VERSLAG over het voorstel voor een besluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen inzake de sluiting van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds
17.9.2007 - (8044/3/2007 – COM(2006)0169 – C6‑0210/2007 – 2006/0058(CNS)) - *
Commissie vervoer en toerisme
Rapporteur: Saïd El Khadraoui
ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT
over het voorstel voor een besluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen inzake de sluiting van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds
(8044/3/2007 – COM(2006)0169 – C6‑0210/2007 – 2006/0058(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel voor een besluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen (COM(2006)0169)[1],
– gezien het besluit van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie in het kader van de Raad bijeen inzake de ondertekening en voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds, met inbegrip van de ontwerpovereenkomst die op 30 april 2007 door de delegaties van de EU en de VS is ondertekend (8044/3/2007),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2006 over de ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap[2],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2007 over de sluiting van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds[3],
– gelet op artikel 80, lid 2 en artikel 300, lid 2, eerste alinea van het EG‑Verdrag,
– gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6‑0210/2007),
– gelet op artikel 51 en artikel 83, lid 7 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6‑0320/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;
2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de Verenigde Staten van Amerika.
- [1] Nog niet in het PB gepubliceerd.
- [2] PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 84.
- [3] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0071.
TOELICHTING
Naar een overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de EU en de VS
|
|
De luchtdiensten tussen de EU en de VS zijn momenteel geregeld in bilaterale overeenkomsten tussen afzonderlijke lidstaten en de VS. Deze bilaterale overeenkomsten bevatten bepalingen die door het Europese Hof van Justitie in november 2002 onverenigbaar met het gemeenschapsrecht werden verklaard. Daarom werd besloten een nieuw wettelijk kader te creëren voor de betrekkingen tussen de EU en de VS op het vlak van luchtvervoer en werden er door de Europese Commissie, krachtens een mandaat van de Raad verleend in juni 2003, onderhandelingen gevoerd tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds. De doelstelling van dit mandaat is de instelling van een Open Luchtvaartruimte (OAA) tussen de EU en de VS, waardoor er één enkele markt voor luchtvervoer tussen de EU en de VS zal komen waarop vrij kan worden geïnvesteerd, en waarop Europese en Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen zonder enige beperking ook op de thuismarkten van beide partijen luchtdiensten zullen kunnen leveren.
Voor een volledige verwezenlijking van het mandaat zullen ingrijpende wetswijzigingen in de Verenigde Staten nodig zijn, waaronder de opheffing van de bestaande wettelijke beperkingen inzake buitenlandse eigendom van en zeggenschap over Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen en inzake cabotage. Deze kwesties liggen in de Amerikaanse politiek nog steeds uiterst gevoelig. Daarom wordt in het mandaat de mogelijkheid ingeruimd een overeenkomst volgens een gefaseerde aanpak ten uitvoer te leggen, op voorwaarde dat waarborgen worden gegeven voor de vooruitgang in de opeenvolgende fasen. De EU stemde er tijdens de onderhandelingen mee in cabotage niet in de eerstefaseovereenkomst op te nemen, maar gaf wel duidelijk te verstaan dat een eerstefaseovereenkomst voor de EU alleen aanvaardbaar zou zijn als er duidelijke vooruitgang zou worden geboekt bij de opheffing van beperkingen op het gebied van eigendom van en zeggenschap over Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen. Als antwoord hierop publiceerde het Amerikaanse Department of Transportation (DOT) op 2 november 2005 een “Notice of Proposed Rulemaking” (NPRM), waarin het wettelijk voorschrift dat Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen onder de “feitelijke zeggenschap” van Amerikaanse burgers moeten zijn, wordt geïnterpreteerd op een wijze die een verruiming betekent van de mogelijkheden voor buitenlandse burgers om te investeren en te participeren in het beheer van Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen. Dit was een toereikende stap voor de EU, op voorwaarde dat de NPRM zou worden aangenomen als een definitieve regel die duidelijke, betekenisvolle en ingrijpende wijzigingen van het Amerikaans beleid inzake eigendom en toezicht inhoudt.
Het DOT besloot echter in december 2006 de NPRM in te trekken, na een groot aantal openbare opmerkingen, waaronder die van het Amerikaanse Congres, te hebben bestudeerd. Hierdoor werd een nieuwe onderhandelingsronde over de ontwerpovereenkomst noodzakelijk, om ze op een andere manier aanvaardbaar te maken voor de EU. Dit resulteerde op 2 maart 2007 in een nieuwe ontwerpovereenkomst die werd ondertekend tijdens de EU-VS-top van 30 april 2007. De Raad heeft deze ontwerpovereenkomst bekrachtigd en heeft besloten ze vanaf 30 maart 2008 voorlopig toe te passen. |
|
Eerste beoordeling door het Parlement
Het Parlement heeft prompt gereageerd op de nieuwe ontwerpovereenkomst met zijn resolutie van 14 maart 2007 over de sluiting van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de Verenigde Staten van Amerika anderzijds (T6-0071/2007). De eerstefaseovereenkomst werd beschouwd als een belangrijke stap op weg naar een geïntegreerde transatlantische luchtvaartmarkt, die voordelig zal zijn voor alle consumenten. Hoewel het Parlement de voorkeur zou hebben gegeven aan de sluiting van één evenwichtige globale overeenkomst, kan het akkoord gaan met de gefaseerde aanpak, aangezien artikel 21 van de ontwerpovereenkomst een agenda en een duidelijk tijdschema bevat voor de onderhandelingen over een tweedefaseovereenkomst, en ook bepalingen op grond waarvan andere partijen in de eerstefaseovereenkomst omschreven rechten kunnen opschorten als er 30 maanden na het begin van de onderhandelingen over een tweedefaseovereenkomst geen overeenstemming is bereikt. In een tweedefaseovereenkomst moeten kwesties als cabotage, vestigingsrecht, eigendom, de facto-controle en overheidssteun worden behandeld.
Het Parlement merkt ook op dat de aanpak van de convergentie van de regelgeving slechts ten dele is geregeld in de ontwerpovereenkomst en grotendeels wordt overgelaten aan het Gezamenlijk Comité. Het Parlement juicht echter wel de samenwerking tussen de voor de luchtvaartveiligheid verantwoordelijke instanties in de EU en de VS toe. Op het vlak van veiligheid wordt het belang van veiligheidsmaatregelen voor de luchtvaart erkend, maar deze moeten wel gebaseerd zijn op een behoorlijke risicobeoordeling en mogen niet buitensporig of ongecoördineerd zijn. De doeltreffendheid van de extra maatregelen die sinds 2001 zijn ingevoerd, dient door de VS en de Commissie te worden geëvalueerd om de elkaar overlappende en zwakke schakels in de veiligheidsketen te verwijderen. Het concept "eenmalige veiligheidscontrole", waarbij passagiers en hun bagage alleen aan het begin van de reis worden gecontroleerd en niet opnieuw bij elke transfer, wordt verdedigd. De persoonlijke levenssfeer van Europese en Amerikaanse burgers dient gerespecteerd te worden bij de uitwisseling van persoonlijke passagiersgegevens tussen de EU en de VS.
Bovendien wordt opgemerkt dat de luchtvaartsector een aantal negatieve gevolgen voor het milieu heeft, met name omdat deze sector een bron van geluidsoverlast is en in aanzienlijke mate bijdraagt tot de klimaatverandering, en dat deze gevolgen door de groei van de luchtvaart nog groter zullen worden. Er wordt benadrukt dat zowel de EU als de VS doeltreffende maatregelen moeten nemen om de negatieve milieueffecten van de luchtvaart te verminderen. In dit opzicht is het Parlement verheugd over het voorstel van de Commissie om de luchtvaart op te nemen in het Europese stelsel voor handel in emissierechten, maar er wordt ook op gewezen dat reeds in een vroeg stadium gesprekken met de VS moeten worden gevoerd om transatlantisch luchtvervoer in 2012 op te nemen in dit Europese stelsel. Tenslotte moeten de belanghebbenden uit de Amerikaanse en EU-luchtvaartsector een continue dialoog over sociale normen aangaan om tegelijkertijd het wederzijds begrip te bevorderen en te streven naar een "level playing field" en hoge sociale normen, waarbij de internationale sociale wetgeving moet worden toegepast.
Het Parlement verzocht de Commissie ervoor te zorgen dat het Europees Parlement voor en tijdens de onderhandelingen in de tweede fase volledig wordt geïnformeerd en geraadpleegd, en is ingenomen met het idee van regelmatige ontmoetingen tussen leden van het Europees Parlement en van het Amerikaanse Congres voor het bespreken van alle terzake doende kwesties in verband met een luchtvaartovereenkomst tussen de EU en de VS. De rapporteur zal daarom streven naar een meer systematische dialoog met de Amerikaanse regering en het Amerikaanse Congres om de tenuitvoerlegging van de huidige overeenkomst en de voorbereiding van de tweedefaseovereenkomst beter te volgen.
Bijkomende opmerkingen
De Raad heeft middels een brief van 7 juni 2007 het Parlement om advies over de ontwerpovereenkomst verzocht. In dezelfde brief heeft de Raad het Parlement meegedeeld dat de overeenkomst vanaf 30 maart 2008 voorlopig zal worden toegepast.
In het licht van bovenstaande overwegingen over het opstellen van deze overeenkomst en de resolutie van het Parlement van 14 maart 2007, stelt de rapporteur voor de overeenkomst goed te keuren. Tegelijkertijd benadrukt hij dat het nodig is alle kwesties die onvoldoende aan bod komen in de eerstefaseovereenkomst, te behandelen in de tweedefaseovereenkomst.
PROCEDURE
Titel |
Overeenkomst EG/Verenigde Staten over luchtdiensten |
|||||||
Document- en procedurenummers |
COM(2006)0169 - C6-0210/2007 - 2006/0058(CNS) |
|||||||
Datum raadpleging EP |
7.6.2007 |
|||||||
Commissie ten principale Datum bekendmaking |
TRAN 9.7.2007 |
|||||||
Medeadviserende commissie(s) Datum bekendmaking |
LIBE 9.7.2007 |
|
|
|
||||
Geen advies Datum besluit |
LIBE 3.9.2007 |
|
|
|
||||
Rapporteur(s) Datum benoeming |
Saïd El Khadraoui 30.6.2006 |
|
|
|||||
Behandeling in de commissie |
22.11.2006 |
24.1.2007 |
27.8.2007 |
11.9.2007 |
||||
Datum goedkeuring |
11.9.2007 |
|
|
|
||||
Uitslag eindstemming |
+: –: 0: |
37 0 0 |
||||||
Bij de eindstemming aanwezige leden |
Michael Cramer, Arūnas Degutis, Christine De Veyrac, Petr Duchoň, Saïd El Khadraoui, Robert Evans, Georg Jarzembowski, Stanisław Jałowiecki, Timothy Kirkhope, Dieter-Lebrecht Koch, Jaromír Kohlíček, Sepp Kusstatscher, Bogusław Liberadzki, Eva Lichtenberger, Marian-Jean Marinescu, Robert Navarro, Josu Ortuondo Larrea, Paweł Bartłomiej Piskorski, Luís Queiró, Reinhard Rack, Brian Simpson, Renate Sommer, Dirk Sterckx, Silvia-Adriana Ţicău, Yannick Vaugrenard, Lars Wohlin, Roberts Zīle |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s) |
Johannes Blokland, Jeanine Hennis-Plasschaert, Elisabeth Jeggle, Anne E. Jensen, Antonio López-Istúriz White, Helmuth Markov, Willem Schuth, Catherine Stihler, Ari Vatanen |
|||||||
Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid 2) |
Ralf Walter |
|||||||
Datum indiening |
17.9.2007 |
|||||||