorgesteld de gebruiksfase te reguleren om "de kloof te dichten" tussen enerzijds het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en anderzijds het einde van de levenscyclus van dergelijke middelen;
4. wijst erop dat de EU inmiddels meer dan een dozijn wettelijke maatregelen heeft vastgesteld, die het gebruik van GBM direct of indirect regelen; benadrukt echter dat de geplande voorschriften voor het gebruik van GBM de goede kant opgaan;
5. merkt op dat de thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden uitsluitend betrekking heeft op gewasbeschermingsmiddelen, die slechts een van de vele soorten pesticiden vormen; verzoekt de Commissie om onmiddellijk ook de plaagbestrijdingsmiddelen (biociden van productsoort 14-19) zoals omschreven in Bijlage V van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 inzake het op de markt brengen van biociden[12] deel uit te laten maken van de thematische strategie omdat ze vergelijkbare risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu met zich meebrengen, en dringt er bij de Commissie op aan het toepassingsgebied van de thematische strategie zo snel mogelijk uit te breiden tot andere biociden;
6. vindt het van wezenlijk belang te komen tot een gedragsverbetering bij de gebruikers van pesticiden om verkeerd gebruik, overdosering en vergiftiging tegen te gaan; verwelkomt de invoering van een systeem voor opleiding en onderwijs van professionele gebruikers van pesticiden, waarvoor de Commissie richtsnoeren dient op te stellen waarin rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de diverse Europese regio’s; is van oordeel dat certificering en opleiding een voorwaarde moet zijn voor de tewerkstelling van professionele gebruikers van pesticiden en dat er dient te worden voorzien in professionele bijscholing, zodat hun technische vaardigheden en kennis up-to-date zijn en een veilig en effectief gebruik van pesticiden gewaarborgd is; stelt voor om adviesbureaus voor landbouwers op te zetten of de bestaande te verbeteren teneinde landbouwers meer bewust te maken van het veilig gebruik van pesticiden en de uitwisseling van beste praktijken te bevorderen;
7. verzoekt de Commissie om, overeenkomstig het beginsel van de vervuiler betaalt, te bezien welke geschikte manieren er zijn om producenten van gewasbeschermingsmiddelen en/of hun actieve bestanddelen te betrekken bij het tegengaan of herstellen van mogelijke schade aan de menselijke gezondheid of het milieu tengevolge van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;
8. beveelt aan dat de verkoop en distributie van pesticiden plaatsvinden onder toezicht van gekwalificeerde vakmensen en dat dergelijke transacties worden geregistreerd teneinde een adequate controle van de marketing en het gebruik van dergelijke producten te waarborgen;
9. benadrukt dat maximale beperking van de aan het gebruik van pesticiden verbonden gevaren en risico’s voor de gezondheid en het milieu niet mogelijk is zonder een constructieve dialoog en capaciteitsopbouw, inclusief financiële stimulansen, met derde landen, tezamen met een strikte controle op producten die in de EU worden ingevoerd om te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden;
10. verzoekt de Commissie om ten aanzien van de buurlanden van de EU beleid inzake bescherming en samenwerking over het gebruik van pesticiden en gewasbeschermingsmiddelen te formuleren;
11. onderstreept het belang van de rol van de media in de voorlichting van het grote publiek en in het bijzonder van niet-beroepsmatige gebruikers van pesticiden over pesticidevraagstukken en stelt voor initiatieven te ontwikkelen om het publiek te informeren en meer bewust te maken;
12. verwelkomt in het algemeen de maatregelen waarvoor de Commissie heeft gekozen; benadrukt echter dat ambitieuze nationale actieplannen van de lidstaten van fundamenteel belang zijn in het gehele proces;
13. betreurt daarnaast dat de Commissie heeft geopteerd voor de uitsluiting van kwantitatieve en kwalitatieve criteria in de nationale actieplannen, zodat het ambitieniveau ervan wordt verlaagd;
14. benadrukt dat zonder kwantitatieve doelstellingen voor reductie van het gebruik in de nationale actieplannen de notie “vermindering van de gevaren, risico’s en afhankelijkheid van pesticiden” zeer onnauwkeurig en onduidelijk is omschreven en deze de lidstaten niet zal aanmoedigen om het pesticidengebruik terug te dringen of om prioriteit te geven aan niet-chemische alternatieven voor gewasbescherming en de bestrijding van schadelijke organismen;
15. stelt voor dat de Commissie het wegnemen van gevaren, risico’s en afhankelijkheid van pesticiden combineert met kwantitatieve criteria in de nationale actieplannen, door te bedingen dat de lidstaten hun eigen doelstellingen, tijdschema’s en criteria voor het beperken van het gebruik van pesticiden moeten bepalen waarbij rekening wordt gehouden met de positieve ervaring die sommige lidstaten reeds met het gebruik van kwantitatieve reductiedoelstellingen hebben opgedaan, waaruit blijkt dat het gebruik van pesticiden kan worden verminderd zonder hoge kosten voor de landbouwers;
16. wijst erop dat de verplichting om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in te perken, hun gevaarlijkheid te verkleinen en naar alternatieve gewasbeschermingsmiddelen, hulpbronnen en methodes te zoeken die milieuvriendelijker zijn en minder schadelijk voor mens en dier, niet alleen het milieu en de volksgezondheid ten goede zal komen, maar ook de kwaliteit van Europese landbouwproducten zal verbeteren en hun toegevoegde waarde zal verhogen ten gevolge van de bewustmaking van het publiek en de gevoeligheid bij de consument aangaande deze kwesties;
17. is het ermee eens dat de nationale actieplannen moeten worden afgestemd op de specifieke klimatologische en agrarische omstandigheden en de aanwezigheid van schadelijke organismen in elke lidstaat, die bepaalde specifieke behandelingen nodig maken, vooral in het geval van minder belangrijke gewassen;
18. hoopt dat de Commissie een specificatie zal geven van de Europese financiële hulp die de lidstaten kunnen aanwenden voor onderzoek, de aanleg van databanken en het vergroten van de kennis over pesticiden;
19. verwelkomt de uitspraak van de Commissie dat het belangrijkste verwachte resultaat van de thematische strategie is dat de schadelijke gevolgen van het gebruik van pesticiden voor de volksgezondheid worden beperkt;
20. betreurt dat gezondheid in de thematische strategie slechts marginaal aan bod komt, hoewel er een verband bestaat tussen het gebruik van pesticiden en immunologische effecten, hormoonontregeling, neurotoxische aandoeningen en kanker[13];
21. benadrukt dat stoffen die carcinogeen, mutageen of toxisch voor de voortplanting, persistent, bioaccumulatief of toxisch zijn of voor endocriene verstoringen kunnen zorgen, niet als actieve stof in pesticiden mogen voorkomen;
22. wijst erop dat foetussen, baby's, kinderen, zwangere vrouwen, ouderen, chronisch zieken en mensen met reeds bestaande medische problemen vatbaarder voor de gevolgen van pesticiden zijn, vooral als het gaat om de cumulatieve effecten van verschillende soorten pesticiden, dan de rest van de bevolking;
23. wijst erop dat een gewasbeschermingsmiddel goedgekeurd dient te zijn alvorens het kan worden gebruikt en dat een dergelijke goedkeuring gebaseerd dient te zijn op wetenschappelijk onderzoek van het gewasbeschermingsmiddel en zijn actieve bestanddelen, waarbij aan de hand van tests wordt vastgesteld welke risico’s het product bij juist gebruik met zich meebrengt voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu;
24. vindt het essentieel de gezondheidseffecten van pesticidengebruik nader te onderzoeken, vooral bij gecombineerd of cumulatief gebruik;
25. is zeer ingenomen met het verbieden van stoffen vanwege hun intrinsieke gevaren en met het zogenaamde "substitutieprincipe" waarbij de meer gevaarlijke stoffen van de markt worden verwijderd wanneer er veiliger, waaronder niet-chemische, alternatieven voorhanden zijn;
26. verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten en de industrie maatregelen tegen de invoer en het in de handel brengen van vervalste en/of niet toegelaten gewasbeschermingsmiddelen te nemen;
27. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat bij vaststelling van overschrijdingen van de grenswaarden op of in geïmporteerde levensmiddelen dezelfde maatregelen en sancties worden genomen als in het geval van in de EU vervaardigde producten; verlangt onverwijld voldoende controles van ingevoerde goederen (die over het algemeen aan minder strikte wetgeving inzake het gebruik van GBM hoeven te voldoen waardoor er een groter risico bestaat op illegale residugehalten) in alle lidstaten op een gelijke manier, om benadeling van de Europese landbouwers en producenten te voorkomen en om gelijke concurrentievoorwaarden binnen de EU te creëren;
28. verlangt dat er passende controles worden ingesteld voor in de EU geïmporteerde voedermiddelen die zijn geproduceerd met gebruikmaking van gewasbeschermingsmiddelen en pesticiden waarvan het gebruik en op de markt brengen in de EU niet is toegestaan;
29. verlangt dat gecoördineerde systemen worden opgezet voor het verzamelen van gegevens over de productie, import, export, verkoop, distributie en het gebruik van algemeen verkrijgbare pesticiden;
30. is van mening dat gebieden, waaronder beschermde drinkwaterwingebieden, met een verminderd of nulgebruik van pesticiden moeten worden aangewezen en dat het aquatisch milieu extra moet worden beschermd om ongewenste blootstelling te voorkomen; meent dat er "bufferzones" van passende omvang moeten worden ingesteld met inachtneming van de verschillende landbouwtechnische en geografische condities en weersomstandigheden; is van oordeel dat het gebruik van pesticiden verboden dient te worden in en rond woongebieden, publieke parken, sportterreinen, schoolterreinen en kinderspeelterreinen, aangezien de Commissie heeft erkend dat het grote publiek een aanzienlijk risico loopt wanneer het in zulke gebieden aan pesticiden wordt blootgesteld;
31. neemt nota van de vervuiling van Europees grond- en oppervlaktewater door pesticiden en benadrukt de noodzaak om de cohesie tussen de thematische strategie en Kaderrichtlijn 2000/60/EG betreffende het waterbeleid te versterken; wijst erop dat water echter meestal louter voor menselijke consumptie wordt gezuiverd, terwijl de rest van het vervuilde water in het menselijk lichaam terechtkomt via flora en fauna, wat leidt tot hoge behandelingskosten;
32. erkent dat het verbod op sproeien vanuit de lucht onvermijdelijk is; is evenwel van oordeel dat sproeien kan worden toegepast wanneer het duidelijke milieuvoordelen biedt of wanneer er geen bruikbare alternatieven voorhanden zijn, maar dat het tegelijkertijd verplicht moet zijn het grote publiek te informeren over de sproeitijd en de hoeveelheden en het type pesticide;
33. verlangt van de Commissie dat de communautaire harmonisatie van maximumresidugehalten wordt versneld, aangezien de huidige situatie gekenmerkt wordt door ongelijke concurrentievoorwaarden binnen de EU, waardoor handel wordt belemmerd en consumenten in de war worden gebracht;
34. dringt er bij de Commissie op aan zo laag mogelijke maximumresidugehalten vast te stellen tenzij bewezen kan worden dat zelfs met de best beschikbare technieken en methoden niet kan worden voorkomen dat het residugehalte een bepaald niveau overschrijdt; verzoekt met het oog hierop de lidstaten om de monitoring van pesticidenconcentraties in levensmiddelen en milieucompartimenten te verbeteren;
35. is ingenomen met het voorgestelde verzoek aan de lidstaten om bepalingen af te schaffen op grond waarvan de lidstaten verlaagde btw-tarieven voor pesticiden mogen hanteren; is van oordeel dat de Commissie de lidstaten dient te helpen om passende ondersteuningsmaatregelen voor landbouwers te nemen en deze te financieren in het kader van plattelandsontwikkeling en door middel van een heffing op pesticiden; is van oordeel dat een heffing op pesticiden een belangrijk instrument kan zijn om te komen tot een aanzienlijke beperking van het gebruik van pesticiden;
36. verzoekt de Commissie de lidstaten te ondersteunen bij het opzetten van een belasting- of heffingssysteem teneinde het gebruik van pesticiden - kwantitatief en kwalitatief - te beïnvloeden en verzoekt de lidstaten een belasting of heffing op pesticiden in te voeren als een maatregel om de ontwikkeling van algemene en specifieke methoden en praktijken voor de geïntegreerde bestrijding van schadelijke organismen te bevorderen; is van oordeel dat de lidstaten het invoeren van een heffingssysteem op pesticiden moeten overwegen teneinde onderwijs, opleidingen en algehele implementatie van de nationale actieplannen te financieren;
37. verlangt dat de Commissie heldere definities en minimumcriteria voor de geïntegreerde bestrijding van schadelijke organismen (IPM) opstelt en daarin ook het toenemend percentage van gebieden waar organische landbouw wordt toegepast in op te nemen en verplichte algemene en gewasspecifieke IPM-normen toe te passen op alle landbouwgrond, met uitzondering van land waar organische landbouw wordt toegepast;
38. erkent dat talrijke aandachtspunten op milieugebied zijn opgenomen in de diverse regelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waardoor de agrarische productiemethoden milieuvriendelijker zijn geworden;
39. wijst op de noodzaak van het verspreiden van landbouwtechnieken die het gebruik van kleinere hoeveelheden pesticiden bevorderen (onder andere geïntegreerde productie en organische landbouw), wat zal bijdragen aan een algehele vermindering van het gebruik van pesticiden;
40. dringt er bij de lidstaten op aan landbouw met een laag pesticidengebruik en biologische landbouw te bevorderen en erop toe te zien dat professionele gebruikers van pesticiden overschakelen op een milieuvriendelijker gebruik van alle beschikbare gewasbeschermingsmiddelen en dat zij voorrang geven aan niet-chemische alternatieven, wisselbouw en wieden boven het stelselmatige gebruik van pesticiden;
41. verzoekt de Commissie en de lidstaten voldoende middelen beschikbaar te stellen voor resistentie-onderzoek, voor het verbouwen en leveren van een grote diversiteit aan gewassen met verschillende resistentiekenmerken, voor onderzoek naar gewasrotatie en bodembewerkingstechnieken om schadelijke insecten en plantenziektes te bestrijden, alsmede voor innovaties op het vlak van de gewasbescherming (met inbegrip van niet-chemische alternatieven).
42. verzoekt de lidstaten toe te zien op een veilige opslag en hantering van pesticiden en te zorgen dat ongebruikte pesticiden waarvan de uiterste gebruiksdatum is verstreken, en lege verpakkingen op een gecontroleerde wijze worden ingezameld en verouderde pesticiden worden behandeld in overeenstemming met de voorschriften voor gevaarlijk afval;
43. verlangt dat er door de Gemeenschap financiering beschikbaar wordt gesteld voor het hergebruiken van pesticiden, aangezien in de EU in ondergrondse stortplaatsen en openluchtdepots nog steeds meer dan 200.000 ton pesticiden ligt opgeslagen;
44. erkent dat goed onderhouden toepassingsapparatuur van wezenlijk belang is om de schadelijke effecten van pesticiden op de gezondheid en het milieu te verminderen, vooral voor de betrokken werknemers, landbouwers en bewoners, en benadrukt dat de toepassingsapparatuur geregeld dient te worden gecontroleerd;
45. dringt er bij de Commissie op aan de uiterst zorgelijke kwestie van het hoge sterftecijfer onder huisbijen in aanmerking te nemen - een probleem dat te maken heeft met het gebruik van bepaalde systemische insecticiden (met de actieve stoffen Fipronil en Imidaclopride) voor het behandelen van zonnebloem- en maïszaden;
46. benadrukt de noodzaak om de Europese handelsnormen voor de vorm, grootte en esthetische kwaliteit van vers fruit en verse groenten, die het intensief gebruik van pesticiden bevorderen, te wijzigen;
47. dringt er bij de Commissie op aan de thematische strategie te gebruiken als een paraplu voor bestaande en toekomstige wetgeving; stelt voor een combinatie van handhaafbare instrumenten te realiseren die niet tegenstrijdig zijn maar elkaar aanvullen;
48. is verheugd over het feit dat de Commissie op basis van de thematische strategie is gekomen met een alomvattend communautair wettelijk kader voor maatregelen die bedoeld zijn om te komen tot het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;
49. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
- [1] PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
- [2] PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
- [3] PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.
- [4] PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32.
- [5] PB L 194 van 25.7.1975, blz. 26.
- [6] PB L 372 van 27.12.2006, blz. 19.
- [7] PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
- [8] PB L 396 van 30.12.2006, blz. 850.
- [9] PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/21/EG (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15).
- [10] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/105/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 368).
- [11] PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/105/EG.
- [12] PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/140/EG van de Commissie (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 78).
- [13] Europese strategie voor milieu en gezondheid, COM(2003)0338, blz. 5.
TOELICHTING
In juli 2006 heeft de Commissie een thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden aan de Raad en het Europees Parlement gepresenteerd, samen met een voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
De strategie heeft tot doel de uit het gebruik van pesticiden voortvloeiende risico’s en schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu te verminderen. De strategie is gebaseerd op het Zesde Milieuactieprogramma (vastgesteld in juli 2002), waarin wordt opgeroepen pesticiden op duurzame wijze te gebruiken zodat de nadelige gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu tot een minimum worden beperkt.
Het belangrijkste doel van dit beleid is de bescherming van de gezondheid en het milieu. Er zijn veel pogingen gedaan om de risico’s van het gebruik van pesticiden te minimaliseren, maar er worden nog steeds ongewenste hoeveelheden in bodem en water aangetroffen. Pesticidenresiduen zijn aanwezig in alle habitats en 44% van het gekeurde fruit is met pesticiden vervuild met een waarde van 5,5% boven het maximumresidugehalte. Het is tamelijk teleurstellend dat dit onderwerp vooral wordt behandeld door de ministeries van Landbouw in de lidstaten en dat het binnen de ministeries van Milieu nauwelijks aan de orde komt.
De noodzaak van een doeltreffende wetgeving op het gebied van pesticidengebruik blijft onbetwist. De thematische strategie “dicht de kloof” tussen de twee reeds gereguleerde fasen - het op de markt brengen en het einde van de levenscyclus (maximumgrenzen voor residuen en afvalwetgeving). In de thematische strategie wordt de gebruiksfase gereguleerd.
Uw rapporteur erkent dat het gebruik van pesticiden noodzakelijk is met het oog op de landbouwproductiviteit, maar is van oordeel dat er andere manieren zijn om het pesticidengebruik te beperken zonder de productiviteit van de landbouw te verminderen. Biologische landbouw, wisselbouw, wieden of vervanging/gedeeltelijke vervanging van pesticiden door GMO’s zijn mogelijke alternatieven.
Uw rapporteur wil pesticiden niet onmiddellijk door GMO’s vervangen. Het punt is dat de onbedoelde effecten van chemicaliën/pesticiden op de volksgezondheid bekend zijn. De gevolgen van GMO’s voor de volksgezondheid zijn daarentegen nog niet geïnventariseerd. Daarom kan het essentieel zijn meer onderzoek te verrichten.
De titel “Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden” kan misleidend zijn, omdat de strategie uitsluitend betrekking heeft op gewasbeschermingsmiddelen, die slechts een van de vele soorten pesticiden vormen. Daarom moet het toepassingsgebied van de thematische strategie zo snel mogelijk tot biociden worden uitgebreid.
Men is het er in het algemeen over eens dat de huidige kennis van pesticiden en het gebruik ervan ontoereikend is. Daarom is uw rapporteur zeer ingenomen met de invoering van opleidingsprogramma’s voor professionele gebruikers zodat zij zich volledig bewust worden van de risico’s die verbonden zijn aan het gebruik van pesticiden.
De hoeksteen van het gehele proces wordt gevormd door de introductie van de nationale actieplannen (NAP’s). Het valt echter te betreuren dat de Commissie heeft gekozen voor de uitsluiting van de kwantitatieve criteria in de NAP’s en zich uitsluitend heeft gericht op de “vermindering van de gevaren, risico’s en afhankelijkheid van pesticiden”. Dit is een vage formulering die de lidstaten er niet toe zal aanzetten om de hoeveelheid gebruikte pesticiden terug te dringen of de meer gevaarlijke pesticiden door minder gevaarlijke te vervangen. NAP’s moeten concreet zijn en via de meest passende indicator aangeven hoe de gevaren, risico’s en afhankelijkheid van pesticiden worden verminderd. Daarom is uw rapporteur van oordeel dat de Commissie het wegnemen van gevaren, risico’s en afhankelijkheid van pesticiden moet combineren met kwantitatieve criteria in de nationale actieplannen. Wat dit betreft kan een voorbeeld worden genomen aan Denemarken, dat positieve ervaringen heeft met het gebruik van een index voor de toepassingsfrequentie.
Het is zeer teleurstellend dat de Commissie wel beweert dat de strategie als voornaamste doel heeft de schadelijke gevolgen van het gebruik van pesticiden voor de volksgezondheid te beperken, maar dat in de thematische strategie geen enkele paragraaf specifiek over dit onderwerp gaat en dat gezondheid slechts marginaal aan bod komt. In de thematische strategie wordt niet vermeld dat pesticiden diverse immunologische stoornissen, hormoonontregeling en zelfs kanker veroorzaken. En er wordt niet vermeld dat zwangere vrouwen, kinderen en foetussen de kwetsbaarste groepen vormen.
Uw rapporteur is echter wel ingenomen met talrijke maatregelen van de Commissie en steunt het substitutieprincipe, het verbod op sproeien vanuit de lucht, het verbod op verlaagde btw-tarieven, de extra bescherming van het aquatisch milieu en de aanwijzing van gebieden met een verminderd of nulgebruik van pesticiden. Er dienen evenwel “bufferzones” te worden gecreëerd om het grote publiek tegen blootstelling te beschermen.
ADVIES van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (18.4.2007)
aan de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
inzake de thematische strategie inzake het duurzaam gebruik van pesticiden
(2007/2006(INI))
Rapporteur voor advies: Michl Ebner
SUGGESTIES
De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verzoekt de ten principale bevoegde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:
1. wijst erop dat binnen Europa verschillende vormen van landbouw naast elkaar bestaan en dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (GBM) kenmerkend is voor de meeste daarvan; is van oordeel dat zonder verder dralen moet worden nagegaan of de beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief hoogwaardige levensmiddelen niet zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen kan worden gewaarborgd;
2. wijst erop dat een de verplichting om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in te perken, hun gevaarlijkheid te verkleinen en naar alternatieve gewasbeschermingsmiddelen, hulpbronnen en methodes te zoeken die milieuvriendelijker zijn en minder schadelijk voor mens en dier, niet alleen het milieu en de volksgezondheid ten goede zal komen, maar ook de kwaliteit van Europese landbouwproducten zal verbeteren en hun toegevoegde waarde zal verhogen ten gevolge van de bewustmaking van het publiek en de gevoeligheid bij de consument aangaande deze kwesties;
3. is van oordeel dat de aandacht niet hoofdzakelijk moet worden gericht op het voortdurende gebruik van GBM maar veeleer op de duurzaamheid van de landbouwproductie met betrekking tot de voedselveiligheid, de gezondheid van de consument, de levering van schoon drinkwater, het behoud van verscheidenheid in flora en fauna en de gezondheid van hen die werkzaam zijn in de landbouwsector; is van mening dat het gebruik van GBM in verband hiermee een middel kan zijn, maar dat het aan speciale reglementen moet worden onderworpen vanwege de mogelijke schade die zij kunnen toebrengen aan de gezondheid;
4. wijst op de noodzaak van het verspreiden van landbouwtechnieken die het gebruik van kleinere hoeveelheden pesticiden bevorderen (onder andere geïntegreerde productie en organische landbouw), wat zal bijdragen aan een algehele vermindering van het gebruik van pesticiden;
5. wijst erop dat alleen bij beschikbaarheid van een voldoende breed aanbod aan verschillende gewasbeschermingsmiddelen en werkzame stoffen een duurzaam resistentiebeheer en een verdere ontwikkeling van de gewasbescherming mogelijk is, waardoor tevens onder landbouwers en andere betrokkenen het draagvlak voor de verschillende wettelijke maatregelen inzake het gebruik ervan wordt vergroot en de kans op het niet-naleven ervan vermindert;
6. wijst erop dat de EU inmiddels meer dan een dozijn wettelijke maatregelen heeft vastgesteld, die het gebruik van GBM direct of indirect regelen; benadrukt echter dat de geplande voorschriften voor het gebruik van GBM de goede kant opgaan;
7. verlangt dat de besluiten over het gebruik van toegestane GBM genomen worden na overleg met hiervoor gekwalificeerde adviseurs; is van oordeel dat regelingen betreffende en controles van deze besluitenmarge rekening moeten houden met de specifieke omstandigheden in de verschillende lidstaten;
8. benadrukt dat de communautaire wetgeving geen algemene kwantitatieve beperkingen moet opleggen, aangezien dit landbouwers en andere betrokkenen ertoe zou kunnen aanzetten andere stoffen te kiezen waarvan kleinere hoeveelheden volstaan, maar die wel gevaarlijker zijn;
9. verlangt dat de Commissie en de lidstaten zorgen voor voldoende financiële middelen voor de voorlichtings-, adviserings- en nascholingsprogramma's; wijst erop dat deze maatregelen een grotere bijdrage leveren aan een verbetering van de situatie dan extra documentatie of rapportageplichten; een waterdichte controle is hoe dan ook een utopie;
10. verlangt dat de geplande voorschriften de landbouwers niet opzadelen met nog meer overbodige bureaucratie, maar dat veeleer een verregaande harmonisatie moet worden aangegrepen om de controleprocedures te vereenvoudigen zonder deze minder effectief te maken;
11. verlangt dat de geplande statistische verordening niet mag leiden tot nieuwe lasten voor de landbouwers;
12. wijst erop dat veel aspecten van het met ingang van 2014 verplicht geïntegreerde gewasbeschermingsbeheer nog onduidelijk zijn, wat in verband met Cross-Compliance tot aanzienlijke onzekerheden en onduidelijke rechtssituaties voor de landbouwers kan leiden;
13. verlangt dat de voorkeur wordt gegeven aan vrijwillige en ondersteunende maatregelen, in plaats van verplichte maatregelen; het besluit over het juiste instrumentarium ligt bij de lidstaten na een analyse van de situatie ter plaatse in het kader van nationale actieplannen;
14. verlangt dat nationale actieplannen in nauw overleg met de landbouwsector transparant worden opgesteld met inachtneming van de milieueffecten van dergelijke maatregelen en dat ervoor wordt gezorgd dat de doelstellingen controleerbaar zijn; bepleit cofinanciering door de Gemeenschap van de nationale actieplannen; is van oordeel dat het publiek uitgebreid moet worden geïnformeerd; vindt dat gezorgd moet worden voor een regelmatige follow-up om de lidstaten te dwingen tot permanente inspanningen;
15. is ingenomen met de verdere harmonisatie van de voorschriften op het gebied van de toelating en het in de handel brengen van gewasbeschermingsmiddelen; wijst er echter op dat de procedures aangescherpt, geoptimaliseerd en berekenbaarder moeten worden, om de toegang tot de markt van innovatieve - en over het algemeen minder riskante - producten te vergemakkelijken; de harmonisatie moet ook worden aangegrepen om bestaande rechtsonzekerheden uit de weg te ruimen;
16. verlangt van de Commissie dat de communautaire harmonisatie van maximumresidugehalten wordt versneld, aangezien de huidige situatie gekenmerkt wordt door een ongelijk speelveld binnen de EU, waardoor handel wordt belemmerd en consumenten in de war worden gebracht;
17. verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten en de industrie maatregelen tegen de invoer en het in de handel brengen van vervalste en/of niet toegelaten GBM te nemen;
18. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat bij vaststelling van overschrijdingen van de grenswaarden op of in geïmporteerde levensmiddelen dezelfde maatregelen en sancties worden genomen als in het geval van in de EU vervaardigde producten; verlangt onverwijld voldoende controles van ingevoerde goederen (die over het algemeen aan minder strikte wetgeving inzake het gebruik van GBM hoeven te voldoen waardoor er een groter risico bestaat op illegale residugehalten) in alle lidstaten op een gelijke manier, om benadeling van de Europese landbouwers en producenten te voorkomen en om een gelijk speelveld binnen de EU te creëren;
19. verzoekt de Commissie en de lidstaten voldoende middelen beschikbaar te stellen voor resistentie-onderzoek, voor het verbouwen en leveren van een grote diversiteit aan gewassen met verschillende resistentiekenmerken, voor onderzoek naar gewasrotatie en bodembewerkingstechnieken om schadelijke insecten en plantenziektes te bestrijden, alsmede voor innovaties op het vlak van de gewasbescherming (met inbegrip van niet-chemische alternatieven).
20. verlangt dat er passende controles worden ingesteld voor in de EU geïmporteerde voedermiddelen die zijn geproduceerd met gebruikmaking van gewasbeschermingsmiddelen en pesticiden waarvan het gebruik en op de markt brengen in de EU niet is toegestaan;
21. verlangt dat gecoördineerde systemen worden opgezet voor het verzamelen van gegevens over de productie, import, export, verkoop, distributie en het gebruik van algemeen verkrijgbare pesticiden;
22. verlangt dat er door de Gemeenschap financiering beschikbaar wordt gesteld voor het hergebruiken van pesticiden, aangezien in de EU in ondergrondse stortplaatsen en openluchtdepots nog steeds meer dan 200.000 ton pesticiden ligt opgeslagen;
23. verzoekt de Commissie om ten aanzien van de buurlanden van de EU beleid inzake bescherming en samenwerking over het gebruik van pesticiden en gewasbeschermingsmiddelen te formuleren.
PROCEDURE
Titel |
Thematische strategie inzake het duurzaam gebruik van pesticiden |
||||||
Procedurenummer |
2007/2006 (INI) |
||||||
Commissie ten principale |
ENVI |
||||||
Advies uitgebracht door Datum bekendmaking |
AGRI |
||||||
Nauwere samenwerking – datum bekendmaking |
- |
||||||
Rapporteur voor advies |
Michl Ebner |
||||||
Vervangen rapporteur voor advies |
- |
||||||
Behandeling in de commissie |
27.2.2007 |
21.3.2007 |
12.4.2007 |
|
|
||
Datum goedkeuring |
12.4.2007 |
||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
38 3 0 |
|||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Vincenzo Aita, Katerina Batzeli; Sergio Berlato, Thijs Berman, Niels Busk, Luis Manuel Capoulas Santos, Giuseppe Castiglione, Dumitru Gheorghe Mircea Coşea, Joseph Daul, Albert Deß, Gintaras Didžiokas, Michl Ebner, Carmen Fraga Estévez, Duarte Freitas, Lutz Goepel, Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, Elisabeth Jeggle, Heinz Kindermann, Diamanto Manolakou, Mairead McGuinness, Neil Parish, Rosa Miguélez Ramos, Radu Podgorean, María Isabel Salinas García, Agnes Schierhuber, Willem Schuth, Czesław Adam Siekierski, Alyn Smith, Marc Tarabella, Jeffrey Titford, Witold Tomczak, Donato Tommaso Veraldi, Janusz Wojciechowski |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) |
Herbert Bösch, Bernadette Bourzai, Béla Glattfelder, Gábor Harangozó, Christa Klaß, Wiesław Stefan Kuc, Astrid Lulling, Jan Mulder |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
- |
||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
|
||||||
PROCEDURE
Titel |
Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden |
|||||||||||
Procedurenummer |
||||||||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking toestemming |
ENVI |
|||||||||||
Medeadviserende commissie(s) |
AGRI |
|
|
|
|
|||||||
Geen advies |
|
|
|
|
|
|||||||
Nauwere samenwerking Datum bekendmaking |
|
|
||||||||||
Rapporteur(s) |
Irena Belohorská |
|
||||||||||
Vervangen rapporteur(s) |
|
|
||||||||||
Behandeling in de commissie |
30.1.2007 |
26.2.2007 |
5.6.2007 |
|
|
|||||||
Datum goedkeuring |
26.6.2007 |
|||||||||||
Uitslag eindstemming |
+: -: 0: |
54 |
||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Adamos Adamou, Georgs Andrejevs, Margrete Auken, Pilar Ayuso, Irena Belohorská, Johannes Blokland, Hiltrud Breyer, Dorette Corbey, Chris Davies, Mojca Drčar Murko, Edite Estrela, Jill Evans, Anne Ferreira, Matthias Groote, Cristina Gutiérrez-Cortines, Satu Hassi, Gyula Hegyi, Jens Holm, Caroline Jackson, Christa Klaß, Holger Krahmer, Urszula Krupa, Aldis Kušķis, Jules Maaten, Alexandru-Ioan Morţun, Riitta Myller, Péter Olajos, Miroslav Ouzký, Marie Panayotopoulos-Cassiotou, Vittorio Prodi, Frédérique Ries, Guido Sacconi, Richard Seeber, Bogusław Sonik, María Sornosa Martínez, Antonios Trakatellis, Evangelia Tzampazi, Thomas Ulmer, Marcello Vernola, Anja Weisgerber, Åsa Westlund, Anders Wijkman, Glenis Willmott |
|||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Jens-Peter Bonde, Christofer Fjellner, Monica Frassoni, Milan Gaľa, Ambroise Guellec, Erna Hennicot-Schoepges, Anne Laperrouze, Kartika Tamara Liotard, David Martin, Jiří Maštálka, Lambert van Nistelrooij, Justas Vincas Paleckis |
|||||||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Corina Creţu |
|||||||||||
Datum indiening |
20.7.2007 |
|
||||||||||
Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar) |
… |
|
||||||||||