VERSLAG over de aanbeveling voor een besluit van de Raad betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980
14.9.2007 - (COM(2007)0217 – C6‑0157/2007 – 2007/0077(CNS)) - *
Commissie juridische zaken
Rapporteur: Cristian Dumitrescu
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over de aanbeveling voor een besluit van de Raad betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980
(COM(2007)0217 – C6‑0157/2007 – 2007/0077(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie aan de Raad (COM(2007)0217)[1],
– gelet op het EG-Verdrag,
– gelet op de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië,
– gelet op artikel 3, lid 4 van de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië[2], op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0157/2007),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6‑0319/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie;
2. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
3. wenst dat de overlegprocedure als bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975 wordt ingeleid ingeval de Raad voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in de aanbeveling van de Commissie;
5. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
TOELICHTING
I. Inleiding
Bij de Akte van Toetreding van Bulgarije en Roemenië van 2005 is een vereenvoudigde regeling ingevoerd voor de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot verdragen, overeenkomsten (en protocollen) die door de lidstaten zijn gesloten op grond van artikel 34 VEU (voorheen artikel K.3 VEU) of artikel 293 VEG.
Het is voortaan niet meer nodig te onderhandelen over en over te gaan tot de sluiting van specifieke protocollen (die anders door 27 staten zouden moeten worden geratificeerd) betreffende de toetreding tot deze verdragen: in artikel 3, lid 3, van de Toetredingsakte wordt alleen bepaald dat Bulgarije en Roemenië krachtens de Toetredingsakte toetreden tot deze verdragen, overeenkomsten en protocollen. Overeenkomstig artikel 3, leden 3 en 4, van de Toetredingsakte stelt de Raad daartoe besluiten vast waarin wordt bepaald op welke data deze verdragen in werking treden ten aanzien van Bulgarije en Roemenië en waarin de als gevolg van de toetreding van deze twee nieuwe lidstaten vereiste aanpassingen in deze verdragen worden aangebracht (dat omvat in elk geval de vaststelling van deze verdragen in de Bulgaarse en de Roemeense taal, zodat deze versies "gelijkelijk authentiek" zijn). Deze besluiten van de Raad worden aangenomen op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.
In bijlage I bij de Toetredingsakte zijn op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zeven verdragen, overeenkomsten en bijbehorende protocollen opgenomen. Deze lijst bevat in het bijzonder:
· het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980,
· het Verdrag van 10 april 1984 inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980,
· het eerste protocol van 19 december 1988 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, voor ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980,
· het tweede protocol van 19 december 1988 waarbij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaalde bevoegdheden worden toegekend inzake de uitlegging van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980,
· het Verdrag van 18 mei 1992 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980,
· het Verdrag van 29 november 1996 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, en tot het Eerste en het Tweede Protocol betreffende de uitlegging ervan door het Hof van Justitie.
Conform artikel 3, lid 6, heeft de Commissie een voorstel opgesteld om de lijst aan te vullen met het Verdrag inzake de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, en tot het Eerste en het Tweede Protocol betreffende de uitlegging ervan door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
Deze aanbeveling van de Commissie voor een besluit van de Raad heeft ten doel overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte de vereiste aanpassingen aan te brengen naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de bovenvermelde overeenkomst en de bovenvermelde protocollen.
Het gevolg hiervan is dat de instemmingsprocedure niet van toepassing is en dat het Parlement enkel wordt geraadpleegd.
II. Gevolgen van de toetreding
De gevolgen van de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Verdrag kunnen als volgt worden samengevat:
a) De tekst van het Verdrag van Rome van 1980 en van de Protocollen in de Bulgaarse en de Roemeense taal zijn gelijkelijk authentiek onder dezelfde voorwaarden als de teksten van deze instrumenten in de andere talen van de Unie.
b) De rechtbanken van de nieuwe lidstaten mogen een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie richten over de interpretatie van de bepalingen van het Verdrag van Rome van 1980 of de Protocollen.
c) Overeenkomstig artikelen 23 en 24 van het Verdrag van Rome mogen de nieuwe lidstaten om overleg verzoeken over elke nieuwe keuze van rechtsregels die een overeenkomstsluitende partij wenst aan te nemen of over de multilaterale verdragen die de internationale regels van het privé-recht vastleggen met betrekking tot de aangelegenheden die door het Verdrag van Rome worden bestreken.
d) De nieuwe lidstaten mogen verzoeken om overleg in overeenstemming met artikel 25 van het Verdrag van Rome.
e) Krachtens artikel 26 mogen de nieuwe lidstaten verzoeken om de herziening van het Verdrag van Rome.
f) Wegens het algemene toepassingsgebied van het Verdrag wijzigt de toetreding van Bulgarije en Roemenië de situatie tussen de lidstaten en de EU niet voor wat betreft het toepasbare recht.
III. Conclusies
Zelfs na de inwerkingtreding van de verordening over het recht dat van toepassing is op de verplichtingen, momenteel in eerste lezing van een medebeslissingsprocedure, blijft het Verdrag van Rome van toepassing op Denemarken en eventueel ook op het Verenigd Koninkrijk. De rapporteur dringt er dan ook op aan dat het voorstel voor een besluit van de Raad zo spoedig mogelijk wordt aangenomen opdat de twee nieuwe lidstaten hun regelgeving kunnen aanpassen aan het Gemeenschapsrecht.
PROCEDURE
Titel |
Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het op 19 juni 1980 in Rome ondertekende verdrag inzake de wetgeving die van toepassing is op verplichtingen uit hoofde van overeenkomsten |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2007)0217 - C6-0157/2007 - 2007/0077(CNS) |
|||||||
Datum raadpleging EP |
7.6.2007 |
|||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
JURI 19.6.2007 |
|||||||
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Cristian Dumitrescu 25.6.2007 |
|
|
|||||
Datum goedkeuring |
11.9.2007 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
24 0 0 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Marek Aleksander Czarnecki, Bert Doorn, Monica Frassoni, Giuseppe Gargani, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Othmar Karas, Piia-Noora Kauppi, Klaus-Heiner Lehne, Katalin Lévai, Alain Lipietz, Hans-Peter Mayer, Manuel Medina Ortega, Hartmut Nassauer, Aloyzas Sakalas, Francesco Enrico Speroni, Daniel Strož, Rainer Wieland |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Janelly Fourtou, Jean-Paul Gauzès, Barbara Kudrycka, Michel Rocard, Jacques Toubon |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Albert Deß, María Sornosa Martínez |
|||||||
Datum indiening |
14.9.2007 |
|||||||